40 Nederlandse sleutelrol drugshandel

Aan de orde is het dertigledendebat over de blijvende sleutelrol van Nederland in de drugshandel.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Nederland is een exportland. Onze open economie leunt op de buitenlandse handel in onder andere land- en tuinbouwproducten zoals wiet en chemische producten zoals xtc en amfetamine. Wij hebben een goed ontwikkelde infrastructuur voor handel en transport naar het Europese achterland. Zo is de Rotterdamse haven een van de belangrijkste havens voor de invoer van cocaïne en zijn er op Schiphol mensen die profiteren van het transport van drugs. Iedereen schrikt bij het lezen dat Nederland hét Europese zenuwcentrum van de drugshandel is, maar dit is helaas niet nieuw. Nederland speelt al jaren een belangrijke rol in de internationale drugshandel. De nadruk van dit debat ligt daarom op de blijvende sleutelrol.

Het nieuws in het rapport van Europol zit in het feit dat criminelen steeds professioneler te werk gaan. Politiediensten zijn niet opgewassen tegen de georganiseerde criminaliteit. Het probleem blijft niet alleen onopgelost, het wordt ook complexer. Nationale maatregelen zijn gewoon onvoldoende, hoe streng deze ook zijn, is de conclusie van Europol. Europol pleit voor meer samenwerking op EU-niveau. Ook D66 streeft hiernaar en vindt het hoog tijd voor een nieuwe aanpak. Wij zijn het beu om te horen dat alles een topprioriteit is, een herhaling van het debat van daarnet. De pakkans is gewoon te laag; met wetten pak je geen boeven. Minder wetgeving maken en meer pragmatische oplossingen, dat vraag ik de minister.

Neem bijvoorbeeld cannabis. Overlast en straathandel kunnen worden opgelost, als deze minister het wil. Binnen de huidige internationale wetgeving kan wietteelt net als de verkoop ervan gereguleerd worden. Dit heeft grote voordelen: toezicht op kwaliteit, meer inkomsten voor het Rijk en natuurlijk minder verspilling van politiecapaciteit. Ik vraag de minister een overzicht te maken van de jaarlijkse inzet van politie in de bestrijding van illegale hennepteelt. Mijn fractie is van mening dat deze politiecapaciteit beter kan worden gebruikt voor de aanpak van andere vormen van georganiseerde criminaliteit of andere soorten drugs.

De rol van Nederland in de markt van cocaïne, xtc en amfetamine is zorgwekkend. Het aantal cocaïnegebruikers stijgt in ons land en de cocaïnemarkt genereert grote winsten die witgewassen worden. Ook synthetische drugs zijn heel populair en het gebruik neemt wereldwijd toe. In het Nationaal dreigingsbeeld 2012 lezen wij dat politiediensten de productieplaatsen van deze drugs hoofdzakelijk op incidentbasis ontdekken. Kan de minister de resultaten van de aanpak van harddrugs toelichten? Hoeveel criminelen worden er opgepakt? Hoe effectief is de bestrijding van witwassen van geld en van chemisch afval van drugs?

Nederlandse criminelen beschikken over de kennis en kunde om bijvoorbeeld synthetische drugs op grote schaal te produceren en wereldwijd te distribueren. Beschikken de Nederlandse politie en het Openbaar Ministerie ook over voldoende kennis en capaciteit om dit probleem aan te pakken? Voldoet de huidige Europese samenwerking? Wij lezen namelijk dat nationale opsporingsinstanties vaak met rechercheren stoppen bij de grens. Hier zou de focus van de minister moeten liggen. Hoog tijd om zijn hobby softdrugs op te geven en werk te maken van de aanpak van harddrugs!

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Het is goed om ook na dit rapport van Europol weer eens te spreken over drugs in Nederland en de rol die Nederland in de internationale drugshandel inneemt. Die rol is weliswaar een voorbeeld van onze handelsgeest, maar niet een voorbeeld van onze handelsgeest om trots op te zijn. Dit standpunt heb ik al meermalen met de minister gedeeld. Wij zien in dit rapport dan ook weer de rechtvaardiging voor het beleid zoals we dat de afgelopen jaren hebben gevoerd. Hard tegen harddrugs. Soft tegen softdrugs, althans voor zover ze tegenwoordig nog softdrugs genoemd kunnen worden. Een keiharde aanpak van internationaal vertakte criminele organisaties die zich onder andere bezighouden met de hennepteelt en van criminele organisaties die zich naast de hennepteelt bezighouden met de import van hasj, harddrugs, illegale wapens en, zoals we in het rapport van Europol kunnen lezen, mensen- en vrouwenhandel. Het idee dat internationale criminele organisaties die zich bezighouden met drugs onschuldige, gezellige, aardige, vriendelijke, goedbedoelende burgers zijn, kan ook na dit rapport toch wel naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het is ook heel goed dat we hier heel recent in de Kamer gestemd hebben over het wetsvoorstel waarbij voorbereidingshandelingen van de grootschalige hennepteelt verboden zijn verklaard en strafbaar zijn gesteld.

De vraag rijst wel of wij nu alles in huis hebben om de aanpak van de drugsindustrie in Nederland succesvol vorm te geven. In het verleden heb ik al gevraagd naar de rol van Antwerpen. Nu Rotterdam steeds beter wordt in het opsporen van illegale import van drugs, lijkt het zo te zijn dat Antwerpen steeds meer die rol gaat overnemen. In navolging van Kamervragen die ik er al over gesteld heb, vraag ik nu meteen maar hoe het zit met het beleid voor het gedogen van gebruik van qat, terwijl we niet al te lang geleden hebben vastgesteld dat dit goedje verboden moest worden, niet alleen omdat het nadelige gevolgen heeft voor de mensen die het gebruiken maar ook omdat het een rol speelt in de financiering van criminele en mogelijk ook terroristische organisaties in landen zoals Somalië. Ik vraag de minister om daarop te reageren. Nu we ook vaststellen dat Nederland een belangrijke rol speelt in de internationale hasjhandel – hasj wordt voornamelijk in het buitenland geproduceerd – is het wellicht ook goed de gedoogde verkoop van hasj in Nederland aan banden te legen om op die manier te voorkomen dat we bijdragen aan de financiering van internationale criminele organisaties.

Binnenkort zullen we ongetwijfeld nog komen te spreken over de initiatieven die in de samenleving plaatsvinden en de wens die wordt geuit over het op lokaal niveau gaan uitvoeren van de hennepteelt. Daar behoeft de minister wat mij betreft in dit debat niet op te reageren omdat het niet op de agenda staat, maar, zoals gezegd, is het wel een onderwerp waar we zeker over komen te spreken. Ik ben ook zeer benieuwd naar de brief die de minister aan de Kamer gaat schrijven over wat er op dit moment in de wereld gaande is op het gebied van drugs. Vanuit de samenleving wordt de suggestie gewekt dat er op dat punt grote veranderingen gaande zijn. Als dat zo is, dan horen we daarvan nauwgezet op de hoogte te worden gehouden.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Door de lage pakkans en de lage straffen is het klimaat voor drugscriminelen in Nederland veel te gunstig. De straffen worden steeds lager. Het overgrote deel van grote drugscriminelen komt weg met een taakstraf of een gevangenisstraf korter dan twee jaar. Het is het College van procureurs-generaal dat dit in zijn rapportage vermeldt. Belachelijk! Het is dan niet gek dat je als Nederland een sleutelrol vervult in de internationale drugshandel. De minister zegt dan wel dat de bestrijding van drugshandel topprioriteit heeft van de politie en het Openbaar Ministerie, maar de cijfers spreken dit tegen. Het aantal afgeronde onderzoeken daalt ten opzichte van het aantal opgestarte onderzoeken. Door het verhaal van capaciteitsproblemen bij politie en justitie blijven zaken liggen en worden drugsbendes niet of nauwelijks aangepakt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat Nederland niet langer meer spil is in de internationale drugshandel? Het moet nu namelijk een keer afgelopen zijn.

De afgelopen week kwam Europol met het bericht dat Mexicaanse drugskartels Europa willen gaan veroveren. Drugskartels die achter duizenden moorden zitten, willen hier voet aan de grond krijgen. Dit is een heel gevaarlijke ontwikkeling. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat deze levensgevaarlijke Mexicaanse bendes niet op de Nederlandse drugsmarkt kunnen gaan opereren? Ik hoor graag de maatregelen en acties van de minister, want dit is een zeer gevaarlijke situatie.

Afgelopen januari is het verbod op het gebruik van qat in werking getreden. Het vorige kabinet heeft er zelfs op aangedrongen het gebruik van qat te verbieden, omdat een groot deel van de Somalische qatkauwers niet integreert, overlast veroorzaakt en niet werkt. Nu lijkt het erop dat de minister plotsklaps het gebruik van qat wil gaan gedogen. Klopt het dat politie en OM het gebruik van qat gaan gedogen? Zo ja, is de minister bereid dit per direct terug te draaien en te gaan handhaven? Dat is mijn vraag aan de minister.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Op sommige lijstjes staat Nederland als land bovenaan, maar dat zijn dan lijstjes waarop je liever niet bovenaan wilt staan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de internationale drugshandel. Uit het rapport dat wij vandaag bespreken, blijkt dat Nederland in de internationale drugshandel een sleutelrol had en nog steeds heeft. Nederland heeft ook een prominente rol als het gaat om de productie en doorvoer van verschillende hard- en softdrugs.

Bij gelegenheid van de mondelinge vragen over dit onderwerp stelde de heer Van der Steur de minister de vraag of er voldoende internationale samenwerking is om die internationale drugshandel tegen te gaan en of we de veldslag tegen de internationale drugshandel aan het winnen zijn. De minister antwoordde omstandig na verloop van tijd "ja" op beide punten en dat was het dan. Maar de vraag is waar die samenwerking uit blijkt, die volgens dat rapport hard nodig is. Daarom is het ook goed dat wij dit rapport vandaag kunnen bespreken. Waaruit blijkt die samenwerking en wat levert die nu precies op als het gaat om het aanpakken van de internationale handel? Wat is nu die veldslag waar de heer Van der Steur het over heeft en waar de minister op is ingegaan?

De SP-fractie is al heel lang een voorstander van het hard aanpakken van de invoer, doorvoer en productie van harddrugs. Dat is knap ingewikkeld en dat wordt nog ingewikkelder, als we kijken naar wat in de rapportage aan de orde komt en wat binnen deze Kamer al heel lang een issue is, namelijk de verwevenheid tussen de onderwereld en de bovenwereld. Ik heb de brief van de minister van 13 maart 2013 over de bestrijding van de georganiseerde misdaad er bijgehaald, waarin ook een passage voorkomt over de bestrijding van de handel in drugs. De minister komt in die brief tot het oordeel dat er sprake moet zijn van een geïntegreerde aanpak van georganiseerde misdrijven. Hij heeft het dan over een fenomeengerichte aanpak, een subjectgerichte aanpak en over de financiële aanpak. De vraag is wat dit concreet betekent, als je het toespitst op de drugshandel. Wat houdt dat in voor die belangrijke positie die Nederland helaas inneemt? Is er enige garantie dat we met die aanpak, waarvan ik graag hoor hoe deze precies gaat, ook die centrumpositie kunnen ondergraven en aanpakken?

Ik noem als voorbeeld de financiële aanpak. De minister heeft gezegd dat hij bij elk opsporingsonderzoek naar misdrijven met financieel gewin het criminele geld en het criminele vermogen gaat afpakken. Dat is een geweldig goed uitgangspunt. Per wanneer is het echter daadwerkelijk zover dat we echt bij ieder strafbaar feit waarmee geld wordt verdiend – dat is bij drugshandel evident – het crimineel verdiende geld afpakken? Op dat punt krijg ik graag een reactie van de minister, want hoe staat het met de financieel rechercheurs en met de inzet van de pluk-ze-wetgeving?

Hier zit nog een aspect aan vast. Ik zal dat snel samenvatten, want ik zie het lampje knipperen. Ik doel op het beleid met betrekking tot softdrugs. Het probleem bij de aanpak van de cannabisteelt is op dit moment dat het beleid erop neerkomt dat we de voordeur van de coffeeshops gedogen, maar dat het spul wel moet worden aangeleverd. We hebben daar al eerder over gesproken en de heer Van der Steur noemde dit in het kader van de voorbereidingshandeling. Hoe pakken we die levering aan de achterdeur aan? Dat is natuurlijk de spagaat in dit beleid. De SP-fractie heeft het beleid met betrekking tot de aanpak van de coffeeshops en de softdrugs niet gesteund en steunt dat beleid nog steeds niet. Wij zijn van mening dat we, zoals mevrouw Berndsen heeft gezegd, zouden moeten komen tot regulering van de voordeur én van de achterdeur, want dat biedt aanknopingspunten voor een beter beleid.

De voorzitter:

U moet nu echt afronden.

De heer De Wit (SP):

We weten dan immers duidelijk wat er overblijft, wat niet gelegaliseerd is. Dat kan dan worden aangepakt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De vorige sprekers hebben vandaag heel veel belangrijke dingen gezegd. Namens de CDA-fractie wil ik daar een aantal punten aan toevoegen. Een studie van de Europese Commissie toont aan dat met name door de economische en financiële crisis de drugsmarkt op het continent sterk groeit. Daarbij gaat het met name om psychoactieve stoffen. Er is op dit moment op de drugsmarkt in Nederland een enorme toevloed van heel gevaarlijke stoffen. Het Trimbos-instituut slaat eigenlijk alarm en geeft aan dat internationale criminele bendes op dit moment via internet internationaal stoffen bij elkaar kunnen krijgen die nog niet goed geregistreerd zijn. Uiteindelijk krijg je dan een soort levensgevaarlijke gifbeker die wij op dit moment weleens aan de monden zien van onze jeugd in het uitgaanscircuit, maar ook in vaten. Onlangs waren er weer 41 in Brabant, in een sloot. Wij maken ons heel veel zorgen over die verschuiving. Op het punt van de meer traditionele drugs zie je niet heel veel beweging, maar wel op het punt van die levensgevaarlijke stoffen. Kan de minister nog eens aangeven wat hij hier, ook in internationaal verband, aan kan doen? Daarbij gaat het ook om de zojuist genoemde stoffen, die op verschillende plekken wel of niet strafbaar zijn of wel of niet op lijstjes komen. Daar maken wij ons heel veel zorgen over. We hebben met elkaar afgesproken dat zelfs de AIVD op dat punt een rol heeft. We zien welke uitdagingen de AIVD heeft. Kunnen die allemaal overeind blijven? We maken ons dus echt grote zorgen over die stoffen en daar willen we graag een reactie op.

Ook de leuke qatblaadjes waarop men pleegt te kauwen maar waarvan men vervolgens helemaal wezenloos wordt, zijn in Nederland een heel groot probleem. Wij hebben vernomen – wij hebben het in de krant gelezen en op televisie gezien – dat de politie eigenlijk niet goed weet hoe zij hiermee moet omgaan. Dit is een groot probleem in allerlei gemeenschappen: mensen staan blaadjes kauwend naast de ingang van de Albert Heijn en zijn echt heel agressief tegen mensen die daar wandelen. De politie weet niet goed hoe zij daarmee moet omgaan. Wij willen dit debat ook gebruiken om de minister te vragen welke instrumenten hij de politie kan aangeven – wellicht kan hij die instrumenten ook verbeteren – zodat de politie dit probleem daadwerkelijk het hoofd kan bieden. Dit ontwricht onze samenleving en wij en de politie willen dat daartegen opgetreden kan worden.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. De belangrijkste conclusie uit het Europolrapport dat wij hier vandaag bespreken, is eigenlijk dat de drugshandel en drugsproductie geen statisch gegeven zijn. Zowel de handel als de productie verplaatst zich steeds, van de straat naar het internet, van het ene land naar het andere land, van de ene drugsoort naar de andere. De onderzoekers concluderen dan ook dat de huidige markt minder tastbaar is of meer fluïde en sneller in ontwikkeling dan ooit tevoren. Dit maakt de bestrijding van illegale drugsproductie en -handel steeds moeilijker. Criminele organisaties die hun miljarden verdienen in de drugshandel blijven nog te vaak uit handen van de politie.

De onderzoekers wijzen erop dat er bij de bestrijding van illegale drugshandel en -productie meer en beter moet worden samengewerkt tussen de verschillende EU-landen. Zij stellen dat de prioriteit moet liggen bij: a. betere internationale justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling, b. het volgen van personen en het volgen van het geld in EU-verband, en c. het samenwerken met het bedrijfsleven binnen de Unie. Wat doet de minister met deze en de andere aanbevelingen in het rapport? In hoeverre zal hij zijn EU-collega's over dit rapport en de aanbevelingen aanspreken? Kan hij er bijvoorbeeld voor zorgen dat dit onderwerp tijdens een van de volgende JBZ-Raden prominent op de agenda komt?

De ontwikkeling van xtc en andere nieuwe synthetische drugs gaat maar door, zo lezen wij, en de bestrijding is en blijft lastig. Als je de productie van synthetische drugs wilt terugdringen, moet je zicht hebben op de belangrijkste grondstoffen ervan. Een van die grondstoffen is apaan. Uit gesprekken met onder andere een van onze burgemeesters in Brabant die veel met xtc-labs te maken heeft in zijn gemeente waar deze grondstof keer op keer opduikt, heb ik begrepen dat apaan alleen en exclusief wordt gebruikt voor de productie van synthetische drugs, maar dat de status van apaan intussen nog steeds onduidelijk is. Apaan komt niet terug in de Opiumwet en wordt ook niet expliciet genoemd in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, maar is daarentegen wel opgenomen in de douanebrochure voor drugsprecursoren. Is de minister hiervan op de hoogte? Wat zal hij met deze informatie doen? Stel je voor dat apaan echt enkel en exclusief voor de productie van synthetische drugs wordt gebruikt, is het dan bijvoorbeeld niet eens tijd om deze grondstof strafbaar te stellen? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen. Tot mevrouw Berndsen en de andere woordvoerders zeg ik dat we er duidelijk over moeten zijn: Nederland speelt nog een te significante rol binnen de drugshandel. Zo is bekend dat Nederland een belangrijk productieland is van xtc en hennep. Dat ervaren wij ook; daarom zitten politie en Openbaar Ministerie erbovenop. Dat is ook een in het regeerakkoord geformuleerde taakstelling. Het jaarlijks aantal onderzoeken naar criminele organisaties die zich bezighouden met synthetische drugs is sinds 2009 verdubbeld. Bij cannabis zien we een soortgelijke sterke toename in het aantal onderzoeken. Waarschijnlijk mede als gevolg van de toegenomen handhavingsdruk zien we bij xtc en hennep inmiddels dat de productie voor een deel naar andere Europese landen verschuift. De andere landen ervaren dus – laat ik het duidelijk zeggen – een veranderend beleid in Nederland, ook in duidelijkheid en hardheid. Voor cocaïne geldt dit verschuivingseffect ook. De UNODC en Europol zien hier namelijk een beweging van Rotterdam en Antwerpen naar de havens in Oost-Europa.

De bestrijding van georganiseerde drugscriminaliteit is en blijft – ik herhaal dit; ook daarin is consistentie – topprioriteit bij politie en Openbaar Ministerie. Dit vereist natuurlijk een intensieve internationale samenwerking, zowel met de bronlanden als met de landen van bestemming. De Nederlandse opsporingsdiensten zijn daarin zeer actief. Daarbij kan worden gedacht aan de Joint Hit Teams, waarbinnen de politie uit Frankrijk, België, Luxemburg en Nederland zeer intensief met elkaar samenwerken. Mevrouw Berndsen, de heer Van der Steur, de heer De Wit en mevrouw Hilkens hebben gezegd dat meer internationale samenwerking nodig is. Internationale samenwerking is op dit dossier reeds een onmisbare component van onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit. In onderzoek door het Landelijk Parket en de Dienst Landelijke Recherche blijkt dat in ongeveer 60% van de onderzoeken internationaal wordt samengewerkt. In de meeste gevallen wordt met meerdere landen samengewerkt, oplopend tot vijf à tien landen per onderzoek. Dat is indrukwekkend, maar ook ingewikkeld. In onderzoeken door de regio's wordt in rond de helft van de onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden samengewerkt met het buitenland. In een kwart van het totale aantal onderzoeken betreft deze samenwerking meerdere landen. België, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland zijn de landen waarmee het meest wordt samengewerkt, gevolgd door landen zoals Spanje, Frankrijk, Marokko en Bulgarije. De samenwerking betreft vaak rechtshulpverzoeken, maar ook parallelle onderzoeken en de reeds genoemde Joint Hit Teams en Joint Investigation Teams.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de resultaten. Er is een forse stijging zichtbaar in het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden bij ondermijnende drugscriminaliteit. We liggen wat dat betreft op koers, zoals ik heb gezegd in mijn beleidsreactie op de dreigingsanalyse. Ik wil in dit verband niet weer spreken over de wietteelt en de debatten die wij daarover hebben gehad. Ik heb daar goede afspraken over gemaakt met de Kamer. Wij zullen het juridisch nagaan, ook internationaal. De Kamer kent mijn standpunt. Ik zal spreken met burgemeesters die iets anders willen, die overigens mijn standpunt kennen, en de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Berndsen vroeg een overzicht van de politiecapaciteit die wordt ingezet voor de aanpak van cannabisteelt. De capaciteit voor de opsporing wordt niet geoormerkt – gelukkig niet, ik zou daar een groot tegenstander van zijn – naar individuele criminaliteitsvorm. De capaciteit wordt daar ingezet waar zij nodig is, voor zaken die prioriteit krijgen. De criminaliteit wordt bestreden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik snap best dat de minister niet over de wietteelt en de regulering daarvan wil spreken, want dat is best een lastig punt. Ik kom daar absoluut binnenkort weer een keer op terug, want het ene incident na het andere doet zich voor. Ik heb hier echter ook naar gevraagd in relatie tot de capaciteit. Ik wijs op de aanpak van de wietcriminaliteit, zoals ik het maar even noem, in Maastricht. De extra politiecapaciteit die daar was, is teruggetrokken en je ziet de overlast op straat weer enorm toenemen. De minister kan daar zijn ogen niet voor blijven sluiten. Hij kan wel zeggen dat er geen gelabelde politiecapaciteit is. Als je de harddrugs, waar wij het eigenlijk vandaag voor het grootste deel over hebben, effectief wilt aanpakken, zul je daar echt capaciteit voor moeten hebben. Mijn vraag aan de minister om die hobby – zo noem ik het maar even – van die wietteelt even los te laten, om zijn ogen te openen voor de georganiseerde criminaliteit die zich bezighoudt met harddrugs en om daar die capaciteit voor in te zetten. Dan kunnen wij misschien een keer een slag toebrengen.

Minister Opstelten:

Ik heb mevrouw Berndsen al bediend door haar te vertellen dat wij dat doen. Ik heb concreet aangegeven wat wij doen. Dat is het grote werk. Dat is iets anders dan waar mevrouw Berndsen nu over spreekt. Het is een ander onderwerp, maar ik wil er best iets over zeggen. Ik ben het niet met haar eens. Wij hebben daar een verschillende visie op. Dat mag zo zijn. Ook op het gedoogbeleid hebben wij een andere visie en staan wij een andere aanpak voor. Ik vind dat wij door mijn aanpak om toeristen buiten de poort te houden enorm vooruit zijn gegaan. Je hoort het van iedereen. Ik ben dus ook niet ontvankelijk voor andere geluiden, die niet kloppen. Wij volgen het van dag tot dag. De veiligheid gaat erop vooruit en is erop vooruit gegaan, punt.

De voorzitter:

Tot slot. Een korte interruptie, mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, voorzitter. Ik zal een conclusie trekken, namelijk dat de minister zo ongeveer nog als enige in zijn eigen beleid gelooft. Er komen iedere dag burgemeesters bij die een ander beleid willen. Ik zou het heel prettig vinden als de minister daar nu ook eens oog voor zou hebben.

Minister Opstelten:

Er zijn burgemeesters, maar niet zo heel veel, die mij een motie van de gemeenteraad toesturen, ter kennisneming, maar die motie zelf niet onderschrijven. Dat komt voor. Ik ga dus uitsluitend met burgemeesters spreken. Het gaat mij om de effecten op straat. Zelfs mevrouw Berndsen kan niet ontkennen dat uit alle onderzoeken blijkt – er is net weer een onderzoek gepubliceerd – dat het drugstoerisme enorm is afgenomen en bijna verdwenen is. Dat is een enorme prestatie. Er vindt inderdaad enige verschuiving plaats, maar dat is niet in Nederland. Het is geen verschuiving van dorp naar dorp of van dorp naar stad, maar een verschuiving naar andere landen: de buren, dus Noordrijn-Westfalen en België. Dat is ook een constatering. Ik mag van mevrouw Berndsen verwachten dat zij zo sportief is om te zeggen dat zij het inhoudelijk niet met mij eens is, maar dat ik dit wel goed heb gedaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dit is echt uitlokking, voorzitter. De minister legt mij nu iets in de mond wat ik helemaal niet wil. Ik krijg voldoende signalen, zowel uit de politieorganisatie als uit gemeenten als Maastricht en verderop in Limburg dat er een enorme verschuiving is naar de straathandel. Daarbij zijn harddrugshandel en sofdrugshandel gecombineerd. Als de minister echt over zulke goede rapporten beschikt, wil ik die weleens zien. Ik vraag hem bij dezen om die rapporten naar de Kamer te sturen.

Minister Opstelten:

Conform de afspraak die we hebben gemaakt, ontvangt u van mij gewoon op tijd de cijfers die we hebben afgesproken. Niet meer en niet minder. Ik baseer mij op de gegevens die ik ook krijg. Daar gaat het om.

Verder deed ik een poging om het hier een keer niet over te hebben, maar die poging is mislukt.

De heer Van der Steur (VVD):

Het rapport van Europol verwijst met name naar criminele organisaties. De minister heeft voor 2012 een doelstelling geformuleerd ten aanzien van het door ons ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden. Kan de minister iets zeggen over het resultaat in 2012? Zijn de geformuleerde doelstellingen gehaald? Als dat niet het geval is: waarom niet? Als dat wel het geval is: gaan we hier mee door in 2013?

Minister Opstelten:

De doelstelling is een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden in 2014, van 20% naar 40%. In 2012 heeft er een stijging plaatsgevonden tot ongeveer 30%. Die is gerealiseerd. Punt. Niet "mogelijkerwijze"; de stijging ís gerealiseerd. Vandaar ook dat ik heb kunnen zeggen, in overeenstemming met het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie, dat we op schema liggen en dat we onze taakstelling gaan halen. In 2012 werden rond de 650 criminele samenwerkingsverbanden aangepakt, tegen rond de 400 in 2009. Dat zijn een aantal cijfers die ik hierbij wil geven.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat zijn bemoedigende resultaten en zeer bemoedigende cijfers. Ik ben daar heel blij mee. Laat ik de minister in ieder geval meegeven dat er vanuit de VVD-fractie geen enkel bezwaar tegen is als hij bijvoorbeeld bij de behandeling van de begroting voor 2014 zou aangeven dat hij zijn ambitie verlegt naar 50% aangepakte criminele samenwerkingsverbanden. Dat moet kunnen. Ik zal bovendien geen geheim verklappen als ik zeg dat de VVD-fractie het ook goed zou vinden als het 60% wordt.

Minister Opstelten:

Ook ik zou het goed vinden als ik dat kon doen. Dat idee kan ik delen. Echter, als ik met een doelstelling kom, moet die ambitieus zijn maar ook realistisch. Bovendien moet die gesteund worden door het gezag dat een en ander moet aansturen, in dit geval het Openbaar Ministerie en de politie. Dus ik houd vast aan 40%. Ik ben blij en tevreden dat het de heer Van der Steur op Prinsjesdag duidelijk zal worden wat het uiteindelijk is geworden.

De heer Van der Steur sprak over Antwerpen. Er is uiteraard veel contact met België. Bij het onderscheppen van containers is er een structurele samenwerking met België en dus met Antwerpen.

De heer Bontes heeft iets gezegd over de politiecapaciteit. Die zou onvoldoende zijn om de drugscriminaliteit aan te pakken. Hij zal begrijpen dat de politiecapaciteit niet onbeperkt is. Ik heb mijn target gesteld. Daar heb ik zojuist al iets over gezegd. Om die target te halen, wordt er gewerkt aan het zo slim mogelijk inzetten van de beschikbare kennis en capaciteit. Deze aanpak sorteert effect; uit de cijfers blijkt dat er ieder jaar meer criminele samenwerkingsverbanden die zich met drugs bezighouden, worden aangepakt. Verder wordt er slim samengewerkt met de Belastingdienst, de steden en gemeenten, private partijen et cetera, in een integrale benadering.

Over qat heeft een aantal woordvoerders gesproken. Onder anderen mevrouw Van Toorenburg, de heer Van der Steur en de heer Bontes vroegen of qat wordt gedoogd. Het antwoord is nee. Qat is strafbaar sinds 5 januari jongstleden. Sindsdien zijn grote hoeveelheden in beslag genomen. Qat wordt absoluut niet gedoogd. Gebruikershoeveelheden worden in beslag genomen. Bij grote hoeveelheden wordt onherroepelijk tot vervolging overgegaan. Ik herken dat natuurlijk. In mijn beeld zijn er drie plaatsen waar men daarmee geconfronteerd wordt: Rotterdam, Tilburg en Uithoorn. Wij zullen erbovenop zitten. Het is een nieuw fenomeen wat het strafbaar stellen betreft. Ik zal ervoor zorgen dat politie en OM elkaar daar goed over informeren.

De heer Bontes (PVV):

De minister neemt afstand van hetgeen gister in de media stond. Daar stond duidelijk in dat politie en OM zeggen: wij kunnen of willen dit niet handhaven. Waar haal ik nou mijn zekerheid vandaan? Voor mijn fractie is dit namelijk een zwaar punt. Waar haal ik de zekerheid vandaan dat ook de lui met gebruikershoeveelheden worden aangepakt?

Minister Opstelten:

Dat moet de heer Bontes van mij aannemen. Ik heb het ook gelezen. Het stond in een heel klein berichtje in de ochtendbladen. Ik heb meteen gezegd: wat is dat in hemelsnaam? Dat wil ik immers niet. De heer Bontes stelt de vraag. Ik geef het antwoord. Dat is de kern van het verhaal.

De heer Bontes (PVV):

Waar komt dat dan vandaan?

Minister Opstelten:

Daar heb ik geen idee van. Ik kan niet in de bronnen van de kranten kijken. Ik heb de krant er natuurlijk ook niet naar gevraagd. Ik neem het wel serieus. Ik zal daar ook nader op ingaan. Wij moeten daar even naar kijken. Ik denk dat het te maken heeft met het fenomeen dat het sinds kort strafbaar is. Er zullen in de organisatie nog duidelijkere regels moeten worden opgesteld over hoe daar in de relatie tussen OM en politie mee moet worden omgegaan. Zo kan ik het verklaren, anders niet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De minister heeft gelijk; het is iets nieuws, wat wij handvatten moeten geven. Maar kan hij dan wel toezeggen dat hij gaat kijken wat er precies speelt en wat er is misgegaan, en dat hij de Kamer daarover bericht? Hij heeft onlangs iets over qat aan de Kamer geschreven, maar dit onderdeel zouden wij goed willen volgen. Kan de minister dat wel toezeggen?

Minister Opstelten:

Jazeker. Dat vind ik een reële vraag van mevrouw Van Toorenburg. Wij willen in alle scherpte precies weten waar wij staan. Daar zal ik de Kamer over informeren.

De heer De Wit heeft gevraagd naar de aanbieding van het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit op 13 maart. Ik herinner mij nog goed dat ik daar een brief over ondertekende. Jongstleden heb ik aangegeven hoe de aanpak van de ondermijnende criminaliteit eruitziet. Het is zowel een fenomeengerichte als een subjectgerichte aanpak. Bij het beoordelen van welke subjecten en groeperingen de grootste bedreiging vormen, wordt onder andere gekeken naar de criminele activiteiten die ze ontplooien, de mate waarin ze zich afschermen voor opsporing en de mate waarin ze geweld gebruiken. Die elementen staan centraal. Binnen de geïntegreerde aanpak worden deze subjecten op alle fronten aangepakt, niet alleen door ze voor de rechter te brengen en achter slot en grendel te krijgen, maar ook door ze op fiscaal en lokaal terrein te treffen.

De heer Van der Steur vroeg naar de hasjaanpak. Hasjhandel wordt ook nu al hard aangepakt. Ieder jaar worden er meer criminele organisaties aangepakt die zich onder andere hiermee bezighouden. Het voorstel over cannabis met een THC-gehalte van meer dan 15% zal de aanpak versterken. Daar wijs ik de heer Van der Steur op.

Mevrouw Hilkens vroeg wat ik met het Europol-rapport doe. Natuurlijk hebben we er al met de mensen van Europol over gesproken. Het Europol-rapport is mede door onze hulp tot stand gekomen, want zo gaat dat. Eigenlijk staan er geen verrassingen in. De bevindingen uit het rapport komen overeen met de uitkomsten van het dreigingsbeeld. In reactie op het dreigingsbeeld heb ik aangegeven wat we concreet gaan doen. Bij drugsbestrijding is veel internationale samenwerking. Daar heb ik net ook de nodige voorbeelden van gegeven. Natuurlijk worden de uitkomsten van het Europol-rapport meegenomen. Ik zal het ook opnemen met mijn collega's in de JBZ-Raad. Daar wordt het zeker ook geagendeerd.

De heer De Wit heeft ook gevraagd naar de financiële recherche in relatie tot bijvoorbeeld hennepteelt. Hij wil investeren in financiële expertise. In de breedte wordt het financieel-economische aspect in alle onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit onderzocht. Het is bekend dat ik voor de prioriteit van het afnemen van crimineel vermogen een target heb gesteld. Meerjarig en per jaar is het spannend om de target te halen. Het afgelopen jaar hebben we de target wel gehaald. Dat is elk jaar weer belangrijk. Ik werk daarbij samen met een aantal collega's. Ik noem de collega's van Economische Zaken, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik mag het coördineren, maar wij nemen het afnemen van crimineel vermogen dus integraal, met alle bijzondere opsporingsdiensten tezamen, buitengewoon serieus. De overheid laat hierbij één gezicht zien.

Mevrouw Van Toorenburg stipte een belangrijk punt aan, namelijk de ontwikkeling van levensgevaarlijke psychoactieve stoffen. Wij monitoren dat nationaal in het Drugs Informatie en Monitoring Systeem. Internationaal gebeurt dit via de EMCDDA. Ik had het bijna voluit willen zeggen, maar dat doe ik maar niet. Er is ook een red-alertsysteem, een landelijk waarschuwingssysteem. Mevrouw Van Toorenburg geeft terecht een signaal af, maar het onderwerp heeft dus onze scherpe aandacht.

Tot slot kom ik op een moeilijke vraag, namelijk over apaan. Je moet je in dit vak op alles oriënteren. Je moet ook alles weten; dat vind ik wel prettig. Mevrouw Hilkens vroeg: is het bezit van apaan niet strafbaar? Het is nu op zichzelf niet strafbaar, maar ik ga hierover volgens de gebruikelijke route in gesprek met mijn collega van VWS. Zij draagt namelijk de eerste verantwoordelijkheid. Wij doen het gezamenlijk, maar ik moet de kennis daar vandaan halen.

De heer Bontes (PVV):

Europol kwam met een bericht over Mexicaanse drugskartels. De minister heeft het in zijn algemeenheid over samenwerking gehad, maar ik wil graag dat hij specifiek ingaat op die levensgevaarlijke Mexicaanse drugskartels. Wat gaan wij daaraan doen?

Minister Opstelten:

De heer Bontes neemt mij hopelijk niet kwalijk dat ik niet aan casuïstiek ga doen, maar in samenwerkingsverbanden en Joint Investigation Teams, waarbij bijvoorbeeld tien landen samenwerken, moeten en zullen wij de strijd aangaan met deze bendes.

De heer Bontes (PVV):

Kent de minister de vrij recente berichtgeving van Europol? Deelt hij mijn specifieke zorg op dat terrein? Wij kunnen dit niet helemaal operationaliseren, dat begrijp ik, maar deelt de minister mijn zorg over de Mexicaanse drugskartels?

Minister Opstelten:

Wij zullen altijd elk drugskartel tegengaan. Ik ga hier geen specifiek antwoord op geven. Wat Europol zegt, is bij ons bekend en is totaal niet verrassend. Daarvoor staat Europol veel te dichtbij. Wij werken heel collegiaal samen. Als er aanleiding is om dit fenomeen aan te pakken, doen wij dat.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Ik kom even terug op de apaan. Ik weet er niet alles van; dit is een nogal ingewikkeld verhaal. De rechter heeft in een strafzaak geoordeeld dat het bezitten en produceren van apaan op zich niet strafbaar is. Daarop zei het Openbaar Ministerie dit wel zo te zien, omdat deze stof exclusief wordt gebruikt als grondstof voor synthetische drugs en daarom onder de Wet voorkoming misbruik chemicaliën zou moeten vallen. Het lijkt mij voor het OM en de rechter erg ingewikkeld om hierover een oordeel te vellen. Het lijkt mij bij uitstek een taak van het parlement en de minister om in dezen tot een besluit te komen. Ik vraag de minister of hij na overleg met zijn collega van VWS de Kamer per brief kan informeren over de uitkomst daarvan.

Minister Opstelten:

Dat zal ik graag doen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Wat D66 betreft zou de topprioriteit bij drugsbestrijding moeten liggen bij de bestrijding van harddrugs. De minister zegt dat hij zich baseert op onderzoeken die uitwijzen dat zijn softdrugsbeleid succesvol is. Ik wacht die in spanning af. Ik kan hem alvast wat cijfers meegeven die ik dan hopelijk ook terugkrijg in die onderzoeken. De gemeente Roermond heeft bijvoorbeeld de volgende cijfers gegeven: de drugshandel is gestegen met 258%, de drugsoverlast met 133% en de wapenhandel met 56%. Als dit het resultaat is van het beleid van deze minister, heb ik er een hard hoofd in dat zijn harddrugsbeleid succesvol zal zijn.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie vindt het bezit van qat voor eigen gebruik absoluut niet kunnen. Ik had een motie klaarliggen om het gedogen te voorkomen. De minister is er echter zo stellig en duidelijk over dat het absoluut niet gaat gebeuren, dat ik de motie niet indien. Ik wacht de rapportage van de minister af. Is die toereikend, dan verdwijnt de motie. Zo niet, dan ligt zij klaar.

De voorzitter:

Dat is een heel korte tweede termijn, want ik constateer dat de overige leden er geen behoefte aan hebben. Het antwoord van de minister moet in een paar minuten lukken.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik heb er ook geen behoefte aan; ik ben eerlijk naar mevrouw Berndsen. Zij noemde net Roermond. Zo gaan wij van stad tot stad en van dorp tot dorp in het land bekijken hoe het ermee staat. Ik heb ook geen goede cijfers gekregen over Roermond. Dat besef ik wel. De cijfers van Mevrouw Berndsen zijn waarschijnlijk dezelfde als de cijfers die ik in de rapportage heb gekregen. Er springen twee gemeenten uit waar het nog niet goed gaat en die dus speciale aandacht verdienen. Dat zijn Roermond en Venray.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 19.12 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven