22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1031 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 2 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Mededeling vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma’s voor onderzoek;

  • 2. Mededeling inzake communautair burgerluchtvaartbeleid Brazilië (kamerstuk 22 112, nr. 1032).

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche: Mededeling vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma’s voor onderzoek

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma´s voor onderzoek

Datum Commissiedocument: 29-04-2010

Nr. Commissiedocument: 187.

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=fr&DosId=199246

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board n.v.t.

Behandelingstraject Raad: Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 26 mei zijn algemene raadsconclusies aangenomen. Onder het komende Belgische voorzitterschap zal verdere behandeling van dit onderwerp plaatsvinden in de Raad voor Concurrentievermogen.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken.

2. Essentie voorstel

Het Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP) is het belangrijkste instrument van de Europese Unie voor het financieren van onderzoek in Europa. Het KP levert een belangrijke bijdrage aan de Europa 2020-strategie voor slimme en duurzame economische groei, waarbinnen inzet op kennis en innovatie een centrale rol spelen.

In de mededeling komen drie categorieën van mogelijke wijzigingen voor vereenvoudiging van het kaderprogramma aan de orde. Ten eerste gaat de Commissie in op maatregelen die zij binnen het huidige wettelijke en regelgevende raamwerk (korte termijn) kan implementeren. Hierbij gaat het om verbeteringen van processen en instrumenten die moeten leiden tot grotere transparantie en verkorting van de termijn voor subsidietoekenning en -betaling.

De tweede categorie betreft wijzigingen van de regels, maar wel binnen het huidige kostenbasismodel. Bijvoorbeeld een bredere acceptatie van gebruikelijke boekhoudingpraktijken, vermindering van bijzondere voorwaarden en aanpassing van het selectieproces bij subsidiering. De derde categorie betreft verstrekkende wijzigingen, waarvoor zowel de regels als het kostenbasismodel aangepast zouden moeten worden. Dit betreft wijzigingen die alleen op de lange termijn mogelijk zijn, waarbij de Commissie er aan denkt meer te gaan financieren op basis van resultaten. Controles zouden dan meer gericht worden op de wetenschappelijk-technische aspecten (waaronder resultaten) van projecten in plaats van de financiële aspecten.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie geeft mogelijke acties en maatregelen weer, zonder deze verder uit te werken. In de toekomst kunnen op basis van deze mededeling concrete voorstellen worden verwacht . De mededeling zelf heeft dan ook geen financiële gevolgen.

Aangezien het Kaderprogramma een programma van de EU betreft is het subsidiariteitsbeginsel hier niet van toepassing. Gezien de huidige problemen met hoge administratieve lasten onder het KP acht Nederland de mogelijke acties proportioneel. Voor wat betreft de derde categorie aan maatregelen (waarbij zowel regels als de kostenbasis van het KP worden aangepast) plaatst Nederland vraagtekens bij de mogelijkheden voor het financieren van onderzoek op basis van resultaten in plaats van kosten. Dit kan nadelig zijn voor onderzoeksprojecten waarbij de onzekerheden over de uitkomsten hoog zijn.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland pleit in Europees verband al geruime tijd voor het nemen van maatregelen om de regels voor deelname aan het KP te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderen. De mededeling biedt hiervoor goede aanknopingspunten. Met betrekking tot de eerste categorie van wijzigingen (binnen huidige wet en regelgeving) ondersteunt Nederland vooral het streven om de regels meer uniform toe te passen, de subsidie toekenning- en betalingstermijn te verkorten en het werken met kleinere onderzoeksconsortia te faciliteren.

Voor wat betreft de wijzigingen binnen de tweede categorie is Nederland er voorstander van om de controlelast te verminderen en deelnemers waar mogelijk om minder informatie te vragen. Nederland heeft hier zelf goede ervaringen mee en wil in de vervolgdiscussie bijdragen aan het uitwerken van een «trust based approach». Nederland ondersteunt daarbij het streven om meer gebruik te maken van de boek en auditsystemen van KP-deelnemers. In de huidige situatie komt het nog te vaak voor dat deelnemers aan het kaderprogramma een dubbele administratie moeten voeren. Door eigen systemen te accepteren en toe te staan dat deelnemers aan het KP rekenen met gemiddelde personeelskosten kunnen administratieve lasten verminderd worden. Nederland ondersteunt ook het streven om het aantal verschillende regels voor programma’s en typen deelnemers aan het KP terug te brengen. Bij de uitwerking van dit streven moet het gebruiksgemakvoor de deelnemer wel voorop blijven staan. Daarnaast is Nederland er voorstander van deelnemers aan het KP de keuze te bieden tussen verschillende vormen van financiering door niet langer alleen het zogenaamde actual costs-systeem toe te passen. Nederland steunt dan ook de inzet van de Commissie om voor specifieke gevallen betaling door middel van lump sums (forfaitaire bedragen) te introduceren binnen het KP.

Voor wat betreft de derde categorie aan maatregelen (waarbij zowel regels als de kostenbasis van het KP worden aangepast) plaatst Nederland vraagtekens bij de mogelijkheden voor het financieren van onderzoek op basis van resultaten in plaats van kosten. Dit kan nadelig zijn voor onderzoeksprojecten waarbij de onzekerheden over de uitkomsten hoog zijn.

Het is daarbij ook zeer goed mogelijk dat het verschuiven naar een result-based approach het kaderprogramma juist ingewikkelder maakt, omdat de administratieve lasten verschoven worden van managers en auditors naar de onderzoekers. Nederland zal de Commissie verzoeken om nadere toelichting van deze benadering en in de discussie over vereenvoudiging wijzen op de mogelijke nadelen.

Voor wat betreft verschillende wijzigingen is Nederland er voorstander van dat wijzigingen binnen de eerste categorie (stroomlijnen binnen bestaande regels) en tweede categorie (aanpassing regels maar behoud van bestaande kostenbasissysteem) zoveel mogelijk tijdens de looptijd van het huidige kaderprogramma geïmplementeerd worden. Nederland zal daar tijdens de discussie over dit onderwerp onder het Belgische voorzitterschap ook op aandringen. Maatregelen om de kostenbasis aan te passen zouden pas in kunnen gaan onder een volgend Kaderprogramma (vanaf 2014).

Het voorstel van de Commissie om subsidietoekenning te versnellen door individuele projecten niet meer voor te leggen aan comités wordt niet genoeg uitgewerkt. Voordat Nederland hier een positie in neemt zal duidelijk gemaakt moeten worden hoe de invloed van lidstaten, bij steeds verdere schaalvergroting van KP-programma´s, gehandhaafd wordt. Daarnaast zouden bij dergelijke maatregelen om projectselectie te versnellen ook interne Commissieprocedures beoordeeld moeten worden.

Naar boven