6 Vragenuur: Vragen Belhaj

Vragen van het lid Belhaj aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht "Vakbonden in actie tegen Emirates, Qatar en Etihad". 

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Vorige week nog hadden we een debat over de invloed van de Fransen op KLM. In dat debat riep de minister van Financiën op zijn eigen manier de Kamer op om niet alleen te kijken naar de problemen die voortkomen uit Air France, maar om vooral ook te kijken naar andere concurrenten. Hij verwees daarbij naar maatschappijen uit het Midden-Oosten. Acht vakbonden van luchtvaartpersoneel in Nederland hebben die oproep blijkbaar goed gehoord. Eind vorige week verscheen het bericht dat zij met een publiekscampagne zullen waarschuwen voor de opkomst van de maatschappijen Emirates, Qatar Airways en Etihad. 

Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is: wist zij van dit initiatief van de Nederlandse vakbonden en is zij hierover met hen in contact geweest? 

Mijn tweede vraag is: vindt de staatssecretaris het een goede of een slechte zaak dat de vakbonden passagiers ervoor willen waarschuwen met deze maatschappijen te vliegen omdat dit Nederland en Europa banen zal kosten? Deelt het kabinet de urgentie met de vakbonden? In de woorden van het cabinepersoneel: is het voor het kabinet ook vijf voor twaalf? 

Dat brengt mij bij mijn derde vraag. Er zingen heel veel verschillende meningen rond over de vraag of maatschappijen uit het Midden-Oosten oneerlijk concurreren met bijvoorbeeld KLM en, zo ja, hoe dan precies. Kan de staatssecretaris nog eens helder maken welke aanwijzingen er zijn voor oneerlijke staatssteun en welke harde bewijzen daarvoor bestaan? Van beide kanten worden immers verschillende bewijzen aangevoerd om de ander ongelijk te geven. Of meten we met gelijke maten? 

Mijn laatste vraag is: hoe verhoudt dit zich tot en hoe vertaalt dit zich naar de Actieagenda Schiphol? Wanneer komt deze eindelijk naar de Kamer? 

D66 is een groot voorstander van eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld voor de mondiale luchtvaart. De oproep van de vakbonden aan de Europese Unie om maatschappijen uit het Midden-Oosten beperkingen op te leggen lijkt op gespannen voet te staan met eerlijke concurrentie. Ik wil graag weten wat de mening van de staatssecretaris hierover is. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Om te beginnen zou ik willen aansluiten bij uw eigen woorden en de woorden van de premier in uw huis, waarin niet alleen afschuw is uitgesproken over de gebeurtenissen in Brussel, maar ook medeleven met de slachtoffers en nabestaanden. Het spreekt vanzelf dat wat onder andere op Zaventem is gebeurd, grote impact heeft op de luchtvaartsector, waar wij nu ook over spreken. Dat geldt niet alleen voor België, maar voor heel Europa. 

Dan kom ik nu toe aan de beantwoording van de vragen die mevrouw Belhaj heeft gesteld over de concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen hier in Europa en maatschappijen uit bijvoorbeeld de Golfstaten. Dat is een onderwerp waarover wij veelvuldig met de Kamer hebben gesproken. De afgelopen maand zijn er meerdere brieven van mij naar de Kamer toegekomen. Het komt erop neer dat ik op zichzelf genomen begrip heb voor de zorg die de vakbonden uitspreken voor het behoud van werkgelegenheid in de Europese luchtvaartsector. Daar kunnen wij allereerst zelf veel aan doen, door Schiphol een sterk concurrerende positie te geven. Dit hangt samen met de actieagenda die naar ik hoop eind april naar de Kamer zal komen. Een luchtvaartmaatschappij kan daar veel aan doen door ervoor te zorgen dat men concurrerend is en de kosten naar beneden brengt. Wij zullen er ook voor moeten zorgen dat er in de toekomst mandaten komen die onderhandelingen met de Golfstaten mogelijk maken, waarvan ook het onderdeel "fair competition", zoals dat is gaan heten — eerlijke concurrentie — deel uitmaakt. Daar hebben wij op Europees niveau veelvuldig overleg over. Dat is wat wij ons voornemen. 

Er is al langere tijd discussie over de vraag of sommige van deze luchtvaartmaatschappijen uit de Golfstaten daadwerkelijk eerlijk concurreren, maar de harde bewijzen waar mevrouw Belhaj tot op de dag van vandaag naar vraagt, zijn er niet. Er zijn wel onderzoeken geweest, bijvoorbeeld van Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Daartegenover staat verweer van de luchtvaartmaatschappijen die ter discussie worden gesteld. Wij hebben dit vanuit Nederland al bij de Europese Commissie neergelegd, omdat wij van mening zijn dat dit mede door de Commissie moet worden beschouwd in het toewerken naar een mandaat, waarbij de eerlijke concurrentie voor Nederland een heel belangrijk uitgangspunt moet zijn. 

Er is geen contact geweest met de vakbonden over het initiatief dat zij hebben genomen en wij zijn daar niet vooraf in gekend. Een deel van de verzoeken die zij doen, met name om de eerlijke concurrentie uitgangspunt te maken van het Europese beleid, herken ik. Als het een motie was geweest, zou ik hebben gezegd dat deze ondersteuning van beleid is. 

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden, maar één vraag blijft toch terugkomen. De staatssecretaris verwijst naar de Europese Commissie, die onderzoek moet doen. Maar op een gegeven moment vraag je je ook af hoe lang dat nog kan duren. Er zijn gewoon rapporten. De feiten daaruit kun je naast elkaar leggen en dan aangeven wat Nederland er zelf van vindt. Die rapporten zijn wel wat dik, maar volgens mij kan het ministerie dat prima. Als de Europese Commissie er langer over doet, dan doet zij er maar wat langer over, maar de vraag of, en zo ja in welke mate, er sprake is van oneerlijke concurrentie, creëert heel veel onrust onder het personeel. Elke maand dat daar geen helderheid over ontstaat, stimuleer je eigenlijk die ongerustheid. Dan is het zelfs nodig om deze actie te starten. Daarom vraag ik nogmaals: is er niet een mogelijkheid om datgene wat de maatschappijen uit het Midden-Oosten als tegenbewijs aanvoeren en datgene wat er in de Amerikaanse rapporten staat, naast elkaar te leggen en te bezien wat er nu wel of niet van klopt? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zou willen zeggen dat dit precies is wat wij bij de Europese Commissie hebben neergelegd. Wij willen dat men naar de rapporten kijkt. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat het heel lastig zal zijn om in dit kader daadwerkelijk tot bewijs te komen. Andersom is het voor ons nu het belangrijkste dat wij heel snel starten met de onderhandelingen, waarbij de fair competition, die eerlijke concurrentie, het uitgangspunt wordt voor de Europese Commissie. Om die reden is de snelste stap die wij kunnen zetten om op dit dossier echt voortgang te boeken, het creëren van een mandaat. Daar heeft Nederland echt belang bij en dat is wat wij in het kader van ons voorzitterschap aan alle kanten aanjagen. Wij zijn uiteraard wel afhankelijk van de 27 andere lidstaten. Dit moet echt op Europees niveau worden beslecht. 

Mevrouw Belhaj (D66):

Dan mag ik dus concluderen dat veel mensen voorlopig even ongerust moeten blijven, zolang de Europese Commissie er nog maar geen helderheid over geeft. Misschien mag ik de staatssecretaris verzoeken of zij naar aanleiding van deze acties van zo veel mensen een klein appel kan doen op de Europese Commissie om helderheid te geven over het moment waarop zij het onderzoek heeft afgerond? Dan is het voor de mensen in ieder geval helder wanneer er helderheid komt. 

Staatssecretaris Dijksma:

Daar ben ik toe bereid. Ik denk dat dat moet samengaan met het formuleren van het onderhandelingsmandaat waar de Commissie op dit moment aan werkt. Ook op dat punt hebben wij vanuit het voorzitterschap echt alles op alles gezet om het snel mogelijk te maken. Het liefst zouden wij daarover nog tijdens ons voorzitterschap besluiten. 

De heer Monasch (PvdA):

Wij hebben al vaker gesproken over oneerlijke concurrentie. Daarbij gaat het vaak om de vraag of sprake is van oneerlijke staatssteun. Kan de staatssecretaris aangeven of er in die discussie ook gekeken wordt naar fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor het personeel van dit soort luchtvaartmaatschappijen? Ik denk aan de salariëring, maar ook aan de overige arbeidsomstandigheden. Binnen Europa zien wij bij prijsvechters vaak al schijnconstructies. Is dat ook onderdeel van de onderhandelingen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Uiteindelijk zal bij de discussie over de precieze inhoud van het mandaat ook helderheid moeten worden geboden over de reikwijdte van de passage over eerlijke concurrentie. Dat zal een politieke weging moeten zijn. Het is sowieso voor de hand liggend dat wij op zijn minst kijken naar kwesties als staatssteun. Dat is ook steeds in debat geweest. Op het moment dat je de arbeidsvoorwaarden erbij betrekt, wordt het wel een stuk lastiger, want daarop vindt natuurlijk ook binnen Europa concurrentie plaats. Het is een aangelegenheid van de interne markt. Het zal niet zo eenvoudig zijn om ook die discussie daarbij te betrekken. Binnen een aantal maanden, wanneer wij dat mandaat bediscussiëren, zal het helderder zijn. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van het vragenuur. 

De vergadering wordt van 14.34 uur tot 14.48 uur geschorst. 

Naar boven