Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 75, item 39 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 75, item 39 |
Aan de orde is het dertigledendebat over het bericht "Pakkans nagenoeg nihil".
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom.
De heer Bontes (PVV):
Voorzitter. Nederland is het walhalla voor criminelen. Van de 8 miljoen misdrijven die burgers ervaren, wordt er slechts aangifte gedaan van 1,2 miljoen. Van die 1,2 miljoen misdrijven werden er in 2011 maar 289.000 opgelost. Het totale ophelderingspercentage is 24 en dalende. Het aantal misdrijven waarbij daders worden gepakt en veroordeeld, komt uit op 14,5%. Misdaad loont dus. Logisch dat je met zulke slechte cijfers gevangenissen gaat sluiten. Als je echt boeven gaat vangen, kun je die openhouden. Graag een reactie van de minister.
De politie moet zich daarom meer gaan richten op aanhouden op heterdaad. Met losse aangiften en camerabeelden wordt achter de feiten aan gelopen. Dit kost veel recherchecapaciteit. Wat nodig is, zijn eenmanssurveillance en roosters die op heterdaad gericht zijn. Gaat de minister de Nationale Politie hierop inrichten?
Nodig zijn ook minder tijdrovende procedures en snelle automatiseringssystemen. Nog steeds zijn er politiemensen die geen zaak aanpakken omdat het te veel tijd kost. Ze zijn te lang met administratief werk bezig. Dat moet veranderen. Wat is de stand van zaken? Nog steeds komen die klachten binnen.
Ongeveer vier van de vijf winkeldiefstallen werden in 2011 opgehelderd. Volgens Detailhandel Nederland is dit een vertekend beeld, omdat het aantal winkeldiefstallen in werkelijkheid veel hoger ligt. Veel winkeliers doen geen aangifte in verband met de tijd die zij kwijt zijn aan het maken van een afspraak et cetera. Herkent de minister deze signalen?
Ik kom op het Marokkanenprobleem in Gouda. Een stijging van 70% van het aantal inbraken ten opzichte van vorig jaar, vijf inbraken per dag, burgers die geen aangifte durven te doen, de politie die de situatie niet aankan: een verschrikkelijke en onhoudbare situatie. Mijn vraag aan de minister: formeer een bijstandsteam van rechercheurs, hondenbrigade en ondersteuningsgroepen. Gaat de minister dat doen? Gaat de minister de burgemeester van Gouda nog een keer bellen en zeggen: ik beveel je dit aan en ik heb ondersteuning voor je?
Pak dan ook gelijk de criminele jeugdbendes mee want, zo zeg ik tegen de minister, je rolt er 45 op en in no time krijg je er 34 voor terug. Zet het team dat ik zojuist heb aanbevolen, het team van ondersteuningsgroepen, hondenbrigade en speciale rechercheurs, ook in op die bendes. Trouwens, zou ik de minister willen meegeven, uit het rapport van Van Montfoort van gisteren blijkt dat de helft van die bendes bestaat uit Marokkaanse criminele jeugdbendes. Daarvoor vraag ik dus speciaal aandacht, ook in de context van Gouda.
De heer Marcouch (PvdA):
De heer Bontes signaleert een hoop problemen en vraagt aan het einde van zijn betoog om een heel specifieke aanpak. Wil de heer Bontes uitleggen wat die specifieke aanpak zou moeten zijn?
De heer Bontes (PVV):
Ja. Die specifieke aanpak is dat er geen Marokkaanse dader van inbraken in Gouda meer vrij rondloopt, dat die dader zwaar gestraft wordt en dat hij waar mogelijk wordt gedenaturaliseerd. Die speciale aanpak krijgt het politieteam mee van de PVV-fractie.
De heer Marcouch (PvdA):
Het debat dat wij vandaag voeren, is deels op aanvraag van de PVV. Het gaat over de pakkans, die nihil is. De heer Bontes signaleert een probleem in Gouda. Hij heeft het over een specifieke aanpak en zegt vervolgens dat we een groep moeten oppakken en opsluiten. Maar hoe krijgen we die pakkans dan verhoogd?
De heer Bontes (PVV):
Ik heb de minister gevraagd om de Nationale Politie in te gaan richten op heterdaadjes. Zorg dat de roosters zo gemaakt worden dat de meeste politie aanwezig is op de momenten dat het echt gebeurt op straat. Dat is een van de punten: "heterdaadkracht". Nu is de politie heel veel capaciteit kwijt aan recherchewerk omdat zij achter de feiten aanloopt. De aanhoudingen vinden later plaats. Als je dat echter op heterdaad doet, bespaar je capaciteit. Ook geeft het een nog groter lik-op-stukeffect. Het is gewoon veel effectiever. Criminele Marokkanen in Gouda zouden op deze wijze gericht moeten worden aangepakt. Het moet gewoon gebeuren. Ik noem hier dus concrete oplossingen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook de fractie van GroenLinks maakt zich al sinds jaar en dag zorgen over de pakkans. Waarom staat het woord "pakkans" niet in het regeer- en gedoogakkoord Vrijheid en verantwoordelijkheid uit 2010, als de PVV zich er zo oprecht zorgen over maakt? Waarom staat het woord "pakkans" bovendien absoluut niet in het verkiezingsprogramma van de PVV?
De heer Bontes (PVV):
In ons verkiezingsprogramma staat alles over meer politie op straat, effectief blauw en het zwaarder straffen van daders. Er staat heel veel in over law-and-order. Uiteraard valt de pakkans daar ook onder. We noemen ook nog de ondersteuning van hondenbrigades; kortom alles wat ik hier zojuist vertelde, staat ook in het verkiezingsprogramma. Ik herken de vraag dus niet.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In beide documenten komen het woord "pakkans" of de woorden "het verhogen van de pakkans" niet voor. Ik zou de PVV dan ook aanraden om, als de heer Bontes echt oprecht is, die omissie een volgende keer goed te maken.
De heer Bontes (PVV):
Ik vind dit zeer flauw, want in het verkiezingsprogramma gaat het over oplossingspercentages. Dat woord staat er heel duidelijk in. We maken zelfs de vergelijking met Duitsland en concluderen dat het daar beter is. Ik vind de opmerking van mevrouw Tongeren dus een beetje flauw. Immers, de pakkans is natuurlijk een onderdeel van het oplossingspercentage. Mevrouw Van Tongeren gaat wel heel erg tien spaden diep om maar iets negatiefs te kunnen zeggen over mijn betoog. Dat valt mij een beetje tegen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA. Zij vervangt de heer Oskam, die op de sprekerslijst staat.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. De kloof tussen de stoere beloftes en de magere prestaties van de bewindspersonen op Veiligheid en Justitie wordt met de dag pijnlijker. Het is inmiddels niet alleen de CDA-fractie opgevallen. In een vlijmscherp artikel schreef Bart de Koning afgelopen zaterdag het volgende. "Het is typerend voor het beleid van Ivo Opstelten en Fred Teeven: zij slaan al jaren stoere taal uit en doen ferme beloftes, maar bieden de kiezer vooral valse hoop". Deze minister komt vaak met ronkende teksten; zo kennen wij hem. Hij is bepaald niet gestikt in zijn eerste zinnetje: dit gaan wij keihard aanpakken, het krijgt de hoogste prioriteit. We hebben begrepen dat zelfs de ambtenaren op het ministerie soms wat cynisch zijn en opmerken: oeh, het is even afwachten wat Ivo nu weer gaat zeggen.
Ik kom op het concrete thema van vandaag. Wie herinnert het zich niet: de politie moet worden afgerekend op resultaten en het ophelderingspercentage en de pakkans moeten daarbij de rode draad zijn. Mooie woorden, maar wat is de realiteit? Zowel het ophelderingspercentage als de pakkans is nog altijd zeer laag. Naar verwachting zal er bovendien een daling optreden bij de Nationale Politie. Die zou alles rap beter moeten maken, maar daar is nog heel veel tijd voor nodig.
De cijfers zijn schokkend. Toen wij de aanvraag van dit debat steunden, was heel duidelijk dat 8 miljoen Nederlanders het slachtoffer zijn van een delict, dat van 1,2 miljoen misdaden aangifte wordt gedaan maar dat het grootste gedeelte daarvan wordt geseponeerd en dat slechts 1,8% van de daders uiteindelijk wordt veroordeeld. Met zulke percentages snappen ook wij dat er een voorstel komt om gevangenissen te sluiten. Maar het kan natuurlijk absoluut niet. Wij horen steeds maar weer wat deze minister wil. Nu zegt hij weer: ik wil 30% minder inbraken. Twee jaar geleden wilde hij minder jeugdbendes. Maar wij hebben geen behoefte aan een minister die van alles wil. Wij willen een minister die van alles doet.
Vanochtend hebben wij wel een brief gekregen – de zon begint wat te schijnen, zoals gelukkig afgelopen zondag ook bleek – met weliswaar een lichte relativering van de ophelderingspercentages, maar met uiteindelijk ook een stevig plan waarin staat wat wij gaan doen met de high impact crimes. Wij willen ons graag concentreren op pagina 3. Daar staat namelijk dat er terecht waardering is voor betrokkenen en de resultaten die zij proberen te behalen, weliswaar met de onmogelijkheden waar zij soms voor staan. Maar dan staat er: "Ik ben dan ook voornemens om ook in de nieuwe landelijke prioriteiten voor de high impact crimes (…) afrekenbare doelstellingen op te nemen." Dat is mooi, maar wanneer komen die, voor de Kamer ook inzichtelijk? Wij willen de minister daar uiteindelijk op afrekenen. Hoe gaan wij die voortgang monitoren? Daar horen wij ook graag voorstellen over. Maar nu is de VVD aan de beurt.
De voorzitter:
Was u klaar met uw betoog?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, ik heb nog een klein stukje.
De voorzitter:
Misschien is het handig als u het afrondt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dit stukje ging hierover. Daarna heb ik nog een specifiek vraagje.
De voorzitter:
Het is misschien handiger als u eerst even uw betoog afmaakt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
U bent de baas.
Dan hebben wij nog één acute kwestie, namelijk de winkeldiefstallen. De heer Bontes verwees er ook naar. Ook wij kregen een brief van Detailhandel Nederland over de schade die wordt veroorzaakt door met name rondtrekkende bendes. Die is 80 miljoen. Er is een pleidooi dat winkeliers altijd snel, digitaal en uniform aangifte kunnen doen. Daaraan moet de politie de hoogste prioriteit geven. Ik denk dat de minister dat snapt. Dat zijn zijn woorden. Wij willen graag dat hij dat ook gaat doen.
De heer Dijkhoff (VVD):
Ik heb eerst een heel concrete vraag. Mevrouw Van Toorenburg komt met een schokkend laag percentage. Dat baseert zij op een aantal van 800.000 misdrijven. Heeft zij daar inmiddels enige onderbouwing van kunnen vinden of neemt zij gewoon de schatting over die maar een beetje uit de lucht is gegrepen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Als we het verslag goed zouden teruglezen, zouden we lezen dat ik heb gezegd dat dat bericht over een schokkend laag ophelderingspercentage de aanleiding was van dit debat. Nederland is nog steeds kampioen lage opheldering en pakkans. Het ligt er een beetje aan naar welk delict je kijkt, maar in Duitsland ligt het ongeveer twee keer hoger. In België ligt het hoger. Er zijn kasten vol rapporten die inmiddels laten zien wat het probleem is. Als wij een bewindspersoon hebben die de hele dag door ronkende teksten laat horen dat hij het allemaal gaat oplossen, dan willen wij dat zien. Wij willen geen minister die zegt: ik wil, ik wil, ik wil. Nee, ik wil een minister die doet. Dat zou de VVD, die roept om zaken aan te pakken, eindelijk ook eens een keer serieus moeten nemen. Niet alleen maar praatjes, maar gewoon doen!
De heer Dijkhoff (VVD):
Als er toch geen antwoord op de vraag komt, kan het ook korter wat mij betreft, maar ik heb een vervolgvraag. Ik snap niet helemaal hoe andere landen een dubbel oplossingspercentage kunnen hebben terwijl wij juist aan bepaalde misdaden prioriteit hebben gegeven, ook al in het vorige kabinet, waar mevrouw Van Toorenburgs partij deel van uitmaakte. Toen vond zij die ronkende teksten en prioriteiten goed. Bij dat soort overvallen, straatroven en geweldsmisdrijven zie je dat de pakkans is gestegen. Over een langere tijd zie je ook dat wij er nu stukken beter voor staan dan in andere tijden, toen de minister van V en J misschien wat minder hard praatte, maar misschien ook wat minder hard deed en bij een andere partij hoorde, zoals het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Je kunt zien dat de woordvoerder van de VVD een nieuwe woordvoerder is, want hij kent zijn cijfers nog niet zo goed. In ieder geval is hij nog niet zo handig in het lezen van rapporten. Uit talloze rapporten blijkt dat het ophelderingspercentage echt erbarmelijk is. Het lijkt wel alsof de VVD dat niet wil zien. Zij zegt inmiddels zelf ook: wij hebben 14.000 mensen op straat lopen die nog een straf moeten uitzitten, maar wij krijgen ze niet te pakken; wij hebben een schokkend laag ophelderingspercentage maar gaan met onze pootjes in de lucht liggen en gooien onze gevangenissen dicht. Het CDA wil dat deze bewindspersoon niet alleen ronkende teksten over prioriteiten en teksten als "gaan we aanpakken" laat horen, maar ook eens doorpakt en laat zien wat hij waard is.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Berndsen. Ja, u bent echt aan de beurt, mevrouw Berndsen, want de heer Van der Staaij heeft zich afgemeld. Nu begrijp ik uw verwarring.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Misdaad in Nederland loont, want de kans dat je gepakt wordt, is slechts 1,8%, in weerwil van wat de heer Dijkhoff net zei. Dat is de onthutsende uitkomst van het onderzoek Economie van misdaad en straf. De onderzoeker waarschuwt zelfs dat de criminaliteit weer zal stijgen, want criminelen hebben met zo'n laag strafrisico weinig te duchten. Dat komt niet doordat de straffen in Nederland laag zijn, zoals de PVV graag beweert, maar doordat de kans schokkend laag is dat je als crimineel gepakt wordt. Dat bevestigt zelfs het jaarlijkse criminaliteitsrapport van het ministerie. Ik ben het met de heer Bontes eens dat Nederland zo een walhalla voor criminelen blijkt.
Het zegt iets over het beleid van de minister, want samen met zijn staatssecretaris heeft hij het imago van crimefighter. Al twee jaar lang is een veiliger Nederland hun belofte. Overlast, agressie, geweld en criminaliteit worden directer en effectiever aangepakt, zei de minister ten tijde van kabinet-Rutte I. Burgers moeten zich veilig kunnen voelen op straten en in wijken, zegt het kabinet-Rutte II. Maar met een ophelderingspercentage van minder dan 2 is het resultaat na twee jaar crimefighten nauwelijks een deuk in een pakje boter. Het gevecht gaat niet verder dan een roep om harder straffen en langer opsluiten. Voor preventie en recidiveaanpak is te weinig aandacht. De politie bezwijkt onder de vele prioriteiten van de minister en komt nauwelijks toe aan de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De politie heeft de handen vol aan het oprollen van wietplantages, vorig jaar zo'n 5.500. Mijn fractie herhaalt het nog maar eens: legaliseer en reguleer de wietteelt, want dat scheelt veel politiecapaciteit.
Ondanks alle stoere taal blijft de aangiftebereidheid laag. Van de ruim 8 miljoen misdrijven komen slechts 1,2 miljoen bij de politie terecht, zoals mevrouw Van Toorenburg ook al zei. Bovendien lopen 14.000 veroordeelden nog steeds vrij rond. Wat heeft een crimineel in Nederland eigenlijk nog te vrezen? D66 wil een koerswijziging: geen onderbuikbeleid, zwaardere straffen en symboolwetgeving meer. Breng de strafrechtketen versneld op orde, breng het aantal prioriteiten van de politie tot behapbare proporties terug, focus de inzet van politiecapaciteit op basis van feiten en effectiviteit, investeer in preventie aan de voorkant en in effectieve straffen als sluitstuk, bezuinig de strafrechtketen niet kapot maar investeer in recidivebestrijding.
Namens mijn fractie vraag ik de minister ten eerste om een reactie op de uitkomsten van het genoemde onderzoek. Ten tweede vraag ik een reactie op de door mijn fractie voorgestelde koerswijziging. Ten derde vraag ik welke concrete stappen de minister zet om de pakkans én het strafrisico te vergroten. Ten vierde vraag ik de minister om een meetbare doelstelling als stip op de horizon.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn collega's refereerden al aan de cijfers uit de WODC-studie en het boek van Ben van Velthoven, Economie van misdaad en straf. Het is behoorlijk schokkend wat daarin wordt geschreven. Ik zei al tegen de collega van de PVV dat het zeer te waarderen is dat de PVV zich druk maakt over de pakkans en dit debat heeft aangevraagd. Daarna vroeg ik echter waarom er de vorige keer niets over in het regeer- en gedoogakkoord stond. Deze keer staat er wel iets over de pakkans in het regeerakkoord. Er zijn echter geen uitgewerkte aanvalsplannen en concrete strategieën om de pakkans op te krikken.
Collega's spraken over andere landen. Bij mij is vooral het voorbeeld van Noordrijn-Westfalen onder de aandacht gebracht. Is dat volgens de minister een voorbeeld voor Nederland? En is er niet sprake van een samenhang tussen het wegbezuinigen van conciërges, conducteurs en het buurt- en jeugdwerk, en de moeilijkheid van preventie en het kunnen weten waar degenen zijn waar beter op gelet moet worden zodat je de pakkans omhoog krijgt? Dit kabinet beloofde een groeiende pakkans en veiligheid door meer blauw op straat, maar die afrekenbare doelstellingen blijven uit. De resultaten vallen tot nu toe een beetje tegen. De bewindspersonen op Veiligheid en Justitie zitten er immers al een tijdje! Wat zijn exact de ambities van de minister? Waarop kunnen wij hem afrekenen?
Wij hebben een paar kwesties die in elk geval lager geprioriteerd kunnen worden. Mevrouw Berndsen had het al over wiet. Als wij dat legaliseren, hebben wij direct flinke ruimte voor de politie om zich met zinnigere dingen bezig te houden. Ik noem ook symboolstrafwetgeving zoals de handhaving van het boerkaverbod. Gaan wij de politie uitrusten met een liniaal om te kijken hoeveel centimeter van het gezicht van een vrouw zichtbaar is en hoeveel onder een muts of capuchon verborgen mag zijn? De strafbaarstelling van illegaliteit is soortgelijke symboolwetgeving. Zelfs de PvdA zei dat het weinig zin heeft om deze mensen te beboeten omdat ze toch geen geld hebben. Waarom moet hier politiecapaciteit in worden gestopt? Graag krijg ik een reactie van de minister op deze manieren om politiecapaciteit over te houden.
Indachtig het pleidooi van de collega's Recourt en Marcouch bij de behandeling van de Justitiebegroting van 2013: het roer moet om! GroenLinks is het daarmee roerend eens. Het gaat uiteindelijk niet alleen om de pakkans, maar ook om de cruciale maatschappelijke afweging of de veiligheidsinvesteringen opwegen tegen de marginale veiligheidswensen. GroenLinks is ervan overtuigd dat "hard on crime" niet rendeert en dat preventie aan de ene kant – ik gaf een paar voorbeelden – en resocialisatie aan de andere kant veel beter scoren. Het roer moet om, maar dan ook echt.
De heer Dijkhoff (VVD):
Voorzitter. Een bekend gezegde luidt: er zijn leugens, ergere leugens en statistiek. Je kunt ook met deze gegevens goed goochelen om er je eigen verhaal uit te halen, terwijl je, als je goed kijkt, kunt zien dat je er weinig aan af kunt lezen. Juist bij politie is het erg gevaarlijk om dit soort statistieken leidend te laten zijn. Het is namelijk best eenvoudig om het getal op te krikken: dan stoppen wij met grote, moeilijke zaken en gaan wij in Amsterdam in de bosjes liggen wachten op een fietsendief om die vervolgens in zijn nek te pakken. Zo krijgen wij heel veel mensen te pakken en gaan de statistieken omhoog, maar het land wordt er niet per se veiliger van. De VVD hecht eraan om te kijken naar de gebieden waarop wij het beleid hebben geïntensiveerd en de resultaten die dit heeft gehad, en niet slechts het verhaal te houden dat er helaas altijd en overal ter wereld veel criminaliteit onopgelost blijft. De politie doet ook onderzoek en kan niet garanderen dat alles wordt opgelost. De ambitie zal daarom altijd blijven en nooit verslappen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De heer Dijkhoff bagatelliseert het een beetje, alsof er in de bosjes gelegen moet worden om fietsendieven te kunnen achterhalen. Wat vindt de heer Dijkhoff van het midden- en kleinbedrijf? Daar vinden per jaar 1,7 miljoen gevallen van winkeldiefstal plaats met een schade van 135 miljoen. Valt dat ook onder de categorie "bagatelliseren"?
De heer Dijkhoff (VVD):
Ik bagatelliseer het niet. Ik heb liever dat ook de fietsendieven gepakt worden, zodat zij niet nogmaals een fiets jatten, maar het gaat om prioriteiten. De winkeldiefstal is eigenlijk een heel goed voorbeeld. Omdat de politie en de strafrechtketen niet alles kunnen, zijn er daarbij veel nieuwe creatieve manieren van aanpak, waarbij winkeldieven bijvoorbeeld meteen straffen opgelegd kunnen krijgen die niet in de keten terugkomen. Ook daar zeggen de statistieken dus niet alles. In zo'n geval kan iemand een tik op de vingers krijgen, maar komt hij niet per se terug in de strafrechtstatistieken.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De grootste schade wordt toegedacht aan rondtrekkende bendes. Het feit dat die niet kunnen worden aangepakt hoewel er bijna kant-en-klare rapporten worden aangeleverd door winkeliers, heeft te maken met het feit dat de politie andere prioriteiten heeft. Als je blijft aanjagen achter al die wietplantages, dan klopt het ook wel dat je daar geen capaciteit voor hebt. Waar liggen dan de prioriteiten voor de heer Dijkhoff?
De heer Dijkhoff (VVD):
Ik ben het deels met mevrouw Berndsen eens. Over de aanpak van outlawbikers en drugs kunnen we politiek van mening verschillen, maar we zijn het met elkaar eens als zij bedoelt dat een gerichte aanpak van politie en Justitie de meeste vruchten afwerpt; dat geldt overigens ook voor straatroof en overvallen. Ik ben het in die zin met haar eens dat je de vruchten plukt als je het gericht doet en op tijd goed aanpakt. Het liefst wil ik dat allemaal tegelijk doen, maar dat kan niet, want dan zegt mevrouw Berndsen weer dat je geen 800 prioriteiten tegelijk kunt hebben. De hoogste prioriteit hebben de high impact crimes, die mensen hard raken. Het soort zaken waarin ondernemers in hun veiligheid worden bedreigd, valt daar ook onder.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Berndsen; heel kort.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Die rondtrekkende bendes vallen voor mij in de categorie georganiseerde, misschien zelfs wel zware georganiseerde criminaliteit. Die zouden dus echt aangepakt moeten worden.
De heer Dijkhoff (VVD):
Daar ben ik het mee eens. Ik constateer echter dat mevrouw Bernsen altijd roept dat er geen prioriteiten worden gesteld, maar zij schaalt in haar eigen woorden zelf ook op naar "zwaar georganiseerd". Daarmee begint zij het ook al prioriteit te geven. Wat die bendes betreft speelt nog een ander zeer belangrijk punt mee, waarvan ik mij afvraag hoe de minister daarmee wil omgaan. De grenzen in Europa zijn wel open voor criminelen en normale burgers, maar voor de politie vormen ze een groot probleem. Na een roof vanuit Nederland snel naar België rijden, blijft een groot probleem, ook voor de pakkans in dat soort zaken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor mijn collega van de VVD duidelijk zeggen dat je de zware criminaliteit die mensen raakt, als eerste goed moet aanpakken, en dat we daar misschien niet altijd voldoende capaciteit voor hebben. Waarom is de VVD dan toch voorstander van symboolwetgeving zoals de strafbaarstelling van illegaliteit en het boerkaverbod, en is er geen opening voor het legaliseren van de wietteelt?
De heer Dijkhoff (VVD):
Mevrouw Van Tongeren eet van twee walletjes. Als het symboolwetgeving is, zoals zij dat politiek altijd noemt, dan wil dat zeggen dat het slechts symbolisch is en wij er vervolgens niets mee doen; dan kost het ook geen politiecapaciteit. Of het betekent wel iets en dan is er dus echt een probleem. Voor de strafbaarstelling van de illegaliteit is dat het geval. Als mensen hier niet horen te verblijven, dan hoort daar een sanctie op te staan. Voor mijn partij is dat dus geen symboolwetgeving.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dus de VVD wil serieus een flinke hoeveelheid politiecapaciteit vrijmaken voor het opsporen van mensen die zich mogelijk schuldig maken aan illegaliteit en zij wil ook flink wat capaciteit vrijmaken voor de wietteelt? Blijft er dan ruimte over voor het bestrijden van de serieuze, zware criminaliteit, waar mijn collega van de VVD van zei dat dit toch wel het belangrijkste was?
De heer Dijkhoff (VVD):
Ik weet niet helemaal goed wat ik hoor. Het heet "softdrugs", maar de criminaliteit daarachter is niet soft; die is keihard. Dat is keiharde, georganiseerde criminaliteit, die mensen keihard raakt en waarbij soms onder dwang bedrijven moeten worden afgestaan aan wiettelers. De strijd tegen de teelt en de criminaliteit aan die kant zou ik niet willen kwalificeren als iets wat er wel even bij kan. Technisch heeft mevrouw Van Tongeren gelijk. Als je iets uit het Wetboek van Strafrecht haalt, is de bijbehorende criminaliteit ook weg. Het is een politieke keuze wat je daarmee doet. Dat is geen mechanisme om capaciteit vrij te spelen. Daar hoort ook bij dat je moet vinden dat het niet strafbaar hoeft te zijn.
Ik vervolg mijn betoog, waar ik net aan was begonnen. De ene zaak is de andere niet. Op een zaak als die van Robert M. zitten tientallen rechercheurs; dat is bij elkaar meer dan een jaar werk. Daar zijn 70 kinderen bij betrokken, maar in de statistieken is dat teruggebracht tot twee daders. Daarmee wil ik de statistiek nuanceren. Dat betekent niet dat er geen probleem is. De VVD zal, zolang er criminelen zijn, altijd blijven streven naar een hogere pakkans. In dat kader pleit ik er ook voor dat wij goed kijken naar de veranderde tijden.
De heer Bontes (PVV):
De heer Dijkhoff blijft zeer relativeren. Nu komt hij weer met het voorbeeld van een zaak waarin sprake is van ernstig kindermisbruik. Kijk even terug op wat de VVD allemaal in haar campagne heeft gezegd en hoe zij er nu voor staat. Denk aan de slachtoffers. Denk aan de vele plankzaken. Denk aan die vele mensen die geen aangifte durven te doen. Ik heb pas contact gehad met mensen in Gouda die gewoon bang zijn om aangifte te doen. Ik wil dat de heer Dijkhoff daarop reageert. Hij moet de zaak niet voortdurend relativeren en nuanceren. Er valt niets te relativeren, met zo'n laag percentage opgeloste zaken en zo veel slachtoffers.
De heer Dijkhoff (VVD):
Dank voor het bruggetje van de heer Bontes. Mijn volgende opmerking is namelijk: je kunt de politieke overdrijving wel nuanceren, maar iedereen die zelf slachtoffer is van een misdrijf, koopt daar niets voor. Ik wilde het echter in een goed perspectief plaatsen.
Het is inderdaad een slechte zaak als mensen geen aangifte durven te doen. Ik heb daarom al eerder gepleit voor het uitbreiden van de mogelijkheid om online anoniem aangifte te doen, naast de mogelijkheid om telefonisch aangifte te doen. Ik vraag de minister hoe het daarmee staat. Bij de telefonische mogelijkheid heb je toch meer het idee dat je iets van jezelf prijs moet geven.
Het gaat de goede kant op met de aanpak, maar ik heb het idee dat er nog steeds wijken zijn in Nederland waarin de overheid haar terrein terug moet winnen van de samenleving in die wijken. Dat is natuurlijk een groot probleem. De minister heeft er in zijn brief over Gouda al kort aan gerefereerd, maar het speelt in meerdere wijken. Zijn de gemeenten goed genoeg uitgerust in hun bestuurlijke bevoegdheden voor een flinke aanpak?
Het uit huis plaatsen of het dreigen daarmee is een effectieve maatregel in de aanpak. In de praktijk wordt deze echter amper gebruikt omdat niet duidelijk is of het kan en hoe het zit. Hebben we genoeg instrumenten om in de wijken het gezag terug te veroveren, zodat het gezag weer daar is waar het hoort te zijn?
De voorzitter:
Was dat een antwoord op de vraag van de heer Bontes of was het uw eigen betoog?
De heer Dijkhoff (VVD):
Dat was een gepassioneerd antwoord.
De voorzitter:
En ook erg lang. Gaat u verder.
De heer Dijkhoff (VVD):
Het scheelt ook een vervolgvraag. In tijd komt het dus op hetzelfde neer.
De tijden zijn veranderd en daarom moeten we ook breder kijken dan alleen naar de politie. De politie doet wat ze kan en doet dat hard, maar er zijn andere factoren waardoor een aantal soorten criminaliteit toeneemt. Plat gezegd: we hebben meer spullen, thuis, maar ook onderweg bij ons. Ik stond vanochtend op het perron. In een straal van vijf meter om me heen zag ik voor een paar duizend euro aan koptelefoons. Daarom moet je ook de verantwoordelijkheid nemen om in overleg te treden met producenten. De minister heeft al iets gezegd over overleg over mobiele telefoons en de mogelijkheid om deze op afstand onbruikbaar te maken. Overleg klinkt leuk, maar zijn die bedrijven daar echt toe bereid? Ik snap wel dat ze nu ook geld verdienen aan het verkopen van een diefstalverzekering, maar ik zie die prikkel toch graag andersom. Ik wil dat ze hier beter aan meewerken.
Bij andere producten vraag ik me af of chippen een goed idee is. De politie heeft apparatuur om dit te doen, bijvoorbeeld bij fietsen. Ik gun de minister nog een ronde om in overleg te gaan met de fabrikanten, maar er komt toch een moment dat de overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen. Dat is mijn vraag aan de minister, die tot nu op dit punt terughoudend was.
Stel dat je apparatuur hebt waarmee je je gestolen iPhone, je computer of een ander product kunt traceren. Je gaat naar de politie en je laat op het beeldscherm zien op welk adres je gestolen apparaat is. De politie hoopt vervolgens dat je het over drie dagen nog een keer aangeeft, want zij moet eerst naar de officier van justitie. Dat is in deze moderne tijd toch moeilijk uit te leggen.
Tot slot, hoe staat het met de voortgang in het aansluiten van de strafrechtsketen? In de overgang van politie naar justitie zit echt te veel werk en te veel tijd. Benutten we bij de Nationale Politie echt datgene wat alle regionale korpsen hebben gedaan aan minder regels en minder bureaucratie?
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. "Voor iedereen die straf verdient: straf." Ik zie de minister al lachen. Hij kent de leus waarschijnlijk, net als de heer Dijkhoff. Het is een heel mooie verkiezingsleus van de VVD. Wij hebben vandaag echter een debat waarin ik me afvraag wat die leus eigenlijk nog waard is. Mevrouw Van Toorenburg zei het al heel mooi: het kabinet heeft de ene ronkende tekst na de andere. De kans dat een boef gepakt wordt, is echter kleiner dan de kans dat je zes gooit op een dobbelsteen. Daarom vraag ik me af waar we mee bezig zijn. Ik denk dat criminelen eerder kunnen spreken van een succesgarantie dan van een pakkans. Dit is een buitengewoon ernstige constatering. Als je de zaken meetelt die niet worden gemeld bij de politie, dan is de pakkans effectief 1,8%. De minister moet het toch met mij eens zijn dat dit een buitengewoon nare constatering is? Ik wil daar graag een reactie op. Er moet natuurlijk meer gebeuren dan dat. Ik hoop dat de minister dat ook ziet. De conclusies van het rapport van de Algemene Rekenkamer van vorig jaar zijn namelijk vernietigend: een op de twintig meldingen bij de politie leidt tot een veroordeling en veel meldingen van gewelds- of vermogensmisdrijven blijven op de plank liggen. Verder wordt er veel tijd gestoken in kansrijke zaken. De politie noemt dat nog weleens "strepen zetten". Ook laat de samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht ernstig te wensen over.
De minister had al eerder een brief gestuurd over de high impact crimes. Net heeft hij daar weer een brief over gestuurd. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Van Toorenburg: de minister zegt dat hij een aantal zaken wil aanpakken, maar wat zijn de afrekenbare doelen? Wanneer is de minister tevreden? Dat wil ik graag van de minister weten. Laten we wel wezen: er zijn 15.000 veroordeelde criminelen die vrij rondlopen. Laten we die dan ook gelijk oppakken. Dan is de minister het natuurlijk ook met mij eens dat we al die gevangenissen niet hoeven te sluiten.
De minister had het volgende punt van mij ook al kunnen zien aankomen: de politiecapaciteit. Die is heel belangrijk als we al die loslopende boeven willen pakken. Ik heb twee vragen daarover. De eerste vraag betreft het volgende. In De veiligheidsmythe van Bart de Koning staat dat de politiecapaciteit wel is toegenomen, maar dat dit vooral te maken heeft met overhead. De groei van de recherche zou achtergebleven zijn. Sterker nog, de Nederlandse politie zou van heel Europa de minste rechercheurs hebben. Is dat waar? Is hij bereid om dit te analyseren en in kaart te brengen?
Ik kom op de tweede vraag. De politie krijgt er steeds meer taken bij. Straks krijgen we bij het drugsdebat te horen dat er ook capaciteit moet worden ingezet voor de bestrijding van drugshandel. De criminele jeugdgroepen zijn al genoemd. Het aantal inbraken moet omlaag. Maar de elektronische detentie in het kader van de plannen van Teeven speelt natuurlijk ook een rol. Als een boef zijn enkelband afdoet, moet daar natuurlijk ook politiecapaciteit voor worden ingezet. Hoeveel politiecapaciteit zal daarvoor worden ingezet? Is de minister bereid om dat uit te rekenen?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Marcouch van de Partij van de Arbeid.
Ik hoor hem zuchten. Het is vast heel zwaar voor hem.
De heer Marcouch (PvdA):
Dat was een zucht van opluchting.
Voorzitter. We voeren een debat over de pakkans. Bij de behandeling van de begroting heeft de PvdA-fractie dit onderwerp al geagendeerd. De pakkans is de beste manier om criminaliteit te voorkomen. De pakkans is in Nederland echter heel erg gering. Dat is terecht ook door collega's geconstateerd. De pakkans is zodanig gering dat in Nederland niet geheel onterecht het gevoel ontstaat dat misdaad loont.Gisteren hebben wij van de minister een brief gekregen waarin staat wat de resultaten zijn van de inzet op het bestrijden van criminaliteit met een hoge impact, zoals woningovervallen, straatroven en geweldsdelicten. Uit die cijfers blijkt dat de ophelderingspercentages en de pakkans toenemen. Als de politie werk maakt van een delict en van een dadergerichte aanpak, levert dat dus resultaten op. Dat bewijst voor mij dat we ook de plicht hebben om meer in te zetten op de pakkans. Dat betekent simpelweg beter blauw en betere aansturing. Dat betekent dat we meer moeten inzetten op recherche en technologie. Collega Dijkhoff heeft het net al gezegd. Ik heb afgelopen week een melding gekregen van een burger die zijn eigen iPad kon opsporen. De politie zei tegen hem: we weten dat hij ergens in die flat aanwezig is, maar we gaan niet alle deuren langs. Je zou eigenlijk verwachten dat er een buurtonderzoek wordt gedaan om de pakkans te verhogen, of in ieder geval dat wordt uitgezocht waar het gestolen spul is en dus wie de heler is. Ik vraag de minister nu, net zoals ik dat tijdens de begrotingsbehandeling heb gedaan, om werk te maken van heling. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is. Mijn fractie wil graag een actieplan tegen heling zien, een gemoderniseerde aanpak van heling. Tegenwoordig vindt de handel immers allang niet meer plaats op de hoek van de straat. Het gaat via computers en websites. We kunnen allerlei technologieën gebruiken om allerlei registers bij te houden. Die aanpak loopt in de praktijk achter. Ik ben erg benieuwd of de minister ook daarop inzet.
Er is één groep die ik nog mis in de aanpak van de minister. Ik weet dat het zijn aandacht heeft, maar ik wil graag benadrukt hebben hoe hij die rol ziet. Het gaat om de gemeenschappen, de bewoners. De politie en de overheid hebben die taak, maar die verantwoordelijkheid is van ons allen. Ziet de minister met mij dat de politie en de recherche worstelen met bepaalde gesloten etnische gemeenschappen? De politie dringt daarin maar moeizaam door, waardoor de pakkans gering blijft. Ik noem een slechte informatiepositie en een gebrek aan expertise en competenties. Soms is de taal een barrière om informatie te verkrijgen. Hoe ziet de minister de gebiedsgerichte aanpak in dit soort wijken, waarin het voor de politie heel moeilijk is om door te dringen?
De heer Bontes (PVV):
De heer Marcouch staat een beetje met meel in de mond te praten. Ik wil wat concreter weten wat hij precies voor ogen heeft. Moeten politiemensen bijvoorbeeld Marokkaans gaan leren? Of moeten er veel meer Marokkaanse politiemannen en -vrouwen komen? Wat is precies de oplossing? Er wordt in wollige termen gesproken, zoals "etnische groepen" en "informatiepositie". Dat is allemaal heel technocratisch. Maar wat bedoelt de heer Marcouch concreet? Ik heb heel recentelijk andere artikelen van hem gelezen en daarin is hij wél duidelijk.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik wist wel dat de heer Bontes dat gelezen had. Ik dacht dat het niet nodig was om het te herhalen. Het gaat mij erom dat er in sommige wijken misschien een concentratie van mensen met een Marokkaanse achtergrond is en dat de politie daarin maar moeizaam doordringt. Gouda is daarvan een voorbeeld. De politiechef daar zei op een gegeven moment: help, het lukt me niet, we krijgen er geen vinger achter. In dat soort gebieden zou de politie moeten bekijken wat ze nodig heeft aan expertise, aan kennis en aan type politieman of -vrouw om er heel effectief de criminaliteit te bestrijden. Zo zou het moeten werken. In zo'n wijk in Gouda kan het dan gaan om een aantal agenten met een Marokkaanse achtergrond, die de taal spreken en de cultuur kennen. Op Urk moeten het weer andere mensen zijn.
De heer Bontes (PVV):
Dat betekent dat we 60% van het politiekorps van Gouda Marokkaan moeten maken. Hoe ziet de heer Marcouch dat voor zich?
De heer Marcouch (PvdA):
Wat ik voor ogen heb, is heel praktisch. De politie kan dat overigens heel goed. Ik wil dat de minister de politie faciliteert en daarin stimulerend werkt, bijvoorbeeld bij het werven van die jongens en meisjes. Ik geloof dat de politieorganisatie heel goed in staat is om de teams zodanig samen te stellen, op basis van benodigde expertise en kennis, dat het resultaat dat nodig is, wordt bereikt. De heer Bontes weet dat het in de praktijk ten aanzien van andere disciplines ook zo werkt.
De voorzitter:
Mijnheer Bontes, echt tot slot en heel kort.
De heer Bontes (PVV):
Echt tot slot, voorzitter. Wat betekent het nu concreet? Moeten de huidige politiemensen zich gaan aanpassen? Mijn stelling is: laat die criminele groepen Marokkanen zich aanpassen aan de Nederlandse wet en samenleving en ga niet het politieapparaat ombouwen en het zich laten richten op de Marokkaanse gemeenschap. Dat is volledig de verkeerde richting.
De heer Marcouch (PvdA):
Collega Bontes maakt helaas een karikatuur van wat ik aan praktische oplossingen aandraag. Ik kan die jongens hier oproepen om zich aan te passen. Als dat gebeurt, dan is het probleem opgelost. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Wij debatteren hier over de vraag hoe wij de pakkans kunnen verhogen. In sommige buurten en wijken waar de overlast en criminaliteit onder etnische groepen het hoogst is, is het voor de politie heel moeilijk om door te dringen in die gemeenschappen en krijgt zij heel weinig informatie. Ik denk dat wij Gouda helpen door daar een aantal agenten toe te voegen die in die gemeenschappen kunnen doordringen, effectief zijn in hun aanpak en ook die woninginbrekers aanpakken.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik ben het ontzettend eens met de heer Marcouch. Het is ontzettend belangrijk dat de politie competenties heeft waardoor zij effectief kan optreden. Hij had het alleen over etnische gemeenschappen, maar in zijn antwoord aan de heer Bontes noemde hij in de slipstream nog even Urk. Het is maar net welk referentiekader je hebt, dus ik zou het willen verbreden. Mijn referentiekader is een ander. Ook daar heb je heel gesloten gemeenschappen. Het heeft niet met etniciteit te maken. Daarom zou ik het graag verbreden. Hoe kijkt de heer Marcouch daartegen aan?
De heer Marcouch (PvdA):
Ik focus op die etnische gemeenschappen, omdat het WODC afgelopen maand in een onderzoek heeft aangegeven dat het voor de politie heel moeilijk is om door te dringen in die etnische gemeenschappen. Als het gaat om competenties en expertise, vind ik het van belang dat er oog is voor diversiteit, bijvoorbeeld op allerlei posities. Dit geldt ook voor de uitvoering van het inrichtingsplan van de Nationale Politie. Dan gaat het ook over vrouwen. Dan gaat het ook over gesloten gemeenschappen, die anders dan etnisch kunnen zijn.
De voorzitter:
Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen die voor mij stimulerend werken. Ook geven ze mij de kans om hier aan te geven dat we de afgelopen jaren heel consistent bezig zijn geweest met de onderhavige problematiek. We hebben vele malen gesproken over de prioriteiten, over de strafrechtketen en over de pakkans. Ik waardeer het zeer in mevrouw Van Toorenburg dat ze er blijk van heeft gegeven in de brief gelezen te hebben dat we ten aanzien van de pakkans op high impact crime, dus de misdrijven die de burgers aangaan, heel goede stappen hebben gezet, hoewel we natuurlijk nog niet tevreden zijn. Gistermiddag heb ik met de regioburgemeesters, de top van het OM en de top van de politie gesproken over de jeugdgroepen. Over de resultaten te dien aanzien zijn we tevreden; de afgelopen jaren hebben we op dat punt een doorbraak gepleegd. Het is fijn om te zien dat dit ook hout snijdt. We zijn er nog niet, maar de aanpak is goed, wijkgericht en persoonsgericht. Hetzelfde hebben we gedaan ten aanzien van de high impact crime. Dat vind ik ook het visitekaartje van de Nationale Politie. Het gaat daarbij om twee aspecten. Het eerste is het verbeteren van de aangifte. Daarover heb ik de Kamer een- en andermaal geïnformeerd. Dat loopt, daar zijn afspraken over gemaakt. Het tweede aspect betreft het plegen van een doorbaak in het achterblijven van de pakkans op de inbraken. Wat betreft de straatroven, overvallen en geweldsdelicten gaat de pakkans omhoog en wat betreft de inbraken gaat die te weinig omhoog, zodat we daar een enorme inhaalslag moeten maken die ik ook afrekenbaar heb willen aangeven. Overigens wil ik de korpsleiding ervoor complimenteren dat ze doet wat het gezag wil.
De voorzitter:
Ik zie de heer Bontes bij de interruptiemicrofoon staan. Is de minister nog bezig met zijn algemene inleiding?
Minister Opstelten:
Nee, dit is natuurlijk wel de kern waar het om gaat. Ik ga straks uiteraard nog in op alle vragen die gesteld zijn.
De voorzitter:
De heer Bontes.
De heer Bontes (PVV):
De minister is heel bij dat het zo goed gaat rond de aanpak van de jeugdbendes, maar dan wil ik hem nogmaals op het volgende wijzen. Van die jeugdbendes rol je er 45 op en je krijgt er 34 voor terug. En wat is oprollen? Zijn er daarbij ook die promoveren naar een hogere divisie, zodat ze echte georganiseerde misdaadbendes worden, zoals is gebleken in de Staatsliedenbuurt? Hoe zit dat nu? Ik begrijp niet dat de minister blij kan zijn als er 34 nieuwe criminele jeugdbendes voor in de plaats komen.
Minister Opstelten:
Dat deel ik met de heer Bontes. Er is geen tevredenheid, maar wel constateer ik dat er een doorbraak is gepleegd, in de zin dat de burgemeesters, de politie en het OM zeggen dat wat in het verleden niet gelukt is, nu wel gaat lukken. We hebben niet alle 89 bendes van de straat gekregen maar we hebben alle 89 op één na wel aangepakt. Daar zijn we nog steeds mee bezig. Ook is het belangrijk dat je er prioriteit aan geeft wat betreft recherchecapaciteit. Dat tijdens genoemde aanpak er 34 bijgekomen zijn, is natuurlijk heel vervelend. Dat moet niet kunnen maar het geeft ook aan waar het om gaat. We hebben drie soorten groepen, te weten de hinderlijke groepen, de overlastgevende groepen en de criminele groepen. Het punt is dat je aan het begin moet starten, dus dat je de hinderlijke groepen meteen moet aanpakken. Dat is het signaal. Daar zijn we in het verleden wel eens wat te laat mee geweest, maar we hebben wat dat betreft nu de methodiek te pakken.
De heer Bontes (PVV):
Waar ik moeite mee heb, is het verhaal van de minister van enige tijd geleden. Hij verkondigde dat hij ze allemaal de nek om zou draaien. Het was afgelopen met die jeugdbendes en zeker met de criminele jeugdbendes. En nu moeten we blij zijn met een doorbraak, want er zijn er wat opgerold. Ik vind dat we blij worden gemaakt met een dooie mus. Mijn fractie is niet tevreden, laat dat duidelijk zijn.
Minister Opstelten:
Laat ik het zo zeggen: ik ben ook niet tevreden. Ik heb gisteren gezegd dat ik niet zal rusten voordat ik die andere groepen ook van de straat heb gekregen. Dat is belangrijk. Het voordeel ervan dat ik twee jaar geleden heb gezegd dat wij ze alle 89 gingen aanpakken, is dat ik nu moet constateren dat dit is gebeurd, maar het resultaat is nog niet dat zij allemaal van de straat zijn. In grote lijnen kun je zeggen dat we ongeveer de helft van die in totaal 2.000 groepen weg hebben gekregen. Die bestaan niet meer. Er valt nog een boel te doen, dat ben ik helemaal eens met de heer Bontes, maar we moeten ook constateren dat we met elkaar wel een doorbraak hebben gerealiseerd.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.
Minister Opstelten:
Ik ga graag verder. De pakkans staat voor mij en het kabinet centraal, net als voor de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie. Ik vond het rapport van de Algemene Rekenkamer heel goed. Dat heb ik aan het begin van mijn periode, na een jaar, ontvangen. Ik heb het welkom geheten, want dat gaf aan wat er aan de hand is. Daar zijn we ontzettend sterk mee bezig. Het kan niet zo zijn dat er acht miljoen contacten zijn, zoals blijkt uit het rapport Criminaliteit en Rechtshandhaving over 2011 van het CBS, waarin de cijfers staan waarop wij het allemaal baseren. Dat komt elk jaar uit. Er zouden 8 miljoen beleving-contacten zijn, die leiden tot 1,2 miljoen echte contacten met de politie. 100.000 daarvan leiden tot opsporing door het Openbaar Ministerie en straffen door de rechterlijke macht. Dat is het punt. We hebben gezegd: we moeten en zullen ervoor zorgen dat de politie, het Openbaar Ministerie, de zittende magistratuur en de executieketen als een eenheid werken. Dat is nog niet het geval, maar het is een van de hoofddoelstellingen van Rutte II dat ik dat voor elkaar krijg.
Iemand heeft gevraagd om nog eens aan te geven waar ik voor sta. Ik kan zeggen: een veiliger Nederland. Mijn prioriteiten zijn kennelijk anders dan die van mevrouw Berndsen. Daarover hebben wij het regelmatig gehad, maar wij denken daar misschien wel verschillend over, en dat neem ik haar ook niet kwalijk. Ik heb vanaf het begin telkens dezelfde prioriteiten gehouden. Dat doe ik samen met de burgemeesters en het Openbaar Ministerie. Zij staan ervoor en ik doe geen resultaattoezegging en bezig zeker geen ronkende taal, want dat past niet bij mij, maar ik geef concreet aan waar ik voor sta. Daarop wil ik ook afgerekend worden. Het punt van die jeugdgroepen is bijvoorbeeld afrekenbaar. Ik geef een rapportage van de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie en van mij aan de Kamer voordat het debat plaatsvindt. Dan gaan we nog scherper opereren, dat is de kunst, hoe wij het moeten doen. Je moet juist niet de prioriteiten veranderen, maar consistentie is het belangrijkste wat een minister van Veiligheid en Justitie moet beheersen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik ga het niet over de prioriteiten hebben, maar de minister hield zelf het dikke rapport Criminaliteit en Rechtshandhaving omhoog. Het zal de minister toch ook opgevallen zijn dat ieder jaar opnieuw blijkt dat de misdrijven die politie en justitie afhandelen, maar een fractie zijn van wat de burger ervaart. Er staat hier een aardig citaat in, dat ik heel beeldend vond, dus dat wil ik de minister toch even voorhouden. Het is zelfs een citaat van een gepensioneerde OM-topambtenaar: "De kans dat een dader ooit bij de strafrechter komt, is kleiner dan dat een spermaatje écht een eitje bevrucht". Dat spreekt behoorlijk tot de verbeelding. Met andere woorden: dit is slechts het topje van de ijsberg. Wat gaat de minister hier echt aan doen? Hij kan wel zwaaien met een dik boek en zeggen dat het wat beter gaat, maar de conclusie is juist dat het ieder jaar slechter gaat.
Minister Opstelten:
Daarover heb ik de Kamer voortdurend geïnformeerd in het strafrechtketenverhaal, in het kader van VPS. Dat is een belangrijke zaak: digitalisering van wat alle organisaties, de politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en de executieketen met elkaar doen. Dat is niet gebeurd. Ik draag daar de verantwoordelijkheid voor. Ik doe daar niets aan af. Daarom vind ik het prettig om daar een scherp debat over te hebben. Ruim voor het zomerreces kom ik met een zeer concreet actieprogramma of een voortgangsrapportage daarover. Dat is belangrijk. Het is een van mijn hoofddoelstellingen om dat in deze kabinetsperiode voor elkaar te krijgen.
In de beelden leeft overigens een misverstand, want je hoeft niet altijd voor de rechter te komen om straf te krijgen. Ik wijs maar even op ZSM. Daarmee wordt een ongelooflijk concreet resultaat geboekt en dat geeft een prachtig beeld. Ook daarover zal ik rapporteren, want daar is meer over te zeggen. Je kunt natuurlijk ook praten over de Halt-aanpak, die ook plaatsvindt voordat iets naar de rechter gaat. Het allerbelangrijkste is dat we het voor elkaar moeten krijgen om de aangifte te verbeteren. Op dat punt hoop ik op spijkerharde steun van de Kamer, want via mij komt dit naar de Nationale Politie toe. De kwaliteit van de aangifte is de kern van het hele verhaal, want dan gaat het van de politie naar het Openbaar Ministerie, dat er dan iets mee kan doen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Berndsen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Met dat laatste ben ik het natuurlijk ontzettend eens, want de pakkans kan inderdaad alleen vergroot worden als mensen aangifte doen. De minister had het over "ruim voor de zomer" of "in het voorjaar". Misschien kan hij SMART aangeven wanneer wij zijn voortgangsrapportage kunnen verwachten.
Minister Opstelten:
Jazeker. Die zal in juni komen. Ik wil dat zodanig doen dat we er voor het zomerreces over kunnen spreken. Dat vind ik terecht, want ik wil hierover het debat voeren met de Kamer. Dit is voor ons ongelooflijk belangrijk. Ook voor het Openbaar Ministerie, de politie, de rechterlijke macht en de executieketen is dit heel belangrijk. We moeten het met elkaar in verband brengen; dat is belangrijk. Ik ga u nu niet vervelen met allerlei lijstjes van heel concrete dingen die daarin zullen staan. Daar is volgens mij te weinig tijd voor.
Het viel mij op dat mevrouw Van Toorenburg sprak over het internationale punt. Dat ligt net wat anders dan zoals zij aangaf. Het beeld in Nederland wijkt namelijk niet af van vergelijkbare landen, waar ik natuurlijk veel contact mee heb. Over het algemeen is er sprake van een trechter, waarbij uit slachtofferenquêtes een beduidend hoger aantal misdrijven naar voren komt dan het aantal misdrijven dat uiteindelijk werd aangepakt in de strafrechtketen. Ook hier kan een verklaring worden gevonden in de nadruk die binnen de strafrechtketen wordt gelegd op de aanpak van de zwaardere delicten. In Nederland krijgt 75% van de verdachten een door de rechter opgelegde straf, een transactie of een taakstraf. Dit is hoog ten opzichte van andere landen; in Duitsland bijvoorbeeld 44%. Ik denk dat wij dat ook wel eens mogen zeggen.
Ik herhaal dat de pakkans de afgelopen jaren verder is toegenomen conform de afspraak in de landelijke prioriteiten. Sterker nog, de afspraken voor 2014 zijn in sommige gevallen al behaald. Ik ga er dan ook van uit dat de resultaten in de aanloop naar 2014 verder zullen verbeteren. Uit de brief blijkt ook dat ik de resultaten voor 2014 op een aantal high impact crimes al binnen heb. Dit betekent dat ik de taakstelling zal aanscherpen. Dat staat ook in de brief. Ik wil daarop worden afgerekend.
Er is een extra inzet om de georganiseerde criminaliteit sterker aan te pakken. Ik heb de Kamer daarover bericht naar aanleiding van de dreigingsanalyse. Wij zitten daar op koers. Ook hier worden de taakstellingen dus gehaald. In 2012 was de doelstelling dat 35% meer criminele groepen zouden worden aangepakt. Die doelstelling is gerealiseerd. De doelstelling is nu om in 2014 dubbel zo veel criminele groepen aan te pakken.
Tegen mevrouw Van Tongeren en mevrouw Kooiman zeg ik dat de afrekenbare doelen in de brief staan die ik gisteren heb verstuurd. Ik heb die brief bewust voor dit debat verstuurd en daar niet langer mee gewacht.
Ik was verrast door de inzet van mevrouw Van Toorenburg. Je moet de NRC kennelijk lezen om dit debat voor te bereiden. Het viel mij wel tegen. Ik had het ook gelezen maar ik was niet erg onder de indruk van het stuk, omdat ik het niet goed begreep. Er zit geen consistentie in en ik weet precies welke consistentie ik zelf hanteer bij het voeren en formuleren van prioriteiten. Dit was de publicist, die ik niet ken, kennelijk ontgaan. Misschien zou hij wat dit betreft zijn stukken beter moeten voorbereiden. Dit is maar een uitdaging die ik hem via de Kamer voorleg. Wij horen zeker meer van hem.
Ik ben in de brief dus ingegaan op de high impact crimes. Wij trekken dit door naar de jaren 2015–2018. Wij hebben hierover gesproken met de gezagsdragers. Op hun verzoek is met de burgemeesters afgesproken dat wij de herijking van de prioriteiten pas in 2015 laten plaatsvinden, na de gemeenteraadsverkiezingen. Ik heb daarmee ingestemd.
Dan kom ik nog bij mevrouw Van Tongeren. Ik meen dat wij hierna een debat voeren over drugs. Het scheelt ons wat tijd als wij dat in een keer doen.
De voorzitter:
Nee, dat debat is om zes uur.
Minister Opstelten:
Dan sla ik dit punt over, want dat komt straks aan de orde.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om te blijven handhaven, ook in het kader van strafbare illegaliteit. De Kamer heeft daarover eerder een debat gevoerd met de staatssecretaris. Hij heeft aangegeven hoe hij dit wil handhaven. Dat is iets anders dan voor heel veel politie-inzet kiezen.
Dan is gezegd dat er meer moet worden gedaan aan preventie. Ik heb eerder gezegd dat ik niet de man ben van alleen repressie. Kennelijk komt dat door mijn stem. Dat is dan mooi meegenomen, want daar hoef ik weinig aan te doen. Ik ben van een integrale veiligheidsaanpak. Dan is de voorkant heel belangrijk. Ik heb mijn hele leven de stelling verdedigd dat preventie geen zin heeft als de achterkant niet goed gesloten is. Dat is mijn kernpunt. Samen met het gezag, het lokaal bestuur, de burgemeesters, het OM en de politie hebben wij een integrale benadering met veel partners. Dit geldt ook voor het opruimen van wietplantages. Dat doen we integraal. Het is helemaal niet de politie die dat doet. Soms doen gemeenten het, om de politie juist de ruimte te geven om door te rechercheren en om de echte boeven te vinden.
Mevrouw Van Toorenburg en de heer Bontes hebben het indrukwekkende punt van de winkeldiefstal en het bedrijfsleven aangesneden. Ik dank hen dat ze daarmee zijn gekomen. "Heterdaad" wordt ook ingezet op winkeldiefstal. Wij werken samen met het bedrijfsleven om dat voor elkaar te krijgen. Ik heb een paar voorbeelden daarvan. Voor de aanpak van de criminaliteit in het bedrijfsleven, onder andere de winkeldiefstal, is er de live view: het direct doorzenden van camerabeelden. Ook zijn er de 3D-aangiften, alsmede drie pilots met het versneld signaleren van gestolen voertuigen. Daarvoor worden ook helikopters ingezet. We zetten wat dat betreft dus zwaar geschut in. Ik ben het er echter mee eens dat we juist op dit punt nog achterblijven. Daar ga ik ook geen mooi verhaal over houden. Ik zeg tot mevrouw Van Toorenburg en de heer Bontes dat we het aantal inbraken naar beneden willen brengen. Winkeldiefstallen horen daar natuurlijk ook bij.
De heer Bontes heeft – dank daarvoor – een aantal suggesties gedaan om de heterdaadkracht te vergroten, zoals de eenmanssurveillance en een vermindering van administratieve lasten. Het vergroten van de heterdaadkracht is een van de prio's van de Nationale Politie. Het is de professionaliteit van de politie om daarin de juiste keuzes te maken. Ik ben voor de professional. Die bepaalt wat er gebeurt, die krijgt de vrijheid om de maatregelen te nemen en de methodes toe te passen die noodzakelijk zijn.
Wij maken vorderingen met de reductie van de administratieve lasten en de verhoging van de productiecapaciteit. Ik kom binnenkort met een periodieke rapportage. De Kamer kent mijn doelstelling: weer afrekenbaar, weer consistent. Daardoor moet 500 fte menskracht worden vrijgemaakt. Uit de rapportage zal blijken dat ik het afgelopen jaar mijn doelstelling niet helemaal heb gehaald. Ik verwacht dit jaar wel een aantal extra resultaten te kunnen laten zien. Dat heeft ook te maken met de voortgang van de ICT van de politie, een van de zware nummers die ik op mijn schouders heb genomen en waarop ik resultaten wil laten zien.
De voorzitter:
Ik ben benieuwd hoe lang u nog nodig denkt te hebben, minister.
Minister Opstelten:
Ik moet nog een paar vragen beantwoorden.
De voorzitter:
We hebben namelijk nog een tweede termijn en hierna volgt nog een debat.
Minister Opstelten:
Jazeker.
Voorzitter. De heer Bontes heeft in het kader van de jeugdbendes gesproken over Gouda. Ik heb deze week een afspraak met de burgemeester van Gouda, op diens verzoek. Hij heeft zich gemeld. Ik heb van hem ambtsberichten gekregen ter voorbereiding van het debat. Ik heb alle papieren. Ik ben onder de indruk van de inzet van de burgemeester en van de driehoek. Zij leggen de juiste prioriteiten. Ze willen het ook voor elkaar krijgen. Als het nodig is, zal hij in de regio-eenheid Haaglanden, waarvan hij onderdeel uitmaakt, zeker steun en support krijgen. Daarvan ben ik overtuigd. Ik ga er met hem over spreken. Ik ben er zelf ook wel een keer op bezoek geweest. Ik weet precies waar het over gaat. Ik heb toen de vorige burgemeester de suggestie gegeven om een stadsmarinier te laten functioneren. Dat is gebeurd. Deze stadsmarinier heeft ook mandaat.
Gouda heeft twee criminele jeugdgroepen, zeg ik uit mijn hoofd. Het kan er één zijn, het kunnen er twee zijn; dat weet ik niet. In ieder geval werd het er niet beter op. De Marokkaanse oriëntatie van die criminele jeugdgroep en waar die toe leidt, zal ik ook met de burgemeester bespreken teneinde daarvoor meer specifieke aandacht te hebben. Ook zal ik de toegankelijkheid van de politie naar die gemeenschap met hem bespreken, evenals de vraag of hij daarvoor extra hulp en support nodig heeft.
Mevrouw Kooiman (SP):
De minister noemde de stadsmariniers. Ik ben zelf een keer de deuren langsgegaan in die buurt in Gouda. Bewoners daar gaven aan: die stadsmariniers lopen hier wel rond, maar die kennen de buurt niet en kennen de jongeren niet; geef mij maar gewoon blauw op straat, want daarmee wordt het veiliger. De minister heeft ooit toegezegd om eens in kaart te brengen wat de toezichthouders doen versus wat de politie doet. Ik zou graag willen weten wanneer de minister met zijn visie naar de Kamer komt.
Minister Opstelten:
Hierover heb ik een toezegging gedaan. Dit komt voor de zomer. Die toezegging doen wij gestand. Er wordt hard aan gewerkt. Om mevrouw Kooiman even op gang te helpen, voeg ik nog het volgende toe. De stadsmarinier is geen politieman en doet dat werk niet. Het is een mandataris namens de burgemeester die opdrachten kan geven en ervoor zorgt dat alle troepen bij elkaar komen en dat er opgetreden wordt. Dat is belangrijk.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kooiman.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dit is een beetje uitlokking van de minister, natuurlijk. In veel steden zie je dat het jongerenwerk wordt wegbezuinigd en daarvoor soms een soort blauwe gorilla's in de plaats komt, terwijl de politie niet kan handhaven. Begin nu bij de basis, zeggen wij. Zorg ervoor dat het jongerenwerk wordt opgebouwd en dat iedereen gewoon zijn werk kan doen. Je hoeft er geen tussenlaag tussen te zetten. Maar ik verwacht dat de minister met een heldere visie hierop komt en dat wij dan het debat hierover kunnen voortzetten.
Minister Opstelten:
De heer Bontes sprak over de heterdaadkracht. Die is voor mij zeer belangrijk, essentieel, zoals ik ook in de brief heb laten doorklinken. De procedures bij overvallen worden aangescherpt, waardoor bijvoorbeeld de inzet van speciale arrestatieteams en helikopters mogelijk is geworden. Bij woninginbraken wordt bijvoorbeeld Burgernet ingezet. Ook de toepassing van hotshots en hotspots leidt tot hogere heterdaadkracht. De heer Bontes zal, net zoals ik, zelf ook telkens door Burgernet worden benaderd om uit te kijken en mee te helpen. Dat is een prachtig instrument.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik heb er toch behoefte aan om nog even stil te staan bij Gouda. Dat wij criminaliteit hebben, is één, maar dat gezagsdragers signalen naar de samenleving uitgeven dat zij het niet in de hand hebben of niet onder controle hebben of niet aankunnen, maakt het natuurlijk ernstiger. De politiechef in Gouda heeft toch heel erg scherp aangegeven dat hij de inbrekers niet aankan. Wil de minister daarop ingaan? Ik begrijp uit de antwoorden van de minister dat volgens hem de driehoek het allemaal in de hand heeft en dat er niets aan de hand is. Toch zegt de politiechef iets anders.
Minister Opstelten:
De politiechef is een onderdeel van de driehoek. Ik wil dit in een open gesprek met de burgemeester gewoon nog even allemaal checken. Ik zit daar niet bevooroordeeld in. Ik heb alleen een ambtsbericht gekregen, en dat leg ik hier neer. Wat er speelt in Gouda, vind ik overigens echt een zaak waarover men in de gemeenteraad moet spreken met de burgemeester van Gouda. Als de burgemeester hulp nodig heeft, kan hij die krijgen binnen de bestaande criteria en gegeven het instrumentarium dat de Nationale Politie levert.
Ik kan ook zeggen dat het de algemene opinie is van de burgemeesters – ik denk ook die van de burgemeester van Gouda maar ik zal het hem nog een keer vragen, zo zeg ik tegen de heer Dijkhoff – dat zij geen uitgebreider wettelijke instrumentarium willen. Zij willen niet nog meer mogelijkheden. "Laat ons met rust wat dit betreft", zeggen zij. "Laat ons gewoon ervaring opdoen met het toepassen van het geweldige instrumentarium dat we hebben en dat we moeten toepassen. Dat is nodig. Extra wetgeving is niet nodig; dat is niet zinvol en niet reëel".
Laat de Nationale Politie nu ook eens een keer haar werk doen, zou ik willen zeggen. Torn niet aan haar prioriteiten. Er moeten resultaten worden behaald in plaats van nieuwe dingen te verzinnen. Dat doe ik ook niet. Ik houd mij al enkele jaren in op dit punt. Ik ben begonnen met de prioriteiten en die zijn nu nog steeds onveranderd. Dat leidt tot betere resultaten. Dat is overigens iets anders dan succes. Dat laatste is pas het geval als je kunt zeggen dat Nederland echt veiliger is geworden, als je dat echt kunt zien.
Mevrouw Berndsen heeft een vraag gesteld over mobiele bendes. Ik neem de aanpak van mobiele bendes natuurlijk mee in de versterkte aanpak van de inbraken. Daarvan maakt die aanpak deel uit. In de brief hierover zal ik ook het mkb, waarmee ik zeer nauwgezet contact heb, meenemen; dat is zeer essentieel en belangrijk.
De heer Dijkhoff en de heer Marcouch vroegen aandacht voor de diefstal van iPads en smartphones zoals de iPhone. Ik zet veel druk op de providers om gestolen smartphones op afstand onklaar te maken. Ik verwacht dat ik de zaak voor de zomer heb geregeld, samen met collega Kamp. Ik probeer om aan wetgeving te ontkomen. Wetgeving vertraagt namelijk. Als het nodig is, zullen we er wel toe overgaan, maar we proberen het eerst gewoon samen, hands on, te regelen. Het is een grote wens van bijvoorbeeld de burgemeesters van de G-4 om dit nu te regelen.
De heer Bontes vroeg of er meer recherche kan worden ingezet in Gouda. Ik heb vertrouwen in de aanpak van Gouda. Ik zal er met de betrokkenen over spreken. Ik heb zelf geen aanwijzingen dat extra recherche nodig is, maar we zullen het bespreken.
De staatssecretaris en ik hebben een heldere brief gestuurd over het oppakken van loslopende criminelen. Er is naar ik meen ook een debat over afgesproken. Daar wil ik naar verwijzen, evenals naar de debatten met de staatssecretaris over de celcapaciteit.
Tot slot. De heer Marcouch en de heer Dijkhoff hebben vragen gesteld over heling. Ten eerste is er binnen de Nationale Politie een projectleider om heling tegen te gaan. Dat is een goede start. Ten tweede is een opkoperregister, dat de producten opsomt. Ten derde is er een DNA-spray, waardoor producten worden gemerkt. Ten vierde zijn er afspraken met de metaalbranche gemaakt met betrekking tot koperdiefstal. Ten vijfde werken we met de telecombranche aan nummers om diefstal van mobiele telefoons tegen te gaan. Het is belangrijk dat je het als instrument hanteert, dat je het bijvoorbeeld ook helemaal kunt uitsluiten dat je dergelijke technieken doet. Ik heb zojuist al gezegd wat mijn inzet op dit punt is.
Voorzitter. Ik hoop dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel.
Is de minister een vraag vergeten, mevrouw Kooiman? Kort dan, graag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb twee vragen gesteld. Een ging over de recherchecapaciteit in Nederland vergeleken met die in het buitenland. Ik heb de minister gevraagd om hier onderzoek naar te doen en de resultaten van dat onderzoek naar de Kamer te sturen. De andere vraag ging over de capaciteit die nodig is voor de enkelband. Ik heb nog geen antwoord gekregen.
Minister Opstelten:
Beide punten zijn geen probleem. Ik zal mevrouw Kooiman een overzicht geven. Dat vind ik prima. Ik heb het nu niet bij de hand. Het zou te lang duren, maar het is natuurlijk beschikbaar. Zij krijgt dat opgestuurd, maar wij slaan op dat punt geen slecht figuur. Dat is het beeld dat hier altijd wordt geschetst, maar dat is niet juist. Wij hebben in het regeerakkoord ook gesteld dat de recherchecapaciteit wordt versterkt – dat is een kwalitatieve verbetering – en uitgebreid. Dat neem ik dus graag mee in mijn brief.
Mevrouw Kooiman (SP):
Het tweede punt was de enkelband.
Minister Opstelten:
Daar zal geen extra politie-inzet voor noodzakelijk zijn.
De heer Dijkhoff (VVD):
Ik mis nog een antwoord. Als er dan zo'n technologische innovatie is waardoor je goed in de gaten kunt houden waar je spullen zijn ook al zijn ze gejat, en je daarmee naar de politie gaat, dan is dat toch lastig omdat de politie tegen oude procedures aanloopt waardoor zij niet kan gaan kijken.
Minister Opstelten:
Zeker, de heer Dijkhoff heeft volkomen gelijk. Wij zijn bezig met die procedures, administratieve lasten en dingen die niet meer ter zake doen en die de professional ophouden in het doen van zijn werk. Die nemen wij daarin mee. Dit past in het automatiseringsprogramma, het aanpakprogramma en de vraag hoe het daarmee staat. Vervolgens zullen wij die procedures verminderen. Daar hebben wij wel degelijk een aantal successen van kunnen laten zien.
De heer Dijkhoff (VVD):
Als iemand op een scherm laat zien dat zijn spullen zijn gejat en waar ze zijn, begrijp ik het dan goed dat er nu geen juridische belemmering is voor een agent om daarop af te gaan en eens even in de buurt te gaan kijken waar een en ander plaatsvindt in zo'n flatgebouw?
Minister Opstelten:
Het antwoord is dat daar geen juridische bezwaren voor zijn.
De heer Marcouch (PvdA):
Voortbordurend op die vraag, die juridische belemmeringen zijn er inderdaad niet, maar toch gebeurt het dat burgers van de politie te horen krijgen: wij kunnen niks doen. Dat is vernietigend voor het veiligheidsgevoel. Maar ik had nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de gesloten gemeenschappen, waarvan het WODC constateert dat het voor de politie lastig is om daarin door te dringen qua informatiepositie, pakkans en misdaadbestrijding. Ik had de minister gevraagd om te bewerkstelligen dat er bij de werving en selectie en bij de inzet in de diverse wijken gekeken wordt naar de diversiteit en de benodigde competenties.
Minister Opstelten:
Zeker. Ik ben misschien geheel tegen mijn eigen stijl te kort geweest in mijn beantwoording. Ik heb gezegd dat ik dat eens zou willen bespreken met de burgemeester. Ik wil bekijken waar hij tegen aanloopt. Dat is één. Het tweede is het WODC-rapport, waar de heer Marchouch op doelt. Daarin worden opmerkingen gemaakt over de jeugdproblematiek. Dat zal ik heel serieus bespreken, onder meer met de korpsleiding van de Nationale Politie.
De heer Marcouch (PvdA):
Voor alle duidelijkheid, het gaat mij niet alleen om die ene wijk in Gouda. Wij zien het in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Het gaat mij er dus om dat het beleid wordt dat de politiemensen die op straat het werk moeten doen, ondersteund worden door de inzet van specifieke kennis en competenties door bijvoorbeeld agenten te werven uit die gemeenschappen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat u geen behoefte hebt aan een tweede termijn, mijnheer Marcouch?
Minister Opstelten:
Ik wil daar heel specifiek over spreken. Het gaat erom dat de politie ook toegang moet krijgen tot die gesloten gemeenschappen als dat nodig is. Dat kan niet anders. Wat voor een instrument wij daarvoor inzetten, vind ik minder belangrijk. De politie moet gewoon toegang krijgen als men dat nodig vindt en dat wettelijk ook kan. Daar zal ik mee aan de slag gaan. Daar zijn wij mee aan de slag. Het is toegezegd om dat nog scherp te bekijken.
De voorzitter:
Ik constateer dat er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Daarin is alleen gelegenheid voor het indienen van een motie.
De heer Bontes (PVV):
Voorzitter. Dit is toch wel een bijzonder debat. Was is er namelijk gebeurd? Volgens de heer Marcouch mochten we eerst niet zeggen dat er een Marokkanenprobleem is, maar vervolgens pleitte hij zelf voor Marokkaanse politieagenten. Daarmee erkent hij eigenlijk ook dat er een Marokkanenprobleem is. Hij kan dat nog niet uit zijn mond krijgen, maar dat komt nog wel een keer.
Ik dien de volgende motie in.
De heer Marcouch (PvdA):
Ik wil even een punt maken, mijnheer Bontes. Ik vind de term "Marokkanenprobleem" verwerpelijk, want daarmee gooit u een hele gemeenschap, een hele bevolkingsgroep, op een hoop. Wij hebben het over een groep die problemen veroorzaakt, waarbij die gemeenschap juist een belangrijke sleutel kan zijn voor de oplossing daarvan. Dat is het verschil tussen u en mij. Ik vind dat u een verwerpelijke term gebruikt die geen recht doet aan het probleem dat wij proberen op te lossen.
De voorzitter:
Mijnheer Bontes, u wilde een motie indienen?
De heer Bontes (PVV):
De heer Marcouch bedoelt hetzelfde. Hij wil namelijk Marokkaanse politieagenten inzetten omdat er een Marokkanenprobleem is, niet omdat er een probleem met Friezen is. Zo simpel is het.
De voorzitter:
Dat debat is nu geweest.
De heer Bontes (PVV):
Ik wil een motie indienen die ik heel kort zal toelichten. Het gaat over aanhouden op heterdaad. De minister heeft gezegd dat hij dit een warm hart toedraagt. Dat is positief. Ik merk dit ook bij de collega's. Waarom dien ik dan toch een motie in? De politieorganisatie moet gericht worden op aanhouden op heterdaad. Het betreft namelijk een ingrijpende verandering, met eenmanssurveillance en roosters. De motie moet als een steun in de rug voor de minister worden gezien, ook in verband met de onderhandelingen met de bonden. Dat hoort er allemaal bij.
De voorzitter:
En nu de motie.
De heer Bontes (PVV):
Ik dien de volgende motie in, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kans om in Nederland voor een misdrijf te worden gepakt minimaal is;
overwegende dat de pakkans vergroot wordt als de politie zich meer gaat richten op aanhoudingen op heterdaad;
overwegende dat met het verhogen van het aantal aanhoudingen op heterdaad minder inbreuk wordt gemaakt op de opsporingscapaciteit van de politie;
overwegende dat hierdoor meer opsporingscapaciteit kan worden ingezet om plankzaken op te lossen;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat bij de vorming van roosters en werkwijze van de Nationale Politie wordt ingezet op aanhoudingen op heterdaad, zodat de pakkans voor misdrijven vergroot wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 379 (29628).
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Het zal zijn opgevallen dat de CDA-fractie niet heeft geïnterrumpeerd toen de minister sprak. Volgens mij heeft dat namelijk niet zo heel veel zin. De minister gelooft sterk in zijn eigen successen, maar vooral in zijn eigen woorden dat het allemaal fantastisch is. Hij laat hoge verwachtingen boven de markt hangen, maar uiteindelijk constateren wij dat die blijkens diverse onderzoeken onvoldoende worden waargemaakt. Dat ondermijnt het vertrouwen. Wij willen de minister een steuntje in de rug geven om ervoor te zorgen dat hij scherper in beeld brengt wat daadwerkelijke successen zijn. Dan kunnen wij zien waarop wij de minister concreet kunnen afrekenen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering stelt dat zij nog altijd naar "een veiliger Nederland" streeft;
overwegende dat de ophelderingspercentages en de pakkans bijzonder laag zijn en nog immer teleurstellen;
verzoekt de regering, in het bijzonder voor "high impact crimes" reeds voor de zomer van 2013 concrete en afrekenbare doelstellingen te formuleren en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Kooiman, Berndsen-Jansen en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 380 (29628).
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We lezen wel over concrete doelstellingen, maar wij zien die nog niet terug in de plannen voor 2013 en 2014.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. De minister heeft gezegd dat hij geen behoefte heeft aan nieuwe instrumenten of wetgeving. Dat is mij uit het hart gegrepen en heb ik in mijn oren geknoopt. Wij zullen de minister hieraan houden, want wij willen er zeker niet meer bij.
Het tegengaan van herhalingscriminaliteit vindt mijn fractie van groot belang. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal gepleegde delicten vele malen hoger ligt dan door de politie wordt geregistreerd en de pakkans in verhouding bijzonder laag is;
overwegende dat het aantal criminelen dat bij herhaling een strafbaar feit pleegt, groot is;
van mening dat het tegengaan van herhalingscriminaliteit een essentieel onderdeel is van een effectieve en geloofwaardige sanctietoepassing;
verzoekt de regering, in kaart te brengen welke concrete mogelijkheden er binnen de strafrechtketen zijn om de komende vijf jaar de aanpak van recidive effectief te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Van Tongeren, Kooiman en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 381 (29628).
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Er zijn veel nieuwe prioriteiten en er is een hoop stoere taal. Dat is precies de reden dat ik de moties van mijn collega's van CDA en D66 heb medeondertekend. Ik ben blij met de toezegging van de minister om te kijken naar de recherchecapaciteit in verhouding met andere landen. Ik verwacht dat hij dit meeneemt in de brief die voor de zomer naar de Kamer komt.
Ik heb nog een opmerking over de enkelbandjes. Als een crimineel de enkelband afdoet, wordt de politie geacht om twee dingen te doen: naar de weggelopen crimineel gaan en naar het slachtoffer gaan. Het gaat over erg veel gevallen. Er worden 2.000 enkelbandjes ingezet, maar ze hebben een roulatie over 10 personen. 20.000 criminelen vormen een hoop politiewerk. De minister zegt dat dit geen extra politiecapaciteit vraagt, maar dat geloof ik niet. Ik vraag hem om dit goed uit te zoeken en ons hierover medio mei te berichten, want wij moeten dit integraal mee kunnen nemen in het afbraakplan van de heer Teeven.
De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Ik heb geen motie omdat ik in de reactie van de minister een toezegging beluister. Hij zal met de politieleiding kijken naar de diversiteit van teams, waarbij competenties en kennis van het gebied en van de mensen die daarin wonen, relevant zijn. Deze zaken worden betrokken bij het verhogen van de pakkans en de bestrijding van criminaliteit. Ik hoor graag nog eens helder van de minister dat hij dit op de agenda gaat zetten, om daarop vervolgens op termijn terug te komen.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik bedank de geachte afgevaardigden voor hun interventies in tweede termijn. Ik zal de vragen en moties in volgorde behandelen.
Ik ben het niet eens met de overweging in de motie van de heer Bontes. Ik heb al duidelijk gezegd dat je niet kunt zeggen dat de pakkans minimaal is. Dat is duidelijk. De brief van gisteren is ook duidelijk. Ik zie het dictum van de motie als ondersteuning van beleid: aanpassing van de landelijke arbeidstijdenregeling. Ik acht het dictum van de motie dus overbodig en ben het niet eens met de overweging. Ik moet de motie derhalve ontraden.
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Van Toorenburg c.s. op stuk nr. 380. Mevrouw Van Toorenburg is bediend. Deze motie is totaal overbodig, want wij hebben er invulling aan gegeven. Ook voor 2013–2014 hebben we precies aangegeven wat er gebeurt. Ik ontraad de motie dus. Het zou reëel zijn als mevrouw Van Toorenburg de motie zou intrekken, want ze is al bediend.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat we dan van twee verschillende werelden komen. Bedoelt de minister dat wij volledig bediend zijn met de brief van gisteren? Als hij dat bedoelt, dan heeft de minister niet helemaal door hoe scherp wij de overzichten wensen.
Minister Opstelten:
Dat bedoel ik, want daar staat het precies in. Als mevrouw Van Toorenburg niet tevreden is, vraag ik haar om aan te geven wat zij concreet mist. In de brief staat wat in 2013–2014 de pakkans en het ophelderingspercentage zijn. Als zij behoefte heeft aan een nadere toelichting, dan bied ik die graag aan.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg, korte reactie. Ik vraag u om het debat niet opnieuw te voeren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wij hebben niet voor niets verwezen naar pagina 3, waarin staat dat de minister voornemens is om een en ander te formuleren. Hier en daar staan een paar cijfers, we willen echter een volledig overzicht. Ik neem dus eigenlijk aan dat de minister zegt: ik zal daar nog even naar kijken. Hij kan de motie dus niet ontraden. Ik neem aan dat wij na aanname van die motie de volledige cijfers zullen krijgen.
Minister Opstelten:
De cijfers zijn er. Ik ontraad de motie, want mevrouw Van Toorenburg is daarin bediend. Anders ben ik benieuwd om van haar te horen wat zij mist in de resultaten. Zo hebben wij de afgelopen jaren de Kamer namelijk altijd bediend. Tot nu toe was de Kamer daar tevreden over, met name de CDA-fractie. Het woordvoerderschap kan van uur tot uur toch ook verschil maken in de opstelling van een fractie.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 381 van mevrouw Berndsen, over het versterken van de aanpak van de recidive. Het is meegenomen in de hele aanpak, maar ik ben bereid om te onderzoeken of het huidige beleid nog effectiever kan. Dat is inderdaad een aanvulling in het debat. Dat doe ik dus graag, want dat is een belangrijk punt.
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Kooiman over de enkelband. Laat ik daar heel duidelijk in zijn. Wij voeren een impactanalyse uit op de invoering van de elektronische detentie. Daarin wordt ook helder wat het gevolg voor de politie is. Het toezicht ligt echter primair bij DJI en niet bij de politie. De impactanalyse komt er dus aan. Ik weet niet precies wanneer die komt. Dat is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, dus dat laat ik graag bij hem. Ik zal het aan hem overbrengen.
De voorzitter:
Mevrouw Kooiman, een procedurele opmerking graag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Kan de minister overbrengen dat die in ieder geval naar de Kamer komt voordat het afbraakplan hier besproken wordt?
Minister Opstelten:
Jazeker, dat zal ik overbrengen.
Tot slot kom ik op de wens van de heer Marcouch. Die wens wordt meegenomen bij het werving- en selectiebeleid en de opleidingen. Laten we niet zeggen dat het bij de selectie altijd moet gaan om diversiteit voor het herkenbaar hebben wat in een buurt of een wijk leeft. Mij gaat het om het resultaat in de wijk en om het resultaat van de persoonsgerichte aanpak. Het gaat om de gebiedsgerichte en de persoonsgerichte aanpak in een wijk, bijvoorbeeld door scholen. Maar dat geldt natuurlijk overal in Nederland.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-75-39.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.