22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1020 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 5 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers; (kamerstuk 22 112, nr. 1017)

  • 2. Mededeling inzake de Europese rol Humanitaire voedselhulp; (kamerstuk 22 112, nr. 1018)

  • 3. Verordening inzake aanpassing financieel reglement en statuut met betrekking tot de Europese Dienst voor het Externe Optreden; (kamerstuk 22 112, nr. 1019)

  • 4. Mededeling inzake de Europese rol in wereldwijde gezondheid;

  • 5. Mededeling inzake een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen. (kamerstuk 22 112, nr. 1021)

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche : Mededeling inzake de Europese rol in wereldwijde gezondheid.

1. Algemene gegevens

Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal comité en het Comité van de Regio’s: Rol van de EU in de volksgezondheid in de wereld.

Datum commissiedocument: 31 maart 2010

Nr commissiedocument: COM (2010) 128 definitief

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199166

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad:

Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de RBZ van 10 mei 2010 conclusies aan te nemen over deze mededeling.

Eerstverantwoordelijk ministerie:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Essentie voorstel

Deze mededeling van de Commissie beoogt richting en beleidscoherentie te bewerkstelligen in de mondiale ambitie op het gebied van gezondheidszorg. Het EU-verdrag en het EU-Werkingsverdrag vormen de basis voor het optreden van de EU voor de verbetering van de gezondheid in derde landen en van het beleid van internationale organisaties. De Commissie noemt in de mededeling vier uitdagingen die leidend zullen zijn voor de activiteiten van de EU, mondiaal leiderschap, toegang tot zorg voor iedereen, beleidscoherentie en kennis/onderzoek. De Commissie doet vervolgens voorstellen voor de inzet op deze uitdagingen. Zo wordt het belang van eenduidig optreden van de EU in VN organisaties benadrukt. Ten aanzien van toegang tot zorg worden voorstellen gedaan als de concentratie op prioriteitslanden, ondersteuning van gezondheidssystemen, een multisector benadering, versterking effectiviteit van hulp en vergroting van nationale en internationale alternatieve financieringsmechanismen zoals het International Finance Facility for Immunisation (IFFIm) en een heffing op vliegtuigtickets. Ten aanzien van coherentie wordt voorgesteld om meer samenhang te bevorderen tussen de beleidsterreinen handel (medicijnen), migratie (beschikbaarheid gezondheidspersoneel, zorg voor migranten), veiligheid (fragiele staten, mondiale gezondheidsbedreigingen), voedselzekerheid en voeding en klimaat. Ten slotte wordt ten aanzien van kennis en onderzoek een intensivering aanbevolen.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In de mededeling wordt geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd. De Commissie identificeert met name activiteiten en voornemens die binnen de bestaande juridische kaders vorm zullen moeten krijgen. Op grond van artikel 168, lid 3 VWEU is de Unie bevoegd de samenwerking met derde landen en internationale organisaties inzake volksgezondheid te bevorderen. De mededeling bestrijkt overigens meer beleidsgebieden (naast volksgezondheid en ontwikkelingssamenwerking ook handel, migratie en veiligheid).

Gezamenlijk optreden van de EU heeft meerwaarde omdat een gecoördineerde aanpak richting derde landen en internationale organisaties meer effect kan hebben dan afzonderlijke acties van de lidstaten. Nederland is wel van mening dat wanneer een gecoördineerde aanpak op OS terrein niet mogelijk blijkt een nationale inzet mogelijk moet blijven richting derde landen.

De voorstellen van de Commissie betreffen vooralsnog uitsluitend activiteiten waarbij een EU benadering meerwaarde heeft. De subsidariteit wordt daarom positief beoordeeld. Bij de uitwerking van maatregelen zal Nederland waakzaam zijn dat de EU zich niet begeeft op het terrein van nationaal gezondheidsbeleid dat de verantwoordelijkheid is van de lidstaten

De proportionaliteit is positief, omdat zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande internationale beleidskaders en regelingen.

In het huidige stadium zijn de financiële gevolgen nog niet in te schatten. In de toekomst, bij verdere vormgeving en uitvoering van beleid, is het te verwachten dat hiervoor additionele fondsen nodig zijn. Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financiële beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nederland is daarbij van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Bij het begroten van deze additionele fondsen zal van complementariteit met de programma’s van de lidstaten moeten worden uitgegaan. Eventuele nationale budgettaire gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland ondersteunt het voornemen van de Commissie om toe te werken naar een versterking van het EU optreden ten aanzien van de wereldwijde gezondheidsagenda. Uitdagingen zijn dusdanig dat een krachtig en dus meer collectief optreden nodig is. Op hoofdlijnen staat Nederland positief ten aanzien van het voorstel dat aansluit bij accenten van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid maar ook aansluit bij de Nederlandse inzet op breder internationaal gezondheidsbeleid waaronder de inzet in de WHO. Eventuele voorstellen voor alternatieve financieringsmechanismen zal Nederland kritisch beoordelen. Nederland is van mening dat dit in principe een verantwoordelijkheid is van de lidstaten.

Nederland zet speciaal in op de volgende punten.

Nederland ondersteunt het voornemen tot meer beleidscoherentie binnen de EU. ten aanzien van de verbetering van de gezondheid in derde landen Zo dient de inzet van bilaterale EU handelsovereenkomsten met ontwikkelingslanden in overeenstemming te zijn met de wens dat deze landen goede toegang hebben tot medicijnen. In dit licht kan ook de internationale regelgeving en initiatieven rond het tegengaan van counterfeit (ineffectieve namaak) medicijnen worden genoemd die de invoer van generieke (effectieve merkloze) medicijnen niet mag belemmeren. Nederland juicht het toe dat voorgesteld wordt om als EU zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij bestaande internationale beleidskaders en regelingen. Te noemen valt het Global Strategy and Plan of Action on Public Health, Innovation and Intellectual Property (WHO) en WHO Code of Conduct on International Recrutement of Health Personnel. Nederland ondersteunt ook in het kader van de International Health Regulations het voornemen van de EU ten aanzien van meer beleidscoherentie tussen humane gezondheid en diergezondheid, specifiek zoönoses (infectieziektes die kunnen worden overgedragen van dieren op mensen), het concept «one world, one health» en tussen humane gezondheid en voedselzekerheid.

Doordat het voorstel zich beperkt tot de hoofdlijnen, zijn specifieke punten van het Nederlandse beleid onderbelicht waaronder de Nederlandse prioriteit op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) maar ook hiv/aids. Nederland zal extra aandacht hiervoor vragen.

Nederland verwelkomt het voornemen om op het terrein van wereldgezondheid in toenemende mate als één EU op te treden, zowel op landenniveau als ten aanzien van internationale organisaties relevant voor dit beleidsterrein. Zoals gezegd bepleit Nederland wel het behoud van een eigen positie op bepaalde beleidsterreinen waar geen eenheid in visie kan worden bereikt. Tegelijkertijd onderschrijft Nederland het belang meer te investeren in een gezamenlijke EU dialoog en capaciteit als basis om te komen tot een vergaande afspraken over werkverdeling tussen landen in OS verband (Division of Labour).

Naar boven