Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 februari 2008 over de modernisering van het gevangeniswezen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Wij hebben een constructief overleg gehad met het kabinet over de modernisering van het gevangeniswezen. Bij modernisering moet je altijd oppassen in de politiek, want dat zou nog wel eens een bezuiniging met zich kunnen brengen. Dat is in dit geval ook zo. De staatssecretaris heeft nog een oude taakstelling meegekregen en daarbovenop een nieuwe van dit kabinet. Al met al dient zij in de komende jaren 5% te bezuinigen op het gevangeniswezen.

Ik dien vier moties in en wil daarmee de kwaliteit van onze gevangenissen op zijn minst op peil houden. Hier en daar gaat het ook om een aansporing om nog even door te denken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ter voorkoming van recidive de nazorg van ex-gedetineerden van essentieel belang is;

overwegende dat op dit moment nog onvoldoende sprake is van concrete afspraken tussen het Rijk en de gemeenten over de invulling van de nazorg en de verdeling van de verantwoordelijkheden;

verzoekt de regering, met spoed te komen tot afspraken met de diverse gemeenten over de verantwoordelijkheden en invulling van de nazorg van ex-gedetineerden, en de Kamer daarvan op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Velzen en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248(24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat thans voor alle gedetineerden geldt dat van 8.00 uur tot 17.00 uur een dagprogramma wordt gevolgd, waaronder wekelijks ongeveer 20 uur arbeid en/of onderwijs;

overwegende dat in de huidige plannen tot modernisering van het gevangeniswezen de gedetineerdenpopulatie zal worden ingedeeld in verschillende doelgroepen, waarbij arbeid en onderwijs niet automatisch tot een standaardregime zullen gaan behoren;

overwegende dat dit onwenselijk is, aangezien arbeid en onderwijs voor alle gedetineerden een belangrijk middel tot zelfverbetering en resocialisatie kunnen zijn en dus kunnen bijdragen aan het tegengaan van recidive;

verzoekt de regering, de plannen tot modernisering van het gevangeniswezen zo vorm te geven dat arbeid en onderwijs tot het standaardregime van iedere doelgroep zullen blijven behoren en niet onder de huidige urennorm zakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Velzen, Azough en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249(24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rol van de (verslavings)reclassering de afgelopen jaren een steeds kleinere rol in gevangenissen heeft gekregen;

overwegende dat deze ontwikkeling onwenselijk is met het oog op het terugdringen van recidive en de noodzaak van begeleiding van het grote aantal verslaafde gedetineerden;

verzoekt de regering, te onderzoeken volgens welke modaliteiten de (verslavings)reclassering kan worden teruggebracht in de gevangenissen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Velzen en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250(24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de BES-eilanden een nauwere band met Nederland zullen krijgen;

overwegende dat in de plannen daartoe ook een visie op de modernisering van het gevangeniswezen dient te worden opgenomen;

overwegende dat het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen en Aruba overwegend van lage kwaliteit is en dat de Committee for the Prevention of Torture (CPT) van de Raad van Europa zich zeer kritisch heeft uitgelaten over het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen;

verzoekt de regering, simultaan met de wijziging van het Statuut concrete plannen voor een verbetering van het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Velzen en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251(24587).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. In het debat over het gevangeniswezen in Nederland heeft de staatssecretaris weliswaar aangegeven dat zij bereid is om een van de drie bajes- ofte wel detentieboten vervroegd uit de vaart te halen, maar dat zij nog tijd nodig heeft om daarover met het personeel overleg te plegen. Het is mij duidelijk geworden dat de instantie die dat betreft, al personeel werft dat voldoet aan het volgende vereiste: men woont binnen een straal van 60 km van het detentiecentrum. Alphen aan den Rijn valt daarbinnen. Dat lijkt ons dan ook geen probleem te vormen. Bovendien wordt het personeel gevraagd dat zij over eigen vervoer beschikken. Dit is nog een reden om de detentieboten versneld uit de vaart te nemen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland nog steeds vreemdelingen (administratiefrechtelijk) in bewaring zijn gesteld op detentieboten die destijds zijn gebouwd om tijdelijke capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen op te vangen;

overwegende dat de detentieboten al geruime tijd onderwerp zijn van kritiek omdat de omstandigheden op de detentieboten slecht zijn;

overwegende dat het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa de Nederlandse regering heeft aanbevolen, zo snel mogelijk het gebruik van detentieboten te staken;

overwegende dat er geen capaciteitsproblemen meer zijn omdat recent een groot detentiecentrum in Alphen aan den Rijn in gebruik is genomen;

verzoekt de regering, in ieder geval geen nieuwe vreemdelingen op de detentieboot Stockholm te plaatsen en deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 mei 2008 te sluiten;

verzoekt de regering, de detentieboot Kalmar eveneens zo spoedig mogelijk buiten gebruik te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252(24587).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter...

De heer Teeven (VVD):

Gaat u nu niet te veel op de stoel van de staatssecretaris zitten? Zij heeft immers niet gezegd dat zij dat allemaal niet wil. De VVD-fractie vindt het ook niet zo wenselijk wat er op de Stockholm gebeurt, maar kunt u de staatssecretaris iets meer tijd geven? U bent toch ook voor een zorgvuldige behandeling van het personeel dat werkt in de detentiecentra?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Vandaar dat ik nu al pleit voor een plaatsingsstop, zodat er geen extra gedetineerden bij komen op die boot. Dat schept tijd. Ik heb ook de datum van 1 mei genoemd. Er is dus voldoende tijd. Ik heb zojuist ook aangehaald dat er specifiek personeel wordt geworven dat uit de regio komt en beschikt over eigen vervoer. Het probleem van het personeel is dus niet zo groot als u hier suggereert. Ik geef de staatssecretaris daar voldoende tijd voor.

Voorzitter. Ik heb nog twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verrichten van arbeid in detentie kan bijdragen aan het terugdringen van recidive;

overwegende dat de kans dat iemand recidiveert kleiner wordt als iemand na vrijlating het verrichte werk in detentie voort kan zetten, bijvoorbeeld in een werkplaats in de gemeente of door voor de arbeid terug te mogen keren naar de werkplaats in detentie;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om gedetineerden na detentie het verrichte werk voort te laten zetten, zodat de re-integratie van ex-gedetineerden zo soepel mogelijk zal verlopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Azough en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253(24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kabinetsinzet om recidive te verminderen in het gevangeniswezen vorm krijgt door het programma Terugdringen Recidive in te voeren;

constaterende dat het programma Terugdringen Recidive bedoeld is voor gemotiveerde veroordeelde gedetineerden die de Nederlandse taal voldoende beheersen, met een strafrestant van vier maanden of langer;

overwegende dat deze doelgroep te beperkt is omdat ook kortgestraften en mensen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen belang kunnen hebben bij deelname aan gedragsinterventies in het kader van het re-integratietraject;

verzoekt de regering, de doelgroep van het programma Terugdringen Recidive uit te breiden, om te beginnen door het programma geschikt te maken voor mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Azough en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254(24587).

Staatssecretaris Albayrak:

Mevrouw de voorzitter. Ik begin met de motie van de D66-fractie met de intentie om met spoed te komen tot afspraken met diverse gemeenten over verantwoordelijkheden bij het bieden van nazorg aan ex-gedetineerden. Bij dat onderwerp hebben wij in het algemeen overleg lang stilgestaan. De heer Pechtold refereerde daaraan. Ik heb de Kamer toegezegd dat zij voor de zomer 2008 een plan van aanpak over nazorg ontvangt. De gemeenten worden uitdrukkelijk bij de voorbereiding van dat plan betrokken. Het proces zal niet slagen als de gemeenten hun expliciete rol niet oppakken. Ik verzoek de Kamer om af te wachten wat het plan behelst en ontraad haar dan ook om deze motie aan te nemen.

De tweede motie van de D66-fractie heeft betrekking op de modernisering van het gevangeniswezen, arbeid en onderwijs. Tijdens het algemeen overleg hebben wij ook lang stilgestaan bij dat onderwerp. Ik heb de vaste Kamercommissie voor Justitie uitvoerig geïnformeerd over mijn plannen voor het gevangeniswezen. Tevens heb ik haar op de hoogte gebracht van mijn visie op het met verschillende doelgroepen leveren van maatwerk. Het gaat bijvoorbeeld om het onderscheid tussen langgeplaatsten – voor wie er een ander traject is nadat zij misschien eerst langdurig in een andere regio zijn opgesloten voordat zij de laatste vier maanden in de regio komen waar zij moeten resocialiseren – en kortgeplaatsten. De andere vier doelgroepen noem ik nu niet. Mij gaat het erom dat elke doelgroep een standaardpakket in maatwerk krijgt voor de dagindeling. Dan kan het gaan om arbeid, scholing, resocialisatie via gedragsinterventies, het ontvangen van bezoek, luchten, recreëren of bibliotheekbezoek. De dag van een gedetineerde ziet er ingewikkelder uit dan arbeid of scholing. Ik vind het voorstel heel sympathiek om arbeid en scholing voor iedereen standaard in het pakket te laten zitten, maar ik hecht eraan dat wij voor alle doelgroepen een pakket maken dat op hen is toegesneden, misschien zelfs op individueel niveau. Ik kan niet werken met een ongerichte invoering van de norm dat arbeid en scholing voor alle gedetineerden op dezelfde manier moeten gelden. Daarom moet ik ook de aanneming van deze motie ontraden.

Vervolgens wordt de regering verzocht om te onderzoeken volgens welke modaliteiten de verslavingsreclassering kan worden teruggebracht in de gevangenissen. Die verslavingsreclassering is eigenlijk nooit weg geweest. Wel is de rol ervan veranderd. Op dit moment proberen wij de verslavingsreclassering daar in te zetten waar zij nodig is. Dan gaat het vooral om de diagnose en de indicatiestelling, het verzorgen van gedragsinterventies en het toeleiden naar zorginstellingen nadat de detentie is afgelopen. Ook hier vraagt de motie vooral om het ongericht uitbreiden van de reclasseringsinzet in de gevangenissen. Dat is over de gehele linie geen verbetering. Daarom ontraad ik ook de aanneming van deze motie.

De vierde motie van de heer Pechtold gaat over de Antillen en de staatkundige hervormingen, die op dit moment in volle gang zijn. Wanneer het zo ver is, word ik inderdaad primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van de detentievoorzieningen op de BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Tot die tijd is dit de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van BZK, die in het kader van de afspraken die nu gelden primair verantwoordelijk is voor de kwaliteitsborgfunctie van het Koninkrijk. Dat wil niet zeggen dat wij nu niets doen met de detentiefaciliteiten op Curaçao en Bonaire, maar dat is een andere verantwoordelijkheid. Wanneer de staatkundige hervormingen zijn gerealiseerd, word ik primair verantwoordelijk voor de gevangenisfaciliteiten op de BES-eilanden. Ik hecht eraan dat wij op dat moment zo veel mogelijk hebben gerealiseerd dat de detentiefaciliteiten daar voldoen aan de normen die wij hier kennen en aan de normen van de European Committee for the Prevention of Torture, de instantie die onlangs nog op bezoek is geweest om te kijken of het allemaal op niveau is. Het rapport van dit comité is de Kamer bekend. In de motie wordt de regering verzocht, simultaan met de wijziging van het Statuut concrete plannen voor verbetering van het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen te ontwikkelen. Daar gaat deze motie scheef. De indiener moet hier een knip maken tussen de periode voor de staatkundige hervormingen en daarna, wanneer de detentiecentra onder Nederlandse verantwoordelijkheid kwalitatief op niveau moeten zijn. Wij zijn simultaan concrete plannen aan het ontwikkelen opdat de situatie op de BES-eilanden op orde zal zijn. Uit een andere verantwoordelijkheid zijn wij nu bezig met gesprekken, met name met Curaçao en Bonaire, over de manier waarop zij hierin hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Wij hebben al 9,5 mln. vrijgemaakt om de faciliteiten op Curaçao en Bonaire te verbeteren. Voor de uitvoering ervan zijn de eilanden primair verantwoordelijk. Dat geldt natuurlijk ook voor Aruba, al heeft dat eiland een andere status. Ik vind de inhoud van de motie dus heel sympathiek. Als de heer Pechtold hiermee wil zeggen dat het gaat om concrete plannen voor de verbetering van het gevangeniswezen op de BES-eilanden, vormt de inhoud van de motie ondersteuning van mijn beleid en heb ik er geen enkele moeite mee.

De heer Pechtold (D66):

Zo mag de staatssecretaris de inhoud inderdaad interpreteren. Zij zegt terecht dat zij in samenwerking met Aruba en de Antillen via het Plan Veiligheid aan celcapaciteit werkt. Dit staat dus mijns inziens los van het staatkundig proces. Het gaat mij er echter om dat ik haar hoor zeggen dat zij de verantwoordelijkheid voor het gevangeniswezen krijgt, met de staatkundige vernieuwingen op de drie kleinere eilanden. Daarop is zij zich nu al aan het prepareren door er voor te zorgen dat dit dan geregeld is. In de motie wordt zij ertoe opgeroepen om niet pas met het denken hierover te starten als de vernieuwingen zijn doorgevoerd. Daarom wil ik graag dat de staatssecretaris een positief advies geeft over de motie. Wij moeten vanaf dag 1 goed aan het werk kunnen en niet te laat met het denken hierover starten. Het tempo in de Caraïben ligt immers lager dan de gemiddelde detentie duurt.

Staatssecretaris Albayrak:

In de motie wordt gesuggereerd dat ik na de staatkundige hervormingen verantwoordelijk zou worden voor de andere eilanden. Nu dit is opgelost en de heer Pechtold zegt dat deze motie echt alleen maar gaat over de verantwoordelijkheid voor de BES-eilanden, heb ik geen enkele moeite met de motie; ik zei dat al.

Ik moet nog reageren op drie moties van mevrouw Van Velzen. Zij diende een motie in over het sluiten van de detentieboten. Vorig jaar hebben wij de detentie platforms in Zaandam in gebruik genomen. In november vorig jaar hebben wij verder het grote detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring in Alphen aan den Rijn geopend. Ik heb toen tijdens de openingstoespraak gezegd dat wij vanaf dat moment konden beginnen met het uitfaseren van de detentieboten. Deze zijn in gebruik genomen vanwege de behoefte aan capaciteit voor de vreemdelingenbewaring en waren altijd bedoeld als een tijdelijke voorziening. Nu is die capaciteit er. Ik heb tijdens de opening echter ook gezegd dat het uitfaseren van de boten op een zorgvuldige manier moet gebeuren. Daarbij spelen financiële en personele zaken een rol.

In de motie van mevrouw Van Velzen wordt ervan uitgegaan dat het personeel van Securicor al voorwaarden heeft waardoor wij aan deze medewerkers kunnen vragen om niet in Rotterdam maar in Alphen aan den Rijn te werken. Er werken naast het personeel van Securicor echter nog veel meer mensen op die boot. Ik heb daar een hele ploeg mensen van de Dienst Terugkeer & Vertrek. Deze mensen zijn dagelijks bezig met het voorbereiden van het vertrek van illegalen. Het ligt dus echt wat ingewikkelder en er is een wat zorgvuldiger proces nodig dan mevrouw Van Velzen in haar motie suggereert. Ik heb in het debat ook al gezegd dat de boten zullen worden uitgefaseerd zodra dit mogelijk is. Ik kan hierover nog iets concreter worden. Vanaf 1 april stoppen wij met het plaatsen van nieuwe vreemdelingen op de Stockholm. Als wij het zo doen, kunnen wij op een natuurlijke wijze de leegstroom tot stand brengen en zorgvuldig met het personeel omgaan. Dit personeel is op 4 februari ingelicht over het voornemen om de Stockholm op deze manier uit te faseren. Ik meen echt dat de nodige zorgvuldigheid moet worden betracht in het belang van het personeel. Dat moet de keuze kunnen maken voor eventueel een baan op een andere locatie. Daarover gaan de mensen primair zelf; ik kan hen niet dwingen om in Alphen aan de Rijn te gaan werken.

De tweede boot in Rotterdam, de Reno, is al buiten gebruik. Het gaat dus hard. Ook bij de derde boot, de Kalmar in Dordrecht, gaat het in principe om tijdelijke capaciteit. Het uitfaseren ervan heb ik echter uitdrukkelijk gekoppeld aan de opening van het detentiecentrum in Rotterdam. Daar zullen wij weer extra vreemdelingendetentiecapaciteit realiseren. Ik moet steeds goed in de gaten houden hoeveel capaciteit er nodig is, hoeveel vreemdelingen er in bewaring worden genomen voor uitzetting en hoe dit in de structurele capaciteit mogelijk is. Antwoorden op deze vragen zijn steeds gekoppeld. Een en ander betekent waarschijnlijk dat de boot in Dordrecht in 2010 buiten gebruik kan worden gesteld.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Mijn verzoek wijkt nadrukkelijk af van wat de staatssecretaris nu toezegt. Ik moet eerst een misverstand uit de wereld helpen. Ik had het inderdaad over Group 4 Securicor, want de staatssecretaris weet ook dat Securicor een andere naam heeft gekregen. Voor hen zou het minder problematisch zijn. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat dit voor het personeel geen grote verandering is. Er is tijd voor nodig. Daarom heb ik aan de staatssecretaris voorgesteld om de periode tot 1 mei te benutten. Hoeveel tijd heeft de staatssecretaris nodig om deze personele zaken te regelen?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb in november aangekondigd dat ik van die boten af wil en dat ze op een zorgvuldige manier uitgefaseerd moeten worden, zowel financieel als personeel. Vanaf 1 april worden geen nieuwe mensen meer geplaatst op de Stockholm in Rotterdam. Daardoor kan deze boot per 1 oktober buiten gebruik zijn. Deze termijnen heb ik nodig om de zorgvuldigheid die ik hooghoud te kunnen betrachten. Ook het aannemen van deze motie moet ik dus ontraden.

In haar tweede motie verzoekt mevrouw Van Velzen de regering om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om gedetineerden na detentie het verrichte werk voort te laten zetten, zodat de re-integratie van ex-gedetineerden zo soepel mogelijk zal verlopen. Volgens mij is het in het belang van ons allen om, waar mogelijk, de ex-gedetineerde de werkzaamheden te laten voorzetten waarmee hij tijdens de detentieperiode is begonnen, indien de werkgever oordeelt dat de gedetineerde bij hem aan de slag kan. Ik weet niet of hiervan op dit moment voorbeelden bestaan. Mevrouw Van Velzen vraagt mij om de mogelijkheid hiervan te onderzoeken. Dit past in mijn visie op het gevangeniswezen en de modernisering daarvan. Ik wil dat gedetineerden de programma's die in de detentieperiode beginnen en moeten leiden tot gedragsverandering, zoals resocialisatie en gedragsinterventies, zo veel mogelijk voortzetten in de samenleving buiten de gevangenismuren. Deze motie is daarom niet alleen ondersteuning van beleid, maar ook een stukje nieuw beleid. Mevrouw Van Velzen vraagt immers om een onderzoek naar de vraag of de verrichte werkzaamheden kunnen worden voortgezet buiten de gevangenismuren. Ik zal kijken of ik de motie kan uitvoeren. Daarop kom ik later terug.

De heer Jager (CDA):

Wij moeten oppassen dat de werkzaamheden die binnen de gevangenis worden aangeboden, en daar in arbeid voorzien, straks niet verdwenen zijn. Bedoelt de staatssecretaris dat de werkzaamheden die van buiten de gevangenis worden aangeboden, meegaan naar buiten, of moeten wij ervoor zorgen dat de arbeid ten behoeve van de gedetineerden binnen de gevangenismuren blijft?

Staatssecretaris Albayrak:

De gedetineerden verrichten op dit moment twee typen werk. Het ene type richt zich op alles wat zich binnen de gevangenismuren afspeelt, zoals het beheer en het onderhoud van de gevangenis. Dat is de kostenbesparende arbeid. Daarmee dragen gedetineerden bij aan de exploitatie van de gevangenis. Het andere type werkzaamheden komt overeen met het werk dat in de markt wordt verricht. Dit type is afhankelijk van de bereidheid van werkgevers en bedrijven, callcenters bijvoorbeeld, om gedetineerden hun werk in de gevangenis te laten verrichten. Alles is erop gericht om gedetineerden meer mogelijkheden te bieden om binnen de gevangenismuren te werken. Het is dus niet zo dat het werk binnen de gevangenis door de gedetineerden wordt meegenomen buiten de gevangenis. Met zo'n vervanging zou ik niet blij zijn. Dat bedoelt mevrouw Van Velzen ook niet.

In haar laatste motie verzoekt mevrouw Van Velzen om de doelgroep van het programma Terugdringen Recidive uit te breiden, om te beginnen door het programma geschikt te maken voor mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen. Op dit moment is hierin niet voorzien. De gedragsinterventies die wij nu aanbieden, worden alleen aangeboden als blijkt dat bij een gedetineerde criminogene factoren aanwezig zijn, die hebben geleid of opnieuw kunnen leiden tot crimineel gedrag. Om dit te bepalen gebruiken wij het risicotaxatie-instrument RISc. Dit is op dit moment alleen in het Nederlands beschikbaar. Op niet-Nederlandstaligen kan dit instrument niet worden toegepast.

Taalonderwijs kan wel geïndiceerd zijn. Bij langdurig gedetineerden, voor wie dit het meest voor de hand ligt, kan geprobeerd worden via onderwijs in de Nederlandse taal de voorbereiding op de samenleving voor elkaar te krijgen. Voor kortverblijvenden is de duur van het verblijf te kort om dit type investeringen te doen en dus ook om gedragsinterventies te plegen. Het grootste deel van de gevangenen verblijft, zoals men weet, minder dan een maand in de gevangenis en een belangrijk deel daarvan weer minder dan twee weken. Wij hebben grote ambities, maar wij moeten met onze schaarse middelen bekijken voor welke doelgroep dit echt de meeste zoden aan de dijk zet.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het dictum van mijn motie gaat niet over de kortgestraften maar slechts over de mensen die niet of gebrekkig Nederlands spreken. De staatssecretaris concludeert terecht dat het RISc-instrument daarvoor niet geschikt is. Dit wil niet zeggen dat wij deze groep niet moeten helpen in het voorkomen van recidive. Ik wil daarom graag een reactie van de staatssecretaris op mijn voorstel. Zij zou het met mij eens moeten zijn dat juist deze groep eveneens begeleid moet worden in het voorkomen van recidiverend gedrag, zij het misschien met een ander middel.

Staatssecretaris Albayrak:

Daarvoor is de vraag van mevrouw Van Velzen te vaag. Zij heeft het over het uitbreiden van Terugdringen Recidive door het programma voor deze doelgroep geschikt te maken. "Het" programma, zegt zij. Terugdringen Recidive is een enorm breed programma. Wat houdt "uitbreiden" dan precies in en wat is "geschikt maken voor deze doelgroep"? Dit wil natuurlijk niet zeggen dat wij hiermee niets doen. Ik heb zojuist gezegd dat wij taalonderwijs aanbieden. Dit zal met name voor de langdurig verblijvenden van belang zijn. Voor het terugdringen van recidive bij kortverblijvenden zetten wij in op de "warme overdracht" en zorgen wij ervoor dat in de nazorg alle instanties die niet in de gevangenis maar daarbuiten met zo iemand aan de slag gaan, voldoende armslag hebben. Er is dus aandacht voor. Een ongerichte uitbreiding van het programma Terugdringen Recidive is op dit moment wat mij betreft niet nodig.

De voorzitter:

U ontraadt dus het aannemen van deze motie?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ontraad het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om donderdag, de dag voor het reces, over deze moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven