32 502 Bijlage bij de Staat van de Europese Unie 2010–2011

Nr. 2 BIJLAGE

21 september 2010

INHOUDSOPGAVE

RAADSAGENDA’S

blz.

   

1.

Europese Raad

3

   

2.

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

7

 

Algemene Zaken

7

 

Buitenlandse Zaken

13

   

3.

Raad Economische en Financiële Zaken

28

 

Ecofin Raad

28

 

Begrotingsraad

37

   

4.

Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

41

 

Algemeen

41

 

Migratie, Asiel, Grenzen en Visa

42

 

Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

48

 

Terrorismebestrijding

52

 

Justitiële samenwerking in civiele zaken

53

 

Externe betrekkingen

54

   

5.

Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

56

 

Werkgelegenheid en Sociaal beleid

56

 

Volksgezondheid

62

   

6.

Raad voor Concurrentievermogen

67

   

7.

Raad Vervoer, Telecom en Energie

73

 

Vervoer

73

 

Telecommunicatie

78

 

Energie

81

   

8.

Landbouw- en Visserijraad

84

 

Landbouw

84

 

Visserij

90

   

9.

Milieuraad

94

   

10.

Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

101

 

Onderwijs

101

 

Jeugd

103

 

Cultuur en Media

104

 

Sport

107

   

Fiches opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)

108

Stand Implementatie Europese Regelgeving

111

Tabellen

112

Lijst van afkortingen

115

RAADSAGENDA’S

1. EUROPESE RAAD

Vergaderdata:

16 september 2010

28–29 oktober 2010

16–17 december 2010

4 februari 2011

24–25 maart 2011

24 juni 2011

Algemeen

Met het inwerking treden van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 kende het verslagjaar een wisseling van het roterende voorzitterschap naar een vaste voorzitter van de Raad. De eerste door de vaste voorzitter geleide vergadering was die van 11 februari 2010.

Stand van zaken

Ter voorbereiding van de tweede bijeenkomst op regeringsleiderniveau van de G-20 op 25 en 26 september 2009 te Pittsburgh kwam de Europese Raad op 17 september 2009 informeel bijeen voor een werkdiner, dat geheel in het teken stond van inhoudelijke voorbereiding van een EU-positie voor deze topbijeenkomst.

De Europese Raad van 29 en 30 oktober 2009 stond enerzijds in het teken van de voorbereiding van de Klimaattop in Kopenhagen en anderzijds de voorbereiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Nederland pleitte voor een leiderschapsrol van de Unie op de Klimaattop, vooral op het gebied van de financiering van het klimaatbeleid. De Unie zou het goede voorbeeld moeten geven door zo concreet mogelijk bedragen te noemen, eveneens het Europese aandeel daarin. De Europese Raad onderschreef de raming van de Commissie voor de nettokosten van mitigatie en adaptatie voor ontwikkelingslanden in 2010 jaarlijks op circa 100 miljard euro. Daarbij onderstreepte de Europese Raad dat de internationale klimaatfinanciering de financiering voor armoedebestrijding en de inspanningen om de MDG’s te bereiken niet mag ondermijnen. Wat de interne lastenverdeling binnen de Unie betreft werd een procedurele afspraak gemaakt waarbij de Unie voor de minder welvarende lidstaten een intern aanpassingsmechanisme zal uitwerken dat rekening houdt met de «ability to pay».

De Europese Raad sprak tevens over de stand van zaken van het Verdrag. Op dat moment had alleen Tsjechië het Verdrag nog niet bekrachtigd. De Europese Raad kwam een pakket van tegemoetkomingen overeen om de Tsjechische president in staat te stellen de bekrachtiging te voltooien en sprak tevens af dat bij de volgende toetreding een protocol aan het Verdrag zal worden gehecht dat de «opt-out» die het VK en Polen al hebben met betrekking tot het Grondrechtenhandvest ook van toepassing verklaart op Tsjechië. Daarnaast onderschreef de Europese Raad een rapport van het Zweedse voorzitterschap met aanbevelingen aan de toekomstige Hoge Vertegenwoordiger (HV) over de inrichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Tot slot sprak de Europese Raad over de zorgwekkende financieel-economische situatie (zonder conclusies hierover aan te nemen), de problematiek van migratie in de Middellandse Zee en over de rol van de Unie op het wereldtoneel, na het inwerking treden van het Verdrag.

Nadat duidelijk was geworden dat het Verdrag op 1 december 2009 in werking kon treden, belegde het Zweedse voorzitterschap op 19 november een informele Europese Raad. Deze informele Europese Raad was bedoeld om de personen aan te wijzen voor de nieuwe functies die voortvloeiden uit het Verdrag, namelijk de vaste voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Unaniem verkozen de regeringsleiders Herman Van Rompuy en Catherine Ashton voor de respectievelijke functies.

De Europese Raad van 10 en 11 december ging hoofdzakelijk over twee onderwerpen: de financieel-economische crisis en de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen.

De Europese Raad stelde vast dat de economische situatie tekenen van stabilisatie vertoonde en het vertrouwen van ondernemers en consumenten toenam. In 2010 zou een licht herstel zijn, gevolgd door een sterkere groei in 2011. De situatie op de arbeidsmarkt zou nog verder verslechteren. Aan de eerder gemaakte afspraken over de zogenaamde budgettaire exit-strategieën werden afspraken toegevoegd over financiële exit-strategieën. De Europese Raad riep voorts de financiële sector op om onmiddellijk gezonde beloningspraktijken toe te passen en spoorde de lidstaten aan om snel naar oplossingen te zoeken. Daarnaast sprak de Europese Raad uitgebreid over de Europa 2020-strategie voor groei en banen, de opvolger van de Lissabon-strategie. Nederland stelde in dit kader dat de economische structuur van Europa hervormd moet worden. Het moet meer concurrerend, duurzamer en socialer worden. De nieuwe strategie moet het economisch herstel bestendigen, banen scheppen en de werkloosheid terugdringen.

De discussie over de Klimaattop in Kopenhagen van oktober 2009 werd voortgezet en spitste zich toe op de vroege klimaatfinanciering van acties van ontwikkelingslanden in de periode 2010–2012 en de ambitie van 20% naar 30% CO2-reductie. Voor de vroege klimaatfinanciering zegde Nederland een bijdrage toe van 100 miljoen euro per jaar, dus in totaal 310 miljoen euro voor de gehele periode. De Nederlandse bijdrage is onderdeel van de totale committering van de Unie en haar lidstaten voor een jaarlijkse bijdrage van 2,4 miljard euro per jaar, dus in totaal 7,2 miljard euro voor de gehele periode. De Unie zal jaarlijks rapporteren over de implementatie van de vroege financiering. De eerste rapportage zal zijn voor de klimaatconferentie in Cancún eind 2010. In juni 2010 werd in Bonn een eerste overzicht gepresenteerd van vroege financiering. Daarnaast herhaalde de Unie haar inzet voor een reductie van 30% in 2020, mits andere ontwikkelde landen zich verplichten tot vergelijkbare reducties en ontwikkelingslanden voldoende bijdragen gelet op hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden.

Op 11 februari 2010 kwam voor het eerst onder voorzitterschap van de vaste voorzitter Van Rompuy de Europese Raad informeel bijeen. Er werd onder andere gesproken over de Europa 2020-strategie voor banen en groei en teruggeblikt op de Klimaattop in Kopenhagen. Ook kwam de zorgwekkende situatie rond de Griekse economie aan de orde.

Zowel de situatie in Griekenland als de Europa 2020-strategie kwamen uitgebreider aan bod op de daaropvolgende Europese Raad van 25 en 26 maart. Nederland heeft het belang onderstreept dat Griekenland orde op zaken moet stellen en dat alleen in het uiterste geval bijstand zal worden verleend, waarbij het IMF een grote rol vervult in een pakket met tevens bijdragen van Eurolanden, onder strikte conditionaliteit. Dit standpunt werd overgenomen in de verklaring van de Europese Raad, waarin is gesteld dat alle eurolanden zelf verantwoordelijk zijn om te zorgen dat hun nationale beleid in lijn is met de afgesproken regels en dat zij een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor de financiële stabiliteit van de eurozone. Daarbij werd herhaald dat de landen van de eurozone, indien nodig, doortastende en gecoördineerde actie zullen ondernemen om de financiële stabiliteit in de eurozone te waarborgen. De leden van de Eurogroep hebben de voorzitter van de Europese Raad gevraagd samen met de Commissie en vertegenwoordigers van de lidstaten een werkgroep te vormen (de Van Rompuy-werkgroep) en voor het einde van het jaar maatregelen te presenteren om het toezicht op de economische en budgettaire risico’s te versterken en de instrumenten van de Unie om deze risico’s te voorkomen.

In navolging van wat al in december werd besproken, stelde Nederland dat de Europa 2020-strategie ambitieus moest zijn, maar ook van realisme moest getuigen. Nederland tekende bezwaar aan tegen de voorgestelde armoededoelstelling in de strategie en stelde dat de beste manier om armoede te bestrijden is banen te scheppen. Dit standpunt werd door meerdere lidstaten gesteund. Er werden vijf doelstellingen gedefinieerd, waarvan arbeidsparticipatie, R&D en klimaat al werden gekwantificeerd. De andere twee doelstellingen, onderwijs en sociale insluiting, kwamen in juni aan de orde. Er werd tevens afgesproken dat de lidstaten zowel hun nationale hervormingsplannen onder de nieuwe strategie als de stabiliteits- en convergentieprogramma’s onder het SGP in oktober indienen. Ook de Commissie stelt een plan op van wetgeving- en andere voorstellen die op EU-niveau worden geïnitieerd. De Europese Raad zal jaarlijks op basis van de rapportage van de Commissie en de lidstaten een gezamenlijke beoordeling maken van de voortgang die is geboekt. Er is hierbij expliciet aangegeven dat de instrumenten van de nieuwe strategie en het SGP gescheiden blijven.

Tot slot werd tijdens deze Europese Raad de inzet besproken voor de klimaatonderhandelingen komend najaar in Cancún. Daarbij werd onder andere afgesproken dat er een stap-voor-stap benadering zal worden gevolgd waarbij verschillende zaken zoals adaptatie, bossen en technologie, worden ingevuld en dat concrete vervolgstappen moeten worden gezet om de financiële afspraken die zijn gemaakt snel na te komen.

De Europese Raad van 17 juni stelde de Europa 2020-strategie vast, waarbij de resterende twee doelen werden gedefinieerd. Daarnaast besprak de Europese Raad het verslag van de Van Rompuy-werkgroep. De werkgroep komt in oktober 2010 met haar eindrapport. Voorts stonden het toezicht op de financiële sector, de versterking van het SGP en de voorbereiding van de EU-positie voor de G-20 top, die op 25 en 27 juni 2010 in Toronto plaatsvond, op de agenda. Ter voorbereiding op de VN millennium development goals top in september 2010 spraken de regeringsleiders over deze doelen. Tot slot sprak de Europese Raad, naar aanleiding van een recent daarvoor verschenen Commissiemededeling, over de reductiedoelstelling en klimaatfinanciering.

Strategische partners

Tijdens de Europese Raad van maart 2010 heeft voorzitter Van Rompuy aangekondigd in september van 2010 een extra Europese Raad te beleggen waar zal worden gesproken over de omgang van de Unie met haar strategische partners. De Unie wil opkomende actoren, zoals China, India en Brazilië, sterker engageren, zodat zij worden aangemoedigd hun verantwoordelijkheid te nemen voor internationale vraagstukken als vrede en veiligheid, klimaat, handel en ontwikkelingssamenwerking.

Doel is ook via coherente en geïntegreerde strategieën te bereiken dat de positie van de Unie op het wereldtoneel sterk blijft. Dat is noodzakelijk; de internationale belangen van de Unie zijn zo groot dat de Unie het zich niet kan veroorloven internationaal tweede viool te spelen. Strategische discussies zullen een eensgezinde Europese stellingname bevorderen en zo de invloed van de Unie vergroten. Om effectief te zijn, moeten de strategieën differentiëren tussen landen en de prioriteiten per land vaststellen.

Het kabinet meent dat de Unie, als één van de drie grote actoren in de wereld, bijzondere aandacht moet geven aan de gebieden die grenzen aan het eigen grondgebied, dat wil zeggen de Oostelijke buren, Rusland en de Mediterrane Partners. Deze prioriteitsstelling volgt uit de natuurlijke betrokkenheid bij deze buurlanden. Daarnaast speelt een rol dat mag worden verwacht dat stabiliteit en modernisering in nabijgelegen regio’s onze veiligheid en economische groei bevorderen, wat de internationale positie van de Unie verder versterkt. Vanuit deze prioriteitsstelling moet de Unie met voorrang synergieën zoeken met internationale en regionale organisaties die zich met deze regio’s bezighouden, zoals de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa.

Tijdens de Raadsbijeenkomst in april vond een eerste bespreking plaats over de strategische relatie met China. Gelet op het toenemende economische en politieke gewicht van China wordt dit land een steeds belangrijkere speler op het internationale niveau. De Unie moet in toenemende mate rekening houden met China voor het realiseren van haar economische, sociale en politieke doelen. Hierbij wordt de Unie geconfronteerd met de relatief intern georiënteerde visie van China op internationale vraagstukken.

De Unie streeft naar verbreding van de relatie met India, op basis van onze gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen. Hoewel het potentieel van strategische samenwerking met de Unie aanzienlijk is, behoudt India vooralsnog een voorkeur voor bilaterale afspraken met individuele Europese landen en is terughoudend om een politieke dialoog met de Unie aan te gaan, vooral wanneer deze kritisch is ten aanzien van bepaalde voor India gevoelige onderwerpen. De regering meent dat de Unie zich ervoor moet blijven inspannen dat ook India verantwoordelijkheid neemt voor internationale vraagstukken zoals klimaat, handel, evenals vrede en veiligheid.

Na de extra Europese Raad van september 2010 zal de Raad naar verwachting voor de omzetting van de daar getrokken conclusies moeten zorgdragen.

2. RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN

Vergaderdata:

 

26 juli 2010

 

10–11 september 2010

Gymnich

13 september 2010

 

25 oktober 2010

 

22 november 2010

 

13 december 2010

 

13-14 januari 2011

Informele RAZ

31 januari 2011

 

21 februari 2011

 

24–25 februari (tbc)

Informele Raad Defensie

11–12 maart (tbc)

Gymnich

21 maart 2011

 

18 april 2011

 

23 mei 2011 (tbc)

(incl. Defensie en OS)

26 mei 2011

Oostelijk Partnerschap Top

20 juni 2011

 

Raad Algemene Zaken

Uitbreiding algemeen

Uitgangspunt van de Europese uitbreidingsstrategie is het conditionaliteitsbeginsel: het tempo van toenadering van de kandidaat-lidstaten (Turkije, Kroatië, Macedonië en IJsland) en de overige landen met toetredingsperspectief (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Montenegro, en Servië) tot de Unie is afhankelijk van de individuele inspanningen van deze landen om te voldoen aan de Kopenhagen-criteria. De landen van de Westelijke Balkan dienen daarbij ook te voldoen aan de voorwaarden van het Stabilisatie- en Associatie Proces (SAP). Volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) is een belangrijke voorwaarde voor de verdere integratie van met name Kroatië en Servië. Op aandringen van Nederland is in het Verdrag formeel vastgelegd dat met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding rekening wordt gehouden bij de beoordeling van nieuwe lidmaatschapsaanvragen.

De financieel-economische crisis, inclusief de crisis rond de euro en het SGP, de aanhoudende problemen in Roemenië en Bulgarije en de grotere aandacht die onder meer het Stockholm-programma heeft gegenereerd voor JBZ-zaken, lijken het uitbreidingsdossier overal in de Unie in een nieuw daglicht te hebben geplaatst. Waar Nederland de afgelopen jaren vaak te boek stond als één van de meest uitgesproken hoeders van het conditionaliteitsbeginsel, lijkt inmiddels het belang van een strikte toepassing van de uitbreidingsstrategie bredere steun onder de lidstaten te krijgen. Algemeen lijkt het besef te zijn gegroeid dat de Unie zich krachtig(er) moet houden aan de regels die zij zelf heeft gesteld. De kritische nieuwe zakelijkheid wordt verder gevoed door soms tegenvallende resultaten in het hervormingsproces van de individuele (potentiële) kandidaat-lidstaten in het afgelopen jaar. Veronachtzaamt de Unie de uitgangspunten van haar eigen uitbreidingsbeleid, dan zal dit haar geloofwaardigheid niet ten goede komen en de kloof op dit terrein tussen burgers en parlementen enerzijds en regeringen en Europese instellingen anderzijds verder vergroten. Deze notie zal het komende jaar een belangrijke rol blijven spelen in het uitbreidingsdossier.

In het najaar van 2010 zal het kabinet zijn reactie geven op het advies dat Kamer en regering aan de AIV (Adviesraad Internationale Vraagstukken) hebben gevraagd over het integratievermogen van de Unie tot verdere uitbreiding («absorptiecapaciteit»), dat in juli 2010 is gepresenteerd.

Turkije

De Turkse hervormingsagenda heeft in het afgelopen jaar nog onvoldoende concrete resultaten opgeleverd. Dit geldt ook voor de terreinen waarvoor Nederland bijzondere belangstelling heeft zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en de positie van vrouwen en minderheden. Omdat een groot aantal onderhandelingshoofdstukken door de Unie is bevroren in reactie op uitblijvende (hervormings)resultaten en de Turkse weigering om het Ankara-Protocol te implementeren, komen er op dit moment nog maar 3 hoofdstukken in aanmerking voor opening. Het betreft de hoofdstukken aanbesteding, mededinging en sociaal beleid en werkgelegenheid. Om de onderhandelingen over deze hoofdstukken te kunnen openen zijn de nodige hervormingen vereist. Op 30 juni 2010 is onderhandelingshoofdstuk 12 (voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid) geopend. Positief is het voornemen van de Turkse autoriteiten de grondwet op een aantal punten aan te passen om aan de vereiste hervormingen te kunnen voldoen. Het Constitutionele Hof heeft zich over de voorgestelde wijzigingen uitgesproken en het pakket grotendeels intact gelaten. De wijzigingen werden op 12 september 2010 per referendum voorgelegd aan de Turkse bevolking. Met de verkiezing van de nationalistische president Eroglu in Noord-Cyprus in april 2010 lijkt het vinden van een oplossing voor de Cyprus-kwestie niet makkelijker te zijn geworden. De herenigingsonderhandelingen worden weliswaar voortgezet, maar de standpunten van beide partijen staan nog altijd mijlenver uit elkaar. Het uitblijven van voortgang op dit dossier zal zijn weerslag hebben op de bereidheid van Turkije zijn verplichtingen op grond van het Ankara-Protocol na te leven. De Commissie heeft begin maart 2010 de verordening, die handel tussen Noord-Cyprus en de Unie mogelijk moet maken, naar het Europees Parlement gestuurd. Het Europees Parlement heeft met inwerkingtreding van het Verdrag mede wetgevingsrecht op de handelspolitiek. Nadat het Europees Parlement zijn opinie heeft gegeven, zal dit vraagstuk mogelijk weer in de Raad aan de orde komen. Nederland is altijd sterk voorstander geweest van deze verordening, die Noord-Cyprus zal ontsluiten en daarmee mogelijk een oplossing voor het Cypriotisch probleem dichterbij brengt. In december 2010 zal de Raad zich opnieuw uitspreken over de implementatie van het Ankara-Protocol. Een positieve evaluatie, die momenteel weinig waarschijnlijk lijkt, kan leiden tot ontdooiing van de acht onderhandelingshoofdstukken die in 2006 door de Unie werden bevroren. Dit zou een nieuwe impuls kunnen geven aan het Turkse toetredingsproces. Doel van de toetredingsonderhandelingen is Turks EU-lidmaatschap. Daar komt de Unie niet op terug. Tegelijkertijd heeft de Unie ook altijd gezegd dat de onderhandelingen een proces zijn met een open einde. De uitkomst kan niet op voorhand worden gegarandeerd.

Kroatië

De onderhandelingen met Kroatië zijn in een beslissende fase gekomen. De Kroatische autoriteiten hebben veel werk verricht, waarbij de nadruk lag op de aanname van nieuwe wet- en regelgeving. Op de implementatie van deze wet- en regelgeving blijft echter het nodige aan te merken. Met name JBZ (Justitie en Binnenlandse Zaken)-hervormingen blijken taai. Aan het vereiste van een geloofwaardige staat van dienst (track record) op JBZ-dossiers moet nog worden voldaan. Hierbij kan vooral worden gedacht aan corruptiebestrijding en hervorming van de rechterlijke macht. Ook de samenwerking met het ICTY verloopt nog niet naar volledige tevredenheid, zoals bleek uit de rapportage van hoofdaanklager Brammertz aan de VN-veiligheidsraad. Om deze reden is op verzoek van Nederland een stevig sluitingsijkpunt opgenomen in onderhandelingshoofdstuk 23, dat handelt over de rechterlijke macht en fundamentele rechten. Dit hoofdstuk werd op 30 juni 2010 geopend. Met buurland Slovenië heeft Kroatië inmiddels overeenstemming bereikt over een oplossing die moet leiden tot de beëindiging van het grensgeschil tussen beide landen dat de toetredingsonderhandelingen van Kroatië lange tijd in zijn greep hield. Het is echter niet uitgesloten dat grenskwesties met andere buurlanden ook de komende periode nog zullen opspelen. In 2010 en 2011 zal verder moeten worden bepaald hoe de Unie toezicht houdt op de implementatie van de hervormingen die met het oog op het EU-lid maatschap zijn ingezet. Een Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM), zoals voor Bulgarije en Roemenië in het leven werd geroepen, acht Nederland – hierin bijgevallen door de meeste andere lidstaten – niet wenselijk. Voor Kroatië zal een nieuwe methode moeten worden geformuleerd. Uitgangspunt is dat Kroatië niet zal toetreden tot de Unie, totdat het volledig aan alle voorwaarden en criteria heeft voldaan.

Macedonië

In oktober 2009 heeft de Commissie op basis van een positief voortgangsrapport de aanbeveling gedaan de toetredingsonderhandelingen met het land te starten. Nederland is hiertoe bereid. Een besluit hierover heeft de Raad nog niet genomen, onder andere vanwege de nog altijd niet opgeloste naamkwestie, die de relatie met Griekenland onder druk blijft zetten.

Overige landen van de Westelijke Balkan

Nederland steunt het EU-perspectief van de landen van de Westelijke Balkan, zoals dit in 1999 in Keulen is geformuleerd, en waarvoor de regels zijn uitgewerkt in de verklaringen van Zagreb (2000) en Thessaloniki (2003) en in de EU-uitbreidingsstrategie van 2006. Vanzelfsprekend dienen de (potentiële) kandidaat-lidstaten te voldoen aan de Kopenhagen-criteria en de voorwaarden van het SAP om stappen te kunnen zetten in het proces van Europese integratie.

Op 2 juni jl. vond een ministeriële bijeenkomst plaats in Sarajevo, met deelname van de Unie, de landen van de regio evenals Turkije, Rusland en de VS. De deelnemende landen herbevestigden het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan en moedigden hen aan tot hervormingen en regionale samenwerking. Tegelijkertijd onderstreepten zij de conditionaliteit in het uitbreidingsproces. Het Europese perspectief van de Westelijke Balkan staat geagendeerd voor de Europese Raad van september 2010.

Op 16 november 2009 vroeg de Raad de Commissie om een avis (advies) over de lidmaatschapsaanvraag van Albanië. De Commissie zal haar avis naar verwachting in november 2010 presenteren. Een voorstel voor verlenen van Schengen-visumvrijdom aan burgers van Albanië, zodra het land aan de resterende voorwaarden hiertoe voldoet, werd door de Commissie gedaan op 27 mei 2010. Het Europees Parlement en de Raad zullen zich nog over dit voorstel buigen. De lidstaten maken zich zorgen over de slepende politieke crisis in Albanië. De diepe verdeeldheid in de politieke klasse van het land heeft een negatief effect op het tempo waarin de noodzakelijke hervormingen kunnen worden gerealiseerd.

De Raad verzocht op 23 april 2009 de Commissie een advies op te stellen over de lidmaatschapsaanvraag van Montenegro. Op 1 mei 2010 is de Stabiliatie en Associatie Overeenkomst (SAO) met Montenegro in werking getreden. De Commissie zal haar advies in het najaar van 2010 uitbrengen. Over de inhoud ervan is nog niets bekend.

Het Europese perspectief van Servië was ook het afgelopen jaar veelvuldig onderwerp van bespreking. Nadat hoofdaanklager Brammertz in december 2009 een positief oordeel had geveld over de samenwerking van Servië met het ICTY, besloot de Raad de interim-SAO (die betrekking heeft op de beleidsterreinen waar de Unie exclusief competent is, zoals de handelsbepalingen) in werking te laten treden. De Raad sprak destijds ook af om in juni 2010, op basis van het halfjaarlijkse rapport van de hoofdaanklager, te beoordelen of de SAO ter ratificatie aan de nationale parlementen van de 27 lidstaten zou worden voorgelegd. Nadat Brammertz zich opnieuw tevreden toonde over de Servische samenwerking nam de Raad op 14 juni het besluit de SAO inderdaad ter ratificatie voor te leggen aan de nationale parlementen.

Op 22 december 2009 heeft Servië een aanvraag voor EU-lidmaatschap ingediend. Nederland stelde op 14 juni jl. voor dat de Raad over zes maanden, na het eerstvolgende rapport van Brammertz aan de VN-veiligheidsraad, zou terugkomen op de vraag of de Commissie verzocht kan worden een avis op te stellen over de Servische EU-lidmaatschapsaanvraag. Dit voorstel werd door de Raad overgenomen. Hiermee houdt de Raad druk op Servië om de samenwerking met het ICTY te bestendigen en de arrestatie van de twee resterende voortvluchtigen (waaronder Ratko Mladic) te realiseren. Nederland zal, zolang het noodzakelijk blijft, erop blijven aandringen dat voor elke stap in het EU-toetredingsproces van Servië goede samenwerking met het ICTY een voorwaarde zal zijn.

Bosnië-Herzegovina zette in de afgelopen periode enkele kleine stappen op weg naar verdere Euro-Atlantische integratie. De informele NAVO-ministeriële in Tallinn op 23 april jl. bood Bosnië-Herzegovina de zogeheten MAP (Membership Action Plan) -status, die echter pas in werking zal treden wanneer het land een oplossing heeft gevonden voor de kwestie van de defensie-eigendommen. De Commissie heeft op 27 mei jl. een voorstel gedaan om Schengen-visumvrijdom te verlenen aan burgers van Bosnië-Herzegovina zodra het land aan de resterende voorwaarden hiertoe voldoet. Het Europees Parlement en de Raad zullen zich nog over dit voorstel buigen. De militaire missie EUFOR/Althea is met 2 200 manschappen aanwezig in Bosnië-Herzegovina. Gezien de huidige politieke situatie in het land en zolang het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger niet wordt gesloten (één van de kerntaken van de missie is ondersteuning van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger), heeft de Nederlandse regering in mei jl. besloten de deelname aan de missie (met maximaal 85 militairen) met een jaar te verlengen. Daadwerkelijke omvorming naar een trainingsmissie vergt een afzonderlijk politiek besluit, bij voorkeur pas nadat het besluit tot sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger is genomen. Nog vier landen dienen de SAO te ratificeren. Het is de verwachting dat de SAO komend jaar in werking treedt. Daardoor zou onder meer de politieke dialoog tussen de Unie en Bosnië–Herzegovina geïntensiveerd worden. Nederland ratificeerde het verdrag op 30 september 2009. Naar verwachting zal de discussie over de sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger na de verkiezingen van oktober 2010 opnieuw beginnen. Dat zal eveneens het moment zijn om besluiten te nemen over de uitvoering van het mandaat van de EU Speciale Vertegenwoordiger.

Ofschoon vijf lidstaten (Spanje, Roemenië, Slowakije, Griekenland en Cyprus) Kosovo nog niet hebben erkend, heeft ook dit land perspectief op EU-lidmaatschap. In oktober 2009 schetste de Commissie in een mededeling de huidige en toekomstige relatie tussen Kosovo en de Unie op de nog lange weg naar Brussel. De Europese Raad onderschreef deze mededeling in december 2009. De Unie is een belangrijke donor in Kosovo en levert een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van de rechtsstaat door de «rule of law»-missie EULEX Kosovo. Op 22 juli gaf het Internationale Gerechtshof een «advisory opinion» over de rechtmatigheid van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in 2008. Het Gerechtshof oordeelde dat de onafhankelijkheidsverklaring niet in strijd is met het internationale recht. De meeste Europese lidstaten, inclusief Nederland, streven ernaar dat Kosovo en Servië met elkaar om de tafel gaan zitten om een «modus vivendi» te vinden voor samenwerking en om praktische problemen op te lossen. Het feit dat beide landen op politiek niveau aanwezig waren tijdens de ministeriële bijeenkomst op 2 juni 2010 in Sarajevo is in dat opzicht een positief teken.

IJsland

De Europese Raad besloot in juni 2010 de toetredingsonderhandelingen met IJsland te starten, op basis van het positieve avis van de Commissie van maart 2010. Nederland steunt de IJslandse EU-ambities. IJsland is een gelijkgezinde partner, die belangrijke Europese waarden met Nederland deelt en al 2/3 van het EU-acquis heeft overgenomen via de samenwerking in de Europese Economische Ruimte (EER). Daarnaast is IJsland een trouwe NAVO-bondgenoot. Ook hier staat conditionaliteit echter voorop. Op aandringen van Nederland en het Verenigd Koninkrijk wordt IJsland in de conclusies van de genoemde Europese Raad van juni 2010 opgeroepen te voldoen aan de verplichtingen betreffende de EER. IJsland zal zich moeten inzetten om te komen tot een oplossing betreffende de ICESAVE leenovereenkomst met Nederland en het VK. In dit verband wordt ook verwezen naar het oordeel van 26 mei 2010 van de EFTA Surveillance Authority, waarin wordt gesteld dat IJsland in deze zaak in strijd heeft gehandeld met de ook voor de EER geldende Europese richtlijn betreffende het depositogarantiestelsel en het non-discrimina tiebeginsel. Nederland zal te zijner tijd pas kunnen instemmen met sluiting van de onderhandelingen over Financiële Diensten (onderhandelingshoofdstuk 9), indien de kwestie naar tevredenheid is opgelost. Op 27 juli jl. zijn de toetredingsonderhandelingen met IJsland geopend.

CVM (Coöperatie en Verificatiemechanisme)

In februari presenteerde de Commissie de interim-rapporten betreffende het Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM) voor Bulgarije en Roemenië. In juli volgden de jaarlijkse voortgangsrapporten van de Commissie. Uit de evaluatie van de Commissie blijkt dat beide landen nog niet voldoende vorderingen hebben gemaakt op het gebied van corruptie- en misdaadbestrijding, al worden er wel maatregelen genomen. Nederland heeft waardering voor de inspanningen van de Commissie voor een grondige en kritische analyse van de situatie in Bulgarije en Roemenië. De Commissie legt de vinger op de pijnpunten. De Nederlandse inzet is – ook in de bilaterale samenwerking – erop gericht deze landen zoveel mogelijk te stimuleren en te ondersteunen in de benodigde veranderprocessen. Het kabinet kwam medio augustus met de appreciatie van de rapporten. Naar verwachting zal in september tijdens de Raad Algemene Zaken over de Commissierapporten worden gesproken en zullen Raadsconclusies aangenomen worden. Dit najaar zal de JBZ-Raad besluiten over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied. Het kabinet meent dat er een correlatie bestaat tussen het CVM en de toetreding tot de Schengenzone. Het opheffen van grenscontroles moet immers gepaard gaan met wederzijds vertrouwen en vertrouwen in het functioneren van de rechtsstaat. Beide processen zullen dan ook in samenhang worden bezien.

Horizontale onderwerpen

Europese Dienst voor Extern Optreden

Op basis van artikel 27 lid 3 van het Verdrag van de Europese Unie zal de EDEO worden opgericht. Deze dienst moet de Hoge Vertegenwoordiger (HV) bijstaan in de vervulling van haar ambt. De EDEO zal bijdragen aan het vergroten van de slagkracht van de Europese diplomatie en de Unie op extern gebied meer met één stem laten spreken. De Raad van 26 april jl. heeft op hoofdlijnen politieke overeenstemming bereikt over het conceptbesluit van de HV over de inrichting van de EDEO. Na raadpleging van het Europees Parlement en instemming van de Commissie heeft de Raad het EDEO-besluit op 26 juli met unanimiteit aangenomen. Om de EDEO te laten functioneren zullen zowel het personeelsstatuut (op basis van artikel 336 VWEU) als het financieel reglement (op basis van artikel 332 VWEU) moeten worden aangepast. Het Europees Parlement is hierbij medewetgever.

Cohesiebeleid

In 2014 gaat het nieuwe cohesiebeleid van start onder de nieuwe Financiële Perspectieven (2014–2020). Eind 2010 publiceert de Europese Commissie het Vijfde Cohesierapport met daarin haar visie hoe dit beleid eruit zou moeten komen te zien. Medio 2011 volgen naar verwachting de formele voorstellen.

De inzet van het kabinet voor de budgettaire aspecten en de verdeling van de fondsen is vastgesteld in april 2008 en houdt in dat structuur- en cohesiefondsen alleen maar bestemd zouden moeten zijn voor de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten, en grensoverschrijdende projecten. Met betrekking tot de niet-budgettaire aspecten heeft het kabinet recentelijk een gezamenlijk position paper opgesteld met de provincies en de gemeentes. In deze position paper worden de vijf prioriteiten geïdentificeerd die van groot belang zijn voor de toekomst van het cohesiebeleid: de verbinding van het cohesiebeleid met de Europa 2020-strategie, vereenvoudiging, meer integrale programmering, de invloed van territoriale cohesie op het cohesiebeleid, de toekomst van Europese Territoriale samenwerking en tot slot de governance van de structuurfondsen.

Burgerinitiatief

Met de inwerkingtreding van het Verdrag komt er ingevolge artikel 11 lid 4 van het Verdrag betreffende de EU een Europees Burgerinitiatief. De Commissie heeft op 31 maart 2010 een eerste voorstel gedaan voor een verordening dat een mogelijkheid schept voor de burgers van de Unie om de Commissie te verzoeken, binnen het kader van haar bevoegdheden, een voorstel uit te werken. Besluitvorming vindt plaats op basis van gekwalificeerde meerderheid en het Europees Parlement is medewetgever. Door de lidstaten is op basis van dit eerste voorstel verder onderhandeld over de uitwerking van de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief. Op 14 juni 2010 heeft de Raad een algemene oriëntatie vastgesteld op basis van het laatst onderhandelde tekstvoorstel van het voorzitterschap, met instemming van zowel de Commissie als de lidstaten. De eerste lezing in het Europees Parlement moet nog plaatsvinden en zal naar verwachting niet voor oktober 2010 plaatsvinden.

Toetreding EU tot EVRM

Volgens het Verdrag zal de Unie ingevolge artikel 6 van het EU-verdrag toetreden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad heeft op 4 juni 2010 onder Spaans voorzitterschap het onderhandelingsmandaat en de onderhandelingsrichtlijnen aangenomen. De Commissie is aangewezen als enige onderhandelaar voor de onderhandelingen met de Raad van Europa (RvE), die onder Belgisch voorzitterschap zullen beginnen. Binnen de RvE is een onderhandelingsgroep samengesteld uit 7 EU-lidstaten en 7 niet-EU-lidstaten. Nederland is lid van de onderhandelingsgroep en wordt daarin vertegenwoordig door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het uiteindelijk bereikte akkoord tussen de Unie en de RvE moet in de Raad met unanimiteit worden aangenomen. Het Europees Parlement moet het akkoord goedkeuren. Tot slot moeten de lidstaten het akkoord in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen hebben goedgekeurd, alvorens het in werking kan treden.

Raad Buitenlandse Zaken

Kinderarbeid

Op initiatief van Nederland nam de Raad op 14 juni 2010 Raadsconclusies aan over kinderarbeid, waarin een integrale EU-benadering wordt voorgesteld met gebruik van een breed instrumentarium: politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking, maatschappelijk verantwoord ondernemen en handelsbeleid. In de komende periode zullen de afspraken worden geïmplementeerd. Uiterlijk eind 2011 zal de Commissie een rapport presenteren met verdere voorstellen om kinderarbeid te bestrijden.

Mensenrechten

Met de ratificatie van het Verdrag is een verdere stap gezet naar een sterker Europees mensenrechtenbeleid. De verschillende instrumenten die de Unie tot haar beschikking heeft, zowel voor intern als extern beleid, kunnen beter in onderlinge samenhang worden ingezet om mensenrechten wereldwijd te bevorderen. De aanpassing van richtlijnen door de Commissie voor het uitvoeren van een «impact asessment» in 2009 was hierbij een stap in de juiste richting, evenals de aanstelling van een nieuwe Commissaris voor Justitie, Grondrechten en Burgerschap. De Commissaris zal ondermeer werken aan het realiseren van een effectief mechanisme dat toeziet op mensenrechtenaspecten van het interne EU-beleid. In de komende periode zal de toetreding van de Unie tot het EVRM een belangrijke volgende stap zijn in het nog beter verankeren van de grondrechten binnen de Unie. In 2009 zijn de EU-demarches, de verklaringen bij mensenrechtenschendingen in derde landen en de dialogen verder geïntensiveerd en zijn meer mensenrechtenclausules in overeenkomsten van de Unie met derde landen opgenomen. In de komende periode zal deze intensivering zich wat Nederland betreft verder doorzetten en zal gekeken worden naar de juiste inbedding van mensenrechtencompetenties in de nieuwe EDEO-structuur.

Hervormingen Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Begin 2010 heeft de Raad van Europa (RvE) een ministeriële conferentie georganiseerd in Interlaken om de precaire situatie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) en van de mensenrechtenbescherming binnen de RvE te bespreken. Het kabinet hecht groot belang aan een goed functionerende EHRM en is tevreden met de voorgestelde maatregelen die moeten leiden tot vermindering van de werklast. Tot de meest in het oog springende maatregelen die worden voorgesteld, behoort de aanpassing van het filtermechanisme van het EHRM om zo efficiënt mogelijk de ongegronde zaken af te doen. Andere maatregelen betreffen de verhoging van de drempel tot het EHRM, de aanpak van «kloonzaken» en de introductie van een mogelijkheid om de meer organisatorische bepalingen van het EVRM op eenvoudigere wijze te amenderen, dus zonder de noodzaak van ratificatie door alle lidstaten.

Non-proliferatie

De EU-strategie tegen de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW-strategie) uit 2003 vormt de basis van het Europese optreden in dit dossier en bevat de doelen, concrete instrumenten en middelen die de Unie inzet in de strijd tegen de proliferatie van MVW. In december 2008 zijn de «New Lines for Action» aangenomen, die de MVW-strategie moeten complementeren door de coherentie tussen de lidstaten op het gebied van non-proliferatie te verbeteren en de activiteiten van de Unie meer operationeel te maken. Alle aanbevelingen dienen eind 2010 geïmplementeerd te zijn. In 2009 en 2010 heeft de Unie veel aandacht besteed aan de voorbereidingen van de Toetsingsconferentie van het nucleaire Non-proliferatieverdrag. Deze Toetsingsconferentie vond in mei 2010 plaats. Ten behoeve van deze conferentie heeft de Raad een EU-standpunt aangenomen. Mede door de Nederlandse inzet bevatte dit standpunt duidelijke prioriteiten, was er meer aandacht voor ontwapening dan bij de Toetsingsconferentie in 2005 en werd het belang van de rol van het maatschappelijk middenveld bij non-proliferatie en ontwapening onderkend. In 2010 en 2011 zal de Unie zich inzetten voor de implementatie van de afspraken die tijdens de Toetsingsconferentie zijn gemaakt. Dit betreft onder meer een herbevestiging van het ondubbelzinnig streven naar een wereld zonder kernwapens alsook het opstellen en uitvoeren van een actieplan met stappen die moeten bijdragen aan de totstandkoming van een zone vrij van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten. De nucleaire programma’s van Iran en de DPRK (Noord-Korea) blijven onverminderd zorgelijk. De Unie blijft zich inzetten om tot een diplomatieke oplossing voor deze problemen te komen.

Piraterij

In juni 2010 besloot de Raad het mandaat van de EU-missie Atalanta met twee jaar te verlengen tot 2012. In nauwe afstemming met de NAVO-operatie Operation Ocean Shield, de Coalition Maritime Forces (CTF 151) en individuele landen die actief zijn in de Golf van Aden, waaronder de VS, Rusland en China, worden humanitaire en Afrikaanse-Unie transporten evenals de commerciële zeevaart effectief beschermd. Een belangrijk middel hiervoor is het instellen en patrouilleren van de international recommended transiting corridor (IRTC). Daarnaast treedt Atalanta ook steeds proactiever op door piraterijoperaties te ontmantelen en piraterijverdachten hun wapens en schepen te ontnemen. Veel kapingen zijn en worden op deze wijze voorkomen. Nederland levert een belangrijke bijdrage aan deze succesvolle EU-missie. Op dit moment neemt de Hr. Ms. Amsterdam als bevoorradingsschip deel aan de Atalanta-missie. Atalanta is vooralsnog de enige multinationale operatie die voorziet in de overdracht van piraterijverdachten aan landen in de regio, zodat piraten daar ook vervolgd kunnen worden. Dit is niet altijd verlopen zoals de Unie wenste; zo kon een aantal piraterijverdachten, dat door een Nederlands schip was opgepakt, niet worden overgedragen voor berechting. HV Ashton erkent deze problematiek en heeft in het voorjaar van 2009 de regio bezocht om betere regionale berechting te bevorderen. Momenteel heeft de Unie overdrachtsovereenkomsten met Kenia en de Seychellen. Vanwege het belang van een regionale lastenverdeling zal de Unie zich in de loop van 2010 buigen over verdere maatregelen en initiatieven om de mogelijkheden tot vervolging van piraterijverdachten in de regio uit te breiden.

Gemeenschappelijk Veiligheids en Defensie Beleid (GVDB)

Het afgelopen jaar bestond het GVDB 10 jaar. Door de inzet van 70 000 mannen en vrouwen in 23 missies en operaties op drie continenten heeft de Unie in deze periode een grote bijdrage geleverd aan de internationale vrede en veiligheid. De Unie heeft in 2009–2010, in de context van de lopende missies en operaties, het GVDB in grotere samenhang ingezet met de overige buitenlandspolitieke instrumenten van de Unie. Zo zijn voor de kust van Somalië en op de Balkan GVDB-middelen gecombineerd met EU-instrumenten voor stabiliteit en ontwikkeling en politieke consultaties. In een dergelijke «geïntegreerde aanpak» ligt de meerwaarde van de Unie. Onder het Verdrag zal deze aanpak de komende periode verdere aandacht krijgen. Voor een goed functionerend en effectief GVDB is het daarnaast van belang civiele en militaire capaciteiten kwantitatief en kwalitatief te versterken. Het afgelopen jaar is daarbij vooruitgang geboekt, ondermeer via EDA (European Defense Agency)-projecten, verruiming van de inzetmogelijkheden van de Battlegroups en verbetering in het werving- en selectieproces van civiele deskundigen. De financiële krapte kan lidstaten het komende jaar bewegen om gezamenlijk meer en betere capaciteiten te ontwikkelen. Tenslotte heeft de Unie het afgelopen jaar verder geïnvesteerd in samenwerking met partners, bijvoorbeeld met China en Rusland, bij piraterijbestrijding (zie hierboven). HV Ashton en SG NAVO Rasmussen hebben toegezegd zich te zullen inzetten voor betere EU-NAVO samenwerking. Ook het komende jaar zal de Unie blijven investeren in de samenwerking met bilaterale en multilaterale partners.

Rusland

Op het Europese continent blijft Rusland voor de Unie strategisch de belangrijkste partner. De onderhandelingen voor het afsluiten van een Partnerschaps- en Samenwerkings-overeenkomst (PSO) zijn afgelopen jaar voortgezet. Inmiddels hebben negen onderhandelingsronden plaatsgevonden en is de voortgang die gemaakt wordt op de diverse deelgebieden relatief beperkt. Zowel de Unie als Rusland realiseren zich dat het noodzakelijk is om hernieuwde dynamiek in de onderlinge relatie te brengen. Tijdens de halfjaarlijkse EU-Rusland Top in Stockholm in december 2009 werd overeengekomen te werken aan een «moderniseringspartnerschap» dat een bijdrage kan leveren aan de door de Russische president gewenste economische en technologische modernisering van het land. Dit partnerschap, dat een aanvulling is op de onderhandelingen voor een nieuw akkoord, werd formeel aangenomen tijdens de recente EU-Rusland Top in Rostov aan de Don (31 mei – 1 juni 2010). Rusland heeft voorstellen gedaan over visumvrijdom en samenwerking op het terrein van crisismanagement. Ook heeft de Unie, mede op Nederlands aandringen, zich bij monde van Raadsvoorzitter Van Rompuy bezorgd getoond over de mensenrechtensituatie in Rusland, vooral de situatie voor mensenrechtenverdedigers en journalisten, en in de Noordelijke Kaukasus. In aanloop naar de volgende top in het najaar van 2010 zal het moderniseringspartnerschap verder concreet moeten worden uitgewerkt. Prioriteit blijft echter een nieuw strategisch akkoord en bevordering van Russische WTO (Wereld Handelsorganisatie)-toetreding.

Oostelijk Partnerschap

Sinds de lancering van het Oostelijk Partnerschap in 2009 is op verschillende terreinen voortgang geboekt in de samenwerking tussen de Unie en de zes landen van het Partnerschap. Op het multilaterale spoor hebben de vier verschillende platforms (democratie, goed bestuur en stabiliteit; economie; energiezekerheid; en bevordering van contacten tussen burgers) het afgelopen jaar kerndoelstellingen geformuleerd en werkprogramma’s vastgesteld. Nadruk ligt onder andere op hervorming van de rechtsmacht, administratieve hervormingen, bestrijding van corruptie, versterken van de capaciteit van het overheidsapparaat, samenwerking op gebied van energievoorzieningszekerheid, evenals op Nederlands initiatief, nauwe samenwerking met de Raad van Europa voor projecten op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. Het komende jaar zullen de activiteiten op de genoemde deelonderwerpen verder worden uitgevoerd. Met de landen van de Kaukasus zal vanaf zomer 2010 worden onderhandeld over nieuwe associatieovereenkomsten. De Raad heeft op 10 mei 2010 de onderhandelingsmandaten aangenomen. In het geval van Armenië en Georgië heeft de Commissie aangegeven welke stappen deze landen nog moeten zetten op het gebied van een diepgaande vrijhandelszone, voordat onderhandelingen hierover kunnen beginnen. Aangezien Azerbeidzjan geen lid is van de WTO, kan er geen sprake zijn van onderhandelingen over een vrijhandelszone met dat land.

Moldavië heeft in de afgelopen periode belangrijke stappen gezet om structurele hervormingen door te voeren, de mensenrechtensituatie te verbeteren en de betrekkingen met de Unie te intensiveren. In januari 2010 zijn onderhandelingen geopend met Moldavië over een nieuwe associatieovereenkomst. Deze onderhandelingen verlopen tot nu toe voorspoedig. In maart 2010 organiseerde de Commissie een donorconferentie met Moldavië. De Commissie is voorwaarden aan het formuleren voor het aangaan van onderhandelingen over een diepgaande vrijhandelsovereenkomst. Er zal op korte termijn een visumdialoog van start gaan en vanaf juni 2010 zal er een mensenrechtendialoog met Moldavië plaatsvinden.

In Oekraïne heeft de in februari 2010 gekozen nieuwe president Yanukovych tijdens zijn eerste buitenlandse bezoek aan Brussel aangegeven het ingezette proces van toenadering tot de Unie voort te willen zetten. Onderhandelingen tussen de Unie en Oekraïne over een nieuw associatieakkoord, inclusief diepgaande vrijhandelzone, zijn onder de nieuwe regering voortgezet, hoewel aan Oekraïense zijde nog een groot aantal serieuze hervormingen noodzakelijk is voordat een nieuw akkoord daadwerkelijk kan worden afgesloten. Daarnaast is er nog geen begin gemaakt met de hervorming van de Oekraïense gassector, een voorwaarde voor grootschalige financiële en technische steun van de EU en een aantal internationale financiële instellingen (EBRD, EIB, Wereldbank) aan Oekraïne’s noodlijdende gassector. De betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland zijn sinds het aantreden van de nieuwe regering aanzienlijk verbeterd. In het najaar zal de jaarlijkse EU-Oekraïne Top plaatsvinden, die een goede mogelijkheid biedt om de relaties met de nieuwe Oekraïense regering verder vorm te geven en de onderhandelingen voor een nieuw akkoord een verdere impuls te geven.

Wit-Rusland neemt nog steeds niet deel aan het bilaterale spoor van het Oostelijk Partnerschap, omdat het land niet voldoet aan de basisvoorwaarden van democratie, rechtsstaat en fundamentele vrijheden. Tot op heden zijn er geen formele contractuele betrekkingen tussen de Unie en Wit-Rusland. De Unie en Wit-Rusland sloten in 1995 een PSO af, maar door de zorgelijke mensenrechtensituatie in het land is dit akkoord nooit door de Unie geratificeerd. Wit-Rusland neemt wel deel aan het multilaterale spoor van het Oostelijk Partnerschap. De Unie hanteert sinds 2004 een sanctiebeleid tegen Wit-Rusland. Het sanctieregime (inclusief visumsancties) zou in maart 2010 aflopen, maar werd in november 2009 door de Raad verlengd tot oktober 2010. De Raad heeft ingestemd met de voorbereiding van onderhandelingen over een actieplan voor hervormingen in Wit-Rusland en de intensivering van de samenwerking met het Wit-Russische maatschappelijk middenveld. Ook heeft de Unie de executie van de Wit-Russische burgers Andrei Zhuk en Vasily Yuzepchuk op 18 maart 2010 veroordeeld.

Het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

In Raadsconclusies in december 2009 heeft de Unie haar visie op de ontwikkelingen in het MOVP neergelegd. Daarin herbevestigt de Unie onder meer haar bereidheid om actief bij te dragen aan alle facetten die in de onderhandelingen aan de orde komen. De Unie zal daartoe zogenaamde «deposits» op uiteenlopende terreinen als staatsopbouw, regionale vraagstukken (waaronder water), vluchtelingen, veiligheid en Jeruzalem inbrengen in het onderhandelingsproces ter ondersteuning van beide partijen, zodat zij eerder in staat zijn moeilijke compromissen te sluiten. De inzet van de Unie zal zich moeten vertalen in het bereiken van een vredesregeling voor medio 2012. De associatieakkoorden, het Europees Nabuurschapbeleid (ENB) en de Unie voor de Mediterrane Regio (UMR) bieden instrumenten voor het stimuleren van hervormingen, bevorderen van de dialoog en het uitvoeren van concrete projecten die een bijdrage kunnen leveren aan versterkte samenwerking en een duurzame vrede in het Midden Oosten. Zo organiseerde Nederland in november 2009 samen met Egypte een UMR-waterconferentie. In maart 2010 werd het UMR-secretariaat officieel geïnaugureerd en werd een Secretaris Generaal aangesteld. Voornaamste doel van het secretariaat is identificatie van concrete samenwerkingsprojecten op het gebied van met name water, milieu, migratie, energie, maritieme veiligheid, handel en cultuur. De UMR-top die was voorzien voor juni 2010 is uitgesteld tot november 2010 omdat men eerst de voortgang wilde afwachten van de «proximity talks» tussen Israel en de Palestijnse Autoriteit. In ENB-kader zal intensivering van betrekkingen met goed presterende ENB-landen worden uitgewerkt in een nieuwe generatie Actieplannen.

Iran

Iran blijft de verplichtingen van de VN-veiligheidsraad (VNVR) en het IAEA (Internationaal Atoom Agentschap) naast zich neerleggen. Evenmin is Iran het afgelopen jaar constructief ingegaan op de talrijke handreikingen van de E3+3 (VK, Frankrijk en Duitsland + VS, Rusland en China) om in dialoog te treden over de nucleaire ambities. Ten gevolge van de Iraanse opstelling nam de VNVR op 9 juni 2010 een resolutie aan met nieuwe sanctiemaatregelen tegen Iran. In de Europese Raad werd afgesproken de VNVR-resolutie zo spoedig mogelijk om te zetten in Europees beleid. Ook werd afgesproken aanvullende maatregelen voor te bereiden, aangezien de voorgestelde maatregelen in de VNVR-resolutie op verschillende terreinen nog relatief vrijblijvend en weinig specifiek zijn. Als grote handelspartner van Iran kan en moet de Unie extra druk uitoefenen om het gedrag van Iran te veranderen en conform het tweesporenbeleid tegelijkertijd blijven streven naar een dialoog met Iran, gericht op vergaande samenwerking op politiek, economisch, cultureel en veilig heidsterrein. Ook zal de Unie de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet blijven volgen. Dat is in het afgelopen jaar veelvuldig gebeurd, onder andere betreffende de toenemende repressie van burgers, de massaprocessen na de verkiezingen in 2009 en de toegenomen uitvoering van doodstraffen. Indien het Iraanse regime de vrije informatievergaring door Iraanse burgers aan banden blijft leggen zal actie niet uitblijven. Hiertoe nam de Raad in maart 2010 een verklaring aan. Samen met Frankrijk is Nederland de Leading Group Internetvrijheid gestart. In deze groep bevorderen overheden, bedrijven, instellingen en NGO’s gezamenlijk de vrije toegang tot internet wereldwijd, in het bijzonder ook in Iran. Tot slot zal de Unie van Iran blijven verlangen dat het zijn verantwoordelijkheden neemt in de regio, in het bijzonder ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict, Libanon, Irak, Afghanistan en de strijd tegen het terrorisme.

Jemen

De Unie volgt de situatie in Jemen met grote zorg. De Unie dringt bij de Jemenitische overheid aan op een nationale dialoog met de Houthi’s in het noorden en met zuidelijke separatisten. Ook dringt de Unie bij de Jemenitische overheid aan op het met grotere snelheid uitvoeren van institutionele hervormingen. Hiertoe vond, evenals in voorgaande jaren, een vergadering plaats van het Joint Cooperation Committee tussen de Commissie en Jemen. Zowel in oktober 2009 als in januari 2010 werden Raadsconclusies over Jemen aangenomen. Daarnaast neemt de Unie deel aan het Friends of Yemen-proces (FoY), dat tijdens een ministeriële bijeenkomst in Londen op 27 januari 2010 op initiatief van het VK werd gestart. In het FoY-proces beogen internationale partners als de VS, samen met Jemen en zijn Arabische buren, te komen tot een alomvattende aanpak om de economische, politieke, sociale en veiligheidsproblemen van Jemen het hoofd te bieden. Daartoe is een tweetal werkgroepen in het leven geroepen: de werkgroep Justice and Rule of Law (JRoL), onder leiding van Nederland en Jordanië, en de werkgroep Economic Development and Governance, voorgezeten door Duitsland en de Verenigde Arabische Emiraten. De werkgroep JRoL is gevraagd een rapport op te stellen met een analyse van de huidige situatie op dit terrein in Jemen en aanbevelingen te doen ten aanzien van de gebieden waarop hervormingsinspanningen zich zouden moeten richten. Het rapport zal gepresenteerd worden tijdens de volgende ministeriële FoY-vergadering en marge van de Algemene Vergadering van de VN in New York in september 2010. Vanwege de rol die Jemen’s Arabische buurlanden kunnen spelen in het vinden van een oplossing, heeft de Unie tijdens het jaarlijkse overleg met de landen van de Gulf Cooperation Council (GCC) gepleit voor actieve betrokkenheid van deze landen bij het FoY-proces.

Verenigde Staten

De met het aantreden van de Obama-administratie versterkte inzet op dialoog en multilaterale kanalen heeft zich de afgelopen periode doorgezet. De bijzondere waarden en belangen die de Unie en de VS delen blijven een stevige basis voor een succesvol strategisch partnerschap. Toch is een Europese oriëntatie van de VS, gelet op het veranderende mondiale krachtenveld, niet meer vanzelfsprekend. Het is daarom noodzakelijk dat de Unie blijft investeren in de samenwerking met de VS. De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat nadrukkelijk is verwelkomd door de VS, biedt mogelijkheden voor een versterkte Trans-Atlantische samenwerking. Ook vanuit het Europees Parlement is er een groeiende belangstelling voor contacten met de VS. De laatste formele EU-VS Top vond plaats in Washington op 3 november 2009. De regeringsleiders onderstreepten het belang van een hechte Trans-Atlantische samenwerking bij het vinden van oplossingen voor de belangrijkste internationale vraagstukken zoals klimaatverandering, energievoorziening, economie en veiligheid. Daarnaast resulteerde de Top in de instelling van de Trans-Atlantische Energie Raad en het aannemen van een aantal gezamenlijke verklaringen op het gebied van non-prolife ratie, ontwikkelingssamenwerking (voedselveiligheid, klimaatadaptatie en realisatie van de Millenium Ontwikkelingsdoelen) en JBZ. Voorafgaand aan de Top vond de vierde TEC (Transatlantische Economische Raad) bijeenkomst plaats. De TEC stelde een nieuwe High Level dialoog in over innovatie en technologie. De volgende reguliere TEC zal naar verwachting in het najaar van 2010 plaatsvinden, voorafgaand aan de EU-VS Top. Behalve op een klein aantal afgebakende onderwerpen, waar snel resultaten behaald kunnen worden, zal de TEC zich tevens richten op meer strategische onderwerpen, zoals nanotechnologie, energie en «green economy», en innovatie.

Afghanistan

In augustus 2009 zette de Unie een verkiezingswaarnemingsmissie in bij de presidentiële en provinciale raadsverkiezingen. Op basis van de aanbevelingen van deze missie onderzoekt de Unie de mogelijkheden voor waarneming van de parlementsverkiezingen in september 2010. Het mandaat van de EUPOL-missie is op 18 mei 2010 met drie jaar verlengd tot 31 mei 2013. De missie zal zich de komende tijd hoofdzakelijk richten op de uitrol van het City Police and Justice Project (CPJP) in een beperkt aantal provincies. Het kabinet is van plan om ook de komende drie jaar bij te blijven dragen aan EUPOL. In oktober 2009 werd een EU-actieplan voor intensivering van de betrekkingen met Afghanistan en Pakistan aangenomen. Per 1 april 2010 is de Litouwse oud-minister van Buitenlandse Zaken Usackas benoemd als nieuwe EU-vertegenwoordiger in Kaboel. In lijn met het Verdrag van Lissabon brengt dit besluit de voorheen gescheiden posities van Speciaal Vertegenwoordiger en Hoofd van de EU-delegatie samen. Uit het eerste implementatierapport van het EU-actieplan van april 2010 kwamen de sectoren bestuur, landbouw en politie/»rule of law» naar voren als werkterreinen waar een gemeenschappelijke inzet, kanalisering van middelen en gezamenlijke positiebepaling bijzondere meerwaarde kunnen bieden. Tijdens de internationale Afghanistanconferentie op 28 januari 2010 in Londen werd overeenstemming bereikt over de noodzaak van een geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheden aan de Afghaanse autoriteiten en het belang van verzoening en re-integratie. Het proces van nationale verzoening beoogt onder andere de gematigde Taliban-strijders te betrekken bij het bestuur. Als een eerste stap heeft van 2 tot 4 juni jl. een National Consultative Peace Jirga plaatsgevonden, die de basis moet leggen voor het verdere vredesproces. De «jirga» werd afgesloten met een verklaring waarin Karzai en zijn regering het mandaat wordt verschaft om besprekingen aan te gaan met gewapende oppositie. Tijdens de Kaboel-conferentie in juli 2010 heeft de Afghaanse regering beleidsprioriteiten gepresenteerd voor de komende jaren, op basis waarvan op termijn verantwoording richting de eigen Afghaanse bevolking en de internationale gemeenschap afgelegd zal worden. De Unie zal mede op basis van deze Afghaanse prioriteitsstelling komen tot een nieuwe meerjarige programmering. Ten behoeve van de Kaboel-conferentie, alsook de eerder genoemde conferentie in Londen, is de Unie tot een gecoördineerde inzet gekomen. Het komende jaar zal het Afghanistan-beleid van de Unie zich richten op het uitvoeren van het EU-actieplan, in het bijzonder met het oog op het mogelijk maken van verdere overdracht van bevoegdheden aan de Afghaanse autoriteiten.

Pakistan

Op 4 juni 2010 vond in Brussel de tweede ad-hoc topontmoeting tussen de Unie en Pakistan plaats. In de maanden voorafgaand aan deze top heeft Pakistan een verruiming van de GSP (Generalised System of Preferences)-Plus criteria bepleit, om een betere toegang tot de EU-markt te verkrijgen voor Pakistaanse exportproducten. Een meerderheid van de EU-lidstaten vond dit echter onwenselijk. De Unie was in het kader van de internationale politieke dialoog met Pakistan ook betrokken bij bijeenkomsten van de «Friends of Democratic Pakistan» (FoDP). Tijdens deze bijeenkomsten bood de Unie noodhulp aan voor de opvang van ontheemden die door de binnenlandse strijd van hun woongebieden zijn verdreven en sprak steun uit voor de «Malakand-strategie», die de basis vormt voor het herstel van deze streek. Op 17 juli vond in Islamabad een Senior Officials Meeting plaats van de FoDP, mede ter voorbereiding op een FoDP ministeriële op 14/15 oktober. Tijdens de bijeenkomst bleek dat de «Post Crisis Needs Assessment» (een analyse van de benodigde opbouw- en bestuurlijke hervormingsactiviteiten in de grensstreken van Pakistan) niet eerder dan medio augustus gereed zal zijn (eerder werd eind juni 2010 als datum aangehouden). Op basis van de uitkomst van de «Post Crisis Needs Assessment» zal ook de Unie bezien op welke wijze de steun aan Pakistan verder wordt ingevuld.

Birma

Vanwege de zorgelijke mensenrechtensituatie in Birma heeft de Unie in april 2010 besloten het sanctieregime te handhaven. Pas bij concrete vooruitgang op het gebied van mensenrechten en democratisering kan versoepeling worden overwogen. De Unie blijft proberen een rechtstreekse dialoog met Birma aan te gaan, in aanvulling op het sanctieregime. Hiertoe is een verkennende missie met EU-gezant Fassino in voorbereiding. Het is echter nog onduidelijk of deze EU-missie met de belangrijkste opponenten van het regime (waaronder Aung San Suu Kyi) kan spreken. Zonder een toezegging hiertoe zal de missie niet doorgaan. In de tweede helft van 2010 zijn verkiezingen voorzien. De in het voorjaar van 2010 gepubliceerde kieswetten lijken echter geen ruimte te bieden voor vrije en eerlijke verkiezingen. De Unie was het afgelopen jaar wederom de grootste donor in Birma. Een deel van het hulpbudget wordt ingezet ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. De rest van het geld wordt vooral besteed aan noodhulp. Komend jaar zal verder onderzocht worden welke initiatieven mogelijk zijn om het isolement van de Birmese bevolking te doorbreken

China

De Unie heeft de inspanningen om het strategisch partnerschap met China te verdiepen voortgezet, onder andere door middel van onderhandelingen over een PSO. In de afgelopen periode is vooral voortgang geboekt op het politieke deel. Commissievoorzitter Barroso en HV Ashton brachten in mei 2010 een bezoek aan China, waar zij onder andere met president Hu en premier Wen spraken. Betrokkenheid van China is een voorwaarde voor de effectieve aanpak van wereldwijde kwesties en de Unie dringt er dan ook bij China op aan daarvoor een grotere verantwoordelijkheid te nemen. Tijdens de EU-China Top van 30 november 2009 stond klimaatverandering hoog op de agenda, met het oog op de Kopenhagen-conferentie. De EU-China halfjaarlijkse mensenrechtendialoog vond plaats op 20 november 2009 en 29 juni 2010. In de afgelopen periode zijn diverse demarches verricht, onder ander over mensenrechtenverdedigers zoals Liu Xiaobo en Gao Zhisheng, de situatie in Xinjiang en doodstraffen. De Unie blijft tekortkomingen in het respect voor mensenrechten in China aan de orde stellen.

Noord-Korea

Het Zuid-Koreaanse rapport over de toedracht van het zinken van het Zuid-Koreaanse patrouilleschip Cheonan in maart 2010t wijst uit dat een aanval vanuit Noord-Korea de enige waarschijnlijke verklaring is van het incident. HV Ashton heeft op 20 mei in een verklaring namens de Unie haar ernstige zorg hierover uitgesproken. De Unie zal nauwgezet de ontwikkelingen blijven volgen. Het gezamenlijke streven is dat Noord-Korea het pad van de vreedzame dialoog kiest. De laatste (reguliere) politieke dialoog van de Unie met Noord-Korea vond plaats in oktober 2009 in Pyongyang. Deze besprekingen gingen onder andere over regionale stabiliteit, het genoemde nucleaire vraagstuk, mensenrechten en de sociaaleconomische situatie in Noord-Korea.

Soedan

De Unie zal, evenals vorig jaar, druk blijven uitoefenen op beide partijen om een zo vreedzaam mogelijke overgang naar het post-CPA (Comprehensive Peace Agreement) tijdperk te bewerkstelligen. Een goede voorbereiding van het zelfbeschikkingsreferendum van Zuid-Soedan, dat is voorzien voor januari 2011, is onontbeerlijk. Dit geldt evenzo voor het referendum van de regio Abyei en de «popular consultations» in de deelstaten Blue Nile en Zuid-Kordofan. De Unie zal zich moeten voorbereiden op verschillende scenario’s die zich kunnen ontvouwen na het zelfbeschikkingsreferendum in januari 2011. Naar verwachting zal de Unie een waarnemingsmissie sturen. De essentiële onderwerpen van CPA-implementatie, de politieke- en humanitaire situatie in Darfur en de voortgezette steun voor het Internationaal Strafhof zullen ook in de komende periode op de EU-agenda staan.

Somalië

De Unie zet in op een geïntegreerde aanpak van de problematiek in Somalië, gericht op het politieke stabilisatieproces, de veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. Eind 2009 werd vastgelegd dat ze daarbij uitgaat van een bredere Hoorn van Afrika-strategie, omdat de situaties in de verschillende landen in de regio elkaar sterk beïnvloeden. De politieke inzet in Somalië stond het afgelopen jaar in het teken van het versterken van het Djibouti-Proces, dat het versterken van de stabiliteit in Somalië tot doel heeft. De Unie heeft zich daarvoor onder andere ingezet binnen de International Contact Group on Somalia. De Commissie draagt daarnaast bij aan het versterken van de overgangsinstellingen, het lokaal bestuur en het maatschappelijk middenveld en steunt diverse sociaaleconomische projecten, zowel in Zuid-Centraal Somalië als in Somaliland en Puntland. Op het gebied van veiligheid waren de inspanningen van de Unie gericht op het versterken van de Afrikaanse Unie-vredesmacht AMISOM en capaciteitsopbouw van de veiligheidssector van de Somalische overgangsregering. In 2010 startte de Unie een trainingsmissie voor 2000 Somalische militairen in Oeganda. Nederland heeft de oprichting van deze missie constructief-kritisch gevolgd en zal dit blijven doen. De humanitaire inzet van de Unie richtte zich in 2010 op het verlenen van humanitaire hulp via internationale organisaties en (I)NGO’s. De Commissie is de grootste internationale donor in Somalië met een totale voorlopige bijdrage in 2010 van 315 miljoen euro, waarvan 45 miljoen euro voor humanitaire hulp.

EU en Latijns-Amerika en de Caraïben (EU-LAC)

Op 17 en 18 mei 2010 vond de tweejaarlijkse EU-LAC Top plaats tussen de Unie en Latijns-Amerika en de Caraïben (LAC). De Top richtte zich op een verdere concretisering van het strategisch partnerschap, klimaatverandering en de financiële crisis. De Unie lanceerde een nieuwe investeringsfaciliteit ter bevordering van infrastructuur- en ICT-projecten in de LAC regio. Daarnaast werden de onderhandelingen over de structuur van de Eurolac-stichting afgerond. Deze stichting zal de implementatie van het strategisch partnerschap coördineren. De samenwerking tussen Unie en LAC zal zich de komende tijd intensiveren ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie. Daarnaast vonden het afgelopen jaar ministeriële bijeenkomsten en toppen plaats met de strategische partners Brazilië en Mexico.

Brazilië

Met Brazilië heeft de Unie sinds 2007 een strategisch partnerschap. Tijdens de EU-Brazilië Top van 6 oktober 2009 in Stockholm en tijdens een ministeriële bijeenkomst op 15 februari 2010 in Madrid, stonden onder meer klimaatverandering en de wereldwijde financiële crisis centraal. Naast de verdere intensivering van de bilaterale betrekkingen beoogt de Unie de komende periode de multilaterale afstemming met Brazilië te versterken.

Mexico

Op 16 mei 2010 vond in het kader van het strategisch partnerschap met Mexico de vijfde EU-Mexico-Top plaats. Komend jaar zal er in Mexico wederom een EU-Mexico mensenrechtendialoog plaatsvinden.

Haïti

De Unie is actief betrokken bij de noodhulp en wederopbouw in Haïti, dat op 12 januari 2010 werd getroffen door een zware aardbeving. Kort na de ramp stelden Commissie en lidstaten 30 miljoen euro beschikbaar voor directe noodhulp en bood de Unie materiële ondersteuning via het civiele beschermingsmechanisme, waaronder het sturen van search and rescue-teams. De Unie heeft vanaf het begin benadrukt dat de Haïtiaanse regering de leiding heeft over de noodhulp- en wederopbouwfase en dat de VN de centrale coördinerende rol bij de internationale inspanningen speelt. In het wederopbouwproces zet de Unie zich in het bijzonder in voor duurzame economische ontwikkeling, goed bestuur en de «rule of law». Tijdens de donorconferentie voor de wederopbouw in New York op 30 maart 2010 presenteerde de Haïtiaanse regering het wederopbouwplan voor Haïti. Dit plan is leidend voor de gemeenschappelijke inzet van de Unie. HV Ashton zegde namens de Unie 1,2 miljard euro toe (een bundeling van de bijdrage van de Unie en de individuele lidstaten) voor de implementatie van het actieplan. De bijdrage van de Unie (exclusief de lidstaten) bedraagt 476 miljoen euro, waarvan 460 van de Commissie en 16 miljoen van de EIB. Een belangrijk deel van de wederopbouw wordt gefinancierd via het «Haïti Reconstruction Fund» van de Wereldbank. De Unie is voornemens aan dit fonds deel te nemen. Ook is een «EU House» in Haïti in oprichting om de onderlinge coördinatie in het veld tussen de lidstaten en de Unie met andere belangrijke spelers als de Haïtiaanse regering, VN en Wereldbank verder te versterken. De Unie werkt aan een gemeenschappelijke, lange termijn strategie voor Haïti. Daartoe is een herziening van het bestaande «Country Strategy Paper» in voorbereiding en streven de Commissie en lidstaten naar gemeenschappelijke programma’s in de wederopbouwfase. In december 2009 tekende Haïti als laatste lid van CARIFORUM de European Partnership Agreement (EPA) met de Unie, waarna de ratificatieprocedure in Nederland in gang is gezet.

Handelsbetrekkingen

Algemeen

De nieuwe Europees commissaris voor handel, Karel De Gucht, schetste begin 2010 in het Europees Parlement de prioriteiten voor de internationale handelsrelaties van de Unie: versterking van het multilaterale handelssysteem; het verdiepen van de handels- en investeringsbanden van de Unie in het algemeen en in het bijzonder met India, Canada, Oekraïne, Latijns-Amerika en de Euromediterrane regio; het op een hoger plan brengen van de economische samenwerking met de VS en China; het succesvol afronden van de EPA’s met de ACP landen; en ten slotte het beschermen en bepleiten van een eerlijk commercieel speelveld voor Europese ondernemingen in het buitenland. Het Verdrag geeft het Europees Parlement meer zeggenschap over de Europese handelspolitiek, waaronder mede-wetgevingsbevoegdheid en instemmingsrecht bij alle nieuwe vrijhandelsakkoorden. Ook de EDEO zal een plaats gaan innemen in de Europese handelsbetrekkingen.

WTO Doha-ronde

Begin 2010 probeerde Directeur-generaal Lamy van de WTO de bestaande impasse te doorbreken, door landen expliciet op te roepen politieke wil te tonen door onderhandelaars meer politieke sturing te geven. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De impasse rond het «juli-pakket» (onderhandelingen toegespitst op landbouw, industrieproducten, diensten, regels (vooral antidumping) en handelsfacilitatie) en vooral het gebrek aan toenadering tussen VS en de opkomende markten duurt voort. Regeringsleiders spraken af om tot eind 2010 geen nieuwe handels- of buitenlandse investeringsbelemmerende maatregelen (inclusief fiscaal beleid en steun aan de financiële sector) te nemen, of de eigen export te bevorderen op een wijze die strijdig is met de WTO-regels. Men heeft zich ook gecommitteerd om in het kader van de crisis genomen protectionistische maatregelen terug te draaien. Deze zijn immers niet alleen nadelig voor de G20 maar ook voor andere (ontwikkelings-) landen. Het WTO-secretariaat monitort samen met onder meer de UNCTAD en de OESO doorlopend de ontwikkelingen en rapporteert hierover elk kwartaal, zodat landen in staat worden gesteld om elkaar op eventuele misstappen aan te spreken. Het meest recente rapport van 14 juni 2010 stelde wederom dat de G20-landen waakzaam dienen te blijven en meer werk moeten maken van het terugdraaien van beperkende maatregelen op het gebied van handel en investeringen. Tijdens de G20-top in Toronto op 26 en 27 juni 2010 kwamen deze punten weer aan de orde. Nederland vroeg opnieuw aandacht voor het belang van vrije markttoegang voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) tot de Westerse en opkomende markten.

Regionale en bilaterale handelsakkoorden

Nadat eind 2009 een regionaal akkoord met de ASEAN-landen niet haalbaar bleek, omdat de Unie niet met Birma wil onderhandelen zolang de politieke situatie daar niet veranderd is en de ambitieniveaus te ver uiteenlopen, heeft de Unie besloten op bilaterale voet verder te gaan. In februari 2010 zijn de onderhandelingen begonnen voor een vrijhandelsakkoord met Singapore. Met Maleisië zijn verkennende gesprekken gestart. Andere landen zullen in de komende jaren volgen. Ook Vietnam heeft aangegeven op bilaterale voet de onderhandelingen met de Unie te willen voortzetten. De vrijhandelsbesprekingen met Zuid-Korea zijn eind 2009 succesvol afgerond, evenals de parallelle onderhandelingen over een breder raamakkoord. De vrijhandelsbesprekingen met India verlopen minder vlot, maar doel is nog steeds afronding eind 2010. Mede op Nederlands aandringen werd afgesproken dat de Commissie ook zal nagaan of India een veelomvattende PSO met de Unie wil afsluiten. Tot nu toe lijkt het erop dat India slechts een vrijhandelsakkoord met de Unie wil afsluiten. De Commissie zal hierover te zijner tijd rapporteren aan de Raad. De onderhandelingen met China over de PSO verlopen langzamer dan verwacht. De prioritaire aandacht van Commissaris De Gucht voor China zou de onderhandelingen in de komende jaren een impuls kunnen geven. In Latijns-Amerika heeft de Commissie, gestimuleerd door het Spaans voorzitterschap, in de eerste helft van 2010 met succes enkele onderhandelingen afgerond. Allereerst kwam men in maart tot overeenstemming over een vrijhandelsakkoord met Colombia en Peru. Tijdens de EU-LAC Top op 17 en 18 mei 2010 in Madrid zijn de onderhandelingen met Centraal Amerika (Costa Rica, Honduras, Guatemala, El Salvador, Nicaragua en Panama) over een associatieakkoord afgerond. In 2009 waren deze nog stil komen te liggen na een staatsgreep in Honduras. De overeenkomst creëert een raamwerk voor een politieke dialoog, ondersteunt inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling en vergemakkelijkt handel en investeringen tussen de Unie en de betreffende landen. De onderhandelingen met Mercosur over een vrijhandelsakkoord lagen sinds september 2004 feitelijk stil, in afwachting van de uitkomsten van de Doha-ronde. Onder het Spaanse voorzitterschap zijn in de eerste helft van 2010 de betrekkingen tussen de Unie en Mercosur geïntensiveerd. Dit heeft ertoe geleid dat de Commissie de onderhandelingen weer heeft opgestart. De Commissie komt in 2010 met een mededeling over het handelsdeel van de Europa 2020-strategie, als opvolger van de Global Europe-strategie.

Non trade concerns

Op Nederlands initiatief nam de Raad in juni 2010 conclusies aan die de Europese inzet in de bestrijding van kinderarbeid verder zal versterken. Onderdeel van de conclusies is een onderzoek naar de wijze waarop het Europese handelsbeleid een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van kinderarbeid. Ook heeft de Raad de Commissie verzocht een mededeling op te stellen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) waarbij wordt ingegaan op zakendoen en mensenrechten en aandacht wordt besteed aan het bestrijden van kinderarbeid. De Raad en het Europees Parlement hebben een akkoord bereikt over een verbod op het op de markt brengen van illegaal gekapt hout. Nederland heeft een dergelijk verbod gesteund en zal erop toezien dat dit WTO-conform wordt ingericht en in lijn is met het bilaterale FLEGT (Forest Law Enforcement, Governance and Trade)-initiatief. Het Europees Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) zorgt voor betere toegang van producten uit ontwikkelingslanden tot de Europese markt. In het APS Plus wordt deze toegang voor een aantal kwetsbare landen vergroot op voorwaarde dat zij de belangrijkste verdragen op het gebied van mensen- en arbeidsrechten en milieu ratificeren en implementeren. Hiermee is het APS Plus een belangrijk instrument om «non trade concerns» in ontwikkelingslanden te adresseren. Het APS wordt verlengd tot uiterlijk eind 2013. Daarna wordt het APS herzien. De voorbereiding hiervoor begint in 2010.

Ontwikkelingssamenwerking

In reactie op de economische crisis is op initiatief van de Commissie en met steun van Nederland in de zomer van 2009 een speciaal instrument opgezet voor kwetsbare ontwikkelingslanden genaamd Vulnerability FLEX. Met 500 miljoen euro aan herschikte middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) biedt de Commissie in de periode 2009–2010 compensatie voor terugvallende overheidsinkomsten in kwalificerende ACS-landen (landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan). Dit is vooral bedoeld om geplande sociale uitgaven op peil te kunnen houden.

In het najaar van 2009 gaf de Raad vervolg aan de eerder door Nederland gestarte discussie over begrotingssteun. Er was onder de lidstaten meer steun voor de Nederlandse positie dat de Commissie voorzichtiger zou moeten zijn met de inzet van deze hulpmodaliteit, terwijl tevens de dialoog met de ontvangende landen veel steviger zou moeten worden aangezet. Besloten werd om in de loop van 2010 toe te werken naar verdere afspraken voor nauwere coördinatie tussen lidstaten en Commissie rond begrotingssteun. Nederland speelt hierbij een actieve rol.

In het najaar stelde de Raad een Operationeel Raamwerk voor Hulpeffectiviteit vast waarin onderlinge werkverdeling een grote plaats inneemt. Tijdens de informele OS-Raad startte het Spaanse voorzitterschap de discussie over de wenselijkheid van scherpere landenconcentratie, om verdere fragmentatie van de EU-hulp tegen te gaan. Afgesproken werd om in ieder geval beter informatie uit te wisselen over voorgenomen uitbreiding of inkrimping van bilaterale landenlijsten. Op het gebied van werkverdeling tussen EU-donoren binnen partnerlanden werd beperkte voortgang geboekt. Nederland trekt dit proces in Mozambique en Mali.

In voorjaar 2010 werden de onderhandelingen over de tweede tussentijdse herziening van het Verdrag van Cotonou afgerond. De wijzigingen zijn over het algemeen beperkt van karakter. Een door Nederland voorgestelde wijziging betreft het opnemen van kinderarbeid als onderwerp van de politieke dialoog met de ACS-landen. Na definitieve vaststelling van de tekst in de officiële talen zal het herziene akkoord aan de Kamer ter ratificatie worden voorgelegd.

De Europese Raad van 17 juni 2010 bevestigde de inzet van de Unie met betrekking tot de Millenium Development Goals (MDG’s) voor het UN High Level Event op 20–22 september 2010 in New York. Naast aandacht voor achterblijvende landen en MDG’s, bepleitte de Unie onder meer het nakomen van de beloftes op het gebied van de stijging van de officiële hulp (ODA). Minister-president Balkenende wees op de afspraak dat alle EU-lidstaten in 2015 tenminste 0,7% BNI voor officiële hulp (ODA) reserveren en ondersteunde het idee om dit jaarlijks in de Europese Raad aan de orde te stellen. Dit is in de conclusies opgenomen. Hiermee geeft de Raad een krachtig signaal af, ook aan de lidstaten die niet aan de norm van 0,7% BNI/ODA voldoen.

De totale hulp van de Unie viel in 2009 iets terug tot 49 miljard euro, maar steeg licht als percentage van het (gedaalde) Europese BNP (van 0,40 naar 0,42 BNP). De Commissie gaf aan dat de Unie het afgesproken collectieve tussendoel voor 2010 ruim zou gaan missen, ondanks een groeiend aantal lidstaten dat zich wel houdt aan de ODA afspraken. Nederland bleef met de Commissie en de welwillende lidstaten de andere landen aanspreken op dit punt.

Uitgezonderd Haïti is de vooruitgang in de EPA-onderhandelingen beperkt en konden nog geen andere definitieve EPA’s worden afgesloten.

Onder Belgisch voorzitterschap zal het debat over nauwere coördinatie van de begrotingssteun van EU-donoren worden voortgezet. Dit zal mogelijk worden afgerond in de Raad van november. Ter voorbereiding start de Commissie een publieke consultatie over dit onderwerp aan de hand van een groenboek.

De onderhandelingen om op basis van de interim-EPA’s te komen tot de beoogde regionale EPA’s gaan met alle Afrikaanse regio’s door. Nederland zal in Brussel het belang van een flexibele en realistische opstelling van de Commissie blijven benadrukken.

Eind november 2010 zal de EU–Afrika top in Brussel plaatsvinden, waar de onderlinge samenwerking een nieuwe impuls zal worden gegeven.

3. RAAD ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

Vergaderdata:

 

13 juli

 

23 juli 2010

 

30 september–1 oktober 2010

Informele Raad

19 oktober 2010

 

17 november 2010

 

11 november 2010

 

7 december 2010

 

17–18 januari 2011

 

14–15 februari 2011

 

14–15 maart 2011

 

7–8–9 april 2011(tbc)

Informele Raad

16–17 mei 2011

 

14–15 juni 2011

 

Ecofin Raad

Stand van zaken

Economisch en budgettair beleid

Door de economische en financiële crisis is de budgettaire positie van alle lidstaten sterk verslechterd. Vrijwel alle lidstaten hebben uitgaven gedaan om de economie te stimuleren en een groot aantal landen heeft maatregelen genomen om de financiële sector te stabiliseren. De komende periode zal in het teken staan van consolidatie. De Raad heeft met het oog op uitfasering van de budgettaire stimuleringsmaatregelen en de maatregelen ter ondersteuning van de financiële sector gewerkt aan een gecoördineerde strategie.

De verslechterde budgettaire omstandigheden hebben ertoe geleid dat veel lidstaten in de zogenoemde «buitensporigtekortprocedure» zijn gekomen. De Ecofin Raad stelt vast dat er sprake is van een buitensporig tekort, waarbij wordt gekeken naar grootte (– 3% BBP), tijdigheid en uitzonderlijke situatie. Het doel van deze procedure is dat een lidstaat het tekort binnen een vastgestelde periode herstelt. Eind 2009 zaten twintig van de zevenentwintig lidstaten in de buitensporigtekortprocedure; in juli 2010 zijn hier nog vier lidstaten aan toegevoegd. Tevens is in juli 2010 vastgesteld dat de lidstaten die eind 2009 in de buitensporigtekortprocedure zijn gekomen de benodigde maatregelen hebben genomen om het tekort terug te dringen. Een aantal lidstaten zal al in 2010 aanzienlijke consolidatiemaatregelen moeten nemen.

De sterk opgelopen overheidsschulden zorgden in de eerste helft van 2010 voor onrust op de financiële markten. Begin 2010 raakte Griekenland in de problemen. De omvang van de schuld en het begrotingstekort zorgden ervoor dat de toegang van het land tot de markt ontoereikend was voor financiering van de overheidsschuld. Op 3 mei 2010 kwam de Raad, samen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), een steunpakket van 110 miljard euro voor Griekenland overeen om de financiële stabiliteit van de eurozone te waarborgen. Na het steunpakket voor Griekenland bleef de onrust op de financiële markten echter bestaan. Er waren vooral zorgen over de situatie in Spanje en Portugal.

Naar aanleiding van de aanhoudende onrust hebben de Eurolanden op 9 mei 2010 besloten tot de oprichting van een Europees Financieel Stabilisatie Mechanisme (EFSM) met een Europese Financiële Stabilisatie Faciliteit (EFSF). De EFSF, dat onderdeel is van het EFSM, is een tijdelijk mechanisme met een actieve looptijd van drie jaar dat leningen kan verstrekken aan eurolanden in financiële nood. De landen van de eurozone staan voor 440 miljard euro borg voor de verplichtingen die de EFSF aangaat voor de financiering hiervan. Mede naar aanleiding van de onjuiste data die Griekenland in voorgaande jaren had verstrekt over zijn begrotingssituatie heeft de Raad extra bevoegdheden toegekend aan de Commissie (Eurostat) om data te verifiëren in het geval dat er significante risico’s zijn of als er problemen zijn met betrekking tot de kwaliteit van statistische data die een lidstaat heeft aangeleverd.

De schuldencrisis die ontstond naar aanleiding van de situatie in Griekenland heeft naast de oprichting van de EFSF ook geleid tot een gevoel van urgentie met betrekking tot de noodzaak voor verbetering van de coördinatie van het macro-economische beleid binnen de Unie. Op 7 mei besloot de Europese Raad daarom (tegelijkertijd met de bekrachtiging van het steunpakket aan Griekenland) tot het instellen van een taskforce (werkgroep) onder leiding van Raadsvoorzitter Van Rompuy.

Op 12 juli 2010 vond de derde bijeenkomst plaats van de Van Rompuy-werkgroep. Tijdens deze bijeenkomst werd vooral gesproken over hervormingen van het SGP en onevenwichtigheden binnen het eurogebied. De nieuwe mededeling van de Commissie van 30 juni (die voortbouwt op de mededeling van 12 mei) dient als basis voor de besprekingen.

De belangrijkste elementen op het gebied van het SGP in de mededeling van 30 juni zijn:

  • i) een «EU-semester»: de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s, waarin lidstaten hun begrotingsbeleid beschrijven, zouden volgens het voorstel in het voorjaar (medio april) moeten worden ingediend en meer vooruitkijkend zijn. Momenteel gebeurt dit in het najaar en wordt vooral de al bij het parlement ingediende begroting beschreven. Het is niet de bedoeling dat lidstaten eerst een begroting naar Brussel sturen, alvorens deze in te dienen in de eigen nationale parlementen. Het doel is om op hoofdlijnen informatie te verkrijgen over de komende begroting, zodat de Commissie meer mogelijkheden heeft om lidstaten, waar nodig, aanwijzingen te geven voor het aanpassen van de (voorlopige) begrotingsplannen voor het komende jaar, zodat d.m.v. aanbevelingen meer ex ante sturing mogelijk is wanneer de plannen in de ogen van de Commissie nog niet zouden voldoen.

    Het kabinet is voorstander van betere ex-ante informatievoorziening, waarbij rekening wordt gehouden met nationale begrotingsprocedures. Gezien de meerjarensystematiek die Nederland kent, kan Nederland hieraan voldoen zonder het nationale begrotingsproces aan te passen. Aangezien belangrijke besluiten in onze begrotingssystematiek ten opzichte van andere lidstaten relatief vroeg in het jaar vallen, is Nederland gebaat bij zo vroeg mogelijke aanbevelingen van de Raad (Commissie) voor het komende begrotingsjaar, zodat wij deze aanbevelingen afdoende kunnen adresseren bij de begrotingsvoorbereiding. Hiervoor heeft Nederland tijdens de discussie in de Van Rompuy-werkgroep aandacht gevraagd. De parallelle evaluatie van voortgang in het kader van het SGP en de Europa 2020-strategie maakt ook deel uit van het EU-semester. Zoals al geformuleerd in zijn reactie op de Europa 2020-strategie, erkent het kabinet de voordelen van een parallelle evaluatie, die kan helpen om tegenstrijdige aanbevelingen te voorkomen. Nederland zal er echter scherp op toezien dat opinies over het SGP en de aanbevelingen onder de Europa 2020-strategie niet door elkaar gaan lopen, aangezien dit het risico van verwatering van het SGP met zich meebrengt. Aanbevelingen onder de Europa 2020-strategie mogen geen alibi vormen om onder de criteria en procedures van het SGP uit te komen.

  • ii) meer focus op schuld: het SGP kent weliswaar zowel een tekort- als een schulddoelstelling, maar in het verleden is er nog nooit een procedure opgestart voor landen die niet voldeden aan deze schulddoelstelling. De Commissie stelt voor om dit in de toekomst wel te doen. Daarnaast geeft het SGP aan dat landen geacht worden om een middellangetermijndoelstelling (MTO) na te streven, die er op neerkomt dat landen grofweg een structureel evenwicht of overschot dienen na te streven. De Commissie stelt voor om deze ook beter afdwingbaar te maken door ook voor landen die deze doelstelling niet halen een sanctie te ontwikkelen. Het kabinet is voorstander van een belangrijkere rol voor schuld en de mogelijkheid voor het opstarten van een buitensporigtekortprocedure op basis van schuldontwikkeling. Daarnaast is het volgens Nederland belangrijk om te kijken naar houdbaarheid. Nederland zet daarom ook in op meer aandacht voor de rol van de MTO’s. Hierbij kan wat Nederland betreft ook gedacht worden aan sancties voor het niet halen van een MTO.

  • iii) verbeterde afdwingbaarheid van de regels door middel van slimmere en efficiëntere sancties: de Commissie geeft aan dat sancties automatischer moeten worden toegepast en dat alle sancties op alle lidstaten van toepassingen moeten kunnen zijn. Op dit moment is dit niet het geval, omdat een belangrijke sanctie, namelijk het opschorten van cohesiefondsen, niet effectief is voor alle lidstaten (diverse lidstaten komen immers niet in aanmerking voor cohesiefondsen). Daarom kijkt de Commissie of er nog andere mogelijkheden zijn binnen de EU-begroting. Wat betreft het meer «rules-based» toepassen van sancties geeft de Commissie aan dat bij de start van een buitensporigtekortprocedure automatisch bepaalde toewijzingen van EU-subsidies in latere jaren kunnen worden gekort. Als de lidstaat vervolgens voldoet aan de eisen die zijn gesteld, dan worden deze toewijzingen alsnog ingevuld. De bewijslast wordt dus omgedraaid. Nu is het nog de Raad die beslist om een sanctie op te leggen als een lidstaat niet voldoet aan de eisen. Met dit voorstel kan de Raad dus een beloning geven in de vorm van het alsnog uitkeren van de EU-subsidie. Ook de besluitvormingsprocedure zou hiermee in feite worden omgekeerd. Nu moet er een gekwalificeerde meerderheid zijn om een sanctie te geven. Straks moet er een gekwalificeerde meerderheid zijn om een EU-subsidie alsnog uit te keren. Een gekwalificeerde minderheid kan dus alsnog de uitkering van de EU-subsidie tegenhouden.

    Het kabinet kan zich vinden in de voorstellen voor effectievere sancties en vindt het omdraaien van de bewijslast een goede idee. Alle lidstaten moeten getroffen kunnen worden door financiële sancties voortkomend uit de EU-begroting. Het kabinet is verder van mening dat sancties al in een eerder stadium van het proces moeten kunnen worden ingezet (bijvoorbeeld in de preventieve arm van het SGP) en meer «rules-based», c.q. automatischer moeten worden.

  • iv) nationale budgettaire raamwerken: de Commissie stelt voor om kwaliteitseisen te stellen die onder andere betrekking hebben op statistiekvoorziening, begrotingsregels, en meerjarenramingen voor de begroting. De Commissie zal in september 2010 komen met minimumeisen voor de opzet van nationale budgettaire raamwerken en procedures om te controleren of lidstaten aan deze eisen voldoen. Deze voorstellen zijn in lijn met de Nederlandse inzet. Nederland zal verder blijven aandringen op het instellen van onafhankelijke ramingsinstituties, zoals het CPB.

Macro-economische onevenwichtigheden

De Commissie stelt in haar mededeling het opzetten van een toezichtprocedure voor om macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen. In deze procedure vindt er een jaarlijkse analyse plaats van enkele indicatoren (een zogenoemd scorebord) die kunnen wijzen op het bestaan, ontstaan of verergeren van onevenwichtigheden. Als op basis van deze analyse blijkt dat dergelijke ontwikkelingen plaats hebben in een lidstaat, voert de Commissie een nadere analyse uit. Indien nodig, zal de Commissie de Raad adviseren om te besluiten dat een lidstaat «buitensporige onevenwichtigheden» kent, en aan de lidstaat vragen om actie te ondernemen om deze onevenwichtigheden aan te pakken en desgewenst hiertoe aanbevelingen te doen. De Commissie stelt voor om voor eurolanden een mechanisme op te zetten om actie af te dwingen indien deze landen zich niet aan de aanbevelingen van de Raad houden, maar laat in het midden hoe dit mechanisme eruit kan zien.

Uitbreiding eurogebied

Estland heeft in juli toestemming gekregen om toe te treden tot het eurogebied. In januari 2011 zal Estland de euro invoeren.

Europees toezicht

Vanwege de economische en financiële crisis staat financieel toezicht hoog op de agenda van de Raad. In december 2009 bereikte de Raad een politiek akkoord over de oprichting van een European Systemic Risk Board (ESRB) en drie European Supervisory Authorities (ESAs). De ESRB is een onafhankelijk orgaan dat belast wordt met macroprudentieel toezicht: dat wil zeggen dat de ESRB mogelijke systeemrisico’s zal monitoren en analyseren. Indien nodig, zal de ESRB over deze risico’s waarschuwingen en/of aanbevelingen uitvaardigen. De drie ESA’s komen voort uit de huidige Comités van Toezichthouders CEBS, CESR en CEIOPS en gaan toezien op de uniforme implementatie van EU-regelgeving door de nationale toezichthouders en de consistente uitvoering van het toezicht. Anders dan de Comités van Toezichthouders mogen de ESAs bindend ingrijpen bij conflicten tussen toezichthouders en wanneer een lidstaat in strijd met EU-wetgeving handelt. Ook mogen de ESAs bepaalde noodmaatregelen uitvaardigen nadat de Raad een crisissituatie heeft uitgeroepen. De nationale toezichthouders blijven verantwoordelijk voor het dagelijks toezicht op de financiële instellingen. Voor het toezicht op credit rating agencies wordt één van de ESAs direct verantwoordelijk.

Nadat de Raad een akkoord bereikte, heeft het Europees Parlement zich over de voorstellen gebogen. Eind mei 2010 rondde het Europees Parlement dit proces af en stelde een groot aantal amendementen voor, dat op punten significant afwijkt van het Raadscompromis. Op basis van de amendementen van het Europees Parlement en het Raadscompromis zijn in juni 2010 de triloge besprekingen gestart tussen Raad, Europees Parlement en Commissie.

Financieel crisismanagement

Sinds het begin van de financiële crisis is er op Europees niveau veel aandacht voor de versterking van het huidige raamwerk voor crisismanagement. Procesmatig wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen een coördinatietraject en een wetgevingstraject. Het coördinatietraject ziet op de verduidelijking van de rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokken Europese autoriteiten (zoals de Raad en de Commissie) en daarnaast op de versterking van de grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders, centrale banken en ministeries van Financiën in instellingspecifieke crossborder stability groups. In de crossborder stability groups zal de lastenverdelingkwestie (burden sharing) worden geadresseerd door vooraf principes af te spreken voor eventuele lastenverdeling. Het wetgevingstraject heeft betrekking op de wettelijke versterking van het Europese crisismanagementraamwerk. Dit betreft versterking van het gehele crisisinstrumentarium dat vanaf de fase van vroegtijdige interventie tot de insolventiefase beschikbaar is, inclusief de financiering van de afwikkeling.

In de brief van 10 mei 2010 aan uw Kamer is vermeld dat de Ecofin Raad de noodzaak onderstreept om na te denken over een raamwerk voor crisismanagement op de middellange en langere termijn. Nederland vindt dat een crisisresolutie raamwerk enkel aan de orde is als dit een sluitstuk vormt van een versterkt systeem van budgettaire discipline evenals een aanpak van economische onevenwichtigheden. Een ordelijk mechanisme voor crisisresolutie is tevens een belangrijk element om de structurele financiële stabiliteit in het eurogebied te waarborgen. Voor Nederland is hierbij essentieel dat er zeer strenge voorwaarden worden verbonden aan een dergelijk raamwerk. De prikkels voor lidstaten om verantwoord en prudent budgettair beleid te voeren, mogen niet worden aangetast. Daarnaast is het wenselijk dat het IMF nauw betrokken wordt.

Regelgeving financiële markten

De Raad heeft veel aandacht besteed aan voorstellen van de Commissie voor betere regelgeving van de financiële markten. De belangrijkste voorstellen zijn de regelgeving voor Credit Rating Agencies (CRAs), de richtlijn voor alternatieve beleggingsfondsen, de aanpassing van de kapitaaleisenrichtlijn (CRD) en de eventuele invoering van een bankenbelasting.

In mei 2010 heeft de Raad een verordening aangenomen met betrekking tot toezicht op de CRAs. De verordening stelt een aantal eisen aan lidstaten wat betreft de benoeming van een nationale toezichthouder (met ingang van 7 juni 2010 is in Nederland de Autoriteit Financiële Markten hiertoe aangewezen) en een effectief sanctiebeleid. De verordening is van toepassing op credit ratings die publiek of op basis van abonnement worden afgegeven door in de Unie geregistreerde CRAs. De CRAs moeten voor 7 september 2010 een aanvraag voor registratie indienen. Om voor registratie in aanmerking te komen moet een CRA voldoen aan uitgebreide (i) transparantie- en rapportageverplichtingen; (ii) corporate governance eisen (onder meer management van belangenconflicten) en (iii) kwaliteitsstandaarden betreffende het rating proces (bijvoorbeeld monitoring van bestaande ratings).

Daarnaast is de Raad op 18 mei 2010 akkoord gegaan met regulering van alternatieve beleggingsfondsen, waaronder hedgefondsen. De onderhandelingen van de Raad en Commissie met het Europees Parlement om tot een definitieve richtlijn te komen zijn inmiddels gestart. Het belangrijkste discussiepunt is het derdelandenbeleid.

In december 2009 heeft het Bazels Comité voorstellen tot aanscherping van de kapitaaleisen gepubliceerd. Om het effect van deze voorstellen in kaart te brengen, voeren zowel het Bazels Comité als de Commissie een impact assessment uit. Concreet gaat het hierbij ondermeer om de introductie van een leverage ratio en liquiditeitseisen. Ook wordt met het voorstel de definitie van kapitaal aangescherpt.

De Europese Raad van 17 juni heeft vastgesteld dat de financiële sector moet bijdragen aan de kosten van de financiële crisis en crisismanagement. Over de te kiezen vormgeving lopen de meningen echter nog sterk uiteen. De komende maanden zal er in de Ecofin Raad gesproken worden over de eventuele introductie van heffingen of belastingen voor financiële instellingen. Hierbij is het belangrijk om een level playing field te garanderen en rekening te houden met cumulatieve effecten van verschillende maatregelen. Op basis van de eerste gedachtewisseling die plaatsvond in de Ecofin Raad van 7 september over de mogelijkheden voor de introductie van heffingen of belastingen voor financiële instellingen zal de Commissie in oktober concrete voorstellen hiervoor presenteren. Dit onderwerp zal opnieuw besproken worden tijden de Europese Raad van oktober 2010.

Tijdens de G20 top in Toronto was er overeenstemming dat de financiële sector moet meebetalen aan de ingrepen in de sector – voor zover daar sprake van is geweest. Een manier om dat te doen is een bankenbelasting. De G20 heeft daarbij twee belangrijke aandachtspunten van Nederland expliciet benoemd, namelijk dat de invoering van een bankenbelasting zodanig moet geschieden dat het level playing field niet wordt verstoord en dat daarbij het economisch effect van de stapeling van maatregelen ten aanzien van banken goed in het oog moet worden gehouden. De algehele notie is dat landen maatwerk mogen leveren omdat ze verschillend zijn. Sommigen hebben geen financiële instellingen hoeven redden, en/of hebben andere manieren om de rekening van omvallende banken bij de financiële sector te leggen, dus niet ieder G20-land hoeft een bankbelasting in te voeren.

In 2008 heeft de Commissie een viertal initiatieven gestart om richtlijnen over informatie-uitwisseling op het gebied van belastingzaken en bijstand bij invordering te herzien en te moderniseren met het oog op het tegengaan van fraude en belastingontwijking. Het gaat om de volgende richtlijnen en verdragen:

  • 1) Spaartegoedenrichtlijn: in september 2008 heeft de Commissie de werking van de Spaartegoedenrichtlijn geëvalueerd. Zij kwam tot de conclusie dat over het algemeen de Spaartegoedenrichtlijn naar behoren werkt, maar dat door de beperkte reikwijdte van de richtlijn zwart sparen nog steeds mogelijk is. Om deze reden heeft de Raad, met steun van Nederland, in december 2008 opgeroepen tot herziening van de richtlijn.

  • 2) Richtlijn voor wederzijdse bijstand bij invordering: deze richtlijn dateert uit 1977. In de afgelopen 30 jaar zijn personen en kapitaal steeds mobieler geworden, waardoor er een toenemende behoefte is aan invorderingsbijstand. Er is daarom een voorstel tot herziening van de richtlijn gedaan, dat op 19 januari 2010 door de Raad is goedgekeurd.

  • 3) Richtlijn voor administratieve samenwerking op het gebied van belastingen: ook deze richtlijn (uit 1976) wordt herzien. Door de globalisering is de mobiliteit van belastingplichtigen fors toegenomen, evenals het aantal grensoverschrijdende transacties. Ook is er sprake van een forse internationalisering van de financiële instrumenten. Door deze ontwikkelingen wordt het voor lidstaten steeds moeilijker om een juiste nationale belastingheffing vast te stellen en belastingfraude en belastingontduiking te voorkomen.

  • 4) Antifraude verdragen met Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Zwitserland: het onderwerp betreffende informatie-uitwisseling op het gebied van belastingen heeft een extra impuls gekregen door een op de G20-top in april 2009 gemaakte afspraak dat het bankgeheim moet worden afgeschaft op straffe van negatieve consequenties voor de niet-coöperatieve jurisdicties, waaronder de zogenoemde «belastingparadijzen». Naar aanleiding van deze afspraak hebben veel niet-coöperatieve jurisdicties toegezegd bereid te zijn informatie op het gebied van belastingen op verzoek uit te wisselen. De Commissie is voornemens om antifraude verdragen met een dergelijke informatie-uitwisselingcomponent te sluiten met Andorra, Monaco, San Marino en Zwitserland. Deze bevoegdheid vloeit voort uit de spaartegoedenrichtlijn die stelt dat, als bovengenoemde landen akkoord kunnen gaan met uitwisseling van informatie op verzoek op het gebied van belastingen, binnen de Unie feitelijk het bankgeheim wordt opgeheven. Eind 2009 is de Commissie een antifraude verdrag met Liechtenstein overeengekomen. De goedkeuring van dit verdrag en de mandaten om te gaan onderhandelen met de andere landen liggen nog voor aan de Raad.

Indirecte belastingen

BTW–facturering: De Raad heeft in maart 2010 overeenstemming bereikt over het voorstel van de Commissie om de Europese factureringsregels met betrekking tot de heffing van BTW te vereenvoudigen, te moderniseren en verder te harmoniseren. De nadruk lag daarbij op het elektronisch factureren om het gebruik van elektronische facturen te bevorderen. Belangrijkste doelstelling was een (omvangrijke) vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

BTW–fraudebestrijding: de Raad heeft in juni 2010 een akkoord bereikt over het voorstel tot herschikking van de Verordening betreffende administratieve samenwerking en BTW-fraudebestrijding. De verordening voorziet meer dan voorheen in geautomatiseerde en snellere uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten en geeft meer waarborgen over de kwaliteit van die informatie. In de verordening wordt tevens de rechtsgrond geregeld voor Eurofisc, een speciaal netwerk van fraude-experts dat digitaal gegevens uitwisselt om belastingfraude, en vooral btw-fraude, sneller en effectiever op te sporen en te bestrijden. Eurofisc kan dit najaar nog operationeel worden.

In februari 2010 is de Raad akkoord gegaan met een richtlijn betreffende de mogelijkheid voor lidstaten om een verlengingsregeling voor de BTW toe te passen op handel in CO2-rechten, om BTW-fraude bij deze handel tegen te gaan. Deze richtlijn zal dit jaar nog omgezet worden in nationale wetgeving (middels een uitvoeringsbesluit) onder intrekking van een beleidsbesluit van juni 2009. Hierin was al vooruitgelopen op een Europees akkoord om een einde te maken aan deze toen snel opkomende vorm van fraude.

Tabaksaccijns: de Raad van november 2009 heeft overeenstemming bereikt over wijziging van de richtlijnen ter harmonisatie van de tabaksaccijns en over verhoging van de in de Unie vastgestelde minimumtarieven. Daarnaast is de structuur voor het vaststellen van de hoogte van de accijns aangepast. De richtlijn zal per 1 januari 2011 in Nederland moeten worden geïmplementeerd middels een wijziging van de Wet op de omzetbelasting. Gezien de hoogte van de bestaande tarieven in Nederland zal de richtlijn voor Nederland geen gevolgen hebben ten aanzien van de belastingdruk op tabaksproducten.

Klimaatfinanciering

Het afgelopen jaar stond wat betreft het klimaat in het teken van de Klimaattop in Kopenhagen. Inmiddels hebben 114 landen schriftelijk aangegeven zich met het Kopenhagen Akkoord te associëren. In totaal vertegenwoordigen deze landen meer dan 80% van de wereldwijde emissies. In de Raad is in relatie tot het Kopenhagen Akkoord gesproken over het bedrag dat de Unie voor klimaatfinanciering beschikbaar stelt op de korte en op de lange termijn. Transparantie over concrete acties en daadwerkelijke besteding van de in Kopenhagen toegezegde klimaatfinanciering is van belang voor het vertouwen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden en daarmee in het UNFCCC-onderhandelingsproces. Op Europees niveau is 2,4 miljard euro per jaar overeen gekomen voor de periode 2010 – 2012 (7,2 miljard euro in totaal) voor kortetermijnfinanciering. Onlangs is voor het jaar 2010 2,39 miljard euro bevestigd. De Nederlandse bijdrage is 310 miljoen euro additionele klimaatfinanciering voor de totale periode.

Beleid in voorbereiding

Economisch en budgettair beleid

Een aantal lidstaten zal in 2010 beginnen met consolidatiemaatregelen om de tekorten terug te dringen. In 2011 zullen naar verwachting alle lidstaten die in een buitensporigtekortprocedure zitten maatregelen nemen om hun tekort terug te dringen. Naar verwachting zullen tegen eind 2010 vierentwintig lidstaten die in een buitensporigtekortprocedure zitten maatregelen moeten nemen om hun tekort terug te dringen.

Eind juni kwam de Commissie met de eerste voorstellen om binnen het huidige raamwerk toepassing van de regels van het Stabiliteits- en Groeipact te verscherpen.

In september 2010 komt de Commissie met de eerste voorstellen om binnen het huidige raamwerk toepassing van de regels van het Stabiliteits- en Groeipact te verscherpen.

De Taskforce onder leiding van Raadsvoorzitter Van Rompuy zal in oktober 2010 met een eindrapportage komen waarin voorstellen worden gedaan ten behoeve van de versterking van economische beleidscoördinatie binnen de Unie. Hierin zal aandacht worden besteed aan: (i) de verscherping van de regels voor budgettair beleid en de mogelijkheden voor strengere straffen; (ii) macro-economische onevenwichtigheden tussen lidstaten en; (iii) mogelijkheden voor crisisresolutie en (iv) macro economische governance. Aan de hand van dit rapport zal de Commissie waarschijnlijk met nadere voorstellen komen.

Europees toezicht

De Commissie, de Raad en het Europees Parlement streven ernaar om nog voor de zomer van 2010 een akkoord in eerste lezing te bereiken, zodat de ESRB en de drie ESA’s per 1 januari 2011 geïmplementeerd kunnen zijn.

Crisis management

De Commissie heeft aangegeven in het najaar van 2010 met een nieuwe Mededeling over crisismanagement te komen en in het voorjaar van 2011 concrete wetgevingsvoorstellen te publiceren. De Raad van 18 mei 2010 heeft Raadsconclusies aangenomen waarin is aangegeven dat de verduidelijkingen ten aanzien van de betrokken Europese autoriteiten in het najaar van 2010 gereed moeten zijn en dat de crossborder stability groups medio 2011 moeten zijn opgezet.

Regelgeving financiële markten

Credit Rating Agencies: de Commissie heeft begin juni een wijziging van de verordening voorgesteld waarin de European Securities and Markets Authority wordt aangewezen als Europese toezichthouder op CRA's (in plaats van de huidige nationale toezichthouders). De Commissie is voornemens om in september 2010 nadere voorstellen te doen om de tekortkomingen die zij signaleert, aan te pakken. Een van de aandachtspunten is hierbij het gebrek aan concurrentie op de CRA-markt.

Capital Requirement Directive (CRD): de voorstellen ter verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van kapitaal worden verwerkt in een wijziging (CRD 4) van de Europese kapitaaleisenrichtlijn. Deze zullen naar verwachting in 2012 in werking treden. Eerder overeengekomen wijzigingen (CRD 2) van de kapitaaleisenrichtlijn worden momenteel omgezet in wetgeving en zullen begin 2011 in werking treden.

De Commissie heeft aangekondigd in het najaar te komen met een verdere uitwerking van de bankenbelastingen en het financieren van crisismanagement in de vorm van een Roadmap voor crisismanagement, inclusief financieringsmechanismen, en begin 2011 met wetsvoorstellen op dit onderwerp.

Directe belastingen

Naar verwachting zullen de voorstellen op het gebied van directe belastingen opnieuw worden voorgelegd onder het Belgische voorzitterschap. Hierbij kan vooral gedacht worden aan de goedkeuring van de Richtlijn voor administratieve samenwerking op het gebied van belastingen.

Klimaatfinanciering

In 2010 staan de onderhandelingen in het teken van de VN-klimaatcon ferentie in Cancún, Mexico, waar de partijen bij het VN Klimaatverdrag en het Kyoto-Protocol bij elkaar komen. De Raad heeft lidstaten opgeroepen om te komen tot een volledige en gecoördineerde rapportage over hun bijdrage aan kortetermijnklimaatfinanciering voor Cancún en vervolgens op jaarlijkse basis tot en met 2012.

Daarnaast onderzoekt de Commissie de effecten van verhoging van de EU-klimaatdoelstelling van 20% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990 naar 30% reductie in 2020. De Commissie heeft aangegeven bereid te zijn hiertoe over te gaan op voorwaarde dat andere klimaatpartijen ook hogere mitigatie doelstellingen hanteren. Bij deze voorbereiding wordt kritisch gekeken naar de kosten en baten van deze stap, inclusief effecten voor energie-intensieve sectoren en het risico van carbon leakage.

Begrotingsraad

Terugblik op de onderhandelingen over de EU-begroting 2010

In mei 2009 presenteerde de Commissie een voorontwerp voor de EU-begroting in 2010, met een bedrag van 138 miljard euro aan vastleggingen en 122 miljard euro aan betalingen. Deze bedragen waren exclusief de financiering van het Europees Economisch Herstel Plan van vijf miljard euro, waarvan 1980 miljoen euro in 2010 moest worden gevonden.

De Raad van 10 juli 2009 had in zijn compromis over de ontwerpbegroting 2010 de commissievoorstellen neerwaarts bijgesteld. De vastleggingen werden met 613 miljoen euro verlaagd naar 137,2 miljard euro; hierdoor resteerde een marge voor onvoorziene uitgaven van bijna 2,4 miljard euro. De betalingen werden met 1,8 miljard euro verlaagd, naar 120,5 miljard euro. Nederland stemde in met dit compromis. Hoewel Nederland een voorkeur had voor grotere marges voor onvoorziene uitgaven in de diverse uitgavencategorieën, bleek dit compromis het maximaal haalbare. Ook drong Nederland er op aan dat in de EU-begroting 2010 voldoende ruimte bleef bestaan voor de resterende financieringsbehoefte van het economisch herstelpakket. Zoals afgesproken in de Europese Raad van maart 2009 diende het herstelpakket binnen het huidige totaalplafond van de Financiële Perspectieven 2007–2013 te worden opgevangen. Bij de ontmoeting met het Europees Parlement tijdens de Raad van juli 2009 was, evenals vorige jaren, een gemeenschappelijke verklaring afgelegd over rekrutering van staf uit nieuwe lidstaten. De Raad legde ook enkele unilaterale verklaringen af over betalingen, extern beleid en gebouwen.

De tweede lezing van de Raad vond plaats in november 2009, waarbij Nederland instemde met het compromis voor de EU-begroting 2010, inclusief de financiering van het herstelpakket. Nederland heeft daarbij met succes aangedrongen op het oplossen van de financing gap in het herstelpakket, zonder dat financiering nodig is vanuit de EU-begroting 2011. De financiering die was voorzien voor de tweede helft van het economisch herstelpakket bestond uit 420 miljoen euro voor breedband en GLB-uitdagingen (gefinancierd via het budget voor plattelandsontwikkeling) en 1980 miljoen euro voor energieprojecten. Uiteindelijk is tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie hierover een compromis bereikt.

Ook hebben de Raad en het Europees Parlement in de conciliatie het betalingsniveau in 2010 afgesproken. Het Europees Parlement heeft uiteindelijk in december, binnen deze kaders, de finale begroting 2010 vastgesteld op 122,9 miljard euro na zijn tweede lezing. Deze betalingskredieten liggen aanzienlijk lager dan de door het Europees Parlement voorgestelde bedrag van 127,5 miljard euro. De vastleggingskredieten zijn uitgekomen op 141,4 miljard euro.

Verder werd door de Europese Rekenkamer een toelichting gegeven op zijn rapport over de uitgaven van de Unie in 2008. Daarin werd benadrukt dat de Commissieboekhouding op orde is, dat het aantal fouten afneemt (vooral bij landbouw) maar bij structuurfondsen nog hoog is, en dat vereenvoudiging van EU-regelgeving nodig is. De Commissie onderstreepte het belang van beter management van middelen in gedeeld beheer en van verantwoording door lidstaten.

Netto positie

De Nederlandse netto positie is het saldo van de Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie en de Nederlandse ontvangsten. In 2008 bedroegen de afdrachten 6,6 miljard euro en de ontvangsten 2,3 miljard euro. De netto positie kwam daarmee op 4,3 miljard euro, berekend volgens de boekhoudkundige methode (alle uitgaven minus alle inkomsten). Over 2009 zijn nog geen definitieve cijfers gepubliceerd door de Commissie. Volgens de boekhoudkundige methode bedraagt de Nederlandse nettobijdrage in 2008 0,74% van BNI en 268 euro per inwoner. Volgens de Commissiemethode is de Nederlandse nettobijdrage lager: 0,45% van BNI (163 euro per inwoner). Volgens beide definities was Nederland in 2008 de grootste nettobetaler, als percentage van het BNI en in termen van nettobijdrage per inwoner (zie tabellen achter in deze bijlage). Deze berekening houdt echter nog geen rekening met de korting die Nederland heeft gekregen op de EU-afdrachten. Tijdens de onderhandelingen over de financiële perspectieven 2007–2013 is door Nederland een korting bedongen van ongeveer 1 miljard euro per jaar. Dit is verwerkt in het Eigen Middelen Besluit, dat begin 2009 door de parlementen van alle lidstaten geratificeerd is. De kortingen over 2007 en 2008 zijn in 2009 verrekend. Hierdoor is de Nederlandse netto positie meer in lijn met die van andere lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Onderhandelingen over de EU-begroting 2011

Onder het Verdrag van Lissabon zal het Europees Parlement samen met de Raad beslissen over de gehele EU-begroting. Tot nu toe heeft het Europees Parlement niet het laatste woord over de «verplichte uitgaven», zoals de uitgaven met betrekking tot landbouw of internationale overeenkomsten. Het verschil tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven verdwijnt onder het Verdrag van Lissabon.

Op 27 april jl. heeft de Commissie een voorontwerp gepresenteerd van de EU-begroting 2011. Dit voorontwerp gaat uit van een bedrag van 142,6 miljard euro aan vastleggingen (tegen 141,5 miljard euro in 2010) en 130 miljard euro aan betalingen (tegen 123 miljard euro in 2010). De betalingen nemen daarom toe met circa 6%. Die stijging is voor een belangrijk deel terug te vinden bij het Cohesiebeleid, wat door de Commissie wordt verklaard door het op dit moment op gang komen van projecten en daarmee uitbetalingen die oorspronkelijk eerder waren gepland.

Nederland heeft met een aantal gelijkgestemde lidstaten ingezet op een begroting die in 2011 nominaal gelijk blijft ten opzichte van 2010, zowel in betalingen als in vastleggingen. Een EU-begroting die in omvang toeneemt, is niet in lijn met de consolidatie-inspanningen die de lidstaten met hun nationale begroting de komende jaren zullen moeten laten zien.

Het voorzitterschap slaagde er in juli 2010 in een gekwalificeerde meerderheid te bereiken rond een standpunt van de Raad gebaseerd op een stijging van de betalingen met 2.9% en van de vastleggingen met 0.2%. Nederland heeft met een aantal gelijkgezinde lidstaten tegen dit compromis gestemd. Het Europees Parlement zal nu zijn amendementen formuleren, waarna in het najaar de conciliatie volgt. In november zal een Begrotingsraad plaatsvinden.

Décharge EU-begroting en de Nationale Verklaring

De Raad geeft jaarlijks een advies aan het Europees Parlement over de décharge van de EU-begroting en geeft daarbij aanbevelingen voor verbeteringen. Dit jaar heeft de Raad opnieuw een positief advies gegeven over de décharge, ondanks het feit dat de Europese Rekenkamer in zijn jaarverslag over de EU-begroting 2008 voor de vijftiende maal geen positieve betrouwbaarheidsverklaring (DAS) heeft kunnen geven. Vooral bij fondsen in gedeeld beheer (ca. 80% van de EU-begroting), zoals structuurfondsen, werden door de Europese Rekenkamer nog steeds problemen geconstateerd.

Nederland heeft in de Ecofin Raad zijn bezorgdheid uitgesproken over de bevindingen van de Europese Rekenkamer. Tijdens de Ecofin Raad van februari 2010 heeft Nederland opgemerkt dat de Commissie een compliment verdient voor de vooruitgang die is geboekt bij vooral de landbouwfondsen, maar daarnaast benadrukt dat er nog steeds sprake is van in het beste geval matig effectief financieel beheer en controle in de lidstaten. Hoewel de Raadsaanbeveling voor het eerst de sleutelrol die lidstaten spelen bij de verantwoording en besteding van 80% van het EU-budget in haar politieke boodschap had opgenomen, heeft Nederland niet met de Raadsaanbeveling ingestemd. Vanwege de waardering voor de inzet van de Commissie en de resultaten op het gebied van landbouw heeft Nederland zich onthouden van stemming. Tevens heeft Nederland samen met Denemarken een verklaring laten hechten aan de Raadsaanbeveling, waarin een oproep aan alle lidstaten wordt gedaan de Annual Summary openbaar te maken. De verklaring werd in de Ecofin Raad door Zweden gesteund. Zweden, Finland en Nederland maken de Annual Summary al openbaar.

Het kabinet heeft in 2010 voor de vierde maal een nationale verklaring afgegeven. Hiermee wordt verantwoording afgelegd aan uw Kamer over de Europese subsidiefondsen in gedeeld beheer. Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben in 2009 ook nationale verantwoording afgelegd. De invoering van de nationale verklaring gebeurt in stappen en volgt daarbij naast de landbouwfondsen, de opstart en de ontwikkeling van de programmaperiodes voor de structuur-, plattelandsontwikkeling- en migratiefondsen en het Europees Visserij Fonds. Met de nationale verklaring wordt beoogd het financieel beheer van de Europese gelden in Nederland en de verantwoording naar uw Kamer verder te verbeteren. Hierbij wordt tevens gestreefd naar een vermindering van administratieve lasten en controledruk.

4. RAAD JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Vergaderdata:

 

15–16 juli 2010

Informele Raad

7–8 oktober 2010

 

8–9 november 2010

 

2–3 december 2010

 

20–21 januari 2011 (tbc)

Informele Raad (Binnenlandse Zaken)

21–22 januari 2011(tbc)

Informele Raad (Justitie)

24–25 februari 2011

 

11–12 april 2011

 

9–10 juni 2011

 

Algemeen

In december 2009 liep het Haags Programma, het meerjaren beleidsprogramma (2004–2009) ter versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Unie, af. Met het oog daarop zijn binnen de Unie werkzaamheden gestart om aan de beleidsrichting voor de periode 2010–2014 concreet vorm te geven.

Nederland heeft zich actief voorbereid op het volgende meerjarenprogramma (2010–2014), het Stockholm Programma, genoemd naar de stad waar in juli 2009 de informele JBZ-Raad plaatsvond die geheel gewijd was aan het nieuwe programma.

Het Stockholm Programma is eind 2009 door de JBZ-Raad aangenomen en door de Europese Raad bekrachtigd. Het schetst het kader en de belangrijkste politieke en strategische doelstellingen op JBZ-terrein voor de periode 2010–2014. Het programma gaat uit van een aantal prioriteiten: opkomen voor de rechten van de burger – een Europa van rechten; het leven van de burger gemakkelijker maken – een justitieel Europa; een Europa dat bescherming biedt; een Europa van verantwoordelijkheid, solidariteit en partnerschap in migratie en asiel aangelegenheden; en Europa in een geglobaliseerde wereld – de externe dimensie van vrijheid, veiligheid en recht.

Meerdere (aspecten van) Nederlandse prioriteiten zijn opgenomen in het uiteindelijke meerjarenprogramma, waardoor Nederland kan terugkijken op een geslaagde voorbereiding. Zo heeft het van oorsprong Nederlandse initiatief voor rechtsstaatmonitoring in het Stockholm Programma weerklank gevonden in diverse passages over versterking van de evaluatie. Ook is Nederland verheugd over de beleidslijnen op het gebied van de bestrijding van cybercrime, mensenhandel en financieel-economische criminaliteit. Verder hebben het incidentenmeldingsmechanisme voor Frontex-operaties en de registratie en (indien mogelijk) identificatie van slachtoffers van illegale migratie – eveneens voortgekomen uit een Nederlands initiatief – een plek gekregen in het Stockholm Programma. Ten slotte is mede door actieve inzet van Nederland, een multidisciplinaire aanpak met gebruik van bestuurlijke maatregelen bij de preventie en bestrijding van georganiseerde misdaad (bestuurlijke aanpak) opgenomen.

De beleidslijnen en doelstellingen zijn in het Actieplan ter uitvoering van het Stockholm Programma vertaald naar concrete voorstellen en initiatieven voor de komende vijf jaren. De Tweede Kamer zal conform toezegging jaarlijks worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het Stockholm Programma en over de vorderingen ten aanzien van de Nederlandse prioriteiten.

Het op 1 december 2009 in werking getreden Verdrag heeft ertoe geleid dat in het EU-verdrag en het Werkingsverdrag een nieuw onderdeel is opgenomen over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht met een nieuwe rechtsbasis en aangepaste besluitvormingsprocedures voor verschillende JBZ-deelterreinen (in het bijzonder voor de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken).

Overeenkomstig artikel 71 van het EU-Werkingsverdrag is een permanent comité opgericht dat de operationele samenwerking op het gebied van de interne veiligheid moet bevorderden en versterken (Comité de Sécurité Intérieure, COSI). Op 11 maart 2010 is COSI voor het eerst bijeengekomen. Het werkterrein van COSI omvat de bestrijding van georganiseerde misdaad, douanesamenwerking, grensbewaking, terrorismebestrijding, crisisbeheersing/ rampenbestrijding en waar nodig justitiële samenwerking in strafzaken. De primaire taak van het comité is de coördinatie van de samenwerking tussen operationele diensten en met EU-agent schappen. COSI zal, zoals ook in het Stockholm Programma is opgenomen, de EU strategie voor interne veiligheid ontwikkelen, implementeren en monitoren.

Migratie, Asiel, Grenzen en Visa

Stand van zaken

Migratie, asiel, grenzen en visa zullen ook in de komende jaren belangrijke onderwerpen binnen de Unie blijven en maken een belangrijk onderdeel uit van het Stockholm Programma. Tijdens de Europese Raden van oktober 2009 en juni 2010 zijn opnieuw conclusies over deze onderwerpen aangenomen. Over het beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie zijn op basis van het Verdrag nieuwe bepalingen opgenomen in het EU-Werkingsverdrag.

Europees Pact inzake Immigratie en Asiel

Bij de aanvaarding van het Europese Pact inzake Immigratie en asiel in oktober 2008, heeft de Europese Raad besloten jaarlijks een debat te houden over het asiel- en migratiebeleid, te beginnen in 2010. Ter voorbereiding van dat debat dienen de lidstaten jaarlijks een rapportage aan te leveren bij de Commissie die bestaat uit een politiek en een feitelijk deel. Begin 2010 zijn beide rapportages door Nederland aangeboden aan de Commissie en zijn de beide Kamers daarover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 22 112, nr. 988). In mei 2010 heeft de Commissie de eerste rapportage over het Pact gepubliceerd, waarna de Europese Raad in juni conclusies heeft aanvaard.

Migratie

In lijn met het Beleidsplan Legale migratie werd door de Commissie aangekondigd dat, naast vier specifieke richtlijnen er een algemene kaderrichtlijn komt betreffende één enkele aanvraagprocedure voor één gecombineerde vergunning om te werken en te verblijven in de Unie en betreffende een gemeenschappelijk pakket van rechten voor arbeidsmigranten. Dit voorstel voor een (kader)richtlijn biedt basisrechten aan derdelanders die rechtmatig in een lidstaat verblijven en werken. De richtlijn heeft betrekking op arbeidsmigranten die langer dan zes maanden in de Unie werken. Op kortdurend werk, seizoenswerk, au pairs, asielzoekers, gedetacheerden en zelfstandigen is de richtlijn niet van toepassing.

De onderhandelingen startten in januari 2008. Tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan de inwerkintreding van het Verdrag bleek de vraag of de gelijke behandelingsrechten van toepassing moeten zijn op alle derdelanders die legaal werken of alleen op houders van de gecombineerde vergunning een knelpunt. Omdat er geen uitzicht was op de vereiste unanimiteit is de richtlijn niet, zoals aanvankelijk voorzien, besproken in de Raad van juni 2009. De onderhandelingen tussen Raad en Europees Parlement zijn hervat na inwerkingtreding van het Verdrag, dat voorziet in besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid. Verwacht wordt dat de eerste lezing in 2010 kan worden afgerond.

Tijdens de ministeriële conferentie Building Migration Partnerships in april 2009 te Praag is een ministeriële verklaring aangenomen die tot doel heeft een raamwerk te scheppen voor de samenwerking op het gebied van migratiebeheer met een aantal landen (Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië, Georgië, Kazachstan, Kosovo, Kirgizië, Moldavië, Montenegro, Servië, Tadzjikistan, Turkije, Turkmenistan, Oekraïne, Oezbekistan en Russische Federatie). Deze samenwerking krijgt vorm in partnerschappen, waarbij migratieprofielen en migratiebeleid in kaart worden gebracht.

In het kader van de Europese algehele benadering op migratie (the Global Approach to Migration), die gericht is op samenwerking met landen ten zuiden en grenzend aan het oosten en zuidoosten van de Unie, neemt Nederland deel aan twee mobiliteitspartnerschappen van de Unie met derde landen te weten Kaapverdië en Georgië.

Uitgangspunt van deze mobiliteitspartnerschappen is dat zij kunnen worden vormgegeven op vrijwillige en à la carte basis. Dat wil zeggen dat lidstaten zelf bepalen of en hoe ze invulling geven aan de samenwerking, met welke landen, op welk terrein en of ze dat bilateraal of samen met andere lidstaten doen.

Daarnaast is Nederland geïnteresseerd in deelname aan de voorziene mobiliteitspartnerschappen met Ghana en Armenië. De tussentijdse evaluatie van de pilotfase van de mobiliteitspartnerschappen werd in najaar 2009 door de Commissie gepubliceerd. De gehele evaluatie wordt in 2013 verwacht. In het kader van de algehele benadering van migratie heeft Nederland deelgenomen aan een aantal EU migratiemissies naar herkomst- en transitlanden van migranten, waaronder eind 2009 aan de missie naar Kenia, waar ook de problematiek van Somalische vluchtelingen aan bod is gekomen.

Met betrekking tot de samenwerking met derde landen ten zuiden van de Unie is tijdens de ministeriële conferentie in 2008 met de Noord- en West-Afrikaanse landen een nieuw actieprogramma afgesproken voor de periode 2009–2011 waarin zal worden gewerkt aan meer concrete samenwerking binnen het raamwerk van de algehele aanpak van migratie op het terrein van (informatie over) legale migratie, bestrijden van illegale migratie en immigratie en ontwikkeling.

Bovendien is een mandaat verleend aan de Commissie om onderhandelingen te starten over visumfacilitatieovereenkomsten en terug- en overnameverdragen. Op het terrein van Europese terug- en overnameovereenkomsten heeft de Commissie sinds 2000 achttien mandaten gekregen voor onderhandelingen met derde landen. Inmiddels zijn met elf landen dergelijke overeenkomsten afgesloten.

In najaar 2009 is een terug- en overnameovereenkomst ondertekend met Pakistan en geparafeerd met Georgië. Met Kaapverdië, Marokko en Turkije vonden onderhandelingsrondes plaats. Op de Raad van juni 2010 is over Turkije besloten dat de onderhandelingen worden gecontinueerd. De onderhandelingen met Algerije en China zijn nog niet formeel gestart. De Commissie werkt op dit moment aan een uitgebreide migratieparagraaf die zal worden opgenomen in de EU-China Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst.

Vanwege de geringe voortgang in de uitvoering van de nog openstaande mandaten over terug- en overnameovereenkomsten hebben de lidstaten, waaronder Nederland, herhaaldelijk verzocht om een solide evaluatie van het instrument, de mandaten en de onderhandelingen. Lidstaten kunnen geen bilaterale onderhandelingen voeren wanneer een mandaat aan de Commissie is verstrekt.

Asiel

De Commissie heeft in juni 2008 een asielplan gepresenteerd. Hierin werden verschillende nieuwe maatregelen aangekondigd waarvan de eerste verschenen in december 2008 en februari 2009: de herzieningen van de Opvangrichtlijn, de Dublin-verordening, de Eurodac-verordening en een voorstel tot oprichting en financiering van het Europees Asiel Ondersteuningsbureau (EASO). In oktober 2009 zijn nog twee voorstellen tot herziening gepresenteerd, namelijk voor de richtlijn voor asielprocedures en de richtlijn voor de beoordeling van asielverzoeken.

Dit jaar zal EASO operationeel worden. In februari 2010 heeft de Raad het EASO-voorstel aangenomen en is besloten dat de zetel in Malta zal zijn. Momenteel zijn onderhandelingen gaande over de gehele breedte van het asielacquis. Nederland zet zich in voor de tweede fase van het harmonisatieproces dat moet leiden tot een Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS).

De onderhandelingen over de uitbreiding van de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetenen zijn gestopt in juli 2009, maar worden naar verwachting door het Belgisch voorzitterschap weer opgepakt.

In lijn met het asielbeleidsplan heeft de Commissie in september 2009 een voorstel gepubliceerd voor het ontwikkelen van een EU-regeling voor hervestiging waaraan lidstaten op vrijwillige basis kunnen meedoen, met gemeenschappelijke criteria en coördinatiemechanismen. Over dit gemeenschappelijke EU-hervestigingsprogramma wordt momenteel onderhandeld. In juni 2010 heeft de Raad conclusies aangenomen met betrekking tot het Commissie-actieplan voor niet-begeleide minderjarigen in het migratieproces.

Op 1 december 2009 is uw Kamer geïnformeerd via de standpuntverkennende notitie «Visie op bescherming» over de visie op het Europees asielstelsel voor de korte/middellange termijn. Deze is tevens verwoord in de Nederlandse inzet ten behoeve van het Stockholm Programma, namelijk «te komen tot een stelsel waarin de asielsystemen van de lidstaten zich zodanig tot elkaar verhouden dat een vreemdeling die binnen de EU internationale bescherming vraagt, in alle lidstaten op eenzelfde uitkomst kan rekenen». De grenslidstaten worstelen door de gemengde stromen richting de Unie met illegale binnenkomst en het op niveau houden van hun asielsystemen. De noordelijke lidstaten trachten veeleer oplossingen te zoeken voor de druk op de asielsystemen en wijzen op het «falen» van het Dublin/Eurodac-systeem.

Op de korte en middellange termijn acht Nederland een inzet gericht op harmonisatie van wet- en regelgeving én praktische samenwerking noodzakelijk. Ook doeltreffende grensbewaking moet hiervan deel uitmaken. Hierbij moet aandacht blijven bestaan voor de externe dimensie van het asielbeleid. Nederland houdt vast aan het standpunt dat de huidige migratiedruk en kwaliteit van het asielstelsel (in bijvoorbeeld Griekenland) geen reden is om de werking van de Dublin II-Verordening op te schorten. Wel geeft dit aanleiding om nog krachtiger in te zetten op de harmonisatie en praktische samenwerking, zoals die door Nederland al wordt bepleit en gerealiseerd.

Grenzen

In mei 2010 is een Raadsbesluit genomen dat regels en richtlijnen stelt voor Frontex- operaties op zee. Dit Raadsbesluit zal onderdeel zijn van de operatieplannen van Frontex- operaties en zal bijdragen aan de uniformiteit van handelen tijdens maritieme Frontex-operaties. Dit maakt het mogelijk om lidstaten aan te spreken op afwijking van de norm zoals die ten aanzien van de activiteiten met betrekking tot onderschepping, opsporing en reddingen van personen op zee zijn gesteld. Nederland heeft technische instrumenten voor documentcontroles ter beschikking gesteld voor gebruik tijdens Frontex-operaties. Vanaf 7 juni 2010 nemen twee Nederlandse schepen deel aan een Frontex-operatie aan de Zuid-Spaanse kust.

Naar aanleiding van het fors toegenomen aantal illegale migranten in de Middellandse Zeeregio is binnen de Unie een discussie ontstaan over de aanpak van illegale immigratie in die regio. Als gevolg van deze discussie heeft de Europese Raad van juni 2009 voor het eerst conclusies aangenomen, waarin een aantal maatregelen voor de korte termijn wordt gedefinieerd. De discussie over de aanpak van illegale migratie heeft zich voortgezet. De follow-up van de Raadsconclusies «29 maatregelen voor de bescherming van de buitengrenzen en de bestrijding van illegale immigratie», zoals aangenomen tijdens de Raad van februari 2010, wordt op dit moment besproken in verschillende gremia.

Begin 2010 heeft de Commissie het voorstel tot herziening van de Frontex-verordening gepubliceerd waarover de onderhandelingen nu in volle gang zijn. Het doel van de Commissie en ook de inzet van Nederland is erop gericht om de operationele slagkracht en flexibiliteit van het agentschap te versterken. Het mandaat van Frontex zal worden verduidelijkt. In juli 2009 heeft de Commissie een voorstel voor herziening voor de Immigration Liaison Officers (ILO)-verordening gepubliceerd met als doel ondermeer het ILO-netwerk te verstevigen, door bijvoorbeeld de samenwerking met Frontex te formaliseren. De onderhandelingen over de ILO-verordening worden in 2010 gecontinueerd.

In juni 2009 is het Raadsbesluit ondertekend met betrekking tot de deelname van Zwitserland aan het Europees agentschap voor het Management van de Operationele samenwerking op het gebied van de buitengrenzen, na positieve resultaten van verscheidene evaluatiemissies. In 2009 zijn de Nederlandse buitengrenzen onderworpen aan een zogenaamde Schengen-evaluatie met een positief resultaat. Eind 2009 heeft een evaluatie plaatsgevonden betreffende de voorbereiding van Liechtenstein op de implementatie van het gehele Schengen-acquis.

Nadat de Raad in 2008 heeft ingestemd met de toekomstige oprichting van een Europees grensbewakingsysteem (EUROSUR), hebben in 2009 en 2010 verscheidene expertbijeenkomsten plaatsgevonden. In 2010 is gestart met de ontwikkeling van een gemeenschappelijke omgeving voor het delen van grensbewakingsinformatie voor het maritiem gebied (fase 3 EUROSUR) in pilotvorm. Hiertoe is een routekaart opgesteld. Voorts zal in najaar 2010 het tweede voortgangsverslag over EUROSUR worden gepubliceerd.

Visa

In het kader van de nauwere Schengen-samenwerking wordt een gemeenschappelijk visumbeleid gezien als een wezenlijk onderdeel van de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruimte zonder controles van de binnengrenzen. In juni 2009 heeft de Raad het voorstel voor de Visumcode, dat alle wettelijke instrumenten op het gebied van visa onderbrengt, aangenomen. Op 5 april 2010 is de Visumcode in werking getreden. De maximale beslistermijn is hiermee op Europees niveau vastgelegd, de vereenvoudigde procedure is uitgebreid en nauwere samenwerking van de EU/Schengen partners wordt beoogd.

Eind 2009 zijn de relevante persoonsgegevens van visumhouders, inclusief biometrische gegevens, ten behoeve van een visumaanvraag, opgeslagen in het Visum Informatiesysteem (VIS). De voorbereidingen voor de ingebruikname van het VIS zijn momenteel in volle gang. Eind 2010 moet het VIS in gebruik worden genomen door alle lidstaten.

Sinds 28 juni 2009 dient de vingerafdruk, zoals voorgeschreven in de verordening voor de opname van biometrische gegevens in reisdocumenten, in de chip te zijn opgenomen naast de digitale gezichtsopname van de houder. Vanaf 21 september 2009 worden de vingerafdrukken van aanvragers van het nieuwe EU-paspoort opgeslagen in een databank.

In juli 2007 hebben de VS besloten tot aanpassing van de voorwaarden voor deelname aan het visumvrijwaringsprogramma (Visa Waiver Program, VWP). Dat betekent een aanscherping voor Nederland en andere lidstaten die al visumvrij kunnen reizen naar de VS, en een versoepeling voor die lidstaten uit Oost- en Midden-Europa die nu tot het VWP worden toegelaten. Nederland neemt deel aan het VWP sinds 1986. De VS hebben in de loop der tijd stapsgewijs de eisen aan deelname opgeschroefd. Nieuw zijn de voorwaarden die de VS stellen aan de samenwerking inzake terrorismebestrijding en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. In december 2008 zonden de VS een brief hierover aan een groot aantal VWP-partnerlanden, waaronder Nederland. Voor de beantwoording van de brief is binnen de Unie een gezamenlijke – in grote mate procedurele – reactie opgesteld. Voor wat betreft de inhoudelijke reactie zullen de lidstaten bilateraal met de VS onderhandelen, conform de zogeheten twee sporen-benadering. Verschillende lidstaten hebben hierover inmiddels afspraken gemaakt. In juni 2009 is na een bezoek van de VS aan Nederland besloten tot continuering van verdere deelname aan het VWP.

De drie Westelijke Balkanlanden Servië, Montenegro en Macedonië zijn in december 2009 visumvrij geworden voor het EU-Schengengebied. Albanië en Bosnië-Herzegovina moeten nog inspanningen verrichten voor wat betreft de roadmap naar visumliberalisatie. Voor Kosovo geldt dat visumliberalisering een lange termijn doel is. Conform de EU-uitbrei dingsstrategie, die de Europese Raad in december 2006 vaststelde, is Nederland van mening dat landen aan alle criteria van de roadmap moeten voldoen om visumvrijdom te verkrijgen en er geen tijdpad vastgelegd mag worden.

Op 4 juli 2009 heeft Canada de visumplicht voor onderdanen van Tsjechië opnieuw ingevoerd vanwege het grote aantal asielaanvragen van de Roma-gemeenschap uit Tsjechië. De Commissie overlegt sindsdien met Canada om voortgang te boeken inzake de opheffing van de visumplicht ten aanzien van Tsjechië, Bulgarije en Roemenië. Tijdens de Raad van 23 oktober 2009 heeft de Commissie een rapport gepresenteerd waarin werd aangegeven dat Canada en Tsjechië spoedig naar een oplossing moeten zoeken. Tijdens de Raad van 23 april 2010 gaf de Commissie aan dat de bilaterale besprekingen constructief verlopen en goede vooruitzichten bieden op een werkbare oplossing.

Beleid in voorbereiding

Europees Pact inzake Immigratie en Asiel

De tweede rapportage van het Europees Pact inzake Immigratie en Asiel dient tevens inzicht te geven in de implementatie van het Stockholm Programma en het bijbehorende Actieplan. De lidstaten zullen eind 2010 wederom worden verzocht hiervoor hun bijdragen aan te leveren.

Migratie

De Commissie zal naar verwachting in juli 2010 twee conceptrichtlijnen presenteren, te weten de richtlijnen voor seizoensarbeiders en voor binnen een onderneming overgeplaatste werknemers (intra corporate transferees).

In het najaar van 2010 zal de Commissie een Groenboek inzake het recht op gezinshereniging presenteren.

Daarnaast zal de Commissie in 2010 een verslag presenteren over de omzetting van de richtlijn inzake studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk, gevolgd door een voorstel tot wijziging van de richtlijn.

Naar verwachting komt de Commissie in najaar 2010 ook met de evaluatie van de onderhandelingen over terug- en overnameovereenkomsten met derde landen.

Asiel

Na het operationeel worden van het EASO in 2010 zullen in 2011 naar verwachting de eerste asielondersteuningsteams operationeel zijn om bijstand te verlenen aan lidstaten die worden geconfronteerd met een bijzondere druk.

Grenzen

Dit jaar worden nog Schengen-evaluaties verwacht met betrekking tot Griekenland, Spanje en Portugal, waarna Raadsconclusies zullen volgen.

Naar aanleiding van een expertbijeenkomst in mei 2010 is een voorstel gedaan voor technische wijzigingen van de Schengengrenscode. Deze aanpassing wordt in het najaar van 2010 verwacht.

In zomer 2010 vindt ook een pilot plaats in Griekenland met betrekking tot de oprichting van regionale en/of gespecialiseerde Frontex-bureaus.

Visa

De monitoring van de inspanningen van Albanië en Bosnië-Herzegovina in het kader van de roadmap naar visumliberalisatie wordt door de Commissie in het najaar van 2010 vervolgd, waarna de Raad en het Europees Parlement een definitief besluit kunnen nemen.

Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Stand van zaken

In de tweede helft van 2009 is op het terrein van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Verdrag, in de Raad gewerkt aan de totstandkoming van een aantal kaderbesluiten. Na inwerkingtreding van het Verdrag, en in het bijzonder de betreffende bepalingen over justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking, concentreerden de besprekingen zich op de omzetting van enkele kaderbesluiten in richtlijnen zoals voor procedurele rechten, het recht op tolk- en vertaaldiensten en de bestrijding van mensenhandel.

Voorts is in 2010 een voorstel in bespreking genomen voor een richtlijn inzake de bescherming van slachtoffers van een strafbaar feit (Europees beschermingsbevel).

Op 1 oktober 2009 vond in het hoofdkwartier van Europol in Den Haag een informele ministeriële bijeenkomst plaats in het kader van het 10-jarig bestaan van Europol. Er werd gesproken over de vernieuwde rol van Europol in de EU-architectuur wat betreft de interne veiligheid met het oog op de inwerkingtreding van het nieuwe Europol-Raadsbesluit per 1 januari 2010.

Op 1 december 2009 heeft de Raad een kaderbesluit aangenomen over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten. Met dit kaderbesluit wordt beoogd te bereiken dat de resultaten van de activiteiten of producten van een forensisch laboratorium in een lidstaat, door politie-/justitieautoriteiten worden erkend als gelijkwaardig aan laboratoriumactiviteiten in een andere lidstaat, op grond van het geaccrediteerd zijn van een dergelijk laboratorium, volgens de vastgestelde internationale norm. Het gaat in het bijzonder om activiteiten op het gebied van DNA en vingerafdrukken.

Verschillende malen is tijdens de Raden gesproken over de realisatie van het Schengen Informatie Systeem van de tweede generatie (SIS II) en de vertraging die is opgelopen. In juni 2009 is door de Raad besloten dat twee Mile Stone Tests zullen plaatsvinden om vast te stellen in welke mate SIS II voldoet aan de overeengekomen criteria. De eerste Mile Stone Test is uitgevoerd in het voorjaar van 2010. Op basis van de analyse van de eindresultaten van deze eerste test heeft de Commissie aangegeven de test als geslaagd te beschouwen.

In de Raad van eind 2009 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening voor het lange termijn beheer van grootschalige IT-systemen op JBZ-terrein gepresenteerd. Het doel van de verordening is het beheer van SIS II, het Visum Informatie Systeem (VIS) en Eurodac onder één beheersorganisatie te plaatsen, waarvoor de Commissie een regelgevend agentschap heeft voorgesteld.

Op het gebied van de douanesamenwerking stelde de Raad een besluit vast over het gebruik van informatietechnologie voor douanedoeleinden. Onder dit Raadsbesluit, dat dient ter vervanging van de huidige overeenkomst inzake het Douane Informatiesysteem (DIS), kunnen persoonlijke en andere data worden uitgewisseld tussen douaneautoriteiten van de lidstaten.

Voorts werd tijdens de bijeenkomst van de Raad in december 2009 het kaderbesluit betreffende het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures aangenomen. Dit voorstel bevat het procedurele kader voor informatie-uitwisseling tussen nationale autoriteiten betreffende lopende strafrechtelijke procedures voor specifieke feiten, om na te gaan of er in andere lidstaten voor dezelfde feiten parallelle strafprocedures lopen. Tevens heeft het voorstel betrekking op rechtstreeks overleg tussen nationale autoriteiten om vast te stellen welke jurisdictie het meest geschikt is om specifieke feiten, die onder de jurisdictie van twee of meer lidstaten vallen, te behandelen.

De Raad heeft tijdens het Spaanse voorzitterschap een publieksdocument ten behoeve van de Interne Veiligheid aangenomen. In dit document wordt een Europees veiligheidsmodel gedefinieerd, bestaande uit een opsomming van gezamenlijke bedreigingen, zoals terrorisme, georganiseerde misdaad, cybercriminaliteit, mensenhandel en -smokkel, natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen en een aantal andere gemeenschappelijke fenomenen die de veiligheid van de mensen in Europa raken.

Het voornaamste doel van de Interne Veiligheidsstrategie is het ontwikkelen van gezamenlijke middelen en beleid om de gezamenlijke dreigingen aan te pakken met behulp van een integrale benadering. Het veiligheidsmodel is mede gericht op een effectiever gebruik van de bestaande EU-agentschappen en netwerken.

Het Spaanse voorzitterschap heeft in aanvulling op de Interne Veiligheidsstrategie, samen met het toekomstige Belgische en Hongaarse voorzitterschap, een discussiedocument opgesteld over de interne veiligheid in Europa. Op basis hiervan zouden de prioriteiten voor COSI (Comité voor interne veiligheid in Raadskader) en de EU-agentschappen op de korte en middellange termijn kunnen worden vastgesteld. Het document bevat een samenvatting van meerdere bestaande dreigingsbeelden. Naast een analyse van de huidige situatie worden tevens voorstellen gedaan om de genoemde dreigingen aan te pakken.

De Raad heeft een besluit genomen over een gewijzigde opzet van het Europees Netwerk voor Criminaliteitspreventie (EUCPN). Met dit besluit werd een aantal wijzigingen aangebracht in het netwerk dat in 2001 is opgericht met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van diverse aspecten van criminaliteitspreventie in de Unie en het ondersteunen van acties ter voorkoming van criminaliteit. Hiermee wordt de preventie hoger op de politieke agenda gezet en de ontwikkeling van een lange termijn strategie bevorderd.

In het e-Justice-portaal zal praktische informatie te vinden zijn voor burgers en juridische beroepsbeoefenaren over grensoverschrijdende procedures, de organisatie van rechtsstelsels en de manier waarop bepaalde registers in andere lidstaten geraadpleegd kunnen worden. De opening heeft tijdens de informele Raad van 15–16 juli 2010 plaatsgevonden.

De Raad stelde op 30 november 2009 een routemap vast voor het versterken van procedurele rechten van verdachten of beschuldigde personen in strafprocedures. Het betreft een lange termijnplanning voor het nemen van maatregelen op het gebied van de procedurele rechten van verdachten. Dit betreffen naast vertolking en vertaling, het recht van informatie (inclusief het recht van kennisneming van processtukken), het recht op (kosteloze) bijstand door een advocaat, het recht om familieleden en het consulaat te informeren en speciale waarborgen voor kwetsbare verdachten. Ook wordt een groenboek inzake detentie aangekondigd, dat naar verwachting in 2011 zal uitkomen.

In dit kader stemde de Raad begin juni 2010 in met het onderhandelingsresultaat ten aanzien van het lidstateninitiatief voor een richtlijn betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures. Het betreft een omzetting van het in 2009 ingediende kaderbesluit waarover in de Raad op 23 oktober 2009 een algemene oriëntatie was overeengekomen. Als gevolg van inwerkingtreding van het Verdrag vóórdat het kaderbesluit formeel was vastgesteld, moest dit worden omgezet in een richtlijn. Doel van deze richtlijn is het versterken van de rechten van verdachten in strafprocedures, in het bijzonder van de verdachte die de taal van de gerechtelijke procedure niet spreekt of verstaat. De richtlijn omvat bepalingen inzake vertolking (van het gesproken woord) en vertaling (van het geschreven woord). Inmiddels is ook een akkoord bereikt tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

De besprekingen over een kaderbesluit inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, waarover in november 2009 in beginsel door de Raad overeenstemming was bereikt, werden na inwerkingtreding van het Verdrag voortgezet. De Commissie heeft de inhoud van het kaderbesluit omgezet in een ontwerprichtlijn, waarbij in grote lijnen rekening is gehouden met de consensus die al was bereikt over het ontwerp-kaderbesluit. Besluitvorming over de ontwerprichtlijn zal plaatsvinden volgens de gewone wetgevingsprocedure. Op 4 juni 2010 is in de Raad een algemene oriëntatie over het voorstel bereikt. Het voorstel brengt de EU-regelgeving op dit terrein op het niveau van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel. Het bevat tevens een uitbreiding voor wat betreft onder meer de definitie van mensenhandel die wordt verbreed, de verhoging van minimum maximumstraffen en de uitbreiding van strafverzwarende omstandigheden. Aanvullend zijn ook regels opgenomen inzake bescherming van slachtoffers en bejegening van slachtoffers tijdens de strafprocedure.

Ook met betrekking tot het kaderbesluit ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie zijn de onderhandelingen na inwerkingtreding van het Verdrag in de vorm van een richtlijn voortgezet. Dit voorstel brengt de EU-regelgeving op dit terrein op het niveau van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote), maar heeft op een aantal punten materiële meerwaarde. Die meerwaarde wordt gevonden in de verdere harmonisatie van straffen en verdergaande extraterritoriale jurisdictie.

Er is in juni 2010 in de Raad verder gesproken over een algemene oriëntatie met betrekking tot het initiatief van het Spaanse voorzitterschap voor een richtlijn betreffende het Europees Beschermingsbevel (EB). De besprekingen met het Europees Parlement worden voortgezet. De richtlijn beoogt te regelen dat de bescherming die een persoon in één lidstaat geniet op basis van een beschermingsmaatregel, zoals een contact- of gebiedsverbod, gehandhaafd en voortgezet wordt in elke andere lidstaat waar deze persoon verblijft. Een EB-maatregel die door een justitiële of vergelijkbare autoriteit kan worden afgegeven, kan zowel strafrechtelijke, bestuursrechtelijke als civielrechtelijke maatregelen betreffen.

Op 4 juni 2010 werd het Europees Pact tegen internationale drugshandel aangenomen. Dit pact richt zich op een gezamenlijke Europese controle op het aanbod van cocaïne en heroïne, wat betreft cocaïne vooral vanuit (in het bijzonder) Westelijk Afrika.

Op het gebied van de civiele bescherming zijn in 2009 onder Zweeds voorzitterschap Raadsconclusies aangenomen over een strategisch kader voor preventie bij rampen. Binnen dit preventiekader is de afspraak gemaakt dat voor het eind van 2012 een EU-brede all-hazard risicoanalyse is uitgevoerd. Deze wordt gebaseerd op risicoanalyses die door de lidstaten dienen te zijn uitgevoerd voor het einde van 2011. Met de tweejaarlijkse nationale risicobeoordeling voldoet Nederland hier al aan. Om te komen tot zoveel mogelijk eenduidige risicoanalyses zal de Commissie samen met de lidstaten voor het einde van 2010 richtlijnen opstellen. In de eerste helft van 2010 is een begin gemaakt met het opstellen van deze richtlijnen. In zowel het Stockholm Programma als de Interne Veiligheid Strategie wordt – mede op verzoek van Nederland – eveneens gerefereerd aan het belang van preventie en risicoanalyses in relatie tot civiele bescherming.

Beleid in voorbereiding

De Commissie zal in de tweede helft van 2010 met een voorstel komen voor een nieuw omvattend juridisch kader voor bescherming van persoonsgegevens. Dit voorstel dient ter aanpassing van de EU-richtlijn dataprotectie uit 1995 aan de voortschrijdende technische ontwikkelingen. Hierbij zal tevens het EU-kaderbesluit voor de bescherming van persoonsgegevens bij de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten worden betrokken. Ook zal een mandaat worden opgesteld inzake een verdrag tussen de Unie en de VS inzake dataprotectie.

Voorts zal in 2010–2011 de aandacht zijn gericht op de uitvoering van het Actieplan ter implementatie van het Stockholm Programma en in het bijzonder de aanpak van cybercriminaliteit, mensenhandel, de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en de verdere uitwerking van de Interne Veiligheidsstrategie.

In oktober 2010 wordt een mededeling van de Commissie over de EU Strategie voor Interne Veiligheid verwacht.

Tot slot zal in 2010 het EU-mechanisme voor civiele bescherming, dat het mogelijk maakt om via de Unie om bijstand te vragen, worden geëvalueerd en naar verwachting verder worden versterkt.

Terrorismebestrijding

In de afgelopen periode heeft de EU-coördinator terrorismebestrijding (Contra-Terrorisme Coördinator/CTC), Gilles De Kerchove, twee maal zijn voortgangsverslag uitgebracht. Het eerste verslag verscheen eind 2009. Ter begeleiding had de CTC een discussiedocument geschreven. De kernoverweging daarin is dat Europa meer moet doen aan de onderdelen «prevent» en «respond», omdat de afgelopen jaren de meeste energie is uitgegaan naar activiteiten op het terrein van «protect» en «pursue».

In zijn verslag van juni 2010 benoemt de CTC in de discussienota vier uitdagingen: een duidelijker beeld van de dreiging voor de Unie scheppen, beter openbaar vervoer veilig stellen, monitoren van reizen met terroristisch oogmerk en het verbinden van interne en externe veiligheid. Nederland kan zich herkennen in deze onderwerpen.

Daarnaast hecht Nederland eraan dat in de aankomende periode drie onderwerpen in Europees verband aandacht krijgen: evaluatie van Europees beleid inzake terrorismebestrijding en bijbehorende wet- en regelgeving, de bescherming tegen cyberterrorisme en andere vormen van cybercriminaliteit met daarin speciale aandacht voor publiek-private samenwerking, alsook reductie van veiligheidsrisico’s voortvloeiend uit reisbewegingen.

Naar aanleiding van de mislukte aanslag tijdens een transatlantische vlucht van Europa naar Detroit in december 2009 is tijdens het Spaanse voorzitterschap gezamenlijk met de VS de Toledo-verklaring tot stand gekomen, die betrekking heeft op beveiliging van de burgerluchtvaart. In aanvulling op de Toledo-verklaring is een EU-VS verklaring opgesteld met projecten en samenwerkingsmogelijkheden, in het bijzonder op het gebied van onderzoek naar en detectie van explosieven en precursoren.

Ook is door het Spaanse voorzitterschap aandacht geschonken aan de slachtoffers van terrorisme en voor de dialoog tussen religies.

De Raad van december 2009 stemde in met het Actieplan ter voorkoming van aanslagen met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN) middelen. Met het actieplan wordt een inhaalslag gemaakt op Europees niveau. In het plan staan 124 acties gericht op het voorkomen van CBRN-incidenten, het detecteren van vrijkomende stoffen of straling en het redden van levens en beperken van schade.

De Raad van juni 2010 stemde in met een verklaring van de Unie en de VS over het tegengaan van terrorisme. De verklaring volgt op een EU-VS-verklaring over dit onderwerp uit 2004 en in het bijzonder op een verklaring die in 2009 werd overeengekomen. De verklaring beoogt de gemeenschappelijke beginselen van de Unie en de VS bij het tegengaan van terrorisme te verankeren en bestaat uit drie delen: terrorismebestrijding moet overeenstemmen met de beginselen van de rechtsstaat, terrorismebestrijding vergt de inzet van een breed scala aan instrumenten en het tegengaan van gewelddadig extremisme vergt een alomvattende benadering.

Justitiële samenwerking in civiele zaken

Stand van zaken

Ook over justitiële samenwerking in burgerlijke (civiele) zaken zijn op basis van het Verdrag nieuwe bepalingen in het Verdrag inzake de Werking van de EU opgenomen, die per 1 december 2009 in werking zijn getreden.

De Commissie heeft op 16 oktober 2009 bij de Raad een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring. Onder het Zweedse en Spaanse voorzitterschap zijn de onderhandelingen gevoerd. Hoewel er veel vooruitgang is geboekt heeft dit vooralsnog slechts geleid tot een voortgangsrapport van het Spaanse voorzitterschap. Dat rapport is gepresenteerd tijdens de Raad van juni 2010, waarin de uitgangspunten zijn opgenomen voor de verdere onderhandelingen over het voorstel voor een erfrechtverordening. Nederland is positief over de voorgestelde verordening omdat deze voorziet in de behoefte van burgers van de lidstaten aan een vereenvoudiging van de afwikkeling van grensoverschrijdende erfenissen. Nederland heeft ook ingestemd met de uitgangspunten die door het voorzitterschap in het voortgangsrapport zijn opgenomen.

De werkzaamheden betreffende het Gemeenschappelijk Referentiekader op civielrechtelijk terrein hebben het afgelopen jaar vertraging opgelopen. Eerder werd verondersteld dat de Commissie eind 2009 met een reactie zou komen op de wetenschappelijke versie van het Gemeenschappelijk Referentiekader. De Commissie heeft op 30 juni 2010 een mededeling inzake het Gemeenschappelijk Referentiekader gepubliceerd. Die mededeling zet verschillende opties voor een Gemeenschappelijk Referentiekader uiteen en dient ter consultatie van de lidstaten. Bovendien is in mei 2010 een expert groep gestart met als opdracht om binnen een jaar 150 artikelen uit het wetenschappelijke ontwerp te selecteren.

Nadat de Commissie in juli 2006 een voorstel had gepresenteerd voor een Verordening inzake het toepasselijk recht bij echtscheidingen (Rome III), werd vanaf 2007 onderhandeld over de tekst van de verordening en medio 2008 is een meerderheid van de lidstaten het eens geworden over een compromistekst. Echter, enkele lidstaten konden niet instemmen met het compromis waardoor de vereiste unanimiteit niet kon worden bereikt. Tijdens de Raad van juni 2008 werd geconcludeerd dat alle wegen die naar een voor alle lidstaten aanvaardbare oplossing zouden kunnen leiden waren verkend. Een compromis is buiten bereik gebleven. De unanimiteit ontbreekt om met de Rome III-verordening door te gaan. De onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen. Daarop hebben tien lidstaten (Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Hongarije, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië) bij de Commissie aangegeven nauwere samenwerking aan te gaan op dit onderwerp en zij vroegen de Commissie om een voorstel te doen. Op 24 maart 2010 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor een Raadsbesluit ter machtiging tot nauwere samenwerking en voor een verordening op basis daarvan betreffende toepasselijk recht op echtscheiding. Tijdens de Raad van 3 en 4 juni 2010 werd het Raadsbesluit, dat voorziet in de machtiging tot nauwere samenwerking aan te gaan, met gekwalificeerde meerderheid aangenomen. De inhoud van de verordening zal verder worden besproken.

Ook is enige vooruitgang geboekt op het terrein van de herziening van de verordening betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ook bekend als Brussel I. In april 2009 heeft de Commissie naar aanleiding van de evaluatie van de verordening een groenboek ter zake gepubliceerd. In oktober 2009 heeft het kabinet een reactie naar de Commissie gestuurd.

Beleid in voorbereiding

De Commissie heeft aangegeven in het vierde kwartaal van 2010 met een voorstel ter herziening van de verordening betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I) te komen.

Externe betrekkingen

De externe dimensie van de Unie op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken heeft het afgelopen jaar verder aan betekenis gewonnen, vooral na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De groeiende behoefte aan coördinatie wordt ingevuld door een werkgroep JBZ-externe betrekkingen. Hoofddoel van deze raadswerkgroep is de bevordering van de coherentie binnen de JBZ-externe dimensie, alsook de bevordering van coherentie tussen die dimensie en het algemene EU-externe beleid. De groep fungeert als een informatie- en coördinatiemechanisme. Daarbij treedt de groep niet in de mandaten van de al bestaande geografische en thematische raadswerkgroepen. Eind 2009 is besloten, op basis van een evaluatie, dat de groep op blijvende basis wordt voortgezet.

De ministerïele Trojkas EU-VS in oktober 2009 en april 2010 hebben ondermeer geleid tot een actieplan voor de implementatie van gesloten overeenkomsten met de VS (uitlevering, rechtshulp en JBZ-samenwer king). Daarnaast is een actieplan opgesteld voor de EU-VS migratiedialoog ten behoeve waarvan de eerste bijeenkomst in de zomer van 2010 zal plaatsvinden.

In juni 2010 is door de lidstaten besloten om Europol, onder de voorwaarde dat goedkeuring door de Unie alleen wordt gegeven als de gegevensbescherming vraagstukken zijn opgelost, het mandaat te geven voor de onderhandelingen over een operationale overeenkomst met Rusland. Tijdens de Permanente partnerschapsraad EU-Rusland op JBZ-gebied in mei 2010 is gesproken over de voortzetting van de visa-dialoog.

De Raad keurde in mei 2010 het onderhandelingsmandaat goed voor de onderhandelingen met de VS over het Terrorist Finance Tracking Program (TFTP). De Commissie heeft toen ook aangegeven dat rechtshulp geen begaanbare weg is als mechanisme van overdracht voor informatieverstrekking aan de VS, wat aansluit bij het Nederlandse standpunt en belangen ter zake.

Op 23 oktober 2009 nam de Raad het definitieve besluit tot het sluiten van de overeenkomsten tussen de Unie en de VS betreffende de uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Alle lidstaten hebben inmiddels de ratificatieprocedure afgerond.

De Raad stemde op 1 december 2009 in met een besluit tot ondertekening door de Commissie van een overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp tussen de Unie en Japan. Doel van deze overeenkomst is de wederzijdse rechtshulp te bevorderen en te vergemakkelijken en tegelijk de fundamentele rechten te handhaven en te garanderen dat de doodstraf niet kan worden opgelegd op grond van door de lidstaten overlegd bewijsmateriaal.

In mei 2010 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen dat de overeenkomsten met de VS en Australië betreffende de overdracht van passagiersgegevens (Passenger Name Records, PNR) aan het Europees Parlement ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. De besluitvorming over deze overeenkomsten is hierdoor uitgesteld.

In mei 2010 heeft het Europees Parlement een motie aangenomen aangaande gebruik en uitwisseling van PNR-gegevens, waarin zij de Commissie verzocht om uiterlijk half juli een voorstel te presenteren, evenals een voorstel tot mandaat voor onderhandelingen met derde landen. Hoewel het PNR-verdrag tussen Australië en de Unie aanleiding was voor de motie, is deze ook relevant voor het EU-PNR dossier. De onderhandelingen over een ontwerpovereenkomst betreffende het gebruik van PNR voor wetshandhavingdoeleinden worden naar verwachting na de zomer van 2010 voortgezet.

Tenslotte zijn in EU-verband initiatieven ontwikkeld om enkele landen (zoals Pakistan, Jemen en in de Sahel) te ondersteunen in de strijd tegen terrorisme en radicalisering. Het gaat hierbij om ondersteuning van civiele (veiligheids-)instanties en versterking van goed bestuur.

Beleid in voorbereiding

Naar verwachting zal de Commissie in 2010 een mededeling bekendmaken over het optimaliseren van de positieve gevolgen van migratie voor ontwikkeling en het tot een minimum beperken van de negatieve gevolgen ervan bekend maken.

Daarnaast is de publicatie van een actieplan voor de landen van het oostelijk partnerschap over JBZ-aspecten gepland.

5. RAAD WERKGELEGENHEID, SOCIAAL BELEID, VOLKSGEZONDHEID EN CONSUMENTENZAKEN (WSBVC)

Vergaderdata:

 

21 oktober 2010

 

6–7 december 2010

 

16–17–18 januari 2011(tbc)

Informele Raad (Werkgelegenheid)

7 maart 2011

 

31 maart–1 april 2011

Informele Raad (Gender/Familie)

5–6 april 2011 (tbc)

Informele Raad (Volksgezondheid)

6–7 juni 2011

 

Werkgelegenheid en Sociaal beleid

Stand van zaken

De werkzaamheden van de Raad staan voor een belangrijk deel in het teken van de implementatie van de Europa 2020-strategie zoals die in juni 2010 door de Europese Raad is aangenomen. Specifiek gaat het dan om het doel de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen te verhogen tot 75% alsook het doel om het aantal mensen met risico op armoede en uitsluiting EU-breed met 20 miljoen terug te brengen. De lidstaten moeten deze doelen vertalen in nationaal beleid en hierover rapporteren. Ook de Commissie ontplooit op Europees niveau een aantal initiatieven in het kader van de Europa 2020-strategie. Zo komen er initiatieven – in aanvulling op nationale competenties – over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en komt er een voorstel voor een Europees platform op het terrein van sociale insluiting.

Tevens is de Raad actief op het gebied van wetgeving om (oneigenlijke) concurrentie op basis van arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Ook wijdt de Raad zich aan afspraken in de sfeer van sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden om het vrije verkeer van personen (inclusief werknemers) niet onnodig door nationale bepalingen te belemmeren.

Werkgelegenheid en de crisis

In juni 2009 presenteerde de Commissie een mededeling over de reactie van de lidstaten en de Unie op de economische crisis op het gebied van werkgelegenheid. Op basis van deze mededeling heeft de Raad besluiten genomen die het mogelijk maken bestaande gemeenschapsmiddelen beter in te zetten ter bestrijding van de effecten van de economische crisis. Zo zullen structuurfondsen voor een aantal lidstaten versneld worden ingezet. Daarnaast is een compromis bereikt over een microfinancieringsfaciliteit, met als doel microfinancieringsinitiatieven in de lidstaten te stimuleren. Genoemde faciliteit is in juni 2010 geopend.

Arbeidstijdenrichtlijn

Onder het Tsjechische voorzitterschap mislukte de conciliatieprocedure tussen Raad en Europees Parlement over de arbeidstijdenrichtlijn. Inmiddels heeft de Commissie de procedure opgestart om tot een nieuw voorstel te komen. In eerste instantie worden de Europese sociale partners geconsulteerd, om hen in de gelegenheid te stellen zelf tot een akkoord over het onderwerp te komen. Er is op moment van schrijven nog geen zicht op de uitkomst van deze consultatie.

Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Om het EU-rechtskader aan te vullen heeft de Commissie in 2008 een voorstel voor een richtlijn ingediend voor gelijke behandeling van personen op de gronden godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid buiten de arbeidsmarkt. Het richtlijnvoorstel vormt een aanvulling op bestaande communautaire regels die discriminatie verbieden in arbeid, beroep en beroepsopleiding op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van deze richtlijn, maar is bezorgd over de wijze waarop de doelstellingen volgens het oorspronkelijke Commissie-voorstel gerealiseerd zouden moeten worden. Vooral de financiële gevolgen van implementatie kunnen substantieel zijn. Om deze reden kan het kabinet niet instemmen met de tekst van het oorspronkelijke Commissie-voorstel. De Nederlandse inzet is er op gericht te komen tot dusdanige aanpassingen, dat de financiële gevolgen sterk gemitigeerd worden. Nederland wil dat de richtlijn zo veel mogelijk aansluit op de nationale beleidskeuzen. Daar waar dat niet mogelijk is, is de Nederlandse inzet gericht op het creëren van voldoende ruimte voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de naleving van de verplichtingen uit de richtlijn. De nakoming van verplichtingen dient waar nodig in de tijd te worden gespreid. Nederland pleit voor een expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn, evenals voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve impact. Zodra de fase van besluitvorming nadert, zal Nederland een definitief standpunt innemen op basis van de tekst die dan voorligt. Onder Zweeds en Spaans voorzitterschap is het niet gelukt om een politiek akkoord te bereiken. Het Belgisch voorzitterschap zet de bespreking van het richtlijnvoorstel voort. Een politiek akkoord is op korte termijn niet voorzien.

Roma

De Commissie heeft aan de vooravond van de tweede Roma Top in april 2010 een mededeling uitgebracht over de integratie van de Roma. Tijdens het Spaanse voorzitterschap zijn Raadsconclusies ter zake aangenomen. De belangrijkste conclusies betreffen: het rekening houden met de integratie van de Roma bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid op het gebied van mensenrechten en op terreinen als onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting, het optimaal gebruikmaken van EU-fondsen voor Roma-inclusie en het versterken van de rol van het Europees Platform voor Roma. Dit Platform is in 2009 opgericht en verenigt de verschillende actoren (NGO's, lidstaten en Commissie) om concreet beleid te bevorderen ter verbetering van de maatschappelijke positie van Roma.

Associatiebesluiten

In juni 2010 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over de gezamenlijke positie betreffende zes Associatiebesluiten die zullen worden genomen in het kader van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten met Marokko, Algerije, Tunesië, Israël, Macedonië en Kroatië. Deze besluiten faciliteren de export van een aantal socialezekerheidsuitkeringen. Het gaat om publieke ouderdomsuitkeringen (voor Nederland de AOW), nabestaandenuitkeringen (voor Nederland de Anw) en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (voor Nederland de WAO en WIA). Nederland heeft in de onderhandelingen vooral het belang onderstreept van een adequate handhaving bij export van uitkeringen. Benadrukt is dat verificaties en controles op geëxporteerde uitkeringen volgens dezelfde logica en principes dienen te verlopen als op uitkeringen die verstrekt worden aan personen die op het eigen grondgebied wonen. Een politiek akkoord kon pas worden bereikt, nadat Commissie en andere lidstaten een belangrijke concessie aan Nederland deden. De tegemoetkoming bestond erin, dat lidstaten de mogelijkheid blijven hebben om in hun nationale wetgeving specifieke eisen op te nemen met betrekking tot de verificatie van het recht op uitkering, als begunstigden in een geassocieerd land wonen. De besluiten moeten nog wel worden voorgelegd aan de respectieve Associatieraden.

Verordening over de coördinatie van socialezekerheidssystemen

Op 1 mei 2010 is de nieuwe verordening 883/04 inzake grensoverschrijdende sociale zekerheid in werking getreden. Deze regelt de socialezekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de Unie en is bedoeld om hen de mogelijkheid te bieden om zich vrij te bewegen in de Unie, door te garanderen dat ze niet benadeeld zullen worden op het gebied van sociale zekerheid. Het betreft een modernisering van bestaande regelgeving. Zo wordt het bereik van de regels uitgebreid naar alle werkzame personen: allen die onder de socialezekerheids- en (vervroegde) pensioenwetgeving vallen en naar derdelanders (werknemers van buiten de Unie). Geregeld wordt dat werknemers en zelfstandigen altijd onder één stelsel vallen (van het woonland of van het werkland). Voor de praktijk van de uitvoering is het belangrijk dat de nieuwe verordening nu ook elektronische gegevensuitwisseling over migrerende werknemers mogelijk maakt. Ook de regels voor de toepasselijke wetgeving bij werkzaamheden in meer dan één lidstaat zijn aangepast. Definitieve afstemming vindt nog plaats over de effectieve implementatie van deze regels voor de sectoren wegtransport en binnenvaart – sectoren waarin de werkzaamheden zich vaak over tal van lidstaten uitstrekken. Dit zijn voor Nederland belangrijke sectoren.

Zwangerschapsverlofrichtlijn

Het Belgisch voorzitterschap heeft aangegeven dit richtlijnvoorstel prioritair te willen behandelen. Doel van het voorstel is uitbreiding van de bescherming die de bestaande richtlijn biedt. In dit kader wil de Commissie de periode voor zwangerschaps- en bevallingsverlof van veertien naar achttien weken verlengen. Achterliggende reden van deze voorstellen is dat deze de werkneemster meer gelegenheid zouden bieden te herstellen van de bevalling. Daarmee zou het gemakkelijker worden om na afloop van het verlof terug te keren op de arbeidsmarkt. Het voorstel bevat daarnaast een uitbreiding van de ontslagbescherming en werknemersrechten tijdens het verlof en na de terugkeer op het werk en verschuiving van de bewijslast (conform de gelijkebehandelingsrichtlijnen). Ook behelst het voorstel uitbreiding van de bevoegdheid van het gelijke behandelingsorgaan voor zaken die vallen onder deze richtlijn. In Nederland is dat de Commissie Gelijke Behandeling. Tijdens de behandeling in het Europees Parlement zijn onder meer amendementen voorgesteld om het verlof te betalen naar het niveau van het voorheen verdiende loon, om de verlenging van het verlof uit te breiden tot 20 weken en om een recht op betaald vaderschapsverlof in te voeren. In opdracht van het Europees Parlement wordt momenteel een kosten-batenanalyse verricht. De stemmingen in het Europees Parlement over de voorgestelde amendementen worden eind september 2010 voorzien.

Richtlijn zwangerschap zelfstandigen

De lidstaten en het Europees Parlement zijn onlangs akkoord gegaan met een nieuwe richtlijn voor zwangere zelfstandigen en meewerkende partners. De richtlijn beoogt de toegang tot de sociale zekerheid van vrouwelijke zelfstandige ondernemers en meewerkende partners in familiebedrijven in twee opzichten te verbeteren. Ten eerste door invoering van de verplichting voor lidstaten om indien zelfstandigen (al dan niet facultatief) toegang wordt geboden tot de sociale zekerheid, meewerkende partners eveneens toegang te bieden, maar niet noodzakelijkerwijs op gelijke voorwaarden. Ten tweede door invoering van de verplichting voor lidstaten om vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende partners een zwangerschapsuitkering te bieden met een duur van 14 weken.

Ouderschapsverlof

In november 2009 hebben de sociale partners op Europees niveau een overeenkomst gesloten om de richtlijn ouderschapsverlof te moderniseren. De overeenkomst van de sociale partners werd in maart 2010 door de Raad overgenomen. De herziene richtlijn past verschillende bestaande bepalingen aan. Zo wordt het ouderschapsverlof met één maand verlengd naar vier maanden en krijgen werknemers recht op flexibele werktijden bij terugkeer van verlof. Lidstaten hebben de mogelijkheid om op nationaal niveau te bepalen hoe ze deze herziening aanwenden om opname van ouderschapsverlof door vaders te bevorderen. Daarnaast onderstreept de richtlijn weliswaar het belang van inkomen tijdens het ouderschapsverlof, maar kunnen de betaling of andere vergoedingen worden bepaald op nationaal niveau. Implementatie van de richtlijn is aan de sociale partners.

Gezond en waardig ouder worden

Het Zweedse voorzitterschap had gezond en waardig ouder worden als speerpunt aangemerkt. Daarmee sloten de Zweden aan op nationaal beleid van een groot aantal lidstaten. In Raadsconclusies werd de nadruk gelegd op zorg en het belang van goede samenwerking tussen betrokken actoren, waarbij de oudere centraal staat. Het huidige voorzitterschapstrio (Spanje, België en Hongarije) kiest eveneens voor dit thema. Onder Spaans voorzitterschap heeft de Raad conclusies aangenomen met de nadruk op actief ouder worden. Gestreefd wordt naar een jaar van «actief ouder worden» in 2012.

Preventie scherpe letsels medische sector

In juli 2009 hebben de Europese sectorale sociale partners een raamovereenkomst gesloten die de bescherming beoogt van werknemers in de medische sector die het risico lopen op verwondingen door scherpe medische instrumenten. De overeenkomst voorziet in een geïntegreerde aanpak van risicobeoordeling, risicopreventie, opleiding, bewustmaking en toezicht. Vervolgens heeft de Commissie deze overeenkomst in november 2009 in een voorstel voor een richtlijn gepresenteerd, die door de Raad is aangenomen in maart 2010.

Beijing Platform for Action

Op de wereldvrouwenconferentie van Beijing in 1995 heeft de Unie zich gecommitteerd aan de uitvoering van een actieprogramma met strategische doelstellingen en bijbehorende acties op een twaalftal terreinen. Elk half jaar behandelt de Raad een specifiek terrein uit dit actieprogramma en besluit daarbij over indicatoren, die een vergelijking op het betreffende terrein tussen lidstaten mogelijk moeten maken. Tijdens het Zweedse voorzitterschap zijn Raadsconclusies aangenomen over de bijdrage van gendergelijkheid aan economische groei en werkgelegenheid en over de voortgang op de twaalf thema’s van het Platform for Action. Tijdens het Spaanse voorzitterschap zijn Raadsconclusies vastgesteld over het tegengaan van geweld tegen vrouwen.

Gezinsbeleid

De Reflectiegroep over de toekomst van de Unie heeft voor de Europese Raad van juni 2010 het rapport «Project Europa 2030 – Uitdagingen en kansen» opgesteld. Met het oog op demografische ontwikkelingen wijst het rapport op de noodzaak voor een Europees gezinsbeleid dat een goede combinatie van gezin en werk ondersteunt. Hierdoor kunnen vooral vrouwen met jonge kinderen aan de arbeidsmarkt blijven deelnemen. Het Duitse voorzitterschap had dit onderwerp in 2007 al vorm gegeven door de oprichting van de European Alliance for Families. België pakt het thema gezinsbeleid onder zijn voorzitterschap weer op en organiseert medio oktober 2010 een ministeriële conferentie over de sociale integratie van het gezin in Europees perspectief.

Beleid in voorbereiding

Europese gehandicaptenstrategie

In juni 2010 heeft de Raad een resolutie over een nieuwe Europese gehandicaptenstrategie goedgekeurd. De resolutie zal als beleidskader dienen voor de nieuwe gehandicaptenstrategie 2011–2018 die de Commissie eind 2010 wil presenteren. De nieuwe strategie zal zich richten op voortzetting van de huidige strategie die vooral is gericht op arbeidsparticipatie, en op de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. In de resolutie wordt specifiek aandacht besteed aan de rechten van personen met een handicap in relatie tot de thema’s onderwijs, toegankelijkheid, werkgelegenheid en sociale kwesties, crisissituaties en ontwikkelingshulp.

Pensioenen

Onlangs heeft de Commissie een Groenboek inzake pensioenbeleid uitgebracht. Dit Groenboek strekt er toe een Europese discussie te openen over uitdagingen waar de Europese pensioeninstellingen voor staan en hoe de Unie de lidstaten kan ondersteunen bij het garanderen van de toereikendheid en houdbaarheid van pensioenen. In het Groenboek worden de verschillende problemen geanalyseerd waarmee de lidstaten te maken hebben in relatie tot vergrijzing en betaalbaarheid. Ook wordt lidstaten daarin gevraagd hoe zij deze problemen aanpakken en of de Unie hen daarbij zou kunnen ondersteunen. Heel uitdrukkelijk gaat de Commissie er van uit dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor hun pensioenvoorzieningen. Ook wordt helder aangegeven dat er geen ideaal «one-size-fits-all» pensioensysteem bestaat. De EU-betrokkenheid op dit punt beperkt zich tot beleidscoördinatie op gemeenschappelijke thema’s zoals het functioneren van de interne markt, de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact en de Europa 2020-strategie.

Met de sterke nadruk die de Commissie legt op toereikendheid en betaalbaarheid is de inzet van de Commissie gelijk aan die van Nederland in pensioenzaken. Gezien het grote belang van pensioenregelgeving zal Nederland actief meewerken aan het vervolg op het Groenboek, om te garanderen dat deze uitgangspunten Europabreed leidend worden. Naarmate de pensioenvoorzieningen in andere lidstaten beter gefundeerd zijn en de financiële stabiliteit daarvan beter wordt gegarandeerd, werkt dit ook positief uit op de houdbaarheid van de Nederlandse pensioenregelingen.

Routekaart gendergelijkheid

Eind 2010 presenteert de Commissie een nieuw beleidskader voor emancipatie. Deze nieuwe Routekaart gendergelijkheid 2010–2015 is een voortzetting van de Routekaart 2006–2010 en zal naar verwachting de volgende vijf prioriteiten bevatten: (i) gelijke economische zelfstandigheid voor vrouwen en mannen; (ii) gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk; (iii) gelijkheid in besluitvorming; (iv) waardigheid, integriteit en bestrijding van gendergerelateerd geweld; (v) gendergelijkheid buiten de Unie.

Detacheringsrichtlijn

De Commissie zal naar verwachting in of na 2010 met voorstellen komen voor een wetgevend instrument om de implementatie en de interpretatie van de detacheringsrichtlijn te verbeteren.

Elektromagnetische velden

De implementatiedatum van de beschermingsrichtlijn van werknemers tegen de nadelige invloeden van elektromagnetische velden is uitgesteld tot 2012. Tot deze verlenging is besloten naar aanleiding van recente wetenschappelijke informatie waaruit blijkt dat de actie- en grenswaarden in de richtlijn waarschijnlijk onnodig streng zijn en de medische toepassing van MRI belemmeren. Met de verlenging is ruimte gecreëerd om oplossingen te vinden voor de MRI-problematiek. De Commissie heeft daartoe een ad hoc werkgroep ingesteld en consultatie van de Europese sociale partners in gang gezet. Naar verwachting zal de Commissie haar voorstel voor een herziene richtlijn over elektromagnetische velden najaar 2010 presenteren.

De herziening van de Europese richtlijn fysieke belasting

Naar verwachting zal de Commissie in de loop van 2011 met een voorstel komen om de richtlijnen uit 1990 te herzien voor beeldschermwerk en manueel hanteren van lasten (optillen, neerzetten, dragen en dergelijke, met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers). Dit zal gebeuren op basis van een nieuwe effectenanalyse en raadpleging van relevante werkgroepen. Met de herziening zou een gemoderniseerde ergonomierichtlijn tot stand moeten komen, waarbij voor een brede preventieve aanpak wordt gekozen.

Europees Globaliseringsfonds

De Commissie heeft het voornemen in 2011 een tussentijdse evaluatie uit te voeren van het Europees Globaliseringsfonds (EGF). De evaluatie zal vooral ingaan op de effectiviteit en de houdbaarheid van de resultaten van het EGF.

Volksgezondheid

Stand van zaken

Het Verdrag voorziet in de mogelijkheid om, in aanvulling op nationaal beleid, ook op Unieniveau maatregelen te nemen om de volksgezondheid te beschermen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om zaken als bestrijding van tabak- en alcoholverslaving. Maar ook om maatregelen om patiënten beter te beschermen, bijvoorbeeld door normstelling voor medische producten en apparatuur. Ten slotte voorziet het Verdrag in mogelijkheden tot coördinatie en samenwerking tussen lidstaten bij de eerste tekenen van ernstige grensoverschrijdende gevaren, zoals de Mexicaanse griep.

Grieppandemie A (H1N1)

In april 2009 organiseerde het Tsjechische voorzitterschap een Raadsbijeenkomst over de wereldwijde uitbraak van de nieuwe Influenza A (H1N1). Als vervolg daarop werd onder het Zweeds voorzitterschap in oktober 2009 een extra Raad belegd om de situatie rond deze nieuwe griepvariant te bespreken. De Raadsconclusies die werden aangenomen gingen vooral in op samenwerking bij communicatie naar het publiek, steun aan landen zonder contract voor vaccinproductie (onder andere ontwikkelingslanden) en multisectorale samenwerking bij een pandemie. In de Raad van december 2009 werd specifiek gekeken naar de vordering in de uitvoering van gemaakte afspraken. Lidstaten bleken behoefte te hebben aan evaluatie van de aanpak ten aanzien van de H1N1 griep, zowel nationaal als op EU-niveau. Het Belgisch voorzitterschap organiseert deze evaluatie in de tweede helft van 2010 om op die manier input te leveren voor het EU-pandemieplan van de Commissie.

Richtlijn patiëntenrechten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg

Onder Spaans voorzitterschap bereikte de Raad in juni 2010 een politiek akkoord over de richtlijn inzake patiëntenrechten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg. Onder Zweeds voorzitterschap was dit in december 2009 nog mislukt. Het Spaanse voorstel kwam voldoende tegemoet aan de bezwaren die een aantal lidstaten eerder had, vooral op het gebied van de vergoeding van grensoverschrijdende zorg die door patiënten is genoten bij (private) niet aan het socialezekerheidsstelsel verbonden zorgaanbieders. De richtlijn stelt de rechten centraal van de burger die zorg wil gebruiken in een andere lidstaat. De richtlijn roept lidstaten onder andere op een kwaliteitskader op te stellen voor verleende zorg en geeft vergoedingsregels voor zorg genoten in een andere lidstaat. Het is nu aan het Belgisch voorzitterschap om met het Europees Parlement (op basis van de gewone wetgevingsprocedure) een akkoord in tweede lezing te bereiken. Voor Nederland is het belangrijk dat met de richtlijn niet verder wordt gegaan dan wat al is bepaald in de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. Daarbij zal goed worden gekeken of de interpretatie van de jurisprudentie zoals Nederland die heeft gecodificeerd in de Zorgverzekeringswet, overeind blijft.

Richtlijn orgaandonatie en -transplantatie

Na anderhalf jaar onderhandelen is er onder Spaans voorzitterschap in juni 2010 een akkoord bereikt over de richtlijn orgaandonatie en –transplantatie. Op basis van de richtlijn wijst elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan die zorgt voor naleving van kwaliteits- en veiligheidsnormen. Deze gelden voor alle stadia van donatie tot transplantatie of voor verwijdering van menselijke organen die voor transplantatie bestemd zijn. De lidstaten kunnen strengere normen stellen als ze dat willen; de richtlijn is de minimumstandaard. Er moeten ook meld- en beheersystemen komen voor ernstige ongewenste voorvallen en/of bijwerkingen en de lidstaten moeten toezien op de uitwisseling van organen met andere lidstaten en met derde landen. Orgaandonaties zijn in beginsel vrijwillig en onbetaald, maar donoren kunnen een vergoeding ontvangen voor kosten en inkomstenderving die met de donatie verband houden. Het is verboden vraag naar en aanbod van donororganen met het oog op financieel gewin onder de aandacht te brengen. Om samenwerking te bevorderen zet de Commissie een netwerk van bevoegde autoriteiten op en stelt zij procedures vast voor de overdracht van informatie tussen lidstaten. De lidstaten kunnen taken die verband houden met orgaanuitwisseling delegeren aan Europese orgaanuitwisselingsorganisaties.

E-health

Zowel het Zweedse als het Spaanse voorzitterschap hebben E-health als prioriteit benoemd. In de Raad van december 2009 zijn Raadsconclusies aangenomen. E-health beoogt de Europese samenwerking die al enige jaren op dit terrein plaatsvindt te versterken. Voor grensoverschrijdend verkeer is het van belang dat interoperabiliteit binnen de medische en aanverwante sectoren wordt nagestreefd. Afspraken over internationale standaarden zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt. Nationale systemen moeten uiteindelijk internationale patiëntinformatie (Elektronisch Patiëntendossier) en diensten kunnen verwerken. Internationale samenwerking en de inzet van E-health kunnen bijdragen aan het vinden van oplossingen voor nationale problemen en aan een veiligere en efficiëntere gezondheidszorg.

Europese strategie over alcohol en gezondheid

Het Zweeds voorzitterschap heeft lidstaten opgeroepen gebruik te maken van «best practices» uit de Europese Alcoholstrategie bij het ontwikkelen van een multi-sectoraal alcoholbeleid, bijvoorbeeld het inzetten van het prijsinstrument. Ook kregen de lidstaten het advies om de alcoholbranche te vragen proactief maatregelen te nemen tegen potentieel alcoholmisbruik of schadelijke effecten. De Commissie werd opgeroepen steun te blijven verlenen aan de lidstaten bij het ontwikkelen van een nationaal alcoholbeleid en om verdere stappen te overwegen om ongeborenen, kinderen, adolescenten en jongvolwassenen te beschermen tegen alcoholschade. In de Raad van december 2009 werden Raadsconclusies ter zake aangenomen.

Raadsaanbeveling rookvrije ruimten

De Raad van december 2009 nam een aanbeveling aan over rookvrije ruimten. Deze sluit aan bij het eerder uitgebrachte Groenboek «Op weg naar een rookvrij Europa» en bij het WHO-Kaderverdrag voor bestrijding van tabaksgebruik (FCTC). Dit verdrag richt zich onder andere op effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook in afgesloten werkplekken, openbare ruimten en openbare vervoermiddelen. De Raadsaanbeveling is hoofdzakelijk gericht op de tenuitvoerlegging binnen de Unie van het betreffende FCTC-artikel daarover.

Neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder Alzheimer

Op het terrein van neurodegeneratieve ziekten is een Gezamenlijk Programma Initiatief gelanceerd, met als doel bevordering van coördinatie tussen nationale onderzoeksprogramma’s en uitvoering van gemeenschappelijk onderzoek in de strijd tegen neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder Alzheimer. Daarnaast heeft de Commissie een mededeling uitgebracht die ingaat op acties op het gebied van zorgbeleid rond Alzheimer en andere vormen van dementie en aanverwante ziekten. De mededeling sluit aan bij de Nederlandse beleidsspeerpunten ten aanzien van de (langdurige) zorg, verbetering van de diagnostiek, behandeling en zorg voor mensen met dementie en voor hun naasten. De Raad van december 2009 nam hierover een Raadsaanbeveling aan.

Geneesmiddelenpakket

Het zogeheten Geneesmiddelenpakket bestaat uit een drietal wetgevende instrumenten: een voorstel voor informatie aan patiënten over geneesmiddelen, een voorstel voor geneesmiddelenbewaking en een voorstel voor het aanpakken van vervalste geneesmiddelen. Het voorstel patiënteninformatie heeft als doel de informatie over geneesmiddelen van de farmaceutische industrie beter toegankelijk maken voor de patiënt. Ook beoogt het een einde te maken aan de grote verschillen tussen de lidstaten op het gebied van informatievoorziening. Het verbod op publieksreclame voor receptplichtige geneesmiddelen blijft gehandhaafd. In de Raad is dit voorstel nog altijd niet behandeld gelet op weerstand van enkele lidstaten waaronder Nederland. Dit vormt geen belemmering voor behandeling in het Europees Parlement; daar zal het voorstel eind 2010 worden behandeld waarna de Raad aan zet is.

Onder Spaans voorzitterschap is wel voortgang in de Raad geboekt ten aanzien van het voorstel voor geneesmiddelenbewaking. Zo is overeengekomen dat er in bijsluiters een samenvatting van de bijsluiter moet komen alsook een symbool om aan te geven dat een geneesmiddel extra wordt gemonitord. Dit laatste in geval er zich eerder geneesmiddelbewakingproblemen hebben voorgedaan. Nederland heeft zich er in de onderhandelingen hard voor gemaakt dat alle lidstaten vertegenwoordigd worden in het nieuw op te richten Pharmacovigilance Risk Assessment Comité. Het is van groot belang dat alle lidstaten zijn aangesloten op een netwerk van geneesmiddelenbewaking, elkaar direct kunnen informeren en over dezelfde informatie beschikken. Het Europees Parlement heeft dit voorstel overgenomen en recent de eerste lezing afgerond.

Onder Spaans voorzitterschap is vergaande overeenstemming bereikt over het derde onderdeel van het geneesmiddelenpakket, het voorstel voor de aanpak van vervalste medicijnen. Zo is er een definitie van vervalsing afgesproken, waarmee tevens de afbakening is gewaarborgd ten opzichte van intellectuele en industriële eigendomsregelgeving. De Raad heeft geprobeerd de balans te bewaren tussen enerzijds een zo waterdicht mogelijk systeem en anderzijds zo min mogelijk lastenverzwaring voor industrie en bedrijfsleven. Eind april 2010 is de concept richtlijn in eerste lezing door het Europees Parlement besproken. De onderhandelingen met het Europees Parlement zullen naar verwachting onder Belgisch voorzitterschap worden afgerond.

Rechtvaardigheid en gezondheid in alle beleidsmaatregelen

In juni 2010 nam de Raad conclusies waarin wordt gepleit voor een gezamenlijke aanpak van de ongelijkheid op terrein van de gezondheidszorg. Solidariteit is een kernactiviteit van de EU-gezondheids strategie (2008–2013). Gestreefd wordt naar verkleining van ongelijkheid op terreinen als geestelijke gezondheid, jeugdgezondheid, kanker en hiv/aids.

Antimicrobiële resistentie

Recent werd het European Centre for Disease Prevention and Control opgericht dat de ontwikkelingen volgt op het terrein van microbacteriële resistentie en dat adviezen geeft over preventie. Met de oprichting van het centrum wordt beoogd eenduidigheid te realiseren van definities en interpretatie van gegevens, waardoor een betrouwbaarder beeld van het verloop van resistentie binnen de Unie ontstaat. Een Europese aanpak van deze problematiek biedt meerwaarde, aangezien resistente organismen zich niet houden aan landsgrenzen.

Vaccinatie kinderen

De Raad heeft een Raadsaanbeveling aangenomen over grensoverschrijdende aspecten van vaccinatie van kinderen. Deze aanbeveling richt zich op kinderen van gezinnen die in een andere lidstaat gaan wonen en vestigt aandacht op het risico dat verschillen in vaccinatieprogramma’s tussen landen een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van kinderen. Door het vrij verkeer van personen binnen de Unie krijgen steeds meer Europese burgers te maken met gezondheidssystemen die anders georganiseerd zijn dan in hun eigen land. De Commissie heeft het voornemen hierover in 2011 een voorstel uit te brengen.

Beleid in voorbereiding

Europese Digitale Agenda

De Europese Digitale Agenda is de opvolger van de i2010-agenda en een topprioriteit in het werkprogramma van de Commissie. De Commissie zal de komende twee jaar aan de hand van het bijbehorende actieplan tientallen concrete initiatieven op diverse deelterreinen lanceren in de vorm van wetgeving, beleidsprogramma’s, mededelingen en aanbevelingen. Het onderdeel E-health uit de Europese Digitale Agenda geeft de operationele streefdoelen aan op weg naar een grootschalige introductie van interoperabele elektronische medische dossiers en telegeneeskundige diensten. Voor Nederland is deze agenda belangrijk voor de houdbaarheid van de zorgsector in de toekomst.

Mededeling over radio-isotopen ten behoeve van de nucleaire geneeskunde

De Commissie is voornemens een mededeling te publiceren over de veiligheid van levering/gebruik van radio-isotopen ten behoeve van de nucleaire geneeskunde. De mededeling zal gaan over de bescherming van patiënten en medisch personeel overeenkomstig de stralingsbeschermingsrichtlijnen van Euratom en over de voorzieningszekerheid van radio-isotopen. Er komen specifieke initiatieven om een toereikende productie van radio-isotopen, die cruciaal zijn voor de nucleaire geneeskunde, te waarborgen.

Coördinatie pandemieën

De Commissie komt met een aanbeveling of mededeling ter ondersteuning van de doeltreffendheid en efficiëntie van Europese gezondheidssystemen bij de coördinatie van pandemieën. Een draaiboek voor bestrijding van een influenzapandemie in de Unie zal daarvan onderdeel uitmaken. Het Europese gezondheidssysteem zal effectiever en doeltreffender gemaakt worden om zich te weer te kunnen stellen tegen een pandemie. Reacties van de lidstaten op pandemieën moeten worden gecoördineerd, de impact ervan op de samenleving gematigd en vermijdbare verliezen voor de economie voorkomen.

Medische hulpmiddelen

De bestaande richtlijn inzake medische hulpmiddelen zal worden herzien. De voorschriften moeten duidelijker en eenvoudiger worden om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor het soepel functioneren van de interne markt.

Tabak

Beoogd wordt de bestaande richtlijn inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten te herzien. Er hebben zich in de regelgeving voor tabaksproducten wezenlijke ontwikkelingen voorgedaan die tot bijstelling van de richtlijn nopen. De wijzigingen moeten worden aangegrepen om het ontmoedigingsbeleid meer te focussen op jongeren en kwetsbare groepen.

Prijzen geneesmiddelen

Herziening van de transparantierichtlijn over prijsstelling en vergoeding van geneesmiddelen zit in de pijplijn. Het prijs- en vergoedingsbeleid van lidstaten is in de twintig jaar dat deze richtlijn al van kracht is, sterk veranderd en complexer geworden. In de herziene transparantierichtlijn dienen waarborgen voor een vrij verkeer van geneesmiddelen te worden heroverwogen en zo nodig geactualiseerd.

Gezondheid, voeding en het voorkomen van voedingsgerelateerde ziekten

Het verband tussen gezondheid, voeding en het voorkomen van voedingsgerelateerde ziekten is aangemerkt als een grote maatschappelijke uitdaging voor Europa, die vraagt om een gezamenlijk programmeringsinitiatief. De Commissie zal met een voorstel komen voor een aanbeveling inzake gezamenlijke programmering op dit gebied.

6. RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN

Vergaderdata:

 

30 september 2010

Informele Raad (Interne Markt)

11–12 oktober 2010

 

25–26 november 2010

 

10 december 2010

 

10–11 maart 2011

 

11–12–13 april 2011(tbc)

Informele Raad (Industrie/R&D)

30–31 mei 2011

 

Stand van zaken

Europa 2020-strategie

De Raad heeft in december 2009 conclusies aangenomen over de bijdrage aan de discussie over de opvolger van de Lissabon-strategie: de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. In maart 2010 presenteerde de Commissie haar mededeling ter zake: «Europe 2020: a strategy for smart, sustainable and inclusive growth». De Europese Raad van 25–26 maart heeft vervolgens de grote lijnen van de strategie vastgesteld, te weten: de focus, de hoofddoelen en de governance. Lidstaten werden uitgenodigd de hoofddoelen uit te werken in nationale doelen. Uiteindelijk zullen de lidstaten in het najaar van 2010 hun nationale doelen vastleggen.

Schone en energie-efficiënte voertuigen

Tijdens een informele Raadsbijeenkomst in februari 2010 is gesproken over de elektrische auto. Geconcludeerd werd dat groene voertuigen, en in het bijzonder elektrische auto’s en gerelateerde infrastructuur, substantiële kansen bieden om de economie te versterken, de energieafhankelijkheid te verminderen en bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen. In navolging van deze discussie heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over schone en energie-efficiënte voertuigen. Daarin zet de Commissie een strategie uit voor het stimuleren van de ontwikkeling van de markt voor schone en energie-efficiënte voertuigen. Deze strategie heeft betrekking op verschillende soorten voertuigen, zoals voertuigen die gebruik kunnen maken van elektriciteit, waterstof, biogas en biobrandstof. De Commissie stelt een aanzienlijk aantal acties voor de middellange en lange termijn voor, waaronder wetgevingsvoorstellen. Zo is het onder meer noodzakelijk om te komen tot standaardisatie van oplaadinfrastructuur voor elektrische auto’s. Ook zijn proefprojecten nodig met het oog op de interoperabiliteit van elektrische voertuigen in het hele gebied van de Unie. De High Level Group Cars21 zal opnieuw samenkomen met een verbreed mandaat. De Raad heeft in mei 2010 conclusies aangenomen over schone en energie-efficiënte voertuigen. Uit de conclusies spreekt brede steun voor de voorstellen van de Commissie.

Consumentenrechten

De Raad sprak in december 2009 voor het eerst inhoudelijk op politiek niveau over het richtlijnvoorstel consumentenrechten dat zich richt op modernisering van het consumenten-acquis. Het belangrijkste doel van de herziening is het realiseren van een interne markt voor consumenten. Gezocht wordt naar het juiste evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau van de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Het uitgangspunt van het richtlijnvoorstel is volledige harmonisatie van consumentenrechten. Er is tussen de lidstaten echter nog geen overeenstemming bereikt over het gewenste niveau van harmonisatie. De Commissie staat achter het uitgangspunt van volledige harmonisatie, maar is zich ervan bewust dat er bij de lidstaten en bij het Europees Parlement vrees bestaat dat dit kan leiden tot verlaging van het niveau van nationale consumentenbescherming. De Commissie pleit er daarom voor om vanuit het uitgangspunt van volledige harmonisatie per artikel tot inhoudelijke overeenstemming te komen. De Commissie concludeerde tijdens de Raad in mei 2010 dat een ruime meerderheid van de lidstaten een flexibele aanpak steunt. Bij een pragmatische en artikelgewijze benadering is vooruitgang op dit dossier mogelijk. Het Belgisch voorzitterschap heeft aangegeven te streven naar een algemene oriëntatie of een politiek akkoord.

Interne markt

De Raad sprak, vooral in 2009, over het belang van het respecteren van de regels van de interne markt- en staatssteunregels in tijden van economische crisis. Ook benadrukte de Raad het belang eerlijke concurrentieverhoudingen binnen de Unie te waarborgen. De Commissie riep de lidstaten expliciet op om protectionisme te vermijden. Nederland heeft meerdere malen benadrukt dat de maatregelen die in het kader van de economische crisis zijn genomen, zo snel mogelijk weer moeten worden afgebouwd, zodra de economische situatie dat toelaat.

De Raad verwelkomde het initiatief van de Commissievoorzitter om de interne markt als belangrijk strategisch onderwerp op de agenda van zijn nieuwe college te zetten. De Commissie zal voorstellen ontwikkelen voor een nieuw pakket maatregelen dat het functioneren van de interne markt verder kan verbeteren. Oud-Commissaris Mario Monti presenteerde in mei 2010 zijn rapport «A new strategy for the internal market» dat onder andere zal dienen als input voor de mededeling van de Commissie over de toekomst van de interne markt. In 2011 zal een witboek of een «Interne Markt Pact» worden gepresenteerd.

Eén van de belangrijkste prioriteiten in het afgelopen jaar was de implementatie van de dienstenrichtlijn en de start van het proces van wederzijdse evaluatie. De Raad sprak meerdere malen over de stand van zaken en de daarbij geboekte voortgang van de lidstaten. Het proces van wederzijdse beoordeling vormt belangrijke input voor toekomstig beleid ter versterking van de dienstenmarkt. Bovendien is het proces van wederzijdse beoordeling een nuttig instrument voor de bredere interne markt agenda.

EU-patent

Een EU-patent, dat het huidige dure en omslachtige systeem vervangt, zal het innovatief vermogen van de Unie substantieel versterken. De Raad van december 2009 bereikte een algemene oriëntatie over de verordening voor een EU-patent en nam Raadsconclusies aan over een kosteneffectief en kwalitatief hoogwaardig systeem voor geschilbeslechting. Het EU Hof van Justitie heeft zich echter nog niet uitgesproken over de regeling voor geschilbeslechting. Ook over het talenregime van het EU-patent zal nog verder moeten worden gesproken. Onder het Spaanse voorzitterschap is op ambtelijk niveau verder onderhandeld, maar dit heeft niet geleid tot agendering in de Raad.

MKB

In december 2009 beoogde het voorzitterschap tot een akkoord te komen over de Europese BV. De Europese BV moet het eenvoudiger maken voor ondernemers om over de grens te ondernemen. Dit voorstel was één van de onderdelen van de Europese Small Business Act (SBA) die de Raad in december 2008 heeft aangenomen. Ondanks de intensieve onderhandelingen is tijdens die Raad geen akkoord bereikt. Het is nu aan het Belgisch voorzitterschap om te bezien wanneer de onderhandelingen weer worden opgestart. Tegelijkertijd zal onder het Belgisch voorzitterschap een tussentijdse evaluatie van de gehele SBA worden gepresenteerd.

Het afgelopen jaar vonden onderhandelingen plaatst over de richtlijn late betalingen, onderdeel van de SBA. Met deze maatregel wordt getracht de financiële speelruimte van (kleine) ondernemingen te vergroten en hun concurrentiepositie te verbeteren. De wijzigingen van de richtlijn zien in het bijzonder op extra regelingen om te late overheidsbetalingen tegen te gaan. Behandeling van dit onderwerp in de Raad is uitgesteld en zal plaatsvinden onder het Belgisch voorzitterschap.

Industriebeleid

De Raad nam in mei 2009 conclusies aan over het EU-industriebeleid. Daarin werd benadrukt dat lidstaten bij de maatregelen in het kader van de economische crisis de regels van de interne markt en staatssteun moeten respecteren. De conclusies besteden tevens aandacht aan verbetering van de positie van het MKB en de dienstensector. Een concurrerende Europese industrie op mondiaal niveau maakt onderdeel uit van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

De Raad heeft in maart 2010 conclusies aangenomen ter voorbereiding op de industriemededeling die Commissaris Tajani in het najaar zal presenteren. Hierin benadrukte de Raad dat de primaire verantwoordelijkheid voor industriebeleid bij de lidstaten ligt en dat de rol van de Unie vooral horizontaal is en voornamelijk bestaat uit het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het bedrijfsleven. Belangrijke randvoorwaarden zijn de versterking van de interne markt, betere regelgeving, het stimuleren van innovatie en samenwerking op het terrein van onderzoek en ontwikkeling. Ook verbetering van de toegang tot financiering is een belangrijke randvoorwaarde.

Betere regelgeving

In september 2009 heeft de Raad een oriënterend debat gehouden over de mogelijkheid voor lidstaten om micro-ondernemingen uit te sluiten van de werkingssfeer van de jaarrekeningrichtlijn. Dit voorstel zou bijdragen aan vermindering van administratieve lasten voor vennootschappen in de Unie, door de Commissie becijferd op een besparing van 6,3 miljard euro voor kleine ondernemingen. Hoewel alle lidstaten het belang van het bereiken van de reductiedoelstelling van 25% lastenvermindering in 2012 delen, bleek uit de discussie in de Raad dat nog steeds sprake is van een blokkerende minderheid tegen vrijwillige vrijstelling van de richtlijn jaarrekeningenrecht voor micro-ondernemingen. Overigens wordt het voorstel wel gesteund door het Europees Parlement.

In december 2009 heeft de Raad verder conclusies aangenomen over betere regelgeving (Smart Regulation) en hebben lidstaten reductievoorstellen gedaan aan de hand van praktijkvoorbeelden. Naar verwachting zal de Commissie dit najaar een mededeling presenteren over haar beleid ten aanzien van betere regelgeving. Hiervoor loopt nu een consultatie bij de lidstaten. Nederland heeft als input het rapport «Smart Regulation: a cleaner, fairer and more competitive Europe» ingediend, dat Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk en Denemarken heeft opgesteld. Het rapport bevat concrete aanbevelingen aan de Europese instellingen, ter illustratie gekoppeld aan best practices binnen de Unie.

De Commissie heeft eerder aangegeven dat het onderwerp betere regelgeving hoog op de agenda blijft staan. Het dossier valt nu rechtstreeks onder Commissievoorzitter Barroso. Tevens is het mandaat van de Stoiber-groep – de groep van belanghebbenden die adviseert over het Administratieve Lasten Actieprogramma van de Commissie – verlengd en verbreed.

ITER

De International Thermonuclear Experimental Reactor (ITER) is een in Frankrijk te bouwen onderzoeksfaciliteit waarmee de haalbaarheid moet worden onderzocht van kernfusie als schone en veilige energiebron voor de toekomst. De ontwikkeling en bouw van ITER is een gezamenlijk project van de Unie en een aantal internationale partners (China, India, Japan, Rusland, Zuid-Korea en de VS). De Unie financiert het grootste deel van deze faciliteit en is vestigingsplaats (Cadarache, Frankrijk). Er zijn echter forse kostenoverschrijdingen te verwachten, waardoor de kosten voor de Unie hoogstwaarschijnlijk uitkomen op 6,6 miljard euro, waarvan 1,4 miljard binnen de huidige financiële perspectieven. Dit betreft de jaren 2012 en 2013. Om te komen tot besluitvorming heeft de Raad een taskforce ingesteld waarin ambtelijke vertegenwoordigers van de lidstaten zitting hebben, die samen met de Commissie een financieringsoplossing voor de EU-bijdrage moeten voorbereiden. Pas daarna kan de Raad definitief goedkeuren dat de Unie instemt met het baseline scenario en dat zij zich daarmee verder committeert aan de bouw van ITER. Op basis van de uitkomst van deze taskforce zijn Raadsconclusies opgesteld die in juli 2010 zijn aangenomen. De conclusies vormden het politieke mandaat van de Commissie om eveneens in juli in te stemmen met het bouwscenario voor ITER.

Zevende Kaderprogramma (KP7)

In maart 2010 heeft de Raad conclusies aangenomen over de tussentijdse evaluatieresultaten en aanbevelingen van de Commissie aangaande de Europese Onderzoeksraad (ERC). De ERC levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van Europa’s onderzoekscapaciteiten door ondersteuning van grensverleggend onderzoek. De conclusies bevestigen de bevinding van de evaluatiecommissie dat de ERC een buitengewoon succesvolle start heeft gemaakt als nieuw en essentieel instrument voor de Europese wetenschap. De wetenschappelijke strategie van de ERC, diens methode van de subsidietoekenningen en de kwaliteit van diens peer reviews worden door het wetenschappelijke veld breed erkend. Daarnaast bevatten de conclusies een aantal aanbevelingen voor verbeteringen in de werkwijze van de ERC en benadrukken zij het belang van betere aansluiting van de Europese financiële en administratieve regels op de behoeftes van onderzoek.

Onduidelijk is wat er precies gaat gebeuren met het volgende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie (KP8) en het kaderprogramma voor innovatie (CIP-II). Een belangrijk aspect bij de uitvoering van het resterende deel van KP7 en de invulling van KP8 is verdere vereenvoudiging van deelname. Het gaat dan bijvoorbeeld om overschakeling op een systeem dat is gebaseerd op vertrouwen, waardoor de administratieve lasten voor deelnemers aan het Kaderprogramma worden verminderd. Onder de komende voorzitterschappen zal vereenvoudiging van het kaderprogramma verder worden uitgewerkt en geïmplementeerd.

ERA

De Europese onderzoeksruimte (European Research Area, ERA) richt zich op het zo vrij mogelijk circuleren van onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën. Inzet hierbij is onder meer versterking van de concurrentiekracht van Unie en de Europese industrie alsook het bevorderen van onderzoek dat bijdraagt aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Het afgelopen jaar is voornamelijk aandacht besteed aan de aansturing (governance) van de ERA, de «sociale dimensie» ervan en aan het ERA-initiatief om onderzoek tussen lidstaten gezamenlijk te programmeren. Ten aanzien van ERA «governance» is er een nieuw mandaat gekomen voor het ambtelijk comité dat de Raad en de Commissie adviseert over het beleid met betrekking tot het wetenschappelijk en technologisch onderzoek. Dit comité moet in de toekomst vooral strategisch over de ontwikkeling van de ERA gaan adviseren. Ook moet het comité een stimulerende rol gaan spelen bij het wederzijds leren tussen lidstaten van elkaars beleid. Wat betreft de «sociale dimensie» van de ERA zijn er conclusies aangenomen die de rol onderstrepen van onderzoek en ontwikkeling bij het vinden van oplossingen voor grote uitdagingen als vergrijzing en energievoorziening.

Ook bij het ERA-initiatief Gezamenlijk Programmeren van onderzoek is voortgang geboekt. Het doel is dat lidstaten hun onderzoek op het gebied van een aantal grote maatschappelijke vragen zo goed mogelijk op elkaar afstemmen. In de Raad van december 2009 zijn de gemeenschappelijke visie en strategische onderzoeksagenda vastgesteld voor drie thema’s met bijbehorende maatschappelijke uitdagingen, te weten: (i) landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering; (ii) gezondheid, voeding en de preventie van dieetgerelateerde ziekten, en (iii) cultureel erfgoed en mondialisering. Momenteel worden initiatieven op deze drie thema’s uitgewerkt. Daarnaast heeft de Raad ingestemd met de verdere uitwerking van een volgende reeks thema’s.

GMES

GMES (Global Monitoring for Environment and Security) is een door de Unie geleid initiatief voor observatie van de aarde. Daarmee kunnen informatiediensten worden opgezet voor beter milieubeheer en meer veiligheid voor burgers. GMES leverde bijvoorbeeld satellietkaarten op van de rampgebieden in Haïti na de aardbeving begin 2010, waarvan hulpdiensten gebruik maakten. In de Raad van maart 2010 heeft het voorzitterschap een voortgangsrapport gepresenteerd ten aanzien van de onderhandelingen in Raadskader over de verordening voor GMES en de initiële operaties voor de periode 2011–2013 die erop gericht zijn dat het systeem in 2014 volledig operationeel zal zijn. In 2010 dient een akkoord te worden bereikt, zodat de verordening per 1 januari 2011 in werking kan treden. Hiermee komt operationeel budget voor de GMES-diensten beschikbaar en wordt er zekerheid van informatiecontinuïteit geboden aan overheidsdiensten en aan commerciële dienstverleners. Het Europees Parlement heeft het voorstel van de Commissie voor de operationele fase 2011–2013 voor GMES in eerste lezing in juni aangenomen.

De onderhandelingen over de verdeling van de beschikbare middelen voor GMES in de periode 2011–2013 – onder andere FP7-fondsen en nieuwe middelen die met de verordening worden gemobiliseerd – vinden momenteel plaats. Ook over de aansturing van GMES en over het data- en informatiebeleid zullen het komende jaar besluiten worden genomen.

Beleid in voorbereiding

Interne Markt

De Commissie zal in oktober een mededeling uitbrengen over de toekomst van de interne markt waarna in 2011 een witboek of een Interne Markt Pact zal worden gepresenteerd.

EU-patent

Het Belgisch voorzitterschap heeft aangegeven het EU-patent als een van zijn prioriteiten te beschouwen. De Commissie heeft op 1 juli een voorstel gepresenteerd voor het talenregime van het EU-patent.

Industriebeleid

Commissaris Tajani heeft aangekondigd in het najaar met een mededeling te komen over het Europees industriebeleid. Deze mededeling vormt één van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Ook zal de Commissie dit najaar een mededeling uitbrengen over de toegang tot schaarse grondstoffen.

Onderzoek- en Innovatieplan en 8e Kaderprogramma (KP8)

De Commissie zal in oktober 2010 haar Onderzoek- en Innovatiestrategie presenteren. Het betreft één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Tijdens de Europese Raad in oktober 2010 zal «onderzoek en innovatie» als specifiek thema worden geagendeerd.

7. RAAD VERVOER, TELECOM EN ENERGIE

Vergaderdata:

 

16–17 september 2010

Informele Raad VTE (Vervoer)

15 oktober 2010

Raad VTW (Vervoer en Telecom)

2–3 december 2010

Raad VTE (Vervoer en Telecom)

6–7 februari 2011(tbc)

Informele Raad VTE (Vervoer)

28 februari 2011

Raad VTE (Energie)

31 maart 2011

Raad VTE (Vervoer)

2–3 mei 2011(tbc)

Informele Raad VTE (Energie)

27 mei 2011

Raad VTE (Telecommunicatie)

16 juni 2011

Raad VTE (Vervoer)

17 juni 2011

Raad VTE (Energie)

Vervoer

Stand van zaken

Landvervoer

Grensoverschrijdende handhaving verkeersveiligheid

In maart 2008 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn gepubliceerd over grensoverschrijdende handhaving van verkeersveiligheid. Doel van het voorstel is om het bekeuren van verkeersovertredingen door Europese burgers in andere lidstaten te vergemakkelijken. Tijdens de Raad van oktober en december 2008 is het niet gelukt om tot een akkoord te komen, omdat er discussie ontstond over de vraag of dit voorstel wel onder de toenmalige eerste pijler van het EG-verdrag thuishoorde. Het Zweedse voorzitterschap wilde het voorstel niet verder behandelen totdat het Verdrag in werking trad. Sinds de inwerkingtreding op 1 december 2009 is het onderwerp echter nog niet geagendeerd op de Raad. Voor het Belgisch voorzitterschap is het voorstel een prioriteit.

Herziening Eurovignetrichtlijn

Het voorstel tot herziening van de Eurovignetrichtlijn beoogt het mogelijk te maken in de tolgelden voor zware vrachtwagens een bepaald bedrag op te nemen dat betrekking heeft op de door het vervoer veroorzaakte externe kosten van luchtverontreiniging, lawaaihinder en congestie. Om deze externe kosten zo goed mogelijk te weerspiegelen, wordt voorgesteld de hoogte van het tolgeld te variëren naar afgelegde afstand, plaats en tijdstip dat de wegen worden gebruikt. Gebleken is dat de lidstaten dusdanig van mening verschillen over dit voorstel dat een akkoord zowel onder Frans als onder Tsjechisch voorzitterschap niet mogelijk was. Ook in de tweede helft van 2009 en de eerste helft van 2010 is geen voortgang bereikt in dit dossier. Het Belgisch voorzitterschap heeft aangegeven dit dossier verder op te pakken.

Uitsluiting zelfstandige beroepschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijn

Het voorstel voor een richtlijn inzake de uitsluiting van zelfstandige beroepschauffeurs van de arbeidstijdenrichtlijn komt tegemoet aan de verplichting die de Commissie op basis van richtlijn 2002/15/EG heeft. Deze richtlijn stelt grenzen aan de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (beroepschauffeurs). Bij de vaststelling in 2002 werden zelfstandige beroepschauffeurs voorlopig uitgesloten van het toepassingsbereik van deze richtlijn. Tevens werd afgesproken dat uiterlijk 23 maart 2009 de Commissie deze uitzondering zou heroverwegen.

De Commissie kiest er in het voorstel voor om zelfstandige beroepschauffeurs niet onder het toepassingsbereik van richtlijn 2002/15/EG te brengen. De Raad van maart 2009 heeft hiermee ingestemd. Het Europees Parlement heeft echter tegen deze uitzondering gestemd en het voorstel verworpen. De Commissie heeft aangegeven het voorstel te zullen intrekken.

Concurrerend spoorgoederenvervoer

De Commissie heeft in 2008 een voorstel gepubliceerd voor een verordening inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend spoorgoederenvervoer. Hiertoe is een aantal grensoverschrijdende spoorgoederencorridors aangewezen. Op deze corridors zullen lidstaten, infrastructuurbeheerders en toezichthouders verregaand samenwerken op het gebied van onder andere investeringsplanning, terminalplanning, groot onderhoud, capaciteitsmanagement en verkeersleiding. Over het voorstel is inmiddels een akkoord bereikt tussen Raad en Europees Parlement.

Passagiersrechten busvervoer

In 2008 heeft de Commissie tevens een voorstel gepubliceerd voor een verordening inzake passagiersrechten in het busvervoer. Het voorstel heeft tot doel de rechten van autobus- en touringcarpassagiers vast te stellen. Het bevat bepalingen op het gebied van de aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers en bij verlies of beschadiging van hun bagage. Verder zijn in het voorstel opgenomen bijstand van personen met beperkte mobiliteit, verplichtingen voor autobus- en touringcarexploitanten bij annulering of vertraging van een reis, informatieplicht en klachtenbehandeling. De Raad van december 2009 bereikte een gemeenschappelijk standpunt over dit voorstel. Momenteel bevindt het voorstel zich in de bemiddelingsprocedure tussen Europees Parlement en Raad.

Stedelijke mobiliteit

Eind 2009 heeft de Commissie het actieplan stedelijke mobiliteit uitgebracht. Dit actieplan bevat twintig maatregelen om lokale, regionale en nationale overheden te helpen hun doelstellingen betreffende duurzame stedelijke mobiliteit te realiseren. Over het actieplan zijn in de Transportraad van juni 2010 Raadsconclusies aangenomen.

Zeescheepvaart

Passagiersrechten zee- en binnenvaart

In 2008 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een verordening inzake passagiersrechten voor de zee- en binnenvaart. Het voorstel heeft tot doel bepaalde, nog niet eerder vastgelegde rechten van passagiers te waarborgen die over zee of binnenwateren reizen, inclusief personen met beperkte mobiliteit. Over het voorstel hebben het Europees Parlement en de Raad een akkoord bereikt.

Meldingsformaliteiten voor schepen in Europese havens

Het voorstel voor een richtlijn inzake meldingsformaliteiten voor schepen in Europese havens beoogt de administratieve procedures voor schepen bij aankomst in of vertrek uit de havens van de lidstaten te vereenvoudigen. Deze vereenvoudiging moet plaatsvinden door de invoering van elektronische informatieoverdracht en door rationalisering van de meldingsformaliteiten. Vereenvoudiging van de procedures en de aansluiting van EU-regelgeving op internationale regelgeving (met name opgesteld door de Internationale Maritieme Organisatie) komen ten goede aan de efficiëntie van het zeevaartverkeer en bevorderen het Europese kustvervoer. Over het voorstel hebben het Europees Parlement en Raad een akkoord bereikt.

Integraal maritiem beleid

Bij wijze van uitwerking van de Integrated Maritime Policy (IMP) heeft de Commissie in 2009 vier mededelingen uitgebracht: de internationale dimensie van het IMP, een regionale IMP-strategie voor de Middellandse Zee, integratie van maritiem toezicht en voortgang van het integrale maritieme beleid. In november 2009 zijn door de Raad over deze mededelingen conclusies aangenomen, en in juni 2010 over Integraal Maritiem Beleid die verwijzen naar een vijftal nog te verschijnen Commissievoorstellen ter zake.

Luchtvaart

Single European Sky

De Commissie heeft in 2008 een voorstel gepubliceerd tot wijziging van de Single European Sky (SES) verordeningen. Het voorstel heeft tot doel de prestaties van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren op de punten veiligheid, capaciteit, efficiëntie, kosten en milieuvriendelijkheid. De uitwerking van de SES vindt plaats in verschillende Functional Airspace Blocks. Nederland vormt samen met België, Luxemburg, Zwitserland, Duitsland en Frankrijk het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC). De betrokken lidstaten streven ernaar in december dit jaar een FABEC-verdrag ratificeren. Het voornemen is om FABEC vervolgens in 2012 te implementeren.

SESAR

Het SESAR-project beoogt technologische harmonisatie en innovatie van de huidige luchtverkeersleidingsystemen in Europa te realiseren. Op dit moment bevindt het project zich in de ontwikkelingsfase. De Raad heeft in oktober 2009 mandaat verleend aan de Commissie om onderhandelingen te starten met de Federale luchtvaartadministratie in de VS. In juni 2010 zijn de onderhandelingen afgerond en is een Memorandum van Samenwerking gesloten. Doel is het bevorderen van de interoperabiliteit tussen de luchtverkeersleidingssystemen. Zowel in de Unie (SESAR) als in de VS (NextGen) wordt momenteel gewerkt aan vernieuwing van deze systemen.

Heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart

Het voorstel voor een richtlijn inzake de heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart heeft tot doel een gemeenschappelijk kader te creëren, met algemene beginselen over de wijze waarop luchthavenexploitanten beveiligingsheffingen dienen vast te stellen. Deze heffingen dienen om de beveiligingskosten door te berekenen aan de luchtvaartmaatschappijen. De toepassing van basisprincipes draagt eraan bij dat de vaststelling van de beveiligingsheffingen in alle lidstaten volgens eerlijke spelregels en op gepaste wijze verloopt. Over het voorstel is in de Raad van maart 2010 door het voorzitterschap een voortgangsrapportage gepresenteerd.

Herziening richtlijn ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

Het voorstel beoogt de samenwerking en coördinatie op het gebied van ongevallenonderzoek in de burgerluchtvaart te bevorderen. Dit beoogt de Commissie te bereiken door een Europese netwerkorganisatie op te richten. Deze netwerkorganisatie bouwt voort op de al bestaande informele samenwerkingsverbanden van nationale onderzoeksinstellingen. Tevens wordt vastgelegd op welke wijze EASA bij een veiligheidsonderzoek betrokken kan worden. Lidstaten dienen er op toe te zien dat er een nationaal plan voor bijstand aan de slachtoffers van een vliegramp en hun familie wordt opgesteld. Het voorstel zal kracht van wet krijgen zodra het Europees Parlement in september 2010 een al met de Raad bereikt informeel akkoord zal bekrachtigen.

Aswolk

Naar aanleiding van de sluiting van het Europese luchtruim als gevolg van de uitbarsting van de Eyjafjallajökull heeft de Commissie op 27 april 2010 een rapport uitgebracht waarin de gevolgen van de sluiting van het Europese luchtruim in kaart zijn gebracht en waarin een aantal voorstellen wordt gedaan voor maatregelen op korte en langere termijn. Over dit rapport zijn tijdens een extra Raad op 4 mei 2010 Raadsconclusies aangenomen. Inmiddels heeft de Commissie een groot gedeelte van de aangekondigde acties in gang gezet, waaronder de oprichting van een crisiscel waarin zowel de relevante Commissiediensten als EASA, Eurocontrol en vulkaanadviescentra (VAAC) zitting hebben.

Externe betrekkingen

In de loop van 2008 zijn de onderhandelingen gestart over de tweede fase van de luchtvaartovereenkomst tussen de Unie en de VS. Hierin wordt onder meer gesproken over verdere liberalisering van verkeersrechten en nog nauwere samenwerking op het gebied van luchtvaartbeleid. Op de Raad van juni 2010 is de tweede fase overeenkomst aangenomen en getekend.

Als onderdeel van de agenda voor een communautair extern burgerluchtvaartbeleid heeft de Commissie in mei 2010 een mededeling gepubliceerd over liberalisering van de luchtvaartmarkt tussen de Unie en Brazilië. De verwachting is dat op de Raad van december 2010 Raadsconclusies zullen worden aangenomen over de mededeling.

Intermodale vraagstukken

Groenboek TEN-T

In 2009 heeft de Commissie haar Groenboek TEN-T over Trans-Europese Netwerken (TEN) uitgebracht. Dit Groenboek was de basis voor een brede publieke consultatie die in mei 2009 is afgerond. Het uitgangspunt voor de Nederlandse inzet is vastgelegd in de kabinetsreactie op het Groenboek TEN-T. Over het Groenboek zijn in juni 2009 Raadsconclusies aangenomen. De Commissie beoogt in 2010 een herziening van het beleid ten aanzien van de Trans-Europese vervoersnetwerken.

Intelligente vervoerssystemen

De Raad en het Europees Parlement hebben een akkoord bereikt over de richtlijn tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente transportsystemen (ITS) op het gebied van wegvervoer. Het voorstel heeft tot doel een nieuwe impuls te geven aan de invoering en het gebruik van ITS-systemen in het wegverkeer. ITS staat voor de ontwikkeling en toepassing van informatie- en communicatietechnologieën in de transportsector. Voorbeelden van ITS-toepassingen in het wegverkeer zijn: routenavigatiesystemen, tracking and tracing van goederen, real time verkeers- en reisinformatie, verkeersmanagementsystemen en geavanceerde bestuurdershulpsystemen (zoals e-Call).

Beleid in voorbereiding

Witboek Vervoer

Het belangrijkste voornemen van de Commissie op het gebied van transport is het Witboek Vervoer, dat voor het einde van het jaar wordt verwacht. Dit Witboek vormt de uitwerking van het onderdeel van de Europa 2020-strategie betreffende transport en zal een alomvattend Europees beleidsprogramma bevatten voor de periode 2010–2020 op voor Nederland vitale gebieden als verduurzaming (decarbonisation), concurrentiekracht, veiligheid en werkomstandigheden.

TEN-T

Op het gebied van infrastructuur kondigt de Commissie een herziening aan van het beleid ten aanzien van de Trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T). Deze herziening zal nauw verbonden zijn met de publicatie van het Witboek Vervoer.

Spoorvervoer

In het Commissiewerkprogramma wordt een mededeling aangekondigd over toegang tot de spoorwegmarkten waarin onder andere gekeken zal worden naar binnenlands personenvervoer.

Galileo

Na een akkoord tussen Raad en EP over de wijziging van de bestaande verordening inzake de beheerstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (de Global Navigation Satellite Systems Supervisory Authority GSA) en publicatie van een actieplan over de toepassingen van Galileo zal de Commissie in de tweede helft van 2010 naar verwachting nog twee voorstellen publiceren: (1) een regelgevend voorstel over de toegang tot de Public Regulated Services (PRS) van Galileo en (2) een mededeling over de Europese satellietnavigatieprogramma’s, onder andere over de kosten van de volledige ontplooiing van EGNOS en Galileo en naar verwachting ook over het beheer en financiële planning van EGNOS en Galileo na 2013.

Telecommunicatie

Stand van zaken

Europese Digitale Agenda

Op 19 mei jl. heeft de Commissie de Europese Digitale Agenda gepresenteerd in de vorm van een mededeling met bijbehorend actieplan. De Digitale Agenda is de opvolger van het i2010-programma en één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Doel ervan is om het economische en maatschappelijk potentieel van ICT en Telecom te maximaliseren om zo innovatie, productiviteit en economische groei te stimuleren. Als prioriteiten noemt de Commissie de digitale interne markt, interoperabiliteit en standaarden, veiligheid en vertrouwen, snel en supersnel internet, onderzoek en innovatie, digitale vaardigheden, en de bijdrage van ICT aan maatschappelijke uitdagingen op het terrein van onder andere milieu, zorg, transport en eGovernment. Eind mei 2010 heeft de Raad door middel van conclusies steun betuigd aan de mededeling en de prioriteiten omarmd die hierbinnen worden genoemd.

Herziening EU-reguleringskader op het gebied van elektronische communicatie

Op 20 november 2009 heeft de Raad ingestemd met het zogeheten telecompakket. Op 19 december 2009 is het pakket officieel EU-wetgeving geworden. De lidstaten hebben tot en met juni 2011 de tijd om de bepalingen om te zetten in nationale wetgeving. Met het nieuwe telecompakket is ook een nieuw orgaan van Europese toezichthouders in de elektronische communicatiesector ingesteld, het Body of European Regulators for Electronic Communications (BEREC). Dit orgaan bestaat uit de hoofden van de 27 nationale telecomtoezichthouders en treedt in de plaats van de European Regulators Group. BEREC is per 28 januari 2010 van start gegaan. De vestigingsplaats is Letland. Het orgaan moet zorgen voor consistente regelgeving in de hele Unie om de Europese telecommarkt te versterken. Voor Nederland maakt de voorzitter van de OPTA deel uit van het nieuwe orgaan.

Digitaal Dividend

Digitaal dividend is de ruimte die beschikbaar komt in het radiospectrum als gevolg van de transitie van analoge naar digitale televisie; digitale omroeptransmissie werkt immers veel efficiënter dan analoge. Eind 2012 zal de televisie in de hele Unie digitaal worden. Als gevolg daarvan zal ongeveer 75% van het radiospectrum vrijkomen dat voorheen bezet werd door analoge televisiekanalen. De vrijgekomen ruimte kan worden ingezet voor nog meer omroepdiensten, dan wel hoge kwaliteit televisie (HDtv) en/of elektronische communicatiediensten zoals mobiel breedband. Nederland is eind 2006 al overgegaan op digitale televisie en een aanzienlijk deel van het beschikbaar gekomen digitale dividend is aangewend voor omroepdoeleinden (zoals Digitenne). Als in 2012 ook de buurlanden overgaan op digitale televisie, komt er additionele frequentieruimte vrij.

In december 2009 heeft de Raad conclusies aangenomen over het digitale dividend en steun betuigd aan een mededeling van de Commissie hierover. Lidstaten worden in de conclusies verzocht de technische harmonisatie van de 800 MHz band, waarbinnen het digitale dividend vrijkomt, zoveel mogelijk te faciliteren. De idee is dat gebruik van het digitaal dividend kan bijdragen aan het streven naar (mobiel) «breedband voor iedereen» – een belangrijk uitgangspunt binnen de Europese Digitale Agenda en de nog te presenteren breedbandstrategie. Bij de vaststelling van het radiospectrumbeleidsprogramma vindt op dit moment een discussie plaats over een eventueel verplichte datum waarop de 800 MHz band beschikbaar moet zijn voor elektronische telecommunicatie.

eGovernment

Per 1 januari 2010 is het EU-programma Interoperability Solutions for European Public Administrations (ISA) gestart. Het ISA-programma heeft tot doel de interoperabiliteit te bevorderen van de informatie-infrastruc turen van overheden in de Unie. Dit najaar brengt de Commissie naar verwachting een nieuw eGovernment actieplan uit. Het actieplan betreft nadere uitwerking van dit thema uit de Digitale Agenda en bevat een gemeenschappelijke agenda voor lidstaten en Commissie om een extra impuls te geven aan eGovernment. Prioriteiten zijn betrokkenheid van burgers en bedrijven, versterking van de interne markt, efficiency en effectiviteit. Gerelateerd hieraan wordt ook een mededeling over interoperabiliteit verwacht. Met het actieplan kan het Nederlandse eGovernment beleid worden afgestemd op Europese ontwikkelingen.

Beleid in voorbereiding

Europese Digitale Agenda

Tussen 2010 en 2013 zal een aantal concrete voorstellen van de Commissie volgen op de diverse prioriteitsgebieden van de Europese Digitale Agenda.

Europese breedbandstrategie

De Europese Raad van maart 2009 riep de Commissie op een Europese breedbandstrategie te presenteren. Deze strategie zal een gemeenschappelijk kader vormen voor acties op nationaal en op EU-niveau. Die acties zijn erop gericht de voordelen van de interne markt te maximaliseren en het investeringsklimaat voor particuliere investeerders in breedband netwerken aantrekkelijker te maken. Mobiel breedband speelt een belangrijke rol bij het realiseren van de hoofddoelstelling van de breedbandstrategie: «breedband voor iedereen». De strategie wordt in het najaar van 2010 verwacht.

Tevens heeft de Commissie een publieke consultatie gehouden over de toekomst van de universele dienst. Veel aandacht daarin ging uit naar de vraag in hoeverre de universele dienst een rol kan spelen in het realiseren van de doelstelling «breedband voor iedereen». In september 2010 zal de Commissie een rapport presenteren met de uitkomsten van de consultatie en de verdere stappen.

Het Europees Spectrum Programma

Bij de herziening van de EU-telecomregels hebben de Raad en het Europees Parlement de Commissie verzocht een meerjaren radiospectrumbeleidsprogramma te formuleren. Algemeen doel van het programma is de beleidslijnen uit te zetten voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik. Het gebruik van frequentiespectrum ligt aan de basis van alle draadloze elektronische communicatie, variërend van bijvoorbeeld telefonie, mobiel internet en omroep tot vervoer en ruimtetoepassingen. Een efficiënt en effectief spectrumbeleid is wezenlijk voor economische groei en voor economische welvaart, zeker nu de maatschappij steeds meer afhankelijk wordt van draadloze communicatie. Er is goede coördinatie nodig op EU- en internationaal niveau om grensoverschrijdende storing tussen systemen te voorkomen, en om grensoverschrijdend verkeer en dito diensten goedkoper en gemakkelijker te maken. De Commissie is in maart 2010 een raadpleging gestart over de strategische prioriteiten voor een EU-radiospectrumbeleidsprogramma voor 2011–2015. Deze raadpleging zal dienen als input voor het door de Commissie op te stellen radiospectrumbeleidsprogramma, dat zij naar verwachting najaar 2010 zal presenteren.

Netwerk- en informatieveiligheid

De Raad heeft in december 2009 een resolutie aangenomen over netwerk- en informatieveiligheid. Hierin spreekt de Raad steun uit voor het actieplan van de Commissie voor de bescherming van vitale informatie-infrastructuren. De Commissie heeft in de Europese Digitale Agenda aangekondigd dat zij de komende tijd maatregelen zal presenteren voor versterking van het netwerk- en informatieveiligheidsbeleid, waaronder een verordening voor de verlenging en de versterking van het mandaat van ENISA (het Europees agentschap voor informatie- en netwerkveiligheid) en het opzetten van een «Computer Emergency Response Team» (CERT) voor de EU-instellingen.

Tussentijdse evaluatie roamingverordening

Vanaf juni 2007 is de roamingverordening van kracht om grensoverschrijdend mobiel bellen in de Unie goedkoper te maken. De verordening stelt een zogenaamd Eurotarief vast voor mobiel bellen en gebeld worden in een andere lidstaat. Per juli 2009 is de werkingsfeer van de verordening uitgebreid met grensoverschrijdend sms’en en dataverkeer (mobiel internet). De Commissie heeft in de zomer van 2010 een tussentijdse evaluatie gepresenteerd. Daarna volgt een Europese consultatie over de werking van de roamingverordening op basis van een impactstudie van de Commissie. In juni 2011 vindt de eindevaluatie plaats waarin zal worden bezien of, en zo ja op welke termijn en op welke wijze de roamingverordening kan worden afgeschaft dan wel worden vereenvoudigd.

Energie

Stand van zaken

Verordening notificatie investeringsprojecten energie-infrastructuur

De Raad van 12 maart 2010 bereikte een politiek akkoord over de verordening aangaande notificatie van investeringsprojecten in de energie-infrastructuur. Ook werd overeenstemming bereikt met het Europees Parlement, waardoor de verordening na de zomer 2010 kan worden gepubliceerd. De verordening vervangt de verordening uit 1996 en creëert een gemeenschappelijk kader voor een tweejaarlijkse rapportage van lidstaten aan de Commissie over investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur in de sectoren elektriciteit, gas, aardolie, biobrandstoffen en vervoer en opslag van kooldioxide. Het aangepaste montering- en rapporteringsysteem stelt de Commissie in staat een adequate sectoroverschrijdende analyse te maken van de structurele ontwikkelingen in de Unie en de vooruitzichten op het gebied van energie-infrastructuur. Tevens kunnen hierdoor mogelijke belemmeringen voor het doen van investeringen worden geïdentificeerd.

Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-Plan)

Tijdens de Raad van 12 maart 2010 werden conclusies aangenomen over de Commissie-mededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstof arme technologieën». Daarin zette de Commissie de financiële consequenties uiteen van het in 2007 uitgebrachte Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-Plan). Voor de periode tot 2020 heeft de Commissie routekaarten ontwikkeld om de ontwikkeling van koolstofarme technologieën te bevorderen, inclusief een aantal bijbehorende initiatieven. Deze betreffen de zes Europese Industriële Initiatieven (voor de ontwikkeling van wind, zonne- en bio-energie, een nieuwe generatie nucleaire energie, intelligente elektriciteitsnetwerken en Carbon Capture and Storage/CCSe), het Intelligente Steden initiatief (voor de bevordering van energiezuinige technologie) en de Europese Energie Onderzoek Alliantie (voor meer samenwerking tussen nationale energieonderzoeksinstellingen). De Commissie schat in dat de komende 10 jaar een extra investering van 50 miljard euro voor energietechnologisch onderzoek in de Unie nodig zal zijn, wat bijna een verdrievoudiging van de huidige onderzoeksbudgetten zou betekenen. Deze zal zowel privaat als publiek, en op zowel nationaal als EU-niveau, bekostigd moeten worden.

Energieprestaties van gebouwen, energie-etikettering en bandenlabelling

In oktober 2009 werd een akkoord bereikt over de verordening bandenlabelling. Door deze verordening krijgen consumenten inzicht in de energiezuinigheid, veiligheid en geluidsproductie van banden door middel van een sticker op de band. Voorts bereikten de Raad en het Europees Parlement eind november een akkoord over de richtlijn energieprestaties van gebouwen en de herziening van de kaderrichtlijn energie-etikettering. Doel van de richtlijn energieprestaties van gebouwen is om lidstaten aan te sporen op kosteneffectieve wijze de huidige energieprestaties van gebouwen te verbeteren via bronbeleid. Lidstaten moeten de bepalingen van de richtlijn op 31 december 2010 hebben omgezet en op 31 januari 2012 volledig ten uitvoer hebben gelegd. Op verzoek van Nederland heeft de Commissie in de Raad bevestigd dat de aanbevelingen die de Commissie kan doen ten aanzien van maatregelen ter bevordering van energiezuinigheid van gebouwen, geen afbreuk doen aan de competentie van lidstaten om zelf te bepalen welke financiële instrumenten zij inzetten.

Tot slot vormt de richtlijn energie-etikettering een kader waarbinnen voor de verschillende productgroepen afzonderlijke richtlijnen worden vastgesteld die door lidstaten moeten worden omgezet in nationale wet- en regelgeving. Met de richtlijn wordt de reikwijdte van de kaderrichtlijn energie-etikettering verbreed van huishoudelijke apparaten naar alle energiegerelateerde producten met een significant effect op het energieverbruik (zoals ovens voor de industrie en isolatiematerialen). Daarnaast maakt het voorstel de kaderrichtlijn doeltreffender door onder andere de mogelijkheid te creëren om per productgroep verordeningen of besluiten (in plaats van afzonderlijke richtlijnen) te publiceren. Deze hoeven niet eerst in nationale wetgeving te worden omgezet. Hierdoor kan binnen beperkte tijd de verplichting tot etikettering van nieuwe producten worden opgelegd.

Beleid in voorbereiding

Energieinfrastructuurpakket

In februari 2009 heeft de Commissie het groenboek «Naar een Europees energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening» gepubliceerd. Dit groenboek maakt onderdeel uit van de tweede strategische herziening van het energiebeleid (Second Strategic Energy Review; SER II) zoals gepresenteerd door de Commissie op 13 november 2008 en heeft als doel het Europees infrastructuurbeleid en het daaruit voortvloeiende TEN-E programma te herzien. De Commissie zal naar verwachting in november 2010 een nieuw infrastructuurpakket publiceren dat onder andere het beleidskader en prioriteiten voor investeringen in inter-connecties en de ontwikkeling van smart grids in de Unie zal schetsen.

Verordening leveringszekerheid aardgas

Naar verwachting zal het Belgisch voorzitterschap streven naar een akkoord in eerste lezing met het Europees Parlement over de verordening leveringszekerheid aardgas. De verordening beoogt de leveringszekerheid van gas in de Unie te versterken. De voorgestelde preventieve maatregelen en noodplannen – die moeten worden opgesteld door een door elke lidstaat aan te wijzen Bevoegde Autoriteit – moeten lidstaten beter in staat stellen om de levering aan beschermde klanten (vooral huishoudens) bij potentiële verstoringen te kunnen blijven garanderen. Tevens worden er minimumeisen aan infrastructuur gesteld. Voorts voorziet de ontwerpverordening in betere samenwerking en afstemming tussen de lidstaten, met een coördinerende rol voor de Commissie.

Energiestrategie 2011–2020

In november 2010 zal de Commissie een mededeling publiceren over de Europese energiestrategie voor de periode 2011–2020. Over deze energiestrategie werd laatstelijk van gedachten gewisseld tijdens de Raad van 31 mei 2010 aan de hand van een tussentijds rapport van de Commissie «Towards a new Energy strategy for Europe». Dit rapport is tevens gebruikt voor de publieke consultatie over de energiestrategie in mei en juni. In het najaar van 2010 wil de Commissie informeel discussiëren over de strategie, waarna behandeling in de Raad van begin december zal plaatsvinden. De strategie staat daarnaast geagendeerd voor een speciale Europese Raad die zich begin volgend jaar zal wijden aan het Europese energiebeleid. Op basis daarvan zal een actieplan worden geformuleerd, dat zal voorliggen in de Voorjaarsraad. Dit actieplan wordt de opvolger van het huidige Energie Actieplan 2007–2010.

Herziening energie efficiency actieplan

Eind 2010 of begin 2011 zal de Commissie een mededeling publiceren betreffende het Energie Efficiëntie Actieplan. Deze zal mogelijk gepaard gaan met voorstellen voor nieuwe instrumenten voor het bereiken van de Europese besparingsdoelstelling van 20% in 2020. Het nieuwe actieplan zal de opvolger vormen van het huidige actieplan van oktober 2006 en zal beschrijven op welke wijze de besparingsdoelstelling kan worden gerealiseerd. Deze besparingsdoelstelling vormt ook onderdeel van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, zoals vastgesteld door de Europese Voorjaarsraad van 2010. De energiebesparingsdoelstelling is juridisch niet bindend. Lidstaten stellen hun eigen nationale besparingsdoelen. De Commissie zal ten behoeve van het actieplan in kaart brengen in hoeverre de nationale doelen bijdragen aan de Europese doelstelling.

8. LANDBOUW- EN VISSERIJRAAD

Vergaderdata:

 

20–21 september 2010

Informele Raad Landbouw

27 september 2010

Raad LenV

25–26 oktober 2010

Raad LenV

29–30 november 2010

Raad LenV

13–14 december 2010

Raad LenV

10 januari 2011 (tbc)

Raad LenV

24–25 januari 2011

Raad LenV

21–22 februari 2011

Raad LenV

17–18 maart 2011

Raad LenV

14–15 april 2011

Raad LenV

16–17 mei 2011

Raad LenV

29–30–31 mei 2011

Informele Raad Landbouw

27–28 juni 2011

Raad LenV

Landbouw

Stand van zaken

Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Ter voorbereiding op de aanstaande discussies over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2013 heeft het kabinet een langetermijnvisie op de toekomst van het Europese landbouw- en plattelandsbeleid geformuleerd. In september 2008 is deze visie, de «Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020», vastgesteld en aan het parlement gezonden. In de Raad is in 2009 en 2010 doorlopend van gedachten gewisseld over de toekomst van het GLB. Formele Raadsconclusies zijn er niet gekomen, geheel aansluitend bij het Nederlands standpunt. Er moet immers niet vooruit gelopen worden op de discussies over de toekomstige verdeling van begrotingsmiddelen.

Vereenvoudiging van het GLB

Het afgelopen jaar is voortgang geboekt ten aanzien van de verdere vereenvoudiging van het GLB. De Raad discussieerde in december 2009 over een rapport van de Commissie, waarin zij haar analyse geeft van 39 vereenvoudigingsvoorstellen van dertien lidstaten, waaronder Nederland. Nederland heeft zijn tevredenheid geuit over de bereidheid van de Commissie om het merendeel van de voorstellen – al dan niet in aangepaste vorm – te benutten voor wijziging van bestaande regelgeving. Daarbij heeft Nederland tevens benadrukt dat vereenvoudiging de voortdurende aandacht van de Raad behoeft, ook in het licht van de discussies over het toekomstig GLB na 2013. Op voorstel van Nederland is afgesproken dat de directeuren van de betaalorganen van de lidstaten halfjaarlijks wordt gevraagd met concrete vereenvoudigingvoorstellen te komen, die vervolgens in de Raad worden geagendeerd.

Situatie op de zuivelmarkt

Naar aanleiding van kwartaalrapporten van de Commissie (d.d. juli 2009, oktober 2009, december 2009 en maart 2010) over de zuivelmarkt, heeft de Raad het afgelopen jaar meerdere keren gesproken over de situatie op de zuivelmarkt. In september 2009 was de situatie op de zuivelmarkt verslechterd. Daarna heeft de zuivelmarkt zich hersteld. Er was een grote groep lidstaten die maatregelen wilde nemen zoals het verhogen van de exportrestituties en interventieprijzen en een bevriezing van de melkquota.

Ondanks dat Nederland de situatie op de zuivelmarkt zorgelijk en urgent vond, heeft Nederland steeds opgeroepen om naar de lange termijnverwachtingen te kijken, die positief waren. Nederland heeft steeds aangegeven dat het Health Check-akkoord gerespecteerd moest worden. Ook gaf Nederland steeds aan dat de crisis krachtig tegemoet getreden moest worden met consistente maatregelen die toekomstperspectief bieden. Ten slotte heeft Nederland keer op keer het belang van een zachte landing van de melkquotering in alle lidstaten benadrukt. Nederland heeft verder aangegeven het belangrijk te vinden dat de concurrentieverhoudingen in de keten bestudeerd worden. Evenwicht tussen de partijen in de zuivelketen is van belang. Alle partijen, zowel consumenten als landbouwproducenten, hebben immers baat bij een evenwichtige verdeling van de marges. Hier heeft de High Level Group zuivel (zie verder) zich over gebogen.

In de loop van het najaar van 2009 en aan het begin van 2010 zijn er diverse maatregelen genomen om de zuivelcrisis het hoofd te bieden (o.a. verlenging van interventieperiodes, uitbreiding van bevoegdheden van de Commissie middels artikel 186, extra budget beschikbaar gesteld, opkoopregeling voor quota (heeft Nederland niet toegepast), oprichting van de High Level Group voor zuivel). In december 2009 waren de boter- en melkpoederprijzen weer boven het niveau van de interventieprijzen gestegen, zodat er geen producten uit de markt genomen werden. Toen heeft de Unie alle exportsubsidies wederom op nul gezet. Voor een deel kan de positieve marktontwikkeling worden toegeschreven aan de bovengenoemde maatregelen die de Unie heeft genomen.

De High Level Group (HLG) zuivel is vanaf oktober 2009 maandelijks bij elkaar gekomen. In de Raad van juli 2010 zal het eindrapport van de HLG zuivel besproken worden. Nederland heeft steeds positief gestaan tegenover de oprichting van de HLG zuivel. In het eindrapport doet de HLG zuivel zeven aanbevelingen op de volgende gebieden: contractuele relaties, versterking van de onderhandelingspositie van de producenten, inter-branche organisaties, prijstransparantie, marktondersteuning en termijnmarkten, oorsprongsbenaming en etikettering, innovatie en onderzoek. Het eindrapport van de HLG zuivel is voor Nederland een aanvaardbaar compromis.

Aanvragen voor staatssteun

Polen, Hongarije, Letland, Litouwen en Italië hebben tijdens diverse Raden geprobeerd goedkeuring te krijgen voor (voortzetting van) verlening van staatssteun. De aanvragen waren niet zonder precedent. In oktober 2007 en september 2008 deden Roemenië en Cyprus vergelijkbare verzoeken. In beginsel was Nederland niet enthousiast over verzoeken om staatssteun onder artikel 108(2). Tegelijkertijd diende echter rekening te worden gehouden met het krachtenveld in de Unie en met de eerder in 2007, 2008 en 2009 ingenomen posities, toen Nederland net als alle andere lidstaten de betreffende staatssteunverzoeken niet heeft willen blokkeren. Nederland heeft zich onthouden bij de stemming over de verzoeken van Polen, Hongarije, Letland en Litouwen, waarmee de Raad heeft ingestemd. Het Italiaanse verzoek is door een aantal lidstaten, waaronder Nederland, afgewezen.

Voedselindustrie

In de Raad van september 2009 heeft de Commissie een terugkoppeling gegeven over de voortgang van de High Level Group Food Industry. De dertig aanbevelingen die de High Level Group gedaan heeft op het gebied van onder andere prijstransparantie, logistiek en innovatie werden verwelkomd. Nederland heeft het werk van de High Level Group toegejuicht. Overheden moeten immers zorgen voor een goed investeringsklimaat, waarbij innovatie cruciaal is.

De Raad van maart 2010 heeft conclusies aangenomen naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over het functioneren van de voedselketen in de Unie. Aanleiding van de mededeling was de stijging van de prijzen van agrarische grondstoffen en voedsel in 2007 en 2008, gevolgd door een sterke daling. In de conclusies wordt onder meer gewezen op de verbetering van de structuur van de agro-foodsector; het vergroten van de transparantie; het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken; het stimuleren van zelfregulerende initiatieven en de relatie tussen het GLB en het mededingingsbeleid. Nederland gaf aan het belang van verbetering van transparantie in de voedselketen te onderschrijven, waarbij niet alleen aandacht moet zijn voor de consument maar ook voor een goede prijs voor de producent. Verder legde Nederland de nadruk op innovatie en verlichting van administratieve lasten. Wat betreft de relatie tussen het mededingingsbeleid en het GLB gaf Nederland aan dat optimaal gebruikgemaakt moet worden van de mogelijkheden en interpretatieruimte die de huidige regelgeving biedt. Hier ligt ook een verband met de aanbevelingen van de bovengenoemde High Level Group Zuivel, die bijzondere aandacht schenkt aan dit onderwerp.

De Raad van juni 2010 heeft conclusies aangenomen over de internationale concurrentiekracht van het Europees agri-food model. De concurrentiekracht van de Europese agri-food sector was één van de prioritaire thema’s van het Spaanse voorzitterschap. De conclusies onderstrepen dat het Europese agri-food model, met hoge eisen aan voedselveiligheid en -kwaliteit, dierenwelzijn en milieueisen, zowel kansen als uitdagingen oplevert. In de Nederlandse visie op de toekomst van het GLB ligt de nadruk op ondernemerschap, concurrentiekracht, innovatie en verduurzaming. Daarmee sluit het volledig aan bij het door het voorzitterschap geschetste Europese agri-food model.

Etikettering van dierenwelzijn

In de Raad van december 2009 en die van februari 2010 is gesproken over de mogelijkheden tot etikettering van dierenwelzijn. Uit een rapport van de Commissie blijkt dat etikettering van dierenwelzijn, gebaseerd op wetenschappelijke kennis en geharmoniseerde eisen, consumenten in staat stelt om bewuste beslissingen te nemen bij het kopen van dierlijke producten. Tevens concludeert de Commissie dat informatiecampagnes zorgen voor een betere bewustwording van dierenwelzijn bij consumenten, producenten en andere marktpartijen. Nederland heeft het rapport van de Commissie verwelkomd en heeft aangegeven dat etikettering en informatiecampagnes gericht moeten zijn op promotie van producten die tot stand zijn gekomen via diervriendelijkere productiewijzen dan wettelijk vereist.

Illegaal gekapt hout

In juli 2010 hebben de Raad en het Europees Parlement in tweede lezing een akkoord bereikt over de «Verordening met betrekking tot verplichtingen voor marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt plaatsen». In de verordening is het marktdeelnemers verboden om illegaal gekapt hout en producten daarvan voor de eerste keer op de EU markt te plaatsen. Behalve het verbod zijn marktdeelnemers ook verplicht om een systeem van zorgvuldigheideisen met onafhankelijk toezicht te hanteren waarmee het risico dat illegaal gekapt hout en houtproducten op de markt worden gebracht, tot een minimum wordt beperkt. Voorts geldt een verplichting voor handelaren op de interne EU-markt dat zij gegevens bijhouden betreffende transacties van hout en houtproducten om de traceerbaarheid te kunnen garanderen. De Raad van december 2009 had in eerste lezing alleen een systeem van zorgvuldigheidseisen vastgesteld. Nederland vond dit onvoldoende vanwege het streven naar een internationaal verbod in de handel in illegaal hout en heeft niet ingestemd met het toen voorliggend Raadsbesluit. Het Europees Parlement bleef vasthouden aan een verbodsbepaling in de gehele houtketen. De Raad en het Europees Parlement hebben een compromis bereikt door het verbod te richten op het voor de eerste maal op de markt plaatsen van illegaal gekapt hout en houtproducten. Naar verwachting zal de Raad de verordening in het najaar formeel vaststellen.

Beleid in voorbereiding

Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Onder Belgisch voorzitterschap zal, naar verwachting in november 2010, de mededeling van de Commissie verschijnen over de toekomst van het GLB na 2013. Wetgevingsvoorstellen volgen waarschijnlijk medio 2011.

Klimaat in relatie tot landbouw en voedsel

Na bespreking op de Raad van juli 2009 van het werkdocument «Aanpassing aan de klimaatverandering: de uitdaging voor de Europese landbouw en het Europese platteland» is het onderwerp verder opgepakt tijdens een informele Raad van het Zweeds voorzitterschap in september 2009. Daarbij kwamen thema’s aan bod als de samenwerking op het gebied van adaptatie en mitigatie, de mogelijkheden tot de koppeling van steun aan klimaatmaatregelen in de herziening van het GLB, het belang van onderzoek en veranderende patronen in de verspreiding van ziekten en plagen.

Gezien de mondiale internationale aandacht voor de rol van landbouw in relatie tot voedselzekerheid en klimaatverandering heeft Nederland de Raad in juni geïnformeerd over een internationale conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering die van 31 oktober tot en met 5 november 2010 in Den Haag wordt gehouden. Deze conferentie wordt door Nederland georganiseerd, samen met Ethiopië en andere ontwikkelingslanden, Noorwegen, Nieuw-Zeeland, de Wereldbank en de FAO. De conferentie is een vervolg op de 17e bijeenkomst van de VN-Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) die in 2009 onder Nederlands voorzitterschap plaatsvond en waarin werd opgeroepen tot een geïntegreerde benadering om de mondiale voedsel-, klimaat- en biodiversiteitcrises op een duurzame wijze aan te pakken.

Transport van levende dieren

Tijdens de Raad van september 2009 is op Nederlands verzoek gesproken over het transport van levende dieren. Nederland heeft aangegeven dat het welzijn van dieren tijdens transport een belangrijk punt van aandacht is. Ook heeft Nederland de Commissie opgeroepen om de handhavinginstrumenten binnen de transportverordening 1/2005 te versterken en in een brief aan toenmalig Commissaris Vassiliou gevraagd naar de stand van zaken van het herzieningsproces (nog zonder antwoord). Naar verwachting zal de Commissie eind dit jaar een evaluatie van de huidige transportverordening aan Raad en Europees Parlement presenteren.

Ontwerpverordening voedselinformatie aan consumenten

De Commissie zal (op zijn vroegst) in het najaar van 2010 met een afgerond voorstel komen voor een verordening over Europese harmonisering van voedselinformatie aan consumenten (onder meer etikettering van levensmiddelen). Deze harmonisatie draagt bij aan versterking van de interne markt en het vrije verkeer van voedingsmiddelen binnen de Unie. Het is voor de levensmiddelenindustrie van groot belang dat alle eisen binnen de EU-markt hetzelfde zijn en dat er niet al te grote administratieve lasten uit voortvloeien. Voor consumenten is het belangrijk dat zij op begrijpelijke wijze de essentiële informatie krijgen die zij nodig hebben om te kunnen kiezen tussen levensmiddelen.

EU-toelating genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

De lidstaten hebben van medio 2009 tot medio 2010 een tiental besluiten behandeld over de toelating tot de EU-markt van ggo-maïsvariëteiten. De Commissie stelde vast dat er voor alle vier variëteiten een positieve beoordeling van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) ligt. Nederland heeft vóór toelating van deze variëteiten gestemd. Daarbij heeft Nederland aangegeven dat de veiligheid voor mens, dier en milieu voorop staat en dat Nederland mede op grond van de positieve risicobeoordeling van de EFSA kan instemmen met de toelating van de ggo’s. Tevens is nogmaals aangegeven dat naar het inzicht van Nederland de Europese ggo-regelgeving niet langer op alle onderdelen inspeelt op de huidige ontwikkelingen (zie verder bij internationale conferentie ggo’s). Het voorzitterschap constateerde dat er geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen de voorstellen van de Commissie was, en dat het dus aan de Commissie is om hierover besluiten te nemen.

Internationale conferentie genetisch gemodificeerde organismen

Op 25 en 26 november 2009 werd in Den Haag een internationale conferentie gehouden over genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) in de Europese landbouw en voedselproductie. De conferentie, met vertegenwoordiging van alle relevante belanghebbenden, besprak onder meer het Nederlands voorstel om de lidstaten bevoegdheid te geven om over de teelt van goedgekeurde ggo’s op hun eigen grondgebied te beslissen. Voor dit voorstel was onder de deelnemers veel steun, omdat een dergelijk systeem de effectiviteit van de toelatingsprocedure kan verbeteren. Nederland heeft de Commissie opgeroepen zo spoedig mogelijk met een voorstel te komen om een nationale teeltbevoegdheid mogelijk te maken. Het verslag van de conferentie is in december 2009 besproken tijdens zowel de Landbouwraad als de Milieuraad. Een aantal lidstaten sprak al tijdens deze Raad steun uit voor het voorstel over nationale teeltbevoegdheid. De Commissie heeft in juli hierover een voorstel gepresenteerd.

Dit najaar zal de Commissie een rapport over de sociaaleconomische aspecten van ggo’s presenteren, de resultante van een consultatie onder de lidstaten waaraan ook Nederland heeft bijgedragen. Tot slot werkt de Commissie aan een voorstel voor nieuwe richtsnoeren voor de milieurisicoanalyse voor ggo’s.

Antibioticaresistentie

In het najaar van 2009 heeft de Commissie een niet-officieel staff working paper gepresenteerd, waarop lidstaten tot in het voorjaar van 2010 konden reageren. In juni 2010 heeft Nederland een brief gestuurd aan Commissaris Dalli om aandacht te vragen voor het belang voor de volksgezondheid en de internationale context van de problematiek. Antibioticaresistentie blijft voor Nederland een belangrijk onderwerp, waarbij het van belang is dat in een gemeenschappelijke EU-markt deze problematiek ook op EU-niveau wordt aangepakt. Er zijn vóór 2011 geen concrete voorstellen van de Commissie te verwachten.

EU-diergezondheidsbeleid

De Commissie heeft in 2007 een mededeling over een nieuwe EU-strategie voor diergezondheid gepubliceerd. De nieuwe diergezondheidsstrategie geeft een kapstok voor het diergezondheids- en dierenwelzijnsbeleid voor de komende jaren. De bedoeling is een grotere nadruk te leggen op preventieve maatregelen, monitoring, controle en onderzoek, zodat dierziekten minder voorkomen en de impact van uitbraken, als ze voorkomen, geminimaliseerd wordt. De nieuwe strategie gaat ook over zaken die samenhangen met diergezondheid, zoals volksgezondheid, voedselveiligheid, duurzame ontwikkeling en onderzoek. De Zweedse en Spaanse voorzitterschappen hebben op lager (dan de Raad) niveau aandacht besteed aan preventie en monitoring. Wetgevende voorstellen worden niet eerder dan in 2011 verwacht.

Kwaliteit agrarische producten

De Raad van juni 2009 heeft conclusies aangenomen over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van agrarische producten naar aanleiding van de desbetreffende mededeling van de Commissie van mei 2009. De Commissie streeft met deze mededeling naar het verbeteren van de communicatie tussen boeren, afnemers en consumenten over de kwaliteit van landbouwproducten, meer samenhang in het EU-kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten en beter herkenbare etiketten en keurmerken voor boeren, producten en consumenten. Wetgevende voorstellen worden tweede helft 2010 verwacht.

Verordening nieuwe voedingsmiddelen

Op 22 juni 2009 bereikte de Raad een politiek akkoord over nieuwe voedingsmiddelen. Daarin was opgenomen dat levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren uitgezonderd moeten worden van de werkingsfeer van de nieuwe verordening op het moment dat er specifieke EU-regelge ving voor levensmiddelen voortkomend uit gekloonde dieren in het leven wordt geroepen. Nederland kon dit standpunt van de andere lidstaten niet ondersteunen, omdat het vooruit loopt op de uitkomst van een rapport van de Commissie. Daarnaast steunt Nederland de Commissie in haar recht van initiatief voor het opstellen van regelgeving. Op 15 maart 2010 is de Raadspositie in eerste lezing aangenomen. Het Spaans voorzitterschap heeft van de Raad een mandaat gekregen om te spreken over de amendementen van het Europees Parlement. Het dossier klonen blijft geparkeerd tot nader order. De Commissie blijft weigeren met een positie te komen over klonen, zodat dit het breekpunt blijft in dit dossier. Begin juni 2010 zijn de eerste gesprekken in het kader van de triloog Raad, Commissie en Europees Parlement gestart.

Richtlijn bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt

Deze richtlijn beoogt herstel van gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven en het wetenschappelijk onderzoek in de Unie en versterking van de bescherming van proefdieren (vervanging, vermindering en verfijning van het proefdierengebruik). Het voorstel sluit op veel punten aan op Nederlandse principes van dierexperimenteel onderzoek, zoals de ethische toets, verplicht gebruik van alternatieven en de ban op het gebruik van mensapen. Het ziet er naar uit dat de Raad op zijn vroegst in het najaar een besluit neemt over het Commissievoorstel voor deze richtlijn. De plenaire stemming van het Europees Parlement vindt in september plaats.

Visserij

Stand van zaken

Verordening technische maatregelen

De Raad heeft in november 2009 niet ingestemd met het laatste compromisvoorstel van het voorzitterschap over de verordening technische maatregelen. Omdat geen overeenstemming kon worden bereikt, was het noodzakelijk een aantal maatregelen, welke de Raad aanvullend op de verordening jaarlijks vaststelt, te verlengen. De Raad heeft besloten de voor 2009 geldende aanvullende technische maatregelen met anderhalf jaar te verlengen. Op deze wijze is er voldoende tijd om te komen tot besluitvorming over een nieuwe verordening. Voor Nederland is van belang dat onder het vigerende beleid het gebruik van de pulskor voor vijf procent van de vloot toegestaan blijft.

Wijziging van de controleverordening visserij

De Raad heeft in oktober 2009 overeenstemming bereikt over de nieuwe controleverordening. De verordening is grotendeels op 1 januari 2010 in werking getreden, maar voor een aantal belangrijke artikelen uit de verordening ligt die datum op 1 januari 2011. Daardoor hebben de lidstaten meer tijd om zich aan te passen aan die bepalingen. Met de nieuwe verordening is het toezicht door de Commissie op de uitvoering van het visserijbeleid verbeterd en de rol van het Europees Visserij Controle Agentschap versterkt. Verder zijn afspraken gemaakt over naleving van communautaire regels en doelstellingen (zoals gegevensuitwisseling en samenwerking bij controle), over het gebruik van nieuwe technologieën en over sancties. De verordening voorziet tevens in een aantal bepalingen dat de impact van de recreatieve visserij in kaart brengt, met het oog op mogelijke regulering in de toekomst.

De Commissie heeft, mede na een opmerking van Nederland, voorgesteld de door de verordening veroorzaakte administratieve lasten door een expertgroep in kaart te laten brengen. Deze expertgroep kan tevens voorstellen doen hoe die lasten te reduceren middels alternatieve controlemaatregelen in de lidstaten, die gelijkwaardige controlegaranties bieden als de controleverordening. Het door de Commissie voorgestelde strafpuntensysteem is overgenomen. Bij herhaalde overtredingen kan de licentie van een visser worden ingetrokken. Het sanctiesysteem is wel zo ingericht dat de straffen niet disproportioneel zijn.

TAC en quota 2010

Tijdens de Raad van december 2009 is een akkoord bereikt over de toegestane vangsthoeveelheden (total allowable catches – TAC) voor 2010 en over de voorwaarden waaronder op betrokken bestanden kan worden gevist. Een hindernis daarbij was het ontbreken van een akkoord tussen de Unie en Noorwegen; daardoor moesten voor een aanzienlijk aantal bestanden voorlopige hoeveelheden worden vastgelegd voor 2010. In januari 2010 kwam het alsnog tot een akkoord tussen beide partijen, waarin besloten werd dat de quota voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden ongeveer gelijk blijven aan die van 2009. De Unie heeft wederom extra toegang gekregen tot kabeljauw in Noord-Noorwegen. Nederland heeft het tot stand gekomen gezamenlijke meerjarenbeheerplan voor makreel verwelkomd, maar tegen het bilaterale akkoord over de vangsthoeveelheden gestemd. De Nederlandse bijdrage aan de uitruil van quota is in de ogen van het kabinet disproportioneel.

De TACs zijn verder beperkt, maar daar waar mogelijk op basis van de meerjarenbeheerplannen verhoogd. Voor de voor Nederland belangrijkste bestanden betekent dit een stijging met 1 procent voor Noordzeetong, 15 procent voor schol, 17 procent voor kabeljauw en een daling van 5 procent voor haring en 9 procent voor blauwe wijting. Voor horsmakreel is de TAC gelijk gebleven, maar voor de doornhaai is de TAC – overeenkomstig het EU-haaienactieplan – op nul gesteld. In het laatste geval geldt nog wel een bijvangsthoeveelheid van 10 procent van het quotum van 2009, maar is tegelijkertijd een verklaring van Raad en Commissie afgelegd, waarin de intentie is vastgelegd dat deze hoeveelheid moet dalen naar een niveau van nul in 2011. Voor de geassocieerde bestanden tarbot/griet en tongschar/witje zijn de TACs met respectievelijk 10 en 4 procent gedaald. Voor blauwvintonijn is de TAC overeenkomstig de besluiten van ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) van november 2009 vastgelegd. Het herstelplan voor blauwvintonijn is aangepast om rekening te houden met de zorgwekkende situatie van het bestand. Het Nederlandse voorstel om de visserij op deze soort in EU-wateren te sluiten, is niet overgenomen. Het aantal zeedagen voor de platvistuigen is voor tong en schol met 10 procent omlaag gegaan en voor kabeljauw met 13 procent. Nederlandse vissers die overgeschakeld zijn van het boomkortuig op milieuvriendelijker vistuigen, zoals de twin rig, kunnen binnen de totaal voor Nederland beschikbare hoeveelheid zeedagen in 2010 meer zeedagen krijgen. Voorwaarde hiervoor is dat deze vissers op basis van een plan de bijvangst van kabeljauw zoveel mogelijk voorkomen en gegevens aanleveren over de bijvangsten en discards (teruggooi).

Ontwikkeling van een duurzame aquacultuur

Het door de Commissie aangekondigde actieplan, dat zij naar aanleiding van Raadsconclusies van juni 2009 zou opstellen, is nog niet verschenen. De Raadsconclusies hebben betrekking op het verder terugbrengen van de nadelige effecten voor het milieu van aquacultuur, reductie van administratieve lasten, visgezondheid en viswelzijn en beter gebruik van bestaande EU-fondsen. Uit contacten met de Commissie blijkt dat ze bij nader inzien geen toegevoegde waarde ziet in het opstellen van een actieplan, vanwege het feit dat de acties al in een mededeling zijn weergegeven. De Commissie heeft aangegeven dat ze werkt aan de implementatie van de in de mededeling genoemde acties en dat ze de lidstaten zal informeren over de stand van zaken.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

Tijdens de Raad van november 2009 (informele lunchbijeenkomst), de informele Raad van mei 2010 en de Raad van juni 2010 is gesproken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De Nederlandse inbreng was gebaseerd op de kabinetsvisie «Vis, als duurzaam kapitaal», die in december 2009 na overleg met het parlement definitief werd vastgesteld en toegezonden aan Commissie en lidstaten. Centrale elementen van de visie zijn: duurzaam gebruik en instandhouding van onze natuurlijke hulpbronnen en mariene ecosystemen binnen en buiten de EU; perspectief voor een maatschappelijk geaccepteerde, duurzaam opererende visserijsector; en een doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar beheer van de visbestanden.

De Commissie streeft ernaar om begin 2011 concrete voorstellen aan de Raad voor te leggen. Tijdens de discussies in de Raad tot nu toe lag de nadruk op besluitvormingsmodellen (de mate waarin een meer regionale benadering wenselijk zou zijn), bestandsbeheer (instrumentkeuze en terugdringen dan wel uitbannen van discards), kleinschalige versus grootschalige visserij (al dan niet differentiëren van beleid) en de externe dimensie van het GVB (regels buiten EU-wateren en de rol van partnerschapsovereenkomsten met derde landen).

Er zijn nog grote verschillen in de inzet van de diverse lidstaten. Nederland wil dat discards worden uitgebannen en streeft naar een grotere rol van regio’s in de besluitvorming, met meer betrokkenheid van belanghebbenden. Verder heeft Nederland zich uitgesproken tegen onderscheid tussen klein- en grootschalige visserij en vindt het dat partnerschapsovereenkomsten moeten bijdragen aan onder meer voedselzekerheid, aan de ontwikkeling van de lokale visserijsector en aan de werkgelegenheid ter plekke. De private sector zou in financiële zin meer moeten bijdragen aan de partnerschappen, maar ook directer moeten worden betrokken bij de onderhandelingen daarover.

Beleid in voorbereiding

Hervorming van het GVB

De tweede helft van 2010 zal het op Raadsniveau enige maanden stil blijven ten aanzien van dit dossier. De Commissie streeft ernaar om begin 2011 concrete voorstellen aan de Raad voor te leggen.

TAC en quota 2011

In december 2010 zal de Raad een akkoord moeten bereiken over de toegestane vangsthoeveelheden voor 2011 en over de voorwaarden waaronder op betrokken bestanden kan worden gevist. Op de uiteindelijke vangsthoeveelheden voor de lidstaten zijn ook de jaarlijkse onderhandelingen met Noorwegen van invloed. Om de Raad van december te ontlasten zal getracht worden de besluitvorming over enkele bestanden eerder af te ronden.

9. MILIEURAAD

Vergaderdata:

 

14 oktober 2010

Milieuraad

20 december 2010

Milieuraad

3 maart 2011

Milieuraad

24–25–26 maart 2011(tbc)

Informele Milieuraad

10 juni 2011

Milieuraad

Stand van zaken

Klimaatverandering

De besprekingen over klimaatverandering concentreerden zich op de voorbereiding van en terugblik op de Klimaattop in Kopenhagen. In oktober 2009 namen diverse Raadsformaties (Milieuraad, Ecofin Raad) alsook de Europese Raad conclusies ter zake aan. Deze vormden het mandaat voor de mondiale onderhandelingen in december van dat jaar. Doelstelling bleef dat de Unie zich positioneert als bruggenbouwer en aanjager van ambitieuze, alomvattende en concrete bindende klimaatafspraken. Voor Kopenhagen zette de Unie in op een juridisch bindend, ratificeerbaar verdrag dat de tweegradendoelstelling binnen bereik houdt en dat voortbouwt op de goede elementen van het Kyoto-Protocol. Op verzoek van het Zweedse voorzitterschap presenteerde Nederland in de Raad ideeën over de architectuur voor internationale klimaatfinanciering. Ook deed Nederland een oproep voor financiering voor de periode 2010–2012 («fast start financiering»). De Raad bereikte in de aanloop naar Kopenhagen overeenstemming over een algemene CO2-emissiereductie doelstelling voor 2050 van 80–95% ten opzichte van 1990. Als startpunt voor de onderhandelingen in Kopenhagen zijn mondiale doelstellingen voor de lucht- en zeevaart van respectievelijk – 20% en – 10% in 2020 ten opzichte van 2005 voorgesteld.

De Raad van 22 december 2009 sprak voor het eerst over de uitkomsten van de klimaatconferentie in Kopenhagen en over het vervolgtraject. De conclusies van die Raad melden dat de Unie nog steeds streeft naar een akkoord dat wettelijk bindend is voor alle partijen en dat voldoende ambitieus is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2°C. Het Kopenhagen-akkoord is een eerste, maar nog niet toereikende stap. De uitkomsten van Kopenhagen moeten bestudeerd worden en er moeten lessen uit worden getrokken. De Unie blijft in ieder geval leiderschap en ambitie tonen. In de context van het voortgaande proces herhaalde de Unie haar conditionele aanbod van een 30% reductie in 2020, onder voorwaarde dat andere ontwikkelde landen vergelijkbare inspanningen leveren, en ontwikkelingslanden een adequate bijdrage leveren. Ook hebben de Unie en haar lidstaten zich gecommitteerd aan een jaarlijkse bijdrage van 2,4 miljard euro aan «fast-start» financiering voor de jaren 2010 t/m 2012. De Unie zal jaarlijks rapporteren over de implementatie van de vroege financiering, te beginnen in Cancún. Op een bijeenkomst van partijen bij de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) in juni 2010 te Bonn is een eerste overzicht gepresenteerd van vroege financiering.

Begin maart 2010 presenteerde de Commissie de mededeling «International climate policy post-Copenhagen: Acting now to reinvigorate global action on climate change». In de daarop volgende discussies in de Raad bleek overeenstemming te bestaan dat de 16e bijeenkomst van de UNFCCC in Cancún eind 2010 belangrijke bouwstenen zal moeten opleveren, als opstap naar een alomvattend juridisch bindend instrument voor de periode na 2012. Over de toekomst van het Kyoto-Protocol werd overeengekomen dat alle essentiële elementen daarvan moeten worden meegenomen in een mondiaal samenhangend juridisch raamwerk. Ook werden Raadsconclusies aangenomen die de Nederlandse inzet voor transparantie op het gebied van financiering en doelstellingen goed reflecteren. De Commissie werd in de Raadsconclusies opgeroepen klimaatacties van andere landen met de doelstelling van de Unie te vergelijken. Tevens werd zij verzocht een effectenanalyse uit te voeren van de voorwaardelijke overgang door de Unie van een 20% naar 30% emissiereductie in 2020.

Medio 2010 kwam de Commissie met de gevraagde analyse in de vorm van een mededeling. Uit bespreking daarvan in de Raad bleek op hoofdlijnen consensus te bestaan dat het nu niet opportuun is voor de Unie om zich unilateraal te committeren aan een doelstelling van 30%. De effecten op de onderhandelingspositie van de Unie moeten worden meegenomen bij het nemen van een dergelijk besluit. Ook hebben de lidstaten behoefte aan nadere gegevens over de effecten van een scherpere doelstelling op lidstaatniveau, om zich goed voor te kunnen bereiden op een eventuele overgang. De Commissie zal deze gegevens de komende periode boven tafel proberen te krijgen. Ten aanzien van de stand van zaken in de internationale klimaatonderhandelingen heeft Nederland het belang benadrukt van een juridisch bindende uitkomst alsook het belang van transparantie over het nakomen van afspraken over «fast start financing».

Biodiversiteit

Het thema biodiversiteit heeft onder het Zweedse en Spaanse voorzitterschap de nodige aandacht gekregen. In algemene zin is gewerkt aan het herformuleren van de Europese en mondiale doelstelling voor het tegengaan van biodiversiteitverlies na 2010. De Europese en mondiale doelstellingen die voor 2010 gesteld waren zijn niet gehaald.

De Europese agenda is vooral gericht op de bijeenkomst van partijen van de Convention on Biological Diversity (CBD) in oktober 2010 in Nagoya, Japan. Belangrijkste punten zijn de Europese zorg over de mondiale achteruitgang van biodiversiteit, het verslechteren van ecosysteemfuncties en het verlies van ecosysteemdiensten, dat daardoor zal optreden. De Unie ziet het belang van een nieuw doel na het verlopen van het huidige doel voor 2010. De Unie erkent het belang van een koppeling tussen het behouden van biodiversiteit en het mitigeren van klimaatverandering. Er moet op dit terrein een langelangetermijnvisie komen, aangevuld met op korte termijn op actie georiënteerde, meetbare subdoelen, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Nederland heeft met succes gepleit voor de erkenning door de Raad dat een ambitieus doel alleen realistisch is als dit haalbaar en betaalbaar is. Voorts heeft Nederland de Commissie en lidstaten ervan overtuigd dat het noodzakelijk is dat er een mondiaal betaalsysteem voor biodiversiteit komt. Nederland heeft de lidstaten uitgenodigd om het Nederlandse voorstel voor een «Green Development Mechanism», een mechanisme voor betaling van ecosysteemdiensten, verder uit te werken.

In de aanloop naar de CoP (Conference of the Parties) van het CBD is de Unie een nieuwe Europese biodiversiteitsdoelstelling overeengekomen voor de periode na 2010. Deze doelstelling vormt de grondslag van de post-2010 EU-biodiversiteitsstrategie en van de Europese inzet tijdens de CoP, en beoogt biodiversiteitsverlies en achteruitgang van ecosysteemdiensten in de Unie in 2020 een halt toe te roepen en voor zover mogelijk te herstellen. Daarnaast dient de EU haar bijdrage aan het tegengaan van het mondiale verlies aan biodiversiteit te versterken. Dit doel moet gehaald worden via ambitieuze, realistische, haalbare en kosteneffectieve maatregelen. Belangrijk is dat biodiversiteit wordt geïntegreerd in andere beleidsvelden als landschap, transport, visserij, landbouw en energie.

Eco-efficiënte economie

Het Zweeds voorzitterschap heeft de transitie naar een eco-efficiënte economie hoog op de agenda gezet. Een transitie naar een eco-efficiënte economie is immers een manier om de drie huidige crises – economisch, financieel en klimaat – te kunnen doorstaan. Tijdens de Raad van 21 oktober 2009 zijn conclusies aangenomen die aanzetten tot een aantal concrete acties om een dergelijke transitie op gang te brengen, zoals onder andere duurzaam inkopen en beprijzen van ecosysteemdiensten. Nederland heeft het belang van deze acties benadrukt. Grootste discussiepunt tussen de lidstaten was de rol van fiscale instrumenten bij het bevorderen van eco-efficiëntie. Terwijl het nut van deze instrumenten hiervoor niet ter discussie stond, waren meerdere lidstaten huiverig voor sturing vanuit de Commissie op dit punt. Uiteindelijk is een compromis bereikt waaruit het belang van deze instrumenten duidelijk blijkt maar waarmee geen twijfel kan bestaan over de bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en de Commissie waar het gaat om nationale belastingstelsels.

Europa 2020-strategie

De bespreking van de Europa 2020-strategie tijdens de Raad van 15 maart 2010 ging voornamelijk over de vraag op welke wijze het milieubeleid kan bijdragen aan de totstandkoming van een veilige, duurzame en koolstof arme economie. Nederland stelde dat milieu en economie elkaar kunnen versterken en dat beide gediend zijn bij een efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen. In de Europa 2020-strategie is een vlaggenschip initiatief opgenomen over de «resource-efficient economy».

Biociden

Op de Raden onder Zweeds en Spaans voorzitterschap is een debat gevoerd over het voorstel voor een biocidenverordening. Nederland is tevreden met het voorstel. Hiermee wordt immers een belangrijke stap gezet om op Europees niveau harmonisatie van het biocidenbeleid te verbeteren. Belangrijk onderdeel van het voorstel is om naast een systeem van nationale toelatingen ook een systeem van communautaire toelating in te voeren. Een centrale toelating is wat Nederland betreft alleen aan de orde indien dit niet leidt tot een verminderde milieubescherming in afzonderlijke lidstaten. Nederland heeft benadrukt dat het de mogelijkheid wil behouden om nationale omstandigheden te kunnen betrekken bij besluiten over toelating in Nederland, omdat deze van invloed zijn op de risico’s die het gebruik van deze stoffen met zich meebrengt. Ook is gesproken over het voorstel om behandelde materialen ook onder de biociden verordening te laten vallen. Nederland heeft aangegeven het voorstel op dit punt te kunnen steunen. Het zou hierbij moeten gaan om zowel artikelen met interne werking (om producten zelf te beschermen) als met externe werking (zoals behandelde muskietennetten). Ook bij de andere lidstaten bestaat een grote mate van consensus om behandelde materialen onder de verordening te laten vallen.

CO2-normen voor bestelauto’s

Tijdens de Raden onder het Zweeds en Spaans voorzitterschap is gesproken over de Verordening inzake CO2normen voor bestelauto’s. Lidstaten gaven aan hoe zij staan tegenover de voorgestelde 2020-emissienorm van 135 gram CO2 per kilometer. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, steunden deze langetermijnnorm. Andere lidstaten vonden het doel te ambitieus en vroegen om afzwakking ervan. Ook over de kortetermijndoelstelling, die volgens het voorstel tussen 2013 en 2017 gefaseerd in werking zou moeten treden, liepen de meningen uiteen. Voor Nederland had het kortetermijndoel zelfs iets strenger gemogen. De ontstane patstelling in de Raad zou kunnen worden doorbroken, als het Europees Parlement zijn eerste lezing afrondt; de plenaire stemming is voorzien in het najaar van 2010.

WEEE/RoHS

De herziening van de richtlijn voor afgedankt elektrische en elektronische apparatuur (WEEE) en de richtlijn inzake gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparaten (RoHS) is tijdens meerdere Raden aan de orde geweest. De WEEE-richtlijn en de RoHS-richtlijn gaan beide over elektrische en elektronische apparatuur, maar waar de WEEE-richtlijn regels stelt ten aanzien van de verwerking van afgedankte apparaten, ziet de RoHS-richtlijn toe op het gebruik van gevaarlijke stoffen in apparaten. De Commissie stelde voor beide richtlijnen in elkaar te schuiven, maar dit stuitte op weerstand bij een meerderheid van lidstaten. Ook Nederland vindt dat een gescheiden aanpak beter recht doet aan de verschillende doelstellingen van de twee richtlijnen en meer flexibiliteit biedt om in te kunnen spelen op de snel veranderende wereld van de elektrische en elektronische apparatuur.

Bodem

Nadat een akkoord over de bodemrichtlijn onder voorgaande voorzitterschappen onmogelijk was gebleken, deed het Spaanse voorzitterschap een poging het debat alsnog vlot te trekken. Tijdens de Raad van 15 maart 2010 bleek er echter nog steeds een blokkerende minderheid – waar Nederland deel van uit maakt – te bestaan tegen een kaderrichtlijn bodem. Nederland is tegen om redenen van disproportionaliteit en staat niet achter de keuze voor een richtlijn, omdat dit niet het geëigende juridische instrument is. Dit aangezien er ook andere, eveneens effectieve maar minder ingrijpende instrumenten te bedenken zijn, zoals een actieprogramma.

Plastic soep: het probleem van plastic afval in de oceanen

«Plastic soep» (kleine deeltjes plastic die in zee «zweven») is een probleem dat niet alleen immens is in termen van hoeveelheden en oppervlakte, maar ook van complexiteit. Plastic soep vormt een ernstige bedreiging voor het wereldwijde mariene ecosysteem. Nederland heeft dit onderwerp geagendeerd op de Raad van 21 oktober 2009 en heeft de Commissie gevraagd een rol te spelen in het zoeken naar mogelijke oplossingen. Nederland kreeg daarbij steun van een aantal lidstaten en de Commissie. De Commissie zal in 2010 de resultaten van een onderzoek ter zake uitbrengen. De Commissie verwacht dat de regionale zeeconventies (onder andere OSPAR) zich het beste lenen voor de aanpak van plastic soep, waarbij mogelijk ook acties kunnen worden ondergebracht in de EU-richtlijn mariene strategie.

Duurzaamheidcriteria biomassa

Nederland heeft in de Raad van 22 december 2009 gepleit voor bindende en geharmoniseerde duurzaamheidcriteria voor vaste biomassa voor energietoepassingen. In de richtlijn hernieuwbare energie bestaan namelijk alleen duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen in het verkeer en voor vloeibare biomassa voor energietoepassingen. De Commissie heeft begin 2010 echter besloten hieraan geen gehoor te geven, en niet met EU-brede wettelijk verplichtende duurzaamheidcriteria voor vaste biomassa voor energie te komen.

EURO V- en VI-normen

Nederland heeft op de Raad van 15 maart 2010 aandacht gevraagd voor een probleem met de implementatie van EURO V- en VI-normen. Het blijkt dat de NOx emissies van vrachtwagens in de praktijk driemaal hoger zijn dan gemeten bij de typegoedkeuringtests. De Commissie toonde begrip voor de zorg van Nederland en riep de lidstaten op om fouten in de metingen te melden bij de Commissie, ook als fabrikanten opzettelijk onder de normen uit proberen te komen.

Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

Op de Milieuraad van 22 december 2009 heeft Nederland teruggekoppeld over de internationale conferentie over ggo’s die Nederland op 25 en 26 november 2009 in Den Haag had georganiseerd. Ook tijdens de Landbouwraad is aandacht voor dit onderwerp gevraagd. Tijdens de conferentie is vooral gediscussieerd over het betrekken van sociaaleconomische aspecten bij de besluitvorming over toelating van ggo's. Ook bleek veel steun voor het Nederlandse voorstel om lidstaten zelf de bevoegd heid te geven over besluitvorming over de teelt van ggo’s op eigen grondgebied. Een daartoe strekkend voorstel heeft de Commissie in juli 2010 gepresenteerd.

EU-strategie voor sloopschepen

Voor de sloop van schepen geldt de Hongkong Conventie van de Internationale Maritieme Organisatie. De conventie schept een kader voor een controle- en handhavingsysteem waarmee schepen van bouw tot sloop («cradle to grave») kunnen worden gevolgd. De Raadsconclusies die op 21 oktober 2009 zijn aangenomen, benadrukken de wenselijkheid van tijdige implementatie van deze Conventie. Vanwege verzet van een aantal lidstaten met aanzienlijke sectorale belangen lag een meer dwingende formulering niet binnen bereik. De Commissie heeft toegezegd onderzoek te zullen doen naar de samenhang tussen het Uniebeleid ter zake, de Basel Conventie (overbrenging van afval) en de Hongkong Conventie. Tevens heeft de Commissie toegezegd een impact assessment te zullen uitvoeren om te bezien of er op Unie-niveau aanvullende wettelijke maatregelen genomen kunnen worden.

Bosbescherming

Op 1 maart 2010 heeft de Commissie een Groenboek uitgebracht over bosbescherming en klimaatverandering. Het Groenboek is een discussiestuk dat voortvloeit uit het Witboek «Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader» en beoogt een discussie op gang te brengen over mogelijke opties voor een EU-aanpak van bosbescherming en bosinformatie. Hoewel de publieke consultatie voor dit Groenboek nog tot 31 juli 2010 liep, zijn vooruitlopend op de resultaten daarvan in de Raad van 11 juni al wel conclusies vastgesteld. Deze geven algemeen richting aan de Commissie voor de vervolgstappen na het Groenboek. Nederland heeft voor de einddatum van de consultatieperiode eveneens een kabinetsreactie aan de Commissie toegezonden. Nederland steunt de hernieuwde aandacht voor bossen. Een brede benadering van bossen en het voorkomen van ontbossing is vereist in het kader van het klimaatbeleid, plattelandsontwikkeling, stedelijke ontwikkeling en het beleid ten aanzien van hernieuwbare energie en grondstoffen. Voor Nederland is ook van belang dat de rol die duurzame landbouw kan spelen bij het voorkomen van ontbossing wordt meegenomen in de vervolgstappen.

Bioafval

In de Raad van 11 juni 2010 presenteerde de Commissie haar mededeling over het beheer van bioafval. Mede dankzij een succesvolle lobby vanuit Nederland zal de Commissie vooralsnog geen aparte regelgeving publiceren voor bioafvalbeheer. Wel zal de Commissie de komende tijd werken aan kwaliteitscriteria voor compost.

Walvissen

Van 21 tot 25 juni 2010 vond te Agadir, Marokko een vergadering plaats van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC). Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben andere lidstaten opgeroepen zich te verzetten tegen het consensusvoorstel over de toekomst van de IWC zoals dat tijdens de vergadering ter tafel lag, aangezien dit op een aantal punten een afzwakking behelst van het huidige instrumentarium ter bescherming van walvissen. De afzwakking was een poging om walvisvarende landen tegemoet te komen, opdat ook zij zich binden aan de IWC-afspraken. Nederland heeft zich nadrukkelijk achter Duitsland en het Verenigd Koninkrijk geschaard en gepleit voor het in stand houden van het moratorium op commerciële jacht op walvissen. Ook heeft Nederland zich uitgesproken tegen het jagen op kwetsbare populaties in reservaten. De vergadering van de IWC heeft uiteindelijk geen veranderingen opgeleverd ten aanzien van de bestaande situatie; het voorstel over het afzwakken van het huidige instrumentarium heeft het niet gehaald, het bestaande moratorium blijft gehandhaafd.

Beleid in voorbereiding

Biodiversiteit

De Commissie heeft aangekondigd een nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie te zullen presenteren. Naar verwachting zal een mededeling daarover eind 2010 of begin 2011 verschijnen. Naast een algemene EU-biodiversiteits strategie zal de Commissie in de eerste helft van 2011 komen met specifieke strategieën voor invasieve soorten en groene infrastructuur. De Commissie heeft al laten weten dat uit de te verschijnen EU-strategieën geen nieuwe wetgeving zal voortvloeien op het gebied van biodiversiteit.

Duurzaam beheer van materialen

Duurzaam beheer van materialen is een van de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap en sluit goed aan bij de het strategische initiatief van de Commissie over een grondstoffenefficiënte economie. De centrale vraag zal zijn: op welke wijze kunnen Unie en lidstaten ervoor zorgen dat materialen (grondstoffen, producten en afvalstoffen) zo efficiënt en milieuvriendelijk mogelijk worden benut.

NEC-richtlijn

Het blijft onduidelijk wanneer het Commissievoorstel voor herziening van de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings, nationale emissieplafonds) zal verschijnen. De NEC-richtlijn ziet toe op uitstoot van luchtverontreinigende stoffen die verzuring en eutrofiering van natuur en de vorming van ozon in het leefmilieu veroorzaken. Zeker is dat dit niet meer in 2010 zal gebeuren. Mogelijkerwijs zal de Commissie de herziening koppelen aan de evaluatie van de Thematische Strategie voor Luchtverontreiniging (uit 2005) en van de luchtkwaliteitrichtlijn. Deze evaluaties staan gepland voor 2013. Ondertussen onderhandelt de Commissie namens de Unie wel over de herziening van het UNECE Gothenburg protocol dat dezelfde doelen nastreeft als de NEC-richtlijn.

10. RAAD ONDERWIJS, JEUGDZAKEN EN CULTUUR

Vergaderdata:

 

7 en 8 oktober 2010

Informele OJC-Raad (Cultuur)

18 en 19 oktober 2010

OJC-raad (tbc)

14 februari 2011

OJC-Raad

27–28–29 maart 2011(tbc)

Informele OJC-Raad (Cultuur en Media/Onderwijs)

2–3 mei 2011

OJC-Raad

Onderwijs

Stand van zaken

Europa 2020-strategie en het werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2020

De Europa 2020-strategie, die de Commissie in maart 2010 publiceerde, benoemt onderwijs als een belangrijke factor voor duurzame en inclusieve groei. In de Europa 2020-strategie worden twee doelstellingen genoemd die rechtstreeks ontleend zijn aan het werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2020. Deze betreffen een afname van het aantal voortijdige schoolverlaters (maximaal 10% schoolverlaters) en een toename van het aantal hoger opgeleiden (40% van de Europese bevolking met een diploma in het tertiaire onderwijs). De Europese Raad heeft genoemde onderwijsdoelstellingen, inclusief de numerieke invulling, in juni 2010 vastgesteld. Nederland heeft de onderwijsdoelstellingen al overgenomen als nationale doelstellingen; voor voortijdige schoolverlaten geldt een nationale doelstelling van 8% en voor hoger onderwijs een doelstelling van 46%.

Sociale dimensie van onderwijs

In mei heeft de Raad conclusies aangenomen over de sociale dimensie van onderwijs. Met de sociale dimensie van het onderwijs wordt niet alleen economische onafhankelijkheid van het individu en economische groei niveau beoogd; ook armoedebestrijding en sociale inclusie spelen een rol. De voorgestelde maatregelen betreffen onder meer het bieden van onderwijs op maat voor leerlingen met speciale behoeften; het opzetten van netwerken tussen scholen ten behoeve van de uitwisseling van expertise en ervaringen; het verkleinen van de kwaliteitsverschillen tussen scholen en; het zorg dragen voor een gelijke toegang tot onderwijs. Nederland implementeert al beleid – onder meer in het kader van passend onderwijs – om de sociale dimensie in het onderwijs en gelijke kansen voor leerlingen te borgen.

Internationalisering Hoger Onderwijs

De Raad heeft in mei Raadsconclusies over de internationalisering van het hoger onderwijs aangenomen. Uitgangspunt is dat de internationalisering van het Europese hoger onderwijs steeds meer toeneemt, zo blijkt uit de toenemende mobiliteit tussen lidstaten en derde landen. Toenemende mobiliteit en de belangstelling van buiten de Unie voor Europese samenwerkingsprogramma’s, zoals het European Qualifications Framework (EQF), geven aanleiding voor het versterken van de samenwerking op het terrein van hoger onderwijs binnen de Unie en daarbuiten. Veel maatregelen die in de Raadsconclusies worden genoemd, zijn niet nieuw en worden door Nederland al uitgevoerd. Zo zet Nederland al sinds een aantal jaar in op het faciliteren van internationale samenwerking en uitwisseling van docenten, studenten en kennis.

New skills for new jobs

Op 11 mei 2010 heeft de Raad conclusies aangenomen over competenties ten behoeve van een «leven lang leren» en het initiatief «nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen» (new skills for new jobs). Beoogd wordt kernvaardigheden te ontwikkelen en te stimuleren, die in het kader van een leven lang leren nodig zijn om te kunnen functioneren in een duurzame kenniseconomie en een flexibele arbeidsmarkt. Aandacht gaat daarbij uit naar alle niveaus van onderwijs, maar in het bijzonder het beroepsonderwijs, het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs. De lidstaten en de Commissie worden uitgenodigd om allereerst kennis en ervaring op het gebied van kernvaardigheden uit te wisselen. Voorts dienen leraren toegerust te worden om kernvaardigheden te kunnen doceren die gericht zijn op de arbeidsmarkt. Om de opgedane vaardigheden (internationaal) te erkennen en mobiliteit te faciliteren, kan worden voortgebouwd op bestaande instrumenten, zoals Europass dat op een uniforme manier gegevens over scholing, werkervaring, talenkennis en competenties weergeeft. Dit levert een eenduidige beschrijving van kwalificaties en competenties op. Nederland zal de haalbaarheid van de voorgestelde plannen en de implicaties die deze mogelijk voor de lidstaten kunnen hebben, nauwlettend in de gaten houden, bijvoorbeeld op het gebied van de administratieve lastendruk.

Beleid in voorbereiding

Europa 2020-strategie

In de Commissiemededeling over de Europa 2020-strategie worden twee kerninitiatieven (vlaggenschepen) genoemd die aan onderwijs gerelateerd zijn: Jeugd in beweging (Youth on the move) en een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen (New skills and jobs).

Het onderwijsvolet van het programma Jeugd in beweging beoogt onder meer de resultaten en de internationale aantrekkingskracht van instellingen voor hoger onderwijs in Europa te verbeteren. Daarnaast beoogt het de algemene kwaliteit van alle onderwijs- en opleidingsniveaus in de Unie te verbeteren, met evenveel aandacht voor talent als voor gelijke kansen, en de mobiliteit van jongeren te bevorderen.

De agenda voor nieuwe vaardigheden en banen beoogt verbetering van aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt. Mensen dienen beter te worden toegerust op de eisen die de (moderne) arbeidsmarkt stelt, zodat de arbeidsparticipatie verhoogd kan worden. Vanuit onderwijsperspectief kan betere aansluiting met de arbeidsmarkt gerealiseerd worden, onder meer door het ontwikkelen van competenties en vaardigheden waarmee opgeleiden de arbeidsmarkt goed toegerust kunnen betreden. Verder kan gedacht worden aan om-, bij- en opscholing in het kader van een leven lang leren. De Commissiemededeling over New skills and jobs verschijnt in het najaar van 2010.

De evaluatie van de mobiliteitsprogramma’s binnen het Leven Lang Leren Programma hangt direct samen met het Youth on the move-initiatief. De tussentijdse evaluatie van dit programma zal eind 2010 worden afgerond. Doel is input te geven voor de voorbereiding van het toekomstige programma op dit terrein. Mobiliteit is een essentieel onderdeel van dit programma en een belangrijk instrument voor het verhogen van de flexibiliteit en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. In dit verband staat de mobiliteit van studenten en docenten hoog op de agenda.

Kopenhagenproces

Ten behoeve van de tweejaarlijkse evaluatie van het Kopenhagenproces (Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs- en opleiding) zal het Belgische voorzitterschap een informele Raad organiseren. De onderwijsministers zullen de hoofdlijnen van het werkprogramma voor het nieuwe decennium (2010–2020) uitzetten. Mede in het licht van de Europa 2020-strategie zal het belang van volwassenenonderwijs sterker worden benadrukt.

Werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2020

In dit werkprogramma wordt gewerkt aan de ontwikkeling van indicatoren/benchmarks op het gebied van mobiliteit en employability. Hierover brengt de Commissie eind 2010 een mededeling uit. De inhoudelijke discussie zal onder Belgisch voorzitterschap worden gestart en onder Hongaars voorzitterschap worden voortgezet.

Jeugd

Stand van zaken

Nieuwe Europese jeugdstrategie 2010–2018

De Raad nam op 27 november 2009 een nieuw kader aan voor Europese samenwerking in jeugdzaken voor de periode 2010–2018. Doelstelling is om voor jongeren meer en gelijke kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt te creëren, en actief burgerschap, sociale inclusie en solidariteit te bevorderen. Daarnaast verzocht de Raad de Europese Raad om in de Lissabon-strategie (inmiddels de Europa 2020-strategie) voor de periode na 2010 een jeugdperspectief op te nemen, steun te verlenen aan de voortzetting van de initiatieven conform de algemene doelstellingen van het Europees pact voor de jeugd en erop toe te zien dat het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken wordt uitgevoerd.

Resolutie Actieve insluiting van jongeren; bestrijden van werkloosheid en armoede

In Europa is 20% van de jongeren onder de 25 jaar werkloos en eenzelfde percentage jongeren tussen 18 en 25 jaar loopt het risico in armoede te leven. Daarom nam de Raad in mei 2010 een resolutie aan om de actieve inclusie van jonge mensen te bevorderen en de werkloosheid en armoede van jongeren aan te pakken. De toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt moet worden versterkt. Tevens moet de overgang van onderwijs en training naar de arbeidsmarkt worden vergemakkelijkt.

Beleid in voorbereiding

Jeugddimensie van de Europa 2020-strategie

Naast het onderwijsvolet kent het Youth on the move initiatief nog andere dimensies. Zo zal dit initiatief zich tevens richten op het bevorderen van Europees burgerschap voor jongeren, sociale cohesie en participatie, het aanboren van creativiteit en ondernemerschap en verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt. De Commissiemededeling over Youth on the Move verschijnt in het najaar van 2010.

Rechten van het kind

De Commissie zal naar verwachting eind 2010 een mededeling publiceren over de strategie voor de rechten van het kind (2010–2014). Voorafgaand hieraan vond van juni tot en met augustus 2010 een consultatieronde plaats, waarin onder meer een evaluatie aan de orde kwam van de effecten van interne en externe EU-instrumenten ter bevordering van kinderrechten. De Commissie zal in de mededeling prioriteiten identificeren op grond van overleg met EU-instellingen, Unicef, NGO’s en kinderen. In de mededeling zal tevens een evaluatie worden opgenomen van het functioneren van de alarmnummers voor vermiste kinderen.

Cultuur en media

Stand van zaken

Omroepmededeling

Begin 2008 hield de Commissie een consultatie over de herziening van haar mededeling «staatssteun publieke omroep» uit 2001 (de zogenaamde Omroepmededeling). Hierin zette de Commissie de beginselen uiteen bij toepassing van de verdragsbepalingen over staatssteun waar het de financiering van de publieke omroepen betreft. De Commissie wilde deze mededeling herzien. Nederland heeft het initiatief genomen voor een gezamenlijk position paper, die werd gesteund door een meerderheid (22) van de lidstaten. De lidstaten benadrukten in dit verband het belang van subsidiariteit onder verwijzing naar het Protocol van Amsterdam. De definitieve versie van de nieuwe mededeling is in juli 2009 verschenen en is, in lijn met de Nederlandse wensen, ten opzichte van het eerste concept aanzienlijk verbeterd.

Zo mag de publieke omroep voor bepaalde digitale diensten bijbetaling van de gebruiker vragen. In de Omroepmededeling is tevens opgenomen dat nieuwe mediadiensten van de publieke omroep beoordeeld moeten worden op markteffecten. Deze beoordeling moet plaatsvinden door een instantie die onafhankelijk is van het management van de publieke omroep. De markteffecten van een voorgenomen nieuwe dienst van de publieke omroep moeten gewogen worden tegen de «publieke waarde» van die dienst. In het geval van overwegend negatieve effecten op de markt is de voorgenomen nieuwe dienst volgens de Commissie toelaatbaar wanneer deze is gerechtvaardigd door het feit dat de voorgenomen dienst toegevoegde waarde oplevert in termen van het vervullen van de democratische, sociale en culturele behoeften van de samenleving, mede rekening houdend met het bestaande totale aanbod van de publieke omroep.

Staatssteun publieke omroep

In januari 2010 heeft de Commissie een positief besluit genomen over de financieringssystematiek van de Nederlandse publieke omroep. De Commissie acht de Nederlandse systematiek en de genomen zogenoemde «dienstige maatregelen» in overeenstemming met de Europese staatssteunregels. Dit geldt ook voor de voorafgaande goedkeuringsprocedure van nieuwe mediadiensten.

Een ander lopend onderzoek van de Commissie betreft de Commissiebeschikking van juni 2006 in de zogenoemde ad hoc steunzaak Nederlandse publieke omroep. Nederland is destijds in beroep gegaan bij het Gerecht van Eerste Aanleg tegen de beschikking van de Commissie van juni 2006, waarin zij oordeelde dat er in de periode 1995–2005 sprake is geweest van nieuwe steun en van overcompensatie aan de publieke omroep van 76,327 miljoen euro (exclusief rente). Nederland is het in deze zaak niet eens met de Commissie dat het hier gaat om nieuwe steun en is van mening dat er geen sprake is geweest van overcompensatie. De zitting bij het Gerecht heeft in maart 2010 plaatsgevonden; er is nog geen uitspraak.

Europeana

Europeana (de European Digital Library) ontwikkelt zich tot een online meertalig portaal tot het digitale culturele materiaal van Europa in zijn geheel. In 2010 zullen circa 10 miljoen objecten digitaal beschikbaar zijn via Europeana. Europeana is ondergebracht in de Koninklijke Bibliotheek en maakt onderdeel uit van de Digital Agenda, één van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Sinds 2005 wordt Europeana gefinancierd door de Unie. Nederland levert sinds dat jaar samen met andere lidstaten een vrijwillige financiële bijdrage. Communautaire financiering is tot en met 2012 zeker gesteld.

De Commissie heeft in het najaar van 2009 een nieuwe aanbeveling over dit onderwerp uitgebracht en een publieke consultatie uitgevoerd. In mei 2010 zijn Raadsconclusies ter zake aangenomen. Hierin wordt het belang benadrukt van Europeana als meertalige toegangspoort tot Europees cultureel erfgoed. Verder wordt een aantal uitdagingen benoemd op organisatorisch, juridisch en financieel gebied. Ook wordt de Commissie opgeroepen een voorstel te doen voor duurzame financiering van Europeana na 2012 en daarbij een visie te ontwikkelen op de toekomstige ontwikkeling ervan, inclusief het beheer. Vanwege het belang van Europeana voor digitaliseringprojecten op het terrein van cultureel erfgoed en bibliotheken, gekoppeld aan de Nederlandse kennispositie op dit terrein, zal Nederland zich inzetten voor behoud ervan in Den Haag.

Europees Erfgoed Label

De Commissie heeft op verzoek van de Raad begin 2010 een voorstel gepubliceerd voor een Europees Erfgoedlabel (EEL). Het label zal worden toegekend aan locaties die in de geschiedenis van Europa en bij de totstandkoming van de Unie een belangrijke rol hebben gespeeld. Voorts kan het label worden gebruikt om te belichten welke rol democratische waarden en mensenrechten hebben gespeeld in het Europese integratieproces. Deelname van de lidstaten aan het erfgoedlabel is vrijwillig. In het Commissievoorstel wordt de procedure voor de selectie van erfgoed uitgewerkt. Conclusies over het Commissievoorstel worden naar verwachting onder Belgisch voorzitterschap aan de Raad voorgelegd.

Bijdrage van cultuur aan regionale en lokale ontwikkeling

Het Spaanse voorzitterschap heeft de bijdrage van cultuur aan regionale en lokale ontwikkeling op de agenda gezet. Onderzoek heeft aangetoond dat cultuur, creativiteit en innovatie kunnen bijdragen aan maatschappelijke en economische vooruitgang. Maatregelen om dat te bereiken zijn onder meer het betrekken van lokale en regionale overheden bij de uitvoering van de Europese Agenda voor cultuur; het bevorderen van een gunstig ondernemersklimaat voor de culturele en creatieve sector, vooral het midden- en kleinbedrijf; en het bevorderen van betere communicatie tussen culturele en creatieve bedrijfstakken en de financiële sector. De Raad heeft in zijn conclusies van 11 mei Commissie en lidstaten opgeroepen meer betekenis toe te kennen aan de creatieve sector in het kader van de Europa 2020-strategie.

Beleid in voorbereiding

Digitale Agenda

De Digitale Agenda is een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. In de Digitale Agenda worden initiatieven aangekondigd die belangrijk zijn voor het cultuur- en mediadomein, in de eerste plaats maatregelen ter bevordering van de interne markt voor online audiovisuele en andere creatieve content. Daarnaast is de ontwikkeling van het frequentiebeleid op Europees niveau via het European Spectrum Policy Programme van belang voor distributie van de programma’s van de publieke omroep via de ether en mobiele netwerken. Ook worden in de Digitale Agenda genoemd: maatregelen op het terrein van mediageletterdheid, maatregelen voor een duurzaam financieringsmodel voor Europeana, een aanbeveling over de digitalisering van de Europese bioscopen en aanvullende maatregelen voortvloeiend uit de reacties op het Groenboek Unlocking the potential of cultural and creative industries.

Groenboek Creatieve Industrie

Het kabinet bereidt een reactie voor op het onlangs door de Commissie gepubliceerde Groenboek Creatieve Industrie. Europa’s culturele en creatieve industrieën kunnen een belangrijke rol spelen bij het realiseren van de Europa 2020-strategie en bij het realiseren van vlaggenschipinitiatieven als de Innovatie-Unie of de Digitale Agenda. Culturele en creatieve industrieën dragen voor ongeveer 2,6 procent bij aan het binnenlands product van de Unie. Bovendien creëert de sector banen voor circa vijf miljoen mensen in de Unie.

Cultuuragenda en Werkplan Cultuur 2011–2013

Het Werkplan Cultuur 2008–2010 loopt ten einde. De Commissie heeft de lidstaten gevraagd te rapporteren over de resultaten en ontwikkelingen op het gebied van cultuur sinds 2007 en over de uitkomsten van de vier werkgroepen die in de afgelopen periode volgens de Open Methode van Coördinatie (OMC) aan de slag zijn gegaan met de thema’s mobiliteit van kunstenaars, mobiliteit van collecties, cultuureducatie en creatieve industrie. Op basis van rapportages van de lidstaten en aanbevelingen van de OMC-werkgroepen komt de Commissie eind dit jaar met een eigen rapport. Discussie over dit rapport in de Raad zal leiden tot definiëring van prioriteitsthema’s en werkmethodes voor het toekomstige Werkplan Cultuur dat najaar 2010 zal worden vastgesteld. Nederland heeft deelgenomen aan alle vier OMC-werkgroepen en is voorstander van het voortzetten van deze werkmethode. Deze heeft bewezen een goed platform te vormen om beleidsmakers en experts uit alle lidstaten bijeen te brengen. Daarmee worden deskundigheid en best practices uitgewisseld en netwerken versterkt. Nederland bepleit handhaving van de bestaande vier prioritaire thema’s en werkgroepen.

Sport

Stand van zaken

In het Verdrag wordt sport expliciet benoemd als één van de beleidsterreinen van de Unie. De Unie kan maatregelen van de lidstaten – die de primaire verantwoordelijkheid houden voor het sportbeleid – ondersteunen, coördineren en aanvullen. De Europese betrokkenheid richt zich op het bevorderen van neutraliteit en transparantie bij sportwedstrijden, samenwerking tussen sportorganisaties en het beschermen van de fysieke en morele integriteit van sporters, en vooral jongeren.

Op 10 mei 2010 stond sport voor de eerste keer formeel geagendeerd op de Raad. Lidstaten en Commissie wisselden van gedachten over een Europese sportagenda. Met het oog op nieuwe ontwikkelingen binnen de sector wordt een structurele dialoog van Commissie en Raad met de sportsector noodzakelijk geacht. Voorafgaand aan deze Raad had op 20 en 21 april 2010 al een informele bijeenkomst van sportministers plaatsgevonden. Lidstaten stemden in met de voorstellen van de Commissie over de thema’s voor een Europees sportprogramma en de subsidievoorstellen voor 2012–2013.

Beleid in voorbereiding

De Commissie zal in het najaar een mededeling presenteren over de uitwerking van sport onder het Verdrag. Hierin zal zij nader ingaan op de diverse thema’s waarop de Unie een meerwaarde kan leveren. Sport is een complex beleidsterrein vanwege de vele economische, sociale en bestuurlijke facetten. Het is belangrijk dat er overeenstemming komt over de prioritaire thema’s voor sport.

Fiches opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)

Nr.

Titel fiche (2e helft 2009)

Dept.

Nr.

Kamerstuk

1.

Mededeling inzake strategie van de EU voor Oostzeegebied

BZ

(2009) 248

22112/894

2.

Verordening inzake het op de markt brengen van gebruik van biociden

VROM

(2009) 267

22112/896

3.

Mededeling inzake Internetgovernance

EZ

(2009) 277

22112/895

4.

Mededeling inzake het internet van de dingen

EZ

(2009) 278

22112/897

5.

Verordening inzake tariefcontingent voor invoer van rundvlees

EZ/LNV/FIN

(2009) 275

22112/898

6.

Verordening betreffende oprichting netwerk immigratieverbindingsfunctionarissen

JUS

(2009) 322

22112/899

7.

Mededeling inzake follow-up Europees Pact Immigratie en Asiel

JUS

(2009) 266

22112/900

8.

Mededeling aanscherping chemische, biologische, radiologische en nucleaire beveiliging in de EU

BZK/JUS

(2009) 273

22112/901

9.

Mededeling inzake CCS China

EZ

(2009) 284

22112/902

10.

Mededeling inzake kankerbestrijding

VWS

(2009) 291

22112/903

11.

Voorstel betreffende IT agentschap

BZK/JUS

(2009) 294

22112/904

12.

Mededeling inzake partnerschap Europese Unie-Afrika op gebied van vervoer

VenW

(2009) 301

22112/905

13.

Mededeling inzake recht van vrij verkeer en verblijf op grondgebied van lidstaten voor burgers in de Unie en familieleden

JUS

(2009) 313

22112/906

14.

Mededeling inzake btw groepoptie

FIN

(2009) 325

22112/907

15.

Mededeling inzake garanderen efficiënte, veilige en derivatenmarkten

FIN

(2009) 332

22112/908

16.

Aanbeveling betreffende vaccinatie voor seizoensgriep

VWS

(2009) 353

22112/909

17.

Verordening energie-infrastructuur

EZ

(2009) 361

22112/910

18.

Richtlijn betreffende kapitaalvereisten

FIN

(2009) 362

22112/911

19.

Verordening voor Europees fonds voor Regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en Cohesiefonds

EZ

(2009) 384

22112/912

20.

Samenvatting verslag sectoraal onderzoek naar farmaceutische sector

VWS

(2009)351

22112/913

21.

Richtlijn ouderschapsverlof

SZW

(2009) 410

22112/914

22.

Mededeling inzake motorvoertuigensector

EZ/VenW

(2009)388

22112/915

23.

Mededeling inzake duurzame toekomst vervoer

VenW

(2009) 279

22112/916

24.

Mededeling betreffende Alzheimer en andere vormen van dementie

VWS

(2009) 380

22112/917

25.

Aanbeveling maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten

VWS

(2009) 379

22112/918

26.

Aanbeveling betreffende rookvrije ruimten

VWS

(2009)328

22112/919

27.

Besluit tot instelling Europese microfinancieringsfaciliteit

EZ/SZW

(2009) 340

22112/920

28.

Verordening inzake ansjovisbestand Golf van Biskaje

LNV

(2009) 399

22112/923

29.

Kaderbesluit betreffende recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

JUS

(2009) 338

22112/922

30.

Verordening inzake vaststelling vangstdocumentatieprogr. blauwvintonijn

LNV

(2009) 406

22112/923

31.

Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid

EZ

(2009) 363

22112/924

32.

Wijziging beschikking Europees Vluchtelingenfonds

JUS

(2009) 456

22112/933

33.

Mededeling gezamenlijk EU hervestigingsprogramma

JUS

(2009) 447

22112/934

34.

Verordening inzake de vangstmogelijkheden Oostzee

LNV

(2009) 439

22112/935

35.

Mededeling inzake Europeana

OCW

(2009) 440

22112/936

36.

Mededeling productiemethoden EU statistieken

EZ

(2009) 404

22112/926

37.

Richtlijn inzake laboratoriumtests

LNV

(2009) 424

22112/927

38.

Mededeling inzake Bruto Binnenlands product en verder

EZ

(2009) 433

22112/928

39.

Verordening admin. samenwerking en fraudebestrijding BTW

FIN

(2009) 427

22112/929

40.

Mededeling OS-beleidscoherentie

BZ

(2009) 458

22112/942

41.

Mededeling geintegreerd maritiem beleid beter bestuur MZ gebied

VenW

 

22112/943

42.

Verordening inzake toegang Eurodac rechtshandhavingsinstanties

JUS

(2009) 344

22112/944

43.

Mededeling e-Call

BZK

(2009) 434

22112/937

44.

Beschikking toetreding EU tot COTIF, intern. spoorwegvervoer

VenW

(2009) 441

22112/938

45.

Mededeling inzake communautair innovatiebeleid

EZ

(2009) 442

22112/939

46.

Verordening en besluit inzake Europees toezicht fin. systeem

FIN

(2009) 499

22112/940

47.

Mededeling inzake SEPA routekaart

FIN

(2009) 471

22112/946

48.

Mededeling betreffende pandemie

VWS

(2009) 481

22112/944

49.

Verordening inzake euromunten

FIN

(2009) 459

 

50.

Richtlijn inzake vervoerbare drukapparatuur

VenW

(2009) 482

22112/949

51.

Mededeling inzake Integratie Maritiem Toezicht

VenW

(2009) 538

22112/952

52.

Mededeling versterkte handhaving intellectuele eigendomsrechten

EZ

(2009) 467

22112/953

53.

Mededeling inzake ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU

EZ

(2009) 512

22112/955

54.

Verordening inzake migratie van het Schengeninformatiesysteem SIS I naar SIS II

BZK

(2009) 508/509

22112/956

55.

Verordening inzake erfrecht

JUS

(2009) 154

22112/957

56.

Mededeling inzake stand van zaken Strategisch Partnerschap tussen EU en Latijns-Amerika

BZ

(2009) 495

22112/958

57.

Mededeling inzake ontwikkeling internationale dimensie Integraal Maritiem beleid van de EU

VenW

(2009) 536

22112/959

58.

Richtlijn tot wijziging richtlijn betreffende prospectus

FIN

(2009) 491

22112/960

59.

Mededeling actieplan Stedelijk Mobiliteit

VenW

(2009) 490

22112/961

60.

Richtlijn inzake verleggingsregeling farudegevoelige goederen en diensten

FIN

(2009) 511

22112/965

61.

Mededeling investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën, SET plan

EZ

(2009) 519

22112/966

62.

Mededeling inzake financieel pakket toetredingsonderhandelingen Kroatië

BZ

(2009) 595

22112/967

63.

Verordening inzake vangstmogelijkheden voor visbestanden

LNV

(2009) 553

22112/968

64.

Mededeling inzake auteursrecht in de kenniseconomie

JUS

(2009) 532

22112/969

65.

Verordening inzake CO²-emissies van lichte voertuigen

VROM

(2009) 593

22112/970

66.

Mededeling inzake de Europese Onderzoeksraad

OCW/EZ

(2009) 552

22112/971

67.

Mededeling en aanbeveling Digitaal Dividend

EZ

(2009) 586 en 587/2

22112/973

68.

Mededeling Global Monitoring for Environment and Security, GMES

EZ

(2009) 589

22112/974

69.

Mededeling inzake bestrijding HIV/AIDS

VWS

(2009) 569

22112/975

70.

Mededeling grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in EU

EZ

(2009) 557

22112/976

71.

Mededeling «Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa»

LNV

(2009) 591

22112/977

72.

Verordening inzake fin. bijstand voor ontmanteling eenheden kerncentrale Kozloduy in Bulgarije

BZ

(2009) 581

22112/978

73.

Mededeling inzake Europees transparantie-initiatief

BZ

(2009) 612

22112/979

74.

Verslag etikettering dierenwelzijn

LNV

(2009) 584

22112/980

75.

Mededeling inzake nieuw partnerschap EU en Landen en Gebieden overzee, LGO

BZ i.s.m. BZK

(2009) 623

22112/977

76.

Richtlijn kwalificatie

JUS

(2009) 551

22112/982

77.

Procedurerichtlijn

JUS

(2009) 554

22112/983

78.

Mededeling inzake publiek privaat partnerschap voor internet van de toekomst

EZ

(2009) 479

22112/984

79.

Mededeling inzake garanderen efficiënte, veilige en gezonde derivatenmarkten

FIN

(2009) 563

22112/985

80.

Beschikking inzake gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Oostzee

OCW

(2009) 610

22112/986

81.

Mededeling inzake solidariteit gezondheidszorg

VWS

(2009) 567

22112/987

82.

Mededeling electronische industrie

EZ

(2009) 594

22112/976

83.

Verordening inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in burgerluchtvaart

VenW

(2009) 611

22112/989

84.

Richtlijn inzake preventie van letsels door scherpe voorwerpen in gez. branche

SZW

(2009) 577

22112/995

85.

Mededeling inzake ontwikkeling van publieke-private partnerschappen

EZ

(2009) 615

22112/984

Nr.

Titel fiche (2010)

Dept.

Nr.

Kamerstuk

86.

Mededeling inzake biodiversiteit

LNV

(2010) 4

22112/997

87.

Richtlijn inzake Europees Beschermingsbevel

JUS

COPEN 247

22112/999

88.

Verordening inzake uitvoering bilaterale vrijwaringsclausule in vrijhandelsovereenkomst EU-Korea

EZ

(2010) 49

22112/1000

89.

Richtlijn inzake recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

JUS

CODEC 41

22112/1002

90.

Verordening voor financiële perspectieven, nieuw IIa en aanpassing Fin. reglement aan verdrag van Lissabon

BZ/FIN

(2010) 71,72, 73

22112/1001

91.

Verordening inzake kwaliteit statistische gegevens in de procedure bij buitensporige tekorten

FIN/EZ

(2010) 53

22112/1003

92.

Richtlijn inzake het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

JUS

(2010) 82

22112/1005

93.

Mededeling inzake een vrouwenhandvest

OCW

(2010) 87

22112/1006

94.

Besluit inzake Europees Erfgoedlabel

OCW

(2010) 76

22112/1008

95.

Verordening inzake controle uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie

BZ

(2010) 83

22112/1009

96.

Verordening tot wijziging eerdere verordening Frontex

JUS

(2010) 61

22112/1013

97.

Mededeling en verordening inzake begeleidende maatregelen voor de bananensector 2010–2013

BZ

(2010) 101 / 102

22112/1015

98.

Onderhandelingsmandaat inzake toetreding EU tot EVRM

BZ

(2010) ?

22112/1016

99.

Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en bescherming van slachtoffers

JUS

(2010) 95

22112/1017

100.

Mededeling inzake de Europese rol in Humanitaire Voedselhulp

BZ

(2010) 126

22112/1018

101.

Verordening inzake Aanpassing financieel reglement en Statuut mbt. Europese Dienst voor het Externe Optreden

BZ

(2010) 85

22112/1019

102.

Mededeling inzake de Europese rol in wereldwijde gezondheid

BZ/VWS

(2010) 128

22112/1020

103.

Mededeling inzake EU- beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen

BZ/LNV

(2010) 127

22112/1021

104.

Verordening statistieken over toerisme

EZ/CBS

(2010) 117

22112/1022

105.

Verordening inzake Europese milieu-economische rekeningen

EZ/CBS

(2010) 132

22112/1023

106.

Mededeling inzake sociale en economische integratie van Roma

SZW

(2010) 133

22112/1024

107.

Raadsbesluit tot verlening EU- garantie voor verliezen van de Europese investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Europese Unie

FIN

(2010) 174

22112/1025

108.

Mededeling inzake samenwerking met ontwikkelingslanden bij de bevordering van goed bestuur in belastingzaken

BZ/FIN

(2010) 163

22112/1026

109.

Mededeling inzake ruimte van vrijheid, veiligheid, en recht voor de burger van Europa, actieplan ter uitvoering Stockholmprogramma

JUS/BZK

(2010) 171

22112/1027

110.

Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de regionale conventie betreffende Pan-Euro-Mediterrane preferentiële oorsprongsregels

EZ

(2010) 172

22112/1028

111.

Voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

JUS

(2010) 94

22112/1029

112.

Raadsbesluit en verordening Echtscheiding (Rome III)

JUS

(2010) 104/105

22112/1030

113.

Mededeling vereenvoudiging van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek

EZ

(2010) 187

22112/1031

114.

Mededeling inzake communautair burgerluchtvaartbeleid Brazilië

VenW

(2010) 210

22112/1032

115.

Mededeling «analyse om verder tegaan dan 20% reductie van broeikasgasemissies en het beoordelen van het risico van carbon leakage

VROM

(2010) 256/3

22112/1033

116.

Raadpleging vangstmogelijkheden

LNV

(2010) 241

22112/1034

117.

Verordening van Fin. Reglement van toepassing op de Europese begroting

FIN

(2010) 260/261

22112/1035

118.

Mededeling inzake bioafvalbeheer in de Europese unie

VROM

(2010) 235

22112/1036

Stand Implementatie Europese Regelgeving

Voor het bewaken van de implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I), aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden in de omzetting van richtlijnen en kaderbesluiten. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Ministerraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen/EU-kaderbesluiten vervolgens naar de Tweede en Eerste Kamer.

Schematisch overzicht van de stand van de implementatie:

Tot en met

Totale achterstand

Uitgevoerd in betrokken kwartaal

Uitgevoerd t/m betrokken kwartaal

30-09-09

9

9

40

31-12-09

14

4

44

31-03-10

7

6

45

30-06-10

10

15

59

Het Directoraat-Generaal voor de Interne Markt van de Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde Interne Markt scorebord. Hierin wordt de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de interne markt-richtlijnen van alle lidstaten weergegeven.

Uit het scorebord van juli 2010 is gebleken dat Nederland op de 8e plaats in de EU-rangorde staat: 0.6% van de Europese interne marktregelgeving is door Nederland nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd. Thans mag het deficit maximaal 1.0% bedragen.

TABELLEN

Tabel 1. De FINANCIËLE PERSPECTIEVEN 2007–2013 (in miljoenen euro, in lopende prijzen)

Vastleggingskredieten1

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

totaal 07–13

1 Duurzame groei

53 979

57 653

61 696

63 555

63 974

66 967

69 957

437 778

1a. Concurrentievermogen

8 918

10 386

13 269

14 167

12 987

14 203

15 433

89 363

1b. Cohesie

45 061

47 267

48 427

49 388

50 987

52 761

54 524

348 415

2 Landbouwen Natuurbeheer

55 143

59 193

56 333

59 955

63 338

60 810

61 289

413 061

waarvan: directe steun en marktmaatregelen

45 759

46 217

46 679

47 146

47 617

48 093

48 574

330 085

3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid & recht

1 273

1 362

1 518

1 693

1 889

2 105

2 376

12 216

3a. Vrijheid, veiligheid en recht

637

747

867

1 025

1 206

1 406

1 661

7 549

3b. Burgerschap

636

615

651

668

683

699

715

4 667

4 Externbeleid

6 578

7 002

7 440

7 893

8 430

8 997

9 595

55 935

5 Administratieve uitgaven

7 039

7 380

7 525

7 882

8 334

8 670

9 095

56 925

6 Compensatie

445

207

210

862

Totaal vastleggingskredieten

124 457

132 797

134 722

140 978

142 965

147 546

152 312

975 777

Vastleggingskredieten als % BNI

1,02%

1,08%

1,16%

1,18%

1,16%

1,15%

1,14%

1,13%

         

Totaal betalingskredieten

122 190

129 681

120 445

134 289

134 280

141 360

143 331

925 576

betalingskredieten als % EU-BNI

1,00%

1,05%

1,04%

1,12%

1,09%

1,10%

1,07%

1,07%

Bron: Ontwerpbegroting 2011.

XNoot
1

Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten. Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopende en eerdere begrotingsjaren na te komen.

Tabel 2. Commissievoorstel 2011

Committeringen in miljoenen euro

Begroting 2010

Commissievoorstel voor 2011

Financiële perspectieven 2011

Marge

1a Concurrentiekracht

14 863 (incl. herstelpakket en globaliseringsfonds)

12 883 exclusief herstelpakket

13 437 (incl. globaliseringsfonds van 500 mln dat buiten FPs valt)

12 987

50

1b Structuur/cohesie

49 387

50 970

50 987

17

2 landbouw, visserij en milieu

59 499

59 486

60 338

852

3a JBZ

1 006

1 135

1 206

71

3b Burgerschap

668

668

683

15

4 Extern beleid

8 160 (incl. noodhulpreserve)

8 614 (incl. noodhulpreserve van € 254 mln die buiten de FPs valt)

8 430

70

5 Administratie

7 909

8 266

8 334

150 (incl. 82 mln pensioen-inkomsten)

Totaal committering

141 492 (incl. herstelpakket)

139 512 (excl. herstelpakket)

142 576

142 965

1 225

Omgerekend naar % BNI

1,18%

1,15%

1,15%

 
     

Betalingsniveau

122 957

130 147

134 280

 

Omgerekend naar % BNI

1,02%

1,05%

1,08%

 

Bron: Ontwerpbegroting 2011.

Tabel 3. Nederlandse ontvangsten uit de EU beleidsuitgaven in 2008, 2007 en 2006, in lopende prijzen. EU-middelen voor het betreffende beleidsterrein
 

2008

2007

2006

 

Miljoenen euro

% EU

Miljoenen euro

% EU

Miljoenen euro

% EU

1. Landbouwbeleid, waarvan:

963,6

1,8%

1 211,3

2,2%

1 220,1

2,4%

– Exportsteun

89,2

9,9%

197,8

13,7%

308,1

12,9%

– Inkomenssteun

768,0

2,1%

800,8

2,2%

658,8

1,6%

– Plattelandsbeleid

35,9

0,3%

62,9

0,6%

68,2

0,9%

       

2. Structuurbeleid, waarvan:

670,8

1,9%

251,4

0,7%

463,9

1,6%

– Doelstelling 1 (convergentie)

8,2

0,0%

11,7

0,0%

31,2

0,2%

– Doelstelling 2 en 3

655,5

7,5%

225,0

2,9%

369,0

5,2%

– Overig (exclusief cohesiefonds)

7,0

6,5%

14,6

1,1%

63,6

3,3%

       

3. Intern Beleid (concurrentie, JBZ en burgerschap), waarvan:

549,6

4,8%

375,9

4,8%

429,4

4,8%

– Onderzoeken Ontwikkeling

411,9

6,4%

216,8

5,3%

294,9

5,8%

– Trans-EuropeseNetwerken

11,4

1,3%

29,2

7,8%

35,2

4,7%

– Onderwijs

30,7

2,9%

40,2

4,2%

29,4

3,3%

TOTAAL

2 267,0

1,9%

1 916,4

1,7%

2 190,4

2,1%

Bron: the EU budget 2007 Financial Report (Europese Commissie).

Tabel 4. Nettoposities EU-27, 2008 (gerangschikt op % BNI)
 

Boekhoudkundige definitie

  

Definitie Commissie

Mln euro

%BNI

Per hoofd

 

Mln euro

%BNI

Per hoofd

1

Nederland

–3 327

–0,56%

–203

 

1

Zweden

–1 091

–0,32%

–119

2

Zweden

–1 404

–0,41%

–153

 

2

Duitsland

–7 836

–0,31%

–95

3

Duitsland

–10 127

–0,40%

–123

 

3

Italië

–4 637

–0,30%

–78

4

Cyprus

–55

–0,36%

–70

 

4

Denemarken

–625

–0,26%

–114

5

Italië

–5 348

–0,35%

–90

 

5

Nederland

–1 551

–0,26%

–95

6

Denemarken

–822

–0,34%

–150

 

6

België

–839

–0,24%

–79

7

Frankrijk

–4 925

–0,25%

–77

 

7

Frankrijk

–4 495

–0,23%

–70

8

Finland

–451

–0,25%

–85

 

8

Finland

–383

–0,21%

–72

9

Verenigd Koninkrijk

–2 946

–0,15%

–48

 

9

Cyprus

–23

–0,15%

–29

10

Oostenrijk

–403

–0,14%

–48

 

10

Oostenrijk

–341

–0,12%

–41

11

Slovenië

37

0,10%

18

 

11

Luxemburg

–32

–0,11%

–66

12

Spanje

1 792

0,17%

40

 

12

Verenigd Koninkrijk

–993

–0,05%

–16

13

Ierland

424

0,27%

96

 

13

Spanje

2 461

0,23%

54

14

België

1 364

0,39%

128

 

14

Slovenië

102

0,28%

51

15

Malta

26

0,47%

62

 

15

Ierland

513

0,33%

116

16

Tsjechië

1 003

0,73%

97

 

16

Malta

28

0,52%

69

17

Slowakije

628

1,00%

116

 

17

Tsjechië

1 134

0,82%

109

18

Hongarije

1 024

1,06%

102

 

18

Hongarije

1 079

1,12%

107

19

Roemenie

1 408

1,07%

65

 

19

Slowakije

706

1,12%

131

20

Polen

4 061

1,16%

107

 

20

Roemenie

1 538

1,17%

71

21

Estland

202

1,36%

151

 

21

Polen

4 330

1,24%

114

22

Portugal

2 600

1,63%

245

 

22

Estland

222

1,49%

166

23

Letland

388

1,71%

171

 

23

Portugal

2 642

1,66%

249

24

Bulgarije

598

1,78%

78

 

24

Letland

400

1,76%

176

25

Litouwen

796

2,54%

236

 

25

Bulgarije

659

1,96%

86

26

Griekenland

6 111

2,61%

545

 

26

Griekenland

6 160

2,63%

549

27

Luxemburg

1 141

3,93%

2 359

 

27

Litouwen

832

2,66%

247

Bron: EU budget 2008 Financial Report (Europese Commissie).

Tabel 5. Nederlandse afdrachten aan EU, o.b.v ACOR cijfers mei 2009 en inwerkingtreding Eigen Middelenbesluit in 2009 bedragen in miljoenen euro
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

BNP-afdracht

35 214

4 041

4 430

4 465

5 103

5 203

BTW-afdracht

338

351

360

377

1 055

1 084

Landbouwheffingen

303

303

303

303

303

303

Invoerrechten

2 210

2 136

2 178

2 222

2 266

2 312

Totaal Nederlandse afdrachten (bruto)

6 372

6 831

7 272

7 367

8 728

8 902

Perceptiekostenvergoeding landbouwheffingen

76

76

76

76

76

76

Perceptiekostenvergoeding invoerrechten

525

534

545

555

567

578

Totaal perceptiekostenvergoedingen

628

610

620

631

642

654

Totaal EU-afdrachten (netto)

5 744

6 221

6 651

6 736

8 085

8 248

Lijst van afkortingen

APS

Algemeen Preferentieel Stelsel

ACS-landen

Landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

ASEAN

Association of South-East Asian Nations

BBP

Bruto Binnenlands Product

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BTW

Belasting op Toegevoegde Waarde

CBD

Convention on Biologicak Diversity

CBRN

Chemical, biological, radiological, and nuclear

CCS

Carbon Capture and Storage

COSI

Comité de Sécurité Intérieure

CPB

Centraal Planbureau

CRA

Credit rating agency

CVM

Coöperatie en Verificatie Mechanisme

DAB

Diensten van Algemeen Belang

DAS

Déclaration d’Assurance (Betrouwbaarheidsverklaring van Europese Rekenkamer)

DG

Directeur-generaal

DIS

Douane informatiesysteem

CPA

Comprehensive Peace Agreement

DRC

Democratische Republiek Congo

EASO

Europees Asiel Ondersteuningsbureau

EB

Europees Beschermingsbevel

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EDA

European Defense Agency

Ecofin

Raad Economische en Financiële Zaken

EER

Europese Economische Ruimte

EFSA

Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

EFSM

Europees Financieel Stabilisatie Mechanisme

EFSF

Europese Financiële Stabilisatie Faciliteit

EFTA

European Free Trade Association

EG

Europese Gemeenschap

EGF

Europees Globaliserings Fonds

EHRM

Europees Hof van de Rechten van de Mens

EIB

Europese Investeringsbank

EJN

Europees Justitieel Netwerk

EMAS

Eco-Management and Audit Scheme

EMU

Economische Monetaire Unie

ENB

Europees Nabuurschapsbeleid

ENISA

European Network and Information Security Agency

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EP

Europees Parlement

EPA

Economic Partnership Agreement

ERA

European Research Area

ER

Europese Raad

ERIC

European Research Infrastructure Consortium

ESA

European Supervisory Authorities

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESFRI

European Strategy Forum on Research Infrastructures

ESFS

European System of Financial Supervisors

ESRB

European Systemic Risk Board

ETS

Emission Trading Scheme

EU

Europese Unie

EUFOR

European Union Force in Bosnia and Herzegovina

EUPOL

European Union Police Mission

Eurodac

European Dactyloscopie, Europese vingerafdruk-database

Eurojust

Europese Eenheid voor Justitiële Samenwerking

Europol

Europese Politiedienst

EUROSUR

Europees grensbewakingssysteem

EUSEC

EU security sector reform mission in the Democratic Republic of Congo

EUSV

EU Speciale Vertegenwoordiger

EULEX

European Union Rule of Law Mission in Kosovo

EVDB

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

EVF

Europees Visserijfonds

FRONTEX

Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen

GCC

Gulf Cooperation Council

GEAS

Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel

GGO

Genetisch Gemodificeerde Organismen

GLB

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

GMES

Global Monitoring for Environment and Security

GSA

Galileo Supervisory Authority

GSP

Generalised System of Preferences

GVB

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

GVDB

Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

HV

Hoge Vertegenwoordiger

ICC

International Criminal Court (Internationaal Strafhof)

ICTY

Joegoslavië Tribunaal

ILO

Immigration Liaison Officer

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMO

Internationale Maritieme Organisatie

IPPC

Integrated Pollution Prevention Control

ITER

International Thermonuclear Experimental Reactor

ITS

Intelligent Transportation Systems

IWC

Internationale Walvisvaart Commissie

JBZ

Justitie en Binnenlandse Zaken

JP

Joint Programming

KP

Kaderprogramma Onderzoek en Innovatie

LAC

Latijns-Amerika en de Caraïben

MAP

Membership Action Plan

Mbo

Middelbaar beroepsonderwijs

MDG’s

Millenium Development Goals

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MLC

Maritiem arbeidsverdrag

MOL

Minst Ontwikkelde Landen

MOVP

Midden-Oosten Vredesproces

MTO

Middellangetermijndoelstelling

NAVO

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NEC

National Emission Ceilings

NGO

Niet-gouvernementele organisatie

NSR

Nationaal Strategisch Rapport over Sociale Bescherming en Sociale Insluiting

NTC

Non trade concerns

NWO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OJC

Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

OMC

Open Methode van Coördinatie

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PNR

Passenger Name Records

PSO

Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst

RAZEB

Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

R&D

Research & Development

RvE

Raad van Europa

SADC

Southern African Development Community

SAO

Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst

SAP

Stabilisatie- en Associatie Proces

SBA

Small Business Act

SDAB

Sociale Diensten van Algemeen Belang

SEIS

Shared Environmental Information System

SER

Sociaal-economische Raad

SESAR

Single European Sky ATM Research (waarbij: ATM = Air Traffic Management)

SGP

Stabiliteits- en Groeipact

SIS

Schengen Informatiesysteem

SPC

Social Protection Committee

TACs

Total Allowable Catches

TEC

Transatlantische Economische Raad

TENs

Trans-Europese Netwerken

TRIPS

Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights

UMR

Unie voor de Mediterrane Regio

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation

UNFCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

VIS

Visum Informatiesysteem

VN

Verenigde Naties

VTE

Raad Vervoer Telecom en Energie

VWP

Visa Waiver Program

WSBVC

Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

WHO

World Health Organisation

WTO

World Trade Organisation

Naar boven