9 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenmiddag ook te stemmen over de aangehouden moties-Voortman (19637, nrs. 32, 33 en 35), de aangehouden motie-Graus/De Rouwe (31936, nr. 176), de aangehouden motie-Helder (33750-VI, nr. 50), de aangehouden motie-De Liefde/Jan Vos (24059, nr. 366) en de aangehouden motie-Van Weyenberg (29407, nr. 191). 

Voorts stel ik voor, te stemmen over de moties zoals ingediend bij de wetgevingsoverleggen over de Jaarverslagen 2013 van het ministerie van Economische Zaken, onderdeel Economie en Innovatie, en van het ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Op verzoek van het lid Helder stel ik voor, haar motie op stuk 29628, nr. 438 opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze motie opnieuw gaat lopen. 

Omdat hij nog niet vol genoeg is, stel ik voor aan de agenda toe te voegen: 

  • -het VAO Mijnbouwschade Limburg, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 26 juni, met als eerste spreker het lid Graus van de PVV, te agenderen na het reces; 

  • -het VAO Luchtvaart, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 26 juni, met als eerste spreker het lid Graus van de PVV, te agenderen voor het zomerreces; 

  • -het VAO WWB-onderwerpen en Participatiewet, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 26 juni, met als eerste spreker het lid Karabulut van de SP, te agenderen voor het zomerreces; 

  • -het VAO Rijksdienst, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 26 juni, met als eerste spreker het lid Geurts van het CDA, te agenderen voor het zomerreces. 

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten. 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Ouwehand voor een vooraankondiging. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. U nodigde mij bijna uit door te zeggen dat de agenda nog niet vol genoeg is. Donderdag spreekt de Kamer over de jaarwisseling; mooi dat dat nog voor het zomerreces gebeurt. Mocht uit dat overleg de behoefte ontstaan om een motie in te dienen, dan zou het goed zijn om ook dat nog voor het zomerreces te doen. 

De voorzitter:

Wij zullen dit met potlood in de agenda zetten en horen nog of het wel of niet doorgaat. 

Het woord is aan de heer Pechtold van D66. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mede naar aanleiding van het vragenuur dat wij zojuist hadden, zou ik een debat willen aanvragen met de minister-president over datgene wat wij zojuist besproken hebben over de Europese Raad. In het vragenuur was het kabinet al behoorlijk duidelijk. Deze zomer komt er nog een overleg op Europees niveau; Europa staat nooit stil. Deze week lijkt mij onbegonnen werk, maar direct na het zomerreces zou ik graag een debat voeren. Van het kabinet verwacht ik dat hetgeen in de zomer gebeurt, goed met de Kamer wordt voorbereid en in dat debat aan de orde kan komen. 

De voorzitter:

Ik heb het u toegestaan om een debat aan te vragen van achter de interruptiemicrofoon, maar voortaan moet dat op het spreekgestoelte. In de Handelingen staat normaal gesproken niet waar u staat. 

De heer Verheijen (VVD):

Het lijkt mij een verstandig, evenwichtig voorstel van de heer Pechtold. Ik steun het. 

De heer Omtzigt (CDA):

Steun voor het voorstel, al zou de CDA-fractie er een voorkeur voor hebben om het debat wel deze week te houden, hetzij hier, hetzij in een algemeen overleg. Dan kan namelijk ook de extra ingelaste top worden voorbereid. De inzet daarvoor zouden wij ook best willen bespreken. Dan zou het een nabeschouwing van de top en een voorbeschouwing van de volgende top zijn. 

De voorzitter:

Dat was niet het voorstel. Als u deze week nog een algemeen overleg wilt houden, kunt u dat via de procedurevergadering regelen. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Steun voor het voorstel van de heer Pechtold. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Steun voor het verzoek. 

De heer Roemer (SP):

Ik zit meer op de lijn van de heer Omtzigt. Deze week is het vers. Het lijkt mij verstandig om er deze week een algemeen overleg over te houden. Daar is het belangrijk genoeg voor. Maar ik kan tellen, dus ik ben bang dat het na het reces wordt, maar een algemeen overleg deze week heeft mijn voorkeur. 

De voorzitter:

Ik heb ook niet gezegd dat dat er niet komt. Daar ga ik gelukkig niet over. Ik ga alleen over de agenda in de plenaire zaal. Dat is vaak al ingewikkeld genoeg. Tegen de heer Omtzigt heb ik gezegd: ik stel voor dat u nog even een extra procedurevergadering belegt, zodat u dit met elkaar kunt bespreken. Voor een plenair debat deze week is er inderdaad geen meerderheid. De heer Pechtold deed het verzoek om het debat na de zomer goed voor te bereiden. 

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, zodat dit verzoek daar terechtkomt waar het kan worden gehonoreerd. 

Er is steun uitgesproken voor het houden van een debat direct na de zomer. De spreektijd bedraagt vier minuten — ik kijk nadrukkelijk in de richting van de heer Pechtold — per fractie. Zonder tegenbericht blijft het ook vier minuten. Ik zal het debat inplannen in de eerste week na het zomerreces. 

Het woord is aan de heer Omtzigt van het CDA. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. ISIS heeft zijn naam veranderd en de islamitische staat uitgeroepen. Er is een buitengewoon zorgwekkend rapport uitgekomen over jihadisme in Nederland. Ik stel voor om het al aangevraagde debat over ISIS zo spoedig mogelijk in te plannen en de minister van Veiligheid en Justitie daarbij aanwezig te laten zijn. Ook stel ik voor, te verzoeken om de al lang geleden gevraagde rapporten naar aanleiding van de motie-Segers over de financiering uit het buitenland — die hadden er voor de behandeling van de begroting voor 2013 moeten zijn — en het RMO-advies daarvóór aan de Kamer te doen toekomen. 

De voorzitter:

Het verzoek is, het reeds aangevraagde en toegekende debat over ISIS nog deze week in te plannen en daarvoor ook de minister van Veiligheid en Justitie uit te nodigen. 

De heer De Roon (PVV):

ISIS heeft het kalifaat uitgeroepen. In gewone mensentaal betekent dit dat alle moslims, en eigenlijk de hele wereld, zich aan dat kalifaat moeten onderwerpen. Ik heb er vorige week al op gewezen hoe gevaarlijk die brandstichters zijn die daar in Irak bezig zijn, ook voor Nederland. Het wordt nu alleen maar spannender en nog urgenter, dus ik steun het verzoek van de heer Omtzigt volledig. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Geen steun voor een debat op dit moment. Het is inderdaad urgent en pregnant. Dat geldt misschien nog wel het minst voor de naamsverandering. Wij hebben binnen de commissie afgesproken dat wij op elk moment dat daartoe aanleiding bestaat, desnoods in de zomer, over de opmars van ISIS kunnen spreken. De combinatie die de heer Omtzigt nu wil met de minister van Justitie kan morgenavond al worden gerealiseerd. Dan is er namelijk al een debat voorzien; ik meen om 19.00 uur. Ik zou zeggen: de heer Omtzigt wordt dan op zijn wenken bediend. Geen steun dus voor dit debat; morgenavond hebben wij het debat met de minister van Justitie. 

De voorzitter:

U geeft geen steun om dit debat nu in te plannen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Steun. 

De voorzitter:

U geeft steun om het debat nu in te plannen. 

De heer Servaes (PvdA):

Ik sluit mij helemaal aan bij de inbreng van de heer Ten Broeke. Er is morgen een overleg met de minister van Justitie. Voor de rest hebben wij goede afspraken gemaakt binnen de commissie voor Buitenlandse Zaken. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zou het verzoek uiteraard willen steunen. De actualiteit geeft daar alle aanleiding toe. Mocht het niet plenair kunnen, dan zou het eventueel ook via een algemeen overleg kunnen. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook steun voor het verzoek. 

De heer Van Bommel (SP):

Ook mijn fractie steunt het verzoek. Als het moet, dan maar in een algemeen overleg. Ik zou het echter graag voor het reces willen doen, want ik voorzie inderdaad dat wij anders in de eerste of tweede week van het reces hiervoor terug moeten komen. 

De voorzitter:

Ik snap het dilemma dat hier wordt geschetst, maar hoor niet de steun van een meerderheid voor het houden van een plenair debat deze week. Ik stel voor dat u via de procedurevergadering probeert om nog deze week een algemeen overleg over dit onderwerp te plannen, zeg ik tegen de heer Omtzigt. Ik heb overigens ook gehoord dat er morgenavond een debat is met de minister van Veiligheid en Justitie, in ieder geval over een deel van het probleem. Misschien kunt u zich daarbij aansluiten. Op dit moment hebt u geen steun voor uw verzoek. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat laatste begrijp ik. De CDA-fractie zal zeker inbreng leveren op het gebied van Veiligheid en Justitie. Ik wil echter graag die combinatie. Als het debat op enig moment wordt gepland, wil ik bij dezen het verzoek doen om dan beide ministers uit te nodigen. Ook verzoek ik u om de twee onderzoeken die ik genoemd heb en die allang zijn toegezegd, met spoed aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vragen. De deadline lag al in het jaar dat voorbij is. Die kunnen nu echt met grote spoed naar de Kamer worden gestuurd. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Daarin staat het verzoek aan het kabinet om te zijner tijd, als het ISIS-debat dat al is aangevraagd wordt ingepland, beide genoemde bewindspersonen af te vaardigen. Uiteindelijk gaat het kabinet over zijn eigen afvaardiging, maar dan weet men in ieder geval dat hieraan behoefte bestaat. Ook staat daarin het verzoek om de gevraagde stukken zo snel mogelijk naar de Kamer toe te sturen. 

Het woord is aan mevrouw Pia Dijkstra van D66. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Wij hebben zo meteen, om 16.00 uur, het debat over de afstemming tussen de NZa en het OM bij een groot fraudeonderzoek. We hebben schriftelijke vragen beantwoord gekregen en er is sprake van een gegroeide werkwijze tussen het tripartiete overleg, waarbij inzet van het strafrecht alleen plaatsvindt in zaken waarin het gaat om opzettelijk handelen. Ik zou willen vragen om voor dat debat, of in elk geval tijdens het debat, een aantal voorbeelden op papier te krijgen van de ministers, waarin duidelijk wordt dat sprake is van een gegroeide werkwijze. 

De voorzitter:

En die wilt u voorafgaand aan het debat ontvangen? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Als dat kan, graag, maar ik realiseer me dat het debat al heel snel is. Dus ik kan me voorstellen dat het tijdens het debat ook nog kan. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Dat is de snelste manier. Dan zult u zo wel zien hoe het precies zit, of u vraagt het zelf aan de minister. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Nog één opmerking over dat debat. Het staat nu gepland tot 20.00 uur. Ik voorzie dat het weleens langer zou kunnen duren. Ik wil ook de voorzitter alvast vragen om daar rekening mee te houden. 

De voorzitter:

Het zijn altijd richttijden, maar u hebt bij dat debat gewoon vier minuten spreektijd per fractie. We gaan kijken hoe het gaat, maar alles wat deze week op de agenda staat, moet echt behandeld worden. Dat betekent voor de mensen die na het debat over de NZa aan de beurt zijn, dat ze niet zo heel erg vroeg klaar zijn vandaag. 

Ik geef het woord aan de heer Schouw van D66. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het hele hervormingsprogramma van het gevangeniswezen hangt als een politieke molensteen om de nek van staatssecretaris Teeven. Gisteren heeft hij een uitgebreide brief naar de Kamer gestuurd, zeventien kantjes, met alle ditjes en datjes uit het gevangeniswezen. Alleen één cruciaal punt stond niet in die brief. De heer Teeven heeft zich namelijk vergist in de voorbereiding van de vorige plannen en moet nu 60 miljoen extra gaan bezuinigen. Die komt hij tekort. Bovendien worden er nog eens 700 mensen extra ontslagen. Ik ben daar enorm van geschrokken. Ik vind dat de Kamer gisteren niet adequaat is geïnformeerd en wil daar deze week nog een debat over met de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Een verzoek om een debat met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, te houden nog deze week. 

Mevrouw Helder (PVV):

Steun, want dit is geen detail. Dit is een hoofdpunt. Daar moeten we het wel zo snel mogelijk over hebben. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Steun. Het is de tweede keer dat de staatssecretaris de Kamer niet op een goede manier informeert over hoeveel ontslagen er vallen in het gevangeniswezen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Steun voor een debat om dezelfde redenen. Dit kan gewoon niet zo. Zo kunnen we niet debatteren. We kunnen geen besluiten nemen als wij niet de informatie hebben die klopt. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik steun het verzoek. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Die brief kwam er eigenlijk al omdat mevrouw Van Toorenburg en ikzelf daarom hebben gevraagd. Dat deden we omdat er informatie ontbrak of omdat wij die niet kregen. Nu kwam die brief er, maar hebben we nog geen informatie. Dus ik steun het verzoek van de heer Schouw van D66. 

De heer Van der Steur (VVD):

Als leden van de Kamer vinden dat de Kamer onvoldoende is geïnformeerd, is het passend als de staatssecretaris nog een kans krijgt om in een nadere brief daarover inlichtingen te verstrekken. Voor het overige is het natuurlijk bij uitstek een onderwerp dat we gaan behandelen bij de begroting voor het volgende jaar. De VVD-fractie steunt dan ook niet het verzoek om een debat. 

De heer Marcouch (PvdA):

Het gaat om mensen, om veel mensen die hun baan dreigen kwijt te raken en ik vind het inderdaad legitiem om daar opheldering over te vragen. Wat mij betreft, komt die informatie naar de Kamer per brief. Collega Kooiman had al een schriftelijk overleg aangekondigd over de brief van gisteren. Dat lijkt mij de goede weg. Op dit moment nog geen steun voor het debat. 

De heer Schouw (D66):

Het zijn weer de twee regeringspartijen die verhinderen dat de Kamer gewoon adequaat geïnformeerd wordt over wat er gebeurt in het gevangeniswezen. Dat vind ik raar. 

De voorzitter:

Volgens mij lag het verzoek voor om deze week nog een debat te houden. Die steun hebt u niet gekregen. 

De heer Schouw (D66):

Nee, voorzitter, maar mag ik toch wel even kond doen van mijn verontwaardiging? Het betreft namelijk een majeur punt. De Kamer werd gisteren door de staatssecretaris geïnformeerd over alles wat er zou spelen rondom de bezuinigingen en de hervormingen in het gevangeniswezen, maar het majeure punt dat er nog eens 700 mensen extra uit moeten, heeft hij niet opgeschreven. Dat hebben wij vanmorgen moeten lezen in de krant. Dit gaat dus over het adequaat informeren van de Kamer. Ik doe een dringend beroep op de collega's om dat nog eens in zich op te nemen en te zeggen: desnoods deze week een extra AO hierover. 

De voorzitter:

Ik hoorde de woordvoerder van de VVD suggereren om over dit punt een nadere brief te vragen. Kan ik suggereren dat u dat doet en dat we dan vragen of die nadere brief op een dusdanig moment hier is dat u er wellicht nog in een regeling op terug kunt komen, zodat u uw verzoek dan opnieuw kunt doen op basis van die nadere brief? 

De heer Schouw (D66):

Ik wil eerst de collega's van de regeringspartijen de mogelijkheid geven — ik zie de heer Marcouch twijfelen — om toch nog te zeggen: laten we ons inspannen om deze week hierover nog een AO te houden met staatssecretaris Teeven. Op deze manier kunnen we toch niet het zomerreces in? 

De voorzitter:

Het spijt mij, mijnheer Schouw. Ik heb de gelegenheid geboden. Iedereen heeft zich uitgesproken. Ook tegen u zeg ik dat we een AO niet regelen via de regeling van werkzaamheden; dat moet u op een andere manier doen. Ik vraag u of u behoefte hebt aan een nadere brief met nadere uitleg over de cijfers, te ontvangen voor de volgende regeling van werkzaamheden, zodat u uw verzoek dan kunt herhalen. 

De heer Schouw (D66):

Als het niet anders kan, moeten wij deze weg volgen. Natuurlijk. Maar dan moet die brief er dus morgen voor 12.00 uur zijn. Ik hoop dat de collega's dan ook zo collegiaal zijn om ook echt de Kamer … 

De voorzitter:

Ik ga u onderbreken. Als we nog zo lang doorgaan met de regeling van werkzaamheden, krijg ik de gelegenheid niet om dit stenogram door te geleiden. 

De heer Schouw (D66):

Het gaat wel om de informatiepositie van de Kamer. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Absoluut. Als die brief morgen voor 12.00 uur komt, willen wij daarin wel duidelijkheid hebben over de vraag waarom de Kamer niet gewoon wordt geïnformeerd, maar de aanvullende informatie in de media moet lezen. 

De voorzitter:

Zullen we de aanvullende vragen inventariseren via de griffier van de betreffende commissie? Met het oog op de klok stel ik voor dat we het op die manier doen. Het punt betreffende de informatiepositie is door de heer Schouw nadrukkelijk gemaakt. De gelegenheid is door mij nadrukkelijk geboden om een nadere brief daarover te vragen, zodat er wellicht nog een mogelijkheid is om er een debat over aan te vragen. Ik stel voor dat we het, met uw welnemen, hierbij laten. Ik zal de griffier van de betreffende commissie vragen om te inventariseren welke punten moeten worden beantwoord in die brief, die hier morgen voor 12.00 uur moet zijn. 

Mevrouw Kooiman (SP):

De heer Schouw wijst terecht op een intern document dat wij niet hebben. Als dat document morgen voor 12.00 uur naar de Kamer kan komen, zijn we er, denk ik, uit. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Daar sluit ik mij namens GroenLinks bij aan. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. 

Ik geef het woord aan de heer Van Weyenberg, ook van de fractie van D66. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. De Eerste Kamer heeft vandaag de Participatiewet aangenomen. De staatssecretaris van Sociale Zaken stuurde vandaag de Quotumwet naar de Kamer. We hebben echter gisteren in de media kunnen lezen dat een bevlogen ondernemer die jongeren met een achterstand een kans geeft om het vak van lasser te leren, het deksel op de neus kreeg. Hij kreeg stank voor dank. De jongere woont al tien jaar in Nederland. Deze ondernemer helpt hem bij het stage lopen. Via het UWV had hij hem een plekje gegeven. Echter, formeel bleek de jongen een tewerkstellingsvergunning nodig te hebben. Daarom kreeg deze ondernemer, als "dank" voor al zijn inspanningen, een boete van €12.000. Hoeveel werkgevers willen dan nog hun nek uitsteken? Dit vind ik moreel heel erg slecht. Daarom graag een debat met de minister van Sociale Zaken. 

De voorzitter:

Een verzoek om steun voor het houden van een debat met de minister van Sociale Zaken over de problemen rond de Wajong. 

De heer De Graaf (PVV):

Ziehier de participatiesamenleving in bedrijf. Van harte steun dus. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb hierover ook al schriftelijke vragen gesteld, samen met, naar ik meen, mevrouw Schouten. Dit punt is precies de reden dat mijn fractie tegen deze wet heeft gestemd. Wij steunen dus het verzoek om een debat. Echter, voor zover ik weet, staat er al een debat gepland en heeft de minister in een eerder debat over deze wet al toegezegd dat hij met een nadere brief zou komen. Als dat het geval is, doen we misschien zaken dubbelop, maar ik steun zeker een debat. 

De voorzitter:

Er zijn 51 debatten in voorraad en eerlijk gezegd heb ik ze niet allemaal scherp in beeld. Maar als u het zegt, dan is het misschien wel zo. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit is totaal niet hoe het hoort, zeg ik ook indachtig datgene wat de heer Van Weyenberg heeft gezegd. Iemand die goede wil toont, wordt vervolgens met een boete van €12.000 "beloond". Wij hebben hierover al schriftelijke vragen gesteld. Ik wil de antwoorden daarop graag betrekken bij een debat dat er gaat komen, dus steun voor het debat. Gelet op de beantwoording van de schriftelijke vragen en dergelijke weet ik echter niet hoe snel dat allemaal kan. Als het sneller kan, zou dat eventueel ook nog in een commissie kunnen als het hier niet lukt. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wacht ook graag op de antwoorden op de schriftelijke vragen, maar dat neemt niet weg dat het idee om snel een debat hierover te hebben grote steun heeft van de fractie van GroenLinks. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Helaas is de Participatiewet net aangenomen, maar toch zie je dan dit soort excessen. Wij moeten daarover debatteren en dan kunnen we de antwoorden op de vragen meteen erbij betrekken, dus steun voor het debat. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Het is een tamelijk bizarre casus, maar helaas niet de eerste. Steun voor dit verzoek. 

De heer Azmani (VVD):

Volgens mij is het een voorbeeldje van excessief formalisme. Wat mij betreft, krijgen we gewoon een reactie in een brief. Er zijn al schriftelijke vragen vanuit de Kamer gesteld. Volgens mij kunnen wij het snelst met de minister debatteren door in de procedurevergadering te bekijken in welk algemeen overleg wij dit debat kunnen voeren. Ik steun het verzoek om het debat niet, maar wel het verzoek om een brief en zo snel mogelijk een debat via de procedurevergadering. 

De heer Kerstens (PvdA):

Het voorbeeld dat de heer Van Weyenberg noemt, is een van de voorbeelden op basis waarvan de PvdA-fractie en ook de fractie van de heer Van Weyenberg de minister hebben gevraagd om eens te bekijken of de Wet arbeid vreemdelingen — over die wet gaat het nu — kan worden aangepast. De minister heeft toegezegd dat met ons te bespreken. Net als de collega's van de ChristenUnie heeft ook de PvdA-fractie schriftelijke vragen gesteld. Die zouden wij graag beantwoord zien. Dat mag in een brief, maar op dit moment hebben wij geen behoefte aan een extra debat. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Weyenberg, u hebt geen steun van een meerderheid voor het houden van een debat en dus ook niet voor een debat deze week. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Een debat deze week leek mij überhaupt ingewikkeld, gelet op de agenda. Ik heb wel de steun van meer dan 30 leden genoteerd, dus ik vraag u toch om het op de rol te zetten. Ik heb ook gehoord dat er behoefte is aan een brief naast de beantwoording van de schriftelijke vragen. Wat mij betreft, hoeven daarin maar twee vragen te worden beantwoord: vindt de minister dit ook onrechtvaardig en wat gaat hij eraan doen? 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Er is nu een dertigledendebat toegevoegd aan de lijst met spreektijden van drie minuten. Wij hebben het net snel bekeken, mevrouw Karabulut. Er stond op dit moment over ditzelfde onderwerp geen ander debat geagendeerd; nu dus wel. 

Het woord is aan de heer Sjoerdsma van D66. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Vorige week hadden wij een teleurstellend debat met de minister van Defensie over de verantwoording over 2013. Zij heeft toen een poging gedaan om antwoord te geven op dringende vragen vanuit de Kamer, met name over het achterblijven van bepaalde investeringen in defensie. Helaas kon de Kamer daarop nog geen groen licht geven voor 2013, maar de minister beloofde wel een brief waarin zij nader zou uiteenzetten hoe zij een en ander zag met betrekking tot het grote probleem van de achterblijvende investeringen. Wij zouden die brief graag voorafgaand aan het debat van morgen over de Voorjaarsnota ontvangen om die brief nog in dat debat te kunnen behandelen, omdat er licht is tussen de uitleg van de minister van Defensie over het probleem en de uitleg van de minister van Financiën. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. 

Daarmee is er een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden. Ik verzoek de leden die dit nog niet gedaan hebben, de presentielijst te tekenen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven