Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..) (31356).

(Zie vergadering van 25 juni 2008.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Met de sprekers is afgesproken dat zij een derde van de spreektijd van de inbreng in eerste termijn hebben. Daarnaast stel ik de leden voor om één interruptie te hanteren, zowel in het onderlinge debat als in het debat met de minister, mede gezien het late tijdstip en de agenda van vandaag. Ik hoop dat u samen met mij wilt meewerken aan een snelle, maar zorgvuldige behandeling.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Mede dankzij de heer Castro van de VVD werd het vorige week toch nog een latertje. Daarom gaan wij nu vrolijk verder.

Mijn partij blijft bij haar bezwaren tegen het kernpunt van de nieuwe wet, namelijk het geven van een carte blanche aan de publieke omroep om los te gaan op het gebied van internet. De staatsomroep heeft daar niets te zoeken, omdat er geen sprake is van marktfalen op internet. Als bestaande programmering wordt doorgegeven – ik noem bijvoorbeeld "uitzending gemist.nl" – is dat prima, maar het optuigen van nieuwe activiteiten en nieuwe sites is onaanvaardbaar. In dat geval is sprake van concurrentie met bedrijven en hier is het belastinggeld niet voor bedoeld. Ik had de minister graag met een ander geluid het reces ingestuurd, maar ik zal mijn fractie adviseren om tegen het wetsvoorstel te stemmen. Ik hoop dat dit geen smet werpt op de vakantie van deze minister.

De minister staat pal achter de Hilversumse mastodonten, zo bleek. Jammer dat nu ook de VVD-fractie de lof zingt van de omroepverenigingetjes. Jarenlang was juist deze partij de grote criticaster van de clubjes uit 1925. Nu blijkt dat de VARA'tjes en KRO'tjes bijdragen aan pluriformiteit. Ik vraag mij werkelijk af waar de veelbezongen pluriformiteit uit blijkt. Deze minister stelde in ieder geval vorige week vast dat de omroepjes falen in het verzorgen van een niet-links geluid op radio en tv en ik krijg maar geen antwoord op de vraag wat er nog katholiek is aan de Katholieke Radio-omroep.

Geldverspilling is een ander argument om deze omroepverenigingetjes niet meer te financieren. Ik heb jarenlang in Hilversum rondgelopen, maar nooit durven kwantificeren hoeveel dit stelsel ons kost met al die gebouwen, mensen, bobo's en managers. Een oud-voorzitter van zowel de AVRO als D66 kwantificeert dit in het jongste nummer van Quote wel. Tom Kok, zo heet hij, zegt dat je maar met een kwart van het aantal mensen toe kunt, als je de verenigingen samenvoegt. De publieke omroep is hiermee ook een werkgelegenheidsproject. Jammer dat de minister hier niet het mes in wil zetten. Belangrijk is het beëindigen van deze schijnlegitimiteit van de omroepjes. Dit zou mooi kunnen door gehoor te geven aan het initiatiefwetsvoorstel van de heren Weekers en Van der Ham.

Een ander onderwerp vorige week was het zaaien van haat. Dit onderwerp maakt nu ook deel uit van de nieuwe wet. Ik had gehoopt dat de minister actiever zou zijn bij het beschermen van artistieke vrijheid en de vrijheid van meningsuiting. De makers van Nekschot, Hoei Boei en GeenStijl moeten het doen zonder actieve bemoeienis van deze minister. Misschien moet de minister eens nadenken over de vraag naar welke ambassades deze mensen kunnen vluchten.

Verder wil ik nog een actuele zaak aankaarten. In zijn eerste termijn zegt de minister met zoveel woorden dat de publieke omroep nu op orde is. Goed, maar de situatie in krantenland wordt steeds nijpender. Wij hadden eerst de aanslag op PCM, waarbij Engelse roofridders de uitgever van onder andere de Volkskrant en NRC Handelsblad bedrijfseconomisch uitwoonden, overigens na instemming met deze overname door de redacties van deze kranten. Een paar weken geleden konden wij in Elsevier een artikel lezen onder de kop "Telegraaf wacht oorlog". Ook daar staan roofridders klaar. Een derde voorbeeld is de oplopende spanning die wij nu zien bij Wegener, uitgever van heel veel regionale dagbladen. Ook in dit geval is een Engelse partij vooral geïnteresseerd in "return on equity" en "return on investment" en wel een veel hogere dan men nu krijgt. Dus zijn er honderden ontslagen aangekondigd. Morgen is er zelfs een protestbijeenkomst bij het Brabants Dagblad en er is een blokkade aangekondigd.

Ik begrijp dat de polsstok van de minister in deze zaak niet zo lang is. Het gaat om bedrijven die zich verkopen aan bedrijven en dit zijn feiten die wij niet willen aantasten. Tegelijkertijd zien wij dat krantenbedrijven een belangrijke maatschappelijke functie hebben. Ze zorgen ervoor dat de burgers betrokken zijn bij hun stad of streek. Kranten zijn echter geen wasmiddel. In de herfst komt de minister met een persbrief, maar in de tussentijd zien wij dat de situatie bij Wegener nijpend wordt. De minster heeft weinig formele manieren om in te grijpen. Hij kan echter op zijn minst een geluid laten horen. Noem het symboolpolitiek, "management by speech". Hij kan duidelijk laten horen dat de manier waarop Wegener wordt afgeknepen, niet de juiste is.

Ten aanzien van de omroepsalarissen is er goed nieuws en slecht nieuws te melden. Het is goed dat de minister er een maximum aan wil stellen, maar het is jammer dat hij niet koos voor de Balkenendenorm, toch een beetje de maat aller dingen. Iemand die een microfoon onder de neus van de minister-president houdt, hoeft echt niet meer te verdienen dan de minister-president zelf. Als Vera Keur van de Vereniging Arbeiders Radio Amateurs twee ton salaris te weinig vindt, kan zij zich wat mij betreft in het bedrijfsleven gaan bewijzen.

Het is pijnlijk dat velen in Hilversum na drie jaar ergens anders moeten gaan werken, omdat zij geen vast contract kunnen krijgen, zie recentelijk de eindredacteur van De wereld draait door. Omroepbobo's zorgen evenwel heel goed voor zichzelf. Hoe hard is het maximumsalaris nu eigenlijk? In Hilversum wordt heel veel gewerkt met productiemaatschappijtjes en bv'tjes. Welke garantie bestaat er dat straks de reguliere loonkosten niet worden ondergebracht in allerlei van dit soort constructies?

Ik rond af met een motie.

De BosmaKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat televisie en radio de kerntaken zijn van de publieke omroep;

overwegende dat activiteiten van de publieke omroep op het gebied van de nieuwe media al snel concurrentievervalsend zijn;

constaterende dat er op internet geen sprake is van marktfalen;

verzoekt de regering, de wijzigingen van de Mediawet aan te passen in die zin dat televisie en radio worden aangemerkt als hoofdtaak van de publieke omroep, en activiteiten op het gebied van nieuwe media (zoals internet) alleen worden toegestaan als het gaat om het hergebruik van bestaande programmering van de publieke omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(31356).

De heer Van Dam krijgt gelegenheid voor één vraag.

De heer Van Dam (PvdA):

Dan zal ik geen vraag stellen over deze motie, volgens welke de publieke omroep van de PVV vooral in het stenen tijdperk moet blijven. Mijn vraag gaat over de situatie bij Wegener. Deze valt niet helemaal onder de strekking van deze wet, maar het geval is wel heel actueel. De heer Bosma gebruikt daar veel woorden voor. Hij zegt eigenlijk tegen de minister: gebruikt u ook maar veel woorden. Uiteindelijk hebben de mensen bij Wegener daar natuurlijk niets aan. Mijn vraag is of de PVV ook van plan is om maatregelen te treffen ten aanzien van het persbeleid. Moet het persbeleid aangepast worden op een manier waaraan de noodlijdende kranten wel iets hebben?

De heer Bosma (PVV):

De PVV kan helemaal geen maatregelen nemen, want wij zijn een oppositiepartij.

De heer Van der Ham (D66):

Laten wij dat nog even zo houden! Daarmee bedoel ik de laatste opmerking die de heer Bosma plaatste.

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord in eerste termijn. Op veel vragen heeft hij antwoord gegeven. Ik ben blij met zijn open houding tegenover het amendement van de heer Jasper van Dijk en mijzelf. Ik ben ook blij met zijn opmerkingen over de pluriformiteit van de media. Ik vond het moedig van hem om te zeggen dat er wel eens wat andere geluiden en columnisten te horen zouden kunnen zijn bij de publieke omroep. Hij haalde G.B.J. Hiltermann aan. Ik kan mij ook nog de oude Wim Bosboom herinneren. Die had een programma met als titel Dat wil ik even kwijt. De heer Bosma herinnert zich hem eveneens levendig. Hij was een grote fan, zo zie ik aan de duimen die omhooggaan.

Wij denken ook dat de houding van de regering ten aanzien van reclame en het al dan niet beperken daarvan een juiste is. Zoals wij in eerste termijn hebben gezegd, waren wij ook blij met de aanpassingen die in het wetsvoorstel zijn gedaan inzake de haatzaaiartikelen. Wij ervoeren het debat dat de minister daarover voerde met de heer Van der Vlies als een onderstreping van onze keuze dat wij achter zijn lijn staan.

Ik had een vraag over de motie-Bosma/Van der Ham/Halsema die vorige week is aangenomen na het debat over de cartoonist Gregorius Nekschot. In het dictum van deze motie vraagt de Kamer aan de regering hoe zij verder wil werken aan de uitvoering van de motie-Bos uit 2006. Die motie ging over het creëren van een klimaat waarbinnen onder anderen opiniemakers zich niet genoodzaakt voelen tot zelfcensuur. Hoe wil deze minister, de minister van vrijheid van meningsuiting, uitvoering geven aan deze motie? Wanneer kunnen wij een reactie op deze motie verwachten? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

In mijn eerste termijn heb ik een amendement ingediend over de lokale omroepen; ik heb daarover zelfs twee amendementen ingediend. Het uitgangspunt is dat de financiering onafhankelijker dient te geschieden. Ik heb het initiatiefwetsvoorstel van mijzelf en de heer Bakker omgebouwd, zodat de financiering zou kunnen gaan lopen via het Commissariaat voor de Media. Ik heb een beetje geproefd hoe dit voorstel in de Kamer lag. Daarvoor was niet zo veel draagvlak. Voor het andere amendement bestond veel meer sympathie, zo voelde ik.

De afgelopen week heb ik daarom niet stilgezeten. Ik heb een aantal aanpassingen aan dat amendement verricht. Wij hebben verder voorlichting en informatie gevraagd aan de VNG om dit verder te vervolmaken. Op stuk nr. 28 ligt nu een amendement voor dat volgens mij op voldoende draagvlak kan rekenen, zowel bij de lokale omroepen als bij de VNG. Ik zou het heel mooi vinden als dit amendement een van de komende dagen door de Kamer zou kunnen worden aangenomen. Aan de voorzitter vraag ik om het amendement op stuk nr. 29 terug te trekken, omdat dit het amendement is dat gebaseerd was op het amendement-Bakker.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Ham (stuk nr. 29) is ingetrokken.

De heer Remkes (VVD):

Als ik collega Van der Ham goed begrepen heb, zou het amendement op stuk nr. 29 ingetrokken moeten worden, als centraal punt in de discussie.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb nog eens goed gekeken naar de amendementen. Volgens mij gaat het om het amendement op stuk nr. 29, dat de kortste toelichting heeft.

De heer Remkes (VVD):

Dat amendement trekt u dus niet in.

De heer Van der Ham (D66):

Jawel, ik trek het amendement op stuk nr. 29 in. Het amendement op stuk nr. 28 laat ik staan als onderdeel van de beraadslaging.

De heer Remkes (VVD):

Ja, er ligt zo'n grote stapel, dat er bij mij in ieder geval de nodige verwarring is ontstaan. Wij moeten dus ons oordeel baseren op het amendement op stuk nr. 28.

De heer Van der Ham (D66):

Precies. Per abuis is ook het amendement op stuk nr. 29 rondgestuurd. Excuses daarvoor.

De voorzitter:

Laat ik voor de volledigheid nog eens bevestigen dat het amendement op stuk nr. 29 geen onderdeel meer is van de beraadslaging.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Is de heer Van der Ham zeker over de nummering? Het amendement op stuk nr. 28 gaat over het commissariaat. Dat wilt u behouden?

De heer Van der Ham (D66):

Volgens mij niet. Volgens mij heb ik het daarnet goed bekeken. Laat ik het nog even afwachten. Ik trek het amendement in waarin het Commissariaat voor de Media als richtinggevende factor wordt genoemd. Volgens mij is dit het amendement op stuk nr. 29. Ik kijk even.

U hebt helemaal gelijk. Het is omgekeerd. Dank voor de correctie.

De voorzitter:

Dan blijft het amendement op stuk nr. 29 dus onderdeel van de beraadslaging en is het amendement op stuk nr. 28 geen onderdeel meer van de beraadslaging? Is dat de conclusie? Zijn wij het daarover eens?

Het amendement-Van der Ham (stuk nr. 28) is ingetrokken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik was blijkbaar getroffen door dezelfde verwarring als de heer Remkes.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik heb de twee amendementen naast elkaar gelegd. Een van de twee doet weliswaar niet meer mee, maar er wordt in gesproken over het toekennen van een bedrag. In het ene amendement hebt u het over € 1,07 per huishouden, in het andere amendement gaat het over € 1,12 per huishouden. Waar komt zo'n verschil vandaan?

De heer Van der Ham (PvdA):

Het amendement dat nog in behandeling is, is afgestemd met onder andere de VNG. Ook is met ambtelijk advies bekeken of het vermelde bedrag juist is. Daar komt het bedrag dus vandaan. Het correspondeert met het bedrag dat voor de gemeenten is bedacht om daaraan te besteden. Het is natuurlijk een lumpsumfinanciering geworden. Op een gegeven moet je er een knip in zetten en bepalen wat je aan de lokale omroepen toekent. In het verkeer met de ambtelijke ondersteuning is dit bedrag eruit gekomen. Het is inderdaad een raar bedrag, maar het schijnt zo te kloppen.

Er is ook een amendement over Europa bij de vorige behandeling ingediend. Na de beraadslagingen daarover heb ik een uitgekleed amendement neergelegd dat alle duiding over hoe je het zou moeten doen bij de publieke omroep eruit heeft gehaald, maar wel het belang van de Europese context ondersteunt. Ik hoop vanzelfsprekend op aanvaarding van dit amendement.

Op het gebied van de sponsoring heb ik ook een aantal opmerkingen gemaakt. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse overheid in 2006 en 2007 voor in totaal 11,8 mln. heeft uitgegeven aan cofinanciering van programma's bij de publieke en commerciële omroepen;

verzoekt de regering om, indien zij zou besluiten dit beleid te staken, de vrijkomende middelen beschikbaar te houden binnen de rijksoverheid voor culturele omroepproducties, bijvoorbeeld via het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31356).

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben vandaag een brief gekregen over de salariëring van de grootverdieners in de media. De mediahype eromheen was rauwer dan wat wij konden lezen in de brief. Wij vinden het op zichzelf prima dat het salaris van de bestuurders bij de publieke omroep aan banden wordt gelegd. Ik vraag mij echter wel af hoe wij dit precies kunnen vastleggen. Er wordt gesproken met de bestuurders, maar welke garanties krijgt u daarvoor? En er worden in de brief natuurlijk ook andere mediafiguren in de brief opgevoerd: de dj's, de presentatoren. De minister stelt dat er voor hen een beloningscode moet worden ingevoerd. Dit is op zichzelf een aardige gedachte, maar wij hebben uit de media begrepen dat hij hierbij denkt aan een richtbedrag van € 200.000. Wat is het nu? Wil hij dit aan de omroepen overlaten of niet? Het handelen van de minister op dit punt is niet helemaal goed te volgen.

Wat onze eigen opstelling hierbij betreft, ik heb het dilemma ook al in het spoeddebat hierover geschetst. Bij bestuurders is het helder, het is niet: they can charge whatever the market can bear. Maar bij creatievelingen in de publieke omroep is er natuurlijk wel een dilemma, allereerst omdat het probleem, als je een beloning zou vastleggen, toch weer in allerlei bv's neerdaalt. De heer Bosma had het hier ook al over. Het is dus al de vraag in hoeverre je een beloning zou kunnen vastleggen. En bovendien is talent niet altijd onbeperkt beschikbaar en op zichzelf vinden wij het dan ook een probleem om een vaste beloning te bepalen. Klopt het dat de minister deze beloning wil vastleggen op € 200.000? En waarom vraagt hij tegelijkertijd om het hanteren van een beloningscode voor de publieke omroep terwijl hij eigenlijk al heeft aangegeven waarop die zou neerkomen?

In het spoeddebat van een paar weken geleden hadden wij gevraagd of het misschien mogelijk zou zijn, een deel van de salarissen van de dure creatievelingen uit de eigen inkomsten van de omroepen te financieren. Wij hadden ook gevraagd of dit überhaupt transparant zou kunnen worden gemaakt. De minister zegde toe dat hij dit bij het onderzoek zou laten betrekken, maar ik heb dit niet met argumentatie en al in de brief kunnen terugvinden. Wil de minister hier nog wat nader op ingaan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

In hoofdlijnen gaan wij met dit wetsvoorstel door met de publieke omroep zoals wij die kennen; dat is de insteek. Er vinden wat onderhoudswerkzaamheden plaats, met name op het gebied van hoofd- en neventaken. Vorige week kwam wel de vraag aan bod hoe lang dit bestel nog zal blijven bestaan. Altijd is er discussie over kwaliteit versus kijkcijfers en over netten versus omroepen. De minister zei zelf in dat debat: mensen kijken gewoon naar de netten waar zij thuis zijn! Daarin zit wellicht al een onbewuste verwijzing naar de toekomst, maar voorlopig kunnen wij verder met dit model.

Dan wil ik een compliment geven. De minister heeft gisteren gezegd dat hij de salarissen bij de publieke omroep wil verlagen. Presentatoren en sterren zouden niet meer dan rond de twee ton moeten verdienen. Daarmee komt de minister een heel eind in de buurt van uitvoering van mijn motie, en dat is een compliment waard. Het is wel de vraag of dit ook echt gaat gebeuren; dat hangt van de uitvoering af. De minister wil dat de sector een beloningscode opstelt. De vraag is wat die zal inhouden, wat is "rond de twee ton"? Is € 250.000 of € 275.000 rond de twee ton? De minister zal iets specifieker moeten worden, anders is het een wassen neus en verandert er weinig. Graag een reactie hierop.

Het voorstel van de minister wordt ook al symboolwetgeving genoemd. Omroepen zullen de code omzeilen met behulp van bv-constructies. Wat is daarop de reactie van de minister? Ik zou zeggen: noblesse oblige, een goed werkgever houdt zich gewoon aan de afspraken. Zo simpel is het. Wat dat betreft zou het beter zijn geweest om de JP-norm te hanteren voor iedereen bij de publieke omroep, zoals in mijn motie wordt aangegeven. Wanneer kunnen wij het voorstel voor die beloningscode tegemoet zien?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik wil nu wel helderheid: óf de minister heeft het goed gedaan en krijgt complimenten van de SP-fractie, óf de plannen zijn – zoals ook in de krant stond – boterzacht, ze stellen allemaal niks voor, en hij krijgt kritiek van de SP-fractie. Maar het is wel van tweeën een! Zijn het nu complimenten of is het kritiek?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor de heer Van Dam is het misschien moeilijk dat sommige dingen "en-en" kunnen zijn. Ik ben heel duidelijk: ik geef de minister een compliment voor het signaal dat hij het salaris van bepaalde omroepmedewerkers naar beneden wil brengen. Wij weten dat er nu mensen bij de publieke omroep werken die drie, vier of vijf ton verdienen; hij heeft gezegd dat twee ton een goed normbedrag zou zijn. Vervolgens zeg ik: mijn motie was glashelder, iedereen aan de Balkenendenorm! Waarom heeft de minister dat niet gezegd? Dan zouden wij duidelijkheid hebben.

Voorzitter. De minister wil wel een verbod op alcoholreclame invoeren, geen verbod op reclame voor ongezonde voeding. Ik vind beide zaken buitengewoon zorgelijk en ik zou het goed vinden als de minister een voorstel wilde doen voor beperking van de reclame die overgewicht aanmoedigt. De argumenten die de minister aanvoert voor een verbod op alcoholreclame zijn heel goed van toepassing op reclame voor ongezonde voeding. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een groot draagvlak is voor een verbod op reclame voor ongezonde producten zoals snoep, snacks en frisdrank;

van mening dat maatregelen nodig zijn om de schrikbarende stijging van overgewicht bij kinderen tegen te gaan;

verzoekt de regering, een voorstel te doen voor een verbod op reclame voor snoep, snacks en frisdrank op tijden dat kinderen tot twaalf jaar doorgaans tv kijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(31356).

De heer Atsma (CDA):

Het is mij volstrekt onduidelijk wat collega Van Dijk hiermee beoogt. Moeten wij straks ook de sinterklaasbrochures en de krantjes verbieden die al in september in de bus worden gegooid met het oog op Sint Nicolaas? Wat is slecht? Is een glaasje Spa slecht? Is dat een frisdrank? Ik kan het allemaal niet bevatten. Moeten wij dit allemaal wel bij wet willen verbieden?

De heer Jasper van Dijk (SP):

U kunt denken in problemen en u kunt denken in kansen. Ik heb hierover contact gehad met de mensen die hierbij betrokken zijn. Zij hebben gezegd dat het heel goed mogelijk is om er afspraken over te maken. Uw eigen minister van Volksgezondheid, de heer Klink, heeft in Europees verband gezegd: wij moeten maatregelen nemen, ook wat betreft reclame, tegen overgewicht. Denk gewoon mee, dan maken wij er een goed voorstel voor.

Wat reclame rond kinderprogramma's betreft, heb ik u al gewezen op de aangenomen motie van mevrouw Kant voor een reclamevrij jeugdblok. Het is jammer dat u die vooralsnog niet wilt uitvoeren.

Op televisie is de zendtijd voor politieke partijen goed geregeld, maar op de radio is de zendtijd nogal minimaal. Dat gaat namelijk altijd via Radio 5. Is het mogelijk om deze zendtijd over meer radiozenders te verspreiden? Dan worden bijvoorbeeld ook de luisteraars van Radio 2 en Radio 3 bereikt.

Ik heb een vraag over de disclaimers, de Jasper van Dijkzogenaamde waarschuwingen bij reclames voor bijvoorbeeld dating, leningen en beleggingen. Het zijn wel heel kleine lettertjes waarin staat dat het om fictieve profielen gaat of dat het een risicovolle belegging betreft. Is het mogelijk dit te verbeteren, bijvoorbeeld door de waarschuwingen in een groter lettertype te plaatsen of door het mondeling te melden net als op de radio, maar dan wel helder en duidelijk? Graag krijg ik een reactie.

Er wordt onderzoek gedaan naar een aanpassing van het volume van reclames. Kunt u zeggen wanneer wij daarover bericht krijgen?

U komt na de zomer met een brief over de mogelijke doorgifte van het themakanaal Politiek 24. Dat is goed nieuws. Ik vraag u te kijken naar de mogelijkheid van analoge doorgifte van deze zender. Digitale doorgifte is al redelijk geregeld, maar voor de analoge kijkers kan het een goede aanvulling zijn. Het kan via de verplichte doorgifte, maar het kan ook een zogenaamde keuzezender worden. Dan beslissen de programmaraden of het in het pakket komt. Ik vraag u dit mee te nemen in uw reactie.

De doorgifte van regionale zenders en lokale omroepen moet goed geregeld worden, zowel financieel als technisch. Ik sluit mij aan bij andere sprekers die zich hier sterk voor maken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Ik kon er niet lijfelijk bij aanwezig zijn, maar via de moderne media heb ik het allemaal kunnen volgen. Van tijd tot tijd was de beantwoording ook verrassend.

Ik ben blij dat hij heeft vastgehouden aan zijn voorstel om het verbod op de alcoholreclames tot 21.00 uur in de wet vast te leggen. Wij zullen niet meegaan met het amendement dat collega Jasper van Dijk heeft ingediend. Ik begrijp dat hij dat misschien nog wat wil oprekken, maar dit is conform een afspraak die wij hebben gemaakt. Die wordt nu uitgewerkt. U begrijpt ook dat ik er geen behoefte aan had om mee te gaan in het voorstel van collega Atsma om het in de zelfregulering te zoeken. Men heeft er ruim anderhalf jaar de tijd voor gehad, maar wij hebben er niet veel van gezien. Laten wij het nu gewoon via de wet regelen, zoals de minister heeft voorgesteld.

Hij is ook ingegaan op mijn vraag over het verdwijnen van artikel 161 en de kerkzenders Bloemendaal en Apeldoorn. Hij heeft aangegeven dat die nu onder artikel 6.9 vallen. Dat is prima. Ik ga ervan uit dat hij contact zal hebben met de desbetreffende zenders en dat voor hen een continuering van de huidige situatie geldt, dus geen toezichtkosten en ook dat zij die toestemming voor onbepaalde tijd zullen hebben.

Wat de lokale omroepen betreft, heb ik met belangstelling de hoeveelheid amendementen gevolgd die collega Van der Ham heeft ingediend. Ik heb nu begrepen dat dit aantal is gereduceerd tot een amendement op stuk nr. 29. Ik moet zeggen dat het enige moeite kost om dat allemaal bij te kunnen houden. Ik heb het idee dat er toch wel wat haastwerk achter zit. Ik ben benieuwd naar het oordeel van de minister over dat amendement. Wij zouden daarvoor nog iets meer tijd kunnen nemen en zorgvuldigheid kunnen betrachten. Dan zouden wij dat gewoon bij de erkenningenwet kunnen meenemen. Dat is voor mijn fractie ook nog een reële optie.

Ik ben blij met de brief over de salarissen. Als je de brief een-op-een naast de motie legt, kun je natuurlijk zeggen dat het nog niet helemaal is wat daarin staat. Ik durf hier wel te zeggen dat dit de eerste minister is die er daadwerkelijk werk van maakt. Dat heeft hij al laten zien bij de colleges van bestuur van het hoger onderwijs en bij de voorzitter van de raad van bestuur van de NOS. Nu wil de minister ook bij de publieke omroep daadwerkelijk de discussie beginnen over de beloningsstructuur en al hetgeen wat daar gebeurt. Hij wil met beloningscodes komen waarvoor hij zelf toestemming moet geven. Ik wil hem namens mijn fractie de ruimte geven om dat zo op te pakken. Wij waarderen zijn inzet hierbij. Natuurlijk bestaat het risico's dat men weer zal wegduiken in onduidelijke constructies, zoals nu ook al het geval is. Ik noem de bv's. Wij zullen het nooit voor 100% kunnen regelen, maar gelet op de huidige situatie in medialand – en die is toch behoorlijk gewijzigd ten opzichte van een aantal jaren geleden, toen er bij de commerciëlen nog veel meer ruimte was – is dit ook een tijd waarin je dit soort dingen gewoon kunt doen. Het is niet meer dan reëel dat de minister dat oppakt.

Ik kom te spreken over de situatie rond Wegener. Collega's hebben daar ook al op gewezen. Mijn fractie vindt het zorgwekkend wat daar gebeurt. De verschraling van de lokale krantenmarkt zet zich door. Wij staan daar in die zin niet helemaal onbevangen in dat wij van alles zouden kunnen doen om dat tegen te gaan. Wij hebben een aantal maanden geleden, toen wij spraken over de begroting, gezegd dat wij rond het persbeleid het een en ander van de minister mogen verwachten. Ik ga ervan uit dat wij hetgeen wij daar destijds hebben afgesproken, binnen een paar maanden gewoon hier kunnen krijgen. Dan kunnen wij daarover in bredere zin spreken, want ik herhaal dat het zorgwekkend is wat zich op dat lokale vlak aftekent. Helaas is Wegener geen uitzondering.

Ik kijk uit naar het volgende wetsvoorstel dat wij gaan ontvangen. Dat is inmiddels de ministerraad gepasseerd en ligt bij de Raad van State. Wij zullen over de nieuwe concessieperiode gaan spreken. Ik hoop dat wij daar ook vrij snel na het zomerreces met elkaar in de Kamer over kunnen debatteren.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb het verhaal van de minister in eerste termijn over de Mediawet wel begrepen. Het is volgens hem tijd voor rust en niet te veel reuring in de tent, want reuring is niet per se goed. Wij moeten nu naar een pragmatisch behoud. Dat mag mij ook niet verbazen als ik het coalitieakkoord heb gelezen.

In reactie daarop wil ik zeggen: reuring? Reuring is nu juist wat wij te weinig hebben. In de Nederlandse media- en omroepgeschiedenis is nog nooit een echt frisse wind gewaaid door het omroepbestel, door het stelsel van omroepverenigingen gebaseerd op ledenaantal en politieke, etnische of religieuze kleur. Er is nog nooit een serieuze, goede evaluatie gemaakt van de wenselijkheid om de publieke omroepen ook reclame te laten behouden. Ik houd mij dan maar vast aan het hardop denken van de minister dat er geen heilige huisjes zijn en dat er misschien in de toekomst ook hierin een frisse wind komt te waaien.

Mijn hele fractie was zeer verheugd toen het voornemen van minister Ter Horst binnenkwam om paal en perk te stellen aan de beloningen van bestuurders in de semipublieke sector. Mijn fractie is ook zeer verheugd dat deze minister toen meteen doorpakte en een normering voor topsalarissen voor presentatoren aankondigde. In De Telegraaf en NRC Handelsblad stelde hij daarvoor een duidelijke grens, namelijk rond de twee ton. De minister zei dat hij zich er heel ongemakkelijk over voelt als deze mensen meer zouden verdienen. Ik citeer: "Waarom zou een presentator die de premier vragen stelt, meer moeten verdienen dan de premier zelf?" Helaas was de brief die wij gisteren kregen, niet net zo duidelijk. Daarin staat dat er een beloningscode komt; zelfregulering dus. Mijn vraag is nu of de minister zijn poot stijf gaat houden en de code pas goedkeurt als het maximum inderdaad twee ton is. Hoe snel gaat de minister dit regelen? In de NRC staat dat de minister van plan is om de grens vast te leggen in de Mediawet. Die bespreken wij hier toch? Kan ik een nota van wijziging tegemoet zien over de normering van de salarissen?

De minister schrijft in zijn brief later terug te komen op de ontslagvergoedingen. Er moet nog meer nagedacht, uitgewerkt en geadviseerd worden. Dat verbaast mij, omdat het coalitieakkoord hier heel duidelijk over is. Anderhalf jaar geleden werd al opgeschreven dat voor de topverdieners in de publieke en semipublieke sector de hoogte van de ontslagvergoeding gemaximeerd wordt op een jaarsalaris. Daar is geen woord Spaans bij. Gaat de minister dat snel regelen? Waar wacht hij nog op? In dit verband dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat "bij de topverdieners in de publieke en semipublieke sector de hoogte van een ontslagvergoeding gemaximeerd wordt op één jaarsalaris";

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de hoogte van een ontslagvergoeding van topverdieners bij de publieke omroep per 1 september 2008 gemaximeerd wordt op één jaarsalaris,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(31356).

De heer Atsma (CDA):

Als iemand dertig jaar in dienst is bij een werkgever, geldt dat bij een conflict de kantonrechterformule wordt gebruikt. Vindt mevrouw Peters dat die van tafel moet om te realiseren wat zij bepleit?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De ontslagvergoeding en de kantonrechterformule zijn onderwerp van een breder maatschappelijk debat. In dat kader is er plek voor de vraag of de kantonrechterformule onverkort moet gelden voor salarissen in de semipublieke sector, die worden betaald met publiek geld. Die formule ligt ook in de private sector onder vuur. De vraag is of geen maximering toegepast moet worden in het geval van zeer hoge salarissen, die op zich al zo hoog zijn dat iemand die weer op de vrije markt belandt zich een tijdje kan bedruipen. Wij hebben het hier niet over de laagstbetaalde werknemers.

In eerste termijn heb ik met de minister gesproken over de onafhankelijke producenten. Ik ben zeer blij dat het hij het probleem ziet van billijke vergoedingen voor producenten, regisseurs en scenarioschrijvers. In de Mediawet wordt de publieke omroep heel ruime verplichtingen tot verkrijging van gebruiksrechten gegeven. De minister heeft beloofd ons schriftelijk te informeren over de stand van zaken van het overleg tussen de Raad van Bestuur en de onafhankelijke sector. Wij willen het kabinet en de Raad van Bestuur met de volgende motie aansporen tot haast.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe Mediawet de Nederlandse publieke omroep de opdracht geeft zoveel mogelijk gebruiksrechten te verwerven teneinde hun programma-aanbod altijd en overal beschikbaar te stellen;

overwegende dat omroepen daardoor nog meer zullen proberen om onbeperkte exploitatierechten af te dwingen bij onafhankelijke producenten, regisseurs en schrijvers;

constaterende dat makers van media-aanbod in een zwakkere onderhandelingspositie ten opzichte van de Nederlandse publieke omroep verkeren;

constaterende dat ook de minister van mening is dat het redelijk is dat makers financieel meedelen in exploitatie via verschillende platforms;

verzoekt de regering, de raad van bestuur van de NPO uit te nodigen om in overleg met de onafhankelijke productiesector te komen tot billijke en rechtvaardige afspraken over vergoedingen voor gebruiksrechten en de Kamer hierover te informeren voor Prinsjesdag 2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(31356).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik eindig met nog een motie. Die is geschreven in de geest van de opmerking van de heer Slob van zo-even. Ik steun het verlangen van de D66-fractie om te zoeken naar manieren om de lokale omroepen beter te financieren. Nu circuleert een voorstel van de VNG waarvan wij allen weten dat het al uitgebreid in ambtelijke regionen door de VNG met OCW is besproken. Waarom is dat niet in de Mediawet overgenomen? Als de minister niet bereid is om met het amendement van D66 mee te gaan, is de volgende motie wellicht een optie B.

De PetersKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat elke overheid verantwoordelijk is voor de publieke omroep in haar gebied;

overwegende dat daartoe ten aanzien van de provincies in de Mediawet de bekostigingsplicht voor de regionale omroepen is opgenomen;

verzoekt de regering om in de eerstkomende wijziging van de Mediawet een vergelijkbaar artikel op te nemen waardoor de bekostiging van de publieke lokale omroep door gemeenten gegarandeerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(31356).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik zal de eerste termijn niet overdoen, maar selectief een aantal punten noemen. Dit wil niet zeggen dat ik op de andere onderdelen van mijn inbreng in eerste termijn overtuigd ben door de minister of door de collega's in de Kamer.

Ik begin met het verbod op alcoholreclame. De minister zegt in zijn antwoord over de effectiviteit dat er wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is. Nu is dit wetenschappelijk onderzoek niet het resultaat van exacte wetenschap. De minister weet ook dat er op het terrein van de gedragswetenschap ook onderzoeken zijn waarvan de conclusies diametraal staan op de onderzoeken waaraan hij refereert. Het is merkwaardig dat STIVA met het ministerie van VWS heeft afgesproken dat er een soort reflectie of validering zal plaatsvinden. Dit traject wordt nu afgelegd. Ik heb mij erover verbaasd dat dit onderdeel in het wetsvoorstel is opgenomen. vooruitlopend op die afspraak. Dit komt mij op zijn minst procedureel merkwaardig over.

In eerste termijn is er vooral in de richting van de heer Atsma gediscussieerd over de opmerking dat dit toch in het coalitieakkoord staat. Dat is waar, dat heb ik ook gelezen, maar ik zeg tegen de heer Atsma dat dit nooit een verbod op nadenken kan zijn. Ik volg dit al lange tijd met veel belangstelling en ik zie dan dat de fractie van het CDA een fundamentele voorkeur heeft voor een andere wijze van sturing, niet primair wetgeving, niet primair verstavelijking, maar primair een verantwoordelijkheid bij de partners. Waar de CDA-fractie nu toe dreigt over te gaan, is wel die vorm van verstavelijking en die vorm van wetgeving. Ik zou in de richting van collega Atsma willen zeggen: blijf trouw aan jezelf. Blijf trouw aan je uitgangspunten en ga er in de richting van de coalitiepartner wat zwaarder in. Neem het niet op voorhand voor waar aan wat hier wordt gezegd. Als de heer Slob zegt: ze zijn al anderhalf jaar bezig en het heeft tot dusver tot niets geleid, dan geeft hij op zijn minst een verkeerde voorstelling van zaken. In de richting van collega Atsma zeg ik: neem daar geen genoegen mee! Hou je principes overeind!

Dan de motie van de SP-fractie over overgewicht. Dat is ook een maatschappelijk probleem. Wat de effectiviteit betreft, geldt echter exact dezelfde kanttekening. In het totale debat is het mij opgevallen dat de fractie van de SP in de persoon van collega Van Dijk de redenering volgt: als je één keer gezondigd hebt, dan is dat een goed excuus om het vaker te doen. Van die redenering neem ik afstand.

Mijn tweede punt betreft verstrooiing; dat is een zelfstandig onderdeel van de publieke taakopdracht. Dat staat haaks op het advies van de wetenschappelijke raad. De argumentatie van de minister op dit punt overtuigt niet. Het CDA krijgt en houdt De Jantjes en Farce Majeure, bij de publieke omroep. De ChristenUnie houdt de gospels bij de EO en krijgt Deep Throat daar gratis bij, zeg ik met een knipoog.

Een derde punt betreft de lokale en regionale omroep en de beloningsvoorschriften. Ik vermag niet in te zien waarom de voorschriften ten aanzien van de lokale en regionale omroep zo gedetailleerd moeten worden opgenomen in het wetsvoorstel. Een aantal zaken komt terug; 39f-omroepen bij de erkenningenwet, een aantal zaken bij het rapport van de Algemene Rekenkamer. De Opta buigt zich over het volstrekt achterhaalde instituut van de programmaraden. Op het punt van de beloningsdiscussie verbaas ik mij over de complimenten die de minister krijgt voor het simpelweg uitvoeren van een motie van deze Kamer, want meer is het niet. Overigens was ik wel blij met het signaal dat werd afgegeven. De kern van de discussie zit evenwel in de bijzondere constructies. Daar praten wij niet vanavond maar bij een andere gelegenheid over door.

In relatie tot de discussie over de neventaken – wat Brussel vermag te vinden, wachten wij af – dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gelet op het advies van de Raad van State inzake de breedheid van de publieke taakopdracht in onderhavig wetsvoorstel;

verzoekt de regering, nadere criteria te ontwikkelen waaraan de invulling van de publieke taakopdracht kan worden getoetst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remkes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(31356).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ten slotte ligt Remkesvoor mijn fractie de vraag voor wat te doen met dit wetsvoorstel. De minister zegt dat het in feite een kwestie van groot onderhoud is. De fractie van de VVD ziet dat principiëler. Het tableau de la troupe in deze Kamer is ook tamelijk overzichtelijk. Collega Atsma doet er alles aan om de positie van de raad van bestuur van de publieke omroep te demonteren ten gunste van de autonomie van de omroepverenigingen – zelfs de oude terminologie moet terugkomen – terwijl meer sturing, plus een andere structuur van de raad van bestuur en de raad van toezicht, een van de winstpunten was van het vorige kabinet. Een nieuwe programmeringsformule waarbij aanvankelijk acht juridische procedures een rol spelen was een van de belangrijke oorzaken van het feit dat een positiever beeld kon ontstaan. De vraag is echter of dat structureel is. De houding van de minister en van sommige fracties is er een van de armen over elkaar, geen grote verandering en rust in de tent. Vanuit bestuurlijk oogpunt snap ik dat natuurlijk wel. De vraag is echter of de publieke omroep daar structureel mee gediend is. Een verandering om de verandering is ook niet mijn aanvliegroute. Is de houding van het kabinet voldoende ambitieus? Ik proef bij deze en gene in de Kamer een houding van wat minder berusting.

De minister heeft de aanneming van alle amendementen van mijn fractie ontraden. Dat is voor mij aanleiding om mijn fractie te adviseren, tegen dit wetsvoorstel te stemmen.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Het denken mag niet stilstaan, zo zei mijn collega Remkes zojuist tegen mij, maar ik stel vast dat het denken bij de VVD-fractie voortijdig stopt, want de minister heeft niet eens de kans gekregen om in tweede termijn een paar opmerkingen in te brengen naar aanleiding van het betoog van de heer Remkes. Wellicht zou de minister tot andere gedachten zijn gekomen; je weet het maar nooit. Ik vind het een buitengewoon merkwaardige afsluiting van de eerste termijn van collega Remkes; nu al aankondigen tegen het wetsvoorstel te zijn zoals het voorligt. Ik vind het ook jammer. Wij pleiten voor rust in Hilversum en hadden gedacht in de VVD-fractie een natuurlijke partner aan onze zijde te hebben gevonden, na de inbreng van de heer Remkes van vorige week.

De heer Remkes (VVD):

U daagt mij nu uit. Ik heb goed naar de minister geluisterd en ik heb ook goed naar u geluisterd in eerste termijn. Als er in een debat een hand wordt uitgestoken naar de VVD-fractie, ben ik altijd bereid om heel goed te luisteren. Bij de minister heb ik echter nog wat meer een handreiking beluisterd dan bij u. Ik vind deze opmerking dus volstrekt misplaatst.

De heer Atsma (CDA):

Dan is het des te opmerkelijker dat u nu al aangeeft dat u het wetsvoorstel niet kunt en wilt steunen.

Voorzitter. De CDA-fractie is blij met de beantwoording door de minister en met de nota van wijziging die wij zeer onlangs van de minister hebben ontvangen. Wij hebben veel positieve gevoelens over wat er vorige week hier is gewisseld. Desondanks maak ik nog wel een paar opmerkingen.

Mijn eerste opmerking betreft de overname van Wegener door de Britse investeerder Mecom. Zoals uit de media bekend is, zal de reorganisatie leiden tot het schrappen van een groot aantal arbeidsplaatsen, inclusief journalistieke arbeidsplaatsen. Ik herhaal wat collega's al hebben gezegd: dit zal onmiskenbaar leiden tot verschraling van het media-aanbod en tot verdere inkrimping van het pluriforme persaanbod, met name in de regio. De Nederlandse Mededingingsautoriteit, de NMa, heeft eerder aangegeven, de overname te kunnen goedkeuren. De NMa kijkt echter met name naar het aspect marktaandeel en de positie op de markt; de marktmacht zo men wil. Het zou goed zijn om bij toekomstige overnames ook te bezien in hoeverre een pluriform persaanbod is gebaat bij dergelijke overnames. Ik wil graag een analyse van de mogelijkheden en de haalbaarheid hiervan terugzien in de persnota die de minister driekwart jaar geleden heeft aangekondigd. Wij hebben begrepen dat de nota in de loop van het jaar zal verschijnen. Het gaat er dus om, niet alleen te kijken naar de marktpositie en de marktmacht, maar vooral ook naar het waarborgen van een pluriform persaanbod. Als die persnota komt, kunnen wij ons voorstellen dat de minister met name het element van het regionale persaanbod daarin meeweegt. Wellicht kan de minister een aanvullend advies vragen aan VNG, IPO en, niet in de laatste plaats, de NVJ. Het zal duidelijk zijn waarom ik IPO en VNG noem; zij hebben als geen ander belang bij de democratische controle die inherent is aan de journalistiek.

Ik heb vorige week uitgebreid gesproken over het aantal themakanalen. De CDA-fractie herhaalt dat het van groot belang is dat de omroepen kunnen bepalen en aangeven wat voor type themakanaal zij zouden willen benutten. Wij zijn absoluut niet gecharmeerd van het idee dat de Raad van Bestuur Publieke Omroep alles zou moeten dicteren.

Wij kunnen ons in hoofdlijnen vinden in de brief van de minister over de topinkomens. Wij vinden zijn stellingname dapper. Er zitten ongetwijfeld veel haken en ogen aan. Dat zal de komende tijd wellicht blijken. Wij hopen niet dat dit voorstel leidt tot minder transparantie. De vlucht naar andere constructies wordt immers een en ander maal naar voren gebracht. Dat zou een slechte zaak zijn. Het is wel de verantwoordelijkheid van de omroepbestuurders om hetgeen te doen wat zij moeten doen. Als zij de spiegel zelf voorgehouden hebben gekregen, verwachten wij ook dat zij die hun eigen programmamakers voorhouden en daar ook naar zullen handelen.

De positie van de lokale en regionale omroepen is ook uitgebreid besproken. De heer Van der Ham heeft vandaag nog een keer toegelicht wat hij bedoelde met zijn grote hoeveelheid amendementen. De minister moet duidelijk zijn dat de Kamer wil dat het fatsoenlijk wordt geregeld. Laat de minister dit signaal zodanig opvatten dat hij bij de eerstvolgende Mediawet die in deze Kamer aan de orde komt – dat zal onmiddellijk na het reces zijn – na overleg met de VNG en andere betrokkenen een adequate oplossing aan ons voorlegt. Ik denk dat dit het meest voor de hand ligt en er wordt niets mee geforceerd.

In de nieuwe Mediawet staat dat 25% van de producties extern moet worden geproduceerd. De Europese richtlijn schrijft weliswaar 10% voor, maar de minister kiest voor 25%. Het komt ons niet als vanzelfsprekend voor dat dit streefcijfer zich richt op alle platforms die de omroepen verzorgen, dus radio, internet en televisie. Het zou onze grote voorkeur hebben om dat te beperken tot de televisie. Dat is veel eenvoudiger te realiseren dan het toepassen daarvan op alle platforms.

Ik kom ten slotte op de positie van de Raad voor Cultuur. Ik heb vorige week al gezegd dat vele adviseurs zowel deze Kamer als anderen adviseren over het mediabeleid. Ik doel op het Commissariaat voor de Media, het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties, de WRR, de Nederlandse Publieke Omroep als geheel en afzonderlijke omroepen. Bovendien vindt een maal in de concessieperiode een visitatie plaats met alle aanbevelingen van dien. Dit jaar is er ook nog een rapport van de Algemene Rekenkamer verschenen. De CDA-fractie vindt het eigenlijk wat te veel van het goede. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Raad voor Cultuur zich onder meer bezighoudt met het geven van gevraagde en ongevraagde adviezen over het Nederlandse mediabeleid;

stelt vast dat met het oog op het gevoerde en te voeren mediabeleid ook andere (semi)publieke instellingen bedoelde adviezen geven;

verzoekt de regering, advisering met het oog op het mediabeleid door de Raad voor Cultuur af te bouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(31356).

De heer Atsma (CDA):

Ik ben het overigens met de stellingname van de heer Slob eens ten aanzien van Radio Bloemendaal en Radio Apeldoorn.

De heer Jasper Van Dijk (SP):

Ik heb een technische vraag en een inhoudelijke vraag. Klopt het dat de heer Atsma een spoeddebat wil aanvragen over de situatie rond Wegener? Dat las ik namelijk in de krant. De situatie daar is inderdaad zeer zorgelijk.

De heer Atsma zegt almaar dat het voorstel inzake de topinkomens bij de publieke omroep hem in hoofdlijnen wel aanstaat, maar dat hij zich zorgen maakt over die bv-constructies. Wat gaat de CDA-fractie doen als het niet werkt? Ik zou zeggen dat de minister gewoon een goed werkgever kan zijn en kan zeggen dat de inkomens niet meer boven het plafond komen. Ik heb al gezegd wat ik heb gezegd over Wegener. De situatie is buitengewoon zorgelijk en ik vind ook dat er actie moet worden ondernomen. Ik heb twee suggesties gedaan met het oog op de persnota. Ik heb verder niet over een spoeddebat gesproken, maar ik heb vanaf dag een, dus afgelopen donderdag, aangegeven dat wij hedenavond zouden spreken over het mediabeleid. Wij hebben vorige week in dit kader ook gesproken over de positie van het Commissariaat voor de Media en de Opta. De CDA-fractie is tegen een fusie van die twee. Ik dacht dat u die vorige week suggereerde of collega Van Dam. Sorry, ja, het was collega Van Dam. Mijn fractie is daartegen. Ik heb het over het Commissariaat voor de Media. Ja, dat zou de instelling kunnen zijn die bijvoorbeeld de pluriformiteit toetst. Het spoedeisende karakter mag blijken uit het feit dat vanavond vrijwel alle fracties de situatie bij Wegener aan de orde hebben gesteld. Ik ga ervan uit dat de minister daarop ingaat.

Over de topinkomens merk ik het volgende op. De CDA-fractie vindt dat de minister een goede lijn heeft ingezet. Zij hoopt dat het signaal dat hij aan Hilversum heeft afgegeven, volstrekt helder is en dat de bestuurders daar in onderhandelende zin naar zullen handelen. Mijn fractie hoopt ook dat in plaats van de transparantie door deze aanpak te vergroten de transparantie in Hilversum niet zal afnemen. Dat is een punt van zorg. Ik vind dat de minister dat bij zijn overleg met Hilversum moet aansnijden.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt enkele jaren geleden een motie ondersteund die het zou moeten regelen voor de lokale omroep. Al langer dan een jaar geleden heeft de VNG een alternatief op tafel gelegd. Dat lijkt op het amendement dat ik heb ingediend. Waarop anders zou het overleg met de VNG moeten uitkomen dan het amendement dat nu voorligt?

De heer Atsma (CDA):

De coalitie van D66, VVD en PvdA heeft in 2000 de afschaffing van de omroepbijdrage erdoor gedrukt. De CDA-fractie was daar buitengewoon ongelukkig mee, ook met de gevolgen voor de lokale omroep. Zij heeft dat een en andermaal aangegeven. Zij vindt dan ook dat dit moet worden opgelost. Ik vind tegelijkertijd dat waar u zelf aangeeft dat de VNG nu met een bruikbare constructie komt, het aan de minister is om de boodschap van deze Kamer over te dragen. Zij zegt vrijwel unaniem: pak dat op en ga het regelen. Een mooiere boodschap kun je deze minister met het oog op het voorstel voor de erkenningenwetgeving waarin die opgenomen zou kunnen worden, niet meegeven.

De voorzitter:

Nee, nee, mijnheer Van der Ham, u hebt een toelichting gehad. U hebt net ook een vraag gesteld. Ik ga naar mevrouw Peters.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Nu ben ik benieuwd naar de mening van collega Atsma over de afvloeiingsregelingen voor presentatoren en dergelijke. Wat vindt hij daarvan? Hij is medepartner van het coalitieakkoord. Moet die normering van maximaal een jaarsalaris er komen?

De heer Atsma (CDA):

De minister heeft vorige week volgens mij in een bijzin gesuggereerd dat er op dit moment in Nederland in geval van ontslag of uit elkaar gaan na een conflict sprake is van een rechtsgang. Die heb je wel te respecteren. Ik zeg erbij dat, hoewel ik het bedrag vreselijk hoog vind en er absoluut niet enthousiast van word, de omroepen in een aantal gevallen op zichzelf wel goed onderhandeld hebben. Dat lijkt mij ook een bekend gegeven, hoe hoog het bedrag ook is. Als de rechters de formule van de kantonrechter had gevolgd, zou het bedrag inderdaad nog veel hoger zijn geweest. Ik ben blij dat dat in elk geval is voorkomen. Als u mij vraagt wat ik daarvan vind, zeg ik: ik vind het slecht dat dit gebeurt en wat mij betreft gebeurt het niet nog eens. Het is alleen de vraag of wij dit vanuit dit huis, vanuit deze Kamer op een dinsdagavond om kwart voor tien, tien uur kunnen regelen, terwijl er sprake is van een onafhankelijke rechtspraak en een onafhankelijk oordeel als er een geschil aan de orde is, een arbeidsconflict. Dat denk ik niet.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik zou bijna zeggen: hadden wij de tweede termijn vorige week maar gehouden, want door dat niet te doen, stelt nu iedereen weer van alles en nog wat aan de orde, tot en met het lettertype van de seksdatingreclames in het holst van de nacht aan toe.

Waar gaat het debat nu werkelijk om? Het debat gaat werkelijk om een wijziging van de Mediawet die grofweg eigenlijk twee dingen regelt: meer ruimte voor de publieke omroep om multimediaal te werken, zodat de publieke omroep op verschillende platforms aan de slag kan en wat mij betreft de ambitie die daarbij hoort om op dat vlak ook koploper te zijn. Alle discussies die door de PVV en de VVD zijn aangezwengeld dat de publieke omroep vooral niets mag doen wat de markt al doet, zijn volstrekt in tegenspraak met de lijn die wij altijd hebben gevolgd. Dat is gelukkig ook de lijn die dit kabinet voortzet. Het kabinet zegt dus eigenlijk dat de publieke omroep juist alle ruimte moet hebben om actief te zijn op verschillende platforms.

De heer Remkes (VVD):

Ik verbaas mij over deze argumentatie van de heer Van Dam, waar het kabinet zich in zijn eigen motivering voor dit wetsvoorstel heel sterk beroept op het coalitieakkoord. Dat is dus een politiek feit van de eerste orde. Dat kan hier niet worden afgedaan als een technische operatie.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik weet niet goed waarover de heer Remkes spreekt. Misschien moet hij de wet nog eens goed bekijken die wij hier bespreken om te zien wat daarin daadwerkelijk wordt gewijzigd.

De heer Remkes (VVD):

Het gaat mij om de argumentatie van het kabinet. Dat is niet mijn argumentatie, maar die van uw eigen kabinet.

De heer Van Dam (PvdA):

Spreekt u nu werkelijk over dit wetsvoorstel, of over het mediabeleid van het kabinet? Daarover wil ik altijd met u discussiëren. Dit wetsvoorstel doet werkelijk niet anders dan het bieden van meer ruimte, het wettelijk formaliseren van de ruimte voor de publieke omroep om op verschillende platforms actief te kunnen zijn, multimediaal te kunnen werken en met de moderne tijd mee te kunnen gaan. Verder gaat het om het versoepelen van de reclameregels voor de commerciëlen, waarop de fractie van de heer Remkes en mijn fractie in de vorige periode met enige regelmaat hebben aangedrongen. Overigens is er na het coalitieakkoord nog iets ingestopt, namelijk het verbod op alcoholreclame voor 21.00 uur. Veel meer staat er niet in dit wetsvoorstel. Toch halen wij er van alles en nog wat bij.

De heer Van der Ham heeft zijn eigen initiatiefwetsvoorstel omgezet in twee amendementen, die onderling verschillen als het gaat om de daarin genoemde bedragen. Het is mij langzamerhand niet meer zo heel duidelijk hoe het veld hiertegenaan kijkt en of dit nu de beste manier is om te regelen dat lokale omroepen zich onafhankelijk van het lokale bestuur kunnen opstellen, terwijl er wel sprake blijft van democratische controle. Mijn vraag aan de minister is of het nu verantwoord is om dit nu te regelen op de manier die de heer Van der Ham voorstelt, of dat wij beter nog even wat extra tijd kunnen nemen en dit in het najaar meenemen, wanneer wij opnieuw spreken over een wijziging van de Mediawet.

De heer Van der Ham (D66):

Er is een amendement ingediend dat aangeeft dat er draagvlak is voor een wijziging van de Mediawet. Daarover kunt u gewoon uw oordeel uitspreken. Dat heeft u overigens ook al in uw stemgedrag van de afgelopen jaren gedaan. U moet zich niet verschuilen achter allerlei argumenten die niet ter zake doen.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit doet wel ter zake. Wij krijgen elke keer een ander amendement, waarin de bedragen dan weer afwijken. Mij wordt het er niet veel helderder op.

De heer Van der Ham (D66):

Het amendement waarin de rol van het Commissariaat voor de Media niet wordt geregeld maar dit via de gemeenten blijft gaan, is op techniek bekeken door ambtenaren en door de VNG. Daar is het bedrag van € 1,12 uit voortgekomen. Dus dat argument kunt u niet gebruiken.

De heer Van Dam (PvdA):

Als het allemaal zo goed is afgestemd met de VNG, horen wij dat vanzelf wel. De brief van de minister over de salarissen bij de publieke omroep, waarin hij aangeeft dat de bestuurders onder de Balkenendenorm komen te vallen en dat voor overige medewerkers de omroepen aan zet zijn, is in de ogen van mijn fractie een verstandige brief.

Een van de meest extreme voorstellen in dit debat is het verbod op reclame voor snoep, snacks en frisdranken. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik dat een absurde betutteling vind, omdat wij niet alles kunnen verbieden waarin reclame wordt gemaakt voor iets wat slecht is voor mensen. Als wij ons eenmaal daarin begeven, komen wij op een hellend vlak terecht en kunnen wij alles verbieden. Dat vindt de fractie van de PvdA niet verstandig. Het lijkt ons zeker niet verstandig, omdat de sector zelf al heeft aangegeven dat ze geen reclame meer wil richten op kinderen die jonger zijn dan zeven jaar. De sector zelf neemt dus het initiatief om in elk geval jonge kinderen af te schermen van dit soort reclame. Er is geen enkele noodzaak om dit wettelijk te regelen. Op dit punt herken ik mij zeer in het betoog dat de heer Remkes zojuist hield.

Ondanks het feit dat het onderwerp onvoorstelbaar buiten de orde valt, ging het in dit debat ook over de situatie bij Wegener en meer in het algemeen over het persbeleid. Omdat veel collega's hierover al iets hebben gezegd en de minister een boodschap hebben meegegeven, doe ik dat ook. Wij hebben in het verleden herhaaldelijk gedebatteerd over de problemen in de krantenwereld. Deze problemen hebben, zeker op regionaal niveau, alles te maken met de onbalans die langzaam maar zeker is ontstaan tussen de verdienmogelijkheden en de kosten die kwaliteitsjournalistiek nu eenmaal met zich meebrengt. Voor kwaliteitsjournalistiek is het nodig dat er een behoorlijk aantal journalisten in dienst is. Die journalisten kosten geld. Als dit geld steeds moeilijker kan worden terugverdiend, komen kranten langzaam maar zeker in de problemen. Dit zien wij helaas terug in de verschraling bij de regionale kranten waarvan al jaren sprake is. In de debatten hierover in de afgelopen jaren heb ik voorgesteld om, naar analogie van de WBSO, voor journalistiek personeel een soort korting op de sociale lasten te verzinnen. De minister kent de WBSO, want hij komt uit het veld waarop deze regeling is gericht. Zo'n kortingsregeling zou de kosten voor journalistiek werk kunnen verlagen en dus regionale kranten meer mogelijkheden geven om overeind te blijven. Hetzelfde geldt voor kleine landelijke kranten, die in de afgelopen jaren ook soms in de problemen kwamen. Ik vraag de minister om nog eens naar dit voorstel te kijken als hij dit najaar toch al met een persbrief naar de Kamer komt. In het verleden kreeg mijn voorstel weinig steun van collega's. Zij hebben nu terecht hun zorgen verwoord over de situatie bij Wegener. Ik ga ervan uit dat er daarom nu beter over dit voorstel te spreken valt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De fractie van de PvdA was destijds de enige die tegen mijn motie stemde waarmee ik de topsalarissen bij de omroepen wilde aanpakken. Voor de heer Van Dam was de sky the limit. Alles moest kunnen vanwege de concurrentie. Nu komt de minister met een voorstel dat in de richting van mijn motie gaat, en de heer Van Dam buigt net zo gemakkelijk weer mee. Waar staat de fractie van de PvdA nu eigenlijk? Wanneer houdt dit gedraai een keer op?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik kan mij het verloop van het debat destijds heel goed herinneren. Ik heb toen namens mijn fractie gezegd dat bestuurders onder de Balkenendenorm zouden moeten vallen, conform het kabinetsbeleid. Ik heb toen ook gezegd dat deze strakke Balkenendenorm niet zou moeten gelden voor presentatoren. Dat is precies wat de minister nu voorstelt. Hij legt de bal terecht bij de omroepen. Het gaat hierbij immers om publiek geld. Daarom is het goed dat de omroepen inzichtelijk maken op welke manier zij hun beloningsbeleid vormgeven. Ik heb liever dat dit transparant wordt, dan dat het wordt verstopt in bv-constructies. Ik vind dit dus een zeer verstandig voorstel van de minister. Het is bovendien in overeenstemming met wat mijn fractie steeds in de debatten heeft ingebracht.

De heer Remkes (VVD):

De minister heeft nog iets anders gedaan, wat ik overigens heel verstandig van hem vind. Hij heeft namelijk aan de voorkant een nieuwe norm gedefinieerd die ligt op het nieuwe niveau van de Balkenendenorm. De heer Jasper van Dijk intervenieert dus volstrekt terecht. Over dit punt hoor ik echter de heer Van Dam niets zeggen.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik las in de Volkskrant dat de minister een inzet heeft geformuleerd voor zijn gesprek met de omroepen. Ik wil mij op dit moment niet mengen in dit gesprek tussen de omroepen onderling en tussen de minister en de omroepen. Ik ben wel benieuwd naar de uitkomst. Ik vind dat de Kamer dit proces niet moet verstoren.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Hoe zit het volgens de fractie van de PvdA met wat er in het coalitieakkoord staat over ontslagvergoedingen voor mensen in de semipublieke sector? Hebben wij het nog steeds over maximaal een jaarsalaris?

De heer Van Dam (PvdA):

Met het coalitieakkoord gaat het over het algemeen bijzonder goed. Ik wil daarover graag uitweiden, maar gezien de volle agenda zal ik dat niet doen. Verder is er de brief die de minister aan de Kamer heeft gestuurd over de manier waarop hij met de omroepen om wil gaan. Daaraan heb ik niet veel toe te voegen. De omroepen zijn nu aan zet. Ik ga ervan uit dat er een gesprek zal plaatsvinden tussen de omroepen en de minister. Uiteindelijk zal dat leiden tot een resultaat. Laten wij daarop nu maar gewoon wachten.

De voorzitter:

Ik heb geteld. Volgens mij zijn er acht moties ingediend en een amendement, maar dat is al voldoende gewisseld. Dat weet de minister.

De heer Atsma (CDA):

Er zijn ook nieuwe amendementen ingediend die hier nog niet zijn gewisseld.

De voorzitter:

Ook daar is de minister van op de hoogte.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik kom terug op twee of drie onderwerpen die door verschillende sprekers zijn aangeroerd. Daarna kom ik op de specifieke vragen. Ten slotte kom ik toe aan de amendementen en moties. Ik heb ze volgens mij allemaal.

Eerst iets over een situatie die wellicht enigszins buiten de orde van deze vergadering valt, namelijk de situatie bij Wegener. De situatie is acuut. Ik kan mij voorstellen, nu wij spreken over de omroep, dat de pers een nabijgelegen onderwerp is en dat de Kamer daar aandacht voor vraagt, met het oog op de actualiteit. Wegener schrapt 400 tot 450 banen als gevolg van moeilijke marktomstandigheden. De Britse investeerder wil alle activiteiten samenvoegen tot één bedrijf en ook de ondersteunende diensten samenvoegen. Dat leidt uiteindelijk tot slechte perspectieven voor de pluriformiteit, met name in de regionale dagbladsector. Ook ik vind dat zorglijk. De heer Bosma, die ook zijn zorg op dat punt uitsprak, wees op de andere kant, namelijk dat dit typisch een sector is waar de markt een dominante rol speelt, een sector die redelijk onafhankelijk van de overheid opereert. Dat maakt dat de marges om daar sturend in op te treden, niet zo erg groot zijn. In die zin kunnen economische redenen aanleiding zijn voor een reorganisatie. Dat is anders dan bij de publieke omroep die voor een goed deel op subsidies draait. Wij kunnen daar dus niet zo gemakkelijk ingrijpen. Bovendien wordt die pluriformiteit van de nieuwsvoorziening in de regio ook nog door andere mediapartijen beïnvloed. Dan kun je denken aan de regionale commerciële omroep en lokale huis-aan-huisbladen.

Op dit uur en in het kader van dit debat kunnen wij niet zoveel doen aan deze situatie. Ik stel daarom voor dat ik in de persbrief van dit najaar specifiek aandacht besteed aan de situatie, zoals die zich bij Wegener voordoet. Ik neem daarin de suggesties van de heer Atsma mee. Ik duid de rol van de regio dan ook specifiek aan. In het kader daarvan kan de Kamer bezien of zij tevreden is met het instrumentarium dat wij hebben en wat wij kunnen doen om de situatie bij Wegener te verbeteren. In feite doe ik dus een voorstel van orde, namelijk om in het kader van de persbrief op deze kwestie terug te komen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een kleine aanvulling. Er zijn ook moties aangenomen op dit punt en morgen vindt een actievergadering plaats. Als de minister pas in het najaar met een reactie komt, kan dat wel eens heel laat zijn. Dan kunnen er al veel ongelukken zijn gebeurd.

Minister Plasterk:

Als de Kamer vindt dat ik op zeer korte termijn met een specifiek op Wegener gerichte reactie moet komen, dan kan dat, maar dan zou die wel eens beleidsarm kunnen blijken te zijn. Ik wil een en ander namelijk wel in de context plaatsen. Ik geef er de voorkeur aan om in het najaar op de kwestie terug te komen, want wij kunnen morgen of overmorgen toch nog niet aan de grote knoppen draaien.

Dan de rol van het lokale bestuur bij de lokale omroep. De heer Van der Ham heeft daar een aantal amendementen over ingediend. Ik neem eerst een misverstand weg dat misschien bij mevrouw Peters en anderen speelt. Als een Kamerlid gebruik maakt van het recht een amendement in te dienen en daarvoor juridisch advies zoekt bij het departement, dan wordt dat gegeven. Het ontvangen van ondersteuning om ervoor te zorgen dat een amendement juridisch optimaal in elkaar steekt, is een grondrecht van de Kamer. Dat bindt mij echter in genen dele als minister aan de inhoud en de politieke steun ervoor. Die twee dingen wil ik op voorhand van elkaar scheiden.

De voorzitter:

Wij moeten niet naar voren komen bij elke zin die de minister uitspreekt, vooral gelet op het tijdstip. Mevrouw Peters voor een korte vraag.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had begrepen dat de VNG uitgebreid met de minister had onderhandeld en dat er overeenstemming was bereikt, maar misschien ben ik verkeerd geïnformeerd.

Minister Plasterk:

Dat is niet het geval. Er is sprake van een amendement, vanuit de Kamer. Wij horen zo af en toe geluiden over wat de VNG ervan vindt, maar dat is iets anders. Eigenlijk zijn er twee versies van het amendement. Een verdergaande die inmiddels van tafel is, volgens welke het geld moet worden teruggenomen uit het Gemeentefonds en worden herbestemd. Dit is een ingreep waarvoor bij gemeenten begrijpelijkerwijs weinig steun is. Volgens de lichtere variant gaan wij schotten aanbrengen in het Gemeentefonds, en wel op zo'n manier dat wij zeggen: dit geld is toegevoegd aan het Gemeentefonds met de bedoeling dat men dit zou besteden aan de lokale omroep. Veel gemeenten doen dit ook, maar sommige niet. Vervolgens zouden wij besluiten om dat deel van het budget uit het Gemeentefonds hiervoor te oormerken.

In zijn algemeenheid is dat een gedachte waarover wij als regering niet enthousiast zijn. Mijn collega van Binnenlandse Zaken probeert zoveel mogelijk deze schotten weg te halen vanuit de gedachte dat ook lokaal bestuur, bestuur is en dat ook lokale volksvertegenwoordigers gekozen volksvertegenwoordigers zijn. In principe – nogmaals, dit is de zuivere leer – moeten wij kiezen of iets een rijkstaak is of niet. Zo ja, dan moeten wij het in de Kamer bestemmen. Als wij ervoor kiezen dat iets een lokale taak is, dan moet het uit het Gemeentefonds gefinancierd worden. In dat geval mag men ook lokaal besluiten of men de veiligheid op straat wellicht belangrijker vindt dan de lokale omroep.

Over deze hybride vorm bestaat in zijn algemeenheid geen groot enthousiasme. Wel deel ik de zorg die de heer Van der Ham te berde brengt, namelijk dat het toch wel zonde is, als de lokale omroep op een aantal plaatsen in het land onvoldoende ondersteund zou worden. Ik zou inderdaad de suggestie willen meegeven om nu het amendement niet aan te nemen, dan wel terug te nemen. Ik geloof ook dat er een motie is van mevrouw Peters met dezelfde strekking. Anders zou ik geneigd zijn om de aanneming te ontraden, opdat wij bij de behandeling van de Erkenningenwet nog even rustig kunnen bezien welke manier de beste is om dit te doen. Ik ben het eens met de opmerking dat het nu ineens wel heel hard gaat met de versies.

De heer Van der Ham (D66):

Dit is ook een beetje een kwestie van techniek. Er is al in 2006 een motie aanvaard die Kamerbreed is ondersteund. Hierin werd gevraagd om op de een of andere manier dit schotje te maken. Voor de vorm waarin zijn in deze motie twee opties gegeven die ook hun weerslag hebben gevonden in deze twee amendementen, waarvan er een door de VNG is ondersteund. Zegt de minster nu toe dat hij hieraan resultaatverplichtingen verbindt? Zegt hij: ik ga dit regelen en in september kom ik ermee terug? Of gaat hij er maar weer eens een keer naar kijken en nemen wij er dan maar weer eens extra tijd voor? Dat zou ik jammer vinden.

Minister Plasterk:

Nee, geen resultaatverplichting, maar wel een inspanningsverplichting. Dat gaat iets verder dan: wij gaan er eens naar kijken. De reden dat ik geen resultaat kan toezeggen, is dat ik ook met mijn collega van Binnenlandse Zaken die immers verantwoordelijk is voor het Gemeentefonds, overleg wil gaan plegen. Dit punt komt nu boven water en ik kan hierop niet binnen één dag een zinnig antwoord op geven.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind dit toch wel een beetje mager, eerlijk gezegd. Deze motie is door de Kamer uitgesproken en wordt eigenlijk nogmaals behoorlijk bevestigd door de fracties, zo van: ja, wij vinden wel dat dit geregeld moet worden...

De voorzitter:

Uw vraag.

De heer Van der Ham (D66):

Kan de minister het iets scherper stellen?

Minister Plasterk:

Ik heb diverse fracties horen zeggen: neem er heel even de tijd voor en kom er in het najaar op terug. Ik heb bij de diverse Kamerleden de ondertoon beluisterd dat het niet de bedoeling is om dan te zeggen dat wij niets doen. Ik neem dit dus mee, maar ik zou het hierbij willen laten.

De heer Remkes (VVD):

Ik vind dat dit eigenlijk niet elegant is ten opzichte van de Kamer. Deze discussie was aan te zien komen en loopt ook al geruime tijd. Wij stemmen donderdagavond. Mijn uitnodiging aan de minister zou zijn: kom voor donderdagavond in overleg met uw collega van Binnenlandse Zaken met een nota van wijziging.

De voorzitter:

Dit komt nagenoeg overeen met hetgeen de heer Van der Ham heeft gevraagd.

Minister Plasterk:

"Niet elegant" vind ik nogal een groot woord. Er is vanavond een amendement ingediend. Hierover praten wij nu en ik heb behoefte aan ruggespraak met mijn collega. Vervolgens wil ik weten wat de VNG hiervan vindt. Ik zeg niet toe dat ik dit voor donderdag kan doen.

De voorzitter:

Akkoord. Ik stel voor dat de minister zijn betoog vervolgt.

Minister Plasterk:

Nogmaals, ik dacht dat verschillende sprekers in de Kamer dit punt ook ondersteund hebben en dat ik dus niet met iets heel nieuws kom.

Door diverse Kamerleden zijn opmerkingen gemaakt over de salarissen bij de publieke omroep. Ik heb er de behoefte aan om de Kamer nog een paar teksten voor te leggen, allereerst de volgende tekst: "De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het kabinet een maximum wil stellen aan salarissen van bestuurders bij de publieke omroep, maar niet aan die van presentatoren en dj's; overwegende dat salarissen van presentatoren en dj's regelmatig hoger zijn dan die van de minister-president, verzoekt de regering, de invoering van de Balkenendenorm toe te passen op iedereen die werkzaam is bij de publieke omroep, en gaat over tot de orde van de dag".

Deze motie is ondersteund door alle leden van de Kamer, behalve die van de PvdA-fractie. Dat is nu de context waarbinnen wij dit gesprek moeten voeren. Ik meen dat de heer Van der Ham zei: gaat dat niet een beetje ver? Hij plaatste enige kanttekeningen bij de vraag of dit wel zou moeten gelden voor presentatoren. Ik wil hem eraan herinneren dat hij met zijn complete fractie – en dat zijn er nogal wat – kortom, dat alle leden van de D66-fractie deze motie, waarin geen mitsen en maren staan, gesteund hebben.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van der Ham, niet alleen interrumperen omdat u wordt genoemd.

De heer Van der Ham (D66):

Eén korte toelichting. In het spoeddebat hierover heb ik al aangegeven dat ik mij realiseer dat die uitspraak van de Kamer behoorlijk lastig te realiseren valt.

De voorzitter:

Oké. Dat is een invulling van de motie. Ik stel voor dat de minister zijn betoog vervolgt.

Minister Plasterk:

Er is in ieder geval een aangenomen motie, die door de Kamer breed is gesteund. Vervolgens heeft de regering zich daarop beraden en besloten om deze motie niet integraal uit te voeren. Wij zullen namelijk voor de presentatoren en diskjockeys niet de Balkenendenorm toepassen, een bedrag van € 179.000 als maximum, maar wij kiezen voor een ander regime, dat beschreven is in de brief van de collega van BZK over de commissie-Dijkstal, namelijk het regime van de beloningscode. Mevrouw Peters sprak van "vrijblijvendheid"; daarom heb ik ook hierbij de behoefte om even precies voor te lezen wat de beloningscode inhoudt. Deze code houdt het volgende in. Sectoren die eronder vallen "kennen een beloningsmaximum. Dit maximum wordt vastgelegd in een code. De sectorvertegenwoordigers/brancheorganisaties moeten deze code, die een wettelijke verankering en dus afdwingbaarheid krijgt, ter goedkeuring aan de vakminister voorleggen. De minister toetst de code inhoudelijk en fiatteert daarmee dus het beloningsplafond. De minister verklaart deze code vervolgens voor de hele sector verbindend. De minister kan inhoudelijke eisen stellen aan een beloningscode. Zo kan van de sector worden verlangd dat een maximumbeloning wordt gedifferentieerd naar organisatieomvang of -complexiteit. Als de sector niet met een code komt, of als de code niet aan de eisen voldoet, stelt de vakminister een beloningscode inclusief beloningsplafond vast. In de regel zal het beloningsniveau van een minister dan als maximum gelden".

Dit is dus buitengewoon dwingend. Daartoe heeft het kabinet besloten, waarmee is vastgesteld dat nu een uitnodiging uitgaat naar de sector om met een code te komen. Mede gezien de opvattingen van de Kamer en overigens mede gezien de verdeling van de verschillende presentatoren over de inkomenscategorieën – van degenen die boven de Balkenendenorm zitten, verdienen de meesten namelijk onder de drie ton; er is er slechts één in dienst boven de drie ton – heb ik inderdaad in de context daarvan al aangegeven dat ik niet verwacht dat de sector nu met een code komt met een maximum van drie ton. Als hij dat zou doen, dan begrijpen wij elkaar niet; daarover moet geen misverstand bestaan. In die context heb ik gezegd: u kent de Balkenendenorm; als je daar nog één keer een minimumloon bovenop gaat zitten – dan zit je rond de twee ton – dan komen wij een eind in de buurt. Daar wil ik het nu ook even bij laten. De Kamer kan mij vragen om dit nader vast te leggen; maar in all fairness vraag ik mij af of dat nodig is. Deze code houdt in dat de sector aan het woord is; ik heb even een schot voor de boeg gegeven voor wat ik een redelijke regio zou vinden. Ik wil nu eerst afwachten waarmee de publieke omroep komt. Dan zal ik, in eerste instantie in overleg en vervolgens zo nodig ook vanuit mijn eigen verantwoordelijkheid, vaststellen waar het maximum ligt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan vraag ik mij af waarom de minister in de krant zegt: waarom zou een presentator meer moeten verdienen dan de minister-president? Dat is een zeer terechte opmerking. Hij was dus heel dicht bij de uitvoering van de democratisch aangenomen motie gekomen, en toch besluit hij er net boven te gaan zitten, met dat een beetje mysterieuze "rond de twee ton".

Minister Plasterk:

Het staat ook niet op voorhand vast. Ik heb, geloof ik, letterlijk gezegd: als iemand de minister-president interviewt, dan snap ik niet waarom degene die de vragen stelt, meer betaald krijgt dan degene die de vragen beantwoordt. Ik wacht nu even af wat er voor voorstellen voor de code komen uit de publieke omroep. Misschien zal blijken dat degene die de minister-president interviewt, inderdaad in de categorie valt die misschien wel verder onder de Balkenendenorm zit.

Ik loop langs een aantal vragen die zijn gesteld. Daarna zal ik toekomen aan de moties en de amendementen. De heer Van der Ham vroeg naar de uitvoering van de motie in verband met het Nekschotdebat. Men kent mijn standpunt: er bestaat in Nederland vrijheid van meningsuiting en dat is een groot goed; dat behoeft hier geen betoog. Op het onderwerp van de zorgvuldige bejegening van vermeende opiniedelicten reageert minister Hirsch Ballin namens het kabinet; naar ik meen heeft hij dat al gedaan. Ik realiseer mij dat ik als minister die verantwoordelijk is voor de journalistiek en de omroep een extra verantwoordelijkheid heb om toe te zien op de vrijheid van meningsuiting. Ik doe daar ook alles aan.

De heer Jasper van Dijk heeft een vraag gesteld over snoepreclames. Daarover hebben wij het de vorige keer volgens mij gehad. Ik realiseer mij dat u daarover anders denkt. Ik heb toen al gezegd dat een breezer gewoon slecht is voor jongeren. Een banaan, chocolade of snoep zijn niet op voorhand slecht, maar veel snoep of veel bananen zijn wel slecht.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Bananen zijn fruit.

Minister Plasterk:

Daar kun je ook heel dik van worden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Met één breezer gaat een kind er ook niet onderdoor.

Minister Plasterk:

Hoe dan ook, naar mijn oordeel is snoep echt een andere categorie. Ik ben er beslist tegen om snoepreclame te verbieden.

U vroeg ook of het digitaal kanaal ook analoog kan. In principe is het niet aan de regering maar aan de omroep om te bepalen of zij analoog of digitaal willen uitzenden. Mochten wij daarop nader willen doorpraten, dan zou ik willen voorstellen dit bij de distributiebrief te doen. In het najaar kom ik daarop terug met staatssecretaris Heemskerk.

U hebt ook een vraag gesteld over Radio 5 als de zender voor de achtergronden. Ook Postbus 51 zendt uit via Radio 5. Dat is op zich dus een logische keuze. De raad van bestuur deelt de zendtijd in, maar het Presidium van de Tweede Kamer kan daarover met de raad van bestuur in overleg treden. Volgens mij gebeurt dit ook. In ieder geval zit ik er als minister niet tussen. Het is dus echt tussen u en de raad van bestuur van de omroep om daarover door te praten. Dit is eindelijk iets waarmee ik niets te maken heb.

De heer Jasper van Dijk vroeg wanneer de resultaten van het onderzoek naar de geluidsvolumes van de reclames kon worden verwacht. Het onderzoek naar het aanpassen van de geluidsvolumes van reclame is niet in opdracht van mij gedaan, maar is een initiatief van de International Telecommunication Union en de marktpartijen. Ik zou u willen voorstellen dat ik u bij de mediabegroting informeer over de voortgang van dat onderzoek.

Waar is de heer Van der Ham?

De voorzitter:

Hij luistert mee.

Minister Plasterk:

Hij luistert mee, het alziend oog en alhorend oor. Hij heeft gevraagd of ik bij het beoordelen van de ontslagvergoedingen ook gekeken had naar de vraag of dit uit eigen budget is gebeurd. Dit staat keurig in de brief. Daarin staat dat het commissariaat dit niet heeft kunnen vaststellen. Ik voeg eraan toe, zoals ik ook al in het spoeddebat heb aangegeven, dat ik vind dat het onderscheid er niet toe doet. Alle middelen moeten uiteindelijk ten goede komen aan de publieke taak. De verenigingsactiviteiten worden dus uit de verenigingsinkomsten betaald. Het restant van de verenigingsinkomsten gaat naar de programma's. Ik vind het geen verstandige weg om bij minder wenselijke gebeurtenissen te zeggen dat dit niet zo erg is omdat men dit uit verenigingsgeld betaalt. Dit is niet verstandig, omdat de twee budgetten communicerende vaten zijn.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een technische vraag. Ook in het spoeddebat hadden wij het over dit dilemma, of je deze budgetten kunt scheiden. In de brief staat dat bekeken is hoe het in het verleden is gegaan. In het verleden is dit niet geconstateerd. Heeft het commissariaat echter ook bekeken of het überhaupt mogelijk is om het gescheiden te doen, in de toekomst wellicht?

Minister Plasterk:

Dat denk ik niet, maar ik vind het eerlijk gezegd ook niet belangrijk. Het restant van het verenigde budget gaat namelijk toch in de programma's zitten. Als u vindt dat een omroep geld op een onterechte manier besteedt aan een afvloeiingsregeling of waaraan dan ook, hoort die opvatting niet afhankelijk te zijn van de vraag of dit geld uit eigen inkomsten of uit de subsidie-inkomsten komt. Anders ga je namelijk alleen maar een soort balletje-balletje in de hand werken, met hetzelfde resultaat.

De heer Jasper van Dijk heeft nog gevraagd of het kanaal Politiek 24 analoog kan worden doorgegeven. Dat punt neem ik mee in de reactie die ik u al in eerste termijn had toegezegd.

De heer Slob vroeg naar contact met de zender Bloemendaal en andere zenders. Dat zeg ik met alle plezier toe en dan neem ik ook de punten mee die hij heeft genoemd.

Mevrouw Peters heeft nog gevraagd naar de relatie tussen de Erkenningenwet en de Mediawet en veronderstelde dat wij hier de Mediawet behandelen. De Erkenningenwet is een wijziging van de Mediawet. Als wij daarin dus iets meenemen, nemen wij het evengoed uiteindelijk mee in de Mediawet. Dan landt het ook daar.

Ik betreur het dat ik de heer Remkes niet heb kunnen overtuigen, met name omdat ik het gevoel had dat hij bijna zo ver was dat hij op pragmatische gronden steun zou geven aan dit bestel, dat hij het voor dit moment zou willen steunen. Ik heb aangegeven dat zijn overwegingen ook voor mij gelden, omdat ik niet denk dat dit bestel voor eeuwig zal zijn, of zelfs maar voor de komende twintig jaar. Ik denk dat dit voor de komende vijf jaar de beste manier is om ervoor te zorgen dat de omroepen doen wat zij moeten doen, namelijk goede programma's maken. Ik had gehoopt de heer Remkes hierin mee te krijgen, maar dat is niet gelukt.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb één brug gezien, maar ik miste nog een paar bruggen...

Minister Plasterk:

Men doet wat men kan.

De heer Atsma vroeg nog specifiek of het percentage van 25 voor de inschakeling van externen tot de televisie beperkt zou kunnen worden. Dit is een nogal technisch punt, hier zal ik even wat aandacht aan moeten geven en ik vraag hem, ermee in te stemmen dat ik er bij de behandeling van de Erkenningenwet op terugkom.

Ik meen dat ik al had aangegeven dat ik het oordeel over de motie van de leden Van Dam en Atsma op stuk nr. 16 aan de Kamer overlaat.

In het amendement op stuk nr. 30 stelt de heer Atsma voor, kabelmaatschappijen te verplichten om ook de programma's van de regionale omroep uit aangrenzende provincies door te geven. Nu is de regionale omroep primair voor de eigen provincie bestemd, het is geen landelijke omroep. In de meeste provincies worden ook de programma's van andere regionale omroepen doorgegeven, als gevolg van afspraken tussen de kabelexploitant en de betreffende regionale omroepen, maar dat is inderdaad niet in alle gevallen zo. Ik vind dat het wel ver gaat om kabelbedrijven te verplichten, extra programma's van regionale omroepen van buiten de eigen regio door te geven, met name omdat zij door de beperkte bandbreedte waarover zij beschikken, keuzes moeten maken. Dan gaat het ten koste van andere kanalen of van andere diensten. Ik dacht dat dit met name een rol speelde bij UPC, dus ik wil met alle plezier nog eens in gesprek gaan met UPC en de Kamer rapporteren over de uitkomsten van dit gesprek. Ik vind dat een verplichting wel ver gaat.

De heer Atsma (CDA):

Dit slaat eigenlijk terug op het debat dat wij al een halfjaar geleden hebben gevoerd. De Kamer heeft toen ook een motie aangenomen, maar daar is niets mee gebeurd. Wij kunnen het nu regelen. UPC doet het inderdaad niet, maar de nieuwe grootmacht in kabelland geeft alle regionale zenders door. Let wel, het gaat om het digitale aanbod; ik geloof dus niet dat het argument opgaat dat er te weinig ruimte is en ik vind het daarom niet te veel gevraagd om de programma's van de regionale omroepen van de buurprovincies door te geven. Het is natuurlijk raar dat je in Friesland wel Limburg en Rijnmond kunt ontvangen, maar dat je de programma's van de regionale omroepen in Drenthe en Groningen niet kunt ontvangen als je op de grens van Groningen, Friesland en Drenthe woont. Dat is heel raar.

Minister Plasterk:

Ik zoek even naar een manier om tegemoet te komen aan wat u zegt. Ik kan mij voorstellen dat je, wonend in Drenthe, waar wellicht minder kanalen zijn, ook de programma's uit Groningen wilt ontvangen. Maar dat is toch weer wat anders dan de kabelmaatschappijen in Zuid-Holland, waar zeer veel kanalen worden doorgegeven, te verplichten om alle kanalen uit Noord-Holland door te geven. Uw amendement vraagt overigens meer, dacht ik.

De heer Atsma (CDA):

Nee, wij hebben het over de publieke, regionale omroep. In Zuid-Holland heb je Noord-Holland, Noord-Brabant, Zeeland en misschien ook wel Utrecht als buurprovincie. Dat betekent dus vier regionale omroepen, maar er is zoveel verkeer tussen de verschillende provincies dat er altijd wel redenen zijn, zoals veel familieleden of werkomstandigheden, die rechtvaardigen om die programma's te laten doorgeven. Het gaat om publiek geld en dus om een publiek signaal.

Minister Plasterk:

Ik heb een aarzeling. Ontraden gaat mij weer te ver. Uiteindelijk zal ik het oordeel wel aan de Kamer willen laten, maar met die kanttekening dat het verplichtend van bovenaf opleggen en het in de wet vastleggen te ver gaat. Maar nogmaals, als uw Kamer dat wenst, zie ik daar de ratio ook wel weer van.

De voorzitter:

Dit maakt onderdeel uit van de wetsgeschiedenis, ook uw toelichting. Ik maak u er nog even op attent, ook voor de Handelingen: u sprak over de motie op stuk nr. 16, maar het is het amendement op stuk nr. 16. Dan ligt dat vast.

Minister Plasterk:

Het is het amendement op stuk nr. 30.

De heer Remkes (VVD):

Ik kan mij de behoefte heel goed voorstellen om in Friesland Radio Noord te kunnen ontvangen. Omgekeerd leeft die behoefte, althans bij mij, wat minder. Maar ik vind het advies van de minister in de richting van de Kamer onduidelijk.

De voorzitter:

De minister nog even, helder.

Minister Plasterk:

Ik laat uiteindelijk het oordeel over aan uw Kamer met de aarzelende kanttekeningen die ik heb gemaakt. Je hebt verschillende gradaties van enthousiasme. Ik ben hier niet enthousiast over, omdat ik mij afvraag of je dat in de wet moet vastleggen.

De heer Remkes (VVD):

Nee, ontraden!

Minister Plasterk:

Maak ik u daar gelukkig mee? Nee, ik blijf hierbij; u ziet de aarzeling. U moet maar naar wijsheid oordelen.

De motie van de heer Bosma op stuk nr. 32 haalt in feite de plug uit het hele voorstel dat hier ter tafel ligt. Hij heeft dat in zijn eerste termijn al toegelicht en ik heb er toen ook op gereageerd. Ik kan aanneming van de motie dan ook zonder nadere toelichting ontraden onder verwijzing naar mijn eerste termijn.

Ik heb al gereageerd op het amendement van de heer Van der Ham op stuk nr. 29 en verwezen naar de Erkenningenwet.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 31, ook van de heer Van der Ham. Ik zie dat het ten opzichte van eerdere versies buitengewoon mild is geformuleerd. Maar zeker met de gegeven toelichting, tast het mijn principiële bezwaar niet aan. De onderliggende wens is om in de wet vast te leggen dat de omroep meer aandacht moet besteden aan Europa. Hoewel ik die wens wellicht deel, vind ik ten principale niet dat de overheid moet vastleggen dat journalisten meer aandacht moeten besteden aan de waterschappen, de gemeenten, de deelraden, de provincies, het Rijk of Europa. Ik zie dat het mild geformuleerd is en ik zie dat u niet zegt dat men in positieve zin of in kritische zin moet spreken over Europa. Maar dan nog vind ik dat wij die brug niet over moeten en dat wij dit niet in de wet moeten vastleggen. Ik ontraad dan ook aanneming van dit amendement.

De heer Van der Ham (D66):

Uw redenering om aanneming te ontraden kon misschien slaan op het vorige amendement. Maar alle toelichting bij het vorige amendement staat er nu niet meer bij en ik heb in de toelichting andere bewoordingen gebruikt. Uw redenering slaat dan ook nergens meer op. Ik vind het een beetje vergevorderd.

Minister Plasterk:

U hebt het amendement in hoge mate afgezwakt, maar nu moet worden toegevoegd: met inbegrip van de Europese context. In de toelichting zegt u dat Nederland steeds meer een onderdeel van het Europese geheel vormt. Ik kan dat toch niet los zien van uw inbreng in eerste termijn, waarin u bepleitte dat er meer aandacht aan werd besteed door de omroep. In die context en gegeven mijn motivering, ben ik daar niet voor en ontraad ik aanneming van het amendement.

Ik ben bij de motie van de heer Van der Ham op stuk nr. 33 over de cofinanciering. Hij zegt: als de andere departementen dat budget niet meer besteden aan de cofinanciering van programma's bij de publieke omroep, laten wij er dan iets anders mee doen bij de omroep. Op zichzelf, puur vanuit de mediaportefeuille, is dat geen onaantrekkelijke gedachte. Maar in de realiteit moeten wij toch onder ogen zien dat departementen dat budget gebruiken voor het realiseren van de doelstellingen waar zij voor staan. Dat kan zijn voorlichting over obesitas, waarover de regering zich met de fractie van de SP grote zorgen maakt. Of wellicht zijn het andere mooie doelen. Wanneer men dat niet meer kan doen via een coproductie, zal men dat wellicht doen via foldertjes die worden uitgedeeld of zal iemand als konijn verkleed over straat gaan, wat ook geld kost. Het is niet aan mij om nu te zeggen dat het budget bij de omroep terecht moet komen. U hebt altijd het recht van amendement bij de begroting. Ik wil u niet aanmoedigen dat te doen; dat is geheel aan u. Ik ontraad aanneming van deze motie.

Wij hebben al gesproken over de snoepreclame. Ik ontraad het aannemen van de motie van de heer Van Dijk daarover.

Mevrouw Peters verzoekt de regering in haar motie om ervoor te zorgen dat de ontslagvergoeding gemaximeerd wordt op één jaar. De regering onderschrijft die doelstelling. Die staat overigens ook in het coalitieakkoord. In mijn brief aan de Kamer heb ik verwezen naar de brief van mijn collega van BZK, waarin zij zegt dat hierover nog een advies van Dijkstal loopt. Dit is namelijk ook in de uitvoering geen simpele kwestie. Ik ontraad om daar nu bij motie doorheen te gaan fietsen. De intentie ervan herken ik zeer en onderschrijf ik ook, maar het gaat nu om de uitvoering.

Mevrouw Peters verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 35 om de bekostiging van de publieke lokale omroep door de gemeente te garanderen. Ik heb daarnaar verwezen in samenhang met het amendement over hetzelfde onderwerp van de heer Van der Ham.

Mevrouw Peters heeft nog een motie ingediend. Hierin nodigt zij de regering uit om te komen tot een overleg met de sector over de onafhankelijke producenten en een billijke vergoeding. Ik heb in mijn eerste termijn een toezegging gedaan die daar grotendeels op leek. Om die reden laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik breng dat verzoek dus ook over aan de raad van bestuur van de publieke omroep. Mevrouw Peters vraagt om dat voor Prinsjesdag te doen. Ik weet niet of wij dat halen. Dat zou het gesprek ook wel erg onder druk kunnen zetten. Dat zeg ik op voorhand, maar het oordeel over de motie laat ik over aan de Kamer.

De heer Remkes vraagt in zijn motie op stuk nr. 38 om meer criteria voor de invulling van de publieke taak. Die criteria staan in de wet, in artikel 2.1. De activiteiten worden daaraan getoetst. Wij hebben daarover een akkoord van de Europese Commissie. Dat hebben wij ook in eerste termijn besproken. Ik ontraad het om nu nog weer nadere criteria daaraan te stellen. Dat is ook strijdig met de opvatting die de regering heeft over de generale taak van de publieke omroep.

Ten slotte suggereert de heer Atsma in zijn motie om de Raad voor Cultuur voortaan niet meer te vragen om zich met mediabeleid bezig te houden. Dat zou ik toch betreuren. De Mediaraad is destijds opgeheven en opgegaan in de Raad voor Cultuur. Dat is in feite mijn enige algemene adviesorgaan over de media. Ik geef toe dat er veel over media wordt geadviseerd door deze en gene in het land. Ik heb echter wel behoefte aan en waardering voor de adviezen die ik van de Raad voor Cultuur krijg en zou het jammer vinden om die nu allemaal naar de mestvaalt van de geschiedenis te verwijzen. Ik ontraad om die reden het aannemen van deze motie.

Ik dacht dat ik daarmee alle moties besproken had.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen aanstaande donderdag over de amendementen, de ingediende moties en het wetsvoorstel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven