8 Beëdiging Van Wijngaarden

Aan de orde is de beëdiging van de heer Van Wijngaarden (VVD). 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Neppérus voor haar wekelijkse gang naar het spreekgestoelte voor het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. 

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ja, voorzitter. Daar zijn we weer. 

De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer J. van Wijngaarden te Amsterdam. 

De commissie is eenstemmig tot de conclusie gekomen dat de heer J. van Wijngaarden te Amsterdam terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 

De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de verklaringen en beloften, zoals die zijn voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120, af te leggen. 

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen. 

De voorzitter:

Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten. 

Daartoe wordt besloten. 

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter:

De heer Van Wijngaarden is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven verklaringen en beloften af te leggen. 

Ik verzoek de griffier hem binnen te leiden. 

Nadat de heer Van Wijngaarden door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Wijngaarden, ik wens u van harte geluk met het lidmaatschap van deze Kamer. Voordat u de presentielijst tekent, feliciteer ik u met uw benoeming. U kunt nu de presentielijst tekenen en uw plek in ons midden opzoeken. We doen nu eerst de regeling van werkzaamheden en dan gaan we stemmen. Daarna geef ik alle collega's de gelegenheid om hun nieuwe collega te begroeten. 

Naar boven