Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 juni 2008 over handhaving en gegaste containers.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Er zijn overigens meer overleggen geweest over dit onderwerp. Daarom heb ik ook de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - ongeveer 20% van de in Nederland binnenkomende containers tegen ongewenste insecten is behandeld met zeer giftige gasvormige bestrijdingsmiddelen, waarvan 5% met hoge concentraties en 70% onnodig;

  • - ongeveer 2% van gegaste containers voldoet aan het voeren van een verplichte waarschuwingssticker;

van mening dat:

  • - gegaste containers en/of producten daaruit een risico vormen voor milieu, werknemers en consumenten;

  • - toezicht en handhaving het meest effectief uitgevoerd kunnen worden bij aanlanding in de haven, waarmee een signaal zal worden afgegeven richting de exporteurs in de landen van herkomst;

  • - de opgedane ervaringen en verkregen expertise in meten en handhaven benut moeten worden;

  • - handhaving voldoende effectief is indien gericht minimaal 1000 containers per jaar voor controle Poppeworden geselecteerd en bemeten;

verzoekt de regering, een samenwerkend handhavingsteam in te stellen bestaande uit de VROM-Inspectie en andere handhavende inspecties met expertise inzake gegaste containers in de haven, met als taak per jaar gericht minimaal 1000 containers te controleren op gassingen met bestrijdingsmiddelen;

verzoekt de regering tevens, indien nodig, wet- en regelgeving te ontwikkelen, zodat gegaste containers die niet volgens de regels zijn voorzien van een waarschuwingssticker voor een gasvormig bestrijdingsmiddel, in de haven kunnen worden gestopt en vervolgens ontgast, teruggestuurd of waarvan de inhoud vernietigd moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en Boelhouwer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196(22343).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Het onderwerp is gegaste containers en Hoogovens. Ik zeg dat maar even omdat u zich straks wellicht afvraagt wat voor moties ik nu weer ga indienen. Ik heb een drietal moties die toezien op de milieuvergunning aan Hoogovens/Corus en vergelijkbare ondernemingen. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland op 6 mei jongstleden een aanmaning heeft gekregen van de Europese Commissie voor het niet tijdig – dat wil zeggen vóór 30 oktober 2007 – vernieuwen van de milieuvergunningen voor industriële installaties op grond van de IPPC-richtlijn;

overwegende dat het niet de kleinste bedrijven betreft waarvan de vergunning nog niet is aangepast, zoals de raffinaderijen in de Botlek, grote aluminiumbedrijven in Zeeland en Groningen, de Clauscentrale, Aluchemie, AVR en dergelijke;

overwegende dat de minister van VROM in haar brief over Corus van 9 juni 2008 schrijft dat "de VROM-Inspectie focust op grote bedrijven en de belangrijkste rijksthema's (zoals de uitvoering van de IPPC-richtlijn)";

verzoekt de regering, de Kamer uiterlijk bij de Prinsjesdagstukken een overzicht te doen toekomen van de stand van zaken met de actualisatie van vergunningen van grote IPPC-bedrijven zoals hierboven genoemd en de inzet van de VROM-Inspectie daarbij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197(22343).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De tweede motie heeft betrekking op Corus en dioxine. Zij luidt als volgt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de dioxine-emissie uit de schoorsteen van Corus maar eens per drie jaar hoeft te worden gemeten;

overwegende dat geen dioxinemetingen worden verricht in de omgeving van Corus;

overwegende dat de emissies van kwik bij Corus maar eens per drie jaar hoeven te worden gemeten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld afvalverbranders waar kwik twee à vier keer per jaar wordt gemeten en de Duitse afvalverbrandingsinstallaties die het kwik zelfs continu moeten meten;

overwegende dat ook de emissies van cadmium, zink, chroom, lood en arseen maar eens per drie jaar door Corus hoeven te worden gemeten;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de meetfrequentie van de uitstoot van zware metalen en dioxines van Corus wordt verhoogd en dat de dioxine-emissies óók in de omgeving van Corus gemeten gaan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198(22343).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Raad van State de milieuvergunning van Corus op een aantal cruciale punten heeft vernietigd vanwege strijdigheid met de IPPC-richtlijn en de Wet milieubeheer;

overwegende dat volgens de minister de adviesrol van de VROM-Inspectie beperkt is vanwege de gekozen insteek van "toezicht op afstand";

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de VROM-Inspectie bij de "reparatie" van de milieuvergunning van Corus een meer dwingende dan adviserende rol op zich neemt en indien nodig in beroep gaat tegen de vergunning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199(22343).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil één motie indienen. Die luidt als volgt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gegaste containers een risico vormen voor werknemers en consumenten;

overwegende dat daarom het toezicht erop moet worden verbeterd;

overwegende dat daarbij nauw overleg met de omringende landen nodig is om verplaatsing van handel naar omringende landen tegen te gaan;

verzoekt de regering om met omringende landen over intensivering van het toezicht op gegaste containers te overleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200(22343).

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik ga eerst in op de motie van de heren Poppe en Boelhouwer. In het algemeen overleg van 17 juni hebben wij met elkaar over dit onderwerp van gedachten gewisseld. Ik heb de Kamer toen toegezegd dat de door de heer Poppe gevraagde interventie meegenomen wordt in het lopende overleg. Ik heb toegezegd de Kamer daarover in september van dit jaar te berichten. Ik ervaar de motie als steun voor de hoofdlijn van het door het kabinet ingezette beleid. Ik heb toegezegd in overleg te treden met mijn ambtgenote en in september terug te komen met een toelichting op de uitvoering van dit beleid. Ik zal dan ook ingaan op de diverse aspecten van de motie, zoals het verzoek om een handhavingsteam te vormen. Het zal niet eenvoudig zijn om nieuwe regelgeving in te voeren, zoals wordt voorgesteld. Het zou dan gaan om regelgeving die onder de verantwoordelijkheid van meerdere ministers valt en die internationaal moet zijn afgestemd. Daarvoor moet vaak een lange weg worden afgelegd. In mijn brief in september ga ik in op de mogelijkheden op zowel korte als lange termijn. Ik kan de motie op dit moment niet steunen maar beschouw deze wel als een ondersteuning van mijn beleid. Formeel moet ik het aannemen van de motie, omdat ik de tekst nog niet kan overnemen vanwege de beraadslagingen die nog moeten plaatsvinden, ontraden.

De heer Duyvendak heeft een pakket moties ingediend. Hij vraagt de regering bij motie om bij de Prinsjesdagstukken een overzicht te doen toekomen van de stand van zaken met betrekking tot de actualisatie van vergunningen. Ik kan daar positief op reageren. Ik steun deze motie. Ik zal bekijken hoe ik dat binnen drie maanden kan doen. Wat ik kan doen, zal ik doen.

In zijn tweede motie verzoekt de heer Duyvendak de regering, erop toe te zien dat de meetfrequenties van de uitstoot van zware metalen en dioxine van Corus worden verhoogd. Ik zal daar in het kader van de vergunningverlening naar kijken, maar dat is met name een zaak van de provincie. Ik zal daarover in overleg treden. Ik kan echter niet toezeggen wat de uitkomst daarvan is en ik moet het aannemen van de motie daarom ontraden. Verder ga ik uit van ordelijke procedures die goed onderbouwd zijn en op grond waarvan metingen worden verricht. Als daarover discussie mogelijk is, dan zal ik dat zeker ter harte nemen. Ik baseer mij nu echter op EU-normen en op de gebruikelijke manieren van meten.

De heer Duyvendak heeft verder een motie ingediend over de rol van de VROM-Inspectie. De VROM-Inspectie is adviseur van het bevoegd gezag, de provincies, op het punt van de Wet milieubeheer. De VROM-Inspectie is betrokken bij de procedure en zal er scherp op toezien dat de vergunning er goed uit komt te zien en dat de provincie naar behoren reageert op de punten die moeten worden bijgesteld. Het is niet zo dat wij de taak van de provincie overnemen, maar gelet op de eerdere zaken zijn wij ons er wel van bewust dat wij kritisch op dit punt moeten letten.

Dan kom ik ten slotte op de motie van mevrouw Neppérus. Ik zal in het kader van de septemberbrief nagaan of het mogelijk is wat mevrouw Neppérus vraagt. Het vergt even tijd en daarom kan ik nu de motie niet steunen. De gedachten die daarin zijn verwoord, neem ik wel mee. Ik kom er graag nog op terug, maar formeel moet ik nu de aanneming van de motie ontraden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik wil even nagaan of ik naar aanleiding van wat de minister heeft toegezegd, twee moties kan intrekken.

Wat betreft de rapportage over de IPCC-bedrijven zei de minister dat zij zal bezien wat zij kan doen. Dat is mij nog iets te vaag. Ik heb gevraagd om een rapportage bij de begrotingsstukken. Desnoods staat er bij sommige punten vermeld dat er nog iets moet worden uitgezocht, maar het gaat mij erom dat wij dan in elk geval een document hebben op basis waarvan wij verder kunnen.

Minister Cramer:

Zeker.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Als de minister dat toezegt, trek ik de motie in.

De derde motie die ik heb ingediend, gaat over indringend toezicht van de VROM-Inspectie op de vergunningverlening bij Corus. De minister zei dat zij er bovenop zit, maar ik heb ook gevraagd om niet uit te sluiten dat de minister eventueel in beroep gaat. Wat vindt de minister van dat deel van de motie?

Minister Cramer:

Wij doen dat in principe niet, tenzij er fouten worden gemaakt. Ik ga daar niet van uit. De provincies moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Zij moeten ervoor zorgen dat de vergunningverlening goed verloopt. De VROM-Inspectie zal wel scherp toezicht houden, maar ik vind het net een stap te ver om het tweede deel van het dictum nu al toe te zeggen. Ik ga uit van goede verhoudingen en ik ga ervan uit dat de provincie naar behoren handelt.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven