22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 986
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 6 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Mededeling inzake een publiek-privaat partnerschap voor het internet van de toekomst; (Kamerstuk 22 112, nr. 984)

2. Mededeling inzake garanderen van efficiente, veilige en gezonde derivatenmarkten; (Kamerstuk 22 112, nr. 985)

3. Beschikking inzake een gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee;

4. Mededeling inzake Solidariteit in de Gezondheidszorg; (Kamerstuk 22 112, nr. 987)

5. Mededeling elektronische industrie; (Kamerstuk 22 112, nr. 988)

6. Verordening inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart. (Kamerstuk 22 112, nr. 989)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Beschikking inzake een gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee

1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad over deelneming van de Gemeenschap aan een gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (BONUS-169) dat door verschillende lidstaten is opgezet

Datum Commissiedocument: 30 oktober 2009

Nr. Commissiedocument: COM (2009) 610

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198755

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

SEC(2009)1475, SEC(2009)1476.

Behandelingstraject Raad: De Raad voor Concurrentievermogen heeft in Raadsconclusies op 5 en 6 maart 2009 de Commissie uitgenodigd het voorliggende voorstel tot een beschikking naar Raad en Parlement te sturen. Op dit moment lopen de onderhandelingen waarna de beschikking voor goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad voor Concurrentievermogen.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

2. Essentie voorstel

De beschikking stelt voor het Artikel 169-initiatief BONUS-169 van start te laten gaan. BONUS-169 (Baltic Organisations’ Network for Funding Science) is een gemeenschappelijk onderzoeksprogramma dat op aandringen van de aan de Oostzee gelegen lidstaten (Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden) wordt uitgevoerd. Het moet de wetenschappelijke input leveren voor een verbeterd beheer van de Oostzee, dat meer gebaseerd is op de zogenaamde ecosysteembenadering dan nu het geval is. Het ecosysteem van de Oostzee staat onder zware druk door vervuiling, eutrofiëring, klimaatverandering, verzuring, het optreden van invasieve soorten, overbevissing en verlies aan biodiversiteit.

BONUS-169 als Artikel 169-initiatief: BONUS-169 is een Artikel 169-initiatief. Met een Artikel 169-initiatief wordt een kader geschapen voor medefinanciering door de Commissie aan lidstaten van gezamenlijk opgestelde en uit te voeren onderzoeksprogramma’s. Commissiefinanciering is gebaseerd op Artikel 169 van het EU-verdrag en is afkomstig uit het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP7). Het BONUS-initiatief is in het KP7-besluit al als een van de mogelijke Artikel 169-initiatieven genoemd. Andere initiatieven die inmiddels tot besluitvorming hebben geleid zijn Ambient Assisted Living en Eurostars.

Het programma draagt niet alleen bij aan een beter milieubeheer, maar ook aan de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksuimte (ERA) en de door de EU nagestreefde mariene en maritieme strategie. Met BONUS-169 worden de vele onderzoeksactiviteiten in het Oostzeegebied die nu gefinancierd worden op verschillende niveaus en daardoor versnipperd zijn, beter met elkaar in overeenstemming gebracht. Hierbij horen ook KP7-projecten en ERA-netten. BONUS-169 is ook voortgekomen uit een eerder ERA-net. (European Research Area Networks)

3 Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Concrete invulling: Er wordt voorgesteld een onderzoeksprogramma uit te voeren in twee fasen. In de eerste strategische fase van twee jaar zullen stakeholders geraadpleegd worden, en er zullen een strategische onderzoeksagenda en uitvoeringsregels worden opgesteld. Daarna volgt een uitvoeringsfase van ministens vijf jaar, waarin het onderzoek wordt uitgevoerd. In deze fase zullen er ministens drie calls worden uitgezet om te bepalen welke onderzoekers/kennisinstellingen met de aanwezige financiering onderzoek mogen uitvoeren. Het budget dat van de Europese Commissie afkomstig is bevat hetzelfde bedrag als neergelegd wordt door de deelnemende staten, met een maximum van 50 miljoen EUR. Er wordt verwacht dat op deze manier het totale budget 100 miljoen EUR zal bedragen. De Commissie stelt voor het totale budget in zijn geheel te beheren als een gemeenschappelijke pot.

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteit: Nederland is in het algemeen voorstander van coördinatie van het kennisbeleid op EU-niveau. Nederland heeft Artikel 169-initiatieven in algemene zin dan ook verwelkomd als een van de belangrijke vernieuwingen van KP7. Die positieve houding geldt ook voor dit initiatief. De in de beschikking genoemde argumenten op grond waarvan het initiatief qua subsidiariteit positief kan worden beoordeeld zijn wat Nederland betreft legitiem. Er is een duidelijk gemeenschappelijk Europees belang, omdat het bij dit onderzoek gaat om problematiek met een zeer sterk grensoverschrijdend en voor vele lidstaten relevant karakter. Bovendien valt het interdisciplinaire onderzoek dat met behulp van BONUS-169 gestimuleerd wordt buiten de traditionele financieringsstelsels, helpt het initiatief de kloof tussen Oost- en West Europa op onderzoeksgebied te dichten, draagt het initiatief op die manier bij aan de totstandbrenging van de ERA, en dwingt het nationale onderzoeksinstanties een deel van hun zeggenschap op te zeggen ten gunste van het gezamenlijke doel.

Financiële gevolgen en proportionaliteit: Met de gevolgen voor de begroting van het voorstel, dat doorsnijdend is binnen de thematische opzet van KP7, werd al rekening gehouden in het KP7-Besluit. De financiële middelen komen dus uit de bestaande kaders van de EU-begroting. Van het door de Gemeenschap neer te leggen bedrag van maximaal 50 miljoen EUR zal een sterke hefboomwerking uit gaan, wat betekent dat het initiatief in hoge mate een structurerende werking zal hebben op het nu nog zeer versnipperde onderzoekslandschap. Dit rechtvaardigt de grootte van het voorgestelde bedrag dat de Gemeenschap bijdraagt.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland is bij gezamenlijke mariene en maritieme onderzoeksprogrammering voorstander van een regionale aanpak, waarbij de programmering recht doet aan de onderzoeksvragen in alle zeeën rond de Unie en er een mogelijkheid bestaat tot regionale samenwerking om zo specifieke regionale kennis en technologie te ontwikkelen. Nederland staat dan ook positief tegenover het BONUS-169-initiatief. Het voorstel scoort goed op het vlak van subsidiariteit en proportionaliteit, terwijl de financiële gevolgen meevallen en het geld goed besteed is.

Nederland staat nog wel kritisch ten opzichte van de uitwerking die de Europese Commissie voor het initiatief voorstelt. De voorgestelde fasering en het eisen van een «echte» gemeenschappelijke pot, waardoor bepaalde lidstaten wetgeving moeten veranderen om nationale onderzoeksgelden te kunnen inzetten zouden kunnen leiden tot onnodige administratieve lastendruk. Nederland is dan ook van mening dat zo veel mogelijk moet worden aangesloten bij de ervaringen rond bestaande Artikel 169-initiatieven. Daarnaast streeft Nederland ook naar stroomlijning en vereenvoudiging van het steeds omvangrijkere instrumentarium voor onderzoeksfinanciering. De verschillen en overeenkomsten met ERA-netten, ERA-netten plus en het proces van Gezamenlijk Programmeren zullen dan ook moeten worden bekeken, zodat ook in dit onderzoeksthema verdere stroomlijning en vereenvoudiging doorgevoerd kunnen worden.

Nederland neemt echter (nog) niet direct deel aan BONUS-169, omdat het hier om een specifiek op de Oostzee gericht programma gaat. Er zijn echter in Nederland voldoende aanknopingspunten om in de toekomst direct dan wel indirect aan te haken. Op Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen wordt veel onderzoek gedaan en technologie ontwikkeld die te maken heeft met het mariene systeem en het beheer daarvan. In Nederland houden zowel toepassingsgerichte als meer fundamenteel gerichte onderzoeksinstellingen zich met zeeonderzoek bezig,. Hierbij valt te denken aan diverse universiteiten, Deltares, NIOZ (NWO), NIOO (KNAW), IMARES en Rijkswaterstaat, bijvoorbeeld in OSPAR-verband1. Recentelijk is met geld van NWO, OCW, LNV, VenW en de NAM het Nationaal Programma Zee- en Kustonderzoek van start gegaan, waarin vergelijkbare, maar meer op de Nederlandse situatie toegespitste onderzoeksthema’s aan de orde zijn. Nederlandse wetenschappers participeren succesvol in Europese en wereldwijde samenwerkingsverbanden. NWO en SenterNovem zijn actief betrokken bij een aantal mariene/maritieme ERA-netten, waaronder het netwerk MariFish (visserijonderzoek).

Thema’s die binnen BONUS-169 relevant zijn en waar Nederlandse onderzoekers ook aan werken zijn bijvoorbeeld eutrofiëring, visserij, mariene biologie in den brede, vervuiling en het transport van slib en zand. Vanuit deze optiek kan een gecoördineerde aanpak op EU-niveau ook voor Nederland voordelen bieden, omdat we kunnen bijdragen, maar ook kennis kunnen halen door middel van een gezamenlijke aanpak. Voor het nationaal en EU-beleid direct relevant zijn bijvoorbeeld enkele grote vraagstukken die rond de implementatie van de Kaderrichtlijn Marien spelen en uitsluitend internationaal opgepakt kunnen worden en coördinatie behoeven. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het vergaren van meer kennis over de effecten en verspreiding van onderwatergeluid en het ontwikkelen van regelgeving op dat gebied. Ook is er behoefte aan meer kennis van de effecten van plaatsing van windmolens en van activiteiten waarbij het bodemleven ernstig verstoord kan worden, zoals zandwinning en bodemvisserij. Nederland zal dan ook BONUS-169, en eventuele nieuwe vergelijkbare initiatieven, gericht op andere gebieden of thema’s, actief blijven volgen. Het financierings- en onderzoeksmodel van BONUS-169 is met name interessant om ook binnen OSPAR-verband te komen tot een minder versnipperde en meer robuuste samenwerking met betrekking tot onderzoek én beheer. De enige kanttekening die Nederland in dat opzicht nog heeft is dat het BONUS-169-initiatief zich uitsluitend richt op gezamenlijke onderzoeksprogrammering, terwijl in het verlengde daarvan ook samenwerking en kennisuitwisseling rond beheersmatige aspecten bijzonder gewenst is.

Nederland vindt verder nog dat een integrale benadering ten aanzien van marien en maritiem onderzoek en ontwikkeling ook onderzoek en bescherming van cultureel erfgoed onder water in zou moeten houden. Nederland heeft een sterke historische band met de landen rond de Oostzee. In de Oostzee zelf liggen dan ook veel Nederlandse scheepswrakken van uitzonderlijke kwaliteit, die vanwege de informatie die ze bevatten over ons gezamenlijke verleden van onschatbare waarde zijn. Nederland voelt zich verbonden met dit erfgoed en hecht waarde aan het goede beheer daarvan. Nederland is reeds betrokken bij het binnen KP7 gefinancierde project «Wreckprotect», waaraan verder alleen Oostzeelanden deelnemen. Verschillende van deze landen nemen ook deel aan het door Nederland getrokken Machu-project. Het in Culture 2000-verband ontwikkelde Machu GIS-system kan als de informatiedrager voor verder onderzoek en voor bescherming gaan dienen.1


XNoot
1

Het OSPAR-verdrag «inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan» heeft als doel door internationale samenwerking het maritieme milieu in de Noord-Oostelijke Atlantische Oceaan (met inbegrip van de Noordzee) te beschermen.

XNoot
1

Het project Managing Cultural Heritage Underwater (MACHU) is een internationaal project waarin diverse Europese landen (waaronder veel landen rond de Oostzee) samenwerken om te komen tot een beter inzicht in de rijkdom voor het cultureel erfgoed onder water en de kennis hierover een bredere verspreiding te geven. Een belangrijk middel dat hiertoe bijdraagt is onder andere een speciaal ontworpen Geografisch Informatie Systeem.

Naar boven