22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1026 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 5 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Raadsbesluit tot verlening EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Europese Unie; (kamerstuk 22 112, nr. 1025)

  • 2. Mededeling inzake samenwerking met ontwikkelingslanden bij de bevordering van goed bestuur in belastingzaken;

  • 3. Mededeling inzake een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers van Europa. Actieplan ter uitvoering van het Stockholm Programma; (kamerstuk 22 112, nr. 1027)

  • 4. Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de regionale conventie betreffende de Pan-Euro-Mediterrane preferentiële oorsprongsregels; (kamerstuk 22 112, nr. 1028)

  • 5. Voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (kamerstuk 22 112, nr. 1029)

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche : Mededeling inzake samenwerking met ontwikkelingslanden bij de bevordering van goed bestuur in belastingzaken.

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité: belasting en ontwikkeling, samenwerking met ontwikkelingslanden bij de bevordering van goed bestuur in belastingzaken.

Datum Commissiedocument: 21 April 2010

Nr. Commissiedocument: COM(2010)163

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=199216

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet van toepassing

Behandelingstraject Raad: Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de RBZ van 14 juni 2010 conclusies aan te nemen over deze mededeling.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën

2. Essentie voorstel:

Het belang van belastingheffing voor de binnenlandse inkomstenverwerving en de kwaliteit van het bestuur in ontwikkelingslanden krijgt internationaal steeds meer aandacht. De relatie tussen belasting en ontwikkeling is prominent in de VN-declaraties, van de Finance for Development top van Monterrey en Doha, opgenomen en vormt een prioriteit van de G20. In de aanloop naar de MDG top in september van dit jaar doet de Commissie tien concrete voorstellen die enerzijds moeten leiden tot een versterking van de capaciteit van ontwikkelingslanden bij het voeren van een effectief belastingbeleid en anderzijds het bevorderen van internationale afspraken om belastingonduiking en kapitaalvlucht tegen te gaan.

De Commissie stelt in zijn analyse dat de tekortschietende belastingopbrengst in ontwikkelingslanden wordt veroorzaakt door zowel binnenlandse factoren in ontwikkelingslanden als internationale factoren. Binnenlandse factoren zijn een gebrek aan capaciteit bij belastingdiensten, de structuur van de lokale economie (o.a. een vaak grote informele sector) en kenmerken van het belastingsysteem in ontwikkelingslanden (balans tussen directe en indirecte belastingen, ongelijke verdeling van belastingen). Internationale factoren zijn belastingvrijstellingen om buitenlandse investeringen aan te trekken, mobiliteit van belastingbetalers en belastingontduiking via belastingparadijzen.

De tien voorstellen die de Commissie in de mededeling voorlegt, beogen een integrale aanpak waarbij versterking van de steun aan belastingstelsels in ontwikkelingslanden wordt gekoppeld aan een actieve opstelling in het internationale overleg over belastingregelgeving gericht op de belangen van ontwikkelingslanden. Gezien de betrokkenheid van vele andere internationale organisaties en het feit dat het onderwerp in het ontwikkelingsbeleid van de Commissie relatief nieuw is wordt nadrukkelijk gezocht naar aspecten waar een toegevoegde waarde kan worden geleverd. Die toegevoegde waarde ligt in de relatie met het bestaande hulpprogramma van de EU en het zo veel mogelijk gezamenlijk optreden van de EU en haar lidstaten in het internationale overleg.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Ja, de voorgestelde acties hebben met name betrekking op de inzet van het Europese hulp programma voor de versterking van de belastingheffing in ontwikkelingslanden. Het gaat dan om een brede aanpak van capaciteitsversterking, het leggen van een relatie met het beleid gericht op begrotingssteun, goed bestuur en de steun aan regionale samenwerking. Daarnaast wordt een beleidsinzet aangekondigd in bestaande internationale overlegfora op dit terrein zoals de Extractive Industries Transparency Initiative(EITI), de OESO en de VN. Nieuwe Europese wet- of regelgeving wordt niet aangekondigd.

De EU is bevoegd op te treden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking (zie art. 208 e.v. VWEU). Het betreft hier een parallelle bevoegdheid, wat betekent dat de acties van de EU complementair zijn aan het optreden van de Lss. De Commissie is primair verantwoordelijk voor de besteding van de Europese ontwikkelingsfondsen, terwijl Raad en EP het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid uitvoeren.

Een grotere inzet voor capaciteitsversterking op het terrein van belastingen zal tot stand moeten komen middels een reallocatie binnen de bestaande EU ontwikkelingsfondsen. Op het gebied van het internationale belastingoverleg gaat het om een gezamenlijke inzet van de lidstaten en de EU. De voorstellen van de Commissie betreffen uitsluitend activiteiten waarbij een EU-benadering naar Nederlands oordeel meerwaarde heeft. De subsidiariteit wordt daarom positief beoordeeld.

De beoordeling van de proportionaliteit van het voorstel is eveneens positief, omdat er zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande hulpprogramma’s van de EU, internationale beleidskaders en organisaties. De acties die worden voorgesteld laten het beleid van de lidstaten onverlet en gaan niet verder dan noodzakelijk is om de gestelde doelen te bereiken.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland onderschrijft de noodzaak van een actieve Europese inzet op het terrein van belastingen en ontwikkeling. Nederland heeft zelf in de afgelopen periode met succes bijgedragen aan het agenderen van dit onderwerp in het internationale overleg in o.a. de VN, de OESO en de G-20. Een gezamenlijke Europese inzet zou richtinggevend kunnen zijn voor deze internationale samenwerking. Gezien het belang van het onderwerp voor de binnenlandse middelenvoorziening van ontwikkelingslanden speelt het een cruciale rol in het Europese actieprogramma voor het bereiken van de MDG’s.

De voorgestelde integrale aanpak van binnenlandse en externe factoren spoort met het Nederlandse ontwikkelingsbeleid op dit terrein. Wat betreft de financiële steunverlening aan capaciteitsversterking in ontwikkelingslanden heeft de Europese Unie niches gevonden waar het toegevoegde waarde heeft, te weten: de brede aanpak van de versterking van het bestuur, de relatie met begrotingssteun en de regionale samenwerking. Op het terrein van de internationale regelgeving op belastinggebied wordt terecht de nadruk gelegd op samenwerking tussen de betrokken organisaties. De Commissie doet hier weinig concrete voorstellen. Voor Nederland is met name de samenwerking met de OESO, waaronder onder meer het Global Forumon Transparency andExchangeofInformation, van groot belang en dit zou in de Raadsconclusies meer nadruk mogen krijgen. Voor het internationale overleg noemt de mededeling onderwerpen zoals informatie-uitwisseling, transfer pricing en country by country reporting. Nederland onderschrijft het belang van internationale samenwerking bij de verdere uitwerking van die onderwerpen.

Naar boven