31 Visserij

Aan de orde is het VAO Visserij (AO d.d. 02/03). 

De voorzitter:

Ik heet de aanwezigen op de publieke tribune, de ambtelijke ondersteuning, de bewindspersoon en de leden van harte welkom. Gelet op de verlopen tijd en de achterstand waarmee we inmiddels te kampen hebben, lijkt het mij verstandig dat we ons strikt aan de spreektijd van twee minuten per fractie te houden. Na twee minuten vallen licht en geluid volautomatisch uit. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Op uw laatste opmerking zal ik maar niet ingaan. Omwille van de tijd dien ik mijn twee moties direct in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er geen empirisch onderzoek gedaan is naar de (bodem)ecologische gevolgen van flyshootvisserij op de Doggersbank; 

constaterende dat het literatuuronderzoek van IMARES, waarop de staatssecretaris zich mede baseert, stelt dat: 

  • -er op de Doggersbank soorten voorkomen zoals sponzen, zachte koralen etc. die gevoelig zijn voor flyshootvisserij; 

  • -er verwacht wordt dat flyshootvisserij het herstel van deze soorten en biogene structuren benadeelt; 

  • -er onzekerheid bestaat over de daadwerkelijke effecten; 

overwegende dat van het natuurgebied Doggersbank in de Noordzee slechts 33,4% beschermd is; 

verzoekt de regering, erop in te zetten om het empirisch onderzoek met de flyshootvisserij niet toe te staan in het gesloten deel van de Doggersbank en de onderzoeksopzet af te stemmen met zowel natuurorganisaties als vissers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 136 (29664). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat ten gevolge van voorgenomen afspraken met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken in het beschermde deel van het natuurgebied Doggersbank in de Noordzee flyshootvisserij kan plaatsvinden; 

verzoekt de regering, hiermee niet akkoord te gaan totdat deze visserijmethode bewezen geen effect heeft op de bodemecologie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 137 (29664). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik heb vier korte moties, dus ik kan iets rustiger spreken dan tijdens het vorige debat. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de paling een ernstig bedreigde diersoort is en op de Rode Lijst van IUCN staat; 

constaterende dat uit de evaluatie van het palingbeheerplan blijkt dat beperking van de visserij heeft geresulteerd in een voorzichtig herstel van de populatie; 

constaterende dat het resultaat nog veel te laag is om tot een gezonde populatiegrootte te komen; 

verzoekt de regering, de beschermingsmaatregelen voor paling uit te breiden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 138 (29664). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Doggersbank een natuurgebied is dat van cruciaal belang is voor de biodiversiteit in de Noordzee; 

constaterende dat dit natuurgebied daarom deels gesloten is voor bodemberoerende visserij; 

constaterende dat het kabinet overweegt om in dit gesloten gebied experimenten met flyshoot, een bodemberoerende vistechniek, toe te staan; 

verzoekt de regering, niet in te stemmen met deze experimenten in de Doggersbank, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 139 (29664). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het slachten van vissen in de aquacultuur grotendeels nog wordt uitgevoerd zonder bedwelming, terwijl commerciële bedwelmingsmethoden in veel gevallen beschikbaar zijn; 

constaterende dat regelgeving voor het doden van vissen ontbreekt; 

constaterende dat de Europese Commissie reeds in 2014 met een rapport zou komen over de mogelijkheden hiertoe, maar dat dat rapport nog steeds op zich laat wachten; 

verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op dit rapport en op het nemen van stappen voor regelgeving, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 140 (29664). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het welzijn van gevangen vissen in de zeevisserij zeer slecht is; 

constaterende dat deze vissen eerst een lange doodsstrijd ondergaan voor ze aan boord worden gedood en dat ze hun slacht vaak bij bewustzijn ondergaan; 

verzoekt de regering, opdracht te geven tot meer onderzoek naar de vangst en dodingsmethoden van pelagische vissoorten, zoals makreel en haring, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 141 (29664). 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien één motie in, die medeondertekend is door mevrouw Koşer Kaya. Omdat het al heel lang niet goed gaat met de viskweeksubsidies, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het foutenpercentage bij viskweeksubsidies 22 bedraagt; 

van mening dat de legitimiteit van deze uitgave van belastinggeld in het geding is; 

verzoekt de regering, te stoppen met de uitgifte van viskweeksubsidies en deze pas weer op te starten indien geborgd is dat het foutenpercentage onder de 3 blijft, de subsidies alleen uitgegeven worden aan aantoonbaar duurzame projecten, er geen sprake is van concurrentie met bestaande bedrijven en structureel aandacht wordt besteed aan dierenwelzijn en het tegengaan van antibioticagebruik, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 142 (29664). 

De heer Van Gerven (SP):

Ik maak nog even een punt over de ingediende motie. Daarin wordt 3% als foutenpercentage genoemd. Dat is ook het percentage waarvan in Europees verband is gezegd dat dat het maximaal aanvaardbare is. Daarom staat dit ook in de motie. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb maar 40 seconden spreektijd, maar dat zal toch niet de bedoeling zijn? 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de nieuwste duurzame kotters langer zijn dan het maximum van 24 meter, dat gaat gelden voor de doorvaart van visserijschepen in windmolenparken in de proefperiode die ingaat vanaf 1 januari 2017; 

verzoekt de regering, in de proefperiode ook scheepslengtes tussen de 24 meter en de 45 meter mee te nemen zodat potentiële kosten worden beperkt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Visser, Graus, Bruins en Dijkgraaf. 

Zij krijgt nr. 143 (29664). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat bij de infasering van de aanlandplicht in 2017 de vissoort wijting een verstikkingssoort dreigt te worden, met onmogelijke gevolgen voor met name de tongvisserij; 

verzoekt de regering, in het kader van de voorbereiding en de aanbevelingen voor de infasering van de aanlandplicht in 2017 te bewerkstelligen dat de infasering wijting niet gaat gelden voor de gerichte tongvisserij, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf, Bruins, Visser en Graus. 

Zij krijgt nr. 144 (29664). 

De heer Geurts (CDA):

Ik heb zojuist een motie over de doorvaart van visserijschepen door windmolenparken ingediend. Onlangs zijn mijn schriftelijke vragen hierover beantwoord. Ik ben tevreden met de Europese inzet van het kabinet, maar het CDA kan zich niet vinden in de beperking van de doorvaartpilot van windmolenparken voor schepen tot 25 meter. De nieuwste duurzame schepen, zoals gebouwd in het kader van het Masterplan Duurzame Visserij, zijn namelijk langer. Deze schepen zouden dan moeten omvaren, met meer uitstoot en hogere kosten tot gevolg. Dat moet niet de bedoeling zijn. 

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onze vissermannen in toenemende mate verplichtingen krijgen opgelegd vanuit de Europese Unie, terwijl deze in de praktijk slecht tot niet uitvoerbaar blijken, waardoor er een onwerkbare situatie ontstaat, inclusief een forse lastenverhoging; 

verzoekt de regering, samen met de visserijsector alle slecht tot niet uitvoerbare verplichtingen in kaart te brengen en deze te rapporteren aan de Kamer opdat er, indien en waar nodig, gepaste maatregelen genomen kunnen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Dijkgraaf, Bruins en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 145 (29664). 

De heer Graus (PVV):

De rest van de verzoeken voor onze vissermannen heb ik allemaal medeondertekend. We hebben goed samengewerkt. Een fijne avond! 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik heb een motie over de wolhandkrab. Daar zijn er miljoenen van. De Chinezen zijn er gek op. Drie jaar geleden hebben we een motie aangenomen gekregen die nog steeds niet is uitgevoerd. Daarin werd de regering verzocht om het vangstverbod voor wolhandkrabben per 1 april 2013 op te heffen. Dat gebeurt maar niet. Een deel van die pilot is uitgevoerd en dan komen er weer nieuwe voorwaarden van het ministerie. Het wordt elke keer getraineerd. Dan krijgen we een brief van de staatssecretaris dat er pas een deskundig oordeel over de risico's in de vangst- en transportfase kan worden gegeven "als bovenstaande verbeterpunten zijn verwerkt". Pas daarna zou weer met de verwerkingsfase aan de slag kunnen worden gegaan. Wij zijn het zat. Wij vinden dat de boel op korte termijn nu eindelijk van start moet gaan, inclusief goedkeuring van de vangst- en transportfase en inclusief de pilot voor de verwerking. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de pilot wolhandkrab, inclusief de pilot verwerking, op korte termijn van start kan gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Visser, Geurts, Graus, Bruins, Houwers, Van Klaveren en Van Vliet. 

Zij krijgt nr. 146 (29664). 

De heer Dijkgraaf (SGP):

We zullen het oordeel van de staatssecretaris over deze motie horen. In de brief wordt terecht veel aandacht besteed aan controle en handhaving. Dat is hard nodig. Het is in het belang van iedereen dat de regels gehandhaafd worden. De aandacht daarvoor is op zich dus terecht. Zou het geen goed idee zijn om een keer een rondetafelconferentie te hebben met de sector, EZ en de NVWA? Dan zetten we alles bij elkaar en dan bekijken we hoe we dit kunnen optimaliseren om de controle en handhaving eindelijk goed van de grond te krijgen. 

Ik heb nog tien seconden, maar ik wil niet dat het licht automatisch uitgaat. Ik stop dus. 

De voorzitter:

Dat is een perfecte timing. 

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Er zijn al een aantal moties ingediend. Ik zal er zelf ook een aantal indienen. Dat doe ik vanuit de houding dat we ervoor moeten zorgen dat we innovatie toestaan, terwijl we tegelijkertijd een internationaal gelijk speelveld met elkaar weten te realiseren. Een aantal moties die al zijn ingediend door mijn collega's roepen ook tot die houding op. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat sinds 1 januari 2015 de pelagische visserij en sinds 1 januari 2016 de demersale visserij moeten werken met de aanlandplicht; 

overwegende dat het uitgangspunt bij de invoering van de aanlandplicht is dat de regels uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar moeten zijn; 

constaterende dat er nog steeds veel onduidelijk is met betrekking tot de uitvoering, handhaving en harmonisatie van deze regels tussen verschillende Noordzeelidstaten; 

verzoekt de regering, halfjaarlijks te rapporteren aan de Kamer over de voortgang van de implementatie van de aanlandplicht en hierbij specifiek aandacht te besteden aan de harmonisatie en handhaving van de regels met betrekking tot de aanlandplicht; 

verzoekt de regering, in overleg met de sector de handhaving van de aanlandplicht zo vorm te geven dat de regels uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Dijkgraaf, Geurts, Bruins en Graus. 

Zij krijgt nr. 147 (29664). 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik kom op de windmolenparken. De heer Geurts heeft daarover ook al een motie ingediend. Wat ons betreft kan er ook wel tandje bij gezet worden. Wij realiseren ons dat dit in overleg met de staatssecretaris van I en M zal moeten plaatsvinden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de regering voornemens is vanaf 2017 een pilot van twee jaar te draaien op doorvaart en medegebruik van windmolenparken op zee door de visserij, om vervolgens deze pilot in 2019 te evalueren om dan te bekijken of windmolenparken op zee open kunnen worden gesteld voor doorvaart en medegebruik door de visserij; 

constaterende dat in het Verenigd Koninkrijk doorvaart en medegebruik door de visserij reeds mogelijk is binnen windmolenparken op zee; 

verzoekt de regering, de pilot doorvaart en medegebruik door de visserij, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan, nog dit jaar van start te laten gaan; 

verzoekt de regering tevens, de pilot na het eerste jaar te evalueren om te bezien of de pilot tussentijds uitgebreid kan worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Dijkgraaf, Geurts, Bruins en Graus. 

Zij krijgt nr. 148 (29664). 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik dien snel mijn laatste motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat elke lidstaat afzonderlijk een beheerplan opstelt waarbij iedere lidstaat zijn eigen maatregelen afkondigt om aan het streefbeeld van de Aalverordening te voldoen; 

overwegende dat er geen eenduidige manier is om het streefbeeld vast te stellen, ondanks meerdere Europese reviews; 

overwegende dat door gebrek aan harmonisatie tussen de verschillende aalbeheerplannen het niet duidelijk is welke maatregelen succesvol zijn; 

constaterende dat hierdoor de effectiviteit van de Nederlandse maatregelen teniet kan worden gedaan; 

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een eenduidige manier om de nationale streefbeelden vast te leggen en hierbij ook de afhankelijkheid en effectiviteit van maatregelen van andere lidstaten op Nederland te betrekken; 

verzoekt de regering, zich in te zetten binnen de Landbouw- en Visserijraad voor een gelijk speelveld met betrekking tot de aalbeheerplannen en maatregelen van de verschillende lidstaten, teneinde zo effectief mogelijk te zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Dijkgraaf en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 149 (29664). 

Mevrouw Visser (VVD):

Mijn dank voor de coulance. 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een motie over de traditionele en cultuurhistorische zeevisfuikvisserij. Dat gebeurt heel kleinschalig in Zeeland en staat tevens op de Werelderfgoedlijst. Het is echter door verscherpte visserijregels tussen wal en schip geraakt. Dat willen wij graag goedmaken. Het is bijna zover, maar het loopt vast op de kosten. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de regering voornemens is een onderzoeksontheffing te verlenen voor de Zeeuwse zeevisfuikvisserij; 

overwegende dat het hier gaat om zeer kleinschalige visserij met een grote cultuurhistorische waarde; 

overwegende dat de gemeente bereid is regulering, controle en handhaving op zich te nemen en dat de vissers zelf de vangsten monitoren; 

overwegende dat de regering aan de onderzoeksontheffing vooralsnog een wetenschappelijke verifiëring van de monitoringsresultaten door een onderzoeksbureau koppelt die (té) grote kosten met zich meebrengt voor deze kleine groep vissers; 

verzoekt de regering, de voor de onderzoeksontheffing noodzakelijke monitoring en verifiëring, in overleg met de gemeente en betreffende vissers, zodanig in te richten dat er voor de vissers geen dan wel zeer beperkte kosten aan verbonden zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Bosman, Albert de Vries en Vermue. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 150 (29664). 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris over de recreatieve staandwantvissers op de Waddeneilanden en in de kustgemeenten. Net als de sportvissers mogen zij tot 1 juli geen zeebaars vangen vanwege de verscherpte controle om de stand van de zeebaars te verbeteren. De uitvoering van die regeling is best complex en lastig. De Waddeneilanden hebben daarover een brief gestuurd aan de staatssecretaris. Ik ben zeer benieuwd naar de stand van zaken. Hoe zal de staatssecretaris hiermee omgaan? 

De voorzitter:

Hiermee is de termijn van de Kamer afgerond. De staatssecretaris heeft aangegeven, vijf minuten nodig te hebben om het oordeel over de moties op te maken en om de vragen te beantwoorden. Ik geef hem twee minuten extra de tijd. 

De vergadering wordt van 18.53 uur tot 19.00 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris gaarne de gelegenheid om de moties te bespreken en een enkele nog gestelde vraag te beantwoorden. 

Van Dam:

Voorzitter. Dat zal ik doen en ik begin meteen — dat houdt de vaart er een beetje in — met drie moties tegelijk. De moties op de stukken nrs. 136, 137 en 139 gaan alle drie over de flyshootvisserij op de Doggersbank. Daarover hebben we in het AO uitgebreid gesproken en ik heb aangegeven dat we internationaal gezien een compromis hebben weten te bereiken met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Ik wil daar wel bij zeggen dat het toestaan van flyshootvisserij in het Nederlandse en het Britse deel van de Doggersbank onderdeel is van een totaalpakket. We hebben dat compromis ook gesloten omdat flyshootvisserij, met de huidige intensiteit van de visserij en op basis van de nu beschikbare kennis, voor de Doggersbank en de natuurdoelen die daar gelden naar verwachting geen grote impact heeft. 

Het Duitse deel wordt wel gesloten. Daar wordt flyshootvisserij niet toegestaan. Er kan dan namelijk ook vergelijkend onderzoek worden gedaan. Ik zeg er ook bij dat dit onderdeel is van een totaalpakket dat uiteindelijk juist moet leiden tot een versterkte bescherming van het Natura 2000-gebied. Het is belangrijk dat we die stap gaan zetten en daar speelt dit compromis natuurlijk ook een rol in. Dat is de reden dat Nederland zich ingezet heeft om te komen tot dit compromisvoorstel en daar ook afspraken over heeft gemaakt met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Ik zou daar in dit stadium niet meer op willen terugkomen. Dat maakt dat ik de moties op de stukken nrs. 136, 137 en 139 ontraad. Daarbij merk ik op dat ik natuurlijk wel bereid ben om — daar wordt in de motie op stuk nr. 136 om gevraagd — de onderzoeksopzet van het onderzoek dat gaat plaatsvinden, af te stemmen met zowel de natuurorganisaties als met de vissers. 

De voorzitter:

Dat betekent dat de moties op de stukken nrs. 136, 137 en 139 worden ontraden. Dat geeft mevrouw Koşer Kaya aanleiding tot een vraag. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In meer dan 98% van de Noordzee kun je overal vissen, dat is geen enkel probleem. Slechts 0,28% is echt beschermd. De Doggersbank is een natuurgebied en een derde van dat natuurgebied is echt beschermd, dus beschermd binnen een beschermd gebied. Zelfs daar willen wij flyshootvisserij mogelijk maken. Als Duitsland wel zegt dat het dat niet wil, waarom kan Nederland dat ook niet zeggen? 

Van Dam:

Dit grijpt een beetje terug op het debat dat we al hebben gehad in het AO. Overigens is het doel voor natuurbescherming in de Noordzee een stukje hoger dan mevrouw Koşer Kaya aangeeft, zoals zij weet, maar daar spreken we ook morgen over als we een AO hebben over natuurbeleid. Wat flyshootvisserij betreft, is op basis van de nu beschikbare kennis de verwachting dat de effecten op de natuur voor dit deel van de Doggersbank zeer beperkt zullen zijn. Dat is de reden dat wij hebben aangegeven te kunnen leven met het openstellen voor flyshootvisserij in ons deel van de Doggersbank. Daarbij is het ook nog eens zo dat het Duitse deel gesloten blijft, wat maakt dat je beter verder onderzoek kunt doen naar de vraag of het ook inderdaad zo is dat die effecten op de natuur zeer beperkt zullen zijn. Op basis van dat onderzoek kunnen we dat ook weer evalueren en bekijken of we ermee door kunnen gaan of dat er misschien een reden is om toch beperkender te zijn. Ik zeg nogmaals dat juist die bescherming, die mevrouw Koşer Kaya terecht zo aan het hart gaat, erbij gebaat is dat hierover een goede internationale afspraak is gemaakt en dat hier een compromis over gesloten is. Die zijn immers onderdeel van een totaalpakket dat juist gaat om de bescherming van dit gebied. Op dit moment vindt er namelijk nog veel meer visserij plaats en het doel is nu juist om dat te beëindigen, ten gunste van de bescherming van het gebied. Gelet op het te verwachten geringe effect van de flyshootvisserij staan we die echter nog wel toe in het Nederlandse en in het Britse deel. Ik zei al dat dit niet voor niets ook internationaal is besproken en afgestemd. Er is dus niet voor niets een compromis gesloten. Ik hecht zeer aan dat compromis omdat het ook bijdraagt aan de totale bescherming in het gebied. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het klopt niet dat het een beperkte invloed heeft. Uit literatuuronderzoek van IMARES blijkt heel duidelijk dat er onzekerheid is over de daadwerkelijke effecten. Daarmee zegt IMARES eigenlijk dat je daar niet zomaar flyshootvisserij mogelijk moet gaan maken. Bovendien: als Duitsland aangeeft het niet te willen, is mijn vraag waarom Nederland dat ook niet kan doen? Waarom kan Duitsland dat wel en Nederland niet? 

Van Dam:

Het wordt wel een beetje een herhaling van het debat dat we hierover in het AO hebben gehad en tevens een herhaling van het uitwisselen van opvattingen en argumenten. Nederland kan van alles. Alleen, we hebben ervoor gekozen om dit compromis te sluiten met de Duitsers en de Britten. U hebt gelijk dat er ook een onzekerheidsmarge is. Dit compromis draagt er ook aan bij dat via onderzoek die onzekerheid kan worden weggenomen. De verwachting is dat het effect van flyshootvisserij op dit deel van de Doggersbank vrij beperkt zal zijn. Het feit dat een deel van het gebied gesloten blijft voor flyshootvisserij en een ander deel opengaat, geeft ook de gelegenheid om er nog verder op in te zoomen en het verder te onderzoeken. De keuze die we hebben gemaakt, waar we ook uitvoerig bij stil hebben gestaan in het AO, is om dit compromis te sluiten tussen de drie betrokken landen, juist ook omdat het belangrijk is om hierover knopen door te hakken zodat we de bescherming van het gehele gebied goed vorm kunnen geven. Gelet op het verwachte geringe effect, vind ik het verantwoord om dit te doen. Ik vind het overigens nog veel belangrijker dat we dit compromis hebben weten te bereiken. Ik zou de discussie daarover echter niet opnieuw willen voeren, ook niet hier. 

De voorzitter:

Helder. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter, … 

De voorzitter:

Nee, mevrouw Koşer Kaya, u hebt twee termijnen gehad: een vraag en een vervolgvraag. 

Van Dam:

Voorzitter. De motie-Wassenberg op stuk nr. 138 gaat over het uitbreiden van de beschermingsmaatregelen voor paling. Hij heeft natuurlijk gelijk als hij zijn zorgen uitspreekt over de palingstand, maar ik zeg hem nadrukkelijk dat het aalbeheer op Europees niveau plaatsvindt. Er zijn twee evaluatierondes bij de Europese Commissie ingediend, die nog moeten worden besproken. Het lijkt mij gepast om dat af te wachten. Het uitbreiden van de beschermingsmaatregelen is niet iets wat wij op nationaal niveau doen. Het is echt iets wat Europees besproken en afgesproken moet worden. Daarom ontraad ik deze motie. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 138 wordt ontraden. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 140 betreft een verzoek om aan te dringen op het rapport dat gaat over bedwelmingsmethoden in de aquacultuur. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Ik ben zeker bereid om de Europese Commissie te verzoeken om snel met het rapport te komen. Dat rapport is weer bepalend voor de vervolgstappen. Ik laat het aan de Kamer of zij mij dit steuntje in de rug wil geven. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 140: oordeel Kamer. 

Van Dam:

Nodig is het niet, zeg ik erbij, maar het mag altijd. 

Met de motie op stuk nr. 141 wordt de regering verzocht om opdracht te geven tot meer onderzoek naar de vangst- en dodingsmethoden van pelagische vissoorten. Er vindt nu al onderzoek plaats in de platvissector. Het lijkt mij gepast om het resultaat daarvan eerst af te wachten en niet nu al een volgende stap te zetten door hetzelfde te doen bij de pelagische soorten. Daarom ontraad ik deze motie. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 141 wordt ontraden. Dat geeft aanleiding tot een vraag van de heer Dijkgraaf. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een punt van orde, voorzitter. Over de motie op stuk nr. 139 zei de staatssecretaris dat zij eigenlijk overbodig was omdat zij ondersteuning van beleid is. We hebben sinds de stemmingen van vanmiddag een nieuw Reglement van Orde, waarbij de regering ook moties kan overnemen. Dan hoeft er niet meer over te worden gestemd. Eigenlijk is de vraag aan de staatssecretaris — ik snap dat het allemaal nieuw is — of hij de motie dan overneemt, zodat er niet over wordt gestemd. Wat doet de staatssecretaris? 

De voorzitter:

De reden dat we dit nog niet op deze wijze hebben vormgegeven is dat de bewindspersonen vandaag worden geïnformeerd over de aanpassing. Wij zijn ervan uitgegaan dat nog niet elke bewindspersoon dat volledig tot zich heeft genomen. Daarom doen we het nog even op de oude manier. Morgen hebt u gelijk, mijnheer Dijkgraaf. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wilde de staatssecretaris graag de primeur geven. 

Van Dam:

Dat mag altijd, voorzitter, maar het klopt inderdaad dat ik dit nog niet helemaal heb meegekregen. Het zou mij echter geen aanleiding geven tot een ander oordeel. Ik vind deze motie niet echt nodig, maar als de Kamer er toch graag een uitspraak over doet, is dat helemaal aan de Kamer. Het zal echter niet leiden tot een ander beleid van mijn kant. 

Met de motie op stuk nr. 142 wordt de regering verzocht om te stoppen met de uitgifte van viskweeksubsidies. Ik ontraad deze motie. Juist subsidies kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de doelen die de heer Van Gerven in zijn motie noemt, zoals duurzaamheid en aandacht voor het tegengaan van antibioticagebruik. Het doel is natuurlijk om het foutenpercentage zeer beperkt te houden. Naar aanleiding van audits en het eerdere hoge foutenpercentage is er een stevig verbeterplan ingezet bij de RVO. De Europese Commissie is positief daarover. Het is dus niet mijn verwachting dat de door de heer Van Gerven genoemde foutenpercentages zich zullen herhalen. Het lijkt mij in die zin onverstandig om te stoppen met de subsidies. Ik ontraad de motie dus. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 142 wordt ontraden. Dat geeft de heer Van Gerven aanleiding tot een vraag. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik bespeur in de beantwoording van de staatssecretaris dat hij het eigenlijk wel eens is met de strekking van de motie, gezien de doelen, waaronder het terugdringen van het foutenpercentage. Waar zit dan precies de bottleneck voor de staatssecretaris? 

Van Dam:

In de motie wordt de regering verzocht om te stoppen met de uitgifte van viskweeksubsidies. Dat zou ik niet willen doen. 

De heer Van Gerven (SP):

Wij kunnen de motie wijzigen en het meer als een doel zien zonder het keiharde woord "stoppen" te gebruiken. 

Van Dam:

Dan wordt het een heel andere motie. Dan vraagt u in feite of wij het doel hebben om het foutenpercentage zo laag mogelijk te houden. Natuurlijk hebben wij dat. Het uitgeven van subsidies aan duurzame projecten is een belangrijk doel. Er moet geen sprake zijn van concurrentie met bestaande bedrijven. De subsidies zijn bedoeld om innovatie te ondersteunen. Het moet gaan om vernieuwende projecten. Het structureel aandacht besteden aan dierenwelzijn en het tegengaan van antibioticagebruik zijn natuurlijk ook doelen van de nagestreefde innovatie en duurzaamheid. Daarmee voegt de motie niet heel erg veel toe. Mijn oordeel ligt dus een beetje aan de formulering. 

De voorzitter:

Ik concludeer dat de motie op stuk nr. 142 in de huidige vorm wordt ontraden. Mocht er aanleiding zijn om de formulering aan te passen, dan kan dat misschien tot een nadere schriftelijke appreciatie van de zijde van de staatssecretaris leiden. Wij zien vervolgens wel hoe dat in de Kamer in stemming wordt gebracht. 

Van Dam:

In de motie op stuk nr. 143 wordt de regering gevraagd om in de proefperiode die ingaat voor de doorvaart in windmolenparken, ook scheepslengtes tussen de 24 en 45 meter mee te nemen. Dit is iets dat de Kamer echt met mijn collega van I en M moet bespreken. Ik voel mij niet vrij om daarover een oordeel te geven. Ik verzoek de indieners om de motie aan te houden tot zij de mogelijkheid hebben gehad om dit met de verantwoordelijke bewindspersoon te bespreken. 

De voorzitter:

Het advies voor deze motie luidt dus: aanhouden. Als dat niet gebeurt … 

Van Dam:

… ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

In dat geval wordt de motie ontraden. Heeft de heer Geurts nu al een knoop doorgehakt? 

De heer Geurts (CDA):

Er zijn heel wat leden die de motie hebben ondertekend. Ik probeer net even te polsen hoe zij erover denken. Wil de staatssecretaris vóór de stemming hierover een brief sturen? 

Van Dam:

Nee, want het is niet mijn verantwoordelijkheid. Het is de verantwoordelijkheid van de minister van I en M. Het lijkt mij het beste om dergelijke vragen te stellen in een debat met de verantwoordelijke bewindspersoon. Over de doorvaart bij windmolenparken gaat de minister van I en M. 

De heer Geurts (CDA):

Misschien dat de staatssecretaris zo goedwillend is om dit verzoek door te geleiden naar het ministerie van I en M. 

De voorzitter:

Het alternatief is dat u overlegt met de andere ondertekenaars over de vraag of de motie moet worden aangehouden. Maar er is een vraag gesteld aan de staatssecretaris. 

Van Dam:

Ik heb die vraag begrepen als een vraag aan u of u het stenogram van dit deel van de vergadering wilt doorgeleiden naar de minister van I en M. Dat kunt u altijd doen. Ik zal het verzoek om op deze motie te reageren ook doorgeven. 

De voorzitter:

Helder. In deze vorm is de motie ontraden. 

Van Dam:

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 148, die over hetzelfde onderwerp gaat. 

De voorzitter:

Ook voor deze motie is het advies: aanhouden en in deze vorm ontraden. 

Van Dam:

In de motie op stuk nr. 144 wordt de regering verzocht om de infasering van wijting in de aanlandplicht niet te laten gelden voor de gerichte tongvisserij. Ik wil daar iets meer over zeggen, want ik denk dat het goed is dat de Kamer zich realiseert wat de gevolgen zijn van de vraag die zij hier aan mij stelt. In 2016 is de eerste stap gezet in de invoering van de aanlandplicht voor de demersale sector. Daarover is veel discussie geweest met de Noordzeelanden in de Scheveningengroep. Voor de Noordzee is gekozen voor een gefaseerde invoering. Niet alles valt in één keer onder de aanlandplicht. Het wordt een kwestie van stap voor stap. Cruciaal voor het draagvlak van de fasering in de Scheveningengroep was het commitment dat de landen jegens elkaar hebben uitgesproken voor de verdere planning. Er zullen dus ook in 2017 weer stappen gezet moeten worden om de aanlandplicht verder in te voeren. Zoals daarbij al eerder is aangegeven, heeft Nederland het krediet bij andere lidstaten nodig om de voor ons gewenste uitzonderingen te krijgen. Ik heb eerder gezegd, net zoals mijn voorganger, dat het zoeken is naar rek en ruimte in de invoering van de aanlandplicht. Daar staat wel iets tegenover, namelijk dat wij ook vanuit Nederland zullen moeten laten zien dat wij voortgang willen boeken. 

De Scheveningengroep heeft het plan om wijting vanaf 2017 onder de aanlandplicht te laten vallen. Er is de afgelopen weken veelvuldig overleg geweest met de visserijsector over de infasering daarvan. Daarbij is ook besproken dat er geen draagvlak in de Scheveningengroep zal zijn voor het uitstel naar 2018. Mogelijk is er wel draagvlak voor om wijting alleen te infaseren voor de visserij met grote mazen, en de visserij met kleine mazen door te schuiven naar 2018. De Nederlandse sector heeft vooral daar belang bij. De sector heeft vooral belang bij het op wijting vissen met kleine mazen en kan zich dus langer voorbereiden op de infasering als het mogelijk is om dit compromis te sluiten. Het draagvlak daarvoor wordt op dit moment verkend. Als wij nu vanuit Nederland zouden zeggen dat wij wijting helemaal willen doorschuiven, is de kans dat wij dat realiseren minimaal, zoals men zal begrijpen. Ik denk dat de Kamer met deze motie dus een beetje haar eigen glazen ingooit als zij haar aanneemt. Ik zou de heer Geurts dus willen verzoeken om de motie te heroverwegen. Zoals de motie er nu ligt, moet ik haar ontraden, mede omdat ik denk dat de Kamer hiermee niet het belang van de Nederlandse visserijsector dient. Dat wilde ik duidelijk aangeven aan de indieners. Deze motie wordt dus ontraden. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 144 in deze vorm is ontraden. 

De heer Geurts (CDA):

Als het woord "Scheveningengroep" en een motie van mijn hand aan bod komen, komen altijd dit soort verhalen uit het kabinet. De vorige keer is ook een motie rond de Scheveningengroep aangenomen. Die is heel moeilijk en traag tot uitvoering gekomen, maar ze is wel tot uitvoering gekomen. Dat kan dus wel, als de Kamer het zetje in de richting van het kabinet en deze staatssecretaris geeft. Ik begreep het verhaal van zonet nog niet helemaal. Ik zal in het verslag nog even nalezen wat de staatssecretaris zei en dan ga ik even overleggen met de indieners. 

De voorzitter:

Helder. De motie op stuk nr. 144 in deze vorm is ontraden. 

Van Dam:

Ik wil de heer Geurts nog even helpen. Het belang voor de Nederlandse visserij ligt dus vooral bij het op wijting vissen met kleine mazen, en wij hopen een compromis te kunnen bereiken waardoor dat kan worden doorgeschoven naar 2018, terwijl het infaseren van wijting in 2017 voor de visserij met grote mazen wel doorgaat. Als wij zouden moeten verzoeken om wijting helemaal door te schuiven, bereiken we dit niet, en wordt daarmee ook de kans dat wij er überhaupt gezamenlijk uit komen zodat wij draagvlak bereiken voor wat wij graag willen, een stuk kleiner. Hopelijk helpt dit de heer Geurts in zijn herafweging. 

De voorzitter:

Dank voor de toelichting. De motie op stuk nr. 145. 

Van Dam:

In de motie-Graus c.s. op stuk nr. 145 wordt de regering verzocht om met de visserijsector alle slecht tot niet uitvoerbare verplichtingen in kaart te brengen en daarover te rapporteren, enzovoorts. Er is al voortdurend overleg met de sector. Daarbij gaat het juist over de regelgeving en over knelpunten. Een extra analyse zoals die in deze motie wordt gevraagd, is dan ook niet nodig. Ik ontraad deze motie dus. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 145 wordt ontraden. 

Van Dam:

In de motie-Dijkgraaf c.s. op stuk nr. 146 wordt de regering verzocht om ervoor te zorgen dat de pilot wolhandkrab, inclusief de pilot verwerking, op korte termijn van start kan gaan. Dat is ondersteuning van beleid. Ik snap waarom de heer Dijkgraaf nu meteen opstaat. Ik zeg hem daarbij dat wij er van onze kant alles aan doen om ervoor te zorgen dat die pilot zo snel mogelijk van start kan gaan. Dat betekent ook, zoals ik in de brief duidelijk uiteengezet heb, dat er van de kant van het betreffende bedrijf ook stappen gezet moeten worden om nu een volgende fase te kunnen ingaan. Het visverbod op wolhandkrab is ingesteld ter bescherming van de volksgezondheid. Zoals men weet, is dat niet mijn verantwoordelijkheid maar die van de minister van VWS. Wij hebben echter gezamenlijk bekeken of het toch mogelijk is om die visserij weer toe te staan. Ik heb eerder met de Kamer gesproken over de eerste fase van de pilot, die gaat over het visserij- en transportdeel. Er is een aantal stappen nodig, maar het belangrijkste is dat voordat commerciële visserij kan plaatsvinden, ook de verwerkingsfase nog moet worden getest. Dat is de volgende fase in de pilot. Daarbij gaat het met name om het volksgezondheidsaspect. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij mijn collega van VWS. Als de Kamer daarover door zou willen praten, kan zij dat het beste met de minister van VWS doen. Vanzelfsprekend kan dat ook in gezamenlijk overleg, maar juist ook vanwege de lage nalevingsbereidheid in het gebied is het van belang dat al die stappen die nu van het bedrijf gevraagd worden, ook daadwerkelijk worden gezet. Als het bedrijf die stappen zet, zullen wij het geen strobreed in de weg leggen om door te gaan op de ingeslagen weg. Ik heb eerder in het AO ook gezegd dat de bereidheid om ervoor te zorgen dat deze pilot gaat slagen, er bij mij en het kabinet zeker is. Dat betekent wel dat het bedrijf zijn verantwoordelijkheid moet nemen en de stappen moet zetten die nodig zijn om zeker te stellen dat we vanuit het oogpunt van volksgezondheid niet het risico lopen dat er met dioxine vervuilde krab op de markt komt. 

De voorzitter:

En de uiteindelijke appreciatie luidt "oordeel Kamer"? 

Van Dam:

Ik zie de motie, zoals die nu geformuleerd is, als ondersteuning van beleid. Wij doen er van onze kant namelijk alles aan om ervoor te zorgen dat de pilot op korte termijn van start kan gaan. Het bedrijf moet daar echter ook nog een en ander voor doen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan ga ik met de indieners overleggen om de motie scherper te formuleren, zodat die ontraden wordt, want wij zijn nu drie jaar bezig. Elke keer gaat er heel veel tijd verloren met de beoordeling van zaken. Ik wil een ministerie zien dat gewoon vol achter die pilot gaat staan, een aangenomen motie uitvoert en samen met het bedrijf de handschoen oppakt in plaats van steeds te zitten wachten op de uitvoering. De Kamer zegt hier duidelijk dat het niet alleen om de vangst en het transport gaat, maar ook om de verwerking; ik heb mijn collega's goed verstaan. Zodra voldaan is aan de voorwaarden voor vangst en transport, kan dus ook gestart worden met de pilot voor de verwerking. Dat zou binnen enkele weken moeten kunnen, want aan die voorwaarden kan gewoon worden voldaan. Daar is al overleg over. Dat zijn een paar simpele dingen. Is dit ook de interpretatie die de staatssecretaris hieraan geeft? 

Van Dam:

Als het een paar simpele dingen zijn, zou ik tegen het bedrijf zeggen: doe dat dan ook! Ik heb in de brief heel nauwkeurig aangegeven waaraan voldaan moet worden. Als het bedrijf dat doet en het protocol aanpast aan de punten die in de brief genoemd worden, kan er dus ook worden doorgegaan. De heer Dijkgraaf probeerde in het AO het beeld op te roepen alsof het onwil is van de kant van het departement en doet dat nu ook weer, maar het tegendeel is waar. Er wordt constructief samengewerkt en er is goed contact met het bedrijf, maar het bedrijf moet wel die stappen zetten. Nogmaals, als de heer Dijkgraaf hierover verder wil praten, met name over de verwerkingsfase, is het misschien goed om dat te doen in de aanwezigheid van de minister van VWS. Het gaat namelijk om volksgezondheid. Wij willen zeker stellen dat er geen met dioxine vervuilde krab op de markt komt. Ik neem aan dat wij dat doel met zijn allen delen, maar het bedrijf zal wel een paar stappen moeten zetten om die verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen. De heer Dijkgraaf zegt dat die stappen niet ingewikkeld zijn; dan denk ik dat dit het bedrijf ook niet heel veel moeite hoeft te kosten. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan zullen wij de staatssecretaris nadat de motie is aangenomen, verzoeken om binnen enkele weken in een brief te rapporteren hoe die uitgevoerd wordt en hoe dit opgelost wordt. Ik mag hopen dat ik de interpretatie van de staatssecretaris zojuist goed begrepen heb. Hij wil dat de pilot met vangst en transport goed is en dat aan de voorwaarden voldaan wordt. Ik neem aan dat er dan geen nieuw overleg nodig is om de pilot met verwerking te doen. Die start dan acuut. Dat is namelijk wat de motie exact zegt. Daar is geen nieuw overleg voor nodig. Over de beoordeling van de uitkomst van die pilot is vervolgens natuurlijk wel weer overleg. 

Van Dam:

Wij zijn steeds in overleg met het bedrijf. Ook tussen het AO en het VAO is er weer overleg geweest. Dat is volgens mij niet het probleem. Het probleem is het implementeren van een aantal punten. Die punten staan precies in de brief. Die zijn gewoon goed bekend bij het bedrijf. Gelet op het belang dat hiermee gemoeid is, denk ik dat het niet te veel gevraagd is. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb een punt van orde. Ik krijg geen antwoord op mijn tweede vraag of als de pilot vangst en transport aan de volwaarden voldoet, acuut gestart wordt met de pilot verwerking, zonder opnieuw overleg tussen Kamer en kabinet. 

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat over zijn eigen antwoorden. 

Van Dam:

Als nieuw overleg tussen Kamer en kabinet de zorg is van de heer Dijkgraaf, dan lijkt me dat niet nodig. We hebben gewoon goede afspraken met het bedrijf over wat er nodig is om volgende stappen te kunnen zetten. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 146 blijft dus per saldo aan het oordeel van de Kamer. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 147 gaat ook over de implementatie van de aanlandplicht. Zij is specifiek gericht op de handhaving. Ik heb in het AO aangegeven dat we die handhaving gefaseerd invoeren. De motie bestaat uit twee verzoeken. Het eerste verzoek, om halfjaarlijks te rapporteren, is geen enkel probleem. Dat zeg ik graag toe. Het tweede verzoek is een beetje ingewikkeld geformuleerd. In de motie wordt de regering verzocht om in overleg met de sector de handhaving zo vorm te geven dat de regels uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar zijn. Ik heb een beetje moeite om te interpreteren wat hier precies staat. De regels zijn gewoon de regels. Die veranderen niet, want die zijn Europees afgesproken. Die regels worden ook niet aangepast. Bij de uitvoering kijken we er pragmatisch naar en geven we de handhaving zo vorm dat er eigenlijk stapsgewijs gehandhaafd wordt. Dat heb ik ook in het AO toegelicht. Zoals de Kamer weet is de eerste fase de voorlichtingsfase, waarin vissers vooral worden gewezen op de regels en de verplichtingen waar ze zich aan hebben te houden. Ik zeg daarbij steeds: als er evidente overtredingen worden geconstateerd, kan er ook gesanctioneerd worden. Maar het is in deze fase niet de inzet om direct te sanctioneren. Er wordt vooral voorgelicht. In de volgende fase gaat er vooral gewaarschuwd worden. Pas daarna gaan we daadwerkelijk over tot sanctioneren, omdat we de vissers juist de gelegenheid willen bieden om te wennen aan de nieuwe regels. Ik weet niet zo goed welke kant ik uit moet met het verzoek zoals het nu is geformuleerd. Maar als de indieners en ik elkaar goed begrijpen, is dit misschien wel ondersteuning van beleid. 

De voorzitter:

Mevrouw Visser gaat ongetwijfeld een toelichting geven. 

Mevrouw Visser (VVD):

De staatssecretaris vraagt om een toelichting. Het gaat ons erom dat we bij de invoering van de aanlandplicht nadrukkelijk hebben gezegd dat de regels uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dat staat ook in een van de overwegingen. Vervolgens hebben we ten behoeve van het AO een jaarrapportage gekregen over de aanlandplicht in Nederland. Er worden een flink aantal risico's genoemd, bijvoorbeeld over de veiligheid aan boord en de 10%-regeling. Dat klinkt allemaal technisch, maar het zijn een aantal aandachtspunten waarover in een officiële rapportage wordt gezegd dat we nog niet weten hoe het uitpakt. Dat is precies wat wij hier bedoelen. We hebben met elkaar afgesproken dat als we dit systeem invoeren, het überhaupt naleefbaar, toetsbaar en controleerbaar moet zijn. Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat hij een kader heeft afgesproken en dat hij daarbinnen wil opereren. Maar als nou blijkt dat bijvoorbeeld de regels die we hebben bedacht over veiligheid aan boord totaal niet naleefbaar, handhaafbaar en uitvoerbaar zijn, dan moeten we daar toch met elkaar over praten. Daar roept deze motie toe op. Ik weet niet of dat de intentie van de indieners iets verduidelijkt, maar dit heb ik ter toelichting te zeggen. 

Van Dam:

Even voor de scherpte: dat suggereert dat de regels van de aanlandplicht opnieuw ter discussie zouden kunnen komen. Dat is niet het geval. Het gaat er natuurlijk om dat het werkbaar moet zijn en dat je dus afspraken maakt over de handhaving. Dat doen we. We zijn in overleg met de sector over hoe we handhaven. Ik heb eerder gezegd dat de regels naleefbaar en uitvoerbaar zijn. De vraag is vooral: hoe gaat de sector eraan gaat wennen, hoe gaat hij ze implementeren, hoe houdt de handhaving rekening met die implementatiefase en hoe geven we die handhaving en dat toezicht vorm? Dat bespreken we met de sector: hoe geven we dat vorm, hoe doen we die infasering? Als mevrouw Visser dat bedoelt, dan zeg ik dat graag toe. Zo opereren we samen met de sector. 

De voorzitter:

Mevrouw Visser, hebt u een vervolgvraag? 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik probeer even te vatten wat de staatssecretaris zegt, want volgens mij praten we nu heen en weer. Uit de rapportage en de geluiden vanuit de visserijsector blijkt dat er een kloof is. Zelfs IMARES, dat er onderzoek naar heeft gedaan, zegt dat er een groot gat zit tussen de belevingswereld van het ministerie en de belevingswereld van de visserijsector. De staatssecretaris zegt dat daaraan wordt gewerkt. Wij maken ons grote zorgen over die kloof en over de grote risico's die er nog zijn. Ik noem het maar even regels; de staatssecretaris mag het handhaving noemen of de interpretatie van regels. Ik noem als voorbeelden de veiligheid aan boord, het registratiesysteem en de choke species. Wij beogen met de motie dat de staatssecretaris met de sector gaat overleggen: hoe kunnen we de aanlandplicht op een goede manier implementeren, zodanig dat de handhaving van de regels op een redelijke wijze kan plaatsvinden en de sector die kan naleven? Ik noem het nog maar eens, omdat er wat onduidelijkheid is over de interpretatie van deze motie. 

Van Dam:

Het is even zoeken, maar ik denk dat we het met elkaar eens zijn. Wij hebben in het AO ook gesproken over de kloof die mevrouw Visser noemt. Die kloof is er in die zin dat de visserij zich sterk heeft verzet tegen deze aanlandplicht en niet van de ene op de andere dag overtuigd is. De aanlandplicht is er en dient een doel, namelijk selectiever vissen. Wij overleggen met de sector over de manier waarop je dat doel kunt realiseren. Je komt eigenlijk los van de precieze regels en bekijkt waarvoor de regels ook alweer voor bedoeld waren en hoe je dat doel kunt realiseren. Dat is een heel belangrijk gesprek. 

Natuurlijk kijken we naar de implementatie en de handhaving. Ook op basis van een eerdere motie van de Kamer is de inzet om dat geharmoniseerd te doen met de betrokken landen, met name de landen in de Scheveningengroep. Dat is voor ons het belangrijkste gremium. Ook daar spreken we over de handhaving. Ik heb in het AO aangegeven dat daar ook wordt gesproken over de fasering van de handhaving. Ik heb toen gezegd dat de verschillende lidstaten er ogenschijnlijk ongeveer hetzelfde over denken, maar zich niet allemaal precies willen committeren of in elk geval niet altijd aan elkaar duidelijk willen maken wanneer ze wel en niet sanctioneren. Ook zijn er nog wel verschillen van opvatting over hoe die harmonisatie er precies uit moet zien. Dat zijn de sporen waaraan we werken. We kijken samen met de sector naar het implementeren van de aanlandplicht en de handhaafbaarheid. Ook bespreken we hoe we de handhaving exact organiseren en infaseren. 

De voorzitter:

En dat leidt tot het judicium? 

Van Dam:

Als ik de motie zo mag interpreteren, dan is die ondersteuning van beleid. 

De voorzitter:

Met inachtneming van deze exegese is het oordeel over de motie op stuk nr. 147 aan de Kamer. 

Van Dam:

De motie op stuk nr. 149 gaat over het aalbeheerplan. Aal kan alleen maar goed worden beheerd, als alle lidstaten daaraan zo goed mogelijk bijdragen. Een eenduidige manier van het bepalen van streefbeelden is daarvoor cruciaal, want alleen dan is er een gelijk speelveld voor de sector. Uit onderzoek van de commissie-Rabbinge blijkt dat de ons omringende landen hun streefbeeld waarschijnlijk hebben onderschat. Daarom zal ik mij bij de Europese Commissie blijven inzetten voor uniforme rekenmethoden voor het bepalen van het streefbeeld. Gelet daarop acht ik deze motie ondersteuning van beleid. Daarmee is het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Het oordeel over de motie op stuk nr. 149 is aan de Kamer. 

Van Dam:

In de motie-Jacobi c.s. op stuk nr. 150 over de fuikenvisserij wordt de regering verzocht, de noodzakelijke monitoring en verifiëring zodanig in te richten dat er voor de vissers geen dan wel zeer beperkte kosten aan verbonden zijn. Dat is mijn inzet. De afspraak is dat de gemeente zorg draagt voor de handhaving. De inzet is dat de vereiste monitoring tegen zo min mogelijk kosten kan plaatsvinden. Daarom is deze motie ondersteuning van beleid en laat ik ook daarover het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Het oordeel op de motie op stuk nr. 150 wordt aan de Kamer gelaten. 

Van Dam:

Er zijn verder nog twee vragen aan mij gesteld. De heer Dijkgraaf vroeg of het geen goed idee is om een conferentie te organiseren samen met de visserijsector, EZ, de NVWA et cetera, om de controle en de handhaving van de aanlandplicht op orde te krijgen. Over de samenwerking heb ik al iets gezegd naar aanleiding van de motie-Visser. Dit zou daar goed in passen. Ik kan dat dus toezeggen aan de heer Dijkgraaf. 

Mevrouw Jacobi vroeg hoe ik omga met de problemen met betrekking tot de handhaving van de staandwantvisserij op zeebaars. Die problemen lijken mij eigenlijk wel te overzien. Ook voor de recreatieve visserij op zeebaars is er een afspraak: een tijd lang is er een bag limit van nul en een tijd lang mag er één zeebaars worden meegenomen. Dat is niet heel erg ingewikkeld om te controleren. De afspraak met de gemeenten is dat gemeenten, daar waar ze het willen toestaan, ook zorg dragen voor de handhaving daarop. Twee gemeenten hebben al aangegeven dat zij die controle willen doen, wat ook laat zien dat het niet heel erg ingewikkeld is. Gemeenten zijn gewoon in staat om dat te doen en twee hebben dus al gezegd dat zij dat gaan doen. Met de Waddengemeenten die een brief hebben gestuurd, zullen we in gesprek gaan, maar dat doet niet af aan de afspraken die eerder gemaakt zijn. Gemeenten hebben daarin een verantwoordelijkheid en zoals aangegeven is die verantwoordelijkheid ook gewoon in te vullen. 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb een heel korte vraag. Als dat overleg is geweest — ik neem aan dat dat op korte termijn zal zijn — ontvang ik heel graag een Kamerbrief met de stand van zaken. 

Van Dam:

Ik stuur natuurlijk met alle liefde brieven aan de Kamer, maar daarin zal niet heel veel meer staan dan wat ik net heb verteld, namelijk een herbevestiging van de bestaande afspraak dat gemeenten zorg dragen voor de handhaving en dat die handhaving ook niet heel erg ingewikkeld is. Gemeenten moeten gewoon controleren of mensen vis meenemen en zo ja, hoeveel. In een bepaalde periode van het jaar mag dat helemaal niet en in een bepaalde periode van het jaar mag er één vis worden meegenomen en that's it. Echt buitengewoon ingewikkeld is het dus niet. De verantwoordelijkheidsverdeling is ook duidelijk. Ik kan in de brief zetten dat we dat nog een keer aan de Waddengemeenten hebben meegedeeld en wat er verder besproken is, als mevrouw Jacobi dat wenst. 

De voorzitter:

Mevrouw Jacobi heeft toch nog een vervolgvraag. 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Het gaat er niet om dat we weten dat er tot 1 juli nul zeebaars mag worden gevangen en daarna één per persoon, maar het gaat om de vraag hoe er wordt gehandhaafd. Ik zou graag in een brief teruglezen welke afspraken met de eilanden worden gemaakt. Zij hebben een brief geschreven waarin staat dat het volgens hen heel complex is. Ik wil graag terugzien dat afgesproken is dat dat goed gaat gebeuren. 

Van Dam:

Ik kom daarop terug, want ik wil wel benadrukken dat er geen sprake is van nieuwe afspraken. De afspraak dat de gemeente zorgt voor de handhaving en dat zij die ook bekostigt, staat gewoon. Volgens mij is het niet heel erg complex. Twee andere gemeenten gaan dit al doen. De gemeente moet de afspraak die er is gewoon nakomen en daarin zelf haar verantwoordelijkheid nemen en dan kan die staandwantvisserij plaatsvinden zoals afgesproken. Dat willen we graag bespreken, maar het verandert niets aan de gemaakte afspraken. 

Volgens mij heb ik alle vragen en moties behandeld. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Zeer bedankt voor de beantwoording en ook dank aan de ambtelijke ondersteuning. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng, het publiek voor het geduld en u allen voor uw betrokkenheid. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze. Ik wens u op voorhand een eenvoudige doch smaakvolle maaltijd toe. 

De vergadering wordt van 19.42 uur tot 20.35 uur geschorst. 

Voorzitter: Knops

Naar boven