32 500 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

A.

Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingsvoorstel

2

   

B.

Begrotingstoelichting

3

   
 

Lijst met afkortingen

212

 

Trefwoordenlijst

214

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het jaar 2011 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2011. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2011.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2011 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Algemene Inspectie Dienst, Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen, Dienst ICT Uitvoering, Plantenzieketenkundige Dienst en Voedsel en Warenautoriteit voor het jaar 2011 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomenbegrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel en de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

B. BEGROTINGSTOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

1.

LEESWIJZER

4

   

2.

HET BELEID

8

2.1

De Beleidsagenda

8

2.1.1

Hoofdlijnen van beleid

8

2.1.2

Financieel Kader

15

2.2.

De beleidsartikelen

26

 

21 Duurzaam Ondernemen

26

 

22 Agrarische ruimte

55

 

23 Natuur

62

 

Bijlage Overzichtsconstructies ILG

78

 

24 Landschap en Recreatie

80

 

Overzichtsconstructie Groene Hart

93

 

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

95

 

26 Kennis en Innovatie

113

 

27 Bodem, water ren reconstructie zandgebieden

131

2.3.

De niet-beleidsartikelen

137

 

28 Nominaal en onvoorzien

137

 

29 Algemeen

138

   

3.

DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

142

   

4.

DE BATEN-LASTENDIENSTEN

145

 

Algemene Inspectie Dienst (AID)

145

 

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

150

 

Dienst Regelingen (DR)

155

 

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

159

 

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

163

 

Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

169

   

5.

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

175

   

6.

BIJLAGEN

185

6.1.

Moties en toezeggingen

185

6.2.

ZBO's en RWT's

199

6.3.

Europese geldstromen

204

6.4.

Lijst met afkortingen

212

6.5.

Trefwoordenregister

214

1. LEESWIJZER

Gezien de demissionaire status van het kabinet is besloten tot een beperkte technische invulling van de beleidsagenda en een beleidsarme begroting 2011. Daar waar de beleidsagenda’s in voorgaande jaren uitgebreid ingingen op de prioriteiten uit het kabinetsprogramma «Samen werken, samen leven» (2007) van het kabinet Balkenende IV, aangevuld met maatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord «Werken aan de toekomst « (2009) en de prioriteiten van de minister, is de opzet voor 2011 sober van aard.

In de beleidsagenda zal vooral worden ingegaan op staand beleid en relevante beleidsarme ontwikkelingen die de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

Presentatie begroting 2011

Experiment verbetering begroting en verantwoording

Het ministerie van LNV heeft samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken, VROM, WWI, VWS en Jeugd en Gezin meegedaan aan het experiment verbetering begroting en verantwoording.

Het experiment had tot doel om de politieke zeggingskracht en de focus van de begroting en het jaarverslag te vergroten en de verantwoordingslasten terug te brengen. Dit had vooral gevolgen voor de wijze waarop beleidsinformatie werd opgenomen in de begroting en het jaarverslag. Met het behandelen van de jaarverslagen 2009 door de Tweede Kamer eindigt formeel dit experiment. In samenwerking met de Algemene Rekenkamer wordt dit experiment geëvalueerd door het ministerie van Financiën en de deelnemende departementen. Begin 2011 zal aan de hand van deze evaluatie met de Tweede kamer worden besproken in hoeverre deze experimentele werkwijze rijksbrede invoering verdiend.

Beleidsagenda

In verband met de demissionaire status van het kabinet is er sprake van een beleidsarme beleidsagenda waarin geen nieuwe beleidsintensiveringen zijn opgenomen. In de beleidsagenda is de indeling naar kabinetsdoelstellingen van het kabinet Balkenende IV komen te vervallen. De outcome- en outputindicatoren zijn verschoven van de beleidsagenda naar de betreffende beleidsartikelen. Tevens zijn de overzichtstabellen «status kabinetsdoelstellingen» en «geraamde uitgaven per kabinetsdoel voor 2009, 2010 en 2011» niet in de beleidsagenda van de begroting 2011 opgenomen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de 4 domeinen van het LNV beleid. Dit betreft het domein duurzaam produceren agro- en visserijcluster, het domein kennis en innovatie, het domein natuur, landschap en platteland en het domein voedsel, dier en consument. Tenslotte wordt in de beleidsagenda het financieel kader opgenomen. Hierin staan de belangrijkste budgettaire mutaties vermeld vanaf de stand ontwerp-begroting 2010.

Beleidsartikelen

Per begrotingsartikel worden de beleidsdoelen vertaald in operationele doelen en instrumenten. De ontwikkelingen van de uitgaven en de doelen die zij dienen worden toegelicht en waar mogelijk in de tijd weergegeven en indien zinvol grafisch geïllustreerd. Dit betekent aandacht voor de instrumenten en voor de historische ontwikkeling van de uitgaven en prestaties om tot een goede onderbouwing van de uitgaven te komen.

Maatschappelijke effecten in de begroting

Indicatoren

De inzet is erop gericht om de maatschappelijke effecten van de hoofdlijnen en beleidsprioriteiten van beleid beter zichtbaar en meetbaar te maken en in samenhang te tonen. Dit met focus op de hoofdlijnen van beleid in zowel de begroting als de verantwoording.

In de begroting 2011 is een verdere verbeterslag aangebracht door het opnemen van 17 nieuwe indicatoren, die focussen op de hoofddoelstellingen van het LNV-beleid. Tevens zijn 10 minder relevante indicatoren komen te vervallen. Hierbij is gestreefd de indicatoren meer te richten op het maatschappelijk resultaat, de rol en verantwoordelijkheden van LNV en de vragen die in de maatschappij leven. De begrotingsindeling is ten opzichte van de begroting 2010 niet gewijzigd met het oog op de gevraagde herkenbaarheid van de LNV begroting.

Comply or explain

Sinds 2006 is voor het opnemen van indicatoren in de beleidsartikelen een zogenaamde comply or explain-regeling van kracht. Deze houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken, mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is.

Per saldo zijn alle algemene en operationele doelen van LNV belegd met een indicator, hetzij bij het begrotingsartikel zelf, hetzij deels met een verwijzing naar de jaarlijkse ILG rapportage/EHS-rapportage Groot Project voor wat betreft de beleidsartikelen 22, 23,24 en 27.

Meerjarenprogrammering beleidsdoorlichting

Volgens de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften dient er in de begroting een programmering van beleidsdoorlichtingen opgenomen te worden. Reguliere evaluaties richten zich veelal op een deel van het beleid of op beleidsinstrumenten. Een beleidsdoorlichting daarentegen is een evaluatie op het niveau van de algemene (of operationele) doelstelling. LNV heeft er voor gekozen alle beleidsdoorlichtingen op het niveau van de algemene doelstelling uit te voeren. Beleidsterreinen dienen eens in de 5 à 7 jaar doorgelicht te worden, afhankelijk van de beleidscyclus. De totale programmering voor LNV ziet er als volgt uit:

Meerjarenprogrammering

beleidsdoorlichtingen

2009

21 Duurzaam ondernemen

2010

23 IBO Natuur

2011

22 Agrarische ruimte

 

24 Landschap en recreatie

 

27 Reconstructie

2012

26 Kennis en Innovatie

2013

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

2014

23 Natuur

2015

21 Duurzaam ondernemen

De beleidsdoorlichting 21 Duurzaam ondernemen is op 19 mei 2010 naar de Kamer gestuurd (kamerstuk 31 104, nr. 3). In lijn met het kabinetsbeleid om de evaluatielast terug te dringen geldt de IBO Natuur (kamerstuk 31 588, nr. 3) als beleidsdoorlichting. De beleidsdoorlichtingen van artikel 22, 24 en 27 zullen in 2011 plaatsvinden, zodat gebruik kan worden gemaakt van de resultaten van de Mid term Review ILG. Per ultimo 2011 heeft voor elk begrotingsartikel een beleidsdoorlichting plaatsgevonden. In 2012 begint LNV in feite aan de tweede ronde.

De beleidsdoorlichtingen zijn bij de desbetreffende beleidsartikelen opgenomen in het overzicht «Onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid».

Overzichtsconstructies

Er zijn in de LNV-begroting twee overzichtsconstructies opgenomen, nl. de overzichtsconstructies ILG en Groene Hart.

De overzichtsconstructie «Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)» is opgenomen achter begrotingsartikel 23. Deze overzichtsconstructie heeft tot doel om inzicht te bieden in de omvang en herkomst van het beschikbare ILG budget over de totale ILG periode van 2007–2013. Hierin zijn ook de bijdragen van andere departementen opgenomen. De minister van LNV is verantwoordelijk voor de jaarlijkse storting in het Groenfonds ten behoeve van de provincies.

De overzichtsconstructie Groene Hart biedt inzicht in de Rijksmiddelen die in het Groene Hart neerslaan. De minister van LNV is programmaminister voor het Groene Hart, één van de rijksprogramma’s die deel uitmaken van de uitvoeringsagenda Randstad Urgent. Achter begrotingsartikel 24 is de overzichtsconstructie Groene Hart opgenomen.

Daarnaast zijn in de begrotingen van Buitenlandse Zaken en VROM respectievelijk de overzichtsconstructies HGIS en Milieu opgenomen, waar ook LNV-middelen deel van uitmaken.

Fiscale instrumenten

Het beleidsinstrumentarium dat LNV inzet om zijn doelstellingen te realiseren bestaat naast instrumenten die de LNV begroting belasten ook uit fiscale instrumenten.

De twaalf LNV-specifieke regelingen zijn bij de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De financiële reeksen sluiten aan bij de ramingen van deze fiscale instrumenten uit de Miljoenennota 2011.

Fiscale faciliteit

Directe/indirecte belasting

Artikel LNV-begroting

1. Landbouwvrijstelling

Direct

21

2. Bosbouwvrijstelling

Direct

23

3. Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Direct

23

4. Vrijstelling forfaitair rendement bos- en natuurterrein

Direct

23

5. Verlaagd tarief energiebelasting glastuinbouw

Indirect

21

6. Laag BTW tarief sierteelt

Indirect

21

7. BTW Landbouwregeling

Indirect

21

8. Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen (zgn. rode diesel)1

Indirect

21

9. Vrijstelling landinrichting

Direct

22

10. Vrijstelling BBL

Direct

22

11. Vrijstelling cultuurgrond

Direct

22

12. Vrijstelling natuurgrond

Direct

23

XNoot
1

Waarvan aandeel landbouwsector circa 40 %.

Naast deze LNV-specifieke regelingen kunnen de LNV-sectoren gebruik maken van generieke fiscale faciliteiten op het gebied van ondernemerschap en duurzaamheid, zoals:

zelfstandigenaftrek, doorschuiven stakingswinst, bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, energie-investeringsaftrek, milieu-investeringsaftrek en vervroegde afschrijving op milieu-investeringen.

EU-financiering

Voor het LNV-beleidsterrein is het EU-beleid van groot belang. Vanuit de EU wordt voor verschillende beleidsterreinen EU-steun gegeven. In de begroting is dit zowel bij de beleidsartikelen als de EU-bijlage aangegeven. Bij de betreffende beleidsartikelen is het meerjarig budgettair belang van EU-financiering weergegeven.

EU-Financiering

Artikel/bijlage LNV-begroting

1. GLB/Plattelandsbeleid (POP-2)

21, 22, 23, 24

2. Europees Visserij Beleid (EVF)

21, EU-bijlage

3. TSE/Bluetongue

25

4. Zevende Kader Programma Onderzoek

26

5. Landbouwheffingen

29

6. GLB/pijler 1 en 2

EU-bijlage

7. EU-structuurfondsen

EU-bijlage

Financiering vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES)

Het FES is voor LNV een belangrijke financieringsbron ten behoeve van innovatie, onderzoek en «groene» beleidsopgaven. In onderstaand overzicht is aangegeven welke FES middelen op welke beleidsartikelen worden begroot. Bij de betreffende beleidsartikelen is het meerjarig budgettair belang van FES-financiering weergegeven.

Fonds Economische Structuurversterking (FES)

Artikel/bijlage LNV-begroting

Luchtkwaliteit

21

Plantenkundig Onderzoek

21

Verminderen methaanemissie

21

Greenports (waaronder Mooi en Vitaal Delfland)

22

Klavertje 4

22

Primaviera

22

Natuurpilot Ijmeer

23

Westerschelde (inrichten EHS)

23

Nieuwe Hollandse Waterlinie

24

Westflank Haarlemmermeer

24

Impuls Veterinaire Aviare Influenza

26

Kennis Bsik (Transitie Duurzame Landbouw (TDL))

26

Inn.prog. TTI Groene Genetica

26

Inn.progr. Potato Genome Sequencing

26

Inn.progr. Phytophthora

26

Biosolar Cells

26

Westelijke Veenweidegebieden

27

2. HET BELEID

2.1 De Beleidsagenda

2.1.1 Hoofdlijnen van beleid

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werkt aan een duurzame en innovatieve agrarische sector, aan behoud van biodiversiteit en van de kenmerkende eigenschappen van ons Nederlandse platteland en aan de voorwaarden voor kwalitatief goed, duurzaam en gezond voedsel. In de beleidsagenda worden jaarlijks de hoofdlijnen van beleid weergegeven. Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een beperkte technische invulling van de beleidsagenda 2011. Daar waar de beleidsagenda’s in voorgaande jaren uitgebreid ingingen op de prioriteiten uit het kabinetsprogramma Balkenende IV, aangevuld met prioriteiten van de minister, is de opzet dit jaar sober van aard. Er zal vooral worden ingegaan op eventuele relevante beleidsarme ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

In 2011 zullen de gevolgen van de financiële en economische crisis, ondanks de eerste tekenen van herstel, ook in de agro- en visserijsectoren stevig blijven en druk zetten op de rendementen. Het belang van deze sectoren voor Nederland is groot. Het agrocluster is goed voor 10% van de werkgelegenheid en meer dan 25% van de export. Nederland behoort wereldwijd tot de top-drie van de grootste exporteurs van agrarische producten en levert daarmee een belangrijke bijdrage (10%) aan het nationaal inkomen. Maar er is niet alleen een economisch belang. Het agrocluster is ook een belangrijke schakel in de wereldvoedselproductie. Niet alleen door de primaire productie of de doorvoer in de agroketens, maar ook door de innovaties en kennisoverdracht naar ontwikkelingslanden.

De aandacht voor de wereldvoedselproductie is ook in 2011 van groot belang. Er wordt in de wereld weliswaar voldoende voedsel geproduceerd om iedereen te kunnen voeden. Toch heeft nog steeds bijna één miljard mensen een inkomen van minder dan 1 dollar per dag en lijden meer dan 800 miljoen mensen honger. In het kader van de Millenniumdoelen is het onze internationale opgave om het aantal mensen in de wereld dat in armoede leeft in 2015 te halveren. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) zal samen met het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking daaraan bijdragen door in 2011 verder uitvoering te geven aan de notitie «Landbouwontwikkeling, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid».

Naast de economische crisis en de voedselcrisis hebben we in internationaal perspectief ook te maken met de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis, de energiecrisis en de watercrisis. Deze crises vragen om een coherente beleidsaanpak in samenwerking met andere departementen. Bovendien is het belangrijk dat maatschappelijke actoren, waaronder bedrijven, worden aangesproken op het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Daardoor worden doelstellingen concreet.

De Europese Commissie heeft aangekondigd begin 2011 een Europese biodiversiteitsstrategie te publiceren. Die vormt samen met de voor 2011 voorziene evaluatie van het huidige programma biodiversiteit èn de resultaten van de Task Force Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen de opmaat voor de beleidsinzet vanaf 2012.

Als follow-up van de 17e sessie van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling is LNV verantwoordelijk voor de conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaat die begin november 2010 wordt gehouden en die LNV in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Wereldbank en FAO organiseert. Ook zal in 2011 nadere invulling worden gegeven aan een wereldwijde task force die meehelpt aan de praktische uitwerking van de resultaten van de 17e sessie door succesvoorbeelden voor alle landen inzichtelijk te maken.

De Europese agenda geeft in 2011 de nodige uitdagingen. Naar verwachting zal de Europese Commissie in november 2010 haar ideeën over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ná 2013 ontvouwen. Nederland deed dat al in september 2008 in de zogenaamde Houtskoolschets. Naar aanleiding hiervan zal Nederland met een nadere uitwerking komen van de visie die in de Houtskoolschets is gepresenteerd. De Nederlandse ideeën over de toekomst van het GLB spelen een belangrijke rol in de Europese discussie. In 2011 zal de maatschappelijke dialoog en de consultatie over de toekomstige invulling van het GLB worden voortgezet. Tevens zal een onderzoekspilot naar gebiedsgerichte beloning van maatschappelijke prestaties worden uitgevoerd.

In het kader van de Health Check (artikel-68 maatregelen) wordt de komende jaren elk jaar 22 miljoen euro aan Europese inkomenssteun ingezet voor de gerichte beloning van specifieke maatschappelijke prestaties. Hiermee wordt een belangrijke volgende stap gezet in verdere innovatie, verduurzaming en vermaatschappelijking van het GLB. Ook wordt in de periode tot en met 2013 in totaal ca. 145 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor Nederland in het kader van Europees plattelandsbeleid. Deze bedragen zijn gericht op de ondersteuning van maatschappelijke waarden op het gebied van natuur-, milieu- en waterkwaliteit, innovatie en duurzame energie.

Met betrekking tot het Europese visserijbeleid heeft het kabinet na een brede maatschappelijke discussie eind 2009 zijn visie «Vis, als duurzaam kapitaal» gegeven op het groenboek van de Europese Commissie over de toekomst van het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Speerpunten voor de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de hervorming van het GVB zijn een duurzaam gebruik van het ecologisch kapitaal, sterkere marktwerking en het afstemmen van de besluitvorming op lange termijndoelstellingen. De Commissie zal naar verwachting begin 2011 met voorstellen komen. Dit moet in 2012 tot finale besluitvorming leiden.

De verduurzaming en vermaatschappelijking van het GLB en GVB leiden tot een toenemende verwevenheid tussen het landbouw- en natuurbeleid. Het duurzaam samengaan van natuur en landschap met andere gebruiksfuncties biedt kansen voor oplossingen tegen de crises van deze tijd. Met haar ruim 75 jaar ervaring zal LNV ook in 2011 een bijdrage leveren aan de verbinding van people, profit en planet. Dit wordt gesymboliseerd in het LNV-motto «Leven van het land, geven om natuur».

De beleidsarme invulling van de LNV-begroting laat zich het best beschrijven aan de hand van vier domeinen, te weten duurzaam agro- en visserijcluster/ kennis en innovatie/ natuur, landschap en platteland/ voedsel, dier en consument.

Domein duurzaam agro- en visserijcluster

Duurzaam produceren betekent dat het Nederlandse agro- en visserijcluster met behoud van concurrentiekracht door de hele keten heen produceert met respect voor mens, dier, plant, milieu en omgeving, inclusief de effecten daarvan elders in de wereld (verminderen van de ecologische voetafdruk). De maatschappelijke discussies rondom onderwerpen zoals dierenwelzijn, schaalvergroting, milieu, volksgezondheid, landschappelijke inpasbaarheid en het wereldvoedselvraagstuk vragen om een innovatieve verduurzamingsslag door ketenpartijen en om een faciliterend en stimulerend beleid van de overheid. LNV doet dit onder andere door het stimuleren van innovaties – door middel van onderzoek, subsidies en fiscale instrumenten – en het rond de tafel brengen van partijen om zo de gezamenlijke verantwoordelijkheid te beleggen en vorm te geven. In 2011 zal het convenant Verduurzaming dierlijke producten verder worden uitgevoerd. Daarbij werken ketenpartijen aan het ontwikkelen en in de markt zetten van duurzame dierlijke producten in het segment tussen «gangbaar» en «biologisch». Samen met keten- en maatschappelijke partners voert LNV de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij uit om te komen tot een toekomstbestendige, integraal duurzame veehouderij die produceert met behoud van breed maatschappelijk draagvlak.

Het Nederlandse agro- en visserijcluster is sterk internationaal georiënteerd en gepositioneerd. Innovatie en verduurzaming in de totale keten – van grond tot mond – zijn onmisbaar voor behoud en verdere ontwikkeling van deze internationale positie. LNV zet daarom sterk in op innovatie in en verduurzaming van nationale èn internationale productie- en handelsketens. Niet alleen vanuit economisch en ecologisch perspectief, maar ook met het oog op huidige en toekomstige generaties. In dat kader wordt de interdepartementale inzet om de internationale grondstoffenketens blijvend te verduurzamen in 2011 voortgezet, onder andere door de zogeheten internationale «rondetafels» (Round Tables voor palmolie en soja) en de inzet in bilaterale en multilaterale overheidsfora (bijv. partnerships, EU- en UN-overlegfora en -programma’s). Ook op nationaal niveau zullen initiatieven van marktpartijen om productieketens te verduurzamen, zoals het actieplan duurzame handel 2011–2015, door de overheid worden gefaciliteerd.

Verduurzaming betekent ook het werken aan een «biobased economy»: een economie die minder afhankelijk is van fossiele grondstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool en meer gebruik maakt van biomassa voor toepassing in de waardeketen voor chemie, materialen, transportbrandstoffen en energie. In dat kader zal in 2011 verder worden ingezet op het faciliteren van onderzoek en het stimuleren van kansrijke projecten en innovaties die deze transitie concreet vormgeven en alle onderdelen in de waardeketen ontwikkelen. Dit tegen de achtergrond van het verwachte SER-advies over de biobased economy in Nederland.

In 2011 wordt verder uitvoering gegeven aan het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

Ieder jaar wordt per deelsector een jaarwerkprogramma opgesteld, ook in 2011. Hierin worden concrete projecten opgenomen die bijdragen aan het realiseren van het einddoel in 2020 (30% reductie broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990).

In de glastuinbouw krijgt deze energietransitie ook in 2011 vorm in onder meer het programma «Kas als energiebron», waarbij LNV en sectorpartijen samenwerken aan klimaatneutrale kassen die duurzame warmte en elektriciteit leveren.

In 2011 zal de Europese Commissie de uitkomsten van de evaluatie van het Europese fytosanitaire stelsel omzetten in een EU-fytostrategie en nieuwe voorstellen voor regelgeving. Deze worden besproken met de Europese lidstaten. In dat kader is Nederland bezig met een visie over het fytosanitaire beleidsterrein. Dit wordt gedaan in overleg met het betrokken bedrijfsleven.

Ook het bevorderen van de markttoegang in derde landen (= landen buiten de EU) zal in 2011 de nodige aandacht vragen. De Europese Commissie werkt aan een modernisering van het Europese stelsel voor teeltmateriaal. In 2011 zal hieraan in overleg met de Commissie verder worden gewerkt. Nederland zal zich ook inzetten voor het (internationaal) beter in balans brengen van het octrooi- en kwekersrecht.

LNV werkt binnen de plantaardige productie samen met de sector aan een duurzame gewasbescherming en een effectief middelenpakket. De beleidsdoelstellingen voor een duurzaam gewasbeschermingsmiddelenbeleid – vastgelegd in de nota Duurzame Gewasbescherming 2004–2010 – worden door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geëvalueerd. De resultaten komen in 2011 beschikbaar.

Het nationale gewasbeschermingsmiddelenbeleid is gebaseerd op Europese regelgeving. De implementatie van de nieuwe Europese verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen en de richtlijn over duurzaam gebruik van pesticiden dienen in 2011 in wetgeving te zijn verankerd. De richtlijn schrijft een nationaal actieprogramma voor die in 2012 gereed moet zijn. In 2011 zal LNV hiervoor de maatschappelijke consultatie starten.

In 2011, het laatste jaar van de beleidsnota Biologische landbouwketen 2008–2011, zal de biologische keten de onderlinge samenwerking in het kader van verduurzaming voor ná 2011 verder moeten concretiseren. Ook het vraaggestuurde kennissysteem zal dan verder verzelfstandigd moeten zijn. Op beide thema’s zal bovendien ingezet worden op verdere internationale profilering.

Ten aanzien van het mestbeleid streeft LNV in het vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (looptijd 2010–2013) naar een verdere afname van, en hogere doelmatigheid bij het gebruik van stikstof en fosfaat op landbouwgronden in Nederland. Ten opzichte van 2010 worden in 2011 alleen de gebruiksnormen voor fosfaat op bouwland aangescherpt, in lijn met wat daarover in het vierde actieprogramma is opgenomen.

In 2011 zal verder gezocht worden naar innovatieve mogelijkheden om mest te «verwaarden», bijvoorbeeld door het terugwinnen van fosfaten. Ook zal door de inzet van precisielandbouw de mest beter worden benut.

Met behulp van de middelen uit het Europees Visserij Fonds en nationale cofinanciering, worden innovaties en ondernemerschap in de visserijsector financieel ondersteund. In de geest van het Visserij Innovatie Platform dat in 2010 eindigt, zal LNV in 2011 de «Blueport» (vergelijkbaar met de greenport) faciliteren, waardoor de infrastructuur (waarin zaken als innovatie, kennisvergaring en -deling, versterking ondernemerschap en ketenstructuur zijn ontstaan) wordt geborgd.

Voor de binnenvisserij zal in 2011 het aalherstelplan verder worden uitgevoerd. Speciale aandacht vraagt het onderzoeken en uitvoeren van een pilot om decentraal aalbeheer mogelijk te maken.

Tot slot is voor de binnenvisserij het verder vormgeven en wettelijk verankeren van het stelsel van visplannen via de Visstandbeheercommissies van belang. De inzet is erop gericht dat de verplichtingen per 2012 voor alle binnenwateren in Nederland gelden en in regelgeving zijn verankerd.

De bestaande ambities ten aanzien van de aanpak van de regeldruk worden onverminderd nagestreefd, voor zover deze niet reeds zijn gerealiseerd.

Voor streefwaarden, instrumenten en beschikbare middelen voor het domein duurzaam produceren wordt verwezen naar het beleidsartikel 21 Duurzaam ondernemen.

Domein Kennis en innovatie

Een concurrentiekrachtige agrosector die mondiaal zijn toppositie wil behouden én duurzaam produceert, moet voortdurend innoveren. De overheid ondersteunt dit proces met het in standhouden van hiervoor belangrijke kennisexpertisen en initiatieven als Biosolar Cells, het innovatieprogramma Food&Nutrition delta en het Top Instituut Groene Genetica. De voor deze initiatieven in 2010 beschikbaar gekomen financiële middelen zullen in 2011 maximaal worden ingezet om de concurrentiepositie in tijden van crises te behouden. Mede door de intensieve interactie en gezamenlijke visievorming in de driehoek bedrijfsleven, kennisinstellingen en LNV, slaagt de Nederlandse agroketen er in zijn economische toppositie te behouden en behoort Nederland qua innovatie tot de top-5 van de wereld. Het kenniscomplex van Wageningen University & Research centre speelt een vooraanstaande rol als aanjager van maatschappelijke innovaties vanuit het wetenschapsdomein.

Van toenemend belang zijn de innovaties voor het realiseren van een aantal duurzaamheidsambities. Het agrocomplex kan in potentie in belangrijke mate bijdragen aan het aanpakken van belangrijke mondiale uitdagingen als voedselzekerheid en klimaatverandering. Tegelijkertijd wordt ze ook zelf met belangrijke uitdagingen geconfronteerd op het gebied van energiegebruik, dierenwelzijn en emissies. Dit vraagt voor 2011 nieuwe aanpakken en netwerken die innovaties tot stand laten komen. Ook het ingezette beleid op het terrein van natuur en voedselkwaliteit vraagt om innovaties, bijvoorbeeld gericht op het vervangen van dierlijke door plantaardige eiwitten of het (ook financieel) verbinden van mensen met natuur.

Naast een ondersteunende rol door de inzet van diverse vormen van kennisarrangementen heeft de overheid ook een stimulerende rol. De in 2010 gestarte innovatieprogramma's rond de vermindering van antibioticagebruik in de veehouderij, duurzame voedselconsumptie door de vervanging van dierlijke door plantaardige eiwitten en het mestinnovatieprogramma zijn hiervan goede voorbeelden die in 2011 al resultaten laten zien.

De nieuwe meerjarenafspraak 2011–2015 met de instellingen in het kader van de Groene Kennisinstellingen (GKC) zal in 2011 en volgende jaren leiden tot vernieuwing van het onderwijs en verdere ontwikkeling van het onderwijs tot regionale kenniscentra die in nauwe verbinding staan met de praktijk.

In 2011 wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die in 2010 in het Sectorplan hoger onderwijs zijn gemaakt over onder meer het streven naar flexibilisering en een landelijk dekkend en toegankelijk netwerk van groen (hoger) onderwijs, het streven naar excellentie en groene pieken (centres of excellence) en het verbeteren van de doorstroom mbo-hbo binnen het groene domein. De inzet op een groter aanbod en een betere spreiding van het groen hoger onderwijs is van belang vanwege de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt.

Maatschappelijke stages maken de jeugd bewuster van de waarde van voedsel en groen. In 2011 zijn 10 000 groene plaatsen gerealiseerd voor het gehele voortgezet onderwijs.

Voor streefwaarden, instrumenten en beschikbare middelen voor het domein Kennis en innovatie wordt verwezen naar het beleidsartikel 26 Kennis en Innovatie.

Domein Natuur, landschap en platteland

Natuur in Nederland is, vanwege de hoge ruimtedruk, altijd dichtbij en verweven met menselijke activiteiten. Dat biedt kansen voor het combineren van functies. Boeren voelen zich verbonden met hun omgeving en dragen met hun bedrijf bij aan behoud van het karakteristieke landschap. Stedelingen en dorpelingen trekken zich voor hun rust terug in de natuur of in het groen in en rond de stad. Boeren, burgers en buitenlui genieten van buiten. Investeren in groen draagt bij aan het vergroten van de leefbaarheid en de sociaal-economische vitaliteit van het platteland.

In 2011 zal worden doorgegaan met de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en met het netwerk van Natura 2000-gebieden. Het Interdepartementaal beleidsonderzoek Natuur onderstreept het belang van deze netwerken.

Voor de realisering van de EHS zijn de provincies primair verantwoordelijk. In 2010 wordt de uitvoering van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) tussentijds geëvalueerd (de zogenaamde Midterm Review) om nadere afspraken tot 2013 te kunnen maken.

Conform Europese afspraken wijst Nederland uiterlijk december 2010 162 Natura 2000-gebieden aan. Daarmee wordt per gebied duidelijkheid gegeven over de begrenzing en de doelen. In 2011 wordt per gebied verder gewerkt aan een beheerplan waarin wordt vastgelegd hoe de gestelde doelen worden bereikt en op welke termijn. Er wordt steeds gezocht naar een balans tussen ecologische doelen en ruimte voor economische ontwikkeling en andere gebruiksvormen. Eén van de grootste uitdagingen voor het realiseren van de doelen is het terugbrengen van de stikstofdepositie. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet daarvoor vanaf 2011 (een deel van de) oplossing brengen.

Daarnaast zijn in 2011 vijf Natura 2000-gebieden op de Noordzee aangewezen en wordt regulatie van de visserij voorbereid (voor de Exclusieve economische zone) en uitgevoerd (voor de Noordzeekustzone).

2011 is het oogstjaar van de Agenda Landschap. De laatste acties, zoals de oogst van de vier voorbeeldgebieden financiering landschap, worden afgerond.

In samenwerking met het interbestuurlijke programma «Naar een Rijke Waddenzee» wordt in 2011 verder gewerkt aan natuurherstel en de uitvoering van het «Convenant Transitie Mosselsector en natuurherstel Waddenzee». Hiermee wordt, met draagvlak van alle betrokken partijen, de volgende stap uit dit convenant uitgevoerd en worden initiatieven voor herstel van de waddennatuur geconcretiseerd.

Voor streefwaarden, instrumenten en beschikbare middelen voor het domein Natuur, landschap en platteland wordt verwezen naar de beleidsartikelen 23 Natuur en 24 Landschap en recreatie.

Domein Voedsel, dier en consument

In de komende decennia neemt de wereldbevolking toe en vanwege de toenemende welvaart zal het voedselpatroon in veel landen van plantaardige naar dierlijke eiwitten verschuiven. Daarmee neemt de druk op het mondiale ecosysteem toe. Vanuit een eigen verantwoordelijkheid, maar mede gezien het mondiale karakter van deze problematiek, zoekt LNV ook aansluiting bij Europese en internationale discussies over dit onderwerp. De agroketen kan met zijn concurrentievermogen, innovatiekracht en duurzaamheidsambities bijdragen aan een duurzaam mondiaal voedselsysteem. In dat kader zal in 2011 de Beleidsagenda Duurzame voedselsystemen verder worden uitgevoerd.

Als uitvloeisel van de Nota Duurzaam voedsel wordt naast verdergaande verduurzaming van de productie en het aanbod (samen met ketenpartijen, vertegenwoordigd in het Platform Duurzaam voedsel), ook ingezet op het activeren van de consument om deze te verleiden tot een duurzame keuze. De consument is immers het sluitstuk van de keten, ook op de exportmarkten.

Een belangrijke taak voor het toezicht op, en de handhaving van product- en voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn is opgedragen aan de Voedsel- en warenautoriteit (VWA). In 2011 wordt het fusietraject van de Algemene inspectiedienst (AID), de Plantenziektekundige dienst (PD) en Voedsel- en warenautoriteit (VWA) afgerond. Het resultaat is een nieuwe VWA met een geïntegreerde inspectiedienst per 1 januari 2012.

In 2011 wordt net als voorgaande jaren ingezet op uitvoering van de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid. Jaarlijks ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage en de Staat van het Dier om de resultaten van het beleid in beeld te brengen. In 2011 wordt de invoering voorzien van de nieuwe Wet dieren met de bijbehorende Algemene maatregelen van bestuur.

Het huidige Europese Actieplan voor dierenwelzijn (2006–2010) wordt momenteel geëvalueerd. Naar verwachting zal de Commissie op basis van de evaluatieresultaten medio 2011 haar nieuwe Actieplan opleveren. LNV zal o.a. op basis van de Nota Dierenwelzijn een actieve rol vervullen bij de totstandkoming en vaststelling van dit nieuwe Actieplan voor dierenwelzijn.

In 2011 streeft LNV ernaar samen met betrokken partijen met gerichte pilots te werken aan het praktijkrijp maken van de resultaten van het Europese Welfare Quality Project. Hiermee wordt beoogd dierenwelzijn op primaire bedrijven te meten aan de dieren zelf. Het biedt handvatten voor de ondernemer om gericht te werken aan verbetering van het welzijn op het bedrijf.

Inzet van LNV is dat in 2011 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk is en dat er een duidelijk perspectief is op verdergaande toepassing in de jaren daarna. Jaarlijks ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage. Ook de inzet op de verhoging van de naleving van de dierenwelzijnsnormen zal in 2011 worden voortgezet.

Ten aanzien van de diergezondheid zal in 2011 aandacht zijn voor zoönosen (dierziekten die op mensen kunnen overgaan). Dit vertaalt zich onder meer in het opzetten van early warning systemen, bestrijdingsdraaiboeken (Afrikaanse Paardenpest, Rift Valley Fever), concrete maatregelen (Q-koorts) en het opzetten van een structuur voor signalering, advisering, beoordeling en besluitvorming rondom zoönosen. Deze structuur wordt opgezet vanuit het programma Emerging Zoonosen (EmZoo), waarin de humane en veterinaire sector nauw met elkaar samenwerken.

LNV stimuleert het ontwikkelen van vaccins voor opkomende dierziekten. Goede internationale samenwerking is van groot belang om zo kennis te vergroten en bij te dragen aan internationale risicobeheersing. Nederland zal in 2011 een bijdrage leveren aan de organisatie van een grensoverschrijdende oefening die door Duitsland, in het kader van project Safeguard, in 2011 of 2012 georganiseerd zal worden.

Uitgewerkte voorstellen van de Taskforce antibioticaresistentie dierhouderij moeten leiden tot een vermindering van het antibioticumverbruik in de veehouderij in 2011 van 20% (en in 2013 van 50%) ten opzichte van 2009. Er is veel onderzoek ingezet op allerlei aspecten van antibioticagebruik en resistentieontwikkeling. De verwachting is dat veel resultaten in 2011 en 2012 bekend zullen worden.

De Europese Commissie komt naar verwachting in 2011 met een voorstel voor een Animal Health Law. Hierin wordt het diergezondheidsbeleid op Europees niveau geregeld.

Voor streefwaarden, instrumenten en beschikbare middelen voor het domein Voedsel, dier en consument wordt verwezen naar het beleidsartikel 21 Duurzaam ondernemen (onderdeel 21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn) en naar het beleidsartikel 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid.

2.1.2 Financieel Kader

Uitgaven

De begroting van de uitgaven voor 2011 wordt ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2010 bijgesteld met € 67 mln. Deze bijstelling bestaat uit de mutaties, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 mln.
  

Artnr.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

Stand begroting 2010

 

2 489

2 560

2 312

2 294

2 182

2 182

         

1

Q-koorts

25

48

     

2

Apurement

29

27

20

15

10

5

5

3

FES-projecten

div

20

26

40

27

17

1

4

Monitoring derogatie

21

5

5

5

5

  

5

Duurzame agrarische sector (Aanvullend Beleidsakkoord «Werken aan Toekomst»)

21

24

     

6

Plan van Aanpak Schiphol en omgeving (PASO)

24

13

     

7

Verliesdeclaraties garantstellingen

21

11

     

8

Glastuinbouw

21

– 10

     

9

Internationale conferentie en LNV/OS-projecten

29

2

     

10

Biobased Economy

21

2

     

11

Bilateraal Economische Samenwerking

21

 

1

1

1

1

1

12

GLB pilots

  

3

1

   

13

Brede weersverzekering

21

 

3

3

3

  

14

Destructie

25

3

     

15

Natuurherstelprogramma en mosseltransitie

21/23

2

2

2

2

2

 

16

Natuur en landschap

div

24

10

10

10

10

10

17

Intensiveringsmiddelen tranche 2010 Coalitieakkoord Balkenende IV

div

– 8

– 8

– 10

– 10

– 9

– 8

18

Reconstructie

27

– 16

     

19

BBL verkoop gronden

  

– 2

    

20

Ramingsbijstelling verwerving bos en landschap

 

– 1

– 2

– 2

– 2

– 2

– 2

21

Sociaal flankerend beleid

29

4

3

    

22

Vernieuwing Rijksdienst

25

3

1

    

23

Diverse apparaat

29

5

     

24

Loonbijstelling

div

10

9

9

9

9

9

25

CAO-reservering

29

– 10

– 10

– 10

– 10

– 10

– 10

26

Prijsbijstelling

28

 

10

9

9

8

8

27

Taakstelling Rijksdienst

28

  

– 13

– 13

– 13

– 13

28

Extrapolatie Westelijke Veenweiden (FES) en Reconstructie

      

– 41

29

Overige

 

9

– 4

– 3

– 4

1

2

 

Stand begroting 2011

 

2 656

2 627

2 369

2 331

2 202

2 144

1. Q-koorts

Om verdergaande verspreiding van de Q-koorts tegen te gaan zijn besmette drachtige melkschapen en melkgeiten geruimd. De LNV-begroting 2010 is met € 36 mln. verhoogd voor de ruimings- en uitvoeringskosten. LNV draagt zelf de kosten voor vaccinatie, onderzoek en een vergoeding aan besmette bedrijven voor inkomensverliezen als gevolg van moeilijkheden bij het herbevolken van het bedrijf. Hiertoe wordt de eindejaarsmarge 2009 ingezet (€ 12,2 mln).

2. Apurement

Onder apurement vallen financiële correcties door de Europese Commissie op de uitkering van Europese subsidies. Naar aanleiding van het advies van de 13e Studiegroep Begrotingsruimte is besloten het generale karakter van het apurementdossier te beëindigen. Om LNV in de gelegenheid te stellen toekomstige financiële correcties vanuit de EU op te kunnen vangen, wordt een reeks aan de LNV-begroting toegevoegd. Dit betreft een stelpost voor mogelijke correcties op Nederlandse declaraties bij Europese fondsen voor die gevallen, waarbij de uitvoering naar de mening van de Commissie niet conform Europese regelgeving heeft plaatsgevonden.

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Apurement

23,0

20,0

15,0

10,0

5,0

5,0

Naast de reeds bestaande jaarlijkse reservering van € 2,3 mln. op de LNV-begroting voor uitgaven in het kader van apurement, wordt voor 2010 binnen de LNV-begroting € 2,2 mln. extra vrijgemaakt om de tot nu toe door de Europese Commissie genomen besluiten tot financiële correcties te kunnen financieren. Deze besluiten betreffen o.a. financiële correcties in het kader van: POP-plafondoverschrijdingen 2000–2006 (€ 1,9 mln.), invordering verschuldigde bedragen audit DLG (€ 0,9 mln.), korting oppervlaktesteun 2005–2007 (€ 16,6 mln.) en premieregelingen runderen (€ 6,8 mln.).

3. FES-projecten

Omschrijving

Art.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Niewe projecten

       

Mooi en Vitaal Delfland

22

17,7

3,3

3,3

3,3

7,3

 

Westflank Haarlemmermeer

24

7,5

15,0

15,0

9,0

  

Biosolar Cells

26

2,0

4,0

5,0

5,4

5,7

 

Verminderen Methaanemissie

21

1,6

1,5

1,5

1,5

1,5

 

Lopende projecten

       

Aviaire Influenza, Transitie duurzame landbouw en TT Groene Genetica

26

4,7

     

Plantkundig Onderzoek, Ketenefficiency, Kas als energiebron, Groene grondstoffen

21

0,2

3,5

    

Greenports

22

3,0

– 1,0

2,0

   

Phytophora

26

 

– 3,6

0,9

0,9

0,9

0,9

Nieuwe Hollandse Waterlinie

24

– 8,0

– 0,5

7,4

6,8

1,3

 

Luchtkwaliteit

21

– 8,5

3,5

5,0

   

Totaal

 

20,2

25,7

40,1

26,9

16,7

0,9

Mooi en Vitaal Delfland en Westflank Haarlemmermeer (FES)

Met het project Mooi en Vitaal Delfland wordt de schaarse ruimte slimmer gebruikt, worden verspreid liggende kassen op enkele plekken geconcentreerd en komt 120 hectare vrij voor natuur en recreatie en 2 000 duurzame woningen (koppeling energienetwerk aan kassen, hergebruik afvalwater). Het project Westflank Haarlemmermeer realiseert het aanleggen van een «groen-blauw» raamwerk, namelijk een klimaatbestendige woonwijk rondom een seizoensberging van water, inrichting van groengebieden en aanleg van recreatieve routes. Met beide projecten wordt een blijvende bescherming van het landelijk gebied beoogd, waarbij een duurzame ontwikkeling mogelijk blijft die past bij het open en groene karakter van het landelijk gebied.

Biosolar Cells

Het onderzoek Biosolar Cells richt zich op een verhoogde efficiëntie van de omzetting van zonlicht in energie en bouwstoffen door planten en algen, de zogenaamde fotosynthese. Het specifieke doel van dit onderzoekprogramma is de ontwikkeling van achtergrondkennis over zonnecellen gebaseerd op de primaire stappen in de fotosynthese. Ook wordt er een deel van het programma ingezet voor de ontwikkeling van kunstmatige bladeren. Die kennis moet uiteindelijk bijdragen aan duurzame energietoepassingen.

Verminderen methaanemissie

Het innovatieprogramma «verminderen methaanemissie» behoort tot het 4e pakket innovatieprogramma’s energie en beoogt de uitstoot van methaan door herkauwers te verminderen door de samenstelling van het veevoer te veranderen. Daarmee geeft het invulling aan nationale en internationale doelstellingen om te komen tot een reductie van niet CO2 broeikasgassen.

Lopende projecten

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (Nota Ruimte) zijn bij Voorjaarsnota 2010 middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor de projecten Aviaire Influenza, Technologisch Topinstituut Groene Genetica, Transitie Duurzame Landbouw, Kas als energiebron, Ketenefficiency, Groene Grondstoffen, Plantkundig onderzoek, Phytophtora, Luchtkwaliteit, en Nieuwe Hollandse Waterlinie en Greenports. De meerjarige kasraming voor deze projecten is in overeenstemming gebracht met de te verwachten uitgavenrealisatie.

4. Monitoring derogatie

Voor het 4e Nitraat actieprogamma (2010–2013) heeft de Europese Commissie opnieuw derogatie verleend. Op 1 januari 2010 is de gewijzigde Meststoffenwet van kracht geworden. Onderdeel van deze wet is een verplichte bijdrage van de derogatiebedrijven aan de nationale kosten voor monitoring van de derogatie in casu de bekostiging van het Landelijk Meetnet Mestbeleid. Dit leidt tot € 5 mln. hogere uitgaven en ontvangsten in de periode 2010–2013.

5. Duurzame agrarische sector (Aanvullend beleidsakkoord «Werken aan Toekomst»)

In het aanvullend beleidsakkoord 2009–2010 zijn ter stimulering van de economie middelen voor verduurzaming van de agrarische sector opgenomen (Kmst. 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 149).

Hiermee wordt de ontwikkeling van en investering in duurzame stallen versneld en het budget voor de investeringsregeling luchtwassers voor de veehouderij opgehoogd. Daarnaast wordt geïnvesteerd in Biobased economy en Agrologistiek. Deze middelen zijn bij Voorjaarsnota 2009 aan de LNV begroting toegevoegd. Deze middelen zijn in 2009 nagenoeg volledig verplicht, maar hebben niet geleid tot een volledig kasbeslag in 2009. De niet bestede middelen 2009 worden aan de LNV begroting 2010 toegevoegd. De verdeling is als volgt:

 

Art.nr.

Bedrag in € mln

Duurzame stallen

21

10,0

Luchtkwaliteit veehouderij

21

10,0

Bio Based Economy en agrologistiek

21

4,1

Totaal

 

24,1

6. Plan van Aanpak Schiphol en omgeving (PASO)

LNV heeft afspraken gemaakt met de provincie Noord-Holland over de realisatie van 500 ha. groen in de Haarlemmermeer in het kader van het Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving (PASO). De realisatie hiervan is onderdeel van het zogenaamd Strategisch Groenproject Haarlemmermeer in het kader van de Randstadgroenstructuur uit het Structuurschema Groene Ruimte. Het doel van dit Strategisch Groenproject is het realiseren van natuur voor vooral grootschalige recreatie. De middelen die hiervoor beschikbaar zijn, zijn in het verleden door diverse partijen (o.a. NV Schiphol, provincie en VROM) in het Groenfonds gestort. Thans worden deze middelen overgeheveld naar de LNV-begroting. Hierbij worden zowel de uitgaven als de ontvangsten met € 13 mln. verhoogd.

7. Verliesdeclaraties garantstellingen

LNV verwacht in 2010 € 10 mln. uit te moeten betalen aan verliesdeclaraties van banken in het kader van garanties die in het verleden zijn afgegeven door de stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Dit is een aanzienlijk hoger bedrag dan normaal. De oorzaak hiervoor is gelegen in de economische crisis. Hierdoor kunnen meer bedrijven dan normaal niet langer aan hun betalingsverplichtingen voldoen. Naast de verliesdeclaraties bedragen de uitvoeringskosten door de Dienst Regelingen € 0,5 mln. Thans vindt hiervoor een onttrekking plaats uit de interne begrotingsreserve Borgstellingsfonds op begrotingsartikel 21.11 (zie ook de ontvangsten).

8. Glastuinbouw

Er is een ramingsbijstelling mogelijk op de glastuinbouwregelingen Marktintroductie Energie-innovatie (MEI) en Investeringsregeling energiebesparing (IRE). Als gevolg van de economische crisis is de investeringsbereidheid getemporiseerd.

9. Internationale conferentie en LNV/OS-projecten

LNV draagt € 0,75 mln. bij aan de kosten voor de internationale conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaat die begin november 2010 wordt gehouden en die LNV in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Wereldbank en FAO organiseert. Ter uitvoering van diverse LNV/OS-projecten in het kader van de notitie «Landbouwontwikkeling, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» is meerjarig in totaal € 5,1 mln. beschikbaar gesteld op de LNV-begroting (2009 € 2,1 mln., 2010 € 2,1 mln. en 2011 € 0,9 mln.). In 2009 was sprake van € 1,3 mln. onderuitputting in verband met vertraging in de uitvoering van deze projecten. Deze wordt toegevoegd aan het budget 2010 om te komen tot volledige uitvoering van deze projecten.

10. Bio-based Economy

Bio-based Economy betreft de inzet van biomassa als alternatief voor fossiele brandstoffen voor een duurzame energievoorziening en voor de productie van chemicaliën, materialen en producten. Met de Bio-based Economy wordt de verduurzaming van processen en producten in de zin van de drie P’s Profit, Planet en People nagestreefd. Het gaat daarbij om de hele keten van primaire productie tot uiteindelijk gebruik. De programmadirectie Bio-based Economy zorgt voor de beleidsmatige coördinatie van het interdepartementale programma Bio-based economy en de jaarlijkse rapportage aan de Kamer over ontwikkelingen op het terrein van de Bio-based Economy. Voor het opstellen en uitwerken van zes strategische kennisagenda’s, advisering en ondersteuning daarbij door een wetenschappelijke en technologische commissie, en het uitvoeren van diverse communicatieactiviteiten op het terrein van de Bio-based Economy wordt € 2 mln. beschikbaar gesteld voor het werkprogramma 2010 van deze programmadirectie.

11. Bilateraal Economische Samenwerking (BES)

In het kader van de Bilaterale Economische Samenwerking wordt € 1,3 mln. structureel vanaf 2011 beschikbaar gesteld voor «versterking internationaal ondernemen». Met deze middelen wordt de ontwikkeling naar duurzame, innovatieve en daarmee sociaal-economisch sterke agroketens in, vanuit en naar Nederland gefaciliteerd. Er wordt focus gelegd op duurzaamheid en kwaliteit, bevordering van investeringen, markttoegang en profilering van de kracht van de agribusiness.

12. GLB-pilots

Bij de Kamerbehandeling in 2009 over de Health Check Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) heeft de Kamer een motie aangenomen voor het uitvoeren van meerdere pilots om zodoende ervaring op te doen met de beloning van maatschappelijke diensten in waardevolle gebieden (motie Cramer/Waalkens). Hiertoe zullen in de periode tot en met september 2012 drie praktijkpilots worden uitgevoerd. Het doel van deze pilots is het ontwikkelen van een nieuw instrumentarium dat beter aansluit bij de behoefte van de agrarische ondernemer, als inzet voor het GLB na 2013. In het bijzonder zijn de pilots gericht op onderzoek naar een duurzame en effectieve doelrealisatie middels contracten met collectieven in gebieden (bijv. agrarische natuurverenigingen). Met de uitvoering van deze pilots geeft LNV gevolg aan bovengenoemde motie en aan de uitwerking van de bestuurlijke afspraken in «Natuurlijk Lukt Het».

13. Brede weersverzekering

De Europese landbouwministers hebben in 2008 bij de evaluatie (Health Check) van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid afgesproken dat milieuvriendelijke landbouw, dierenwelzijn, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen gestimuleerd worden. Dit is geregeld in artikel 68 van Verordening 73/2009. Om die reden zijn er vanaf 2010 een aantal nieuwe steunregelingen. Deze nieuwe regelingen vallen onder het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Eén daarvan is de Tegemoetkoming premie brede weersverzekering. Met ingang van 2010 is het voor agrariërs in Nederland mogelijk om open teelten te verzekeren tegen alle weersomstandigheden. De regeling Tegemoetkoming premie brede weersverzekering houdt in dat agrarische ondernemers met een brede weersverzekering vanaf 2010 een tegemoetkoming kunnen aanvragen voor de kosten van de verzekeringspremie. Het doel van deze financiële ondersteuning in de vorm van subsidie op de premie is om te komen tot een privaat instrument dat zelfstandig in de markt functioneert. De overheid zal voortaan geen bijdrage meer leveren bij schade als gevolg van het weer.

14. Destructie

Het jaar 2009 was het laatste jaar waarin de overheid een bijdrage heeft verstrekt in het ophalen en verwerken van kadavers. In 2009 zijn hiervoor voorschotbetalingen verricht aan Rendac. De uitbetaling van het laatste voorschot over de maand december 2009 alsmede de slotbetaling over 2009 op basis van de werkelijk opgehaalde en verwerkte kadavers (eindafrekening) van in totaal € 2,6 mln. vindt in 2010 plaats.

15. Natuurherstelprogramma en mosseltransitie

Voor de financiering van de programmaorganisatie Rijke Waddenzee, als uitvloeisel van het Convenant mosseltransitie en natuurherstel draagt LNV voor de periode 2010–2014 jaarlijks € 2 mln. bij. Het programma «Naar een rijke waddenzee» geeft een impuls aan natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee. Met het programma bundelen de betrokken partijen hun initiatieven voor natuurherstel, versnellen waar nodig en starten nieuwe initiatieven om te komen tot een rijke Waddenzee. Nieuwe initiatieven die goed zijn voor natuur, maar die ook kansen bieden voor de gebruikers en bewoners van het gebied. Met behulp van het programma werken de partijen in het gebied langs tien ontwikkeltrajecten samen aan het realiseren van het gezamenlijke streefbeeld van een rijke Waddenzee in 2030.

Aanleiding is het convenant – Transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee – dat in het najaar van 2008 door de overheid, de mosselsector en verschillende natuurorganisaties is ondertekend. Naast natuurherstel zet dit convenant in op duurzame alternatieven voor de bodemberoerende mosselzaadvisserij. De ministeries van LNV, VROM en VenW, natuurorganisaties, het Regionaal College Waddenzee en een toenemend aantal gebruikers in het gebied hebben samen het programmaplan opgesteld dat 8 februari 2010 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

16. Natuur en landschap

Op het terrein van natuur en landschap is sprake van een aantal budgettaire knelpunten. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel:

Bedragen in € mln.

Artnr.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

a. Nadere Uitwerking Rivierengebied

23

3,0

     

b. Vertraging 2009 amendement riettelers en weidevogelbeheer

23

3,0

     

c. Uitfinanciering van de regeling Behoud en Herstel Historische Buitenplaatsen

23

2,4

0,7

0,7

   

d. Subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen

23

3,8

0,6

0,6

   

e. Regeling Draagvlak Natuur

23

 

2,7

    

f. Gegevensautoriteit Natuur

23

5,9

1,5

1,5

   

g. Deltaprogramma

23

1,5

     

h. Uitvoeringskosten Programma Beheer

23

3,0

3,7

5,7

7,0

7,0

7,0

i. Milieu Effectrapportage (MER)

23

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

j. Meerkosten beheer riviernatuur

23

– 

– 

0,5

1,0

1,5

1,5

Totaal

 

23,6

10,2

10,0

9,0

9,5

9,5

Het betreft de onderstaande onderwerpen:

a. Nadere Uitwerking Rivierengebied

In de begroting 2010 is ter dekking van uitvoeringsproblematiek op de LNV-begroting een temporisatie doorgevoerd op het budget voor verwerving en inrichting in het kader van het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG). In 2010 wordt € 3 mln. beschikbaar gesteld voor noodzakelijke inrichting en planvorming met het oog op het in uitvoering blijven van dit programma.

b. Vertraging 2009 Amendement Riettelers en Weidevogelbeheer

Op de begroting 2009 zijn 2 amendementen verwerkt. Het gaat hier om amendement Cramer voor riettelers en amendement Jabobi en Atsma voor weidevogelbeheer.

In verband met het niet tijdig kunnen realiseren van de uitvoering van deze amendementen in 2009 wordt de hiervoor door de Kamer bestemde € 3 mln. naar 2010 doorgeschoven.

c. Uitfinanciering van de regeling Behoud en Herstel Historische Buitenplaatsen

In 2009 is besloten de regeling Behoud en Herstel van Historische Buitenplaatsen te herzien. Met ingang van 2010 wordt de regeling uitgefaseerd en overgedragen aan OCW. Voor de uitfinanciering op de LNV-begroting is voor 2010 t/m 2012 nog budget nodig: € 2,4 mln. in 2010 en € 0,7 mln. in 2011 en 2012.

d. Subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen

De regeling Effectgerichte Maatregelen (EGM) is met ingang van 2009 uitgefaseerd. Voor de uitfinanciering is voor de periode 2010–2012 nog budget nodig: € 3,8 mln. in 2010 en € 0,6 mln. in 2011 en 2012.

e. Regeling Draagvlak Natuur

Bij begroting 2009 is besloten de Regeling Draagvlak Natuur uit te faseren. Voor de laatste openstelling in 2010 van deze regeling is in 2011 € 2,7 mln. benodigd.

f. Gegevensautoriteit Natuur

LNV moet in verband met de verzelfstandiging van de Gegevensautoriteit Natuur een financiële garantstelling meegeven. Inmiddels is de garantstelling voor drie jaar geregeld.

Mede als gevolg van de tragere start van de Gegevensautoriteit is vertraging opgetreden in de uitfinanciering van lopende verplichtingen en wordt het kasbudget voor de jaren 2010–2012 bijgesteld.

g. Deltaprogramma

Met het Deltaprogramma wordt een doelmatige, daadkrachtige en integrale aanpak van de grote wateropgaven voor Nederland in de komende decennia nagestreefd. Bovendien zal het Deltaprogramma ook een aanzienlijke invloed hebben op de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland. LNV is hierbij verantwoordelijk voor de 2 deelprogramma's Wadden en Zuidwestelijke Delta. In de tweede helft van 2010 begint de voorverkenningsfase. In 2010 is hiervoor € 1,5 mln. benodigd.

h. Uitvoeringskosten Programma Beheer/Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer

Voor de uitvoering van het Programma Beheer dat overgaat in het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer is structureel € 20 mln. benodigd. Hiertoe is thans structureel € 13 mln. in de LNV-begroting beschikbaar. Derhalve wordt een reeks oplopend tot € 7 mln. structureel aan het budget voor de uitvoeringskosten van natuurbeleid toegevoegd.

i. Milieu Effect Rapportage (MER)

Als gevolg van het toegenomen aantal adviezen zijn de kosten voor milieueffectrapportages gestegen. LNV betaalt 1/3 deel. Het budget wordt hiertoe structureel met € 1 mln. verhoogd.

j. Meerkosten beheer riviernatuur

Naar aanleiding van de uitkomsten van het project «Stroomlijn» van Rijkswaterstaat is voor het beheer van riviernatuur vanaf 2012 extra budget nodig (€ 0,5 mln. in 2012, € 1 mln. in 2013 en € 1,5 mln. vanaf 2014). Het betreft voornamelijk het op orde brengen van de vegetatie in de uiterwaarden van de grote rivieren zodat de terreinbeheerders in aanmerking komen voor een vergunning Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken (WBR-vergunning). Deze vergunningen borgen een langjarig beheer dat (ook) voldoet aan de (veiligheids-)eisen die uit rivierkundig oogpunt worden gesteld.

17. Intensiveringsmiddelen tranche 2010 Coalitieakkoord Balkenende IV

In de LNV-begroting 2010 is de tranche 2010 aan intensiveringsmiddelen uit het Coalitieakkoord Balkenende IV toegevoegd voor onder meer Natuur en landschap t.w. EHS zwaarder beheer, Exotenbeleid, Leefgebieden en Agenda Landschap. Deze intensiveringsmiddelen worden grotendeels ingezet ter dekking van diverse knelpunten op het terrein van natuur en landschap (zie toelichting uitgavenmutaties 16a. tot en met 16j.).

18. Reconstructie

Op Reconstructie is voor 2010 een ramingsbijstelling mogelijk van € 16 mln. Deze ramingsbijstelling doet geen afbreuk aan de met de provincies afgesproken doelen in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

19. BBL verkoop gronden

Van de taakstelling 2009 verkoop BBL-gronden ad € 22,9 mln. is in 2009 € 1,9 mln. niet gerealiseerd. Deze verkoop(-opbrengst) wordt in 2011 gerealiseerd.

20. Ramingsbijstelling verwerving bos en landschap

Uit het rapport «Nulmeting op kaart» is gebleken dat de verwervingstaakstelling voor bos en landschap inmiddels is gerealiseerd. Daarom is een ramingsbijstelling mogelijk van € 1 mln. in 2010 en € 1,5 mln. structureel vanaf 2011 op het budget voor verwerving bos en landschap.

21 Sociaal flankerend beleid

In het kader van maatregelen Sociaal Flankerend Beleid sector Rijk 2008–2012 is aan de begroting van het ministerie van LNV de tranche 2010 toegevoegd. Deze middelen worden ingezet om de krimp van de LNV-organisatie verantwoord te kunnen realiseren.

22. Vernieuwing Rijksdienst

In het kader van de vernieuwing rijksdienst is vanuit de 2e tranche voor 2010 € 2,7 mln. en voor 2011 € 0,5 mln. beschikbaar gesteld voor het project integrale bedrijfsinspecties. De bijdrage aan de VWA wordt met deze bedragen verhoogd.

23. Diverse apparaat

Er is sprake van hogere uitgaven voor de uitvoering, oplevering en inrichting van de 2e fase van de renovatie van het hoofdgebouw. De bijstelling van de apparaatsuitgaven hangt verder met name samen met migratie naar het rijksportaal, het expertisecentrum HRM Rijk, Rijkstrainees en het Programma Beleidsinformatie (PBI).

24. en 25. Loonbijstelling

Vanaf 2010 leidt de doorwerking van de loonkosten van de bestaande CAO Rijk tot € 7 mln. structureel hogere uitgaven. Omdat de loonbijstellingstranche 2009 op basis van marktconformiteit is toegedeeld en de loonbijstellingstranche 2010 niet wordt toegedeeld, leidt dit tot uitvoeringsproblematiek op de LNV-begroting. Bij begroting 2010 is hiervoor een reservering van € 10 mln. structureel op de LNV-begroting gecreëerd, die hiervoor wordt ingezet.

26. Prijsbijstelling

De prijsbijstellingstranche 2010 is voor de jaren 2011 en verder toegevoegd aan de LNV-begroting. Een deel hiervan (€ 3 mln. structureel) wordt ingezet voor juridisch verplichte prijsbijstelling op het terrein van groen onderwijs, Staatsbosbeheer en huisvesting en ter dekking van knelpunten op de LNV-begroting, zoals versterking van de Bilateraal Economische Samenwerking en het uitvoeren van GLB-pilots.

27. Taakstelling Rijksdienst

Voor alle departementen (incl. agentschappen en uitvoerende ZBO's) geldt een taakstelling van 1,5% voor 2012 en verder op personeel en materieel. De besparing wordt behaald door middel van arbeidsproductiviteitsverhoging.

28. Extrapolatie Westelijke Veenweiden (FES) en Reconstructie

In de begroting 2010 zijn vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor 2010 t/m 2014 middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor het programma Westelijke Veenweiden ad € 113 mln. Met deze bijdrage worden in een groot aantal gebieden in de Westelijke Veenweiden maatregelen getroffen om de bodemdaling te remmen en het watersysteem robuuster te maken. Aangezien dit programma t/m 2014 loopt is het meerjarencijfer 2015 € 29 mln. lager dan in 2014.

Daarnaast is er – conform het bestuurlijk akkoord ILG uit 2004 – voor de reconstructie van de zandgebieden in 2015 € 12 mln. minder beschikbaar dan in 2014.

Ontvangsten

De begroting van de ontvangsten voor 2011 wordt ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2011 bijgesteld met € 31 mln. Deze bijstelling bestaat uit de mutaties, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 mln.
  

Artnr.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

Stand begroting 2010

 

536

516

481

464

411

411

1

Monitoring derogatie

21

5

5

5

5

  

2

FES-projecten

div

20

26

40

27

17

1

3

Verliesdeclaraties garantstellingen

21

11

     

4

Plan van Aanpak Schiphol en omgeving

24

13

     

5

EU-ontvangsten blauwtong

 

3

     

6

Extrapolatie Westelijke Veenweiden (FES)

      

– 29

7

Overige

 

12

– 

1

– 1

– 2

– 

 

Stand begroting 2011

 

600

547

527

495

426

383

1. Monitoring derogatie

Voor het 4e Nitraat actieprogamma (2010–2013) heeft de Europese Commissie opnieuw derogatie verleend. Op 1 januari 2010 is de gewijzigde Meststoffenwet van kracht geworden. Onderdeel van deze wet is een verplichte bijdrage van de derogatiebedrijven aan de nationale kosten voor monitoring van de derogatie in casu de bekostiging van het Landelijk Meetnet Mestbeleid. Dit leidt tot € 5 mln. hogere uitgaven en ontvangsten in de periode 2010–2013.

2. FES-projecten

Zie toelichting bij de uitgaven

3. Verliesdeclaraties garantstellingen

Uit de interne begrotingsreserve Borgstellingsfonds op begrotingartikel 21.11 wordt € 10,5 mln. onttrokken voor het uitbetalen aan verliesdeclaraties van banken (€ 10 mln.) en voor de uitvoering door Dienst Regelingen (€ 0,5 mln.).

4. Plan van Aanpak Schiphol en omgeving

Vanuit het Groenfonds worden middelen naar de LNV-begroting overgeheveld voor de realisatie van 500 ha. groen in de Haarlemmermeer in het kader van het Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving (PASO).

5. EU-ontvangsten blauwtong

Om dieren te vaccineren tegen blauwtong zijn in 2008 vaccins aangeschaft. Voor 2009 was hiervoor € 9,1 mln. aan EU-bijdrage geraamd. Uiteindelijk is in 2009 € 6,1 mln. gerealiseerd, waardoor in 2010 naar verwachting nog € 3 mln. EU-bijdrage wordt ontvangen.

6. Extrapolatie Westelijke Veenweiden (FES)

In de begroting 2010 zijn vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor 2010 t/m 2014 middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor het programma Westelijke Veenweiden ad € 113 mln.

Aangezien dit programma t/m 2014 loopt is het meerjarencijfer 2015 € 29 mln. lager dan in 2014.

2.2 De beleidsartikelen

21 Duurzaam Ondernemen

Algemene beleidsdoelstelling

Stimuleren van een breed aanbod van voedsel

LNV wil in 2011 samen met een brede vertegenwoordiging vanuit de agrofoodsector verder werken aan de verduurzaming van voedsel. LNV werkt samen met de convenantpartijen aan onder meer de afgesproken doelstelling van een jaarlijks omzetgroei van 15%: de aankoop van duurzame dierlijke producten door de consument in de supermarkt en bedrijfsrestaurants stijgt tussen 2009 en 2011 jaarlijks met 15%. In 2011 stijgen de consumentenbestedingen voor biologische producten met 10% en stijgt het areaal biologische landbouw met 5%.

Verduurzaming productie en handel in agrarische producten

LNV streeft naar economisch internationaal concurrerende, sociaal verantwoorde en milieuvriendelijke agroketens in, vanuit en naar Nederland, en daarbij een blijvend toonaangevende internationale positie van Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven in de internationale handel in duurzame agroproducten.

Productie en verwerking van voedsel in balans met wensen van de samenleving, o.a. dierenwelzijn

De wijze waarop productie en verwerking van landbouwproducten plaats vindt is onderwerp van discussies tussen diverse groeperingen in de samenleving. Hierbij kan gedacht worden aan onderwerpen als voedselkwaliteit, welzijn van dieren, gebruik van mest en gewasbeschermingsmiddelen, emissie van stoffen en effecten op natuur en landschap. Op veel punten bestaat spanning tussen de wijze waarop productie, transport en verwerking plaatsvindt en wat de samenleving wenst. Doel van het beleid is om een balans te vinden, zodat zo goed mogelijk voldaan wordt aan de wensen van de samenleving en de concurrentiekracht van de bedrijven zo sterk mogelijk is. De mate waarin het beleid er in slaagt een balans te vinden wordt afgelezen aan de indicator maatschappelijke appreciatiescore.

Ecologisch verantwoord beheer van visbestanden

LNV werkt mee aan het Europese visserijbeleid, dat is gericht op een duurzaam gebruik van de levende natuurlijke hulpbronnen in het water. Maatregelen en acties in de lange termijnstrategie van het operationele programma bij het Europese Visserij Fonds (EVF) voor de visserijsector zijn gericht op de transitie van de visserijsector naar een duurzame sector. Aan het einde van de looptijd van het EVF in 2013 dienen te zijn gerealiseerd:

  • Van de boomkorvloot op de Noordzee heeft 50% geïnvesteerd in maatschappelijk aanvaarde duurzame visserijtechnieken die de selectiviteit vergroten, minder bodemberoering en een lager energiegebruik met zich brengen;

  • Zeker 70 proefprojecten zijn gerealiseerd om te experimenteren met nieuwe technieken, samenwerking in de keten en samenwerking tussen vissers. De kennis, die daarbij wordt opgedaan is gemakkelijk toegankelijk voor allen werkzaam in de sector;

  • In de aquacultuur is nieuwe technologie in gebruik, die de sector in staat stelt een verdere duurzame groei door te maken;

  • De afhankelijkheid van de visserijsector in visserijgemeenschappen is verminderd, maar de aandacht voor de culturele aspecten van visserij is toegenomen.

Ontwikkelen van Biobased economy

De bio-based economy levert onder andere een bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Zo wordt door de inzet van duurzaam geproduceerde biomassa de uitstoot van broeikasgassen verlaagd. Ook wordt op termijn de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen verkleind. De bio-based economy leidt ook tot nieuwe economische kansen. Slim gebruik van biomassa door middel van bioraffinage is daarbij de sleutel. Door middel van bioraffinage wordt biomassa gescheiden in verschillende fracties, die ieder afzonderlijk een specifieke toepassing krijgen. Bioraffinage maakt zo coproductie van voedsel, veevoer, energie, brandstof en chemicaliën mogelijk op een economisch gezonde basis met een minimale afvalproductie. Nieuwe technieken op het gebied van bioraffinage vervangen en verduurzamen op deze wijze fossiele ketens.

Stimuleren innovatiekracht van de agrosector

LNV stimuleert de innovatiekracht van de agrosector. Doelstelling in 2011 is om bij minimaal 14% van de bedrijven in de agrosector innovaties te doen plaatsvinden. Sleutelbegrip bij innovatie is de verdere uitbouw van duurzaamheid en economische concurrentiekracht. In het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt innovatie gestimuleerd, gericht op de nieuwe uitdagingen klimaatverandering, waterbeheer, biodiversiteit en hernieuwbare energie. LNV faciliteert het agrobedrijfsleven bij haar innovatieve projecten middels subsidieregelingen. Daarnaast wordt innovatie gestimuleerd via de kennisontwikkeling en kennisverspreiding.

Vermindering regeldruk

Het verminderen van regeldruk bevordert de economische groei en versterkt de innovatieve kracht van ondernemingen en burgers. Dit heeft ook impact op de dynamiek binnen het LNV-domein. Daarnaast wordt de kloof tussen enerzijds de burger en het bedrijfsleven en anderzijds de overheid verkleind bij dienstverlening, uitvoering en handhaving door meer uit te gaan van het perspectief van de burger en ondernemer. Door vermindering van de interbestuurlijke lasten wordt bijgedragen aan een efficiëntere en effectievere overheid. De overheid heeft hierbij een voorbeeldfunctie en kan wezenlijk bijdragen aan de vermindering van de regeldruk.

Uitstoot van broeikasgassen verminderen, energie-efficiency verbeteren en het aandeel duurzame energie vergroten.

In het convenant Schone en Zuinige agrosectoren heeft de Nederlandse agrosector zich gecommitteerd aan het verminderen van de CO2-uitstoot tot een maximum van 6,8 megaton in 2020, het verbeteren van de energie efficiency met gemiddeld 2% per jaar in de periode tot en met 2020 en het realiseren van 200 petajoule duurzame energie.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

      

Verhouding duurzame investeringen ten opzichte van totale investeringen

      

• Totaal investeringen

€ 4 mld

2007

€ 4 mld

€ 4 mld

2012

LEI

• Totaal duurzame investeringen

€ 2 mld

2007

€ 2 mld

€ 2 mld

2012

LEI

• Verhouding

0,50

2007

0,50

0,50

2012

LEI

       

Maatschappelijke appreciatiescore

7,7

2009

7,9

8,0

2012

TNS/Nipo

Verhouding duurzame investeringen- totale investeringen:

Voor de invulling van deze indicator zijn twee investeringsniveaus opgesteld. Zowel het totale investeringsniveau als het investeringsniveau in duurzame productiemiddelen in de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Hierdoor wordt inzicht gegeven in de absolute omvang van de investeringen evenals in de verhouding van duurzame investeringen in relatie tot alle investeringen.

De investeringen in 2009 en 2010 zullen door de slechte bedrijfsresultaten in de landbouw inzakken, hierdoor blijft de raming voor 2011 en de streefwaarde voor 2012 in het meest positieve scenario gelijk aan de referentiewaarde van 2007.

Maatschappelijke appreciatiescore:

De maatschappelijk appreciatiescore geeft in een rapportcijfer uitgedrukt de waardering weer van de Nederlandse burgers voor de agrarische sector, (huidige wijze van productie en verwerking van agrofood producten) en is gebaseerd op een door TNS/NIPO jaarlijks uitgevoerd onderzoek onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking.

Verantwoordelijkheid LNV

Een krachtige positie van het agrocomplex is in de eerste plaats de verdienste, maar ook de blijvende opgave van ondernemers. LNV stelt de randvoorwaarden vast en ondersteunt de ontwikkeling van het agrocomplex, waarbij ruimte is voor duurzaam ondernemerschap en een goed klimaat voor innovatie. Daar waar nodig zorgt LNV voor kennisontwikkeling, bevordert innovatie en samenwerking, stelt robuuste regelgeving en toezichtskaders op en geeft gerichte ondersteuning.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van:

  • het benutten van het initiatief, de slagkracht en het innovatievermogen van de agrosector en visserij;

  • ontwikkelingen op de (internationale) markten;

  • ontwikkeling van de internationale en binnenlandse markt voor duurzame kwaliteitsproducten;

  • internationale handelsafspraken;

  • de beleidsontwikkelingen in het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid;

  • factoren als olie- en gasprijzen of prijsvorming van vis of agroproducten op de markt.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

366

373

287

230

214

196

194

UITGAVEN

287

345

276

262

232

209

207

Programma-uitgaven

93

170

128

117

91

68

66

–  waarvan juridisch verplicht

  

89

78

35

14

3

        

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

27

24

13

14

14

10

10

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

13

49

24

23

23

18

18

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

43

86

84

74

46

39

37

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

10

11

7

8

8

1

1

        

Apparaatsuitgaven

195

175

148

145

141

140

140

U21.21 Apparaat

23

10

9

9

9

8

8

U21.22 Baten-lastendiensten

172

165

139

136

132

132

132

ONTVANGSTEN

28

44

36

28

18

10

8

Grafiek Budgetflexibiliteit

Grafiek Budgetflexibiliteit

Handhaving en uitvoering

Bedragen x € 1 mln.

Baten lastendiensten

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

DR

85

94

77

76

76

76

76

AID

39

40

35

35

34

34

34

PD

16

16

15

14

14

14

14

DLG

1

1

0

0

0

0

0

VWA

3

6

4

4

1

1

1

Rijksrederij

– 

8

8

7

7

7

7

Totaal

144

165

139

136

132

132

132

Toelichting:

Dienst Regelingen

Dienst Regelingen (DR) heeft als ambitie om overheidsregelingen uit te voeren op een service gerichte, transparante en toegankelijke wijze. Op het domein van agroketens en visserij voert DR een groot aantal regelingen uit. Het betreft vooral Europese regelingen, zoals de inkomenstoeslagen in land- en tuinbouw, regelingen m.b.t. het plattelandontwikkelingsbeleid, het Europese Visserijfonds en het mestbeleid. Als Europees betaalorgaan is DR verantwoordelijk voor de Europese regelingen op het vlak van markt- en prijsbeleid (interventie, exportrestitutie). DR geeft daarnaast uitvoering aan de Regeling LNV-subsidies (zowel Europees als nationaal gefinancierd), waarmee de ontwikkeling richting duurzame productie wordt gestimuleerd.

Algemene Inspectie Dienst

Voor de Algemene Inspectie Dienst (AID) is het uitgangspunt toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving m.b.t. tot land- en tuinbouw en visserij. Zij controleert daarvoor in het veld, op de bedrijven en op de weg (diertransporten). In nauwe samenwerking met DR controleert de AID op alle bovengenoemde terreinen. Onderdeel daarvan zijn de «cross-compliance-voorwaarden», waaraan land- en tuinbouwbedrijven zich moeten houden om in aanmerking te komen voor Europese subsidies (pijler 1 en 2). Ook controleert de AID of bedrijven zich houden aan de regels op het vlak van dierenwelzijn en gewasbescherming. Daarnaast inspecteert de AID de productieregulerende maatregelen in de visserij.

Plantenziektenkundige Dienst

Voor de Plantenziektenkundige Dienst (PD) is de gezondheid van planten het uitgangspunt. Het werken aan een gezonde groene sector waarborgt de import en export van betrouwbare plantaardige producten, een veilige land- en tuinbouw en het behoud van het landschap en de biodiversiteit. De PD richt zich, als kennis- en toezichtautoriteit, op het vergaren en behouden van kennis op het gebied van plantgezondheid. In Nederland heeft het laboratorium van de PD, als nationaal fytosanitair referentielaboratorium, een spilfunctie in het ontwikkelen en borgen van kennis over de biologie van schadelijke organismen voor de natuur en de groene sector. Daarnaast houdt de dienst toezicht op de uitvoering van de import- en exportinspecties van plantaardige producten door de keuringsdiensten.

Dienst Landelijk Gebied

Dienst Landelijk Gebied (DLG) voert, naast een aantal adviestaken en de uitvoering van enkele subsidieregelingen op het brede gebied van plattelandsontwikkeling, als betaalorgaan voor het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP) een belangrijke rol bij het rechtmatig besteden van Europese subsidies op dat gebied.

Voedsel en Warenautoriteit

Ook de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) controleert op het vlak van dierenwelzijn. Daarnaast is de VWA betrokken bij het mestbeleid (export en import van dierlijke mest) en bij het gewasbeschermingsbeleid (opleggen van boetes op grond van AID-controles).

Rijksrederij

De Rijksrederij is in 2009 opgericht en ondergebracht bij de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat. De Rijksrederij faciliteert overheden om opgedragen taken op zee en in de binnenwateren uit te voeren door de beschikbaarstelling van vaartuigen en bemanningen. LNV zet tien vaartuigen in van de Rijksrederij die worden ingezet voor visserijonderzoek en visserij- en natuurbeheer. Dit betreft de uitvoering van wettelijk opgelegde taken (WOT), zoals onderzoek en monitoring van visbestanden en controle op visserij- en natuurwetgeving. Ook kunnen schepen worden ingezet voor beleidsondersteunende taken.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 21.

Onderzoekstype/ cluster

Onderzoeksthema’s

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

DLO onderzoeks-programma`s

        
 

–  Duurzaam Ondernemen1

41,0

33,9

28,4

30,3

33,2

33,4

33,4

 

–  Biologische Landbouw

9,0

8,0

7,2

7,2

7,2

7,2

7,2

 

–  Internationaal

7,0

9,2

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

DLO wettelijke onderzoekstaken

        
 

–  Genetische bronnen

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

 

–  Wettelijk visserij onderzoek

5,8

5,8

5,8

5,8

5,8

5,8

5,8

 

–  Economische informatie-

voorziening

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

Overige onderzoeksprogrammering

        
 

–  Duurzaam Ondernemen

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

 

–  Biologische Landbouw

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

 

–  Plantgezondheid

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

 

–  Internationaal

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

XNoot
1

het betreft de clusters:

• economisch perspectiefvolle agroketens;

• mineralen en milieukwaliteit;

• plantgezondheid;

• verduurzaming productie en transitie.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Ambtelijk personeel Directie Agroketens en Visserij (AKV)

7 313

Materieel en overig personeel

1 343

Totaal

8 656

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Ontvangsten Visserij (o a FIOV)

4 993

FES-ontvangsten

24 500

Overige ontvangsten

6 973

Totaal ontvangsten

36 466

Budgettair belang buiten LNV begroting

Fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Landbouwvrijstelling

362

308

305

299

294

291

295

Verlaagd tarief glastuinbouw

86

92

91

91

92

92

92

Verlaagd tarief sierteelt

192

189

190

191

192

193

194

Landbouwregeling

26

27

27

28

29

29

30

Rode diesel

92

92

92

92

92

92

92

EU-maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1) GLB/Markt en prijsbeleid

1 020

1 000

1 000

1 000

900

PM

PM

2) GLB/Plattelandsbeleid

       

POP-As1

10,0

20,1

21,8

24,4

26,2

PM

PM

3) Europees Visserij Beleid (EVF)

6,8

6,9

7,1

7,2

7,4

PM

PM

XNoot
1

De programma’s voor GLB/Plattelandsbeleid en voor het Europees Visserij Beleid lopen tot 2014. Vanaf 2014 zijn de nieuwe Financiële perspectieven van kracht binnen het GLB markt- en prijsbeleid, deze zijn nog niet bekend.

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

Motivering

LNV wil het concurrentievermogen van het agro-complex versterken. Het beleid richt zich op het stimuleren van goed ondernemerschap bij de Nederlandse agrariërs en het creëren van een goed ondernemersklimaat voor de agri-business. Bij het stimuleren van ondernemerschap gaat het om het bieden van ondersteuning bij het maken van keuzes, zoals voorlichting over de randvoorwaarden in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, openstelling van de module beroepsopleiding en voorlichting van de Regeling LNV-subsidies en projectsteun.

Bij het creëren van een goed ondernemersklimaat gaat het onder meer om vermindering van de administratieve lastendruk. LNV richt zich verder op het faciliteren van ondernemers bij duurzame investeringen, internationale handel en het bieden van een gunstig perspectief voor jonge agrariërs bij de overname van een bedrijf.

Centraal in de LNV aanpak van regeldruk staan de vermindering van de administratieve lasten, de reductie van de toezichtlasten (in de vleesketen), het bij de EU inzetten op better regulation, verlaging van de verkrijgingkosten van subsidies, betere dienstverlening en het vernieuwen van bestaande wet- en regelgeving,

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

      

Vermindering administratieve lasten

0

2007

–  3,5%1

– 18,5%

2011

LNV

Vermindering toezichtslasten

0

2007

– 5,0%2

– 25%

2011

LNV

Vermindering nalevingskosten

0

2009

38,5mln.3

–  59 mln.

2011

LNV

XNoot
1

Als gevolg van afhankelijkheid van Europa bij de invulling van het diergezondheidbeleid (de EU «Animal Health Law» zal pas ná 2011 tot stand komen), en onder andere de invoering van een Identificatie & Registratie voor honden, zal de doelstelling pas later dan 2011 gerealiseerd kunnen worden.

XNoot
2

Het toezicht wordt goedkoper door verlaging van de retributiedruk en efficiënter door invoering van meer risicogebaseerde toezicht, onder andere door het invoeren van systeemcontrole. Realisatie in de periode 2011–2015.

XNoot
3

De reductie is bereikt door intrekking wasplaatsverplichting voor gesloten bedrijven en versoepeling destructieregelgeving voor kleine kadavers. Aanvullende maatregelen worden onderzocht.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

87 353

23 777

13 129

13 558

13 558

10 438

10 438

Jonge agrariërs

5 668

3 850

2 919

3 000

3 000

3 000

3 000

Ondernemerschap

17 084

16 405

5 338

5 736

5 736

2 616

2 616

Bilaterale Economische Samenwerking

5 603

3 522

4 822

4 822

4 822

4 822

4 822

Interne Begrotingsreserve

58 998

      

Instrumenten

Jonge agrariërs

Bij de ontwikkeling naar een duurzame landbouw wordt specifieke aandacht besteed aan jonge landbouwers die pas gestart zijn. Door de hoge kosten van de bedrijfsovername hebben zij weinig ruimte om verdere investeringen te doen, terwijl zij wel grote behoefte hebben om het perspectief van hun bedrijf te verbeteren. Voor de vitaliteit en duurzaamheid van de landbouwsector is het juist van belang dat deze bedrijven zich verder ontwikkelen en investeringen kunnen doen. De investeringsregeling jonge agrariërs biedt financiële ondersteuning aan jonge agrariërs met een beperkte solvabiliteit.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Investeringsregeling jonge agrariërs1

6 000

6 000

6 000

XNoot
1

Incl. 50% EU-cofinanciering

Ondernemerschap

De economische crisis heeft directe gevolgen voor de agrarische sector, vooral de tuinbouwsector. Om ondernemers met liquiditeitsproblemen toch een mogelijkheid te bieden om hierbij hulp van buiten het bedrijf in te roepen en zo tot betere keuzes te komen, wordt aan hen ondersteuning geboden.

Via de Regeling Bedrijfsadviesdiensten worden agrariërs geholpen te voldoen aan de «cross compliance» voorwaarden voor inkomenssteun die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gesteld worden.

Het Rijk verleent steun aan agrariërs door middel van het verstrekken van een staatsgarantie. Hierdoor wordt financiering van investeringen mogelijk gemaakt die in de markt vanwege een tekort aan zekerheden moeilijk tot stand komt. Met de garantiefaciliteit wordt de kredietverstrekking in de land- en tuinbouw in zijn algemeenheid extra gefaciliteerd in deze tijden van economische crisis. Tegelijkertijd wordt met de garantstelling-plus een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave waar de land- en tuinbouw voor staat. In 2011 wordt naar schatting voor € 100 mln. aan garanties verstrekt, waarmee (bij een gemiddeld garantiebedrag van € 650 000) zo’n 150 agrariërs gebruik kunnen maken van de garantstelling.

De landbouwsector wordt regelmatig geconfronteerd met weersgerelateerde risico’s. De schade die hieruit voortkomt, kan een grote impact hebben op de bedrijfsvoering. Via artikel 68 van Verordening 73/2009 besteedt het Rijk een deel van de nationale enveloppe inkomenssteun aan ondersteuning van risicoverzekeringen. De subsidie komt voor 75% ten laste van de nationale enveloppe inkomenssteun en voor 25% ten laste van de begroting LNV.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Bedrijfsadviesdiensten randvoorw. GLB

450

450

450

Beroepsopl./voorlichting bedrijven in moeilijkheden

98

0

0

Bijdrage aan borgstellingsfaciliteit

2 000

2 000

2 000

Overige projecten ondernemerschap

198

166

166

Brede weersverzekering (art. 68)1

10 620

12 480

12 480

XNoot
1

Incl. 75% EU-cofinanciering

Bilaterale Economische Samenwerking (BES)

Het themagerichte en vraaggeoriënteerde BES-programma dient ter versterking van een duurzame internationale concurrentiepositie van het Nederlandse agro-bedrijfsleven en dan met name de kleine en middelgrote bedrijven (MKB). Speerpunt voor de komende jaren is het internationaal promoten en faciliteren van mogelijkheden van Nederlandse bedrijven om in te spelen op de groeiende vraag naar kwalitatief hoogwaardige en duurzame producten. Het programma richt zich op het bestendigen van de handel en samenwerking met trouwe partners (waaronder Duitsland) en ondersteunt tevens ondernemerschap gericht op het veroveren van nieuwe markten, in het bijzonder in India en Noord-Afrika. Dit programma is opgebouwd uit de volgende activiteiten: vakbeurzen, marktanalyses, communicatie en voorlichting aan agro-bedrijfsleven en uitvoeren van het programma Collectieve Promotie Landbouw Activiteiten (CPLA). Vanaf 2011 is voor het het promoten van internationaal maatschappelijk ondernemen sprake van een structurele beleidsintensivering tenbedrage van € 1,3 mln.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Bilaterale Economische Samenwerking

4 822

4 822

4 822

Interne begrotingsreserve

De interne begrotingsreserve is bedoeld om garantstellingen aan banken te kunnen verlenen waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw worden gefaciliteerd.

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Motivering

Impuls dierenwelzijn

Met de Nota dierenwelzijn wordt een impuls gegeven aan het verbeteren van dierenwelzijn. Samen met betrokken sectoren, maatschappelijke organisaties en ketenpartijen wordt tot 2023 invulling gegeven aan diverse acties die er op zijn gericht om onder andere fokkerijproblemen terug te dringen, huisvesting te verbeteren, fysieke ingrepen terug te dringen, transportcondities te verbeteren en de zorgvuldigheid rond het doden van dieren te borgen. De nota heeft betrekking op landbouwhuisdieren, vissen, gezelschapsdieren, paarden, dieren in dierentuinen en circussen, dieren in de natuur en proefdieren, maar gaat ook in op de rol van de burger en consument.

Realiseren van bouw duurzame stallen

Kabinetsdoelstelling is dat eind 2011 5% van de veehouderijstallen integraal duurzaam zijn, met een duidelijk perspectief op grootschalige toepassing in de jaren daarna. Het tussendoel voor 2010 is 2,8%. Het gaat om stallen die naast een sterke verbetering van dierenwelzijn ten opzichte van de wettelijke welzijnsnormen, tenminste voldoen aan andere maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen voor milieu, diergezondheid en arbeidsomstandigheden en economisch haalbaar zijn.

Verlagen milieulast stikstof en fosfaat

LNV wil de verliezen van stikstof en fosfaat uit de landbouw naar het milieu verder terugdringen om daarmee de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren. Dit in lijn met de doelen van de Nitraatrichtlijn. Met het vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (looptijd 2010–2013) streeft LNV naar een verdere afname van, en hogere doelmatigheid bij het gebruik van stikstof en fosfaat op landbouwgronden in Nederland. Dit wordt bereikt door een combinatie van het verlagen en differentiëren van de normen voor het gebruik van stikstof en fosfaat, en het aanpassen van gebruiksvoorschriften voor de aanwending van mest.

Reductie milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen

LNV stimuleert de reductie van de milieubelasting van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen samen met andere overheden en het bedrijfsleven. Tot 2010 gebeurde dit in convenantsverband. Het convenant eindigt in 2010, dit geldt eveneens voor de nota Duurzame gewasbescherming. De doelstellingen van de nota worden geëvalueerd, deze evaluatie, die wordt uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), zal in de loop van 2011 gereed zijn. In 2011 wordt het beleid, zoals dat in de nota is verwoord, op hoofdlijnen voortgezet.

De nieuwe Europese richtlijn Duurzaam gebruik van pesticiden verplicht lidstaten tot het opstellen van een vierjarig Nationaal Actieplan. Dit plan moet in 2012 aan de Europese Commissie worden toegestuurd. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van de resultaten van de evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming.

Duurzame innoverende en vervoersefficiënte agrologistiek

Via het Platform Agrologistiek levert LNV een bijdrage aan het slimmer en duurzamer vervoeren van agroproducten, ten behoeve van de versterking van de concurrentiepositie van de Nederlandse agrosector. In het Platform Agrologistiek blijft LNV samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden werken aan de uitvoering van de Visie Agrologistiek. Voor de komende jaren staan de volgende thema’s centraal: intermodaal vervoer, duurzaamheid, retourstromen en afvallogistiek. De inzet is gericht op het maken van massa. LNV heeft vooral een stimulerende en faciliterende rol.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

% bedrijven dat voldoet aan wettelijke eisen dierenwelzijn

70%

2006

80%

80%

2011

AID/VWA

       

Realisatie normen fosfaat

78 mln. kg

2002

20 mln. kg

evenwicht

2015

CBS

       

Realisatie normen stikstof

420 mln. kg

2002

370 mln. kg

360 mln. kg

2013

CBS

       

Milieubelastingspunten gewasbescherming

86%

2006

95%*

95%

2010

PBL

       

Kilometerreductie

250 000 km

2006

14 000 000 km

14 000 000 km

2011

BCI (Buck Consultants International)

% integraal duurzame stallen

nulmeting

2008

5%

5%

2011

WUR

Percentage bedrijven dat voldoet wettelijke eisen bestaande dierenwelzijn:

Deze indicator beslaat het gehele veld van wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn. Hierbij wordt voor 2008 uitgegaan van een gemiddeld nalevingsniveau van 70% (nulsituatie) met een stapsgewijze toename naar een gemiddelde naleving van 80% in 2011 (streefwaarde).

Nationaal fosfaat en stikstofoverschot:

De indicatoren nationaal fosfaatoverschot en nationaal stikstofoverschot geven het totaal verlies aan van mineralen op landbouwgrond (door toepassen van meststoffen in de NL-landbouw als gevolg van neerslag na opname door het gewas). Het nationaal stikstofoverschot omvat ook verliezen door vervluchtiging.

Milieubelastingspunten gewasbescherming:

Deze indicator geeft het percentage afname aan van de belasting van het milieu (water en bodem) met gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van 1998. Dit wordt uitgedrukt in het % afname milieubelastingpunten (via de Nationale Milieu indicator van het Planbureau voor de Leefomgeving). Eens per vijf jaar wordt de voortgang van de nota Duurzame Gewasbescherming en ook van de bovenstaande indicatoren door het NMP geëvalueerd. De eindevaluatie vindt in 2011 plaats. Er wordt dan ook geen nieuwe ramingswaarde voor 2011 geformuleerd. De ramingswaarde 2010 blijft vooralsnog gehandhaafd.

Kilometerreductie:

Met het Actieplan Opschaling Agrologistiek (2008–2010) wordt massa gemaakt en een systeemsprong gestimuleerd waardoor in 2011 in potentie 14 miljoen wegkilometers kunnen worden bespaard.

De snelheid van realisatie wordt aan de sector zelf overgelaten. Er wordt geen jaarlijkse raming opgesteld.

% integraal duurzame stallen:

Integraal duurzame stallen zijn stal- en houderijsystemen waarin verschillende duurzaamheidaspecten in onderlinge samenhang zijn verbeterd ten opzichte van de reguliere systemen. Investeringen in integraal duurzame stallen worden financieel ondersteund door de Investeringsregeling integraal duurzame stallen en fiscale regelingen op basis van de Maatlat duurzame veehouderij.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

12 482

48 767

23 927

22 629

23 379

17 779

17 779

Verbetering dierenwelzijn

4 982

27 154

9 650

9 028

8 728

8 728

8 728

Mestbeleid

29

6 530

9 287

8 850

9 400

3 800

3 800

Fytosanitair beleid

3 027

9 781

1 240

1 240

1 240

1 240

1 240

Gewasbeschermingsbeleid

2 237

1 783

2 687

2 711

3 211

3 211

3 211

Agrologistiek

2 207

3 306

1 000

400

400

400

400

Functionele agrobiodiversiteit

 

213

63

400

400

400

400

Instrumenten

Verbetering dierenwelzijn

  • Het waarborgen van dierenwelzijn van landbouwhuisdieren vindt onder meer plaats door het ontwikkelen en formuleren van normen in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) en de daarop gebaseerde regelgeving en het handhaven van deze regelgeving.

  • Communicatie met en voorlichting aan de houders van gezelschapsdieren is voor LNV een speerpunt. Het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) speelt een sleutelrol bij de ontwikkeling van objectieve informatievoorziening over de aankoop en verzorging van gezelschapsdieren. LNV zet er op in dat de sector zelf certificatie toepast om de fokkerij en handel verder te professionaliseren en transparant te maken.

  • LNV geeft financiële ondersteuning aan onder andere de Landelijke Inspectiedienst voor Dieren (LID) en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH). Ook wordt de opvang van in beslaggenomen dieren o.a. verwaarloosde landbouwhuisdieren, bekostigd via de regeling In Beslaggenomen Goederen (IBG).

  • LNV ondersteunt het onderzoek naar en innovaties in integraal duurzame en diervriendelijke stallen. Prototypen van nieuwe integraal duurzame stallen kunnen via de bestaande innovatieregelingen en SBIR-tender (Small Business Innovation Research program) financieel worden ondersteund. LNV ondersteunt door middel van een driejarig meetprogramma naar de milieuemissies uit nieuw ontwikkelde integraal duurzame stallen. Hiermee wordt de vergunningverlening en de toepassing van deze nieuwe stallen gefaciliteerd.

  • Via de investeringsregeling integraal duurzame stallen kunnen voorloperbedrijven in de veehouderij subsidie krijgen voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen. Voor de uitrol van duurzame stallen die aan bovenwettelijke ammoniak-, dierenwelzijn-, diergezondheid- en energie eisen voldoen kan een beroep worden gedaan op fiscale instrumenten (MIA, Vamil) op basis van de Maatlat duurzame veehouderij.

  • Voor de implementatie van het markt- en consumentenspoor van de nota Dierenwelzijn en het convenant Marktontwikkeling verduurzaming dierlijke producten ondersteunt LNV haalbaarheidsstudies en onderzoek naar nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim. Het initiatief hiervoor ligt bij ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en de veehouderijsectoren.

  • Via artikel 68 wordt extra steun te verleend aan de ontwikkeling van dier- en milieuvriendelijke productiemethoden. In 2011 heeft LNV via artikel 68.voor deze onderdelen circa € 10 mln. per jaar beschikbaar

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Bijdrage Landelijke Inspectiedienst voor Dieren

300

300

300

Bijdrage Stichting Zeldzame Huisdierrassen

200

200

200

In Beslaggenomen Goederen

1 708

1 708

1 708

Projecten gezelschapsdieren (o.a. Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren)

1 960

1 960

1 960

Projecten landbouwhuisdieren

4 225

2 975

2 675

Bijdrage medebewindstaken PVE

60

60

60

Investeringsregeling duurzame stallen

1 275

1 825

1 825

Duurzame stallen art. 681

3 360

8 400

8 400

I&R Schapen/geiten1

1 500

1 500

1 500

XNoot
1

100% EU-cofinanciering

Mestbeleid

  • Kennisverspreiding moet ervoor zorgen dat ondernemers beter in staat zijn om mineralen efficiënter te benutten en milieuverliezen te reduceren.

  • Ter ondersteuning van de innovatieopgave in het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt de verspreiding en het gebruik van innovatieve technologieën, technieken en managementmethoden in de akker- en tuinbouw en de veehouderij ondersteund. Middelen worden ingezet voor ontwikkeling van innovaties door (samenwerkingsverbanden van) private partijen, al dan niet samen met onderzoeksinstellingen; communicatie en kennisverspreiding.(bijvoorbeeld via netwerken van boeren maar ook door scholing, cursussen en demonstratie op proef- en praktijkbedrijven); investeringen door landbouwbedrijven in innovatieve technische hulpmiddelen.

  • Ter uitvoering van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn en ter voorbereiding op en onderbouwing van het mestbeleid na 2013 wordt de doorwerking van het beleid gemonitord en worden verschillende onderzoeken uitgevoerd. Door middel van een monitoringsnetwerk worden de resultaten van het mestbeleid, die bereikt worden in de agrarische praktijk en in het milieu, gemeten. De resultaten van monitoring worden gebruikt voor de verantwoording over het uitgevoerde mestbeleid en het onderbouwen van toekomstig mestbeleid, ondermeer voor het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (looptijd vanaf 2014). Onderzoeksprojecten richten zich onder andere op mogelijkheden om het mestbeleid (en ook het agrarisch ammoniak en fijn stofbeleid) te optimaliseren en op het ontwikkelen van innovaties (post -onderzoek en monitoring Nitraatrichtlijn-).

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten kennisverspreiding mest

450

450

450

Onderzoek en monitoring derogatie

8 486

7 150

7 700

Duurzaamheidsinvesteringen (POP nieuwe uitdagingen)1

1 700

5 000

5 000

XNoot
1

Incl. 75% EU-cofinanciering

Fytosanitair beleid en uitgangsmateriaal

  • LNV ziet toe op naleving van de Plantenziektenwet, Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Landbouwkwaliteitswet, bewaakt en beheerst de fytosanitaire status van Nederland en maakt bilaterale afspraken met landen die niet tot de EU behoren.

  • De in 2010 geformuleerde LNV-visie over het fytosanitaire beleidsterrein gaat richting geven aan de koers en inzet van LNV op nationaal en internationaal fytosanitaire terrein (EU, mondiaal).

  • In 2010 heeft de Europese Commissie een evaluatie van het Europese fytosanitaire stelsel uitgevoerd, waarbij de fytosanitaire regelgeving in de EU grondig tegen het licht is gehouden. Deze evaluatie zal in 2011 en de daaropvolgende jaren leiden tot nieuwe wetgevingsvoorstellen die worden besproken met de Europese lidstaten. Voor de herziening van het Europese fytosanitaire stelsel is het belangrijk dat veranderingen in de EU-wetgeving aansluiten bij de Nederlandse situatie. Ook mondiaal en nationaal is het fytosanitaire beleidsterrein in beweging.

  • LNV zet in op vereenvoudiging van regelgeving en het terugdringen van de controlelast door het financieren van kennis- en onderzoeksprojecten die gericht zijn op de mogelijkheden tot preventief handelen. LNV vindt het hierbij van belang dat de internationale fytosanitaire regelgeving uitvoerbaar is voor het bedrijfsleven en aansluit bij de economische belangen van Nederland.

  • Het beleid voor de sector teeltmateriaal is gericht op kwalitatief hoogwaardig teeltmateriaal voor boeren in binnen- en buitenland en de bevordering van handel en afzet. Daartoe wordt onder andere inzet geleverd in Europa. Er zijn 12 richtlijnen voor de kwaliteit van uitgangsmateriaal in Europa, die een vertaling hebben gekregen in de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Landbouwkwaliteitswet. Het Europese stelsel is recentelijk geëvalueerd en momenteel wordt gewerkt aan een modernisering ervan. De LNV-inzet is hierbij behoud van kwaliteit en vermindering van lasten. De uitvoering van deze kwaliteitsregelgeving is in handen van de keuringsdiensten NAK, Naktuinbouw en BKD.

  • Voor de handel in zaaizaden buiten de EU is van belang dat er internationale standaarden zijn. Zowel op gebied van de OECD als van ISTA (specifieke zaadtesten) zet Nederland zich in om te komen tot verdere harmonisatie.

  • Een goed stelsel van het kwekersrecht en heldere internationale afspraken over toegang tot genetische bronnen zijn noodzakelijk voor het behoud van de leidende positie van Nederlandse veredelingsbedrijven op de wereldmarkt. De UPOV-conventie is wereldwijd de bakermat voor het kwekersrecht, Nederland zet zich in dat er meer landen de meest recente versie ratificeren. Op Europees niveau stuurt Nederland mee in het Europees Bureau voor Plantenrassen.

  • LNV bevordert voorts publiek-private samenwerking op het gebied van verdeling, gericht op maatschappelijke thema’s zoals hogere productie in combinatie met een lagere milieubelasting, houdbaarheid van rassen, teelt onder extreme omstandigheden en verminderd watergebruik, en verhoging van voedings- en gezondheidswaarde. Door export van verbeterde plantenvariëteiten wordt zo een bijdrage geleverd aan de verduurzaming elders op de wereld.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten fytosanitair beleid

1 240

1 240

1 240

Gewasbeschermingsbeleid

  • LNV werkt, sinds enkele jaren, samen met het ministerie van VROM, de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN), de Unie van Waterschappen en een aantal sectorpartijen in convenantsverband aan de realisatie van de milieudoelstellingen van de nota Duurzame gewasbescherming. In de loop van 2011 zal worden gerapporteerd over de eindevaluatie van de nota.

  • In 2011 zal de implementatie van de verordening gewasbeschermingsmiddelen en de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden in wetgeving zijn vastgelegd.

  • LNV stimuleert de toepassing van en kennis over geïntegreerde gewasbescherming onder meer door bijscholingsbijeenkomsten (voor vakbekwaamheidsbewijzen) en kennisverspreiding om het gedrag van telers positief te beïnvloeden.

  • LNV geeft door een bijdrage in het Fonds Kleine Toepassingen (€ 0,3 mln. per jaar) een stimulans aan de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor kleine toepassingen om een effectief middelenpakket in stand te houden. Daarnaast financiert LNV, samen met de ministeries van VROM, VWS en SZW, advieswerkzaamheden van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) ten behoeve van (inter)nationale beleidsontwikkeling.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten innovatie/management

1 500

1 500

2 000

Projecten bevorderen duurzaam middelenpakket

500

500

500

Projecten handhaving, monitoring, verantwoording

640

450

450

LNV-bijdrage aan CTGB

261

261

261

Functionele agrobiodiversiteit

Op het gebied van functionele agrobiodiversiteit (FAB) zet LNV in op kennisontwikkeling (beleidsondersteunend onderzoek), kennistoetsing in de praktijk (landelijke pilot in de Hoeksche Waard) en kennisverspreiding. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het ministerie van VROM en LTO. Om FAB in de praktijk uit te rollen zal in 2011 gestart worden met de financiering van akkerranden via het vernieuwde GLB.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten FAB

63

200

200

Subsidieregeling FAB1

0

800

800

XNoot
1

Incl. 75% EU-cofinanciering

Agrologistiek

LNV geeft samen met het bedrijfsleven en andere overheden in het platform Agrologistiek invulling aan het Actieplan Opschaling Agrologistiek (2008–2011); LNV heeft hierbij vooral een stimulerende en faciliterende rol. Het Actieplan (TK 28 141, nr. 8, 2008) richt zich op:

  • Het breder uitdragen van kennis en effecten;

  • Het betrekken van meer partijen;

  • Het initiëren en stimuleren van structurele veranderingen in het agro-logistieke proces;

  • Het inschakelen en uitbouwen van een internationaal netwerk.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten Agrologistiek

1 000

400

400

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Motivering

LNV streeft naar het bevorderen en continueren van de duurzaamheid in de verschillende sectoren van de land- en tuinbouw.

Impuls aanbod biologische producten

Door de biologische landbouw te stimuleren draagt LNV bij aan het bieden van een alternatief perspectief in de voedselproductie en het verbreden van het aanbod duurzaam voedsel. In de nota biologische landbouw 2008–2011 zet LNV onder andere in op het verbinden van de biologische landbouw met voorlopers in de gangbare landbouw. Daarnaast zet LNV ook in op stimulering van de vraag naar biologische producten en op ontwikkeling van de sector door kennisontwikkeling en -uitwisseling.

Verduurzaming en energieverbetering agrosector

LNV stimuleert duurzaamheid in de glastuinbouwsector. Dit betreft aspecten als milieu, klimaat, ruimtelijke inrichting en gebruik van fossiele energie.

In de voedindings en genotmiddelenindustrie wordt een energie-efficiencyverbetering van 30% nagestreefd in 2020 (t.o.v. 1990).

De vernieuwing van de intensieve veehouderij wordt gefaciliteerd, zodat de sector kan voldoen aan de voorwaarden die de maatschappij wenst voor dierenwelzijn, milieu, landschap, marktgerichtheid en concurrentievermogen.

In 2008 heeft LNV een toekomstvisie op de veehouderij opgesteld. Deze toekomstvisie biedt het kader voor verduurzaming van de veehouderij binnen 15 jaar. In samenwerking met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties is die visie uitgewerkt in een concreet afsprakenkader.

De ontwikkeling van de melkveehouderij naar een economische vitale en minder milieubelastende sector wordt gestimuleerd evenals het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de akkerbouwsector.

LNV bevordert en faciliteert sector- en sectoroverschrijdende initiatieven voor samenwerking tussen ketens en in regio’s. Hiermee wordt ingezet op een breed gedragen innovatieagenda en -programma.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Aandeel duurzame energie in glastuinbouw t.o.v. totaal energiegebruik (in de glastuinbouw)

0,5%

2003

4%

20%

2020

LEI

       

Jaarlijkse groei consumentenbestedingen – biologische landbouw

€ 583,4 mln.

2008

€ 776,5 mln.

(10%)

€ 776,5 mln.

(10%)

2011

Biologica

Biomonitor

Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal

47 000 ha

2007

57 100 ha

57 100 ha

2011

SKAL

       

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

Voorlopig 14%

15%

2012

LEI

Aandeel duurzame energie in glastuinbouw:

Deze indicator geeft de verduurzaming en efficiency aan van het energiegebruik van de glastuinbouwsector

Jaarlijkse groei consumentenbestedingen – biologische landbouw:

Deze indicator geeft de jaarlijkse groei ten opzichte van het vorige jaar aan van de consumptie van biologische voedingsmiddelen in euro’s met als uitgangspunt 10% groei per jaar.

Jaarlijks groei in biologisch areaal

Deze indicator geeft de jaarlijkse groei van het aantal ha. biologisch areaal weer ten opzichte van het vorige jaar met het uitgangspunt 5% groei per jaar.

Percentage innoverende agrarische bedrijven:

Het percentage innoverende agrarische bedrijven geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd in het betreffende jaar, het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers die bij de eerste groep behoren die vernieuwingen hebben doorgevoerd, die al eerder door anderen zijn ingevoerd.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

69 251

86 373

84 344

73 537

45 802

38 782

36 782

Glastuinbouw

21 302

32 724

42 233

33 817

28 534

25 745

23 895

Biobased Economy

2 755

8 457

10 675

3 310

   

Biologische landbouw

4 186

3 963

2 556

2 168

1 424

1 960

1 960

Duurzame veehouderij

9 306

27 408

15 521

23 205

3 754

3 675

4 299

Open teelten

1 686

2 829

2 718

1 398

1 238

538

538

Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw

1 625

1 717

1 841

3 139

4 352

5 364

4 590

Multifunctionele landbouw

1 280

1 588

2 300

500

500

1 500

1 500

ICT-beleidsprogramma’s

264

1 525

500

    

Interne begrotingsreserve

26 366

      

VAMIL

 

6 000

6 000

6 000

6 000

  

Overige sectoren

481

162

     

Instrumenten

LNV stimuleert de innovatie en de duurzaamheid van de landbouwsectoren door de innovatieve initiatieven van bedrijven, consortia of maatschappelijke organisaties te subsidiëren, door kennisverspreiding te stimuleren en door het in beeld brengen van verandering en verduurzaming in de landbouw. Verder is het organiseren van ontmoeting en debat een belangrijk onderdeel van het beleid.

Glastuinbouw

  • Het energietransitiebeleid van LNV heeft als ambitie dat vanaf 2020 in nieuw te bouwen kassen klimaatneutraal geteeld kan worden. Met het programma Kas als Energiebron wordt daar uitvoering aan gegeven. De glastuinbouwdoelen uit het convenant «Schone en Zuinige Agrosectoren» zijn in dit programma geïntegreerd, evenals de acties uit de innovatieagenda Energie. Om de doelen en ambities te bereiken wordt een breed instrumentarium ingezet: het energie-onderzoeksprogramma waaronder bijvoorbeeld het versnellingsprogramma implementatie semi-gesloten kassen, ondersteuning van demonstratieprojecten, voorlichting, de ontwerpwedstrijd Energieproducerende kas en het Innovatie- en Democentrum, ondernemerplatforms, communicatie onder andere via de sites www.energiek2020.nu en www.kasalsenergiebron.nl en het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving.

    Daarnaast worden stimuleringsregelingen ingezet. Om een versnelde transitie naar minder gebruik van fossiele brandstoffen en efficiënt energiegebruik binnen de glastuinbouw te stimuleren worden investeringen in innovatieve energieconcepten financieel ondersteund met de regelingen Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) en Marktintroductie Energie-innovatie (MEI).

  • Het geologisch risico op misboren bij aardwarmteprojecten wordt afgedekt met de aardwarmtegarantieregeling.

  • De inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden buiten de Greenports wordt ondersteund via de Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (Stidug). Aan alle tien gebieden zijn middelen toegezegd. Van deze 10 worden 3 Stidugprojecten via het ILG gefinancierd (zie beleidsartikel 22).

  • Het milieubeleid van LNV richt zich onder meer op het bij elkaar te brengen van partijen om de milieuproblematiek aan te pakken. Binnen het Platform Duurzame Glastuinbouw (PDG) wordt voor de glastuinbouw gewerkt aan gewasbescherming en mineralen. Met de bloembollen en paddenstoelensector zijn meerjarenafspraken-energie afgesloten. Deze beide meerjarenafspraken zijn opgenomen in het convenant -Schone en Zuinige Agrosectoren».

  • LNV stimuleert onder de glastuinbouw-, bloembollen- en paddenstoelenondernemers de kennisverspreiding over energiebesparende maatregelen en duurzaam energieverbruik.

  • De Voedsel- en Genotsmiddelensector neemt deel aan het Convenant Meerjarenafspraken energie (MJA 3). LNV ondersteunt de sector bij het opstellen, uitvoeren en monitoren van energiebesparingplannen op zowel bedrijfs- als brancheniveau.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Stidug-projecten (uitfinanciering)

0

2 640

0

Projecten in kader Glami-convenant

354

354

354

Demonstratieprojecten energie1

0

344

560

Energietransitieprojecten

3 574

4 374

4 119

Innovatie energiebesparende maatregelen

7 500

3 500

2 471

Investeringsregeling Energiebesparing

1 500

0

 

Marktintroductie Energie-innovatie1

19 560

14 460

15 689

Samenwerking bij innovatie glastuinbouw/paddenstoelen

887

353

421

Champ to Champ

1 000

1 000

0

FES-innovatieagenda Energie

4 600

5 500

3 700

Energie-efficiency VGI

417

0

0

XNoot
1

Incl. EU-cofinanciering

Biobased Economy

  • LNV heeft inmiddels het initiatief genomen tot de inrichting van een Interdepartementaal Programma Bio-based Economy. LNV is trekker van het Programma Groene Grondstoffen (€ 30 mln.) binnen de Innovatieagenda Energie. Binnen het programma worden in de periode tot en met 2012 verschillende deelprogramma’s uitgevoerd (Bioraffinage, Plantenverdeling, Level Playing Field, Verbinding agro-chemie-logistiek, Biomassa uit natuur, landschap en houtketen, Import duurzame biomassa, Aquatische biomassa, Small Business Innovation Research SBIR).

  • De inzet van LNV en de agro-sectoren voor een biobased economy is verder geconcretiseerd in het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren. De afspraken uit dit convenant worden jaarlijks in werkprogramma’s uitgewerkt. In 2011 zullen diverse activiteiten plaatsvinden; zo zullen de pilot en demonstratieprojecten in de bioraffinagetender opgestart worden, fase 2 van de SBIR biomassa en agrologistiek worden eind 2010 geselecteerd en zullen begin 2011 starten. De geselecteerde bedrijven kunnen aan de slag met het ontwikkelen van prototypes en concepten die in de laatste fase, fase 3, op de markt gezet kunnen worden. Deze derde fase wordt niet door de overheid gefinancierd.

  • In het kader van de tender bioraffinage (2009–2010) worden via het SBIR programma MKB bedrijven in de gelegenheid gesteld nieuwe biobased toepassingen te ontwikkelen. Proefprojecten zijn nodig om deze producten te testen en te beginnen aan de opbouw van duurzame productieketens voor biomassa. Hiervoor is in 2010 de regeling duurzame biomassa importketens opengesteld. Het kabinet heeft in mei 2010 ingestemd met de financiële ondersteuning van een pilotlant bioraffinage in Delft met € 15 mln.

  • De kaders voor de tweede tranche voor het programma groene grondstoffen zijn vastgesteld. Er zal een transitiehuis bio-based economy opgezet worden. Verder zal er een subsidie verleend worden voor een proeffabriek op voorwaarde dat de Europese Unie hiermee akkoord gaat. De proeffabriek heeft als doel om opschaling van nieuwe technologie mogelijk te maken. De proeffabriek is toegankelijk voor Nederlandse en internationale bedrijven.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Biobased Economy/Algencentrum

0

0

0

FES Groene Grondstoffen

4 230

3 310

0

Biologische landbouw

  • LNV zet voor 2011 in op de verdere uitvoering van de in 2008 getekende Convenanten met marktpartijen en maatschappelijke organisaties. In samenwerking met convenantpartijen worden de instrumenten mediacampagne, ketenmanagement, meerjarige opschalingsplannen en handelsfacilitatie ter bevordering van de marktontwikkeling biologische landbouw ingezet. De verzelfstandiging van de biologische keten en samenwerking is behalve financieel nu ook organisatorisch op gang gebracht. In 2010 is hiertoe een intentieverklaring getekend, de uitvoering ervan zal uiterlijk eind 2011 van kracht worden.

  • De uitwisseling van kennis en innovatie tussen biologische en gangbare landbouw wordt bevorderd, onder andere via de bedrijfsnetwerken.

  • Aan nieuwe biologische bedrijven wordt financiële ondersteuning geboden voor de certificeringkosten via de Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie (SVBP). Daarnaast wordt in het kader van de totaalaanpak ingezet op communicatie om de groep potentiële omschakelaars te vergroten.

  • LNV verstrekt verder subsidie aan regionale projecten en aan ketenorganisaties die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de biologische landbouw en aan de verbinding van de biologische landbouw met de gangbare landbouw en de samenleving.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie (SVBP)1

1 041

400

400

Beroepsopleiding/voorlichting biologisch

160

260

260

Projecten convenant Biologisch

470

865

663

Projecten mediacampagne

575

200

0

Demonstratieprojecten biologische landbouw1

134

64

0

Ondersteuning biologische sector

346

210

 

Innovatieregeling biologische landbouw1

76

152

202

Projecten ketenverbindingen

50

0

0

Projecten aanpak aanbodkrapte

100

25

0

Projecten ondersteuning regionale initiatieven

200

100

0

XNoot
1

Incl. EU-cofinanciering

Duurzame veehouderij

Een verdere verduurzaming van de veehouderij is één van de belangrijkste uitdagingen waar de komende jaren aan gewerkt zal worden. De lange termijn uitdagingen, zoals verwoord in de toekomstvisie veehouderij, zijn in 2009 samen met sector, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties uitgewerkt in een «Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij». In de Uitvoeringsagenda worden de speerpunten en de uitdagingen voor de komende 15 jaar beschreven. In het samenwerkingsverband van de ondertekenaars wordt inmiddels constructief en voortvarend gewerkt om de beoogde verduurzaming te realiseren. Dit moet leiden tot het versneld op gang brengen van de beweging naar een duurzame veehouderij. Dit vraagt forse inspanningen van alle betrokken partijen. Ook LNV zal hierop in 2011 inzetten.

  • Om de overgang naar integraal duurzame productiemethoden binnen de intensieve veehouderij te faciliteren, verspreidt LNV kennis over innovaties, worden duurzame innovatieve investeringen gesubsidieerd en fiscaal ondersteund en wordt samenwerking via onderzoek en kennis(uitwisseling) bevorderd.

  • LNV bevordert innovaties door ondersteuning van praktijkgericht onderzoek, door de vorming van een innoverende omgeving te faciliteren en door de verspreiding van deze innovaties. LNV stelt hiertoe onder andere de regeling «Samenwerking bij innovaties» open en ondersteunt netwerken van ondernemers.

  • LNV bouwt in samenwerking met VROM stimulering van investeringen in duurzame stallen in de intensieve veehouderij en in de melkveehouderij verder uit door het uitbreiden van de Maatlat Duurzame Veehouderij. De uitbreiding is onder andere gericht op extra sectoren en duurzaamheidthema’s en op het beschikbare fiscale en financiële instrumentarium (VAMIL, MIA, Regeling Groenprojecten).

  • Het «Programma luchtwassers» is erop gericht om via onderzoek nieuwe milieutechnologie (bijvoorbeeld gecombineerde luchtwassystemen) te optimaliseren en om de controle op de werkzaamheid en de handhaafbaarheid te verbeteren.

  • LNV richt zich op de verbetering van de functionele en fysieke inrichting van landbouwbedrijven en de verduurzaming van de landbouwproductie.

  • Gebiedsgerichte projecten voor milieuverbetering en structuurverbetering van de melkveehouderij worden gesubsidieerd. Het herverkavelen en herinrichten van landbouwgrond ter vergroting van bedrijfsoppervlak dichtbij de stalruimte vormt een belangrijk onderdeel van de structuurverbetering (zie ook beleidsartikel 22).

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Innovatieregeling intensieve veehouderij1

1 489

746

860

Innovatieregeling melkveehouderij

525

353

141

Pilotprojecten intensieve veehouderij

1 850

1 350

850

Pilotprojecten herstructurering melkveehouderij

825

500

500

Praktijknetwerken veehouderij1

800

950

1 050

Demonstratieprojecten intensieve veehouderij1

624

676

680

Demonstratieprojecten melkveehouderij1

84

64

0

Investeringsregeling luchtwassers

0

0

0

FES-finstofregeling

6 000

0

0

Beëindigings- en saneringsregeling

974

847

737

XNoot
1

Incl. EU-cofinanciering

Open Teelten

  • De innovatie-agenda – precisielandbouw – is van groot belang voor een kwalitatief en kwantitatief hoogwaardige productie van landbouwgewassen, gepaard gaande met verminderd gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Voor de jaren 2009–2014 is in totaal € 6,4 mln. beschikbaar gesteld voor deze activiteit, onder de voorwaarde dat het bedrijfsleven een vergelijkbare investering doet. De projecten die binnen dit kader worden geselecteerd werken rechtstreeks aan een verbeterd rendement van de productie of een kostenreductie in de teelt, door het besparen op bemesting en/of gewasbeschermingsmiddelen per eenheid product en/of rechtgeleiding. Tevens worden projecten geselecteerd die een positief effect hebben op de broeikasgassenuitstoot. De projecten die binnen dit kader worden uitgevoerd worden aangereikt vanuit de boeren en hun ketenpartijen en beoordeeld en gefiatteerd door een stuurgroep van overheid en bedrijfsleven.

  • In 2011 voert LNV nog de «Set aside regeling» uit, waarmee landbouwgrond uit productie genomen wordt.

  • Met de innovatieregeling wordt samenwerking via kennis en onderzoek bevorderd.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Set aside regeling (uitfinanciering)1

952

902

902

FES-projecten Precisielandbouw

1 150

650

500

Innovatie open teelten

516

160

200

XNoot
1

Incl. EU-cofinanciering

Innovatie en samenwerking duurzame landbouw

  • Het bedrijfsleven heeft in samenwerking met LNV voor de meeste sectoren van land- en tuinbouw innovatieagenda’s opgesteld, zoals voor tuinbouw, melkveehouderij, varkenshouderij en pluimveehouderij. Het ministerie faciliteert bij de nadere uitwerking en uitrol van het programma.

  • Innovatieve projecten van het bedrijfsleven, waaronder met name ook projecten die aansluiten bij de innovatieagenda’s, worden financieel ondersteund door de subsidieregeling «Samenwerking bij innovatieprojecten».

  • Innovatieve projecten gericht op een verdergaande verduurzaming van de land- en tuinbouw in het kader van de nieuwe uitdagingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden ondersteund door de subsidieregeling «Samenwerking bij Innovatieprojecten, nieuwe uitdagingen». De nieuwe uitdagingen zijn gericht op de thema’s «klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit».

  • Om de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw te stimuleren wordt door de Taskforce Multifunctionele Landbouw ingezet op marktontwikkeling (verbinden van vraag en aanbod) en ketenversterking. Door onder andere in te zetten op zowel sectorale als thematische programma’s wordt hieraan een gerichte impuls gegeven. Ook wordt binnen deze programmatische aanpak aandacht besteed aan de gebiedsgerichte invalshoek. Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling en benutting van kennisnetwerken, onder andere in relatie tot de verbetering van ondernemerschap. De doelstelling van de Taskforce is gericht op een verdubbeling van de omzet van de multifunctionele landbouw gedurende de looptijd van de Taskforce.

  • Door onder andere in te zetten op zowel sectorale als thematische programma’s wordt voor de diverse deelsectoren binnen de multifunctionele landbouw een gerichte impuls gegeven aan de noodzakelijke marktcreatie en ketenontwikkeling. Ook wordt binnen de programmatische aanpak aandacht besteed aan de gebiedsgerichte invalshoek. Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling en benutting van kennisnetwerken onder andere in relatie tot de verbetering van ondernemerschap.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Projecten multifunctionele landbouw

2 800

2 000

2 000

Projecten duurzame landbouw

1 361

1 284

1 552

UIL-NN uitschrijven en toelichting opnemen

0

0

0

Innovatieregeling Plant1

750

1 800

2 550

Innovatieregeling Dier1

650

1 560

2 150

Samenwerking bij innovatie POP Nieuwe uitdagingen

680

1 360

2 400

XNoot
1

Incl. EU-cofinanciering

ICT beleidsprogramma

Onder de paraplu van het meerjarige beleidsprogramma CLIENT worden met behulp van ondersteunende ICT-toepassingen administratieve en logistieke processen bij import en export van landbouwgoederen en levensmiddelen verbeterd. Dit leidt tot een betere dienstverlening, administratieve lastenverlichting, versterking van de concurrentiekracht en een beter risicomanagement aan onze buitengrens door efficiëntere en effectievere controles.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

Client Internationaal

500

0

0

Interne begrotingsreserve

Met de interne begrotingsreserve wordt het bestaande financiële instrumentarium voor ontwikkeling en sanering in de landbouwsector (voormalig O&S fonds voor de landbouw) behouden. Hiermee wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven. Uit deze interne begrotingsreserve worden onder andere uitgaven gedaan voor energietransitie in de tuinbouwsector.

VAMIL (regeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen)

Ondernemers die kunnen aantonen dat zij in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in duurzame kassen of stallen en schade hebben geleden, omdat ze de verruiming in de willekeurige afschrijving milieu-investering (Vamil) niet hebben kunnen toepassen, komen – na een toets op de gegevens en de berekening – in aanmerking voor vergoeding van het geleden (rente)nadeel.

Bedragen x € 1 000

Activiteit

Uitgaven 2011

Uitgaven 2012

Uitgaven 2013

VAMIL-vergoedingen

6 000

6 000

6 000

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

Motivering

LNV streeft binnen deze operationele doelstelling naar de volgende doelen:

Alternatieve winning mosselzaad

LNV streeft naar een concurrerende visserijketen, die de natuur ontziet en gezonde producten levert. Om dit te bereiken zet LNV niet alleen in op een ecologisch verantwoord beheer van visbestanden, maar ook op de alternatieve winning van mosselzaad en ondersteuning van vernieuwing en verduurzaming van de visserij. Streven voor 2011 is dat 10 000 ton mosselzaad op alternatieve wijze wordt gewonnen.

Transitie Noordzeevisserij: duurzame visserijtechnieken

Uitgangspunten voor de inhoudelijke keuzes en prioriteiten in het transitieproces in de Noordzeevisserij zijn: een gunstig innovatieklimaat, versterking van ondernemerschap en meer samenwerking in de sector en met maatschappelijke organisaties. Hierbij is ook een rol voor regionale overheden weggelegd, bijvoorbeeld op het terrein van economische verbreding van visserijgebieden.

In 2007 is begonnen met een ambitieus programma om de Noordzeevisserij te vernieuwen en te verduurzamen en de biodiversiteit te beschermen. Om de verduurzaming te stimuleren wordt ingezet op een verdere verlaging van de druk op de visbestanden en het stimuleren van de invoering van minder schadelijke alternatieve vistechnieken.

LNV werkt ook mee aan de Europese meerjarige herstelplannen (schol en tong, kabeljauw en aal), die er op zijn gericht de visbestanden te beschermen.

Nederland maakt gebruik van het Europese Visserij Fonds (EVF) om deze doelen te bereiken.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streef

waarde

Planning

Bron

Voorzorgsniveau Schol

205 000 ton

2005

481 823 ton

230 000 ton

Geen einddatum

ACOM

Voorzorgsniveau Tong

41 000 ton

2005

35 300 ton

35 000 ton

Geen einddatum

ACOM

Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad

2 000 ton

2006

10 000 ton

12 000 ton

2015

IMARES

Toelichting

Voorzorgsniveau schol en tong:

Het voorzorgsniveau betreft de omvang van een visbestand nodig om de soort duurzaam in stand te houden.Aangezien de omvang van een visbestand mede afhankelijk is van natuurlijke fluctuaties, is in Europees verband geen einddatum vastgelegd ACOM: Advisory Committee (ICES).

Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad:

Deze indicator geeft de resultaten en het succes weer van het beleid om de alternatieve winning van mosselzaad te stimuleren.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

35 883

10 938

7 014

7 734

8 341

1 294

1 294

–  Duurzame visserijmethodes (as 1 EVF)

165

284

     

–  Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (as 2 EVF)

861

1 380

 

952

500

  

–  Innovatieve proefprojecten (as 3 EVF)

3 524

3 917

3 900

2 000

3 400

  

–  Gebiedsgerichte activiteiten (as 4 EVF)

       

–  Technische bijstand (as 5 EVF)

 

103

400

400

400

  

–  Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding

4 967

5 254

2 714

4 382

4 041

1 294

1 294

–  Interne begrotingsreserve

26 366

      

Instrumenten

  • Wet- en regelgeving (Verordeningen EU op het gebied van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, De Visserijwet 1963).

  • Controle en handhaving van (internationale) visserijregelgeving.

  • Financiële ondersteuning.

Duurzame visserijmethodes (as 1 EVF)

LNV stimuleert investeringen in duurzamere visserijtechnieken (bijvoorbeeld in de visserij op platvis, de pelagische sector en de mosselsector). Het gaat daarbij om technieken die leiden tot minder bodemberoering en discards verminderen, het toepassen van meer selectieve vistechnieken en het stimuleren van brandstofbesparing (zoals introductie van pulskor).

Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (as 2 EVF)

LNV draagt bij aan maatregelen op het terrein van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet. Het gaat hierbij om:

  • Het faciliteren van het transitieproces naar een verdere verduurzaming van de schelpdiersector op basis van de uitvoering van het programma «Naar een rijke Waddenzee». Dit programma geeft een impuls aan natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee. Betrokken partijen willen met het programma hun initiatieven voor natuurherstel bundelen, waar nodig versnellen en nieuwe initiatieven starten om te komen tot een rijke Waddenzee.

  • Het bieden van ruimte voor het gebruik van alternatieve vangsttechnieken voor mosselzaad in de schelpdiercultuur (met name door de opschaling van het aantal mosselzaadinvanginstallaties in de Waddenzee, Oosterschelde en Voordelta) en innovatie, bijvoorbeeld nieuwe technieken in de viskweek op het land en op de Noordzee.

  • Het ondersteunen van binnenvissers bij de te nemen maatregelen in het kader van het Nederlandse aalbeheerplan.

  • Het bevorderen van duurzaamheid in de verwerking en afzet van vis. Het gaat onder meer om investeringen in kwalitatief hoogwaardige producten, de ontwikkeling van innovatieve productie-, verwerkings- en afzettechnieken, het vinden van niches in de markten of een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval.

Innovatieve proefprojecten (as 3 EVF)

LNV ondersteunt het innovatieve vermogen in de visketen. Hierbij staat samenwerking tussen vissers, ketenpartijen, maatschappelijk organisaties en kennisinstituten centraal. LNV stimuleert hiermee:

  • Het ontwikkelen, verwerven en verspreiden van nieuwe kennis en/of technologie. Bijvoorbeeld het onder realistische omstandigheden testen of verspreiden van nieuwe en kostenbesparende methoden om de selectiviteit van vistuig te verbeteren, bijvangsten te verminderen of de gevolgen voor natuur en milieu te beperken.

  • Samenwerkingsvormen. Bijvoorbeeld op het terrein van onder meer ketensamenwerking, partnerschappen tussen wetenschappers, vissers en maatschappelijke organisaties.

  • Kwaliteitscertificering van visserij- en viskweekmethoden en het bevorderen van de afzet van producten die milieuvriendelijk zijn verkregen.

Gebiedsgerichte activiteiten (as 4 EVF)

LNV draagt bij aan gebiedsgerichte activiteiten. Hier ligt het initiatief voor het ontwikkelen van projecten bij provincies en eventueel andere overheden. De provincies stellen dan ook de nationale middelen ter beschikking. LNV beheert de middelen uit het Europees Visserij Fonds (EVF), die dan kunnen worden ingezet bij cofinanciering van deze projecten.

Technische bijstand (as 5 EVF)

Onder technische bijstand vallen maatregelen op het gebied van voorbereiding, toezicht, administratieve en technische ondersteuning die voor de uitvoering van het Europese Visserij Fonds (EVF) nodig zijn. Zo neemt LNV voorlichtingsmaatregelen die gericht zijn op de begunstigden en de partners in het EVF programma, verspreidt LNV informatie en wil het gerichte feedback geven aan indieners van projecten binnen EVF. Een groot deel van de maatregelen worden door Dienst Regelingen (DR) uitgevoerd. Daarnaast wordt vanuit technisch bijstand ook het bestuurlijk platform visserijgemeenschap ondersteunt.

Innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding

LNV ondersteunt projecten op de terreinen innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding, die niet in aanmerking komen voor Europese cofinanciering. Voorbeelden hiervan zijn de kenniskringen in de Visserij (€ 1 mln.), opzetten helpdesk als ondersteuning voor visstandbeheercommissies (VBC’s, € 0,3 mln.), samenwerking tussen vissers en biologen in de kottersector, aanvullend onderzoek problematiek visserij Waddenzee en onderzoek naar de kunstmatige voortplanting van aal.

Interne begrotingsreserve

Met een interne begrotingsreserve wordt het bestaande financiële instrumentarium voor ontwikkeling en sanering in de visserij behouden. Hiermee wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven. De interne begrotingsreserve, is bestemd voor de meerjarige bestedingen van budgetten die onder het Europees Visserij Fonds (programma 2007–2013) worden uitgevoerd. Ook is de reserve bedoeld voor de uitfasering en eindafrekening van het FIOV-programma.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD/OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Duurzaam ondernemen

21

2009

2010

Duurzaam ondernemen

21

2015

2015

     

Effectenonderzoek ex-post

Evaluatie investeringsregeling Jonge agrariërs

21.11

2010

2011

Regeling Bedrijfsadviesdiensten

21.11

2011

2011

 

Regeling Beroepsopleiding en voorlichting

21.11

2011

2011

 

Regeling Garantstellingen (o.a. Borgstelling)

21.11

2013

2013

 

Nota Dierenwelzijn

21.12

2011

2012

 

Meststoffenwet 2011

21.12

2011

2012

 

Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming

21.12

2011

2011

 

Demonstratieregeling, diverse beleidsvelden

21.12/21.13

2010

2010

 

Regeling marktintroductie energie transities

21.12

2011

2011

 

Regeling investeringen in energiebesparing

21.12

2011

2011

 

Regeling duurzame stallen

21.12

2012

2012

 

Evaluatie beleid energie-efficiency glastuinbouw

21.13

2010

2011

 

Energie-efficiency voedings- en genotsmiddelenindustrie

21.13

2012

2012

 

Subsidieregeling stimulering biologische productie

21.13

2011

2011

 

3e Beleidsnota biologische landbouw

21.13

2012

2012

 

Regeling gecombineerde luchtwassystemen

21.13

2012

2012

     

Overig evaluatieonderzoek

Tussentijdse evaluatie POP- 2

21.11 t/m 21.13

2010

2010

Ex-ante evaluatie landbouw en Kader Richtlijn Water 2

21.12

2010

2010

 

Evaluatie meerjarenovereenkomsten keuringsdiensten

21.12

2010

2010

 

Evaluatie EU fytorichtlijn

21.12

2010

2010

 

Beleidsevaluatie Visie agrologistiek

21.12

2012

2012

 

Evaluatie Koopmansgelden melkveehouderij

21.13

2011

2011

 

Tussentijdse evaluatie Europees visserijfonds

21.14

2010

2011

 

Tussentijdse evaluatie schelpdiervisserijbeleid

21.14

2010

2011

Toelichting

  • De beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 21 (duurzaam ondernemen) 2009 is afgerond. Het rapport is mei 2010, samen met het LNV-jaarverslag 2009, naar de Tweede Kamer gestuurd. (TK nr. 31 104, nr. 3)

  • Evaluatie nota duurzame gewasbescherming: dit betreft een eindevaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming in 2011. De tussenevaluatie van de nota heeft in 2006 plaatsgevonden.

  • Evaluatie demonstratieregeling heeft betrekking op toepassing van deze regeling binnen de volgende beleidsvelden: energie, biologische landbouw, veehouderij.

  • Evaluatie EU fytorichtlijn wordt uitgevoerd door de Europese Commissie en kan grote invloed hebben op het nationale fytosanitaire beleid.

  • Tussentijdse evaluatie Europees Visserij Fonds (EVF): tussentijdse (externe) evaluatie in 2010 van de resultaten van de in het kader van het EVF uitgevoerde Operationeel Programma 2007–2013. Deze evaluatie kan aanleiding geven tot een actualisatie en aanpassing van bepaalde onderdelen van dit programma.

  • Tussentijdse evaluatie schelpdiervisserijbeleid: eerste tussenevaluatie van het beleidsbesluit schelpdiervisserij dat is vastgesteld voor de periode 2005–2020.

22 Agrarische ruimte

Algemene beleidsdoelstelling

Een goede ruimtelijke structuur voor agrarische functies

De inzet wordt gericht op het verbeteren van de ruimtelijke structuur voor agrarische functies, waaronder grondgebonden landbouw (akkerbouw, veehouderij) en niet grondgebonden landbouw (glastuinbouw). Het optimaliseren van de agrarische functies in het landelijk gebied draagt bij aan het versterken van de land- en tuinbouw als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied.

Verantwoordelijkheid LNV

De minister van LNV is verantwoordelijk voor:

  • Het verstrekken van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) over de periode 2007 tot en met 2013 aan de provincies om de door het Rijk vastgestelde nationale doelen voor het landelijk gebied te realiseren. Op basis daarvan maakt het Rijk met de provincies zevenjarige prestatie- en budgetafspraken. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering van de (inrichtings)projecten. Het Rijk beoordeelt aan het eind van de ILG-periode de gerealiseerde prestaties en de daaraan bestede budgetten van het Rijk en legt hierover verantwoording af aan het parlement.

  • Het faciliteren van de agrarische sector bij de versterking van de ruimtelijke inrichting van de grondgebonden landbouw.

  • Het ondersteunen van de ontwikkeling van de agrarische (infra)structuur glastuinbouw bij de niet grondgebonden landbouw.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt af van de ontwikkeling van de (wereld)voedselproductie en -prijzen en kennis over en inzicht in duurzame productie. Daarnaast is de realisatie afhankelijk van de medewerking van agrarische ondernemers en gemeenten.

Maatschappelijk effect

Behalen van de algemene beleidsdoelstelling heeft als effect een duurzame, doch competitieve land- en tuinbouwstructuur, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de (inter)nationale marktpositie van de land- en tuinbouw en daarmee ook aan een vitaal en aantrekkelijk agrarisch cultuurlandschap.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

      

Structuurverbetering grondgebonden landbouw

0

2007

PM ILG

143 000 ha.

2013

MJP 2007–2013

AVP

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

78

22

18

13

15

33

33

UITGAVEN

84

81

51

43

39

40

33

Programma-uitgaven

73

69

42

34

29

30

23

–  waarvan juridisch verplicht

  

42

34

29

30

23

        

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

27

20

26

27

26

23

23

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

45

49

15

7

3

7

 
        

Apparaatsuitgaven

11

11

10

9

10

10

10

U22.21 Apparaat

       

U22.22 Baten-lastendiensten

11

11

10

9

10

10

10

ONTVANGSTEN

70

75

52

52

48

49

42

Grafiek Budgetflexibiliteit

Grafiek Budgetflexibiliteit

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 22 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitgaven via ILG

65

70

41

30

24

26

19

Uitvoering en handhaving

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied

       

–  ILG

9

9

7

7

7

6

6

–  LNV-opdrachten

2

2

2

2

2

1

1

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 22.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Overige onderzoeksprogrammering

       

Landschap en platteland: o.a. robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik

1

1

1

1

1

1

1

De bedragen in – overige onderzoeksprogrammering – hebben ook betrekking op artikel 24.

Toelichting op de apparaatuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Bijdrage aan Dienst Landelijk Gebied (DLG)

9 760

Totaal apparaatuitgaven

9 760

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Ontvangsten uit Fonds Economische Structuurversterking

8 400

Landinrichtingsrente

42 161

Bijdrage van derden

2 070

Totaal ontvangsten

52 631

Budgettair belang buiten de LNV begroting

Fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Vrijstelling landinrichting

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling BBL

21

11

11

11

11

11

11

Vrijstelling cultuurgrond

106

288

294

300

306

213

318

EU maatregelen

Bedragen x 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

POP-2: landinrichting/kavelruil 1e tranche

12

7

0

1

1

pm

pm

POP-2: landinrichting/kavelruil 2e tranche

 

4

12

12

11

pm

pm

POP-2: verlengen bestaande contracten handicapgebieden 2000–2006

1

1

1

1

1

pm

pm

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

Motivering

Verbeteren van de ruimtelijke structuur van de grondgebonden landbouw door vergroting van de landbouwkavels. Er is sprake van een structuurverbetering als de gemiddelde kavelgrootte van de grondgebonden landbouwbedrijven met minimaal 10% vergroot wordt. Bevorderen van een duurzame productie door de land- en tuinbouw door het door provincies opzetten van een aantal pilots agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik. De resultaten van deze pilots zullen onder andere worden gebruikt voor verdere visievorming op de duurzame landbouw en moeten leiden tot concrete toepassingsmogelijkheden voor agrarische ondernemers.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

27 493

20 428

26 208

26 879

25 619

23 034

23 034

waarvan ILG:

       

Grondgebonden landbouw

22 504

18 383

22 943

20 495

18 832

16 762

16 762

Duurzaam ondernemen

0

1 993

1 993

1 993

1 993

1 993

1 993

BTW Compensatie

 

52

790

709

1 112

597

597

waarvan niet ILG:

       

Grondgebonden landbouw

0

0

482

1 682

3 682

3 682

3 682

Landinrichtingsprojecten Landbouw

4 989

      

Instrumenten

Ruimte voor grondgebonden landbouw

In 2006 heeft LNV met de provincies een bestuursovereenkomst afgesloten om met elkaar en met Europese POP-gelden vanaf 2007 de fysieke structuur van de grondgebonden landbouw te verbeteren. In de ILG bestuursovereenkomsten met de 12 provincies zijn prestatie- en budgetafspraken gemaakt voor de periode van 7 jaar van 2007 t/m 2013. Eén van deze afspraken gaat over de structuurverbetering van grondgebonden landbouw.

De provincies zorgen ervoor als regisseur van de gebieden dat gebiedsprojecten worden uitgevoerd, waarin voor de landbouw kavelruil en bijbehorende kavelaanvaardingswerken worden ingezet.

Duurzaam ondernemen

Door de provincies worden pilots voorgesteld voor onder andere agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik in de landbouw. Het Rijk stelt via het ILG financiële bijdragen beschikbaar.

BTW-compensatie

In 2007 is € 113 mln. vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de periode 2007 t/m 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. De bedragen zullen op basis van de uitkomsten van de mid-term review ILG in 2010 nader worden verdeeld.

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

Motivering

De investeringen in de Greenports in de glastuinbouwlocaties zijn gericht op het behoud en versterken van de economische functie en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur.

Voor de niet-grondgebonden landbouw en/of kapitaalsintensieve landbouw (tuinbouw onder glas) streeft LNV naar vormen van ruimtelijke concentratie, bundeling en sanering van verspreid liggend glas, waarbij de ontwikkeling van bedrijvigheid vooral binnen begrensde ontwikkelingsgebieden wordt gestimuleerd.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

45 283

49 273

15 400

7 300

3 300

7 337

37

waarvan ILG:

       

Stidug-projecten

7 704

7 089

     

Greenports

30 343

42 119

12 100

4 000

 

4 000

 

Mooi en Vitaal Delfland

  

3 300

3 300

3 300

3 300

 

BTW Compensatie

249

28

   

37

37

waarvan niet ILG:

       

Infrastructuurregeling Glastuinbouw

1 987

37

     

Verspreid liggende glastuinbouw

5 000

      

Instrumenten

Stidug-projecten (ILG)

Met de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG) wordt de inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden ondersteund. Hiertoe zijn vier landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw aangewezen. De locaties Zuidplaspolder, Terneuzen, Steenbergen en een deel van Berlikum zijn aangewezen. De financiering verloopt via het ILG.

Greenports (ILG)

Het betreft negen projecten in het kader van de nota Ruimte. Het zijn integrale projecten die volledig en samenhangend worden uitgevoerd. Aan deze projecten zijn specifieke eisen gesteld die onverkort en bindend wordt uitgevoerd. De Greenportprojecten zijn: Overbuurtsepolder (Bleiswijk), Boomawatering (Westland), 4B-Waterproject Waalblok (Westland), Rondweg Boskoop-Oost, Duin en Bollenstreek, Deurne (Noord-Brabant), Klavertje 4 Venlo, Primaviera (Aalsmeer) en Mooi en vitaal Delfland (Poelzone in het Westland en Oostland-Groenzone in het Oostland).

Mooi en Vitaal Delfland (ILG)

Vanuit het Nota Ruimte-budget zijn in 2010 middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor het project Mooi en Vitaal Delfland. Maximaal € 18 mln. is voor het deelproject Poelzone en € 16,9 mln. voor het deelproject Oostland-groenzone. De 2 deelprojecten zijn integrale gebiedsprojecten, waarin doelen m.b.t. de tuinbouw, maar ook m.b.t. groen en recreatie en de wateropgave centraal staan.

Met dit project wordt de schaarse ruimte slimmer gebruikt, worden verspreid liggende kassen op enkele plekken geconcentreerd en komt 120 hectare vrij voor natuur en recreatie en 2 000 duurzame woningen (koppeling energienetwerk aan kassen, hergebruik afvalwater).

BTW-compensatie (ILG)

Zie voor toelichting OD 22.11.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD /OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Agrarische Ruimte

22

2011

2012

     

Overig evaluatieonderzoek

Mid Term Review ILG

22

2010

2010

Toelichting

  • De beleidsdoorlichting artikel 22 is voorzien in 2011, zodat gebruik kan worden gemaakt van materiaal uit de Mid Term Review én kan dienen als input voor de toekomst van het ILG. Zie ook artikel 24 en 27.

  • Voor het ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007–2009. Zie ook artikel 23/24/27.

23 Natuur

Algemene beleidsdoelstelling

«In 2020 zijn voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig».

Wereldwijd wordt de biodiversiteit bedreigd. Op land en in zee verdwijnen soorten dieren en planten en staan de vitaliteit en het functioneren van ecosystemen onder grote druk. Dit is onder meer zorgwekkend, omdat biodiversiteit vitale functies voor mensen vervult. Ecosystemen en de soorten die daarvan deel uitmaken voeren elementaire processen (diensten) uit die ons leven op aarde mogelijk maken: de productie van schone lucht en biomassa, het zorgen voor kringlopen van voedingsstoffen, stikstof en water en voor regulatie van het klimaat. Ook vervult biodiversiteit vitale functies in onder meer landbouw, bosbouw en visserij. Verder is biodiversiteit een belangrijke bron voor het kunnen ontwikkelen van nieuwe technologieën en producten, zoals in de biotechnologie en in de ontwikkeling van geneesmiddelen. Daarnaast hebben ecosystemen en soorten belangrijke andere functies voor mensen, waaronder recreatieve functies. In toenemende mate wordt duidelijk dat al deze processen en functies economische waarden vertegenwoordigen die tot nu toe veelal zijn onderschat.

Ook in de EU en in Nederland staat de biodiversiteit onder druk. Dit blijkt o.a. uit rode lijsten van bedreigde dier- en plantensoorten. LNV publiceert zulke – periodieke – lijsten voor Nederland en deze zijn ook een basis voor een indicator bij dit beleidsartikel.

In het kader van het Biodiversiteitsverdrag (Rio de Janeiro 1992) streven verdragspartijen, waaronder de EU en Nederland, behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit na. Eerder al werden voor behoud van soorten en populaties in Europa voornemens vastgelegd in onder meer het Verdrag over behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (Bern 1979; inwerkingtreding: 1982). Genoemde afspraken zijn zowel op EU-niveau als in nationaal beleid nader uitgewerkt (zie hierna).

Europese afspraken

Een conclusie van het voorzitterschap van de Europese Raad (Göteborg, 2001) was dat de achteruitgang van de biodiversiteit een halt moet worden toegeroepen, waarbij het de bedoeling is deze doelstelling in 2010 te bereiken. Hierop lanceerde de Europese Commissie een Actieplan (2007) over biodiversiteit. Nu duidelijk is dat EU-lidstaten de 2010-doelstelling nog niet hebben gehaald, heeft de EU-Milieuraad (maart 2010) geconcludeerd dat één van de hoofddoelen nu zal zijn het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de EU uiterlijk in 2020 tot staan te brengen en, voor zover dit haalbaar is, ongedaan te maken. Tevens wordt de bijdrage van de EU tot het voorkomen van wereldwijd biodiversiteitsverlies opgevoerd.

Verder wordt nu een Europese biodiversiteitsstrategie ontwikkeld. Belangrijke instrumenten voor behoud en duurzaam gebruik van – onderdelen van – biodiversiteit in de EU zijn de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Zo dienen EU-lidstaten in Natura 2000-gebieden duurzame populaties van nader gespecificeerde soorten en habitattypen in stand te houden waarvoor de lidstaten in Europees verband belangrijk zijn.

Nationaal

Uitgangspunten uit het Biodiversiteitsverdrag en het genoemde verdrag van Bern (zie hiervoor) zijn verwerkt in de volgende doelstelling uit de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» (2000): in 2020 zijn voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig. De doelstelling is sindsdien bevestigd in «Agenda voor een vitaal platteland: meerjarenprogramma 2007–2013» (2006), het beleidsprogramma 2008–2011 «Biodiversiteit werkt: voor natuur, voor mensen, voor altijd» (2008) en verschillende LNV-begrotingen vanaf 2006. Ook was de doelstelling uitgangspunt in het recente Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Natuur. Het tijdpad van de doelstelling, 2020, valt inmiddels samen met die van de recent door de EU-Milieuraad gekozen doelstelling (zie hiervoor).

Een belangrijke pijler bij nastreven van de doelstellingen is de sinds 1990 in gang gezette realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ongeveer 40% van de EHS is tevens onder de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn van de EU aangewezen als Natura 2000-gebied. Samen met aanpalend beleid, waaronder milieubeleid en klimaatadaptatiebeleid, worden zo condities geschapen voor duurzame instandhouding van ecosystemen en soorten in Nederland. Een breed gedeeld zorgpunt hierbij is de mate waarin de stuurbaarheid op condities zal worden ondermijnd door een mondiaal optredende klimaatverandering.

Daarnaast legt het kabinet door de uitvoering van het beleidsprogramma biodiversiteit 2008-2011 en als uitwerking van het Actieplan over biodiversiteit van de Europese Commissie, nu in sterke mate een accent op ecosysteemdiensten en -goederen die biodiversiteit levert (zie ook hierna). Zo wordt gezocht naar manieren om de economische waarde van deze diensten en goederen te verdisconteren en worden projecten gestimuleerd voor nuttig gebruik van biodiversiteit in de landbouw.

Het beleidsprogramma geeft ook invulling aan het besef dat EU-lidstaten, zoals Nederland, invloed hebben op het verlies aan biodiversiteit wereldwijd door een grote «ecologische voetafdruk». Acties ter vermindering van deze voetafdruk, vooral via handelsketens (o.a. hout, soja, veen), vormen ook een belangrijk element van het beleidsprogramma.

Het stikstofvraagstuk wordt via een stikstofvoorziening en een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) aangepakt. Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, op basis van de Crisis- en Herstelwet, per 31 maart 2010 ligt er een wettelijke opdracht om binnen vier maanden met het Voorlopige Programma voor de PAS te komen en binnen twee jaar met een definitief programma.

Het Voorlopige Programma is niet alleen een tussenproduct op weg naar de definitieve PAS. Het is, met de aanvullende producten die de komende maanden opgeleverd worden, te gebruiken om de implementatie van Natura 2000 en het proces van vergunningverlening te ondersteunen.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

     

1. Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v. -Bern-): Soorten

106

2002

100

2020

 

2. Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v. -Bern-): populaties

Gunstig 19%, zeer ongunstig 47%

2007

Gunstig 29%, zeer ongunstig 37%

2013

LNV

3. Realisatie kwantiteit nieuwe natuur

158 275 ha

2007

275 000 ha

2018

Voortgangsrapportage groot project EHS/Nulmeting op Kaart

4. Realisatie aantal ha agrarisch natuurbeheer binnen nieuwe EHS

29 978 ha

2007

97 106 ha

2018

 
  • 1. De indicator soorten geeft via een indexcijfer het verloop aan van het aantal bedreigde diersoorten in ons land. Dat is het totaal aantal soorten dat op officiële Nederlandse Rode Lijsten is aangemerkt als verdwenen, ernstig bedreigd, bedreigd, kwetsbaar of gevoelig. Deze indicator is gebaseerd op een voorlopige selectie van rode lijsten/soortgroepen.

  • 2. De indicator populaties (verzameling van soorten) geeft de staat van instandhouding aan van de Europees-rechtelijke belangrijke soorten in Nederland.

  • 3. Deze indicator meet de realisatie van het aantal hectares EHS dat in beheer is genomen ten opzichte van het totaal hectares te realiseren nieuwe EHS.

  • 4. Deze realisatie meet het aantal hectares agrarisch natuurbeheer binnen nieuwe EHS.

Verantwoordelijkheid

LNV draagt verantwoordelijkheid voor een gezonde, natuurlijke leefomgeving voor mens, dier en plant. De minister van LNV bereikt dit door:

  • via de Wet Inrichting Landelijk Gebied, die op 1 januari 2007 in werking is getreden, hebben de provincies de regie gekregen op het realiseren van Rijksdoelen waarover het Rijk en de provincies afspraken hebben gemaakt in de afgesloten ILG bestuursovereenkomsten. LNV stelt hiertoe het Investeringsbudget Landelijk Gebied ter beschikking aan de provincies. LNV blijft eindverantwoordelijk voor de realisatie van de EHS in 2018;

  • het nakomen van de internationale afspraken op het gebied van het behoud en de ontwikkeling van de biodiversiteit in de wereld (o.a. Natura 2000);

  • het (doen) uitvoeren van wet- en regelgeving op het terrein van natuurbescherming en natuurontwikkeling, waaronder de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet;

  • vergroting van de deelname van agrariërs en andere particuliere grondeigenaren aan de realisatie van de EHS;

  • het beheer van natuur en landschap buiten de EHS;

  • vermaatschappelijking van het natuurbeleid.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van:

  • Klimaatverandering: exoten.

  • Toename van het ruimtebeslag door infrastructuur, stedelijke bebouwing en bedrijventerreinen.

  • Milieueffecten van onder andere industrie, vervoer en landbouw.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

398

302

261

256

294

532

533

–  waarvan garanties

49

52

44

34

51

51

51

UITGAVEN

547

522

571

507

519

496

497

Programma-uitgaven

465

434

493

428

443

420

421

–  waarvan juridisch verplicht

  

407

340

344

69

70

        

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

57

45

138

76

88

87

88

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

134

122

121

129

133

115

115

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

187

187

163

165

164

161

161

23.14 Beheer natuur buiten EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

88

80

70

59

58

57

57

        

Apparaatsuitgaven

111

88

78

79

76

76

76

U23.21 Apparaat

12

10

8

8

8

8

8

U23.22 Baten-lastendiensten

99

78

70

71

68

68

68

ONTVANGSTEN

28

37

42

29

25

4

4

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 23 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven artikel 23 via ILG

263

256

337

277

268

Eind 2006 zijn met de provincies bestuursovereenkomsten gesloten met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied voor de periode 2007 t/m 2013. De meerjarige budgetten zijn verdeeld en toegelicht bij de operationele doelstellingen 23.11 t/m 23.14.

De verantwoording over de gerealiseerde prestaties door de provincies vindt plaats in 2014, na afloop van de ILG-periode. In het kader van de EHS als groot project leveren de provincies jaarlijks voortgangsinformatie op. Deze informatie wordt separaat aan de Tweede Kamer toegezonden.

Handhaving en uitvoering

In onderstaande tabel zijn de budgetten opgenomen van de baten- lastendiensten onderverdeeld naar uitvoering- en handhavingsactiviteiten

Bedragen x € 1 mln.
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

DLG waarvan:

43

36

34

31

35

35

–  ILG-opdrachten

36

31

29

26

– 

– 

–  Niet ILG-opdrachten

7

5

5

5

35

35

DR waarvan:

28

27

30

31

27

27

–  uitvoering en bestuurlijke handhaving van Ff-wet, CITES

3

3

3

3

3

3

–  ILG programmabeheer

13

13

13

13

  

–  overig

12

11

14

15

24

24

AID waarvan:

6

5

5

5

5

5

–  handhaving Nb-wet/FF-wet

4

4

4

4

4

4

–  handhaving programmabeheer

2

1

1

1

1

1

PD

1

2

2

2

2

2

–  exotenbeleid

1

2

2

2

2

2

DLG

De minister van LNV stelt aan de provincies uitvoeringscapaciteit beschikbaar t.b.v. het realiseren van ILG doelen. Daarbij gaat het om grondverwerving, inrichting, planvorming en het subsidiestelsel programma beheer (PB)/natuur- en landschapsbeheer (SNL). Naast de ILG-opdrachten voert DLG ook opdrachten voor LNV uit. Voorbeelden zijn: het opstellen van beheerplannen Natura2000, ecologische advisering bij de ontheffingverlening ruimtelijke ingrepen van de Flora- en Faunawet en verwerving en inrichting NURG.

DR

DR is verantwoordelijk voor de afgifte van diverse ontheffingen en vergunningen in het kader van de Flora- en faunawet en de afgifte van CITES documenten. Ook stelt het in voorkomende gevallen een verklaring van geen bedenkingen op die één op één door het bevoegde gezag in een omgevingsvergunning moet worden overgenomen. DR verricht voor de natuurwetgeving ook de bestuurlijke handhaving.

DR voert in opdracht van de provincies, als onderdeel van het ILG, de subsidieverlening Programma Beheer en het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer uit.

AID

De Algemene Inspectiedienst oefent op basis van de natuurwetgeving een aantal toezichtstaken uit. De basis voor deze inzet wordt gevormd door het convenant nalevingstrategie Natuurwetgeving en de CITES interventiestrategie uit 2008.

De AID zet de werkwijze met selecte en aselecte steekproeven voort om bepaalde risico’s duidelijker in kaart te brengen. In 2010 wordt een brede risico en doelgroepenanalyse opgesteld, die het mogelijk maakt om de omslag te maken naar een selecte aanpak van doelgroepen.

PD

De Plantenziektenkundige Dienst heeft een coördinerende rol voor invasieve exoten nl. het signaleren van nieuwe exoten, het (laten) uitvoeren van risicoanalyses en op basis van een dergelijke analyse, het inzichtelijk maken van de mogelijke wijzen en consequenties van preventie, bestrijding of beheersing van exoten. Ook geeft de PD voorlichting aan het publiek en bedrijven over de risico's van invasieve exoten. Tot slot kan de PD de opstartfase van eventuele bestrijdingsacties zonodig ondersteunen en de efficiëntie en effectiviteit van eerder genomen maatregelen evalueren. Om al deze werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, faciliteert de PD het functioneren van een uitgebreid en flexibel netwerk invasieve exoten, bestaande uit deskundigen en belanghebbenden van binnen en buiten de overheid. De PD benut de kennis en expertise van dit netwerk.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 23.

Bedragen x 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

–  DLO onderzoeksprogramma`s

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

–  DLO wettelijke onderzoekstaken

9,3

9,3

9,3

9,3

9,3

9,3

9,3

–  Niet-DLO onderzoeksprogrammering

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 

Raming 2011

Ambtelijk Personeel Directie Natuur, Landschap en Platteland

7 435

Materieel

303

Overig apparaat

40

Totaal

7 778

Toelichting op de ontvangsten

 

Raming 2011

EU-bijdragen

2 096

Opbrengsten jachtakten

1 031

Bijdragen van derden

38 705

Overige

562

Totaal

42 394

Budgettair belang buiten de LNV-begroting

Fiscale maatregelen

Fiscale maatregelen dragen bij aan het beleidsdoel van artikel 23. Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt aan eigenaars van landgoederen fiscale voordelen.

Bedragen x 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Bosbouwvrijstelling

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

8

8

8

8

8

8

Vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen forfaitaire rendement

5

5

6

6

6

7

7

Vrijstelling natuurgrond

4

4

4

4

5

5

5

EU-maatregelen

Vanuit POP2 komen middelen ten goede aan het groene domein. Een belangrijk deel van het subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer/Programma Beheer (SAN) wordt hieruit medegefinancierd. POP2 heeft een looptijd t/m 2013.

Bedragen x 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Plattelands Ontwikkelingsprogramma

15

15

15

15

15

PM

PM

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het verwerven van gronden ten behoeve van de terreinbeherende organisaties voor de realisatie van de EHS.

Een groot deel van de EHS wordt gerealiseerd via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Kwantitatieve informatie over de voortgang van de EHS is afkomstig uit de jaarlijkse provinciale ILG-voortgangsrapportages. Op basis van deze provinciale voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd door middel van een rapportage ILG.

Over de voortgang van de EHS als groot project wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

53 595

44 926

138 024

75 876

87 990

87 228

88 433

waarvan ILG:

       

Verwerven EHS

  

102 583

36 125

36 513

34 954

34 954

Verwerven en inrichten Westerschelde

22 324

12 109

     

BTW-compensatie

 

40

1 286

1 382

2 723

1 393

1 393

waarvan niet ILG:

       

Verwerven NURG

4 333

251

219

1 770

3 738

3 912

3 912

Rente en aflossing

26 938

32 526

33 936

36 599

45 016

46 969

48 174

Instrumenten

Waarvan ILG

Verwerven EHS

Voor overdracht aan Staatsbosbeheer worden grondaankopen gedaan door de Dienst Landelijk Gebied/Bureau Beheer Landbouwgronden (DLG/BBL) die door LNV en provincies worden gefinancierd in het kader van het ILG. Voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties worden de grondaankopen gefinancierd door middel van leningen aan de Vereniging Natuurmonumenten. De subsidiebeschikking grondaankopen PNB worden afgegeven door de provincies. Vanwege de geplande afronding van de EHS in 2018 worden de laatste grondaankopen in 2015 uitgevoerd. Alleen voor de tweede tranche robuuste verbindingen wordt ook na 2015 nog grond aangekocht.

Het Kabinet heeft in het aanvullend beleidsakkoord besloten een kasschuif uit te voeren voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) op de onderdelen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Recreatie om de Stad (RODS). Het ILG is zowel in 2009 als 2010 met € 100 mln. per jaar verlaagd en in 2011 verhoogd met € 200 mln.

Verwerven en inrichten Westerschelde

Voor de Westerschelde als Natura 2000-gebied is binnen de ILG periode 2007 t/m 2013 140 mln. beschikbaar waarvan € 110 mln. via het FES.

Waarvan niet ILG

Verwerven NURG en Maaswerken

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken V&W en LNV gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de veiligheid (hoogwaterbescherming) en ontwikkeling van natuur in het rivierengebied. Het betreft vnl. gebieden langs de Maas (Grensmaas en Zandmaas Pakket I).

Rente en aflossing

Voor de aankopen voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (de Vereniging Natuurmonumenten en de 12 provinciale Landschappen) wordt het rijksaandeel in de grondverwerving gefinancierd door middel van jaarlijkse leningen aan de Vereniging Natuurmonumenten (maximaal € 25 mln.) waarbij het Rijk de kosten van de rente en aflossing voor zijn rekening neemt. Voor de grondaankopen ontvangen de particuliere terreinbeherende organisaties een subsidie van de provincies in de kosten van de grondverwerving op grond van provinciale subsidieregelingen. Financiering vindt plaats uit de leningen. Zoals afgesproken in de ILG-bestuursovereenkomsten wordt door provincies een autonome bijdrage geleverd ter financiering van de EHS (jaarlijks € 10 mln.)

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het inrichten van gronden in de EHS is nodig om de juiste fysieke condities te verkrijgen die nodig zijn om de gewenste natuurdoelen en de gewenste kwaliteit te kunnen realiseren. Het aanwezig zijn van de juiste fysieke condities maakt vervolgens een effectief beheer mogelijk. De inrichting betreft zowel gronden die LNV en de provincies verwerven en doorleveren aan de terreinbeherende organisaties als gronden die in bezit zijn van particulieren.

Inrichting van gronden vindt plaats wanneer de planologische functie wijzigt van bijvoorbeeld de bestemming «landbouw» in de bestemming «natuur». De inrichting is mede gericht op het ter plaatse na te streven natuurdoeltype evenals op de ter plaatse voorkomende bedreigde soorten, in het bijzonder de doelsoorten in het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid.

Een groot deel van de EHS wordt gerealiseerd via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Kwantitatieve informatie over de voortgang van de EHS is afkomstig uit de jaarlijkse provinciale ILG-voortgangsrapportages. Op basis van deze provinciale voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd door middel van een rapportage ILG.

Over de voortgang van de EHS als groot project wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

128 003

122 343

120 709

128 931

132 822

114 771

114 771

Waarvan ILG:

       

–  Inrichten EHS

64 084

63 685

60 834

61 157

59 001

59 001

59 001

–  Inrichten robuuste verbindingen

17 304

16 200

16 712

13 341

12 672

12 672

12 672

–  Milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

34 475

32 079

32 502

29 717

27 960

12 148

12 148

–  Oostvaarderswold

   

13 717

14 028

14 085

14 085

–  BTW-compensatie

 

69

3 468

3 288

8 872

6 364

6 364

Waarvan niet ILG:

       

–  Inrichten EHS

5 696

500

500

884

3 281

4 103

4 103

–  Mainport Rotterdam

6 433

6 562

6 693

6 827

7 008

6 398

6 398

–  Westerschelde proceskosten

 

248

     

–  Natte natuur

11

3 000

     

Instrumenten

waarvan ILG

Inrichten EHS en Inrichten robuuste verbindingen

Ten behoeve van realisatie van de EHS moet in de periode 2007 t/m 2013 45 714 ha nieuwe natuur, 2 857 ha Natte natuur en 7 230 ha Robuuste verbindingen worden ingericht. De PNB’s kunnen hiervoor subsidie aanvragen. SBB krijgt deze gronden ingericht om niet overgedragen.

Milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

Het budget is bedoeld om verdroging, vermesting en verzuring van bepaalde natuurgebieden tegen te gaan. De betreffende verdrogingsgevoelige gebieden zijn aangewezen in de zgn. TOP-lijst.

Oostvaarderswold

Vanaf 2012 zijn middelen uitgetrokken voor het realiseren van de robuuste ecologische verbindingszone Oostvaarderswold. Hiermee wordt de in de Oostvaardersplassen voorkomende edelherten de mogelijkheid geboden om via het Horsterwold te kunnen migreren naar de Veluwe (en later ook Duitsland) zodat uitwisseling van genetisch materiaal kan plaatsvinden. Hiertoe moeten gronden worden verworven en ingericht.

Waarvan niet ILG

Inrichten EHS

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied werken V&W en LNV gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de veiligheid en ontwikkeling van natuur in het rivierengebied. Het betreft vnl. de uiterwaarden langs de grote rivieren in Overijssel, Gelderland en Utrecht (NURG) alsmede de gebieden langs de Maas (Grensmaas en Zandmaas).

Mainport Rotterdam

In kader van Project Mainport Rotterdam (PMR) worden natuur en recreatiegebieden ontwikkeld met een omvang van 750 ha. De Rijksbijdrage (LNV, VROM, EZ) van € 6 mln. per jaar wordt betaald via de LNV-begroting.

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het in een samenhangend netwerk beheren van bestaande natuur, de aangewezen Natuurbeschermingsgebieden, Natura-2000-gebieden en 20 Nationale Parken. Het beheer van de EHS en de Natura-2000 gebieden is primair bedoeld om bestaande natuurwaarden (planten, dieren en ecosystemen) in stand te houden en zo mogelijk te verbeteren. Een belangrijke nevendoelstelling van beheer is het voldoen aan recreatieve behoeften en de openstelling van natuurterreinen door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan.

Het beheer biedt voldoende mogelijkheden en garanties voor de realisatie van het na te streven natuurdoeltype evenals voor de bescherming van de bedreigde soorten die van de beheerde gebieden afhankelijk zijn (voornamelijk de doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid) als de milieucondities op peil zijn gebracht.

De budgetten voor beheer binnen en buiten de EHS maken voor een groot deel onderdeel uit van het ILG en omvatten het natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer, zowel binnen als buiten de EHS. Het kabinet heeft als doelstelling om in 2018 728 500 ha EHS gerealiseerd te hebben.

LNV streeft binnen deze operationele doelstelling naar de volgende doelen:

Beheer duurzame ecosystemen

Met beheertypen en natuurtypen van de Index Natuur en Landschap bepalen Rijk en provincies de kwalitatieve natuurdoelen en worden afspraken gemaakt met beheerders. De subsidieregelingen natuurbeheer (SNL) maken gebruik van de beheertypenkaarten in de provinciale natuurbeheerplannen. In 2010 zijn deze opengesteld voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, in 2011 zal de regeling voor het overige natuurbeheer open gaan.

De provinciale beheertypenkaarten leiden tot een landelijke Natuurtypenkaart. De streefwaarde-indicator zal in eerste instantie de arealen natuurtypen op deze kaart omvatten.

In 2011 wordt het systeem uitgebreid met een duiding van kwaliteitsklassen voor de beheertypen. Ook zal de afstemming tussen rijksdoelen en provinciale natuurbeheerplannen beter vorm worden gegeven

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

172 152

186 706

164 393

164 775

164 464

160 905

160 905

waarvan ILG:

       

–  Programma beheer

106 116

110 007

106 057

105 563

102 178

102 258

102 205

–  Natuur overig

2 311

2 292

578

578

489

489

489

–  BTW-compensatie

 

67

3 850

4 070

7 762

3 518

3 518

waarvan niet ILG:

       

–  Beheer door SBB

52 940

52 833

51 563

51 234

50 862

50 868

50 868

–  Behoud en herstel historische buitenplaatsen

2 346

2 641

700

700

   

–  Overig beheer

8 439

18 866

1 645

2 630

3 173

3 772

3 825

Instrumenten

Waarvan ILG

Programma beheer/subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SNL).

Programma beheer is door de provincies vervangen door de subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SNL). Het onderdeel agrarisch natuurbeheer is in 2009 open gesteld. In 2011 zal ook het onderdeel natuurbeheer van de SNL worden opengesteld.

Natuur Overig

Dit betreft een vergoeding voor boeren voor natuur in bepaalde gebieden (polder van Biesland, Twickel, Ooijpolder, Groen Woud).

Waarvan niet ILG

Beheer door SBB

Dit betreft vergoeding aan Staatsbosbeheer voor beheer van natuurgebieden.

Behoud en herstel historische buitenplaatsen

De LNV-subsidieregeling voor particuliere historische buitenplaatsen is in 2010 voor het laatst opengesteld. Vanaf 2011 vindt de subsidiëring plaats door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, onderdeel van het ministerie van OCW. Daartoe is het Besluit Rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) aangepast waardoor één subsidieloket is ontstaan voor groene monumenten. LNV draagt bij aan herstel en beheer van dit erfgoed door aan OCW een budget daarvoor beschikbaar te stellen.

Overig beheer

Betreft een bijdrage aan ganzenbeheer, financiering weidevogels en veenweidegebieden, bijdrage aan unie van landschappen en een bijdrage aan het Kroondomein.

23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

Motivering

Nationaal

  • Voldoen aan de internationale verplichting om een of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen als nationaal park aan te wijzen

  • Het bieden van duurzame bescherming aan alle doelsoorten van het soortenbeleid

  • Vermaatschappelijking van het natuurbeleid

Internationaal

  • Voldoen aan de internationale verplichtingen die tot doel hebben het verlies aan biodiversiteit in de wereld een halt toe te roepen

  • Het verduurzamen van handelsketens (m.n. hout, soja en palmolie), het beschermen en duurzaam gebruiken van ecologische netwerken (waaronder Natura-2000 en het PAN-Europees-Ecologische Netwerk), duurzaam gebruik en beheer van mariene biodiversiteit (inclusief verduurzaming visserij)

  • Het ontwikkelen van nieuwe financieringsmogelijkheden voor biodiversiteit

LNV streeft binnen deze operationele doelstelling naar de volgende doelen:

Verbinden burger met groen

Natuur en biodiversiteit zijn van groot belang. Mensen zijn afhankelijk van natuur en biodiversiteit voor het reguleren en zuiveren van water en lucht, voor de productie van voedsel, medicijnen en bouwstoffen, en voor tal van andere essentiële functies. Natuur in de directe leefomgeving draagt bij aan gezondheid en welbevinden van mensen. Dat geldt niet alleen voor volwassenen, maar ook in het bijzonder voor de jeugd.

In onze verstedelijkte samenleving is contact met de natuur niet meer vanzelfsprekend. Terwijl dat contact juist zo belangrijk is om de gezonde en positieve effecten van natuur te ervaren. En om de natuur te leren waarderen en begrip te krijgen voor de complexe samenhang in natuurlijke systemen.

Het rijk streeft er naar om de relatie tussen mensen en natuur te versterken. Daarbij staat de betrokkenheid in de samenleving centraal. Dat heeft meerdere kanten.

  • de natuur naar de mensen brengen o.a. door kennis en informatie aan te reiken via Natuur- en Milieueducatie, de voorlichtingscentra van de Nationale Parken en de opdracht tot «vermaatschappelijking» aan Staatsbosbeheer en de regionale initiatieven.

  • de betrokkenheid versterken van burgers en maatschappelijke partijen bij natuur, en biodiversiteit o.a. door mensgerichte natuurprogramma’s, zoals «Groen en gezondheid» en «Lekker groen».

Economie en Groen

De kwaliteit van de leefomgeving staat onder druk. «Groen» als publiek goed wordt niet vanzelfsprekend meegewogen in investeringsbeslissingen van bedrijven, particulieren en overheden zelf. Het instrumentarium voor inrichting en beheer van de groene ruimte sluit weinig aan bij ondernemerschap van landbouwers en andere grondgebruikers. Ook particulier initiatief en maatschappelijke betrokkenheid worden onvoldoende benut, terwijl de rol en het aanzien van overheden in de huidige netwerkmaatschappij duidelijk zijn veranderd ten opzichte van enkele decennia geleden.

LNV wil de komende jaren de (financiële) bijdrage die investeerders, welvarende Nederlanders en ondernemers kunnen leveren meer centraal stellen in het beleid op het terrein van inrichting en beheer. Dat houdt in: heroriëntatie op het huidige instrumentarium, zodat groen meelift op renderende economische ontwikkelingen, zoals woningbouw. Daarnaast wil LNV «ecologisch» ondernemerschap en «nieuwe» investeerders in het landelijk gebied ruimte bieden en onnodige belemmeringen wegnemen. Tot slot wil LNV studies en modellen voor Nederland mee helpen ontwikkelen, die biodiversiteit en ecosysteemdiensten van economische waarde voorzien en het behoud ervan economisch interessant helpen maken. Het gaat met name om uitwerking van het gedachtegoed uit de internationale TEEB studie (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) voor Nederland.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

23.14 Beheer natuur buiten EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

81 554

79 508

69 996

58 700

58 148

57 118

57 118

waarvan ILG:

       

–  Bijdrage nationale parken

4 320

4 308

4 234

4 234

4 072

4 075

4 075

–  Soortenbescherming

2 955

2 902

2 902

2 902

2 856

1 110

1 110

–  Beheer van natuur buiten EHS

8 820

9 571

10 495

9 917

8 689

8 698

8 698

–  BTW-compensatie

 

16

546

570

1 120

557

557

waarvan niet ILG:

       

–  Gegevensautoriteit natuur

9 305

10 664

5 888

3 563

2 063

2 063

2 063

–  Beheer door SBB

12 956

11 849

11 760

11 320

11 233

11 234

11 234

–  Bijdrage nationale parken

1 755

1 755

1 826

1 826

1 838

1 838

1 838

–  Faunafonds

11 974

11 428

7 853

7 853

7 853

7 853

7 853

–  Overige nationale bijdragen

16 191

18 691

13 443

6 991

6 217

6 217

5 217

–  Internationale subsidies

417

703

209

209

289

309

309

–  Natura 2000

7 965

6 268

7 253

5 228

5 643

5 643

5 643

–  Soortenbescherming

3 093

753

2 987

3 487

5 675

6 921

7 921

–  Programma biodiversiteit

1 400

600

600

600

600

600

600

Instrumenten

Waarvan ILG

Bijdrage nationale parken

Dit betreft de Rijksbijdrage aan de Nationale Parken voor additionele kosten voor beheer en inrichting, die samenhangen met de status van Nationaal Park.

Soortenbescherming

Betreft een subsidieregeling voor de bescherming van soorten die ernstig bedreigd worden door middel van specifieke soortgerichte maatregelen. Het aantal ernstig en bedreigde soorten neemt sterk toe zodat met individuele beschermingsprogramma's het niet mogelijk is het verdwijnen van soorten te voorkomen. Om effectiever en efficiënter te kunnen werken aan het behoud van soorten wordt ingezet op de implementatie van de leefgebiedenbenadering. Hierbij wordt vooral ingezet op maatregelen en ingrepen die voordelen opleveren voor groepen van soorten en wordt getracht om het belang van soorten vroegtijdig te laten meenemen in diverse planologische ontwikkelingen.

Beheer van natuur buiten EHS

Betreft een vergoeding aan particuliere natuurbeschermingsorganisaties voor beheer bestaand areaal.

Waarvan niet ILG

Gegevensautoriteit natuur

Betreft een vergoeding voor het aanleggen van data-bases voor het in beeld brengen van beschermde diersoorten in Nederland en in het bijzonder op potentiële bouwlocaties.

Beheer door SBB

Betreft vergoeding aan Staatsbosbeheer voor beheer van natuurgebieden buiten de EHS.

Bijdrage nationale parken

Betreft een subsidieregeling ter ondersteuning van Nationale Parken. De aandacht van LNV bij de kwaliteitsverbetering van de parken gaat onder meer uit naar uitbreidingsplannen en het bevorderen van (internationale) samenwerking.

Faunafonds

Het Faunafonds bevordert maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten. Het Faunafonds verricht hieraan onderzoek en geeft er voorlichting over. In voorkomende gevallen verleent het Faunafonds een tegemoetkoming in schade, die dieren behorende tot beschermde inheemse soorten hebben veroorzaakt, aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren.

Overige nationale bijdragen

Dit budget wordt onder andere gebruikt voor de financiering van natuurmeetnetten en het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.

Internationale subsidies en contributies

Dit budget is voor bijdragen aan internationale organisaties t.b.v. het nakomen door Nederland van internationale verplichtingen.

Natura 2000

In 2011 zullen belangrijke stappen worden gezet in de implementatie van Natura 2000. Na de definitieve aanwijzing heeft het bevoegd gezag in een gebied formeel drie jaar de tijd om een beheerplan op te stellen in samenspraak met alle betrokken en belanghebbende partijen in dat gebied. Per gebied is of het Rijk of één van de provincies als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de totstandkoming van het beheerplan.

Er is echter voor gekozen het beheerplanproces te versnellen om partijen in de gebieden zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de effecten van Natura 2000. De Minister van LNV is systeemverantwoordelijk, d.w.z. dat het gecumuleerde resultaat van alle separate beheerplannen moet leiden tot het halen van de nationale beschermingsopgave in het kader van Natura 2000. Het gehele proces van aanwijzen en opstellen en vaststellen van beheerplannen zal naar verwachting eind 2013 worden afgerond.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD /OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

IBO Natuur

23

2008

2010

 

Natuur

23

2014

2015

     

Effectenonderzoek ex-post

Ecologische effecten van Natuurwetgeving

23.13/14

2010

2010

     

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie beheer Oostvaardersplassen

23.13

2010

2010

 

Ex-ante onderzoek ganzenregeling en Faunafonds

23.14

2009

2010

 

Natuurbalans 2010

23

2009

2010

 

EHS Groot project 2009

23

2010

2010

 

Mid-Term- Review ILG

23

2010

2010

 

Natuurbalans 2011

23

2010

2011

 

EHS Groot project 2010

23

2011

2011

  • In 2009 is een IBO uitgevoerd op Natuur (TK 31 588, nr. 3 van 8 maart 2010). De uitkomsten van deze IBO worden meegenomen in onder andere de Mid Term Review ILG welke in 2010 plaatsvindt en de voortgang van de EHS in 2010.

  • Het Planbureau voor de Leefomgeving zal in de 2de helft van 2010 een onderzoek uitvoeren over de effecten van de natuurbeschermingswetgeving op de te beschermen natuurwaarden. De uitkomsten van dit onderzoek worden betrokken bij de integratie van de Boswet, Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 in een wetsvoorstel. Het onderzoek is gevraagd in een drietal aangenomen moties in de Tweede Kamer.

  • Evaluatie beheer Oostvaardersplassen: Het op het advies van het International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO; 2006) gebaseerde beheer wordt geëvalueerd.

  • Ex-ante onderzoek naar de kosteneffectiviteit van de ganzenregeling in combinatie met de regeling tegemoetkoming in de faunaschade van het Faunafonds.

  • De Natuurbalans is een jaarlijkse rapportage van het Planbureau voor de leefomgeving (www.pbl.nl). De ontwikkeling van de kwaliteit van natuur en landschap wordt in het licht bezien van het gevoerde beleid.

  • Met de Tweede Kamer is afgesproken dat de EHS als groot project is aangemerkt, in dat kader wordt jaarlijks over de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur gerapporteerd.

  • Voor het ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid-Term Reviewrapportage over de periode 2007–2013. Zie ook artikel 22, 24 en 27.

Bijlage Overzichtsconstructies ILG

Om een goed inzicht te bieden in de totale omvang van het beschikbare ILG-budget en de herkomst ervan is een overzichtsconstructie opgesteld over de totale ILG-periode van 2007–2013. In deze overzichtsconstructie zijn ook de bijdragen van andere departementen aan het ILG opgenomen. In het kader van het ILG is afgesproken dat de andere betrokken departementen (VROM, V&W en OCW) hun bijdragen overboeken (via een bijdrageconstructie) naar de LNV-begroting en dat de minister van LNV zorg draagt voor de jaarlijkse stortingen ten behoeve van de provincies.

De totale omvang van het aan de provincies beschikte ILG-budget komt uit op € 3,5 miljard.

Het beschikbaar budget voor ILG op de LNV begroting is exclusief de bijdragen van de EU en exclusief de leenplafonds voor de verwerving van EHS.

OD

Omschrijving

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal

22.11

Grondgebonden landbouw

16 128

17 539

22 504

20 376

24 936

22 488

20 825

144 796

 

waarvan VROM duurzaam ondernemen

 

635

983

1 993

1 993

1 993

1 993

9 590

          

22.12

Infrastructuur glastuinbouw

4 600

8 667

7 704

7 089

   

28 060

 

Project Greenports

 

11 888

35 593

42 119

15 400

7 300

3 300

115 600

 

waarvan FES bijdrage

 

11 888

35 593

31 119

15 400

7 300

3 300

104 600

          

23.11

Verwerven EHS

26 136

34 148

  

102 444

35 986

36 374

235 088

 

waarvan VROM bufferzones

1 181

1 220

1 561

1 561

1 559

1 559

1 559

10 200

 

Verwerving en inrichting Westerschelde

11 882

17 233

22 324

12 109

   

63 548

 

Waarvan FES-bijdrage

5 000

7 000

7 000

8 000

    
          

23.12

Inrichten EHS

57 995

69 753

64 084

63 685

60 834

61 157

59 001

436 509

 

waarvan V&W verdroging

3 600

3 600

3 600

3 600

3 600

3 600

3 600

25 200

 

Robuuste verbindingen

8 768

16 406

17 304

16 200

16 712

13 341

12 672

101 403

 

Milieukwaliteit EHS/VHR

39 790

43 340

34 475

32 079

32 502

29 717

27 960

239 863

 

waarvan VROM milieukwaliteit

 

3 886

6 265

12 212

12 212

12 212

12 212

58 999

 

Oostvaarderswold

     

13 717

14 028

27 745

          

23.13

Programma beheer binnen EHS

96 713

100 956

106 116

110 007

106 057

105 563

102 178

727 590

 

Overig beheer

2 400

2 311

2 311

2 292

578

578

489

10 959

          

23.14

Nationale parken

4 272

4 222

4 320

4 308

4 234

4 234

4 072

29 662

 

Soortenbescherming

1 240

1 156

2 955

2 902

2 902

2 902

2 856

16 913

 

Beheer buiten EHS

9 859

7 895

8 820

9 571

10 495

9 917

8 689

65 246

          

24.11

Nationale landschappen

12 954

12 913

18 753

17 630

17 170

18 169

17 943

115 532

          

24.12

Landschap generiek

2 874

2 618

918

126

126

126

20

6 808

 

Nieuwe Hollandse Waterlinie

  

400

4 000

9 600

12 600

7 000

33 600

 

waarvan FES bijdrage

   

4 400

9 600

12 600

7 000

33 600

          

24.13

Groen en de stad

82 244

76 817

13 550

24 379

173 185

43 296

40 405

453 876

 

Recreatie Haarlemmermeer

   

7 500

15 000

15 000

9 000

46 500

 

Leefbaarheid en sociaal economische vitaliteit

 

10 000

     

10 000

 

waarvan VROM bufferzones groen e.d. stad

4 726

4 879

4 909

4 909

4 910

4 910

4 910

34 153

 

waarvan FES bijdrage

   

7 500

15 000

15 000

9 000

46 500

          

24.14

Landelijke routenetwerken

5 437

5 466

5 596

5 536

5 536

5 536

4 902

38 009

 

waarvan V&W

681

681

681

681

681

681

681

4 767

 

Ontwikk.en verst. Toegankelijkheid

10 583

6 481

3 568

5 991

3 901

3 050

2 466

36 040

          

27.11

Reconstructie zandgebieden

45 458

42 047

35 819

35 503

34 848

28 642

40 924

263 241

 

Veenweiden

 

6 001

8 000

19 600

27 800

28 500

29 000

118 901

 

Waarvan FES bijdrage

   

7 600

18 800

28 500

29 000

83 900

          

27.12

VROM bodemsanering

        
 

V&W Waterbodem

   

8 805

8 805

8 805

8 805

35 220

 

VROM duurzaam watergebruik

 

319

528

1 053

1 053

1 053

1 050

5 056

 

Synergiegelden

  

12 356

17 356

18 030

16 124

12 659

76 525

          
 

Terugontvangen BTW-compensatie

   

572

13 250

13 562

27 707

54 519

          
 

Totaal netto bijdrage

439 333

498 176

427 998

470 788

705 398

501 363

494 325

3 536 809

          
 

Reservering FES/Westerschelde

2 000

   

24 000

24 000

24 000

74 000

24 Landschap en Recreatie

Algemene beleidsdoelstelling

In Nederland zijn stad en platteland nauw verweven. Ondanks ontwikkelingen vanwege klimaatadaptatie, infrastructurele ontwikkelingen, verstedelijkingsopgaven en dergelijke blijft het platteland een duurzame en aantrekkelijke plaats om te wonen, werken en recreëren.

LNV streeft naar:

  • 1. Een duurzame leefomgeving met een gewaardeerd landschap, waar het goed wonen, werken en recreëren is;

  • 2. Voldoende sociale-economische draagkracht om het platteland vitaal te houden.

Ad 1. De doelstelling duurzame leefomgeving valt in twee te onderscheiden beleidsdoelen uiteen:

  • 1.1 Gewaardeerd landschap;

  • 1.2 Recreatief aantrekkelijk Nederland;

1.1 Gewaardeerd landschap

Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. Driekwart van de burgers voelt zich gehecht aan het landschap in en rond de eigen woonplaats en geniet wat er valt te beleven en te ervaren in het landschap. Tegelijk maken inwoners van Nederland zich zorgen over de achteruitgang van de kwaliteit van het landschap. Het Nederlandse landschap heeft een grote verscheidenheid aan identiteiten en kwaliteiten en vertegenwoordigt belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Bovendien biedt een aantrekkelijk landschap volop kansen voor welzijn en economie. Het Rijk wil het Nederlandse landschap in zijn diversiteit voor de toekomst behouden en ontwikkelen, met daarbij speciale aandacht voor de Nationale Landschappen en Rijksbufferzones.

1.2 Recreatief aantrekkelijk Nederland

In 2013 moet de tevredenheid over recreatieve voorzieningen in de Randstad op hetzelfde niveau liggen als in de rest van Nederland. De vraag van de recreant naar kwaliteit blijft stijgen. Dit geldt voor verstedelijkte gebieden waar een tekort aan recreatiemogelijkheden is, maar ook voor het buitengebied. Investeren in recreatie, toerisme en multifunctionele landbouw biedt bovendien kansen voor het platteland dat in specifieke gebieden te maken heeft met een krimpende bevolking.

Ad 2. Voldoende sociale- economische draagkracht om het platteland vitaal te houden

Om het platteland aantrekkelijk te houden als plaats om te wonen en te werken, is het noodzakelijk dat er een voorzieningenniveau is dat toereikend is voor regionale en lokale behoeften. Voorzieningen dienen voldoende beschikbaar en bereikbaar te zijn. Bij een ontoereikend voorzieningenniveau kan de leefbaarheid op het platteland worden aangetast, met name voor kwetsbare doelgroepen. In dit kader is LNV onder betrokken bij het Interbestuurlijk Actieplan «Bevolkingsdaling Krimpen met Kwaliteit», waarin een aantal acties staan opgenomen om de leefkwaliteit in krimpgebieden te versterken. De economie op het platteland moet een bredere basis hebben dan alleen het boerenbedrijf om economisch stabiel te zijn. Hiermee wordt geborgd dat de economische vitaliteit op het platteland op meer gefundeerd is dan één branche. Daarom wordt de vitaliteit van het platteland gemonitord. Het voorzieningenniveau op het platteland dient vergelijkbaar te zijn met de stedelijke omgeving. De monitoring is gebaseerd op de premisse dat in Nederland platteland en stad zodanig zijn verweven dat de economie van het platteland niet los kan worden beschouwd van de stadseconomie. Daarom wordt het inkomen dat wordt vergaard in de stedelijke gebieden door inwoners van het platteland meegenomen om het niveau van de economische draagkracht op het platteland te monitoren.

Realisatie van deze doelen leidt tot:

  • Toename van gebruik en tevredenheid van groene gebieden in en om de stad;

  • Toegenomen gebruikerswaarde van recreatiegebieden;

  • Het behoud van een vitaal platteland;

  • Behoud en verbetering kernkwaliteiten van Nationale Landschappen en generieke kwaliteiten (natuurwaarde, culturele waarde, gebruikerswaarde en belevingswaarde) in overige landschappen.

  • Het behoud van een vitale plattelandseconomie;

  • Ontwikkeling van de structuur van de landbouw in de extensiverings, verwerving- en landbouwontwikkelingsgebieden;

  • Toename van de bedrijvigheid in de reconstructiegebieden, zowel binnen als buiten de landbouw.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

     

1 Tevredenheid burger over groene recreatie in de Randstad

In Randstad 65,8% van de maximale score, buiten de Randstad 74,5%

2006

Zelfde niveau als rest van Nederland

2013

Enquête Woononderzoek/ Monitor AVP

2 Tevredenheid voorzieningen in platteland/stad

6,5 / 6,4

2007

De ontwikkeling op het platteland houdt minimaal gelijke tred met die in de stad

2020

Enquête Woononderzoek/ Monitor AVP

3 Tevredenheid woonomgeving op platteland

7,1/6,6

2007

De ontwikkeling op het platteland houdt minimaal gelijke tred met die in de stad

2020

Enquête Woononderzoek/ Monitor AVP

4 Kans op werk op platteland/stad

71,3%/67,7%

2007

De ontwikkeling op het platteland houdt minimaal gelijke tred met die in de stad

2020

Enquête Woononderzoek/ Monitor AVP

5 Waardering landschap

7,3

2007

Positieve beleving landschap is in 2020 gestegen naar een 8.

2020

PBL (Belevings-waardenmonitor Nota Ruimte)

6 Mate van voldoen aan kernkwaliteiten Nationale Landschappen

Openheid: 252 776 ha; Groen karakter: 147 727 ha

2006

Behoud van de referentiewaarde

2020

Compendium voor de Leefomgeving (PBL)

7 % actieve betrokkenheid bij natuur en landschap

24%

2007

50%

2020

TNS NIPO /LEI

  • 1. Deze indicator meet de tevredenheid van de burger over recreatieve voorzieningen in de Randstad.

  • 2. Deze indicator meet de tevredenheid over bepaalde voorzieningen op het platteland vergeleken met de tevredenheid in de stad.

  • 3. Deze indicator meet de tevredenheid over de woonomgeving op het platteland vergeleken met de tevredenheid in de stad.

  • 4. Deze indicator meet welk deel van de potentiële beroepsbevolking actief is op de arbeidsmarkt (zowel werkzaam als werkloos).

  • 5. Deze indicator meet de gemiddelde waardering van de aantrekkelijkheid van het Nederlanse landschap op een schaal van 1 t/m 10.

  • 6. De referentiewaarde voor de twee indicatoren voor nationale landschappen zijn vermeld in de compendium voor de leefomgeving/landschap/nationale landschappen. Per nationaal landschap zijn daarin indicatoren opgenomen. De indicatoren «open gebied» en « groen karakter» zijn relevant.

  • 7. De definitie van de indicator is het percentage burgers dat actief betrokken is bij natuur en landschap.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor:

  • Drie nationale beleidsprioriteiten: de Nationale Landschappen, toegankelijke gebieden in en om de stad (Recreatie om de Stad) en de vitaliteit van het platteland;

  • De Rijksdoelen die via het ILG worden gerealiseerd en herkenbaar zijn opgenomen onder de operationele doelen. LNV en VROM stellen hiertoe het budget ter beschikking aan de provincies. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering;

  • Het eindresultaat van landschapsbeheer in landschap in de Nationale Landschappen;

  • Het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorie in de Nationale Landschappen;

  • Het via de uitvoering van de Agenda Landschap faciliteren en stimuleren van activiteiten gericht op het generieke landschapsbeleid en de beleidsdoelstellingen zoals burgerparticipatie en voorlichting, kennis, ontwerpkwaliteit en financieringsconstructies;

  • Monitoren van de vitaliteit van het platteland via onder meer de SCP rapportages van de Sociale Staat van het Platteland en de monitor van de Agenda Vitaal Platteland;

  • De versterking van de recreatiefunctie onder andere door het leveren van kennis en deskundigheid aan de sector;

  • LNV-pilots in krimpgebieden, onder andere in het kader van het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt vooral af van:

  • Participatiebereidheid van particuliere organisaties;

  • Mate van verstedelijking, woningbouw, infrastructuur, bedrijvigheid;

  • De medewerking en actiebereidheid van andere bestuurslagen en maatschappelijke partijen;

  • De invloed van demografische ontwikkelingen;

  • Ontwikkeling grondprijzen;

  • Ontwikkelingen in de landbouw / GLB.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

189

79

77

82

87

111

111

UITGAVEN

125

144

302

176

166

109

108

Programma-uitgaven

84

110

270

146

135

79

77

waarvan juridisch verplicht

  

232

106

95

11

11

        

24.11 Nationale Landschappen

21

20

20

21

22

22

22

24.12 Landschap Algemeen

5

11

18

21

15

10

8

24.13 Groen en de stad

20

39

195

68

63

12

12

24.14 Recreatie

38

39

37

36

35

35

35

        

Apparaatsuitgaven

41

35

32

31

31

31

31

U24.21 Apparaat

6

      

U24.22 Baten-lastendiensten

35

35

32

31

31

31

31

ONTVANGSTEN

39

53

32

33

22

2

1

Grafiek Budgetflexibiliteit

Grafiek Budgetflexibiliteit

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 24 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven via ILG

43

65

225

98

82

Handhaving en uitvoering binnen de LNV begroting

Bedragen x € 1 mln.

Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

–  ILG

28

28

26

25

25

– 

– 

–  LNV-opdrachten

6

6

5

5

5

30

30

De uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied hebben met name betrekking op het realiseren van recreatiegebieden.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 24.

Bedragen x € 1 mln.
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

DLO onderzoeksprogramma’s

–  Vitaal Landelijk Gebied

7,4

6,2

6,6

7

7

7

Overige onderzoeksprogrammering landschap en platteland: o.a. robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik

0,8

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

De bedragen in «overige onderzoeksprogrammering» hebben ook betrekking op artikel 22.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Overige

32 160

Totaal ontvangsten

32 160

Budgettair belang buiten de LNV begroting

EU maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

POP-2: nieuwe contracten Veenweiden

2

2

2

2

2

2

POP-2: communicatie en evaluatie

0,3

     

POP-2: plattelandsnetwerk

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

Nieuwe invulling duurzaamheidsdimensies bij realisatie transitieopgaven

Vanwege grotere opgaven (klimaat, wateropgaven, woningbouw, infrastructuur) is integrale gebiedsontwikkeling vaak gewenst. Die integrale ontwikkeling moet leiden tot een nieuwe balans van sociale, ecologische en economische waarden op het platteland (triple p in een nieuwe balans).

24.11 Nationale Landschappen

Motivering

Behouden, beheren en versterken van de unieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van 20 Nationale Landschappen en vergroten van de recreatieve-toeristische betekenis en het versterken van de cultuurhistorische waarde van de Nationale landschappen. Het Rijk is eindverantwoordelijk, de uitvoering berust bij de provincies.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

24.11 Nationale Landschappen

20 888

20 228

19 837

21 490

22 414

22 091

22 091

waarvan ILG

       

–  Nationale Landschappen

18 753

17 630

17 171

18 170

17 944

17 961

17 961

–  BTW Compensatie

 

46

528

556

899

472

472

waarvan niet-ILG

       

–  Versterking beheer en behoud landschapskwaliteiten

507

1 807

1 204

1 604

2 204

2 304

2 304

–  Cultuurhistorie/Belvedère

29

      

–  Monitoring, onderzoek en communicatie

1 599

745

934

1 160

1 367

1 354

1 354

Instrumenten

Waarvan ILG

Nationale Landschappen

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend voor investeringsprojecten, agrariërs en terreinbeherende organisaties voor landschapsbeheer. Hier valt o.a. het programmabeheer, de groene diensten en het landschapsbeheer Nederland onder. De Nationale Landschappen zijn door de provincies nader begrensd en bijna allemaal vastgelegd in streekplannen op basis van door het Rijk aangegeven globale gebiedsaanduiding in de Nota Ruimte. De planologische bescherming conform de voorwaarden die hierover gesteld zijn in de Nota Ruimte wordt via de provincie, door een AMvB geborgd volgens de Wet ruimtelijke ordening.

Waarvan niet ILG

Versterking beheer en behoud landschapskwaliteiten

Natuurgebieden in Nationale Landschappen dragen bij aan de identiteit van het cultuurlandschap en de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde. In dat opzicht versterken het beleid voor de nationale landschappen en voor de EHS elkaar. Natuurbeheer vindt daarom plaats in harmonie met de gebiedsspecifieke landschapskwaliteiten. Ook buiten de natuurgebieden is veelal sprake van een hoge natuurkwaliteit, met name gekoppeld aan het netwerk van gebiedseigen landschapselementen, slootkanten en watergangen. Versterking en beheer van deze netwerken zijn noodzakelijk om natuurgebieden met elkaar te verbinden, leefgebieden voor planten- en diersoorten in stand te houden en de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van Nationale Landschappen te behouden en te vergroten.

Monitoring, onderzoek en communicatie

Het Rijksbeleid voor Nationale Landschappen wordt grotendeels door de provincies uitgevoerd. Ter evaluatie van dit beleid heeft het Rijk wel een taak om de beschreven kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen te monitoren. Daarvoor is in overleg met het ministerie van VROM en het Planbureau voor de leefomgeving een meetsysteem opgezet en per landschap metingen uitgevoerd. Dit meetsysteem levert de input voor de monitoring Nota Ruimte en Agenda Vitaal Platteland en voor de Natuurbalans. Voor de ontwikkeling en instandhouding van de 20 Nationale Landschappen is draagvlak bij burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties noodzakelijk. LNV heeft daartoe in overleg met provincies een communicatieplan opgesteld voor voorlichtings- en communicatieactiviteiten voor het brede publiek en landelijke organisaties. Dit wordt in 2010 en 2011 uitgevoerd.

24.12 Landschap algemeen

Motivering

Ontwikkelen van landschap met kwaliteit door de provincies, gemeenten en Staatsbosbeheer door het scheppen van condities om ruimtelijke ontwikkelingen gepaard te laten gaan met een toename van landschappelijke kwaliteit. Het Rijk heeft de provincies de verantwoordelijkheid gegeven voor de basiskwaliteit van het landschap.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

24.12 Landschap Algemeen

4 819

11 404

17 573

20 561

15 273

9 668

8 268

waarvan ILG

       

–  Landschap generiek

918

126

126

126

20

20

20

–  Nieuwe Hollandse Waterlinie

400

4 000

9 600

12 600

7 000

1 400

 

–  BTW Compensatie

 

4

4

4

111

106

106

waarvan niet-ILG

       

–  Agenda Landschap

1 988

5 350

7 700

7 450

7 450

7 450

7 450

–  Projectfinanciering

1 513

1 924

143

381

692

692

692

Instrumenten

Waarvan ILG

Landschap generiek

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend aan provincies voor het ontwikkelen van landschap met kwaliteit. Provincies scheppen condities om ruimtelijke ontwikkelingen gepaard te laten gaan met een toename van de landschappelijke kwaliteiten. Er zijn FES-middelen aan de begroting toegevoegd (€ 35 mln. voor de periode 2009–2014) voor het project Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit project beoogt het voormalige verdedigingsstelsel een nieuwe maatschappelijke functie te geven door de forten te verbeteren en te laten aansluiten op nutsvoorzieningen en door infrastructurele barrières weg te nemen. De investeringen zijn gericht op de deelprojecten Rijnauwen–Vechten, Linieland en Lingekwartier/Dierfdijk (restauratie forten en recreatieve infrastructuur). Met de aanpak voor de drie deelgebieden wordt de basis gelegd voor het herstel van de hele Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Waarvan niet ILG

Agenda Landschap

De Agenda Landschap richt zich op 1) het versterken van betrokkenheid van burgers en ondernemers bij het landschap, 2) het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte door duidelijke spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen en meer aandacht voor landschappelijke kwaliteit/ontwerpkwaliteit in het algemeen en 3) het verkrijgen van meer inzicht in de financieringsbehoefte van het landschap en de mogelijkheden om nieuwe financiële instrumenten in te zetten. Op deze drie sporen zijn acties benoemd, die in de periode 2009–2011 worden uitgevoerd.

Projectfinanciering

Door middel van het financieren van lokale kleinschalige projecten wordt een impuls gegeven aan het landschap. Voor deze projecten worden overbruggingsbijdragen verstrekt en vindt financiële ondersteuning plaats. Voorbeelden van deze projecten zijn onder andere projecten inzake burgerinitiatieven en voorbeeldprojecten inzake politieke en bestuurlijke aandacht waar LNV trekker van is.

24.13 Groen en de Stad

Motivering

Realiseren van ca. 14 500 ha Recreatie om de Stad (RodS): dagrecreatieve gebieden met een gemiddelde opvangcapaciteit van ten minste 20 personen per dag per ha, dat volledig is opengesteld en zonder betaling toegankelijk is voor het publiek en bereikbaar is via wandel- en fietspaden vanuit de woonomgeving.

Het Rijk monitort geregeld de leefbaarheid op het platteland. De meest recente gegevens wijzen uit dat de leefbaarheidsproblematiek op het Nederlands platteland beperkt is en regiogebonden. LNV zet in op deze doelstelling door via het ILG middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten om concrete en plaatsgebonden knelpunten op te lossen.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

     

Verwerving RodS (Recreatie om de Stad)

9 434 ha

2007

14 563 ha

2013

Voortgangsrapportage ILG / Nulmeting op Kaart

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

     

Inrichting RodS (Recreatie om de Stad)

8 392 ha

2007

14 563 ha

2013

Voortgangsrapportage ILG / Nulmeting op Kaart

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

24.13 Groen en de Stad

20 143

39 489

195 452

67 676

62 543

12 014

12 014

waarvan ILG:

       

–  Groen en de Stad (grootschalig groen)

13 550

24 379

173 185

43 296

40 405

  

–  Recreatie Haarlemmermeer

 

7 500

15 000

15 000

9 000

  

–  BTW Compensatie

 

70

1 358

1 366

4 124

  

waarvan niet-ILG:

       

–  Beheer Groen en de Stad

3 000

4 000

5 000

6 000

7 000

10 000

10 000

–  Kaderwet LNV projectbijdrage

3 100

2 755

14

14

14

14

14

–  Groen en de stad (krachtwijken)

 

10

     

–  Netwerk veelzijdig platteland

493

775

895

2 000

2 000

2 000

2 000

Instrumenten

Waarvan ILG

Groen en de Stad (grootschalig groen)

Het Kabinet heeft in het aanvullend Beleidsakkoord besloten een kasschuif uit te voeren op het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Het ILG is zowel in 2009 als 2010 met € 100 mln. per jaar verlaagd en in 2011 verhoogd met € 200 mln. Deze kasschuif is voor circa 2/3 deel verwerkt op Recreatie om de Stad (RodS). Op grond hiervan is dit instrument in de begroting 2010 verlaagd met € 70 mln. in 2009, € 60 mln. in 2010 en verhoogd met € 130 mln. in 2011.

Waarvan niet ILG

Beheer Groen en de Stad

Staatsbosbeheer investeert de extra gelden die voor Recreatie om de Stad (RodS) beschikbaar zijn gesteld in een selectie van groene gebieden dicht bij de stad. Met de nabij gelegen steden worden afspraken gemaakt over gezamenlijke inzet. Daarbij benut Staatsbosbeheer de verschillende motieven van (toekomstige ) recreanten en wordt ervaring opgedaan samen met de Dienst Landelijk Gebied met nieuwe participatievormen en «eigenaarschap» van bewoners en gebruikers.

Kaderwet LNV projectbijdrage

De Kaderwet hecht een groot belang aan de samenhang tussen de keuze van woningbouw- en bedrijfslocaties, de daarvoor benodigde infrastructuur, de daarbij behorende afweging van milieu- en economische doelstellingen en het verwezenlijken van (her)inrichting van landelijke gebieden (recreatie, landschap). Op basis van deze wet verstrekt LNV in de vorm van subsidies een bijdrage aan regionaal groen, gekoppeld aan grote woningbouwlokaties.

Netwerk vitaal platteland

De centrale opgave van het Kennisnetwerk Vitaal Platteland is het delen, toegankelijk maken en (doen) benutten van kennis. Mensen moeten elkaar kunnen ontmoeten. De kernopgave is de creatie van lerende gemeenschappen op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Steeds aansluitend op concrete behoeften en ontwikkelingskansen en -wensen. Relevante en kansrijke initiatieven worden ondersteund en, waar nuttig, onderling verbonden.

Zwaartepunt betreft de bijdrage aan het circuleren en benutten van kennis bij 10–15 regioprocessen, waarbij vanuit de lokale agenda en transitieopgaven van overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties samen met onderwijs en onderzoek gewerkt wordt aan meerjarige kennisagenda's en kennisarrangementen. Naast groen onderwijs worden ook per regio de ter plekke actieve niet-groene instellingen (universiteiten, HBO en MBO) betrokken. Hiermee ontstaan leer/werkomgevingen die zowel meerwaarde hebben voor de betrokken overheden, ondernemers, e.d. (inspiratie) als voor de betrokken studenten en instellingen (competenties, actuele kennis, nieuwe netwerken). Doelen en geldstromen van de betrokken actoren worden gebundeld hetgeen bijdraagt aan effectiviteit, zichtbaarheid en kwaliteit.

Verder wordt bijgedragen aan een aantal landelijke initiatieven waaronder de creatie van virtuele gemeenschappen zoals GUUS, mijn kennis van het platteland (www.guus.net), aan de organisatie van plattelandsconferenties en het kennisnetwerk rond multifunctionele landbouw.

24.14 Recreatie

Motivering

Realiseren Landelijk Routenetwerken en toegankelijkheid landelijk gebied voor recreatief medegebruik.

Ontwikkelen en onderhouden van een landelijk aaneengesloten routenetwerk voor wandelen, fietsen en varen. Het verbeteren en vergroten van de toegankelijkheid voor recreatief medegebruik in natuurgebieden, Nationale Landschappen en landbouwgronden, waaronder wandelen over boerenland. Het bieden van ruimte voor recreatief ondernemerschap door het opheffen van belemmeringen.

Meetbare gegevens bij de doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaar de

Planning

Bron

Output

      

Realisatie knelpuntvrije Landelijke Routenetwerken

10 844 km

2007

N.v.t.

15 019 km

2013

Voortgangsrapportage ILG

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

24.14 Recreatie

37 855

38 918

36 732

36 007

35 153

34 899

34 899

waarvan ILG

       

–  Toegankelijkheid

3 569

5 991

3 901

3 050

2 466

2 466

2 466

–  Routenetwerken

5 596

5 536

5 536

5 536

4 902

4 902

4 902

–  BTW Compensatie

 

92

325

297

850

593

439

Waarvan niet-ILG

       

–  Kennis en deskundigheid voor

recreatie

2 566

1 674

1 676

1 717

1 717

1 717

1 871

–  Staatsbosbeheer voor recreatieve

voorzieningen

24 388

24 636

24 323

24 436

24 247

24 250

24 250

–  Midden-Delfland

1 736

989

971

971

971

971

971

Instrumenten

Waarvan ILG

Landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend voor de kosten van het knelpuntvrij maken, kwaliteitsbewaking en onderhoud van deze landelijke routenetwerken. De provincies maken de programmering en voeren het uit. Indien het routenetwerk, na knelpuntvrij te zijn gemaakt, wordt verstoord, geldt het principe dat de «vervuiler» betaalt.

Waarvan niet ILG

Toegankelijkheid landelijk gebied voor recreatief medegebruik

Het Rijk stimuleert andere overheden, terreinbeherende organisaties en recreatieve organisaties tot een samenhangende inzet om knelpunten op het gebied van toegankelijkheid op te lossen en nieuwe knelpunten te voorkomen. Inzet en een bijdrage van andere overheden en organisaties is daarbij onontbeerlijk. Belangrijke thema’s zijn verbetering van de toegankelijkheid van het landelijk gebied (natuurgebieden, landbouwgronden, oevers, water) ook vanuit de directe woonomgeving en het voorkomen van doorsnijding door infrastructuur (verbetering van stad-land-verbindingen).

Kennis en deskundigheid voor recreatie

Ruimte voor recreatief ondernemerschap. Het Kenniscentrum Recreatie vervult een belangrijke rol bij de ondersteuning van beleidsontwikkeling en innovatieve ontwikkelingen in de recreatiesector. Aanvullend is voor 2009 en 2010 € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld om de sector te ondersteunen bij het ontwikkelen van innovatieve en duurzame combinaties van recreatiesector, regio en ruimtegebruik. De branche organisaties vervullen hierbij een belangrijke rol en ook EZ en de provincies dragen hier aan bij. Dit Innovatieprogramma Recreatie & Ruimte 2009–2010 wordt voor het eind van 2010 geëvalueerd. Op basis daarvan worden beslissingen over de toekomst van dit programma genomen.

Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen

In het kader van de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer zijn afspraken gemaakt met Staatsbosbeheer om in door hen beheerde gebieden de recreatieve voorzieningen te onderhouden en te beheren.

Midden-Delfland

In de Regeling Rijksrecreatieschappen is uitsluitend nog een bijdrage voor Midden-Delfland opgenomen. LNV is deelnemer in de gemeenschappelijke regeling van het Recreatieschap Midden Delfland. Dit schap is werkzaam in de kern van het gebied van het Randstad Urgent-project Mooi en Vitaal Delfland. Doel daarvan is het duurzaam beschermen en passend ontwikkelen van de nog open, groene ruimte en het bieden van recreatieve voorzieningen aan de omringende bewoners van de steden.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD/OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Landschap en Recreatie

24

2011

2012

     

Overig evaluatieonderzoek

Monitor Agenda Vitaal Platteland

24

2007

2013

 

Mid Term Review ILG

24

2010

2010

 

Evaluatie Nationale Landschappen

24.11

2010

2011

 

Effectonderzoek landschapscampagne

24.12

2009

2011

 

Evaluatie Innovatieprogramma Recreatie & Ruimte 2009–2010

24.14

2010

2010

  • De beleidsdoorlichting artikel 24 is voorzien in 2011, zodat gebruik kan worden gemaakt van materiaal uit de Mid Term Review én kan dienen als input voor de toekomst van het ILG. Zie ook artikel 22 en 27.

  • Voor de monitor van de agenda vitaal platteland zijn een aantal indicatoren geselecteerd, om de realisatie van het meerjarenprogramma te kunnen volgen. De monitor bestaat uit een nulmeting in 2007, een tussenmeting in 2010 en een eindmeting in 2013. Rapport »De stand van het platteland, Monitor Agenda Vitaal Platteland, Rapportage Nulmeting Effectindicatoren», Wageningen UR, februari 2009. WOT-04-05 (Basnr. 002). www.wotnatuurenmilieu.wur.nl

  • Voor de ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007–2009. Zie ook artikel 22/23/27.

Overzichtsconstructie Groene Hart

Met de uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte is een viertal gebiedsgerichte rijksprogramma's ingesteld. VROM coördineert voor het kabinet de inzet voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en de wettelijke basiskwaliteiten. De minister van LNV is programmaminister voor het Groene Hart, één van deze rijksprogramma's die deel uitmaken van de uitvoeringsagenda. Binnen dit programma neemt het kabinet besluiten over ontwikkelingen rond wonen, werken, infrastructuur, natuur en landschap in samenhang met elkaar. Aan het rijksprogramma Groene Hart wordt intensief samengewerkt tussen rijk en regio, waarbij de regie voor dit programma in handen ligt van de regio, in het bijzonder de provincies. In de overzichtsconstructie is in beeld gebracht welke budgetten vanuit welke departementale begrotingen beschikbaar zijn voor het Groene Hart en de daarmee samenhangende projecten.

Naast de hieronder genoemde bedragen zijn er verschillende landelijke (subsidie)regelingen die ook in het Groene Hart gebruikt kunnen worden, zoals ganzengedoogovereenkomsten of de BRIM-regeling voor de instandhouding en restauratie van monumenten. Het is niet mogelijk om een verantwoorde inschatting te maken van het aandeel van deze middelen dat in het Groene Hart ingezet zal gaan worden. Deze middelen zijn daarom niet in onderstaande tabel opgenomen.

Projecten

Verantwoordelijkheidsverdeling

Begroting

Operationeel doel

Bedrag

Nationaal landschap Groene Hart

Vakministerie: LNV

Regie: Groene Hart-Provincies

XIV

22.11, 23 ,24

(ILG 2007 t/m 2013)

€ 182 mln

Motie Dittrich

Vakministerie: LNV

Regie: Groene Hart-Provincies

XIV

  

1) Recreatie om de Stad (RodS)

  

24.13

(ILG 2007–2009)

€ 9 mln

2) Nationaal landschap Groene Hart

  

24.23

(ILG 2007–2009)

€ 9 mln

Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie

Vakministerie: LNV

Regie: Liniecommissie

XIV

22.11, 23 ,24

(ILG 2007 t/m 2013)

€ 30 mln

Nota Ruimte 2010–2014

€ 35 mln

Vakministerie: VROM

Regie: Liniecommissie

XI

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit 2008–2014

€ 6,2 mln

Nationaal landschap Stelling van Amsterdam

Vakministerie: LNV

Regie: Noord–Holland

XIV

22.11, 23 ,24

(ILG 2007 t/m 2013)

€ 2,79 mln

Westelijke Veenweiden

    

1) Uitwerking Veenweidenagenda

Vakministerie: LNV

Regie: Utrecht

XIV

Landbouw voor Natuurlijke Handicaps (LNH–regeling)

23.13 en 23.14

(ILG 2007 t/m 2013)

€ 3,76 mln

2) Nota Ruimte Veenweiden

Vakministerie: LNV

Regie: LNV

XIV

Versnellingsprojecten

(algemene middelen 2007–2010)

€ 35 mln1

3) Westelijke Veenweiden

Vakministerie: LNV

Regie: LNV

XIV

Nota Ruimte 2010–2014

€ 113 mln2

Greenport Boskoop

    

1) Rondweg Boskoop

Vakministerie: LNV

Regie: Gemeente Boskoop

XIV

(ILG 2007–2013)

€ 10 mln

Afronden gebiedsuitwerking Oude Rijnzone

Vakministerie: VROM

Regie: Zuid-Holland

 

Nota Ruimte 2010–2014

€ 17,5 mln

Motie Van Heugten

€ 12,5 mln

Synergieprojecten stroomgebiedsbeheerplannen

Vakministerie: LNV

Regie: Groene Hartprovincies

XIV

27.11 (ILG 2007–2013 & 2014–2015)

€ 4,3 mln

Gebiedsontwikkeling Schaalsprong (Groene Uitweg)

Vakministerie: VenW

Regie: Noord Holland

 

FES-middelen Noordvleugel (beschikbaarheid afh. Besluit A6–A9)

€ 83 mln

Infrastructuur A12

Vakministerie: VenW

Regie: VenW

Infrastructuurfonds

  

1) A12 Utrecht – West, benutting aansluitingen Woerden–Linschoten en Woerden–Harmelen. Oplevering: 2010

   

€ 51 mln

2) project A12 Woerden–knpt. Oudenrijn (ZSM2)

  

Maakt deel uit van totaal budget ZSM 2

€ 22 mln

Den Haag–Gouda benutting ZSM–I A12

Vakministerie: VenW

Regie: VenW

Infrastructuurfonds

Maakt deel uit van totaal budget ZSM 1 en 2

€ 236 mln

1) A12 Zoetermeer–Gouda (buiten Groene Hart)

    

2) A12 Woerden–Gouda. Oplevering: 2010

    

3) A12 Gouda–Woerden (€ 36 mln) Status: studiefase. Tussen startnotitie en OTB.

    

4) A12/A20 knooppunt Gouwe (buiten Groene Hart)

    

A2 Holendrecht – Oudenrijn

(deel buiten Groene Hart)

Vakministerie: VenW

Regie: VenW

Infrastructuurfonds

 

€ 1 325 mln

Rijn Gouwelijn Oost

Vakministerie: VenW

Regie: Zuid-Holland en gemeenten

Infrastructuurfonds

 

€ 148 mln

XNoot
1

Hiervan heeft € 27,5 mln. betrekking op Veenweiden binnen het Groene Hart

XNoot
2

Hiervan heeft € 97,2 mln. betrekking op Veenweiden binnen het Groene Hart

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Algemene beleidsdoelstelling

Veilig voedsel voor de consument

Uitgangspunt is dat producenten primair verantwoordelijk zijn voor het produceren van veilig voedsel. Zij doen dat op basis van normen en kaders die door de overheid worden vastgesteld en die goeddeels hun grondslag vinden in Europese en internationale regelgeving. Naast normstelling is toezicht op de naleving een belangrijk element. De overheid controleert via uitvoering door de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) op transparante en consequente wijze. Op het gebied van voedselveiligheid wordt nauw samengewerkt tussen de ministeries van LNV en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om synergie te behalen. LNV is verantwoordelijk voor het beleid rond de vleeskeuring (toezicht in slachthuizen en uitsnijderijen), de goedkeuring van hygiënecodes voor bedrijven in de primaire sector, het diergeneesmiddelenbeleid en het beleid rond diervoeders en dierlijke (bij)producten die niet voor humane consumptie bestemd of geschikt zijn, inclusief destructie van dierlijk afval. Met dit beleid ondersteunt LNV ook de positie van Nederland als exporteur van veilige agrarische producten. Het streven is om tenminste het huidige niveau van bescherming te behouden onder optimalisatie van de instrumenten en regelingen die daartoe zijn ontwikkeld. In 2011 zal de nadruk daarbij liggen op de risico’s van het gebruik van nieuwe technologieën, het terugdringen van antibioticagebruik in de veehouderij, de uitwerking van het beleid beschreven in de Nota diergeneesmiddelen en de vervolgacties in het kader van de evaluatie van de Europese levensmiddelenwetgeving.

Verduurzaming van voedsel

De verduurzaming van ons voedsel is een internationale opgave die kansen biedt voor Nederland. Op basis van de Nota Duurzaam Voedsel (Kamerstuk 2008–2009, 31 532 nr. 18, Tweede Kamer) worden alle partijen in de keten, van producent tot bewuste consument, geacht hieraan een bijdrage te leveren. Wil de consument voor duurzaam voedsel kunnen kiezen, dan moet dat aanbod er ook zijn. Met duurzaam wordt hier onder meer gedoeld op aspecten als ruimtebeslag, gebruik van grondstoffen, emissies, water en energiegebruik. Maar het gaat ook om minder (voedsel)verspilling en verbetering van het welzijn van mens en dier. Kortom een productie en consumptie met respect voor mens, dier en milieu. De vooraanstaande positie die Nederland op voedselgebied heeft in de wereld, wordt daarmee optimaal als kracht benut.

In de eerste plaats wordt daarom ingezet op vergaande verduurzaming van de productie en het aanbod, waarbij de gehele keten moet worden betrokken. Daarnaast wordt ingezet op het activeren van de consument om deze te verleiden tot een duurzame keuze. Ten slotte ligt internationaal de focus op het creëren van ruimte voor een duurzame Nederlandse agrofoodketen. De keten kan met zijn concurrentievermogen, innovatiekracht en duurzaamheidsambities optimaal bijdragen aan een duurzaam mondiaal voedselsysteem.

Consument is goed geïnformeerd over voedselkwaliteit

De consument is het sluitstuk van de keten ook op onze exportmarkten. Om een verantwoorde keuze te kunnen maken moet de consument over voldoende informatie beschikken, bewust zijn van de gevolgen van zijn keuze en over keuzemogelijkheden beschikken. De keten zal samen met de overheid de consument de mogelijkheid moeten bieden om op eenvoudige wijze een duurzame en gezonde keuze te kunnen maken.

Vooral kinderen en jongeren kunnen leren om bewust om te gaan met wat ze eten en wat voor effect dat heeft op hun gezondheid en op de «Foodprint». De bedoeling daarvan is dat ze nu en in de toekomst kiezen voor duurzamer en gezond voedsel.

Transitie naar duurzame voedselsystemen

Het interdepartementale programma «duurzame voedselsystemen» (ministerie LNV, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en Ontwikkelingssamenwerking (OS)) richt zich op de Nederlandse bijdrage aan één van de belangrijkste duurzaamheiduitdagingen van het mondiale voedselsysteem, het zgn. «eiwitvraagstuk». In de komende decennia neemt de wereldbevolking toe en verschuift het voedselpatroon van plantaardige naar dierlijke eiwitten. Daarmee neemt de druk op het mondiale ecosysteem toe. Gezien het mondiale karakter van deze problematiek zoekt LNV aansluiting bij internationale discussies over dit onderwerp. Gelet op het specifieke en prioritaire karakter is deze transitieopgave neergelegd in een aparte beleidsagenda (Kamerstuk 2008–2009, 31 532, nr. 17, Tweede Kamer).

Handhaven diergezondheidsniveau/Vertrouwen van de EU en handelspartners in het in Nederland geproduceerde en verhandelde voedsel wordt behouden

Het diergezondheidsniveau kan op een aantal manieren gedefinieerd worden. Voor een aantal belangrijke dierziekten zijn internationale regels opgesteld m.b.t. de vrijstatus. Op basis van OIE-regels wordt bepaald of een land officieel vrij is van mond- en klauwzeer, runderpest en een status heeft t.a.v. BSE. Nederland is door de OIE (Office International des Epizooties) officieel vrij verklaard van mond- en klauwzeer en runderpest en heeft ten aanzien van BSE de status van «controlled risk». Op basis van EU-regels wordt bepaald of een land vrij is van tuberculose, leukose en brucellose bij runderen en geiten. Nederland is al sinds jaren vrij van genoemde ziekten. Daarnaast kan een land zich op basis van een uitroeiingprogramma door Europa vrij laten verklaren van een aantal ziekten, o.a. de ziekte van Aujeszky en IBR (koeiengriep). De Nederlandse varkensstapel is officieel vrij van de Ziekte van Aujeszky (Nederland heeft de zgn. artikel 10 status t.a.v. de Ziekte van Aujeszky). Er zijn geen plannen om een uitroeiingprogramma in te stellen voor andere ziekten. Het vrij zijn van deze ziekten zegt iets over het diergezondheidsniveau in Nederland en is bepalend voor het vertrouwen dat andere landen kunnen hebben in onze dierziektesituatie. Voor deze (en andere dierziekten) worden dan ook monitoringsprogramma’s uitgevoerd om de status te behouden.

Door internationale samenwerking werkt LNV actief mee aan mondiale bestrijding van gevaarlijke dierziekten en daarmee aan het beperken van insleeprisico’s in Europa en Nederland. Door middel van toezicht en exportcertificaten (VWA) garandeert LNV aan de handelspartners de veiligheid van Nederlandse agrarische producten.

Aandacht is er voor opkomende (vectoroverdraagbare) dierziekten in het bijzonder opkomende zoönosen als gevolg van klimaatverandering, internationale handel en reisgedrag. Deze aandacht vertaalt zich onder meer in het opzetten van early warning systemen, bestrijdingsdraaiboeken (Afrikaanse Paardenpest, Rift Valley Fever), concrete maatregelen (Q-koorts) en het opzetten van een structuur voor de aanpak van zoönosen.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Output

      

1. Mate van vertrouwen van consumenten in voedsel

3,3

2008

3,4

3,5

2012

VWA-monitor

2. EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

Jaarlijkse vaststelling

EU en OIE

  • 1. Mate van vertrouwen van consumenten in voedsel:

    De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van voedsel. Dit wordt gebruikt in een waarde op een schaal 1–5.

  • 2. EU-OIE vrije status: deze indicator geeft de dierziektestatus van Nederland weer volgens de regels van de EU en de OIE en wordt uitgedrukt in aantallen dierziekten waarvoor een vrije status geldt. Op basis van OIE-regels kan een land officieel vrij zijn van mond- en klauwzeer, runderpest en een status hebben t.a.v. BSE. Daarnaast kan een land op basis van EU-regels vrij zijn van tuberculose, brucellose bij runderen en geiten en leukose en op basis van een uitroeiingsprogramma van o.a. de ziekte van Aujeszky en IBR.

Verantwoordelijkheid LNV

In internationaal en Europees verband worden normen gesteld aan de voedselkwaliteit en diergezondheid. LNV draagt namens Nederland bij aan het tot stand komen van deze normen. Binnen de internationale kaders:

  • stelt LNV eisen en voorwaarden waarbinnen de voedselproductie kan plaatsvinden, de bijproducten kunnen worden verwerkt en internationale handel kan plaatsvinden. LNV controleert deze op transparante en consequente wijze;

  • stelt LNV eisen en voorwaarden aan de preventie en «early warning» van dierziekten met het oog op de diergezondheid, de volksgezondheid, het dierenwelzijn, het maatschappelijk draagvlak voor de dierhouderij en de gevolgen voor de handel;

  • stimuleert LNV een gezond en duurzaam aanbod van voedingsmiddelen door het bedrijfsleven;

  • zorgt LNV dat de consument in staat wordt gesteld om een bewuste en duurzame keuze voor voedsel te maken.

LNV is op de beleidsterreinen voedselkwaliteit en diergezondheid verantwoordelijk voor het stellen van de (wettelijke) kaders waarbinnen producenten en consumenten elk hun verantwoordelijkheid kunnen invullen. LNV is ook verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het toezicht op de naleving van wettelijke kaders, het op transparante en consequente wijze controleren en het informeren van de partijen over voedselkwaliteit en diergezondheid. In de nota «Duurzaam voedsel» van LNV worden de doelstellingen voor het voedselbeleid beschreven bezien vanuit het perspectief van de consument.

Op het gebied van voedselveiligheid en opkomende (contact)zoönosen deelt LNV de verantwoordelijkheid met VWS. Op het gebied van diergezondheid is LNV in geval van een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte of zoönose verantwoordelijk voor een zo snel, effectief mogelijke en maatschappelijk verantwoorde bestrijding van de ziekte.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

  • de naleving van het normenkader ten aanzien van voedselveiligheid, kwaliteit, handel en diergezondheid;

  • bewustzijn en bereidheid van de consumenten, producenten en «retail» tot een verantwoorde productie, behandeling, aankoop en bereiding van voedsel;

  • de mogelijkheid om aangifteplichtige dierziekten buiten Nederland te houden.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.

25 Voedselkwaliteit en diergezondheid

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

113

131

66

66

63

63

63

UITGAVEN

108

129

67

66

63

63

63

Programma-uitgaven

31

82

30

31

29

28

28

–  waarvan juridisch verplicht

  

12

12

12

12

12

        

25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

22

17

14

14

10

9

9

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

9

65

16

17

18

18

18

        

Apparaatuitgaven

77

47

37

35

35

35

35

25.21 Apparaat

7

6

5

5

5

5

5

25.22 Baten-lastendiensten

70

41

32

31

30

30

30

ONTVANGSTEN

9

6

1

1

1

1

1

Grafiek Budgetflexibiliteit

Grafiek Budgetflexibiliteit

Handhaving en uitvoering

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Dienst Regelingen

5

2

2

2

2

2

2

Voedsel en Warenautoriteit

49

21

21

13

13

13

13

Algemene Inspectiedienst

10

10

9

9

8

8

8

Dienst Regelingen

De bijdrage aan de Dienst Regelingen (DR) betreft de uitvoering van de identificatie en registratie van dieren (runderen, schapen en geiten en varkens), de dierziektenbestrijding waaronder een parate crisisorganisatie en het beheer van het Diergezondheidsfonds, beroep en bezwaarzaken samenhangend met LNV-regelgeving en maatwerkopdrachten

De werkzaamheden van uitvoering, handhaving en toezicht tijdens (dreigende) crises worden zo nodig lopende het begrotingsjaar bepaald en in beginsel als meerwerk aan de agentschappen gegund. De kosten komen mede afhankelijk van de afspraken in het convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten ten laste van de LNV-begroting of de begroting van het Diergezondheidsfonds.

Voedsel en Warenautoriteit

De bijdrage aan de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) betreft de uitvoering en het toezicht op het gebied van diergezondheid en dierziekten, diervoeders, dierlijke bijproducten, levende dieren en producten, dierenwelzijn, vlees, import, contaminanten en residuen en pathogene micro-organismen. De VWA voorziet daarnaast in onafhankelijke risicobeoordeling en risicocommunicatie, incidentenmanagement, beleidsadvisering en de afhandeling van klachten.

Algemene Inspectiedienst

De bijdrage aan de Algemene Inspectiedienst (AID) betreffen de controle en verificatie op het gebied van, vervoer van dieren, diergeneesmiddelen, hormonen, diervoeders, vlees, dierlijke bijproducten en destructie, traceerbaarheid, hygiëne en gezelschapsdieren. De AID verzorgt tevens beleidsadvisering en handhavingcommunicatie hierover. Opsporingsactiviteiten van de AID voor voedselkwaliteit en diergezondheid worden verantwoord op beleidsartikel 29 Algemeen.

Kennis en onderzoek

In onderstaande tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 25.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

DLO onderzoeksprogramma’s Voedselkwaliteit- en veiligheid, diergezondheid

6

4

4

4

4

4

4

DLO wettelijke onderzoekstaken

       

Voedselveiligheid

12

12

13

12

12

12

12

Diergezondheid

11

11

11

11

11

11

11

Niet DLO onderzoeksprogramma’s VD

1

1

1

1

1

1

1

Diergezondheidsfonds

In onderstaande tabel is het budgettaire belang weergegeven van de middelen vanuit het Diergezondheidsfonds.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitgaven

14,6

63,9

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

Ontvangsten

4,0

55,7

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

Toelichting apparaatuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Ambtelijk Personeel Directie Voedsel, Dier en Consument

3 738

Ambtelijk Personeel RDA

246

Materieel

625

Overig apparaat

188

Totaal

4 797

Toelichting ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Uitvoering I&R

600

BSE-laboratoria

430

Overig

217

Totaal

1 247

Budgettair belang buiten de LNV begroting

EU-maatregelen

In onderstaande tabel is het budgettaire belang weergegeven van de middelen vanuit de EU.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

BSE/TSE testkosten

3,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

TSE («transmissible» of overdraagbare spongiforme encefalopathieën) is de verzamelnaam voor de ziekten BSE bij runderen, Scrapie bij schapen en geiten en CWD bij herten en hertachtigen. Het genoemde bedrag voor 2011 heeft de status van aanvraag bij de EU. De EU-bijdrage komt ten goede aan meerdere partijen, niet alleen de rijksoverheid. In de tweede helft van 2010 zal de EU zich naar verwachting buigen over een verdere afbouw van de verplichte beheersingsmaatregelen. Dat kan in de jaren na 2010 leiden tot geringere kosten en een geringere bijdrage vanuit de EU.

25.11 Bevorderen kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

Motivering

Het voedselkwaliteitsbeleid van LNV richt zich op het brede spectrum van waarden, dat verbonden is met de productie en de consumptie van voedsel. LNV wil niet alleen een hoog voedselveiligheidsniveau behouden, maar ook bevorderen dat verduurzaming wordt geïntegreerd in de voedselkolom en koploper wordt in verduurzaming op internationale afzetmarkten. Hierbij betrekt LNV niet alleen de ketenpartijen, maar ook de consumenten die zich bewust moeten zijn van het belang van een zorgvuldige voedselbehandeling en -bereiding voor de veiligheid van hun voedsel. Daarnaast streeft LNV ernaar om de voedingsgewoonten van consumenten, de jeugd in het bijzonder, te verbeteren. Om dit te bereiken richt de beleidsinzet zich met name op:

Bedrijven hebben veilig produceren systematisch gewaarborgd

De overheid zorgt voor voedselveiligheidsregelgeving en diervoederregelgeving gebaseerd op Europese en internationale afspraken. LNV bevordert dat bedrijven gebruik maken van systemen, die borgen dat de normen en voorwaarden voor veilige productie worden toegepast. De toepassing van dergelijke systemen biedt goede waarborgen voor de productie van veilige levensmiddelen voor de binnenlandse en buitenlandse afzetmarkten.

Het gebruik van antibiotica in de dierhouderij wordt verminderd

Het beleid dat is ontwikkeld om het antibioticagebruik in de dierhouderij terug te dringen blijft actueel. Het antibioticagebruik bij dieren bevordert de resistentieontwikkeling van bacteriën, zoals diergerelateerde MRSA en de ESBL-producerende bacteriën bij pluimvee heeft laten zien. De relatie met de diergezondheid, de gezondheid van boeren en de volksgezondheid maakt een effectieve aanpak urgent. De in 2008 ingezette beleidslijn, zoals in diverse brieven aan de Kamer verwoord, is nader aangescherpt. Het ontwikkelen van een registratiesysteem van antibioticagebruik is hierin een speerpunt. Daarnaast zullen de uitgewerkte voorstellen van de Task force antibioticaresistentie dierhouderij moeten leiden tot een vermindering van het antibioticumverbruik in de veehouderij in 2011 van 20% (en in 2013 van 50%) ten opzichte van 2009.

Er is veel onderzoek ingezet op allerlei aspecten van antibioticagebruik en resistentieontwikkeling. De verwachting is dat veel resultaten in 2011 en 2012 bekend zullen worden. In 2012 zal geëvalueerd worden of de aanvullende (taskforce-)voorstellen voor reductie van het antibioticagebruik in 2011 tot de 20% beoogde gebruiksreductie hebben geleid.

Verduurzaming van productie en aanbod

Er is al een proces van verduurzaming aan de gang. Dit is een proces waarop op een aantal thema’s (energieverbruik, watergebruik, landgebruik, eerlijke handel etc.) aantoonbaar op voedselproducten of voedselproductieprocessen door ketenpartijen stappen voorwaarts moeten worden gezet. Dit gebeurt onder andere in het platform verduurzaming voedsel en het convenant marktontwikkeling verduurzaming dierlijke producten.

LNV heeft in het afgelopen jaar al een aantal stappen voorwaarts gezet. Zo zijn er door verschillende bedrijven in ketenverband projecten opgestart t.b.v. verduurzaming. Ook werkt LNV aan een Informatiesysteem Verduurzaming Voedsel (ISVV). Een systeem dat inzicht moet geven in de verduurzaminginspanningen van bedrijven om zo de consument informatie over voedselproducten te verschaffen.

Consumenten mogelijkheden bieden voor het maken van een bewuste voedselkeuze

Door de bewustwording bij consumenten te vergroten, kunnen ze op termijn meer oog krijgen voor de kwaliteit van voedsel. De keten zal samen met de overheid de consument de mogelijkheid moeten bieden om op eenvoudige wijze een duurzame en gezonde keuze te maken. Door het gebruik van nieuwe media en educatie kunnen specifieke doelgroepen, zoals de jeugd, bereikt worden. Ook is er aandacht voor de ontwikkeling van innovatieve instrumenten die mogelijk een bijdrage leveren aan het beter verstrekken van informatie over de samenstelling en totstandkoming van voedsel. Een transitie naar een duurzamer en gezonder voedselpatroon van de Nederlandse consument (inclusief het terugdringen van verspilling van voedsel) is echter een kwestie van lange adem.

Een belangrijke uitdaging is het verminderen van voedselverspilling. LNV streeft ernaar om in 2015 de voedselverspilling in de gehele keten met 20 procent te hebben verminderd. Voor het genereren van deze bewustwording over voedselverspilling zullen MilieuCentraal en het Voedingscentrum ook activiteiten ontwikkelen, zoals een mediacampagne en informatieontsluiting via websites.

Heldere en transparante informatievoorziening over voedselkwaliteit

Het gaat bij dit doel om het vinden van een betrouwbare en consumentvriendelijke informatieverstrekking over de kwaliteit en veiligheid van voedsel. Bij het ontwikkelen van deze adequate objectieve informatievoorziening over voedselkwaliteit wordt ingezet op de eenduidigheid en toegankelijkheid van de informatie via: nieuwe media, op het product zelf en door het gericht inschakelen van kenniscentra en de Consumentenbond. Op productniveau wordt een bijdrage gegeven aan de ontwikkeling van een nieuwe EU-verordening voor voedselinformatie aan consumenten.

Smaaklessen

LNV wil dat in 2012 3 000 basisscholen hun medewerking verlenen aan de Smaaklessen. Hiertoe zet LNV in goede samenwerking met het ministerie van VWS in op de programmalijn «Jeugd en Voedsel». Deze programmalijn brengt goede voeding onder de aandacht van schoolkinderen. Er zijn smaaklessen gestart voor kinderen van 4 tot 12 jaar. De gedachte achter deze smaaklessen is dat kinderen kennis maken met gezond en duurzaam eten en hier bewust voor kiezen.

Bevorderen van een duurzame productie en consumptie van eiwitten

Er wordt door LNV sinds 2009 samengewerkt met ketenpartijen in het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (tussensegmenten). Het streven is om jaarlijks de omzetgroei van diervriendelijk geproduceerde producten met 15% te laten stijgen. In 2010 en 2011 wordt bekeken of het convenant uitgebreid kan worden met andere aspecten die actueel zijn in de veehouderij, zoals antibiotica-resistentie en milieu. Daarnaast stimuleert LNV de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve eiwitproducten en loopt er een maatschappelijke dialoog over een duurzame eiwitconsumptie.

Internationale samenwerking

Verduurzaming van de productie en consumptie kan niet uitsluitend een nationaal streven zijn in een Europese en globale markt. Nederland zoekt daarom de samenwerking met gelijkgezinde Europese Lidstaten en agendeert het vraagstuk in internationale fora.

In 2011 wordt de Europese samenwerking met 8 Europese Lidstaten verder vormgegeven met als doel de gemeenschappelijke agendering bij de Europese gremia.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Output

      

1. Aantal basisscholen met smaaklessen

Beperkt aantal

2005

2 600

3 000

2012

LNV

2. Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

April 2009

80%

90%

Jaarlijks

VWA

  • 1. LNV wil dat in 2012 3 000 basisscholen hun medewerking verlenen aan de Smaaklessen. Er zijn smaaklessen gestart voor kinderen van 4 tot 12 jaar.

  • 2. Nalevingsniveau HACCP-verplichting: betreft de gemiddelde naleving van slachterijen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen van de wettelijke plicht om een systeem te hanteren, het Hazard Analysis and Critical Control Points system (HACCP), dat de veiligheid van productieprocessen van levensmiddelen borgt.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

21 624

16 777

14 033

13 683

10 465

9 455

9 455

–  Risicomanagement

1 792

3 081

2 327

2 300

2 100

2 000

2 000

–  Voedselveiligheid

2 205

1 200

2 100

2 100

2 000

2 000

2 000

–  Bevorderen duurzame consumptie en productie

 

425

400

400

400

400

400

–  Consument, transparantie en ketenomkering

3 596

8 659

8 276

7 953

5 035

4 125

4 125

–  Destructie

13 430

2 600

     

–  Biotechnologie

148

382

500

500

500

500

500

–  Overig

453

430

430

430

430

430

430

Instrumenten

Risicomanagement

LNV geeft mede vorm aan, implementeert en handhaaft Europese regelgeving voor de veiligheid van diervoeders en voedingsmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten. In dit kader kunnen specifiek worden genoemd: onderzoek en monitoring zoönosen en TSE's, uitwerking van het convenant inzake antibioticumresistentie, wijziging van de Europese verordening inzake dierlijke bijproducten en diervoeders, ontwikkeling registratiesysteem diergeneesmiddelen, Europese diergeneesmiddelenwetgeving en maatregelen tegen CBRN-terrorisme.

Voedselveiligheid

  • LNV speelt in samenwerking met VWS een actieve rol in de EU, Codex en OIE bij het ontwikkelen van adequate voedselveiligheidsregelgeving en diervoederregelgeving.

  • LNV ondersteunt hierbij eventueel in samenwerking met internationale organisaties (EU, FAO), de verbetering van de veiligheid en inspectie van exportproducten bij de Nederlandse handelspartners. Dit gebeurt door middel van bijvoorbeeld trainingen van inspecteurs en verbetering van de inspectie organisatie.

  • Daarnaast vindt beleidsontwikkeling plaats op het gebied van verantwoord diergeneesmiddelengebruik in relatie tot voedselveiligheid.

  • Door LNV wordt uitvoering gegeven aan de beleidsvoornemens uit de Nota Diergeneesmiddelen (29 683, nr 39). Bijvoorbeeld het aanscherpen van het huidige kanalisatieregime door alle antibiotica receptplichtig te maken en het invoeren van een vereenvoudigd registratieregime voor homeopathische middelen.

Bevorderen duurzame consumptie en productie

  • Platform Verduurzaming Voedsel: LNV brengt partijen met trekkracht in de agrofoodsector bijeen in een platform en verkent met hen hoe het aanbod van duurzamere voedselproducten versneld groter gemaakt kan worden. Hierbij zijn naast van LNV inspanningen van de 5 ketenpartners nodig, te weten: Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), Koninklijke Horeca Nederland (KHN), Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties (Veneca) en Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL). Verduurzaminginspanningen kunnen worden gepleegd op het voedselproduct en op het voedselproductieproces. Deze 6 partijen hebben hiertoe een samenwerkingsovereenkomst gesloten op 28 oktober 2009. LNV levert een deelnemer aan het platform en levert financiële ondersteuning die kan worden ingezet voor (pilot)projecten, onderzoek, communicatiedoeleinden etc.

  • Programma duurzame voedselsystemen zet de volgende instrumenten in: dialoog met stakeholders die moet leiden tot een gedeelde visie en strategie op het vraagstuk; het inzetten van moderne media om burgers te betrekken bij de dialoog en hen te stimuleren tot een duurzamere eiwitconsumptie en het stimuleren van innovaties in de keten gericht op de ontwikkeling van duurzame alternatieven voor dierlijke eiwitten. Daarnaast wordt een kennisagenda ontwikkeld door middel van gericht onderzoek en wordt gewerkt aan het versterken van de (inter)nationale kennisnetwerken. Internationaal richt het programma zich op agendering van het vraagstuk bij de FAO en de EU vanuit een brede coalitie; Specifiek werkt het programma in dat kader aan de ontwikkeling van een mondiaal samenwerkingsverband voor Duurzame Veehouderijontwikkeling. Hierin participeren multilaterale organisaties, landen en Ngos

  • Convenant Tussensegment: het convenant biedt ondersteuning bij de marktontwikkeling van of het opschalen naar een substantieel tussensegment. Er is € 1 mln. per jaar beschikbaar voor kansrijke projecten, die zoveel mogelijk als initiatieven van een gehele keten moeten worden ingediend.

  • Subsidieregeling Maatschappelijke initiatieven: De subsidiemodule gekoppeld aan de RDN biedt de mogelijkheid om maatschappelijke initiatieven te stimuleren en speelt in op de tendens dat groepen van burgers (lokaal en via verenigingen en stichtingen) zelf initiatieven kunnen ontplooien gericht op duurzaam voedsel. Verwacht wordt dat de subsidieaanvragen vooral betrekking zullen hebben op in dat kader op te starten voorlichtingsactiviteiten en informatie-uitwisseling. Tevens beoogt de nieuwe subsidiemodule maatschappelijke organisaties te stimuleren tot vernieuwende, maatschappelijke en oplossingsgerichte initiatieven op het terrein van duurzaam voedsel.

  • Voedingscentrum Nederland (VCN): Binnen deze doelstelling neemt het VCN een belangrijke plaats in. Het VCN geeft wetenschappelijk verantwoorde, eerlijke informatie aan consumenten over kwaliteitsaspecten (gezondheid en duurzaamheid) van voedsel en de voedselproductie en heeft tot doel om op onafhankelijke wijze een verantwoord voedingsgedrag van de Nederlandse bevolking te bevorderen. Het VCN heeft door de jaren heen gezag opgebouwd bij consumenten door zijn onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en naamsbekendheid.

Consument, transparantie en ketenomkering

  • LNV verstrekt subsidies aan het Voedingscentrum Nederland (VCN) en aan de Consumentenbond, ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie aan consumenten.

  • Daarnaast zullen media-uitingen ingezet worden om verschillende aspecten van verduurzaming van voedsel en het voedselsysteem onder de aandacht te brengen. Als prioriteit is gekozen voor de eiwitdialoog en voedselverspilling.

  • LNV stimuleert duurzame en gezonde voedingspatronen door diverse voedselinitiatieven te ondersteunen waaronder de Week van de Smaak.

  • Smaaklessen op basisscholen moeten er aan bijdragen dat de jeugd bewust omgaat met voedsel. LNV werkt hierbij nauw samen met VWS.

  • EU-schoolfruitregeling: LNV heeft in medebewind het Productschap Tuinbouw de opdracht gegeven om uitvoering te geven aan de EU-schoolfruitregeling met als doel de consumptie van fruit door kinderen op basisscholen te stimuleren. LNV draagt de uitvoeringskosten.

  • Er worden themabijeenkomsten verzorgd met het Consumentenplatform om de wensen van de consument in kaart te brengen.

  • Om interventies op het gebied van gedragsverandering bij consumenten zo effectief mogelijk in te zetten wordt een doelgroepenbenadering uitgewerkt. Per domein en type interventie wordt gekeken welke interventies het best aansluiten bij welk type doelgroep.

  • LNV geeft uitvoering aan het communicatieprogramma voedselverspilling.

  • LNV levert een bijdrage aan onderzoek naar risico’s en kansen bij nanotechnologie.

Destructie

Sinds 1 januari 2010 wordt er geen overheidsbijdrage voor het reguliere transport en verwerking van kadavers verstrekt. Het genoemde bedrag bij 2010 houdt verband met de financiële eindafrekening destructie uit 2009.

Biotechnologie

  • Moderne biotechnologie kan bijdragen aan verduurzaming van de landbouw, een beter milieu en volksgezondheid. In dit kader stimuleert LNV onderzoek door o.a. financiële bijdragen te verlenen aan het Technologisch Top Instituut Groene Genetica, het Netherlands Genomics Initiative (NGI) en de ontwikkeling van een genetisch gemodificeerde aardappel met resistentie tegen de aardappelziekte. In de onderzoeksprogramma’s wordt veel aandacht besteed aan communicatie.

Nanotechnologie

  • In het kader van innovatieve technologieën worden nanotechnologieën wereldwijd beschouwd als zeer kansrijk. Punt van aandacht is dat bepaalde risico’s nog niet goed in kaart zijn te brengen. Het gaat dus zowel om het managen van kansen als van risico’s. In dat kader wordt er vanuit een interdepartementale stuurgroep regie gevoerd over de inzet van FES-gelden voor onderzoek, het opzetten van risico-onderzoeksprogramma’s bij het RIVM, RIKILT en TNO en het bevorderen van de maatschappelijke dialoog. Specifiek rond het thema landbouw en voedsel worden in opdracht van LNV kwalitatieve en kwantitatieve studies uitgevoerd door het Wageningen UR rond de beleving en gevoelens bij de inzet van nanotechnologieën rond de productie van voedsel.

Overig

Financiering CVI voor erkenning van en toezicht op private laboratoria die BSE testen mogen uitvoeren. De private laboratoria betalen voor de erkenning (zie toelichting op de ontvangsten).

Daarnaast zet LNV de volgende generieke instrumenten in voor het bereiken van de doelstelling:

Wet- en regelgeving

LNV zet hierbij de Europese wet- en regelgeving op het gebied van voedsel- en diervoederveiligheid (een deel van het Hygiënepakket) en diergeneesmiddelen in, de Destructiewet, de Kaderwet Diervoeders, de Diergeneesmiddelenwet, de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren, de Landbouwwet, de Wet uitoefening Diergeneeskunde, het Besluit dierlijke bijproducten, de Regeling dierlijke bijproducten 2008 en de Regeling vleeskeuring.

Uitvoering, handhaving en toezicht

Dit behelst onder andere de keuring van dierlijke (bij)producten, crisismanagement, terrorismebestrijding; handhaving en toezicht wet- en regelgeving.

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Motivering

Het diergezondheidsbeleid is gericht op het gezond houden van de Nederlandse veestapel en in het bijzonder het voorkomen van uitbraken van aangifteplichtige dierziekten. Indien zich een uitbraak voordoet, spant LNV zich ervoor in om de gevolgen op maatschappelijk en economisch vlak zo beperkt mogelijk te houden en rekening te houden met de ethische en dierenwelzijnsaspecten van de bestrijding. Ook de mogelijke gevolgen van dierziekten voor de volksgezondheid worden in ogenschouw genomen. Om dit te bereiken richt de beleidsinzet zich vooral op:

Nederland bereidt aanpak opkomende zoönosen voor

De laatste jaren worden we steeds vaker geconfronteerd met nieuwe, opkomende dierziekten die ook risico’s met zich brengen voor de volksgezondheid. Samen met het ministerie van VWS treft LNV maatregelen om de samenwerking tussen betrokken veterinaire en humane beleidsinstanties bij de aanpak van zoönosen te versterken en de risico’s voor de volksgezondheid van (opkomende) zoönosen te minimaliseren.

Nederland is voorbereid op dierziekte-uitbraken

Ondanks diverse preventieve maatregelen van overheid en bedrijfsleven kan een dierziekte-uitbraak nooit geheel worden uitgesloten. Bij een dierziekte-uitbraak is het beleid erop gericht de gevolgen zoveel mogelijk te beperken en de volksgezondheid te beschermen tegen eventuele risico’s die met een dierziekte verband houden. De LNV-inzet is in dit verband erop gericht om ervoor te zorgen dat de LNV crisisorganisatie goed is voorbereid. Daartoe worden de bestaande crisisdraaiboeken regelmatig geactualiseerd, nieuwe crisisdraaiboeken geschreven en vinden er, naast respons op daadwerkelijke crises(dreiging), regelmatig oefeningen en trainingen plaats. Bij deze activiteiten worden diverse maatschappelijke organisaties nauw betrokken, mede ter versterking van het draagvlak voor te nemen maatregelen in crisissituaties.

Vooral gelet op opkomende dierziekten neemt het belang van vaccinatie als interventiemogelijkheid toe. LNV stimuleert het ontwikkelen van vaccins voor opkomende dierziekten.

Omdat een dierziekte-uitbraak en andere calamiteiten zich niet aan landsgrenzen houden en de gevolgen voor de samenleving zeer groot kunnen zijn, is het tot stand brengen van goede internationale samenwerking van groot belang om zo kennis te vergroten en bij te dragen aan internationale risicobeheersing. Nederland zal in 2011 een bijdrage leveren aan de organisatie van een grensoverschrijdende oefening die door Duitsland, in het kader van project Safeguard, in 2011 of 2012 georganiseerd zal worden.

Nederland is voorbereid op CBRN-terrorisme

Voor het LNV-beleidsterrein is met name de dreiging van aanslagen met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN) middelen van belang. Hoewel de kans op een dergelijke aanslag «laag» is, is de impact hiervan groot. Gezien de disproportionele effecten die een CBRN-aanslag binnen de agrosector teweeg kan brengen, is een gecoördineerde inspanning gericht op het minimaliseren van de kans op CBRN-terrorisme noodzakelijk. LNV neemt bij het voorbereiden op dergelijk terrorisme zelfstandig actie, maar is daarbij een integraal onderdeel van de rijksoverheid. Binnen het eigen beleidsterrein richt LNV zich op het verhogen van de security bij risicovolle onderzoeksinstellingen op het LNV-domein ter voorkoming van aanslagen en het misbruiken van CBRN-agentia en -kennis. Tevens wordt het «systeem» agrosector bezien op zijn weerstandvermogen tegen opzettelijke verspreiding van dier- en plantenziekten en het in gevaar brengen van de voedselproductie. Interdepartementaal neemt «Bio-security» een belangrijke plaats in binnen het CBRN-security dossier. Onderwerpen als regelgeving, voorschriften voor het werken met risicovolle biologische agentia en de eisen te stellen aan de instellingen die ermee werken worden in één dossier uitgewerkt. Internationaal blijft LNV zijn positie innemen in het EU Biopreparedness traject.

Risicogebaseerd preventiebeleid door sector in overleg met de overheid

Preventieve maatregelen worden deels genomen op eigen initiatief van houders en deels opgelegd door de overheid. De houders van dieren (professioneel en hobby, primaire bedrijven, maar ook handelaren en transporteurs) zijn zelf verantwoordelijk voor de gezondheid van hun dieren en moeten daarom maatregelen nemen om te voorkomen dat hun dieren ziek worden. Met name in sectoren waar preventieve maatregelen een directe relatie hebben met de bedrijfsresultaten, bijvoorbeeld in de intensieve veehouderij, zijn strenge hygiënemaatregelen een vanzelfsprekend onderdeel van de bedrijfsvoering. Daar waar een dergelijke directe relatie ontbreekt, zoals in de schapenhouderij of veehandel, zijn geen of weinig spontane initiatieven op het gebied van preventie. Daarom neemt ook de overheid maatregelen waarmee de insleep en verspreiding van dierziekten wordt verhinderd. Deze zijn gericht op zeer besmettelijke dierziekten en betreffen onder meer regels voor vaccinatie, certificeringvoorwaarden bij vervoer van dieren en producten tussen verschillende landen, regels voor het reinigen en ontsmetten van veewagens, regels voor het verzamelen van dieren en de identificatie en registratie van dieren. Daarnaast beoogt de regelgeving voor verwerking van bijproducten, het risico op besmetting door deze producten te minimaliseren.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Output

     

1. «early warning» bestrijdingsplichtige ziekten

20

2005

4

2011

Evaluatie

2. Vaccinbanken

2

2006

3

2011

LNV

3. Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit

5

2005

12

2011

LNV

4. Aantal internationale «capacity building» projecten dierziektebestrijding

2

2007

4

2011

LNV

  • 1. Deze indicator duidt het aantal dagen tussen besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekking aan. Het zo snel mogelijk ontdekken van een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte is van groot belang om de ziekte snel en efficiënt te kunnen bestrijden. Daarbij is het noodzakelijk dat de houder van het dier eventuele verdachte verschijnselen snel meldt.

  • 2. Bij de bestrijding van dierziekten kan het instrument noodvaccinatie van grote waarde zijn. Om zo snel mogelijk met vaccineren te kunnen beginnen moet er vaccin beschikbaar zijn. Deze beschikbaarheid van vaccin voor een bepaalde ziekte scharen we onder de indicator vaccinbank.

  • 3. Door de inspanningen van de afgelopen jaren is inmiddels een groot aantal beleidsdraaiboeken op het gebied van de bestrijdingsplichtige dierziekten (onder andere Aviaire Influenza (AI), MKZ, en Klassieke Varkenspest (KVP)) en voedselveiligheid (onder andere diervoeders) opgesteld. Na opstellen van de beleidsdraaiboeken zal vooral sprake zijn van onderhoud teneinde de draaiboeken up-to-date te houden. Overigens zal LNV zich blijven voorbereiden op nieuw opkomende dier- en infectieziekten, waarvoor zonodig nieuwe draaiboeken worden ontwikkeld.

  • 4. Deze internationale «capacity building» projecten zijn gericht op een brongerichte dierziektebestrijding, waardoor ook het uitbraakrisico binnen de eigen landsgrenzen afneemt.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

9 099

65 285

16 395

17 101

18 266

18 466

18 466

–  Preventieve diergezondheid

187

800

900

900

900

900

900

–  Identificatie en registratie

225

100

100

100

100

100

100

–  Monitoring, «early warning» en bewaking

2 444

4 849

5 200

5 300

5 400

5 450

5 450

–  Handhaving veterinaire veiligheid

2 231

3 320

3 600

3 600

3 700

3 750

3 750

–  Crisisorganisatie en -management

2 270

54 644

6 595

7 201

8 166

8 266

8 266

–  Overig (BSE, BTW varkenspest, Vogelpest, schikking fokverbod KVP, overig)

1 742

1 572

     

Instrumenten

Preventieve diergezondheid

Voorlichting en communicatie vormen een belangrijk aandachtspunt voor LNV bij de bestrijding en preventie van dierziekten en diergezondheid, inclusief de hobbydierhouderij.

  • Het identificeren, agenderen en problematiseren van diergezondheidsproblemen als gevolg van de structuur van de Nederlandse veehouderij is een taak van LNV. Waar het gaat om het voorkomen van de insleep van besmettelijke dierziekten blijft LNV voor het naleven van preventieregels zoeken naar de aansluiting bij het eigen initiatief van de sector. Ook voor het verminderen van de zgn. «bedrijfsgebonden dierziekten», door preventie en bestrijding, zoekt LNV naar aansluiting bij sectorinitiatieven.

  • In het kader van de preventieve diergezondheid initieert LNV (innovatief) onderzoek over de gevolgen van klimaatswijziging in relatie tot opkomende dierziekten, met name die dierziekten die ook gevolgen voor de mens kunnen hebben.

Identificatie en registratie

  • Uitvoering en voorlichting van de regelgeving met betrekking tot I&R van paarden. De uitvoering en voorlichting m.b.t. EU-regelgeving voor de diersoorten runderen, schapen, geiten en varkens is opgenomen onder de baten-lastendiensten (Dienst Regelingen).

Monitoring, «early warning» en bewaking

  • Van groot belang is het tijdig signaleren van een besmetting. Dit gebeurt o.a. door onderzoek en monitoring van dierziekten als scrapie, Bluetongue en BSE. Financiering vindt met name plaats via een LNV-bijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF).

Handhaving veterinaire veiligheid

  • Eveneens worden in het kader van het tijdig signaleren van een besmetting bewakingsprogramma's uitgevoerd zoals brucella melitensis, KVP, MKZ en AI. Financiering vindt met name plaats via een LNV-bijdrage aan het DGF.

Crisisorganisatie

  • LNV organiseert paraatheidoefeningen om de crisisorganisatie van dierziekte en voedselveiligheid bekwaam te houden. Daarnaast neemt Nederland deel aan (inter)nationale crisisoefeningen. Hiertoe behoren ook oefeningen en het formuleren van een beleidsstrategie met betrekking tot chemisch biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) terrorisme.

  • Onderzoek en stimulering van vaccinproductie en het voorraadbeheer van vaccins. Onderdeel van de crisisorganisatie van dierziekte en voedselveiligheid betreft het opstellen van nieuwe en actualiseren van bestaande beleidsdraaiboeken.

  • Vanuit het DGF worden de kosten betaald voor het gegarandeerd in standhouden van een calamiteitenreserve bij Rendac. Vanuit artikel 25 worden hiertoe middelen gestort in het DGF. Deze calamiteitenreserve is bedoeld voor het direct beschikbaar hebben van extra verwerkingscapaciteit in geval van de bestrijding van een besmettelijke dierziekte uitbraak. In het Convenant bestrijding besmettelijke dierziekten zijn afspraken gemaakt om deze kosten voor 50% ten laste van het bedrijfsleven en 50% ten laste van de overheid te laten komen.

  • Als gevolg van de Q-koortscrisis 2009 is in 2010 een bedrag van € 48,2 miljoen toegevoegd aan dit begrotingsartikel. Van dit bedrag is ca. 40 miljoen bestemd voor bestrijdingsmaatregelen en schadeloosstellingen. Verder een bedrag van ca. 7 mln. voor vaccinatie maatregelen. Dit bedrag zal in het DGF worden gestort en vandaar uit verantwoord. Het resterende bedrag zal worden gebruikt voor het laten uitvoeren van onderzoeken op het terrein van Q-koorts.

Daarnaast zet LNV de volgende generieke instrumenten in voor het bereiken van de doelstelling:

Wet- en regelgeving

LNV zet hierbij de Europese wet- en regelgeving op het gebied van diergezondheid en dierziektebestrijding in en de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Uitvoering, handhaving en toezicht

Betreft onder andere management van dierziektencrises.

Internationale samenwerking en diplomatie

LNV zet in op intensieve samenwerking met multilaterale organisaties zoals EU, OIE en FAO gericht op het versterken van het kennisniveau en internationale risicobeheersing van gevaarlijke dierziekten en zoönosen. Daarnaast biedt LNV gerichte ondersteuning aan landen met specifieke dierziekteproblemen in het kader van de bilaterale (handels)relatie. Samen met de ministeries Buitenlandse Zaken (BuZa) en VWS werkt LNV samen met Indonesië op het gebied van vogelgriep bestrijding. Ook met Turkije, Egypte en Zuid Afrika werkt LNV samen op het gebied van dierziektebestrijding. LNV werkt samen met derde landen en de EU in het vaststellen van veterinaire handelsvoorwaarden.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer

AD/OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Voedselkwaliteit en Diergezondheid

25

2013

2014

     

Effectenonderzoek ex-post

Evaluatie van de regeling inzake URA-categorie (Uitsluitend op Recept Afleveren)

25.11

2010

2011

     

Overig evaluatieonderzoek

Beleid ter vermindering van antibioticagebruik

25.11

2012

2012

 

Voedselbeleid

25.11

2010

2012

 

Voedingscentrum Nederland

25.11

2012

2012

 

Effect Smaaklessen

25.11

2010

2010

 

Preventiebeleid (algemeen)

25.12

2010

2011

 

Regeling Preventie (o.a. handhaving en kwaliteitssystemen) (NAD)

25.12

2012

2013

 

Nieuwe preventieregelgeving (NAD)

25.12

2012

2013

 

Bewustwording hobbydierhouders van risico’s diergezondheid (NAD)

25.12

2014

2015

 

Grensoverschrijdende dierziekteoefening in Beneluxverband

25.12

2010

2010

 

Nederlands-Duitse grensoverschrijdende dierziekteoefening

25.12

2012

2012

 

Onderzoek aanpak en bestrijding Q-koorts (Commissie van Dijk)

25.12

2010

2010

Toelichting

  • Voedselbeleid: In de nota Voeding en Gezondheid (juli 2008) hebben de ministeries VWS en LNV de krachten gebundeld. Dit is op twee manieren uitgewerkt: het beter mogelijk maken van een gezonde voedselkeuze van de consument en het bevorderen van een gezond aanbod door het bedrijfsleven. De nota Duurzaam Voedsel (juli 2009) is de uitwerking van de visie van LNV om voedselconsumptie en productie integraal duurzamer te maken. Het programma Duurzame Voedselsystemen is een interdepartementaal programma vanuit LNV, VROM en Ontwikkelingssamenwerking en moet de Nederlandse bijdrage aan een duurzaam mondiaal voedselsysteem voorbereiden. De focus ligt daarbij op een eiwittransitie.

  • Er worden drie evaluaties op het gebied van de Nationale Agenda Diergezondheid (NAD) uitgevoerd. Dit in het perspectief van de in de Nota Dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid geformuleerde doelen.

  • Grensoverschrijdende dierziekteoefening in Beneluxverband: Op 25 maart 2010 heeft in Den Haag de Benelux Table Top oefening plaatsgevonden. Aan deze oefening is vorm gegeven door een werkgroep, bestaande uit afgevaardigden uit België, Nederland en Luxemburg. Tijdens deze Table Top oefening werd de werkwijze van de betrokken organisaties en de onderlinge samenwerking nader verkend, aan de hand van een grensoverschrijdend, uitdagend en realistisch scenario over een uitbraak van MKZ.

  • Naast bovenstaande evaluaties verschijnt er jaarlijks de monitoringsrapportage Staat van het Dier.

26 Kennis en Innovatie

Algemene beleidsdoelstelling

LNV streeft naar:

  • State of the art van beleid en praktijk uitgedrukt in en ondersteund door groen onderwijs.

  • Culturele diversiteit benutten en bedienen.

  • Een goed functionerend stelsel van instellingen voor groen onderwijs.

  • De Nederlandse bevolking heeft basiskennis van voedsel en de groene leefomgeving.

  • Een goed functionerend hoogwaardig en internationaal kenniscentrum voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

  • Kennisverspreiding gericht op duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

  • Kennisontwikkeling voor maatschappelijke vraagstukken.

  • Kennisverspreiding naar maatschappelijke partijen.

  • Publiek-private interactie met betrekking tot kennis en innovatie.

  • Vergroten van innovatievermogen bij bedrijven en in producten, processen en systemen ten behoeve van duurzame ontwikkeling.

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

  • kennis in het agrofoodcomplex en de groene ruimte bijdraagt aan innovatief en concurrerend ondernemerschap, duurzaam ondernemen, veilig voedsel, levende natuur en vitaal platteland;

  • er voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren zijn voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte;

  • er een internationaal hoogwaardig kenniscentrum is voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (in de vorm van Wageningen Universiteit en Researchcentrum).

State of the art van beleid en praktijk uitgedrukt in en ondersteund door groen onderwijs

Als onderdeel van de kennisinfrastructuur bekostigt LNV de instellingen voor groen vmbo, mbo, hbo en wo. Ieder van deze instellingen heeft de opdracht (en kans) om, boven haar kerntaak als onderwijsinstelling binnen het algemene onderwijsbestel, een bijdrage te leveren aan kennisverspreiding en personeelsvoorziening voor de groene sector. In het kader van deze opdracht werken de instellingen samen in de Groene Kenniscoöperatie. In dat samenwerkingsverband programmeren zij gezamenlijke activiteiten om beter aan te sluiten op de kennisvraag en arbeidsbehoeften vanuit de sector. De ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs sluit hierop aan. In 2010 is een nieuwe meerjarenafspraak 2011–2015 met de Groene Kenniscoöperatie gemaakt. In die meerjarenafspraak worden de kennisprogramma’s in hoofdlijn vastgelegd. Vervolgens wordt op basis van deze afspraak een nadere verdeling voor 2010 gemaakt en vastgelegd in de Kaderbrief kennisverspreiding en Innovatie groen onderwijs 2010. De afspraken betreffen de LNV-thema’s Groene economie, Voedsel en consument, Natuur, landschap en vitaal platteland en Groene educatie en maatschappelijke stages.

Culturele diversiteit benutten en bedienen

In de Nederlandse samenleving zijn vele verschillende culturen te vinden. Zeker onder jongeren lijken de verschillen alleen maar groter te worden. Zo lijkt er een toenemend verschil te bestaan tussen grootstedelijke en plattelandsculturen, maar ook binnen deze groepen is er sprake van een groot aantal subculturen. Het groen onderwijs wil voor alle jongeren in Nederland een interessant aanbod realiseren. Zo draagt het bij aan basiskennis voor iedereen, benut het de verschillende achtergronden van jongeren en voorziet het de toekomstige arbeidsmarkt blijvend van voldoende en uitstekend opgeleide jongeren die de kansen in een veranderende samenleving op waarde kunnen schatten. LNV ondersteunt het door het groen onderwijs zelf ontwikkelde Actieplan Kies Kleur in Groen. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het aantal niet-westerse allochtonen in het groen onderwijs.

Een goed functionerend stelsel van instellingen voor groen onderwijs

Het groen onderwijs vormt een landelijk dekkend netwerk. Dit bestaat uit Wageningen Universiteit (WU), hogere agrarische scholen, agrarische opleidingscentra (vmbo en mbo) en groen vmbo verzorgd als afdeling binnen een aantal scholengemeenschappen. De groene instellingen functioneren binnen het wettelijk stelsel dat voor het hele onderwijs geldt. Ze zijn relatief klein en, met uitzondering van WU, gespreid over een groot gebied. LNV ontwikkelt middels toekomstverkenningen en scenariobeschrijvingen een visie over de ontwikkeling van het domein Landbouw en Natuurlijke Omgeving en de inhoud van het groene onderwijs. In 2010 wordt deze visie neergelegd in de beleidsbrief «Groen onderwijs 2020» aan de Tweede Kamer. LNV ondersteunt de instellingen om een hoog kwaliteitsniveau te bieden. Scholing, doorstroom en het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters vragen om een gezamenlijke inzet van EZ, OCW en LNV. Over kwaliteitsverbetering op enige, door de inspectie gesignaleerde, tekortkomingen in het groen VMBO en MBO maakt de minister in 2010 afspraken met de AOC-raad. Excellentie en groene pieken worden gestimuleerd. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het kwaliteitsniveau binnen het groen vmbo en mbo.

De Nederlandse bevolking heeft basiskennis van voedsel en de groene leefomgeving

Natuur- en milieueducatie (NME) is van oudsher een belangrijk kanaal om basiskennis over groen onder de aandacht te brengen. Het nieuwe NME-beleid omvat naast het ontwikkelen van liefde voor de natuur en zorg voor het milieu ook thema’s als dierenwelzijn en voeding. Met provincies en gemeenten zijn meerjarige bestuurlijke afspraken gemaakt over doelen en financiering. Smaaklessen op basisscholen hebben tot doel jongeren al vroeg te interesseren voor voedsel en smaak. Voor jongeren in het voortgezet onderwijs worden groene maatschappelijke stages gerealiseerd op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, voedselkwaliteit, diergezondheid en zorg- en educatieboerderijen.

Een goed functionerend hoogwaardig en internationaal kenniscentrum voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte

Wageningen Universiteit en Researchcentrum is een internationaal hoogwaardig kenniscentrum ter ondersteuning van het agrofoodcomplex, actoren in de groene ruimte en het LNV-beleid. De groene kennisinfrastructuur is georganiseerd rondom thema’s als duurzame landbouw, natuurkwaliteit, gezonde voeding en ontwikkelingssamenwerking. Om deze kern fungeert een netwerk van nationale en internationale partners. Van belang is de interactie tussen maatschappij, beleid en kennisinstellingen waarbij vraagsturing en doelgroepgerichte benadering kernbegrippen zijn. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op de positie van het groen kenniscentrum.

Kennisverspreiding gericht op duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden

Als gevolg van de mondiale voedselschaarste en toenemende competitie voor natuurlijke hulpbronnen wordt verduurzaming van de landbouw steeds belangrijker. In veel landen is landbouw een belangrijke economische sector en werkgever. Uit het oogpunt van mondiale welvaart & welzijn is bescherming van de biodiversiteit van een duurzame ketenontwikkeling. Internationale onderzoeksprojecten richten zich specifiek op deze problematiek om armoede en honger uit te bannen en natuur en milieu te beschermen. LNV stimuleert naast onderzoekssamenwerking de samenwerking van de groene onderwijsinstellingen met buitenlandse onderwijsinstellingen onder meer in ontwikkelingslanden. Deze samenwerking draagt ook bij aan de internationale oriëntatie van docenten en studenten.

Kennisontwikkeling voor maatschappelijke vraagstukken

LNV investeert in kennisontwikkeling voor actuele maatschappelijke vraagstukken (dierenwelzijn, groene economie, klimaat), kennis voor toekomstige vraagstukken op terrein van vernieuwingen en innovaties (kennisbasisonderzoek) en onderzoek in kader van wettelijke taken. Door middel van Kenniskamers Agrocluster, Voeding & Consument, en Natuur & Landschap formuleren prominenten uit het (agrofood)bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid de Strategische Kennis en Innovatie Agenda’s (SKIA) voor de lange termijn.

Kennisverspreiding naar maatschappelijke partijen

Met kennisverspreidingsprojecten waarbij een belangrijke rol wordt toebedeeld aan het onderwijs zet LNV in op een betere ontsluiting van de ontwikkelde kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Deze projecten richten zich o.a. op bewustwording en gedragsverandering rond thema’s als Jeugd, Natuur en Gezondheid, Mineralen en milieu en de Nationale Landschappen.

Publiek-private interactie met betrekking tot kennis en innovatie

Innovatievragen ontstaan tegen verschillende achtergronden. In de eerste plaats zijn het de ondernemers die moeten innoveren. Zij zijn een bron van vragen voor individuele en collectieve doeleinden. De interactie ligt op meerdere niveaus. De inzet van de overheid kan gaan in de richting van faciliteren, verbinden, aanpassen van regelgeving en inzet van financiële middelen. De inzet van financiële middelen gaat met name naar onderzoek en regelingen. In meerjarige onderzoekstrajecten verschuift de financieringsbalans van publiek naar privaat naarmate onderzoek meer toepassingsgericht wordt. In innovatieregelingen en voor Small Business Innovation Research (SBIR) is de (maximale) bijdrage van de overheid bepaald per regeling.

Vergroten van innovatievermogen bij bedrijven en in producten, processen en systemen ten behoeve van duurzame ontwikkeling

Nieuw ontwikkelde kennis moet resultaat opleveren voor bedrijven. Daarvoor wordt in het algemeen vereist dat de vraag relevant is voor een categorie bedrijven (in plaats van het individuele bedrijf), en dat de oplossing kansrijk is. De uitkomsten van op bedrijven gerichte kennisontwikkelingstrajecten moeten zich, voor zover dat van te voren te bepalen is, lenen voor toepassing in een bedrijfssituatie. Tijdens en na een kennistraject zijn er inspanningen om te verzekeren dat de doelgroep beschikt over de gegevens. Het proces van waardecreatie uit kennis (valorisatie) moet professioneel worden uitgevoerd waardoor bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen (o.a. WUR en HAO instellingen) elkaar beter kunnen vinden en gebruik maken van elkaars faciliteiten en kennis.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

      

Aandeel niet-westerse allochtonen in het groen onderwijs.

4,1 %

2008

5,5%

8,0%

2015

Cfi

Kwaliteitsniveau groen onderwijs1

79%

2009

81%

84%

2015

Inspectie voor het onderwijs

Positie Nederland op basis citatie-impactscore; het aantal wetenschapsvelden waarbinnen WU tot de top 5 van de wereld behoort2

1

2009

2

3

2015

ISI Web of Knowledge

The Thomson Corporation

XNoot
1

De inspectie van het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende kwaliteit heeft. – Hoe hoger het %, hoe meer groene MBO en VMBO scholen gemiddeld genomen een voldoende scoren op kwaliteit.

XNoot
2

Thomson meet per instituut het aantal citaties per wetenschapsveld. Wageningen Universiteit neemt op het wetenschapsgebied «Landbouwwetenschappen» de vierde plaats in van de wereld. Voor de velden «Omgeving en ecologie» en «Plant- en dierwetenschappen» neemt WU de zesde plaats in.

Percentage niet westerse allochtonen per onderwijssector in 2008
 

Sector

    

Schooltype

Economie

Techniek

Zorg en welzijn

Groen

Totaal

VO

35,0

14,2

18,6

4,4

19,2

MBO

26,1

14,8

14,9

1,6

18,3

HBO

19,2

12,8

10,7

4,3

14,0

WO

16,0

13,3

11,4

15,1

12,4

Bron: OCW/Cfi. Binnen het groen WO is het percentage niet westerse allochtonen relatief hoog als gevolg van het grote aantal internationale studenten. Bij de andere schooltypen is er sprake van ondervertegenwoordiging als gevolg niet aansluiten van beelden van het beroepsperspectief groen onderwijs op de over het algemeen meer stedelijke interesse van jonge allochtonen.

Verantwoordelijkheid

De minister van LNV heeft een stelselverantwoordelijkheid voor het groen onderwijs: voorzieningen in stand houden voor onderwijs aan (toekomstige) beroepsbeoefenaren. Binnen het kader van het algemeen (OCW) onderwijsbeleid versterkt LNV de functies van het groen beroepsonderwijs voor de sector voedsel en groen. De minister van LNV is verantwoordelijk voor het scheppen van stimulerende randvoorwaarden voor innovatie en het ontsluiten van kennis binnen de groene sector.

  • LNV wil doelgroepen en stakeholders inspireren door continu informatie, verkenningen en mogelijke toekomstbeelden beschikbaar te stellen.

  • In overleg met stakeholders worden kennis- en innovatieagenda’s opgesteld die richtinggevend zijn voor de inzet van subsidies en de inzet van kennisinstellingen, landelijk en in de regio.

  • LNV stimuleert en faciliteert LNV-doelgroepen bij innovatie en kennisbenutting.

  • LNV zorgt voor een up-to-date kennissysteem voor het gehele beleidsterrein van LNV.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van de samenwerking met en de inzet van bedrijven en andere overheden (op nationaal en internationaal niveau), onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

1 033

1 019

962

968

977

978

978

UITGAVEN

1 017

1 025

978

977

987

988

986

Programma-uitgaven

1 003

1 012

967

967

976

978

976

–  waarvan juridisch verplicht

  

919

754

742

743

737

        

26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

185

176

155

154

163

164

164

26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

818

836

812

811

814

815

812

        

Apparaatsuitgaven

14

13

11

11

11

11

11

26.21 Apparaat

13

12

10

10

10

10

10

26.22 Baten- lastendiensten

1

1

1

1

1

1

1

ONTVANGSTEN

27

36

21

16

16

17

14

Grafiek budgetflexibiliteit

Grafiek budgetflexibiliteit

Handhaving en uitvoering

Er zijn uitvoeringskosten bij Dienst Regelingen voor het aanbesteden en uitvoeren van onderzoeksopdrachten, regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs, kennisverspreidingsprojecten, en regeling praktijkleren.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitvoeringskosten Dienst Regelingen

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

Toelichting apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Ambtelijk Personeel Directie Kennis en Innovatie

7 712

Ambtelijk Personeel InnovatieNetwerk

966

Materieel

922

Overig apparaat

85

Uitvoeringskosten Dienst regelingen

717

Totaal apparaatsuitgaven

10 402

Toelichting ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen

8 802

FES-ontvangsten1

10 994

Overige ontvangsten

1 639

Totaal ontvangsten

21 435

XNoot
1

Er staan voor vier projecten middelen op de LNV-begroting die ten laste komen van het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Het betreft de projecten Transitie Duurzame Landbouw, Phytophtora, TTI Groene Genetica en Biosolar Cells.

Budgettair belang buiten de LNV-begroting

EU maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Zevende kaderprogramma Onderzoek

23

23

23

23

23

23

23

De (extra) EU-middelen die Wageningen Universiteit onttrekt aan het zevende kaderprogramma Onderzoek lopen niet via de begroting van LNV, maar direct van de EU naar de WUR. Wel zet de WUR departementale middelen LNV in voor de benodigde cofinanciering (minimaal 25 %, de bijdrage van de EC in EU kaderprogramma projecten is max. 75%). Vanaf 2010 betreft het een raming vanuit de veronderstelling dat de realisatie 2009 wordt doorgezet. De EU-maatregelen hebben betrekking op door DLO uitgevoerd onderzoek.

26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

Motivering

Aanjagen ideeënrijkdom en realisatiemogelijkheden (o.a. innovatienetwerk)

Voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken wordt onderzoek op het gebied van milieu, waterkwaliteit, diergezondheid, welzijn dieren, voedselkwaliteit, voedselveiligheid, ruimte e.a. uitgevoerd. Het voortbestaan van veel knelpunten wijst uit dat, ondanks vooruitgang en deeloplossingen, er nog veel behoefte is aan nieuwe ideeën en oplossingen. InnovatieNetwerk is in het leven geroepen om ideeën (mede) te genereren en te ontwikkelen tot toepasbare oplossingen en een brug te slaan naar geïnteresseerde gebruikers. Ook is het van belang dat ideeën voor gewenste ontwikkelingen niet vastlopen in beperkende regelgeving waar dit vermeden kan worden, dan wel waar oplossingen mogelijk zijn. Het (interdepartementale) koplopersloket is opgezet om samen met ondernemers die knelpunten tegenkomen met name op het gebied van regelgeving te zoeken naar oplossingen. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op plantbreedersindex (geregistreerd kwekersrecht) en het aantal octrooien in de agrarische verwerkende industrie.

Stimuleren en faciliteren van kennisarrangementen

Sturing van de groene kennisinfrastructuur richt zich op de samenhang van kennisontwikkeling, het ontsluiten van kennis, het verspreiden van kennis en het bevorderen van het gebruik van kennis voor onder andere het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en innovatie. LNV ondersteunt programma’s waarin de samenwerking en kennisoverdracht tussen kennisinstellingen, scholen en bedrijfsleven wordt versterkt. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Natuur- en milieueducatie

De grote mate van verstedelijking van Nederland, gekoppeld aan een sterke wens tot verduurzaming in het licht van klimaatverandering, aantasting van biodiversiteit, (potentiële) voedselschaarste en bevorderen dierenwelzijn vraagt om natuur- en milieueducatie. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op de beschikbaarheid van voorzieningen voor Natuur- en milieueducatie.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Outcome

      

Plant Breeders Index1

32%

2009

 

>32%

2011

CPVO

Aantal octrooien in de agrarische verwerkende industrie2

7,1%

2008

 

7,3%

2011

Octrooicentrum Nederland

Mate van vraagsturing van onderzoek door maatschappelijke actoren (% kennisbenutting)

77%

2009

79%

80 %

2015

PROSU

Beschikbaarheid van NME-voorzieningen3

45%

2009

60%

90%

2015

NME-centrum

XNoot
1

Betreft het percentage Nederlandse aanvragen kwekersrecht van het totaal aantal aanvragen voor Europa.

XNoot
2

Betreft het percentage Nederlandse octrooiaanvragen van het totaal aantal internationale aanvragen voor de agrarische verwerkende industrie. Het cijfer 2008 is een voorlopig cijfer nadat 75–80 % van de octrooien is geregistreerd.

XNoot
3

Gemiddelde van de percentages locaties in Nederland waar NME-faciliteiten voor enerzijds kinderen en anderzijds volwassenen beschikbaar zijn.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

184 157

177 088

155 132

155 448

162 860

163 517

163 517

        

Kennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken

83 169

73 693

59 111

62 579

66 540

66 779

66 779

Onderzoeksprogramma’s Natuur, landschap en platteland

14 182

12 190

10 886

11 493

12 264

12 341

12 341

Onderzoeksprogramma’s Verduurzaming agrosector en visserij

51 934

41 952

30 192

31 526

33 956

34 171

34 171

Onderzoeksprogramma’s Voedselkwaliteit, diergezondheid en consument

5 653

4 947

3 084

3 232

3 484

3 506

3 506

Onderzoeksprogramma’s Internationale samenwerking

6 248

7 701

5 373

5 524

5 955

5 992

5 992

Overige Onderzoeksopdrachten

5 152

6 903

9 576

10 804

10 881

10 769

10 769

        

Wettelijke taken

44 045

44 418

43 714

43 445

44 036

44 235

44 235

        

BTW over opdrachten en wettelijke taken

24 094

22 441

19 527

20 145

21 010

21 093

21 093

        

Ontsluiten van kennis voor bedrijfsleven en samenleving

32 849

36 536

32 780

29 279

31 274

31 410

31 410

Ontsluiten van kennis via groen beroepsonderwijs

14 656

12 419

15 268

15 948

17 230

17 490

17 490

Bevorderen van innovaties bij stakeholders o.a via kennisnetwerken

13 897

18 971

12 366

13 331

14 044

13 920

13 920

Natuur- en milieueducatie1

4 296

5 146

5 146

    
XNoot
1

De Budgetten voor Natuur- en milieueducatie zijn tot en met 2011 vastgesteld.

Instrumenten

Kennisontwikkeling ten behoeve van maatschappelijke vraagstukken

Het onderzoek richt zich op actuele maatschappelijke vragen. Het gaat om toepassingsgericht onderzoek ten behoeve van beleids- en praktijkvragen op LNV-relevante terreinen. In 2011 gaat daarbij extra aandacht uit naar vernieuwende innovatieprogramma’s. Innovatieve toepassing van kennis in de praktijk staat daarbij centraal. Ook het benutten en toepassen van bestaande kennis krijgt in 2011 meer nadruk.

De onderzoeksprogramma’s zijn ondergebracht in vier domeinen, zie de bovenstaande tabel.

  • Binnen het onderzoeksdomein «Natuur, Landschap en Platteland» zijn de accenten voor 2011 biodiversiteit, duurzame ontwikkeling van de Waddenzee/Noordzee en economiseren van maatschappelijke waarden (biodiversiteit, groen, natuur en landschap).

  • Binnen het onderzoeksdomein «Verduurzaming agrosector en visserij» zijn de accenten voor 2011 o.a. dierenwelzijn, integrale ketenbenadering duurzame veeteelt en ondersteuning van het interdepartementale beleidsplan «Schoon en zuinig» op het gebied van glastuinbouw. Activiteiten vanuit de beleidsnota «Biologische landbouwketen 2008–2011» worden in toenemende mate in samenhang opgepakt met onderzoek t.b.v. gangbare landbouw, om zo kraamkamerfunctie van de biologische sector voor een duurzamer gangbare landbouw te stimuleren.

  • Binnen het onderzoeksdomein «Voedselkwaliteit, Diergezondheid en Consument» zijn de accenten voor 2011 het stimuleren van de productie en consumptie van gezonde en duurzamere producten, bestrijding en aanpak van dierziekten (met name zoönosen) en aanpak van antibioticaresistentie.

  • Bij de internationale component wordt aangesloten bij de beleidsprioriteiten van LNV, regiovisies en het WRR advies t.a.v. ontwikkelingssamenwerking. Dit wordt in een drietal sector-overschrijdende thema’s uitgewerkt: Schaarste en verdeling, Robuuste systemen en Duurzame ketenontwikkeling.

De overige onderzoeksopdrachtenworden ingezet om specifieke deskundigheid uit het nationale en internationale (universitaire) kennisveld te benutten in kennisontwikkeling voor actuele maatschappelijke vraagstukken. Hierbij gaat het met name om kortlopend strategisch en toegepast onderzoek. Voorbeelden van projecten in 2011 zijn: bedrijfsnetwerken voor biologische landbouw, waarin kennis uit onderzoek wordt verspreid onder ondernemers, projecten op het gebied van kweekvlees en alternatieven voor antibiotica.

Wettelijke taken

De wettelijke taken vloeien voort uit nationale dan wel EU verplichtingen, zoals het paraat hebben van een adequate infrastructuur, kennis en equipement ter bestrijding van besmettelijke dierziekten. Daarnaast betreft het verplichtingen op het terrein van visserij (o.a. visbestanden), natuur (o.a. Milieu- en Natuur Planbureau), economie (landbouwtelling), genenbanken (plantenrassen) en voedselveiligheid (infrastructuur, kennis t.a.v. voedselveiligheidsrisico’s en analyses ten behoeve van de VWA). Het betreft taken die van essentieel belang geacht worden voor natuurbescherming, diergezondheid, voedselveiligheid en economische ontwikkeling.

Ontsluiten van kennis voor bedrijfsleven en samenleving

Ontsluiten van kennis via groen beroepsonderwijs

Voor het ontsluiten van kennis via groen beroepsonderwijs is er een bestuurlijke meerjarige afspraak voor de periode 2006–2010 met de groene onderwijs-instellingen en Wageningen-UR. In 2010 zal een nieuwe afspraak tot stand komen voor de periode 2010–2015. LNV ondersteunt het proces van gezamenlijke programmering van onderwijsvernieuwing in aansluiting op de maatschappelijke vraag (o.a. met de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs) en het versterken van de rol van de onderwijsinstellingen bij kennisbenutting in de regio en de versterking van de driehoek onderzoek–onderwijs–bedrijfsleven (School als Kenniscentrum). De Groene Kennis Coöperatie (platform-organisatie) legt via vraaggestuurde kennisprogramma’s een verbinding tussen groene onderwijsinstellingen (75 000 leerlingen/studenten), onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven, lagere overheden en maatschappelijke organisaties. Via Groen kennisnet wordt relevante beschikbare kennis op maat ontsloten via internet voor de diverse doelgroepen, met daarbij bijzondere aandacht voor door LNV (mede) gefinancierde kennis. AOC’s, scholengemeenschappen met een afdeling landbouw en natuurlijke omgeving, HAS’en en Wageningen Universiteit (exclusief de leerstoelgroep Educatie- en Competentiestudies) kunnen via de Regeling Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs subsidieaanvragen indienen voor projecten met doel kennisverspreiding en innovatie in het groene onderwijs. Het merendeel van deze projecten sluit aan op de met de Groene Kenniscoöperatie afgesproken kennisprogramma’s.Verder verleent LNV subsidies met betrekking tot het concept «School als regionaal kenniscentrum». Met dit concept worden kennisontsluiting en -benutting in de regio versterkt. Ook wordt subsidie beschikbaar gesteld voor Groene plus-lectoren. Hiermee wordt bereikt dat publieke kennis wordt ontsloten die beter is toegesneden op praktijksituaties binnen onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Bevorderen van innovaties bij stakeholders o.a.via kennisnetwerken

InnovatieNetwerk is een vanuit een onafhankelijke positie functionerend onderdeel van het Ministerie van LNV. Met een veelheid aan partijen ontwikkelt InnovatieNetwerk concepten voor grensverleggende innovaties op het vlak van landbouw, agribusiness, groene ruimte en voeding én brengt deze naar de praktijk. Sprekende voorbeelden zijn Kas als Energiebron, Antibioticavrije ketens, Markt voor mest, Klimaatreddende Bodem, Tijdelijke Natuur, Knooperven, Samen Goed Eten en iBanana. InnovatieNetwerk heeft publieke-private allianties met het bedrijfsleven in de akkerbouw (Kiemkracht), melkveehouderij (Courage) en de glastuinbouw (SIGN). Ook werkt InnovatieNetwerk nauw samen met het Visserij Innovatie Platform. Target voor 2010 is dat er 30 robuuste grensverleggende concepten zijn ontwikkeld waarvan minimaal 15 hun betekenis aantoonbaar hebben gekregen in de praktijk. De stand van zaken (begin 2010) is weergegeven in onderstaand schema. Van de 88 concepten waaraan in de periode 2006–2009 is gewerkt hebben inmiddels 38 concepten een aantoonbaar effect in de praktijk gekregen.

Concepten

Aantal concepten in oriëntatiefase

Aantal concepten in ontwikkelingsfase

Aantal concepten in realisatie- of afrondingsfase

Aantal concepten afgesloten

Totaal

Ruimte creëren

1

5

12

4

22

Duurzaam ondernemen

2

14

22

13

51

Gezonde samenleving

  

9

6

15

Totaal

3

19

43

23

88

LNV verstrekt innovatiesubsidies aan ondernemers en andere doelgroepen, onder andere binnen het kader van SBIR (Small Business Innovation Research). Via het SBIR-programma besteedt de overheid een deel van haar O&O budget rechtstreeks aan bij het midden- en kleinbedrijf (MKB). Doel is het ontwikkelen door het MKB van innovatieve producten en diensten die oplossingen bieden voor maatschappelijke vraagstukken. Ook prijsvragen kunnen onder deze post gefinancierd worden. Andere projecten zijn Innovatieve educatie biodiversiteit en Altant (alternatieven antibiotica). Met de kennisverspreidingsprojecten zet LNV in op een betere ontsluiting van de ontwikkelde kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Deze projecten richten zich o.a. op bewustwording en gedragsverandering rond thema’s als Jeugd, Natuur en Gezondheid, Mineralen en milieu en de Nationale Landschappen. Een voorbeeld hiervan zijn de Smaaklessen. Smaaklessen zijn in basisscholen geïntroduceerd met doel jongeren al vroeg te interesseren voor voedsel, smaak en herkomst. De leerkracht wordt ondersteuning geboden door «de kok in de klas», instructies en proeflessen voor leerlingen. Via kenniskringen van belanghebbenden (terreinbeherende organisaties en ondernemers) wordt met subsidies uitwisseling van kennis en ervaringen gestimuleerd. Uit deze netwerken komen praktijkgerichte onderzoeksvragen voort. Ze zorgen ook voor een goede benutting van kennis uit onderzoek in de praktijk. Gezien de interactie met beleidsontwikkeling en/of -implementatie is de LNV betrokkenheid actief en initiërend. De netwerken kennen een koppeling naar onderwijsinstellingen zodat ook toekomstige beroepsgroepen vertrouwd raken met de nieuwste inzichten. In de onderstaande tabel zijn enkele netwerken met hun bereik opgenomen. Vanuit LNV wordt ingezet om nieuwe arrangementen te ontwikkelen die passen bij de fysieke en technologische mogelijkheden van nu.

Tabel: deelname aan lerende netwerken

Lerend netwerk

Aantal deelnemers/organisaties

Melkvee Academie

1 000

Netwerken platteland

950

Ondernemersnetwerken gesubsidieerd via Syntens

500

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

47

Kenniskring Weidevogellandschap

16

Het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is gestart in 2006. Doel is het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen. Samenwerking tussen onderzoekers, beheerders en beleid is de sleutel tot succes. Betrokkenheid van het onderwijs is essentieel. Ingaande 2010 is de uitvoering uitbesteed aan het Bosschap.

Natuur- en milieueducatie

Leerprocessen die leiden tot gewenste kennis, houding en gedrag ten opzichte van natuur- en milieu worden bevorderd. Hoofdthema’s zijn groen (natuur, biodiversiteit en voeding), energie/klimaat en water. LNV voert NME samen met VROM uit en streeft naar verbreding richting andere departementen waaronder V&W, VWS en OCW. Het programmamanagement wordt uitgevoerd door Senter Novem. Met provincies, gemeenten en maatschappelijke organisatie worden meerjarige afspraken gemaakt over doelen en financiën.

Tabel: bestedingen per LNV-domein, bedragen x € 1 000

LNV-domein

Instrumenten

   
 

Kennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken

Wettelijke taken

Ontsluiten van kennis voor bedrijfsleven en samenleving

Totaal

Natuur, Landschap en platteland:

o.a EHS, biodiversiteit , jeugd en natuur, natuur en gezondheid, water, klimaat robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik.

15 288

7 516

15 556

38 360

     

Agroketens en visserij: o.a verduurzaming agrosector en visserij, biobased economy, effecten toekomstig GLB, WTO, verduurzaming ketens, nitraatrichtlijn, luchtkwaliteit, kaderrichtlijn water, plantgezondheid, energiebesparing, bodemkwaliteit, ondernemerschap.

42 590

15 513

13 114

71 217

     

Voedsel, dier en consument: o.a. voedselveiligheid, duurzaam en gezond voedsel, bestrijding en preventie dierziekten

4 322

28 673

1 979

34 974

     

Internationaal: o.a. mondiale biodiversiteit, armoedebestrijding1

7 389

 

1 381

8 770

     

Totaal

69 589

51 702

32 030

153 321

XNoot
1

Er is daarnaast € 0,9 mln. beschikbaar in het kader van internationalisering groen onderwijs.

26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

Motivering

Kennisbasis WUR versterken, Centres of Excellence stimuleren en inzetten

Het streven is dat de Nederlandse Agrosector behoort tot de top 5 van de op dit gebied innovatieve landen. Door zich constant te vernieuwen kan de Nederlandse agrosector, mede door de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, haar maatschappelijk perspectief (3 P’s) bewijzen. Dit zowel voor het welzijn, het behoud van de natuur en de concurrentiekracht.

In het kader van het Strategisch Plan WUR zijn voor de middellange en lange termijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkelingsrichting van expertises, die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in een nationaal en een internationaal perspectief. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het oordeel visitatiecommissies en de indruk kenniskamers.

Meer doorstroming naar vervolgopleidingen

Terugdringen voortijdig schoolverlaten door het verstrekken van subsidies voor verbeteren van de examinering en begeleiding van zorgleerlingen. De AOC’s bieden een aansprekende leeromgeving voor een relatief groot aantal zorgleerlingen. In overleg met LNV bevorderen de instellingen de instroom in de hogere niveaus in het groen MBO, de doorstroom naar HBO en levenslang leren van werkenden in de sector. Om de uitval in het hoger onderwijs te verminderen gaat LNV het gesprek aan met de groene onderwijsinstellingen. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het voortijdig schoolverlaten en de doorstroom van MBO-BOL4 naar hoger onderwijs.

Inrichten van groen onderwijs conform praktijkeisen

Het agrocluster heeft meer goed opgeleid personeel nodig. Vanwege toenemende mechanisering, automatisering en robotisering is scholing van werkenden noodzakelijk. De inzet van LNV op het terrein van leven lang leren en het uitgeven van een ervaringscertificaten (Erkenning verworven competenties) krijgen een nieuwe impuls. Door de economische crisis verliezen werkenden hun baan. Mensen gaan op zoek naar nieuwe functies. Voor deze functies is vaak bij- of omscholing nodig. Het kabinet heeft een aantal maatregelen getroffen op het gebied van scholing en arbeidsbemiddeling. Het agrocluster sluit aan bij deze maatregelen. De kleinschaligheid van de bedrijven vereist aanvullend beleid. Met de productschappen zijn daartoe in 2009 convenanten tot stand gekomen die in 2010 worden uitgevoerd. Met brancheorganisatie en kennisinstellingen wordt overlegd hoe de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt kan worden bevorderd. Ondernemen wordt als apart thema/vak aangeboden binnen het groene onderwijs. Leerlingen en studenten krijgen hierdoor meer inzicht wat ondernemerschap inhoudt waardoor ze na afronding van hun opleiding beter gefaciliteerd zijn om een eigen bedrijf in het groene domein te starten. Ondernemende docenten in het groene hoger onderwijs krijgen de mogelijkheid om scholing te volgen op het gebied van ondernemend onderwijs waarbij aandacht is voor het aanleren van algemene en vakspecifieke ondernemerschapcompetenties. LNV wil inzetten op een volledig en geïntegreerd ondernemerschapsonderwijsprogramma waarbij aandacht is voor zowel algemene ondernemerschapcompetenties als vakspecifieke ondernemerschapcompetenties. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt en het percentage afgestudeerden dat minimaal werkt op het niveau van de opleiding.

Realiseren groene maatschappelijke stageplaatsen, voorbeeldfunctie groen onderwijs

LNV acht het van groot belang dat jongeren kennismaken met de wereld van voedsel en groen. Door de natuur te ervaren en te zien hoe voedsel wordt geproduceerd leren jongeren voedsel en groen op waarde te schatten en hiervoor ook verantwoordelijkheid te nemen. LNV zet zich in voor het realiseren van 10 000 maatschappelijke stageplaatsen in voedsel en groen, waarin leerlingen niet alleen ervaren, maar hun inzichten ook omzetten in daden om de natuur te beschermen en duurzame voedselkeuzes te stimuleren. In de maatschappelijke stage doen leerlingen belangeloos iets voor een ander en dus ook voor de maatschappij. Het groen onderwijs heeft een voorbeeldfunctie bij het invoeren van de maatschappelijke stage. Ook speelt het groen onderwijs een rol bij de begeleiding van maatschappelijke stages rond voedsel en groen. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het aantal gerealiseerde groene maatschappelijke stageplaatsen en het aantal leerlingen vmbo-groen dat de maatschappelijke stage volgt.

Capacity-building, duurzaam gebruik grondstoffen in internationaal verband

Binnen het kader van de millenniumdoelen gericht op duurzame ontwikkeling wordt internationaal samenwerkt. Projecten richten zich op het voorkomen van voedselschaarste, bescherming van de biodiversiteit, onderwijs. In het overzicht meetbare gegevens wordt ingegaan op het aantal studenten uit ontwikkelingslanden dat wordt opgeleid door het groen onderwijs.

Meetbare gegevens

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

Oordeel visitatiecommissies en indruk kenniskamers

100%

2009

 

100%

2011

Visitatiecommissies

Voortijdig schoolverlaten1

4,7%

2009

4,2%

3,9%

2012

Cfi

Doorstroom MBO-BOL4 naar hoger onderwijs

41%

2008

42%

44%

2015

ROA

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

48%

2009

49%

51%

2015

ROA

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

BOL-4 76%

HBO 76%

WO 72%

2008

 

70 à 80%

2011

ROA

Aantal groene maatschappelijke stageplaatsen

8 148

2009

 

10 600

2011

Stagebie-dende organisaties

Aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage heeft gevolgd

9 864

2009

 

Alle VMBO groen leerlingen volgen de maatschappelijke stage

2011

AOC-raad

Aantal studenten uit ontwikkelingslanden opgeleid door het groene onderwijs

751

2008

774

805

2015

Cfi

XNoot
1

Het percentage leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal mbo-2 niveau) het onderwijs verlaat, gemeten als percentage vmbo 3–4 en mbo leerlingen ten opzichte van het totaal aantal leerlingen.

Percentages voortijdig schoolverlaten binnen het mbo per sector
 

Sector

    

Schooljaar

Economie

Techniek

Zorg en welzijn

Gedrag en maatschappij

Groen

Voortijdig schoolverlaten

(minimaal MBO-niveau 2)

8,8 %

9,2 %

6,1 %

 

6,5 %

Doorstroom MBO-BOL4 naar HBO

58 %

51 %

41 %

60 %

41 %

Bron: Cfi (voortijdig schoolverlaten), ROA (doorstroom MBO-BOL4 naar HBO)

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

818 106

836 421

812 005

811 180

813 878

814 562

811 977

        

Waarborgen van onderzoek en onderwijs

767 802

780 421

777 666

782 167

783 075

783 156

783 221

Rijksbijdrage kennisbasis

32 310

34 129

33 997

33 756

33 954

34 020

34 020

BTW rijksbijdrage kennisbasis

6 139

6 485

6 460

6 414

6 451

6 464

6 464

Verzelfstandigingsafspraken

5 929

5 593

4 765

4 785

4 765

4 765

4 830

Rijksbijdrage WU

159 589

157 595

158 291

158 240

158 209

158 203

158 203

Rijksbijdrage HBO-groen

63 453

68 457

66 455

66 464

66 464

66 369

66 369

Rijksbijdrage MBO-groen

149 601

145 672

126 229

125 968

126 052

126 131

126 131

Rijksbijdrage VOA

9 102

9 402

9 402

9 402

9 402

9 402

9 402

Rijksbijdrage Wachtgelden onderwijs

 

12 500

12 500

12 500

12 500

12 500

12 500

Rijksbijdrage VMBO-groen

292 916

289 843

311 931

314 773

314 851

314 851

314 851

Rijksbijdrage Aequor

8 125

8 134

6 577

6 577

6 577

6 577

6 577

Basisfinanciering overige

kennisinstellingen

1 029

1 983

1 966

2 001

2 091

2 094

2 094

Ondersteuningsstructuur (o.a. SLOA)

10 981

11 595

6 859

6 859

7 145

7 145

7 145

Praktijkleren

28 628

29 033

32 234

34 428

34 614

34 635

34 635

        

Vernieuwen van onderzoek en onderwijs

50 304

56 000

34 339

29 013

30 801

31 406

28 756

Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur (FES)

11 636

23 969

9 118

3 950

4 400

4 650

2 000

Ontwikkelen kennisbeleid

7 938

6 640

5 991

5 763

6 395

6 510

6 510

OCW-conforme onderwijssubsidies

30 730

25 391

19 230

19 300

20 006

20 246

20 246

Instrumenten

Waarborgen van onderzoek en onderwijs

Rijksbijdrage Kennisbasis, verzelfstandigingsafspraken en FES

De bekostiging van de kennisbasis betreft funderend onderzoek. Kaderstellend voor het onderzoek is het Meerjarenkader 2011–2014. De middelen worden deels ingezet ter co-financiering van EU onderzoeksmiddelen. Voor het onderzoek zet LNV er op in dat voor Nederland belangrijke thema’s op de EU-onderzoeksagenda (7e Kaderprogramma) komen. LNV werkt mee aan de ontwikkeling van gezamenlijke onderzoeks-agenda's met andere landen. Een deel van de middelen is bestemd voor het FES-project Phytophtora.

Rijksbijdrage WU, HBO-groen, MBO-groen, VOA, en VMBO-groen

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de wet. LNV bekostigt het onderwijs aan Wageningen Universiteit, 5 HBO-instellingen, 12 agrarische opleidingscentra voor VMBO/MBO, de MBO-opleiding aan ROC Landstede en 37 groene afdelingen van scholengemeenschappen. VOA betreft middelen ten behoeve van Voorbereidende en ondersteunende activiteiten voor niveau 1 en 2 leerlingen in het MBO. De bekostigingsparameters voor het hoger onderwijs zijn in 2011 aangepast.

Bekostigde aantallen binnen het groene onderwijs

Bedragen x € 1 000

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

Aantallen

Prijs

bedrag

Uitgaven 2011

Rijksbijdrage WU

Inschrijvingen

3 524

5 383

18 970

 
 

Graden onderwijs

1 186

5 383

6 384

 
 

Graden onderzoek bachelor

457

3 594

1 643

 
 

Graden onderzoek master

729

7 189

5 241

 
 

Promoties

196

93 060

18 240

 
 

Vaste componenten

  

107 805

158 283

Rijksbijdrage HBO-groen

Inschrijvingen

6 639

5 715

37 940

 
 

Graden

1 399

5 715

7 995

 
 

Vaste componenten

  

20 520

66 455

Rijksbijdrage MBO-groen

studenten beroepsopleidende leerweg

17 697

5 143

91 023

 
 

studenten beroepsbegeleidende leerweg

11 778

2 989

35 206

126 229

Rijksbijdrage VOA

leerlingen niveau 1

2 279

1 989

4 533

 
 

leerlingen niveau 2

6 121

796

4 869

9 402

Rijksbijdrage wachtgelden

Vaste component

  

12 500

12 500

Rijksbijdrage VMBO-groen

leerlingen VMBO/ VBO

18 300

6 969

127 533

 
 

leerlingen VMBO / LWOO

13 700

10 555

144 604

 
 

Vaste componenten

  

39 794

311 931

In de periode 2008–2013 wordt in samenwerking met OCW een experiment uitgevoerd met een geïntegreerde leerweg voor de bovenbouw van het vmbo tot en met mbo niveau 2. Doel van dit experiment is dat leerlingen voor wie de overgang van vmbo basisberoepsgerichte leerweg naar mbo niveau 2 problematisch is gemakkelijker een mbo niveau 2 diploma kunnen behalen.

Rijksbijdrage Aequor

Aequor is het Kenniscentrum Beroepsonderwijs – bedrijfsleven (KBB) voor de groene sector, verantwoordelijk voor de kwalificatiedossiers voor het MBO en het aanbod van leerbedrijven.

Basisfinanciering overige kennisinstellingen

Het betreft input-financiering voor onderzoek uitgevoerd door o.a. het Planbureau voor de leefomgeving en KNAW Academie Hoogleraren.

Ondersteuningsstructuur (SLOA)

Subsidies aan ondersteunende instellingen betreffen onder andere: ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), verzorgen van onderwijskundige begeleiding (Landelijke Pedagogische Centra), vernieuwing van de examens VMBO in aansluiting op competentiegericht MBO en toetsing (CITO), dienstverlening vernieuwing groen onderwijs (Vakgroep Educatie en Competentie Studies van Wageningen Universiteit).

Praktijkleren

In verband met ondermeer de kleinschaligheid van instellingen en een groot deel van de bedrijven in de groene sector worden afzonderlijk middelen beschikbaar gesteld voor praktijkleren in gesimuleerde bedrijfssituaties.

Vernieuwen van onderzoek en onderwijs

Vernieuwen onderzoeksinfrastructuur

Het betreft subsidie voor het stimuleren van samenwerkingsverbanden en strategische speerpuntprogramma’s bij onderzoeksinstellingen gericht op verbeteren kennisinfrastructuur en het innovatief vermogen van het bedrijfsleven (Transitie duurzame landbouw, TTI Groene Genetica, Aviaire Influenza, Biosolar).

Ontwikkelen kennisbeleid

Deze middelen worden ingezet om innovaties in het kennisbeleid zelf (methoden en infrastructuur) te ondersteunen. Anders gezegd, het is de «kraamkamer» voor initiatieven die potentieel kunnen leiden tot structurele veranderingen in het kennisinstrumentarium en de inzet daarvan. Als het instrument aanslaat krijgt het vervolgens een plaats binnen de andere begrotingsposten van artikel 26. Voorbeelden van initiatieven die in eerste instantie uit deze post zijn gefinancierd zijn: de kenniskringen (o.a. weidevogels) en de melkveeacademie.

OCW-conforme onderwijssubsidies

De groene onderwijsinstellingen nemen deel aan de verschillende subsidieregelingen van OCW voor onderwijsvernieuwing. Gelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor groen en overig onderwijs zijn immers cruciaal. LNV geeft daarmee ook in 2011 uitvoering aan de in januari 2006 vastgestelde brief Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs. De toenemende internationalisering van het onderwijsbeleid komt tot uitdrukking in grotere internationale mobiliteit van studenten en docenten en in doorwerking van de Europese afspraken voor vermindering voortijdig schoolverlaten, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, het stimuleren van bêta-studies. Naast de OCW-conforme middelen stelt LNV alleen middelen beschikbaar om de kwaliteit te verhogen van relatief kleinschalige scholen en om een actieve rol te spelen in de kennisverspreiding binnen de sector.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD/OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Kennis en innovatie

26

2012

2013

     

Overig evaluatieonderzoek

Midterm review Groene Kenniscoöperatie

26.15

2008

2010

InnovatieNetwerk

26.15

2010

2010

 

Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

26.15

2013

2013

 

WOT Diergezondheid

26.15

2012

2013

 

WOT Voedselveiligheid

26.15

2013

2013

 

WOT Genetische bronnen

26.15

2013

2014

 

WOT Natuur en milieu

26.15

2014

2014

 

WOT Visserij

26.15

2014

2014

 

WOT Economische informatievoorziening

26.15

2014

2014

 

InnovatieNetwerk

26.15

2015

2015

 

Regeling Praktijkleren

26.16

2013

2013

Toelichting

  • De Midterm review Groene Kenniscoöperatie is een evaluatie van de inzet van vakdepartementale onderwijsmiddelen voor de begrotingsinstrumenten Groene Kenniscoöperatie, KIGO en School als Kenniscentrum.

  • De evaluatie van het InnovatieNetwerk in 2015 vindt plaats indien de in 2010 aflopende meerjarenafspraak op basis van een evaluatie in 2010 met 5 jaar wordt verlengd.

  • De evaluatie Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit vindt plaats op basis van de begin 2010 afgesloten overeenkomst tussen ministerie LNV en het Bosschap.

  • Conform de afspraken in de overeenkomsten Wettelijke taken worden deze voor einde van de looptijd geëvalueerd. Op grond van de evaluaties zal worden bekeken of en welke wijzigingen aangebracht dienen te worden in de overeenkomsten.

  • Evaluatie van de werking van de Regeling Praktijkleren vindt plaats op basis van de in december 2008 gepubliceerde regeling.

  • Er zijn bij OCW evaluaties op het gebied van onderwijs die ook betrekking hebben op het groen onderwijs begrotingsonderdeel 26.16. Deze zijn opgenomen in de OCW-begroting.

27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

Algemene beleidsdoelstelling

Het geven van een impuls aan de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland en het veiligstellen van de gebruiksmogelijkheden van de bodem en het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem.

De reconstructie van de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg) beoogt het realiseren van een goede ruimtelijke structuur, in het bijzonder voor duurzame landbouw, de natuur, het milieu en een duurzame waterhuishouding, alsmede het creëren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat in de zandgebieden voor het realiseren van de reguliere beleidsdoelen in het landelijk gebied. Het doel is de (gebruiks)waarde van de bodem te behouden en waar nodig te herstellen. Het Rijk stimuleert daarom een duurzamer gebruik van de bodem. De vijf betrokken provincies (Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel, Utrecht) hebben 12 reconstructieplannen opgesteld voor 12 reconstructiegebieden met de daarbij behorende uitvoeringsprogramma’s. De reconstructieplannen zijn vastgesteld door het Rijk en moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Het budget wordt via het ILG aan de provincies ter beschikking gesteld.

Het behalen van deze beleidsdoelstelling voor reconstructie zandgebieden heeft als effecten:

  • Ontwikkeling van de structuur van de landbouw in de extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden.

  • Tevredenheid/beleving van de bewoners met betrekking tot het voorzieningenniveau in de eigen plattelandsgemeente.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor:

  • Het wettelijk kader reconstructie, middelen voor de Rijksdoelen en coördinatie van de Rijksinzet. Dit laatste ziet voornamelijk op de realisering van de sectorale Rijksdoelen.

  • De beoordeling aan het eind van de ILG periode van de gerealiseerde prestaties en de daaraan bestede budgetten van het Rijk.

Voor bodem en water zijn respectievelijk VROM en V&W de eerst verantwoordelijke ministeries.

LNV draagt beleidsverantwoordelijkheid voor duurzaam bodemgebruik in de zandgebieden mits dit naast duurzame landbouw beperkt blijft tot de aanpak van de verdroging. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering van de (inrichtings)projecten.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt af van:

  • het bestuurlijke draagvlak in de betreffende reconstructie- en waterregio’s,

  • de klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

80

19

20

19

20

88

47

UITGAVEN

80

101

110

102

112

89

48

Programma-uitgaven

61

83

93

85

95

72

31

– waarvan juridisch verplicht

  

93

85

95

2

2

        

27.11 Reconstructie zandgebieden

48

56

65

58

73

72

31

27.12 Bodem en Water

13

27

28

26

23

  
        

Apparaatsuitgaven

20

19

17

17

17

17

17

U27.21 Apparaat

       

U27.22 baten-lastendiensten

20

19

17

17

17

17

17

ONTVANGSTEN

13

35

47

55

52

29

 

Grafiek Budgetflexibiliteit

Grafiek Budgetflexibiliteit

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 27 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitgaven via ILG

57

82

91

83

92

0

0

De ministeries van V&W en VROM leveren vanaf 2010, in het kader van het ILG, bijdragen ten behoeve van de verbetering van de Water- en bodemkwaliteit.

Uitvoering en handhaving

Bedragen x € 1 mln.

Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

ILG

15

14

14

14

14

  

LNV-opdrachten

4

4

3

3

3

17

17

De uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied zijn voornamelijk voor het inrichten van bodem, water en reconstructie zandgebieden.

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Bijdrage aan DLG

17 374

Totaal apparaatsuitgaven

17 374

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Bijdrage derden

46 728

Totaal ontvangsten

46 728

27.11 Reconstructie zandgebieden

Motivering

De reconstructie zandgebieden is een gebiedsproces waarbinnen diverse Rijksdoelen worden gerealiseerd. De focus is de aanpak van de gestapelde problematiek die is ontstaan door de hogere veedichtheid (vermesting, verzuring en geuroverlast) en de aanwezigheid van kwetsbare natuur. Door een integrale, gebiedsgerichte aanpak wordt getracht de landbouw weer kansen te geven en tegelijk ook de milieu- en natuurkwaliteit te verbeteren.

Het grootste deel van de reconstructie zandgebieden en het tegengaan van de bodemdaling veenweidegebieden wordt via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) gerealiseerd. Kwantitatieve informatie over de voortgang van de reconstructie zandgebieden en veenweidegebieden is afkomstig uit de jaarlijkse provinciale ILG-voortgangsrapportages. Op basis van deze provinciale voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

27.11 Reconstructie zandgebieden

47 529

55 511

64 864

58 489

72 645

71 704

30 604

waarvan ILG

       

–  Reconstructie zandgebieden

35 819

35 503

34 848

28 642

40 924

40 922

28 922

–  Veenweidegebieden

7 999

19 600

27 800

28 500

29 000

29 100

 

–  BTW Compensatie

 

55

1 122

1 347

2 721

1 682

1 682

waarvan niet-ILG

       

–  Agenda Vitaal Platteland

57

      

–  Voorfinanciering UC 2005/2006

3 588

335

1 094

    

–  Reconstructie Algemeen

66

18

     

Waarvan ILG

Reconstructie zandgebieden

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied en de Reconstructiewet worden rijksbijdragen verleend voor reconstructie zandgebieden. Bij de ILG afspraken is voorzien in een Mid Term Review waarna de afspraken tussen het Rijk en de provincies worden herijkt. De doelstelling reconstructie zandgebieden is het aanpakken van de gestapelde problematiek die ontstaan is door de hoge veedichtheid (vermesting, verzuring en geuroverlast) en de aanwezigheid van veel kwestbare natuur (voor verzuring gevoelig). Door een integrale, gebiedsgerichte aanpak wordt getracht de landbouw weer kansen te geven en tegelijkertijd ook de milieu- en natuurkwaliteit te verbeteren.

Veenweidegebieden

De veenweidegebieden zijn internationaal gezien unieke cultuurlandschappen. Op 10 juli 2009 heeft het kabinet ingestemd met een bijdrage van € 113 mln. uit het Nota Ruimtebudget voor het LNV-project Westelijke Veenweiden. Dit project bestaat uit twaalf deelprojecten. Dit budget is beschikbaar in de periode 2010–2014. Toekenning van de middelen geschiedt door LNV in overleg met VROM, op het moment dat de projecten van de betrokken provincies uitvoeringsrijp zijn. Door regionale verschillen in de problematiek is een gedifferentieerde aanpak van de Veenweidegebieden gewenst. Centraal daarin staat het gebiedsspecifiek handhaven of verhogen van de grondwaterstanden, het al dan niet aanpassen van het grondgebruik, dan wel het uitsluiten van activiteiten die leiden tot peilverlaging.

Waarvan niet ILG

Reconstructie Algemeen

Bij reconstructie algemeen worden bijdrage geleverd aan projecten voor (her)inrichting van gebieden die een goede ruimtelijke structuur bevorderen voor landbouw, natuur, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren.

Rijksacties MJP-2

Met deze bijdragen wordt onder andere de actualisatieslag van het MJP-2 gefinancierd. Tevens betreffen de bijdragen financieringsafspraken uit Rijksconvenanten en -samenwerkingsverbanden zoals het Bufferzoneconvenant en het Meerjarenprogramma Ontsnippering en het Nationaal Bestuursakkoord Water.

27.12 Bodem en water

Motivering

De volgende water- en bodemdoelen worden via de begroting van LNV nagestreefd:

  • Beschermen van het land tegen overstromingen.

  • Het bodemgebruik en de (water)bodemkwaliteit zijn op elkaar afgestemd.

  • Er is de juiste hoeveelheid water op het juiste moment op de juiste plaats voor de vereiste gebruikerfuncties

  • Bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van (grond- en oppervlakte)water in de Nederlandse gedeelten van de stroomgebieden Rijn, Maas, Schelde, en Eems en in de Noordzee.

Op deze OD worden de middelen zichtbaar gemaakt die vanuit VROM en V&W beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de ILG-doelen waterkwaliteit, en duurzaam bodemgebruik. De ministeries van VROM en V&W houden de beleidsverantwoordelijkheid voor deze thema’s. De verantwoording over de inzet van deze middelen en de gerealiseerde prestaties vindt plaats in de respectievelijke begrotingen en jaarverslagen van VROM en V&W.

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

27.12 Bodem en Water

12 884

27 247

27 921

26 014

22 537

45

44

waarvan ILG

       

–  Duurzaam watergebruik

528

1 053

1 053

1 053

1 050

  

–  Waterkwaliteit

 

8 805

8 805

8 805

8 805

  

–  Synergiegelden water

12 356

17 356

18 030

16 124

12 659

45

44

–  BTW Compensatie

 

33

33

32

23

  

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied en de Reconstructiewet worden Rijksbijdragen verleend voor water. De Ministeries van V&W en VROM leveren vanaf 2010 bijdragen voor de verbetering van de Waterkwaliteit. De middelen van VROM voor bodemsanering zijn in 2010 uit het ILG gehaald als gevolg van het in juni 2009 door Rijk, Provincies, gemeenten en waterschappen ondertekende convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Onderdeel van dit convenant is dat het bodemsaneringsbudget beschikbaar wordt gesteld via een decentralisatieuitkering bodem in het provincie- en gemeentefonds.

Ook belangrijk is de EU Kaderrichtlijn Water (KRW) die lidstaten verplicht beheersplannen voor stroomgebieden op te stellen waarin zij maatregelen treffen met als doel het bereiken van de nationale doelstellingen die geformuleerd zijn onder deze richtlijn. Tot deze doelen behoort het bereiken van synergie tussen KRW-maatregelen en andere rijksdoelen in het landelijk en stedelijk gebied. Hiervoor is in de periode van 2009–2013 in totaal € 76,6 mln. aan de begroting toegevoegd. Er worden hiermee projecten gerealiseerd op basis van samenwerking tussen tenminste één overheidspartij en o.a. grondeigenaren zoals natuurbeheerders, agrariërs, projectontwikkelaars etc. Voorbeelden van maatregelen zijn hermeanderen/beekherstel, inrichting natuurvriendelijke oevers, aanleg vispassages, instellen mest- en spuitvrije zones. Verder heeft het generieke landbouwbeleid (zoals bijvoorbeeld beschreven onder OD 21.12 o.a. tot doel een goede (grond)waterkwaliteit te bevorderen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

Nummer AD/OD

Start

Afgerond

Beleidsdoorlichting

Bodem, water en reconstructie zandgebieden

27

2011

2012

     

Overig evaluatieonderzoek

Mid Term Review ILG

27

2010

2010

  • De beleidsdoorlichting artikel 27 is voorzien in 2011, zodat gebruik kan worden gemaakt van materiaal uit de Mid Term Review én kan dienen als input voor de toekomst van het ILG. Zie ook artikel 22 en 24.

  • Voor de ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007–2009. Zie ook artikel 22/23/24.

2.3 De niet-beleidsartikelen

28 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Bedragen x € 1 mln.

28 Nominaal en onvoorzien

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

 

– 1

4

– 10

– 10

– 11

– 11

UITGAVEN

 

– 1

4

– 10

– 10

– 11

– 11

        

28.11 Prijsbijstelling

  

7

6

6

5

5

28.12 Loonbijstelling

       

28.13 Onvoorzien

 

– 1

– 3

– 16

– 16

– 16

– 16

        

ONTVANGSTEN

       

Prijsbijstelling

Dit betreft de restant prijsbijstellingstranche 2010.

Onvoorzien

Dit betreft de laatste tranche van de bij begroting 2008 opgelegde aanvullende subsidietaakstelling (€ 1 mln. in 2010 en € 3 mln. structureel vanaf 2011) en het LNV aandeel in de taakstelling Rijksdienst (€ 13 mln. structureel vanaf 2012).

29 Algemeen

Omschrijving

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele doelstellingen en apparaat

Procentuele verdeling uitgaven 2011 over operationele 						doelstellingen en apparaat

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.

29 Algemeen

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

305

309

268

245

222

217

214

UITGAVEN

304

309

268

245

222

217

214

Programma-uitgaven

52

75

63

54

32

27

27

29.11 Internationale contributies

9

13

10

9

9

9

9

29.12 Uitvoering van EU-maatregelen

39

57

50

44

23

18

18

29.13 Verzameluitkering LNV

4

5

3

1

   
        

Apparaatsuitgaven

252

234

205

191

190

190

187

29.21 Apparaat

207

216

189

175

174

174

171

29.22 Baten-lastendiensten

45

18

16

16

16

16

16

        

ONTVANGSTEN

299

314

314

314

314

314

314

29.11 Internationale contributies

Internationale contributies

LNV voldoet jaarlijks aan de contributieverplichtingen uit hoofde van het Nederlands lidmaatschap van internationale organisaties die zich bewegen op het beleidsterrein van LNV. De contributie aan de FAO (Food and Agricultural Organisation) van de Verenigde Naties is veruit de grootste en behelst ca. 80 procent van het budget voor internationale contributies. De FAO-contributie wordt toegerekend aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Dit is het cluster van buitenlanduitgaven en -ontvangsten op de Rijksbegroting.

BES-eilanden

Op 10 oktober 2010 bestaan de Nederlandse Antillen niet meer. Bonaire, Saba en Sint Eustatius (de zogenaamde BES-eilanden) zijn vanaf dat moment een Openbaar Lichaam van Nederland. De Rijksoverheid kent hier, met ingang van deze datum, dan ook een nieuwe (beleids)verantwoordelijkheid. Het ministerie van LNV zal haar inzet op de BES-eilanden in 2011 vooral richten op de beleidsterreinen natuur en visserij, en met name op de uitvoering van een integraal beheerplan voor visserij en mariene biodiversiteit voor de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Voor deze inzet is € 0,6 mln. begroot.

29.12 Uitvoering van EU-maatregelen

Op dit artikel worden uitgaven geraamd die samenhangen met de uitvoering van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie. Concreet gaat het hier om de interventiekosten, de medebewindskosten, de uitgaven uit hoofde van de apurementprocedure en de kosten van schikkingen die samenhangen met de uitvoering van de Regeling Superheffing. Onder »interventiekosten» worden de kosten van in-, op- en uitslag verstaan van de marktordeningproducten zuivel, rundvlees en granen.

De medebewindskosten betreffen de vergoedingen voor taken die door de productschappen in medebewind worden verricht. Deze taken omvatten de uitvoering van maatregelen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie en hebben in hoofdzaak betrekking op het opleggen van heffingen, het verlenen van exportrestituties, alsmede de administratie hiervan. Onder apurement vallen de uitgaven in het kader van financiële correcties door de Europese Commissie op de uitkering van Europese subsidies.

29.13 Verzameluitkeringen

In een verzameluitkering worden per ministerie alle financieel geringe bedragen (beleidsthema’s) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (gesteld op maximaal 10 miljoen euro) ligt, moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering. In de uitkering zijn de volgende beleidsthema’s opgenomen met de daarbij voor het begrotingsjaar uitgetrokken budgetten:

Beleidsthema Groene Partners: € 3 mln.

Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken (zie ook Kamerstukken II, 2007/08, 31 327; St. 2008, 312).

Dit actieprogramma richt zich op de verbreding van groen naar andere maatschappelijke vraagstukken, vanuit de gedachte dat «groen» bijdraagt aan krachtige steden met een aantrekkelijke woon- werk- en leefomgeving.

Groen en de Stad/krachtwijken

Buiten het ILG zijn bedragen beschikbaar gesteld om meer werk te maken van groen in de stad en dan specifiek in de zgn. krachtwijken. Op 5 februari 2009 zijn met 13 van de 18 steden met krachtwijken afspraken gemaakt over meer groen in deze wijken. In december 2009 zijn met de overige 5 steden met krachtwijken afspraken gemaakt over meer groen in de krachtwijken. Meer kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk groen in en om de stad draagt wezenlijk bij aan aansprekende en duurzame woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden. Naast de realisatie van Groen gaat het ook om het vergroten van de bekendheid bij de stadsbewoners en het betrekken van verschillende maatschappelijke organisaties zoals woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars en sportorganisaties bij de ontwikkeling van groene gebieden. Waar nodig vervult het Rijk een stimuleringsrol bij de balans tussen rood en groen en bij de verbreding van het thema groen. Het gaat erom dat partijen elkaars wederzijdse versterkingsmogelijkheden herkennen en benutten.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Personeel algemene leiding en stafdirecties (excl. Dictu)

36 402

Personeel overige directies

44 328

Materieel

21 652

Materieel Ministerie algemeen en huisvesting

58 410

Overig personeel en post-actieven

27 969

Bijdrage aan AID/DICTU

15 927

Totaal apparaatsuitgaven

204 688

Personeel algemene leiding en stafdirecties betreffen de personele uitgaven van de algemene leiding en de stafdirecties Bureau Bestuursraad, Financieel Economische Zaken, Directie Organisatie en Bedrijfsvoering, Dienst Bedrijfsvoering, de Auditdienst en de directie Communicatie.

Personeel overige directies betreffen de personele uitgaven voor de directies Juridische Zaken, Internationale Zaken (inclusief de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland), Regionale Zaken, de programmadirectie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, projectdirecties en de Eenheid Bedrijfsvoering Beleidskern.

Op dit artikel worden tevens de algemene concernbrede materiële uitgaven geraamd, zoals huisvestings- en automatiseringsuitgaven, die niet zijn toe te rekenen aan de beleidsartikelen.

Voorts wordt de bijdrage voor opsporingsactiviteiten van de AID geraamd op dit artikel. Voor deze opsporingsactiviteiten is vooraf niet aan te geven ten laste van welk beleidsartikel een opsporingsonderzoek plaats vindt. Bij het jaarverslag 2009 wordt de daadwerkelijke toedeling naar beleidsartikelen voor de opsporingsactiviteiten zichtbaar gemaakt.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Landbouwheffingen

302 999

EU-ontvangsten

5 003

Overige ontvangsten

5 554

Totaal ontvangsten

313 556

De ontvangsten hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. In de bijlage Europese geldstromen worden de ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen nader toegelicht. Daarnaast worden op dit artikel ontvangsten geraamd voor de uitvoering van EU-landbouwmaatregelen. Tot slot is sprake van diverse overige ontvangsten, met name apparaatsontvangsten.

3. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Een gestroomlijnde bedrijfsvoering is essentieel voor het goed functioneren van het departement en medewerkers. In de bedrijfsvoeringsparagraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen binnen LNV voor 2011 kort toegelicht.

I PERSONEEL

A Krimptaakstelling

LNV werkt aan de realisatie van de krimptaakstelling Balkenende IV. In 2009 is de krimp bij het Ministerie van LNV gerealiseerd, alleen bij de ZBO’s neemt de realisatie van de krimp meer tijd in beslag. Om de flexibiliteit van de organisatie en de inzetbaarheid van de medewerkers te vergroten is een pakket aan maatregelen ingevoerd. De spelregels rond vacaturevervulling zijn aangescherpt. Gestreefd wordt om de bestaande vacatureruimte zoveel mogelijk in te vullen met LNV-medewerkers die met veranderingen te maken krijgen. De LNV mobiliteitsorganisatie Transforce functioneert hierbij als «matchingsunit». De taakstelling 2010 wordt naar verwachting gerealiseerd. De effecten van het departementale mobiliteitsbeleid zijn evenwel beperkt, mede door de situatie op de arbeidsmarkt. Voor 2011 heeft LNV nog een forse taakstelling (50% van de krimp taakstelling Balkenende IV) van 545 fte te realiseren om uit te komen op de streefomvang 2011. Het komende jaar blijft derhalve aandacht voor zowel de interne als de externe mobiliteit van LNV noodzakelijk.

B Medewerkers Tevredenheid Onderzoek (MTO)

In april 2010 is bij LNV een MTO uitgevoerd. Na bespreking van de uitkomsten zullen directies en diensten aangeven welke acties ze in 2011 zullen ondernemen om de medewerkertevredenheid te bevorderen. Er zal in het bijzonder aandacht zijn voor de belastbaarheid van de medewerkers in relatie tot de gevolgen van de krimptaakstelling.

II INFORMATIE

A Professionaliseren bedrijfssystemen (P-Direct, Edocs, E&F)

LNV is actief bezig om de bedrijfsvoering verder te professionaliseren voor de domeinen document- , personeelsbeheer, E-procurement (inkoop) and Finance (E&F systeem). In 2011 wordt gewerkt aan verdere uitrol en verbetering van deze nieuwe informatiesystemen. Standaardisatie van processen wordt nagestreefd met als einddoel de bedrijfsvoering op moderne en robuuste leest te schoeien en zoveel mogelijk op digitale wijze met andere overheidsinstellingen en het bedrijfsleven te communiceren (o.a. e-factureren en e-dienstverlening). Het traject wordt beheersbaar gehouden door een gefaseerde invoer.

B Programma beleidsinformatie (PBI)

LNV heeft de afgelopen periode gewerkt aan het aanbrengen van meer focus in de LNV verantwoording door gebruik van minder maar betere indicatoren. Via het programma PBI maakt LNV de maatschappelijke effecten en prioriteiten van het beleid beter zichtbaar en meetbaar. Deze indicatoren zijn grotendeels ook al opgenomen in de begroting 2010. Het programma is in 2010 in de lijn ondergebracht.

C I-visie

LNV werkt aan een nieuwe I-visie voor de periode 2011–2015. De nieuwe visie heeft een brede strekking en zal het accent op de externe kant leggen: hoe gaat LNV verder met digitale dienstverlening? Belangrijk element daarbij zal zijn de zogenaamde «omkering» van informatieprocessen. De overheid zal steeds meer gaan leunen op informatie en kennis die in de samenleving beschikbaar is in plaats van die apart zelf te organiseren. In het concept van het elektronisch ondernemingsdossier, krijgt deze gedachte al vorm. LNV, EZ en de KVK werken steeds meer samen op dit gebied.

III ADMINISTRATIE

A Inhuur

Externe inhuur heeft de permanente aandacht van het parlement. Recent zijn de motie Roemer en de Pater aangenomen. Departementen zullen in de toekomst minder gebruik mogen maken van externe inhuur. LNV heeft maatregelen getroffen om inhuur van externen te kunnen administreren en monitoren.

B Subsidiekader

Het uniform subsidiekader (USK) maakt deel uit van het Kabinetsbeleid ter vermindering van de uitvoerings- en controlelasten. Deze vermindering wordt vooral bereikt door nationale subsidies te koppelen aan prestaties en niet aan kosten. Tegelijk is er een Rijksbrede leidraad voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Voor de subsidievaststelling zal voor een beperkt aantal begunstigden controles moeten worden uitgevoerd. LNV heeft hiervoor een controle aanpak ontwikkeld die eind 2010 operationeel zal worden.

IV HUISVESTING

Ten aanzien van de huisvesting heeft LNV in zijn visie opgenomen dat huisvesting beter ondersteunend moet zijn aan de werkprocessen. Werkprocessen zullen meer tijd- en plaatsonafhankelijk worden. De LNV ambtenaar zal dan op satellietkantoren of op het hoofdkantoor, bij stakeholders, thuis of elders onderweg kunnen werken. Er is een projectteam dat het tijd- en plaatsonafhankelijk werken binnen LNV ondersteunt. Er liggen voorstellen om binnen LNV te komen tot een modern beleid op dat gebied. De vernieuwing van de kantoorautomatisering speelt een belangrijke rol bij de gewenste nieuwe manier van werken.

De huisvesting van LNV moet flexibel, duurzaam en effectief zijn. Door flexibel om te gaan met de beschikbare ruimte op het kerndepartement is het mogelijk om LNV en EZ samen te huisvesten in het hoofdgebouw aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag per ultimo 2012.

Met de fusie van nieuwe VWA is gekozen voor de nieuwe hoofdvestiging in Utrecht. Naast concentratie van LNV diensten in Den Haag is Utrecht de tweede stad waarbij sprake is van een concentratie van LNV diensten. Het kantoor van de VWA wordt ingericht op het nieuwe flexibele werken.

V DUURZAAM INKOPEN

Het kabinet heeft afgesproken dat in 2010 voor 100% duurzaam wordt ingekocht. Het ministerie van LNV draagt bij aan de realisatie van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) door de criteria uit het beleid Duurzame Inkopen te implementeren. De departementen passen bij hun inkoop zoveel mogelijk de vastgestelde duurzaamheideisen toe. In 2011 zullen de actuele milieucriteria toegepast worden bij alle aanbestedingen waarvoor deze criteria vastgesteld zijn. Zowel voor de eigen aanbestedingen als voor de interdepartementale aanbestedingen die worden uitgevoerd wordt op deze manier invulling gegeven aan de doelstelling.

4. DE BATEN-LASTENDIENSTEN

Algemene Inspectie Dienst (AID)

Profiel

De Algemene Inspectiedienst (AID) is een handhavingorganisatie van het Ministerie van LNV die, door middel van de instrumenten controle, verificatie en opsporing, de naleving van de LNV-regelgeving op programmatische wijze bevordert. Waar effectief, uit oogpunt van naleving, wordt de inzet van hiervoor bedoelde instrumenten begeleid door handhavingcommunicatie. Op basis van waarnemingen en ervaringen in de handhavingpraktijk adviseert de AID de Minister en beleidsdirecties van LNV over voorgenomen of vigerend beleid en regelgeving. Ten behoeve van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

De AID werkt samen met de VWA en de PD toe naar een gefuseerde dienst in 2012 (de nVWA).

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

slotwet

Vastgestelde begroting

     

Baten

       

opbrengst moederdepartement

70 660

63 226

57 167

56 655

55 541

55 545

55 545

opbrengst overige departementen

       

opbrengst derden

575

300

300

300

300

300

300

rentebaten

12

100

     

bijzondere baten

       

Totale baten

71 247

63 626

57 467

56 955

55 841

55 845

55 845

        

Lasten

       

apparaatskosten

66 424

58 307

54 302

53 761

52 702

52 700

52 694

–  personele kosten

46 637

40 628

38 012

37 633

36 892

36 890

36 886

–  materiele kosten

19 787

17 679

16 290

16 128

15 810

15 810

15 808

rentelasten

392

298

401

455

454

460

466

afschrijvingskosten

 

3 954

2 764

2 739

2 685

2 685

2 685

–  materieel

2 248

2 281

1 903

1 886

1 849

1 849

1 849

–  immaterieel

690

1 673

861

853

836

836

836

Overige kosten

 

1 067

     

–  dotaties voorzieningen

       

–  bijzondere lasten

       

Totale lasten

69 754

63 626

57 467

56 955

55 841

55 845

55 845

        

Saldo van baten en lasten

1 493

0

0

0

0

0

0

Baten

Opbrengst moederdepartement

Van het moederdepartement wordt jaarlijks een opdracht ontvangen, zoals afgesproken in het aansturingprotocol AID. De opbrengst van de AID wordt gevormd door te leveren diensten in aantallen productieve uren te vermenigvuldigen met de vastgestelde prijs. Voor de omzet van de AID is uitgegaan van de bedragen zoals opgenomen in de meerjarenbegroting LNV. De meerjarenbegroting laat een daling zien. Deze daling volgt uit de invulling van de taakstellingen die zijn vastgesteld.

In onderstaande tabel is aangegeven hoe de totale omzet van de AID is verdeeld.

Producten en omzetaandeel (%)

Realisatie 2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Product

       

Controle

72,4

72,9

73,9

74,9

74,9

74,9

74,9

Verificatie

8,6

8,0

8,0

8,0

8,0

8,0

8,0

Opsporing

12,8

13,4

13,4

14,4

14,4

14,4

14,4

Beleidsadvisering

1,8

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

Handhavingscommunicatie

0,5

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

Fusie–uren

3,9

3,0

2,0

    

Totaal

100

100

100

100

100

100

100

Opbrengst derden

De reguliere opbrengsten derden hebben hoofdzakelijk betrekking op incidentele dienstverlening aan andere handhavingorganisaties en de opleiding van de bijzondere opsporingsambtenaren van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.

Rentebaten

Vanwege de verwachte ontwikkeling van de liquiditeitspositie en de lage rentestand zijn meerjarig geen rentebaten geraamd.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel vast als tijdelijk personeel en overige personele kosten zoals opleidingen.

Voor 2010 is uitgegaan van 657 fte. Voor 2011 wordt een gemiddelde personele formatie van 625 fte verwacht. De gemiddelde personele kosten per fte bedragen in 2011 circa € 60 000.

De gemiddelde personele bezetting zal zich ontwikkelen naar gelang de omvang van het werkpakket dat de komende jaren door de opdrachtgevers bij de AID wordt neergelegd. Een globale inschatting van het aantal fte voor 2012 is 615 en voor de periode 2013 tot en met 2015 605 fte per jaar.

Materiële kosten

De voor 2011 begrote materiële kosten bestaan uit beleidsondersteunende specifieke kosten, de directe kosten voor de operationele uitvoering en indirecte kosten. Specifieke kosten hebben betrekking op (veelal) constante kosten die een specifieke en eenduidige relatie hebben met één product. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten die het gevolg zijn van externe ondersteuning bij visserijcontroles. Directe materiële kosten hebben een direct, ondersteunend verband met de uitvoering van een bepaalde controle- of opsporingsactiviteit. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van dienstauto’s, telefonie en dergelijke.

Rentelasten

De rentelasten zijn het gevolg van de leningen die de AID afsluit voor investeringen via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiële en immateriële vaste activa. De materiële activa hebben hoofdzakelijk betrekking op de vervanging van dienstauto’s, vaartuigen en meubilair, de immateriële activa op software, onderhoud aan het bedrijfsinformatiesysteem SPIN en overige maatwerk informatiesystemen. De afschrijvingskosten volgen uit de geraamde boekwaarde van de activa per 1 januari van elk jaar. Bij de waarde van de activa wordt rekening gehouden met het meerjarig investeringsprogramma van de AID. Dit programma is gericht op continuïteit van de bedrijfsvoering en heeft betrekking op vervangingsinvesteringen voor de operationele uitvoering alsmede uitbreidingsinvesteringen in immateriële vaste activa (informatiesystemen). Daarbij wordt ook rekening gehouden met noodzakelijke investeringen ter ondersteuning van het handhaven van nieuwe wetgevingscomplexen.

De afschrijvingen vinden lineair plaats. De afschrijvingstermijnen bedragen voor:

  • Software en maatwerksystemen: 5 jaar

  • Dienstauto’s: 5 jaar

  • Vaartuigen: 3 jaar

  • Controleapparatuur: 5 jaar

  • Inventarissen: 10 jaar

Deze termijnen zijn in overeenstemming met de richtlijnen van het Ministerie van Financiën, zoals opgenomen in de regeling baten-lastendiensten 2007.

Saldo van baten en lasten

Voor de jaren 2011 tot en met 2015 zijn de begrote baten gelijk aan de begrote lasten.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekeningcourant RHB 1 januari 2011 + depositorekeningen

7 713

9 148

10 041

8 504

6 639

4 565

2 276

2.

Totaal operationele kasstroom

4 253

3 954

2 764

2 739

2 685

2 685

2 685

3a

– /– totaal investeringen

– 3 733

– 4 605

– 6 380

– 4 865

– 4 865

– 4 865

– 4 865

3b

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

484

      

3.

Totaal investeringskasstroom

– 3 249

– 4 605

– 6 380

– 4 865

– 4 865

– 4 865

– 4 865

4a

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

       

4b

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

       

4c

– /– aflossingen op leningen

– 2 873

– 3 061

– 4 301

– 4 604

– 4 759

– 4 974

– 5 156

4d

+ beroep op leenfaciliteit

3 304

4 605

6 380

4 865

4 865

4 865

4 865

4.

Totaal financieringskasstroom

431

1 544

2 079

261

106

– 109

– 291

5.

Rekeningcourant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (max. roodstand 0,5 milj. €)

9 148

10 041

8 504

6 639

4 565

2 276

– 195

Het kasstroomoverzicht toont aan dat de AID meerjarig een positief saldo op de rekening courant bij het Ministerie van Financiën voorziet. De investeringen zijn gebaseerd op de meerjarige investeringsbegroting van de AID. De investeringen in immateriële vaste activa hebben hoofdzakelijk betrekking op de aanschaf van nieuwe beleidsondersteunende informatiesystemen en de update van bestaande systemen. De investeringen in materiële vaste activa hebben betrekking op de reguliere vervangingsinvesteringen voor vervoermiddelen en inventaris.

Prestaties

De prestaties die de AID levert worden gevormd door het aantal directe uren per product/dienst waarvoor de AID een opdracht heeft gekregen en de daarmee bereikte resultaten. Deze resultaten worden onder meer gemeten door middel van een aantal doelmatigheidscriteria.

Doelmatigheid

Meetplan doelmatigheid

De AID onderscheidt een mix van indicatoren en prikkels voor het meten van de doelmatigheid. Deze kengetallen zijn opgenomen in een meetplan. In totaliteit is in de periode 2005–2009 een efficiencytaakstelling in de tarieven doorgevoerd van ca. 6%.

Kostprijsontwikkeling

De AID heeft in de periode 2005–2009 reeds diverse efficiencymaatregelen genomen, die tot uitdrukking zijn gebracht in de tarieven die bij de opdrachtgevers in rekening worden gebracht.

De maatregelen variëren van inkooptaakstellingen en taakstellingen op materiële kosten tot verhoging van de productiviteitsnormering.

Desondanks is in het verloop van de tarieven een stijging waarneembaar. Deze zijn het gevolg van onder meer loon- en prijsindexering en doorbelasting van huisvestingskosten.

Overige indicatoren

Treffers bij controles

De mate van selectiviteit van controles bepaalt onder meer de effectiviteit van de AID: het gericht controleren daar waar de kans op overtreding (treffers) zo groot mogelijk is geeft een maximaal effect van het instrument handhaving. De kwaliteit van risicoanalyse beïnvloedt het percentage treffers. Het percentage treffers bij de selecte controles is een indicator voor de kwaliteit van het product controle.

Het aantal treffers bij controles ligt de afgelopen jaren een stuk hoger dan de norm maar is wel vrij constant. Dit komt onder meer doordat er binnen een aantal vakgebieden veel wordt gewerkt op basis van meldingen en risicoanalyse. Doordat de AID een omslag maakt naar meer effectgericht handhaven, is deze indicator niet meer voor alle soorten controles geschikt. Er worden doelmatigheidsindicatoren voor de nieuwe organisatie ontwikkeld. Daarbij wordt rekening gehouden met nieuwe manieren van handhaven en de gevolgen daarvan voor het definiëren van relevante prestatie-indicatoren.

Tijdigheid verificaties TAB

Op basis van risicoanalyse is door de betaalorganen en/of de Europese Commissie bepaald dat verificaties binnen een bepaalde periode uitgevoerd moeten worden. Het percentage tijdig uitgevoerde verificaties is een indicator voor de kwaliteit van het product verificatie.

Kwaliteit

Met betrekking tot de kwaliteit van de AID worden – naast monitoring met behulp van de genoemde indicatoren – ook kwaliteitsaudits uitgevoerd door onder meer de interne auditafdeling, die nagaat of er conform de wet- en regelgeving en voorgeschreven processen door de AID wordt gewerkt. Daarnaast voert de Europese Commissie ten aanzien van betaalorgaanactiviteiten inspecties uit op de werkwijze en uitvoering van de AID.

Ziekteverzuim

De normering voor het ziekteverzuim is op de Verbaannorm afgestemd en beweegt derhalve mee met onder andere de demografische samenstelling van het personeelsbestand.

 

Realisatie 2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Gegronde klachten op het aantal gecontroleerden

0,78 per 10 000

0,80

0,80

0,80

0,80

0,80

0,80

Goedkeurende accountantsverklaring

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Gemiddelde kostprijs (€ / uur)

86,50

92,10

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Gerealiseerde verkoopbare uren als percentage totale aanbod productieve formatie (%)

100

100

100

100

100

100

100

Ziekteverzuim (%)

4,9

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

Treffers bij selecte controles (%)

21,83

15

15

15

15

15

15

Tijdigheid uitgevoerde verificaties (%)

79

90

90

90

90

90

90

Kosten per controle (€ / uur)

n.t.b.

895

895

895

895

895

895

Kosten per verificatie (€ / uur)

n.t.b.

595

595

595

595

595

595

Kosten per onderzoek (€ / uur)

n.t.b.

315 000

315 000

315 000

315 000

315 000

315 000

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

De Dienst Landelijk Gebied is een uitvoerende dienst van LNV die in opdracht van het Rijk, Provincies, en andere overheden beleid voor het inrichten van groene gebieden voor Natuur, Recreatie, Milieu en Landbouw, vertaalt naar uitvoering in concrete projecten. Met ingang van 1 januari 2007 en de inwerkingtreding van de Wet Inrichting Landelijk Gebied zijn de provincies de grootste opdrachtgever van DLG. DLG verwerft hiervoor gronden, richt die gronden opnieuw in en draagt gebieden vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en agrariërs. Daarnaast worden geldstromen bij elkaar gebracht. DLG zoekt naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Als EU-betaalorgaan is DLG verantwoordelijk voor het uitbetalen van een breed scala aan POP-regelingen.

De producten van DLG ten behoeve van provincies en LNV zijn gericht op uitvoeren van beleid wat is vastgelegd in de WILG en in de LNV Begroting.

De Visie en Strategie van DLG 2008–2011 geeft richting aan de ambitie om de autoriteit op het terrein van gebiedsontwikkeling voor alle overheden te zijn. DLG onderscheidt zich doordat zij in staat is een opdracht – in zijn geheel – van plan tot oplevering uit te voeren.

De kracht van DLG ligt in de combinatie van het kennen van het gebied, het kennen van de mensen in het gebied en het kennen van het beleid van verschillende overheden.

DLG werkt aan vele en diverse gebiedsgerichte projecten in het landelijk gebied. Waar voorheen projecten een lange looptijd hadden, zijn de landinrichtingsprojecten tegenwoordig opgeknipt in termijnen met kortere doorlooptijden. Daarbij worden steeds vaker nieuwe media als internet en GIS-visualisaties ingezet.

DLG koopt grond aan voor de realisatie van de EHS. DLG stimuleert en begeleidt grondeigenaren zoveel mogelijk om gronden vrijwillig te ruilen. Eén derde van de groenprojecten van DLG ligt binnen een straal van 10 km van de grote steden. DLG helpt steden (zoals Rotterdam en Breda) met ontwikkelingsgericht werken, PPS-constructies en anticiperend aankopen, de groenprojecten in de stadsranden te realiseren.

De producten / diensten van DLG zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Bedrijfsproces

Product / Dienst

1. Omzetten grond

1.1 Verwerving grond

 

1.2 Vervreemding grond

 

1.3 Exploitatie grond

2. Inrichten landelijk gebied

2.1 Planvorming

 

2.2 Planuitvoering

3. Uitvoeren subsidieregelingen

3.1 Adviezen aanvragen

 

3.2 Uitvoering subsidieregelingen

4. Adviseren

4.1 Advisering algemeen en beleid

 

4.2 Informatieverstrekking

De grondtransacties die plaatsvinden in het bedrijfsproces Omzetten grond (1.) worden verricht door de ZBO Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). De medewerkers van DLG voeren de werkzaamheden uit voor BBL.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

111 940

107 306

94 977

90 451

87 464

92 071

92 071

Opbrengst overige departementen

6 455

7 066

5 806

5 876

5 720

5 782

5 793

Opbrengst derden

21 159

10 599

25 532

25 760

25 249

18 952

18 988

Rentebaten

13

150

50

50

50

50

50

Vrijval uit voorzieningen

498

      

Totale baten

140 065

125 116

126 365

122 137

118 483

116 855

116 902

        

Lasten

       

Apparaatskosten

       

* personele kosten

89 847

79 343

82 663

78 837

77 094

75 911

76 553

* materiële kosten

43 626

37 031

37 152

37 150

35 539

35 494

34 949

Rentelasten

754

933

500

500

450

400

400

Afschrijvingskosten

       

* materieel

1 393

1 795

1 650

1 450

1 400

1 350

1 300

* immaterieel

4 212

5 914

4 300

4 100

3 900

3 600

3 600

Dotaties aan voorzieningen

162

100

100

100

100

100

100

Totale lasten

139 994

125 116

126 365

122 137

118 483

116 855

116 902

        

Saldo van baten en lasten

71

0

0

0

0

0

0

Baten

Opbrengst moederdepartement

Het moederdepartement geeft jaarlijks een opdracht aan DLG, zoals afgesproken in het aansturingprotocol «opdrachtgever van het Rijk voor DLG, inclusief de inzet van DLG voor BBL». Deze opdracht omvat ten eerste de werkzaamheden die DLG, als onderdeel van de afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies in de bestuursovereenkomsten, verricht ten behoeve van de provinciale overheden. Ten tweede omvat deze opdracht de levering van producten en diensten direct aan LNV. In de opdracht wordt vastgesteld welke diensten en producten DLG levert en welke bijdrage van het moederdepartement hiervoor wordt ontvangen.

Opbrengst overige departementen en derden

De opbrengsten overige departementen hebben voornamelijk betrekking op het ministerie van Verkeer en Waterstaat en samenwerkingsverbanden tussen diverse departementen.

Daarnaast wordt door de provincies over de periode 2011–2013 € 6,5 mln. per jaar extra bijgedragen ter dekking van de hogere uitvoeringskosten van het ILG.

Rentebaten

DLG ontvangt rekening rente op het saldo Rekening-Courant gelijk aan de Euribor minus 1%. Momenteel is de stand van de Euribor nog steeds lager dan 1%. Als gevolg daarvan is er slechts € 50 000 aan rentebaten begroot.

Bijzondere baten

DLG voorziet geen bijzondere baten in zijn begroting.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten voor 2011 zijn gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 1 222 fte in 2011. De prijs per fte is begroot op € 65 600.

De gemiddelde bezetting voor inhuur is voor 2011 en verder begroot op 25 fte. De prijs per fte inhuur is begroot op € 100 000. De inhuur bedraagt 3% (€ 2,5 mln.) van de kosten voor ambtelijk personeel

Materiële kosten

De materiële kosten voor 2011 worden op € 33,9 mln. begroot. De grootst kostenpost vormen de huisvestingskosten. De huur bedraagt in 2011 € 9,7 mln. De kosten met betrekking tot het beheer door DICTU worden in 2011 naar verwachting € 1 mln. als gevolg van de vernieuwing kantoorautomatisering dat een lager tarief voor pc’s met zich mee zal brengen. Tevens is rekening gehouden met het aandeel van € 1 mln. generieke afschrijvingskosten voor de implementatie van eBS bij LNV.

Automatiseringskosten

658

Huisvestingskosten

14 831

Kantoorkosten

1 880

Reis- en verblijfkosten

3 843

Opleidinskosten

1 566

DICTU-beheerskosten

8 350

Overige kosten

1 725

Additionele kosten LNV1

3 299

EBS-generiek

1 000

Totaal

37 152

XNoot
1

N.B. Additionele kosten LNV maakt geen onderdeel uit van het DLG-tarief. DLG stuurt erop dat de additionele kosten LNV niet hoger zijn dan de additionele opbrengsten die DLG van LNV krijgt toegewezen voor de uitvoer van projecten.

Rentelasten

De rentelasten zijn gebaseerd op de uitstaande en nog af te roepen leningen op basis van de goedgekeurde Meerjarige investeringsbegroting 2011–2015. DLG houdt geen rekening met rentelasten als gevolg van tijdelijk «rood staan» op de Rekening-Courant.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële vaste activa zijn gebaseerd op de huidige afschrijvingen plus de afschrijvingskosten als gevolg van nog te activeren vaste activa.

De (im)materiële vaste activa worden als volgt afgeschreven:

Computer software

4 jaar

Overige immateriële vaste activa

4 jaar

Verbouwingen

10 jaar

Inventaris en installaties

7 jaar

Vervoermiddelen

5 jaar

Overige materiële vaste activa

3 jaar

Dotaties aan voorzieningen

In 2011 en verder is € 100 000 begroot voor dotaties aan voorzieningen. Deze post is opgenomen ten behoeve van dotatie aan bestaande voorzieningen voor aansprakelijkheid of dubieuze debiteuren.

Bijzondere lasten

DLG voorziet geen bijzondere lasten in zijn begroting.

Saldo van baten en lasten

De begroting 2011–2015 is meerjarig sluitend.

Kasstroomoverzicht 2011

Bedragen in € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekeningcourant RIC 1 januari

8 192

3 320

5 392

6 404

7 341

8 216

8 424

2.

Totaal operationele kasstroom

2 767

7 709

5 950

5 550

5 300

4 950

4 900

3a.

– /– totaal investeringen

3 589

5 360

9 010

5 396

2 941

3 035

2 890

3b.

+ totaal boekwaarde desinvesteringen

1 532

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

–  2 057

– 5 360

– 9 010

– 5 396

– 2 941

– 3 035

– 2 890

4a.

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4b.

+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c.

–/– aflossingen op leningen

6 464

5 637

4 938

4 613

4 424

4 742

3 829

4d.

+ beroep op leenfaciliteit

882

5 360

9 010

5 396

2 941

3 035

2 890

4.

Totaal financieringskasstroom

– 5 582

– 278

4 072

783

– 1 483

– 1 707

– 939

5.

Rekeningcourant RIC 31 december (incl. deposito)

3 320

5 392

6 404

7 341

8 216

8 424

9 495

De ontwikkeling van de kasstromen is gebaseerd op de door LNV goedgekeurde Meerjarige Investeringsbegroting 2011–2015. Op basis van deze begroting zijn de afschrijvingskosten, aflossing op de leningen en beroep op de leenfaciliteit berekend.

De hogere investeringen in 2011 worden veroorzaakt door een geplande verbouwing aan huisvesting waarbij verschillende kantoren in 1 kantoor worden gehuisvest (€ 3,6 mln.)

Overzicht doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen voor het jaar 2011
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Kostprijzen per product (groep)

– 

      

Tarieven/uur

€ 101,22

€ 108,80

€ 106,60

€ 105,61

€ 102,81

n.t.b.

n.t.b.

Omzet* per produktgroep (pxq)

       

Verwerving en vervreemding grond

22 644

11 748

21 974

21 112

20 645

20 863

20 901

Exploitatie grond

1 523

2 350

1 477

1 420

1 388

1 403

1 405

Plan vorming

23 094

18 796

22 411

21 532

21 056

21 278

21 317

Plan uitvoering

41 110

52 864

39 894

38 330

37 482

37 877

37 947

Adviezen aanvragen

6 675

12 922

6 478

6 224

6 086

6 150

6 162

Uitvoeren subsidieregelingen

10 047

7 049

9 750

9 367

9 160

9 257

9 274

Adviezen algemeen en beleid

24 448

11 748

23 725

22 795

22 290

22 525

22 566

Informatieverstrekking

1 499

– 

1 455

1 398

1 367

1 381

1 384

Totaal

131 040

117 475

127 163

122 178

119 476

120 733

120 955

        

FTE-totaal (excl externe inhuur)

1 352

1 263

1 202

1 162

1 170

1 170

1 170

Saldo van baten en lasten (%)

0,05%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

        

Klanttevredenheid

6,9

– 

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

XNoot
*

excl additionele opbrengsten

Toelichting op doelmatigheidsindicatoren

  • Kostprijzen per product(groep): Het kostprijsmodel van DLG is gebaseerd op uren en niet op kosten. De kosten zijn niet direct te relateren aan een product.

  • Tarieven/ uur: In het kostprijsmodel van DLG is het gemiddelde tarief per uur gebaseerd op de kosten (excl. additionele kosten) gedeeld door het aantal direct productieve uren.

  • Omzet per productgroep: De omzet per productgroep is de omzet (excl. additionele opbrengsten) toegerekend naar het aandeel directe uren per product.

  • FTE-totaal (excl. externe inhuur): Geeft het aantal fte weer dat DLG ultimo boekjaar (t) in dienst heeft.

  • Saldo van baten en lasten (%): Geeft de verhouding (in %) weer van de totale lasten gedeeld door de totale baten per boekjaar (t).

  • Klanttevredenheid: De klanttevredenheid wordt eenmaal per twee jaar door een onafhankelijk bureau gemeten onder opdrachtgevers en stakeholders van DLG.

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

Dienst Regelingen is sinds 1 januari 2006 een baten-lastendienst van het Ministerie van LNV. Samen met enkele andere uitvoerende organisaties van het Ministerie is DR de «huisuitvoerder» van LNV-regelingen. Het departement van LNV is veruit de belangrijkste opdrachtgever van DR. Daarnaast tracht DR om door haar expertise op het gebied van met name de uitvoering van «Europese Regelingen»en als facilitair bedrijf bij crises, ook voor andere overheden een bruikbare partij te zijn. DR wil daarbij partner in beleid zijn voor opdrachtgevers vanuit een transparante en zakelijk verhouding. De opdrachten van DR betreffen met name:

  • De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

  • Identificatie en Registratie van dieren, relaties en bedrijven;

  • Vergunningen en ontheffingen;

  • Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

  • Het plattelandsontwikkelingsgebied;

  • Het mestbeleid;

  • De crisisbestrijding.

Enerzijds gaat het om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijv. de Bedrijfstoeslagregeling), waarbij de subsidieverkrijger «direct voordeel» heeft bij de uitvoering. Anderzijds betreft het de uitvoering van «regulerende regelingen» (bijv. in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook organisaties op het gebied van de natuurbescherming.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

slotwet

Vastgestelde begroting

     

Baten

       

opbrengst moederdepartement

155 768

126 609

107 690

109 903

110 228

105 643

105 643

opbrengst overige departementen

4 294

5 300

5 300

5 300

5 300

5 300

5 300

opbrengst derden

17 013

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

rentebaten

150

200

200

200

200

200

200

bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totale baten

177 225

148 109

129 190

131 403

131 728

127 143

127 143

        

Lasten

       

apparaatskosten

       

–  personele kosten

84 613

79 870

65 803

68 528

69 646

69 481

69 481

–  materiele kosten

72 794

43 539

47 087

47 675

48 982

46 662

46 662

rentelasten

1 422

1 900

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

afschrijvingskosten

       

–  materieel

795

1 300

600

600

600

600

600

–  immaterieel

14 310

21 500

14 700

13 600

11 500

9 400

9 400

Overige kosten

       

–  dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

–  bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totale lasten

173 934

148 109

129 190

131 403

131 728

127 143

127 143

        

Saldo van baten en lasten

3 291

0

0

0

0

0

0

Baten

De opbrengst moederdepartement betreft het beschikbare budget voor de uitvoering van de LNV-opdrachten. De begroting DR is hiermee in overeenstemming gebracht. De drie grootste clusters van regelingen die door DR worden uitgevoerd zijn het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Nieuw Mestbeleid (NMB) en Programma Beheer.

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op de uitvoering van regelingen in opdracht van o.m. de Ministeries van VROM en BZK.

De opbrengst derden betreffen onder meer de opbrengsten uit hoofde van I&R activiteiten, Grondkamers, opdrachten voor gemeenten en overige opdrachtgevers.

De rentebaten hebben betrekking op de rentevergoeding over het saldo van de rekening-courant en deposito’s bij het Ministerie van Financiën.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel de vaste als tijdelijke formatie. Het gemiddeld aantal ambtelijke medewerkers (tijdelijk en vast) komt uit op circa 1 115 fte tegen een normprijs van € 59 016.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen € 47,1 mln. en hebben betrekking op de huisvestingskosten (huurkosten, schoonmaak, onderhoud installaties, energiekosten etc.), automatiseringskosten, logistieke kosten, diensten derden en overig personeelsgebonden kosten (opleiding, reis- en verblijfkosten e.d.).

Rentelasten

De in de staat van baten en lasten opgenomen rentelasten betreffen de rentelasten die voorvloeien uit het beroep op de leenfaciliteit voor financiering van investeringen in vaste activa. Daarbij is voor nieuw af te sluiten leningen uitgegaan van een rente die varieert van 2,7% tot 3,5%. De thans afgesloten en aan het begin van het begrotingsjaar nog niet volledig afgeloste leningen kennen een percentage dat varieert van 3,0 tot 5,14%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten worden begroot op € 15,3 mln. onderverdeeld in € 14,7 mln. immateriële vaste activa en € 0,6 mln. materiële vaste activa. De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde met de volgende afschrijvingstermijnen:

Verbouwingen

10 jaar

Kantoorinventaris

7 jaar

Software

4 jaar

(Kantoor)machines en installaties

7 jaar

Transportmiddelen

5 jaar

Verbouwingen, kantoorinventaris, (kantoor)machines en installaties en transportmiddelen vallen onder de materiële vaste activa. De immateriële vaste activa betreffen met name de ICT-systemen die voor de uitvoering van de regelingen benodigd zijn. Vanwege het aflopen van de afschrijvingstermijnen op grote investeringen die de afgelopen jaren gedaan zijn, o.a. ten behoeve van de bedrijfstoeslagregeling (GLB/BTR), neme de afschrijvingskosten op immateriële vaste activa de komende jaren verder af.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekeningcourant RHB 1 januari + depositorekeningen

4 536

23 181

18 452

19 438

20 044

17 643

14 755

2.

Totaal operationele kasstroom

25 226

22 800

15 300

14 100

11 700

9 800

4 800

3a

– /– totaal investeringen

– 10 332

– 16 000

– 15 000

– 15 000

– 15 000

– 13 000

– 6 000

3b

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

4 737

132

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5 595

– 15 868

– 15 000

– 15 000

– 15 000

– 13 000

– 6 000

4a

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4b

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c

– /– aflossingen op leningen

– 21 786

– 17 661

– 14 314

– 13 494

– 14 101

– 12 688

– 15 051

4d

+ beroep op leenfaciliteit

20 800

6 000

15 000

15 000

15 000

13 000

6 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 986

– 11 661

686

1 506

899

312

– 9 051

5.

Rekeningcourant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (max. roodstand 0,5 milj. €)

23 181

18 452

19 438

20 044

17 643

14 755

4 504

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, de afschrijvingen en de mutatie in het werkkapitaal. Er is in bovenstaand overzicht rekening gehouden met een meerjarig sluitende begroting. De afname in de operationele kasstroom houdt verband met de verlaging van het investeringsniveau de komende jaren en de daarmee samenhangende verlaging van de afschrijvingskosten.

De investeringen in 2011 betreffen grotendeels uitgaven aan immateriële vaste activa. Daarnaast wordt geïnvesteerd in inventaris en verbouwingen.

Overzicht doelmatigheids- en kwaliteitsindicatoren

Overzicht doelmatigheids indicatoren

2011

2012

2013

2014

2015

Tarieven/uur1

     

Voorcalculatorisch integraal uurtarief

€ 94,35

€ 98,10

€ 96,70

€ 93,50

€ 89

Index ten opzichte van 2009 (2009 = 100)

100,6

104,6

103,1

99,7

94,9

Omzet per produktgroep(x € 1 000)2

     

Totaal omzet

128 990

131 203

131 528

126 943

126 943

Omzet Europese : Nationale regelingen

75 : 25

75 : 25

75 :25

75 : 25

75 : 25

Omzet Subsidieregelingen : Overige regelingen

70 : 30

70 : 30

70 : 30

70 : 30

70 : 30

FTE-totaal

     

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1 115

986

986

986

986

Saldo van baten en lasten (%)3

     

Saldo van baten en lasten

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Productiviteit4

     

Facturabele/productieve uren

78%

79%

80%

81%

82%

Uitvoeringskosten per opdracht (x € 1 mln.)5

     

Totaal GLB

48

48

48

48

48

Totaal Programma Beheer

30

27

20

20

20

Totaal NMB

20

20

20

20

20

XNoot
1

De tarieven/uur betreft het voorcalculatorisch uurtarief. Als basisjaar is 2009 genomen.

XNoot
2

In het meerjarige beeld is rekening gehouden een gelijkblijvende inzet op het GLB-gebied. Als subsidieregeling zijn aangehouden die regelingen waarbij de beoogde output het al dan niet toekennen van een subsidie is. De verhouding in 2011 is bij deze indicator structureel doorgetrokken.

XNoot
3

Er wordt rekening gehouden met een meerjarig sluitende begroting.

XNoot
4

Hoe hoger de facturabiliteit van de uren, hoe gunstiger dit is voor het tarief. De facturabiliteit zal de komende jaren toenemen.

XNoot
5

Het totaal van de uitvoeringskosten van de drie grootste opdrachten op basis van de voorlopige offerte 2011. In 2011 & 2012 is sprake van hogere uitvoeringskosten Programma Beheer; dit vanwege omvormingskosten Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).

Overzicht kwaliteitsindicatoren

2011

2012

2013

2014

2015

Gegrond verklaarde bezwaarschriften (%)1

25%

25%

25%

25%

25%

Afgehandelde bezwaarschriften binnen wettelijke termijn

95%

95%

95%

95%

95%

Mate van naleving contractafspraken uitvoering naar kosten en kwaliteit DR2

98%

98%

98%

98%

98%

Aandeel digitaal verwerkte aanvragen DR3

80%

90%

90%

90%

90%

Doorlooptijd van de aanvraag DR4

98%

98%

98%

98%

98%

Betaalschema BTR5

80%

80%

85%

85%

85%

Klanttevredenheid begunstigden DR6

7

7

7

7

7

XNoot
1

Deze indicator betreft de gegrond verklaarde bezwaarschriften afgezet tegen het totaal aantal bezwaarschriften.

XNoot
2

DR voert haar opdrachtenpakket uit binnen de door de opdrachtgever vastgestelde contractafspraken. Uitgangspunt hierbij is de oorspronkelijke offerte inclusief het door de opdrachtgever goedgekeurde meer of minderwerk.

XNoot
3

DR wil de dienstverlening naar de doelgroep optimaliseren door zoveel mogelijk informatie digitaal uit te wisselen. Dit zorgt voor lagere administratieve lasten en minder fouten. De indicator heeft betrekking op de aanvragen die binnen de GDI worden ingewonnen.

XNoot
4

Onder doorlooptijd wordt de vastgestelde (wettelijke) termijn verstaan tussen het indienen van een aanvraag en ontvangen van een beschikking.

XNoot
5

Uitbetaling van de BTR vindt plaats binnen de vastgestelde EU regelgeving. Betaling van de BTR vindt uiterlijk 1 juni van het opvolgende jaar plaats. Deze indicator geeft het uitbetalingspercentage weer op 31 december van het begrotingsjaar.

XNoot
6

DR hecht veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroep. Deze indicator is het resultaat van een klanttevredenheidsonderzoek dat 1x per twee jaar wordt gehouden.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Profiel

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is binnen het Ministerie van LNV verantwoordelijk voor het leveren van ICT services en -ondersteuning aan alle onderdelen van het ministerie. Daarnaast levert DICTU ondersteuning aan enkele aan het ministerie aanverwante PBO’s en ZBO’s

De missie van DICTU luidt: «De Dienst ICT Uitvoering draagt bij aan het succes van LNV door te zorgen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kostenefficiënte ICT services die de bedrijfsprocessen van LNV optimaal ondersteunen».

DICTU levert aan haar opdrachtgevers de volgende ICT services:

  • Applicatiebeheer en ontwikkeling;

  • Inrichting en beheer van werkplekken;

  • Beheer van de technische infrastructuur.

Voor 2011 hebben met name de (verdere) outsourcing van het applicatiebeheer en de applicatie-ontwikkeling alsmede het verder stroomlijnen van de nieuwe organisatie die in 2010 door het afronden van het reorganisatietraject is ontstaan impact op de begroting.

Begroting van baten en lasten

 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Baten

       

Opbrengst moederdepartement:

112 065

119 430

99 276

83 446

73 382

73 382

73 382

Opbrengst derden

2 263

0

812

674

673

673

673

Rentebaten

 

0

0

0

0

0

0

Buitengewone baten

 

0

0

0

0

0

0

Exploitatiebijdragen

 

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

114 328

119 430

100 088

84 120

74 055

74 055

74 055

        

Lasten

       

Apparaatskosten:

       

–  Ambtelijk personeel

21 732

19 090

18 150

17 800

16 943

16 943

16 943

–  Overig personeel

49 555

31 063

21 391

19 500

13 568

13 568

13 568

–  Diensten derden

6 688

8 730

34 767

30 000

27 479

27 479

27 479

–  Exploitatiekosten

20 413

13 900

6 341

5 237

4 528

4 528

4 528

–  Kosten Bijzondere dienstverlening

5 101

25 282

5 075

643

221

221

221

–  Huisvesting

1 826

3 570

3 806

3 570

3 570

3 570

3 570

Rentelasten

1 141

1 700

945

784

1 162

1 162

1 162

Afschrijvingskosten:

       

–  Conversielening Materieel

2 767

1 959

959

199

0

0

0

–  Investeringen Materieel

2 270

4 729

2 309

1 305

1 504

1 504

1 504

–  Investeringen Immaterieel

2 602

9 407

6 162

5 082

5 080

5 080

5 080

Totaal lasten

114 095

119 430

99 905

84 120

74 055

74 055

74 055

        

Saldo van baten en lasten

233

0

183

0

0

0

0

Baten

Opbrengst moederdepartement

DICTU levert ICT gerelateerde diensten aan de LNV organisatie. Deze diensten variëren van hardware ten behoeve van de werkplek tot projectleiding voor een ontwikkelingstraject

De verdeling per productgroep wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Productgroep x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Applicatie Services

52 140

43 871

53 274

43 685

35 448

35 448

35 448

Werkplek Services

22 825

23 010

19 191

15 737

15 003

15 004

15 004

Infra

22 757

19 230

17 142

14 056

13 707

13 706

13 706

Detachering

246

0

0

0

0

0

0

Bijzondere dienstverlening/overig

16 360

33 319

10 481

10 642

9 898

9 898

9 898

Totaal

114 328

119 430

100 088

84 120

74 055

74 055

74 055

Opbrengsten worden gegenereerd door de producten en / of uren die DICTU levert te vermenigvuldigen met de vigerende tarieven of worden op basis van fixed price afgegeven. In de paragraaf prestaties zijn de begrote aantallen producten en / of uren vermeld. Naast opbrengsten voor standaard dienstverlening biedt DICTU ook specifieke diensten aan onder de noemer «Bijzondere dienstverlening». Dit betreft o.a. specifieke inhuur of hardware.

Opbrengst derden

Het bovengenoemde bedrag aan omzet is inclusief de ICT dienstverlening aan ZBO’s en PBO’s. Hieronder vindt U de specificatie .

Productgroep x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Werkplek Services

2 263

800

812

674

673

673

673

Totaal

2 263

800

812

674

673

673

673

Lasten

Ambtelijk Personeel en Overig personeel

In het kader van de algemene bezuinigingstaakstellingen zal DICTU efficiënter haar resources aanwenden om toch aan de vraag naar de producten van DICTU te kunnen voldoen. Daarnaast zal DICTU, op haar weg naar een regie-organisatie, een steeds groter deel van haar dienstverlening outsourcen. Door dit alles zal het personeelsbestand van DICTU uiteindelijk verder moeten krimpen. Deze krimp wordt gerealiseerd door gericht te sturen op uitstroom van extern personeel.

Onderstaand schema geeft over 2009 de realisatie weer in vergelijking met de huidige prognose voor 2010 en 2011.

Personeel en overig personeel

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Gem loonsom

73

75

76

74

75

75

75

int fte

297

255

239

239

225

225

225

Gem loonsom

161

163

132

131

132

132

132

ext fte

307

191

162

149

103

103

103

Exploitatiekosten

De post exploitatiekosten bestaat voornamelijk uit onderhoudscontracten ten behoeve van infrabeheercomponenten. De exploitatielast neemt in 2011 af ten opzichte van de begroting 2010. Dit heeft een relatie met het gericht sturen op de uitstroom van extern personeel.

Nadat in 2009 en 2010 tariefreductie bij externe inhuur een speerpunt was in het DICTU inkoopbeleid zal in 2011 ook bijzondere aandacht worden besteed aan beheercontracten en de mogelijke uitbesteding daarvan.

Huisvestingskosten

De huisvestingskosten van DICTU bestaan uit:

  • huurkosten hoofdkantoor Den Haag

  • huurkosten rekencentrum Assen

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financiering van de vaste activa d.m.v. leningen en de financiering van het werkkapitaal dmv de rekening courant. In de begroting is uitgegaan van een reductie van het werkkapitaal door een meer stringent debiteurenbeheer.

Afschrijvingskosten en grondslagen Activa

Afschrijvingskosten bestaan uit de door DICTU overgenomen activa als gevolg van de overgedragen activa vanuit de overige baten-lastendiensten en het concern van LNV per 1 januari 2008 voor de hardware en per januari 2009 voor de immateriële vaste activa.

Daarnaast activeert DICTU generieke immateriële vaste activa voor het LNV concern en brengt de kapitaallasten (rente en afschrijvingen) in rekening bij opdrachtgevers.

Afschrijvingstermijnen variëren van 4 tot 5 jaar, afhankelijk van de activa categorie.

Saldo Baten en lasten

Gedurende de jaren laat het saldo baten en lasten een gelijkmatig beeld van 0 of licht positief zien.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekening courant RHB 1 januari

9 724

0

0

0

0

0

0

2a.

saldo van baten en lasten

– 550

0

183

0

0

0

0

2b.

gecorrigeerd voor afschrijvingen

6 678

16 095

9 430

6 585

6 584

6 584

6 584

2c.

gecorrigeerd voor mutaties in werkkapitaal

– 9 724

0

5 041

6 415

5 416

5 416

5 416

2.

Totaal operationele kasstroom

– 3 596

16 095

14 654

13 000

12 000

12 000

12 000

3a.

– /– totaal investeringen

– 22 814

– 25 000

– 12 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

3b.

+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 22 814

– 25 000

– 12 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

– 10 000

4a.

– /– uitkering aan moederdepartement

550

0

0

0

0

0

0

4b.

+ storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

4c.

– /– aflossingen op leningen

– 6 678

– 16 095

– 14 654

– 13 000

– 12 000

– 12 000

– 12 000

4d.

+ beroep op leenfaciliteit

22 814

25 000

12 000

10 000

10 000

10 000

10 000

4.

Totaal financieringskasstroom

16 686

8 905

– 2 654

– 3 000

– 2 000

– 2 000

– 2 000

5.

Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

0

0

0

0

0

0

0

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, afschrijvingen en de mutaties werkkapitaal.

De investeringskasstroom bestaat uit investeringen van materiële vaste activa en immateriële vaste activa, zoals software, hardware en infrastructuur.

De verwachting is dat de eerder voor 2010 geplande reductie in het aantal werkplekken zal doorschuiven en in 2011 /12 wellicht zichtbaar wordt. Dictu handhaaft de prognose voor de kaderbegroting op 9 000 werkplekken. De juiste mix van werkplekken is bepalend voor een eventuele besparing op werkplekken bij de klant.

Infra abonnement zal afnemen en meer integraal gericht capaciteitsmanagement zal hier een bijdrage aan leveren.

Het is de verwachting dat in 2011 Applicatiebeheer (vnl outsourcinsdeel) zal stijgen door stijging van het aantal applicaties. Door een hogere effectiviteit verwacht DICTU de stijging van het applicatiebeheer te kunnen neutraliseren. Dit effectiviteitseffect is toegerekend aan de DICTU ICT taakstelling. Het gevolg van meer outsourcen wordt zichtbaar in een lager aantal beheer- en ontwikkeluren.

Doelmatigheid

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Generieke deel

       

1. Kostprijzen per product (groep)

       

a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)

2 450

2 225

2 200

2 200

2 200

2 200

2 200

b. Aantal basiswerkplekken

9 522

9 000

9 000

7 470

7 470

7 470

7 470

c. Infrastructuur (x € 1 K)

22 757

19 230

17 142

14 228

13 707

13 707

13 707

d. Productieve uren applicaties.

292 000

282 000

254 000

211 000

211 000

211 000

211 000

        

2.Tarieven/uur

       

a. Projectleiding/Delivery Manager

142

138

139

139

139

139

139

        

b. Senior medew. (Ontwerp en Kwal. begeleiding)

142

132

133

133

133

133

133

b. Senior medew. (beheer)

  

130

130

130

130

130

c. Medior medew. (bouw)

117

107

108

108

108

108

108

d. Junior medew. (Beheer)

103

98

94

94

94

94

94

d. Junior medew. (test )

97

97

98

98

98

98

98

        

3.Omzet per prod.groep (pxq)

       

A. Werkplekservices

22 825

23 010

19 191

15 737

15 003

15 004

15 004

B. Infrastructuur

22 757

19 230

17 142

14 056

13 707

13 707

13 707

C. Applicatieservices incl.outsourcing en ontw.

52 140

43 871

53 274

43 685

35 448

35 448

35 448

D. Overige doorbelastingen (incl. inhuur) in 2010 incl. eenmalig WPO Migratie.

16 606

33 319

13 181

10 642

9 898

9 898

9 898

Totaal

114 328

119 430

102 788

84 120

74 055

74 055

74 055

        

4. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur)

297

266

239

239

225

225

225

        

5. Saldo baten en lasten (%)

+ 0,5 %

+ 0,01 %

+ 0,02%

0%

0%

0%

0%

Kwaliteit

DICTU maakt met haar opdrachtgevers afspraken over betrouwbaarheid en veiligheid van gebruik datalijnen. In de gesprekken met de opdrachtgevers maakt Dictu diverse soorten afspraken over de te leveren kwaliteit van de afzonderlijke opdrachten voor ontwikkeling en beheer. Al deze afspraken zijn te divers om deze als kengetal hier op te nemen.

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Profiel

De opdracht van de Plantenziektenkundige Dienst is het weren, vrijwaren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlands landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.

De PD opereert als kennis-, advies- en auditdienst voor het veld plantgezondheid.

In deze hoedanigheid draagt de dienst bij aan de volgende beleidsdoelen:

  • Het voorkomen dat ziekten en plagen en ongewenste planten binnen Nederland en over de wereld worden verspreid (weren en vrijwaren);

  • De bevordering van een duurzame beheersing van ziekten en plagen (monitoren, beheersen en bestrijden);

  • Borgen van de kwaliteit van uitbestede taken (operationele sturing en operationeel toezicht);

  • Het behoud en de ontwikkeling van kennis op het gebied van plantgezondheid.

De PD realiseert deze beleidsdoelen door:

  • Advisering en vertegenwoordiging in opdracht van LNV op het gebied van fytosanitair, gewasbescherming en natuurbeleid;

  • Kennis- en methodeontwikkeling binnen het werkveld plantgezondheid;

  • Uitvoering van wettelijke taken (o.a. beleidsimplementatie, inspecties, certificaten, operationeel toezicht, diagnoses en beschikkingen);

  • Kaderstellend referentielaboratorium op het gebied van fytosanitaire diagnostiek.

De Plantenziektenkundige Dienst werkt samen met de AID en de VWA toe naar een gefuseerde dienst in 2012.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Baten

       

opbrengst moederdepartement

22 654

16 539

16 710

15 731

15 703

15 705

15 705

opbrengst derden

2 601

2 151

2 151

2 151

2 151

2 151

2 151

rentebaten

33

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

exploitatiebijdrage

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

Totale baten

25 288

18 690

18 861

17 882

17 854

17 856

17 856

        

Lasten

       

apparaatskosten

23 556

17 465

17 725

16 757

16 729

16 731

16 731

personele kosten

12 697

9 947

9 856

9 593

9 691

9 692

9 692

materiële kosten

10 859

7 518

7 869

7 164

7 038

7 039

7 039

rentelasten

147

125

135

125

125

125

125

afschrijvingskosten

1 029

1 100

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

materieel

485

481

486

485

485

485

485

immaterieel

544

619

515

515

515

515

515

overige kosten

       

dotaties voorzieningen

408

      

bijzondere lasten

       

Totale lasten

25 140

18 690

18 861

17 882

17 854

17 856

17 856

        

Saldo van baten en lasten

148

0

0

0

0

0

0

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft een vergoeding voor onder andere de uitvoering van wettelijke taken, adviezen en vertegenwoordiging in opdracht, kennis en methodeontwikkeling.

Bedragen x € 1 000

Omschrijvingen

 

Wettelijke taken, Adviezen en vertegenwoordiging in opdracht Kennis

16 710

Totaal

16 710

 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aantal producten

165 347

132 312

130 825

122 165

121 906

121 921

121 921

Uurtarief x € 1,–

121

125

126

127

127

127

127

Totaal x € 1 000,–

22 654

16 539

16 710

15 731

15 703

15 705

15 705

Opbrengst derden

De opbrengsten derden betreft opdrachten gefinancierd door derden.

 

2009

2010

2011

Aantal producten

Niet bekend

Niet bekend

17 071

Uurtarief x € 1,–

  

126

Totaal x € 1 000,–

  

2 151

Lasten

Personele kosten

De gemiddelde kosten per fte ambtelijk personeel bedragen € 61 800.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan onder andere uit huisvestingskosten (huur, gas, water, elektra), labbenodigdheden, ICT en overig.

Rentelasten

De rentelasten hebben met name betrekking op de leningen waarop de Regeling Baten- en lastendiensten 2007 van toepassing is. De rentepercentages zijn afhankelijk van de looptijd van de leningen en varieert van 2,52% tot 5,55%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn uitgesplitst naar materiële en immateriële afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingstermijn voor automatiseringsapparatuur en datacommunicatie bedraagt 3 jaar. De gebruikte afschrijvingstermijn voor investeringen in inventaris, installaties laboratorium en telecommunicatie is 5 jaar en de afschrijvingstermijn op inventaris is 10 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Er vindt geen dotatie aan de voorzieningen plaats.

Saldo van baten en lasten

Voor de jaren 2011 tot en met 2015 zijn de begrote baten gelijk aan de begrote lasten.

Kasstroomoverzicht 2011

Bedragen x € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)

5 460

4 372

3 372

2 372

2 372

2 372

2 372

2.

Totaal operationele kasstroom

74

0

0

1 000

1 000

1 000

1 000

3a

– /– totaal investeringen

– 627

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

3b

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

3.

Totaal investeringskasstroom

– 627

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

4a

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

4b

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

4c

– /– aflossingen op leningen

– 1 035

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

4d

+ beroep op leenfaciliteit

500

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 535

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 mln. euro)

4 372

3 372

2 372

2 372

2 372

2 372

2 372

De investeringen hebben betrekking op het ontwikkelen en aanpassen van hardware, zodat onder andere wordt voldaan aan de uitkomsten van de instellingseisen baten-lastendiensten.

Prestaties (opdrachten departement en derden)

Uren

Omschrijvingen

2011

2012

2013

2014

2015

Advies en vertegenwoordiging in opdracht

26 197

27 152

28 139

28 139

28 139

Kennis

21 564

23 255

24 101

24 101

24 101

Beleidsimplementatie

32 955

34 597

35 855

35 855

35 855

Beschikkingen

8 536

9 205

9 540

9 540

9 540

Diagnoses

31 120

33 561

34 781

34 781

34 781

Inspecties

25 388

26 499

27 462

27 462

27 462

Toezicht

5 830

6 067

6 288

6 288

6 288

Subtotaal

151 590

160 336

166 166

166 166

166 166

Van bovengenoemde uren bedraagt het aantal uren in opdrachten derden voor 2011 17 071. Dit is een wijziging in presentatie ten opzichte van 2010. In de rijksbegroting 2010 waren alleen de uren van het moederdepartement opgenomen.

De prestaties zijn gebaseerd op de productiviteitscijfers zoals genoemd onder de beheersingsindicatoren.

Voor 2011 wordt de nieuwe producten en dienstencatalogus gepresenteerd. Op moment van opstellen van de begroting was deze nog niet volledig bekend. Voor de PD blijft het merendeel van de producten in stand. Alleen beleidsimplementatie zal opgaan in de andere producten.

In overleg met de opdrachtgevers en eigenaar zijn een aantal prestatiegegevens op het gebied van doelmatigheid en doeltreffendheid afgesproken. Het meerjarenperspectief van de doelmatigheidsindicatoren geeft aan in hoeverre de dienst erin slaagt een zekere mate van doelmatigheid te realiseren. Hierbij is het van belang de indicatoren in hun onderlinge samenhang te bezien.

Beheersingsindicatoren
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1 Bezetting

99%

100%

100%

100%

100%

99%

100%

2 Productiviteit PD

51,2%

51%

52%

55%

57%

57%

57%

3 Aandeel vast personeel

95%

87%

100%

100%

100%

95%

87%

4 Verzuimpercentage

< 5,46%

3,6%

3,6%

3,6%

3,6%

<3,6

3,6%

5 Meldingspercentage

< 1,3%

1,5%

1,5%

1,5%

1,5%

< 1,3%

1,5%

6 Verzuimduur

< 14

<13

<13

<13

<13

< 13

<13

7 Aantal P4 gesprekken

PM%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Toelichting

  • 1. Definities:

    • Bezetting = aanwezig # fte totaal PD, vast en inhuur.

    • Productiviteit = totale uren organisatie minus niet productieve uren organisatie / totale uren organisatie

    • Aandeel vast personeel: het aandeel vast personeel t.o.v. het totaal.

    • Verzuimpercentage = het «ziekteverzuimpercentage» is het aantal verzuimde kalenderdagen (inclusief weekenden) in de observatieperiode enerzijds, gedeeld door de personeelsomvang vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de periode anderzijds.

    • Meldingsfrequentie = de «meldingsfrequentie» geeft het totaal aantal in de observatieperiode aangevangen verzuimgevallen weer ten opzichte van het gemiddeld aantal personeelsleden.

    • Verzuimduur = de «gemiddelde ziekteverzuimduur» geeft het totaal aantal dagen weer dat medewerkers in een bepaalde periode per ziekmelding gemiddeld hebben verzuimd. De gemiddelde verzuimduur in een periode is gelijk aan de som van verzuimuren van de verzuimgevallen die in de periode geëindigd zijn, gedeeld door het aantal van deze gevallen. Het betreft het 12 maandsgemiddelde uit P-Direct.

    • Aantal P4 gesprekken = aantal geregistreerde P4 gesprekken met medewerkers in vaste of tijdelijke dienst per afdeling en PD totaal.

  • 2. De bezetting wordt bepaald door het aantal FTE vast personeel, FTE ingehuurd personeel en FTE consultants.

Doeltreffendheid

De doeltreffendheid van de indicatoren blijkt uit de meerjarencijfers en door de indicatoren in hun onderlinge samenhang te bekijken.

Fytosanitaire indicatoren
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1 Weren

0,20%

0,88%

0,88%

0,88%

0,88%

0,88%

0,88%

2 Monitoren

0,96%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

3 Vrijwaren

0,03%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

4 Notificaties (inkomend)

0,32%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

5 Aantal Quick scans

46

76

76

76

76

76

76

6 Aantal PRA’s

6

5

5

5

5

5

5

Toelichting

  • 1. Definities:

    • Weren = aantal Q-vondsten bij weren/ aantal zendingsinspecties weren x 100%

    • Monitoren = aantal Q-vondsten bij monitoren / aantal bedrijfs- en perceelinspecties monitoring x 100%

    • Vrijwaren = aantal Q-vondsten bij vrijwaren / aantal zendingsinspecties vrijwaren x 100%

    • Notificaties = aantal zendingen afgekeurd door landen / aantal zendingen naar landen x 100%

    • Aantal Quickscans = aantal uitgevoerde Quickscans

    • Aantal PRA’s = aantal uitgevoerde PRA’s

    • Tijdigheid opgelegde maatregel = tijd tussen vastgestelde diagnose en opleggen (=wegsturen naar betrokken team of direct naar lijdend voorwerp) standaardmaatregel

  • 2. Voor een nadere analyse van de status van het fytosanitair systeem in Nederland wordt verwezen naar het rapport fytosanitaire signalering dat in het voorjaar van 2007 is opgeleverd.

Kennis
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1 Expertbijdragen

591

216

216

216

216

216

216

2 Publicaties

60

19

19

19

19

19

19

3 Diagnostische protocollen

78

17

17

17

17

17

17

Toelichting

  • Expert bijdragen = # bijdragen aan vastgestelde expertgroepen

  • Publicaties = # publ. + voordr in/aan vastgestelde lijst vakbladen/congresssen-fora

  • Diagnostische protocollen = Aantal diagnostische protocollen jaar X

Kwaliteit/Klanttevredenheid
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1 Bezwaar

11

16

16

16

16

16

16

2 Klachten

3

8

8

8

8

8

8

3 Klanttevredenheid/Klachten product advies

5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

4 Afgehandelde diagnoses

6 353

      

5 Doorlooptijd notificaties

25

10

10

10

10

10

10

Toelichting

  • Bezwaar = het cumulatief aantal schriftelijk ingediende klachten tegen een beschikking (o.a. een factuur)

  • Klachten = het cumulatief aantal schriftelijk ingediende klachten.

  • Klanttevredenheid/klachten product advies = aantal ontvangen klachten per product (inspecties, audits, diagnoses), aantal juridische procedures (beschikkingen)

  • Afgehandelde diagnoses = aantal afgehandelde diagnoses

  • Doorlooptijd notificaties = het gemiddelde aantal werkdagen tussen diagnose van een Q-vondst en het uitsturen van een notificatie naar het exporterende land.

Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) werkt aan veilig en gezond voedsel, veilige producten en gezonde dieren. Daarvoor brengt de VWA risico’s in beeld, beoordeelt ze, communiceert erover en maakt ze beheersbaar in de samenleving.

De VWA draagt bij aan het beheersen en verminderen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s. Hiertoe bewaakt de VWA de veiligheid van voedsel, consumentenartikelen en diergezondheid in de hele productie- en handelsketen.

De VWA wil haar missie realiseren door het uitoefenen van drie kerntaken, die samen de strategische driehoek vormen:

  • 1. Toezicht op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van voedsel, waren, diergezondheid en dierenwelzijn;

  • 2. Risicobeoordeling en onderzoek: het signaleren en analyseren van (mogelijke) bedreigingen en het uitvoeren van wetenschappelijke risicobeoordeling;

  • 3. Risicocommunicatie: het communiceren over risico’s en het beheersen en verminderen daarvan op basis van betrouwbare informatie.

De VWA werkt samen met de AID en PD toe naar een gefuseerde dienst per 1 januari 2012.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2011

Bedragen x € 1 000
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Baten

       

opbrengst moederdepartement

46 228

19 890

15 946

15 281

12 311

12 314

13 914

opbrengst overige departementen

81 564

80 484

72 537

72 537

72 537

72 537

72 537

opbrengst DGF

1 160

500

500

500

500

500

500

opbrengst derden

55 330

64 949

63 500

63 500

63 500

63 500

63 500

rentebaten

400

0

0

0

0

0

0

overige baten

2 100

0

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totale baten

186 782

165 823

154 483

153 818

150 848

150 851

152 451

        

Lasten

       

apparaatskosten

179 885

157 227

144 535

141 435

139 142

140 336

143 324

–  personele kosten

121 783

105 365

98 556

96 448

94 889

95 700

97 732

–  materiele kosten

58 102

51 862

45 979

44 987

44 253

44 636

45 592

rentelasten

831

986

776

763

638

546

474

afschrijvingskosten

6 656

6 910

8 322

10 770

10 218

9 119

7 803

–  materieel

5 247

3 794

4 151

4 450

4 173

3 567

3 293

–  immaterieel

1 409

3 116

4 171

6 320

6 045

5 552

4 510

overige lasten

       

–  dotaties voorzieningen

812

700

850

850

850

850

850

–  bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totale lasten

188 184

165 823

154 483

153 818

150 848

150 851

152 451

        

Saldo van baten en lasten

– 1 402

0

0

0

0

0

0

Vanaf 2008 is de VWA gestart met een groot aantal maatregelen om de organisatie te versterken tot een moderne en toekomstbestendige dienst. Een dienst, die (inter)nationaal een gezaghebbende en vertrouwenwekkende positie heeft. Een dienst die op pro-actieve en risicogebaseerde wijze slagvaardig en flexibel invulling geeft aan het toezicht, en beschikt over een goed getrainde crisisorganisatie. Dit vergt nog een aantal stappen in het realiseren van maatregelen op het gebied van:

  • Efficiëncy

  • Andere inrichting / tweedelijns toezicht

  • Aanpassen roodvleesconvenant

  • Kostendekkende tarieven

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement ad € 15,946 mln. is als gevolg van de reguliere taakstellingen bijna € 4 mln. lager ten opzichte van 2010.

Opbrengst overige departementen

De opbrengst overige departementen bestaat uit de bijdragen van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). De opbrengst valt ca. € 8 mln. lager uit door beleidsmatige taakstellingen en lagere uitgaven voor toezicht op alcohol en tabak dan de afgelopen jaren gebruikelijk was.

Opbrengst DGF

De opbrengt DGF ad € 0,5 mln. heeft betrekking op de inkomsten voor dierziektebestrijding. De afgelopen jaren zet VWA zich in voor het afhandelen van verdenkingen en bestrijdingen van uitbraken zoals de Q-koorts en Vogelpest.

Opbrengst derden

De opbrengst derden bestaat vooral uit retributie-inkomsten die bij het bedrijfsleven voor keuringen en inspecties in rekening worden gebracht.

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten geraamd.

Overige baten

De overige baten zijn opbrengsten van verlening vergunningen en registraties en uitgevoerde EU projecten.

Bijzondere baten

Er zijn geen bijzondere baten geraamd.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten bestaan uit salarissen, sociale lasten, opleidingskosten en overige direct aan het personeel gerelateerde kosten. De kosten zijn inclusief inhuur derden, practitioners en uitzendkrachten. Totaal bestaat de VWA uit circa 1 484 fte. Dit aantal is inclusief practitioners en exclusief boventalligheid. In 2009 waren 1 562 fte aanwezig. Voor 2010 zijn 1 540 fte’s begroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 zijn ca. 1 420 fte’s begroot per jaar.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan onder andere uit ICT-, reis- en verblijf- en huisvestingskosten. Verder zijn in de materiële kosten opgenomen de bureaukosten, specifieke kosten voor kleding en laboratoriumbenodigdheden en overige algemene kosten.

Rentelasten

De rentelasten zijn gebaseerd op uitstaande leningen voor investeringen. Het rentepercentage van de leningen varieert tussen 1,8 en 5,6.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn de afschrijvingen van investeringen in materiële en immateriële vaste activa. Gebouwen (verbouwingen) worden in 10 jaar afgeschreven, laboratoriumapparatuur en inventaris in 7 jaar, dienstauto’s in 5 jaar en automatiseringsapparatuur, software en systeemontwikkeling in 3 jaar.

Overige lasten

De overige lasten betreffen overige opleidingskosten, overige kosten sociaal flankerend beleid en overige toezichtskosten.

Dotaties aan voorzieningen

Er zijn geen dotaties aan voorzieningen geraamd.

Bijzondere lasten

Er zijn geen bijzondere lasten geraamd.

Saldo van baten en lasten

Voor de jaren 2011 tot en met 2015 zijn de begrote baten gelijk aan de begrote lasten.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
  

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekeningcourant RHB 1 januari 2011 + depositorekeningen

40 667

36 012

38 858

40 286

42 634

45 023

46 165

2.

Totaal operationele kasstroom

10 244

6 910

8 322

10 770

10 218

9 119

7 803

3a

– /– totaal investeringen

– 9 033

– 11 049

– 11 383

– 6 500

– 6 500

– 5 717

– 4 088

3b

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

       

3.

Totaal investeringskasstroom

– 9 033

– 11 049

– 11 383

– 6 500

– 6 500

– 5 717

– 4 088

4a

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

       

4b

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

       

4c

– /– aflossingen op leningen

– 5 866

– 4 064

– 6 894

– 8 422

– 7 829

– 7 977

– 7 320

4d

+ beroep op leenfaciliteit

 

11 049

11 383

6 500

6 500

5 717

4 088

4.

Totaal financieringskasstroom

– 5 866

6 985

4 489

– 1 922

– 1 329

– 2 260

– 3 232

5.

Rekening courant RHB 31 2011 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (max. roodstand 0,5 milj. €)

36 012

38 858

40 286

42 634

45 023

46 165

46 648

De investeringen hebben onder meer betrekking op laboratoriumapparatuur- en installaties. Het gaat hier met name om vervangingsinvesteringen en systeemontwikkeling.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen voor het jaar 2011

Inspecties en keuringsuren

Aantal uren gerealiseerd 2009

Aantal uren 2010

Aantal uren 2011

Aantal uren 2012

Aantal uren 2013

Aantal uren 2014

Aantal uren 2015

Voedselveiligheid

141 105

184 000

140 000

140 000

140 000

140 000

140 000

Productveiligheid

40 816

44 000

45 000

45 000

45 000

45 000

45 000

Drank, horeca en tabak

118 260

98 000

90 000

90 000

90 000

90 000

90 000

Overige inspecties

105 743

161 000

100 000

100 000

100 000

100 000

100 000

(Netto) keuringsuren

348 165

253 000

350 000

350 000

350 000

350 000

350 000

Bestuurlijke boetes

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde

2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

Aantal boetebeschikkingen per wet

       

Warenwet

2 670

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

Tabakswet

3 300

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

Drank- en horecawet

192

200

200

200

200

200

200

Wet Gewasbescherming en Biociden

 

300

300

300

300

300

300

Gezondheid en Welzijnswet voor Dieren

 

50

50

50

50

50

50

Geneesmiddelenwet

 

10

10

10

10

10

10

Aantal bezwaren en beroepen

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde

2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

Bezwaren

1 150

400

400

400

400

400

400

Beroepen

57

100

100

100

100

100

100

Hoger beroep

13

10

10

10

10

10

10

Doelmatigheidsgegevens (indexcijfer 2007 = 100)

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde 2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

Gemiddelde kostprijs per uur

117,8

114,32

115

115

115

115

115

Gemiddelde productieve uren per medewerker

(keuringen en inspecties) 100 (overig)

96,6

100

100

100

100

100

100

Telefonische bereikbaarheid van de VWA

Het beleid van de VWA is een bereikbaarheid van 24 uur per dag, 7 dagen per week voor het melden van klachten inzake product- en voedselveiligheid (meldkamer). Het beleid van de VWA voor het aanvragen van keuringen bij de regiokantoren is bereikbaar zijn tijdens kantooruren. De kantooruren zijn maandag tot en met vrijdag 8.00 tot 17.00 uur, met uitzondering van nationale feestdagen.

Klachten over het handelen van de VWA

Deze indicator heeft betrekking op de uitvoering van het beleid door VWA medewerkers (inclusief facturering VWA). Dit beleid is vastgesteld door beide opdrachtgevers, de ministeries van LNV en VWS. In onderstaande tabel staat het percentage klachten per soort werkzaamheid weergegeven.

Werkzaamheden

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde 2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

 

%

%

%

%

%

%

%

Inspecties

0,01

0,01

0,01

0,01

0,01

0,01

0,01

Monsteranalyses

0,02

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

Keuringen

0,01

0,02

0,02

0,02

0,02

0,02

0,02

Afhandelsnelheid informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen

Het streven is de informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen, die bij de meldkamer van de VWA binnenkomen, binnen 6 weken af te handelen. Voor een deel van deze verzoeken kan de behandeltermijn van 6 weken vaak niet worden gehaald, omdat het afhandelingstraject langer is.

 

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde 2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

Totale hoeveelheid verzoeken en klachten/meldingen

38 322

50 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

Waarvan klachten over voedsel, producten en dieren

4 313

7 000

4 500

4 500

4 500

4 500

4 500

Percentage behandeling verzoeken, klachten/meldingen < 6 weken

93,96%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Bekendheid

VWA maakt een onderscheid tussen spontane en geholpen naamsbekendheid. Op middellange termijn wordt gestreefd naar een spontane naamsbekendheid van 20% en van een geholpen naamsbekendheid van 80%.

 

Realisatie 2009

Streef waarde 2010

Streef waarde 2011

Streef waarde 2012

Streef waarde 2013

Streef waarde 2014

Streef waarde 2015

 

%

%

%

%

%

%

%

Spontaan

16

20

20

20

20

20

20

Geholpen

62

80

80

80

80

80

80

Meetbare gegevens bij de doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2011

Streefwaarde

Planning

Bron

1 % realisatie van afgesproken handhavingsarrangementen

Wordt nog bepaald.

2008

95%

100

2012

nVWA

2 % gegrond verklaarde bezwaren tegen maatregelen nVWA

7

2006–2008

7

5

2012

nVWA - Bestuurlijke boeten

3 Realisatie minimum- controle-frequenties nationaal en EU

100%

2008

100%

100%

2012

nVWA

       

4 Aandeel digitaal verwerkte aanvragen voor exportcontroles

12

2008

80

100

2011

nVWA afd. Vrijwaring & Certificatie

  • 1. Hier wordt de mate waarin met opdrachtgever overeengekomen handhavingsarrangementen worden gerealiseerd weergegeven.

  • 2. Hier wordt het percentage gegrond verklaarde bezwaren tegen optreden c.q. sancties door de nVWA weergegeven.

  • 3. Hier wordt de mate weergegeven waarin voorgeschreven controlefrequenties zijn gerealiseerd.

  • 4. Hier wordt de mate weergegeven waarin aanvragen voor exportcontroles digitaal zijn verwerkt.

5. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Beleidsartikel 21 Duurzaam ondernemen

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

322 986

256 681

235 823

224 142

207 220

207 220

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

23 224

3 497

3 426

3 457

– 1 043

– 1 043

Nieuwe mutaties

      

1. FES Projecten

– 10 420

8 520

6 500

1 500

  

2. Schadevergoedingen PSTVD

3 500

     

3. Verliesdeclaraties Borgstellingsfonds

10 500

     

4. Fijnstofmaatregelen

500

500

14 000

   

5. Biobased Economy

2 000

     

6. Herstelplan Perceelregistratie

4 700

     

7. Glastuinbouw

– 16 300

     

8. Groene Grondstoffen

 

4 000

    

9. Loonbijstelling 2010

2 607

2 316

2 290

2 236

2 237

2 237

10. Overig

2 094

83

448

463

613

– 1 387

Stand ontwerpbegroting 2011

345 391

275 597

262 487

231 798

209 027

207 027

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

30 184

23 246

16 629

11 369

9 369

9 369

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

8 845

4 700

4 700

4 700

200

200

Nieuwe mutaties

      

1. FES Projecten

– 10 420

8 520

6 500

1 500

  

2. Schadevergoedingen PSTVD ers

3 500

     

3. Verliesdeclaraties Borgstellingsfonds

10 500

     

4. Overig

1 000

0

0

0

0

– 2 000

Stand ontwerpbegroting 2011

43 609

36 466

27 829

17 569

9 569

7 569

Toelichting:

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

FES-projecten

Financieel Kader

Post nr. 3

3

Verliesdeclaraties Borgstellingsfonds

Financieel Kader

Post nr. 7

5

Biobased Economy

Financieel Kader

Post nr. 10

7

Glastuinbouw

Financieel Kader

Post nr. 8

9

Loonbijstelling 2010

Verdiepingsbijlage artikel 29

Post nr. 1

2. Schadevergoedingen PSTVD

Voor de financiering van de schadevergoeding voor het aardappelspindelknolviroïde (PSTVd viroïde) in kuipplanten vindt een onttrekking van € 3,5 mln. uit de interne begrotingsreserve landbouw (voormalig O&S fonds voor de landbouw) plaats.

4. Fijnstofmaatregelen

In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn afspraken gemaakt over verbetering van de luchtkwaliteit door vermindering van uitstoot van fijnstof. Ten behoeve van luchtwassers bij pluimveebedrijven is vanuit het FES € 15 mln. beschikbaar gesteld, € 15 mln. wordt door de provincies (door verlaging van de ILG-bijdrage aan provincies) gegenereerd en € 15 mln. wordt door LNV en VROM gezamenlijk opgebracht. Het grootste gedeelte van dit budget wordt besteed aan een rijksbijdrage in investeringen in fijnstofmaatregelen, een klein gedeelte wordt ingezet om onderzoek naar mogelijkheden tot fijnstofreductie

6. Herstelplan Perceelregistratie

Voor het herstelplan perceelregistratie, de implementatie van het «stippen- en sloten besluit» en het creëren van systeem AAN-laag door Dienst Regelingen wordt budget beschikbaar gesteld.

8. Groene Grondstoffen

Voor de uitvoering van het programma Groene Grondstoffen, onderdeel van de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA) Energie, worden er middelen toegevoegd aan de LNV-begroting. De MIA Energie stimuleert het onderzoek naar innovatie in de energiesector.

Ontvangsten

Zie toelichting bij de uitgaven.

Beleidsartikel 22 Agrarische ruimte

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

63 489

49 885

35 667

35 445

32 898

32 898

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

1 213

– 2 000

4 000

   

Nieuwe mutaties

      

1. FES–projecten

17 700

3 300

3 300

3 300

7 300

 

2. Overig

1 545

– 183

– 168

– 187

– 187

– 187

Stand ontwerpbegroting 2011

80 857

51 368

43 135

38 932

40 385

33 085

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

55 637

51 331

44 231

44 231

42 161

42 161

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

2 013

– 2 000

4 000

   

Nieuwe mutaties

      

1. FES-projecten

17 700

3 300

3 300

3 300

7 300

 

Stand ontwerpbegroting 2011

75 350

52 631

51 531

47 531

49 461

42 161

Toelichting:

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

FES-projecten

Financieel Kader

Post nr. 3

Ontvangsten

Zie toelichting bij de uitgaven.

Beleidsartikel 23 Natuur

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

503 376

566 441

504 115

516 513

493 117

493 117

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

4 020

–  2 903

–  2 850

–  2 712

–  2 712

–  2 712

Nieuwe mutaties

      

1. Gegevensautoriteit Natuur

5 900

1 500

1 500

   

2. Uitvoeringskosten Programma Beheer

3 000

3 700

5 700

7 000

7 000

7 000

3. Subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen

3 800

600

600

   

4. Nadere uitwerking rivierengebied

3 000

     

5. Vertraging amendementen

3 000

     

6. Uitfinanciering regeling Behoud en Herstel Historische Buitenplaatsen

2 400

700

700

   

7. Deltaprogramma

1 500

     

8. Regeling Draagvlak Natuur

 

2 700

    

9. Inzet intensiveringsmiddelen 2010 COA Balkenende IV

–  8 000

–  6 700

–  8 700

–  7 700

–  8 200

–  7 200

10. ICES Natte Natuurprojecten

–  6 370

     

11. Loon– en prijsbijstelling

2 594

2 495

2 469

2 386

2 386

2 386

12. Overige

3 266

2 640

3 313

3 812

4 312

4 517

Stand ontwerpbegroting 2011

521 486

571 173

506 847

519 299

495 903

497 108

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

33 795

42 394

29 060

25 060

3 689

3 689

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

2 799

     

Nieuwe mutaties

      

1. Programma Biodiversiteit (bijdrage BUIZA)

600

     

Stand ontwerpbegroting 2011

37 194

42 394

29 060

25 060

3 689

3 689

Toelichting

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

Gegevensautoriteit Natuur

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 F

2

Uitvoeringskosten Programma Beheer

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 H

3

Subsidieregeling Effect-gerichte Maatregelen

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 D

4

Nadere uitwerking rivierengebied

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 A

5

Vertraging amendementen

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 B

6

Uitfinanciering regeling Behoud en Herstel Historische Buiten-plaatsen

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 C

7

Deltaprogramma

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 16 G

8

Regeling Draagvlak Natuur

Beleidsagenda (finaicieel kader)

Post nr. 16 E

9

Inzet intensiverings-middelen 2010 COA Balkenende IV

Beleidsagenda (financieel kader)

Post nr. 17

11

Loon- en prijsbijstelling 2010

Verdiepingsbijlage artikel 28 en 29

Post nr. 1

10. ICES – Natte Natuurprojecten

LNV stelt in het kader van de samenwerkingsafspraak Veiligheid en Natuur € 6,4 mln. beschikbaar aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor de uitvoering van diverse ICES – natte natuurprojecten.

Beleidsartikel 24 Landschap en Recreatie

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

138 175

291 998

157 354

153 119

111 011

111 011

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

25 110

14 975

24 099

17 900

7 300

–  1 250

Nieuwe mutaties

      

1. FES-projecten

– 17 700

– 3 300

– 3 300

– 3 300

– 7 300

 

2. Bijstelling verwerving bos- en landschap

– 1 000

– 1 500

– 1 500

– 1 500

– 1 500

– 1 500

3. Inzet intensiveringsmiddelen 2010 COA Balkendende IV

 

– 1 500

– 1 200

– 1 200

– 1 200

– 1 200

4. Loon- en prijsbijstelling

1 092

1 051

1 037

1 032

1 032

1 032

5. Overige

–  800

    

– 150

Stand ontwerpbegroting 2011

144 877

301 724

176 490

166 051

109 343

107 943

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

40 559

15 760

10 900

5 810

900

900

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

30 550

17 800

25 660

19 150

8 550

 

Nieuwe mutaties

      

1. FES-projecten

–  17 700

–  3 300

–  3 300

–  3 300

–  7 300

 

2. Verkopen BBL-gronden

 

1 900

    

3. Overige

     

– 150

Stand ontwerpbegroting 2011

53 409

32 160

33 260

21 660

2 150

750

Toelichting

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

FES-projecten

Financieel kader

Post nr. 3

2

Bijstelling verwerving bos- en landschap

Financieel kader

Post nr. 20

3

Inzet intensiverings-middelen 2010 COA Balkendende IV

Financieel kader

Post nr. 17

4

Loon- en prijsbijstelling 2010

Verdiepingsbijlage artikel 28 en 29

Post nr. 1

Ontvangsten

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

FES-projecten

Financieel kader

Post nr. 3

2

Verkopen BBL-gronden

Financieel kader

Post nr. 19

Beleidsartikel 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

72 336

66 531

66 391

63 669

62 862

62 862

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

51 486

1

– 676

– 841

– 841

– 841

Nieuwe mutaties

      

1. Destructie

2 600

     

2. Transitiekosten VWA

1 900

100

    

3. Loonbijstelling

768

680

674

665

665

665

4. Overige

60

– 101

– 128

– 128

– 128

– 128

Stand ontwerpbegroting 2011

129 150

67 211

66 261

63 365

62 558

62 558

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

1 247

1 247

1 247

1 247

1 247

1 247

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

4 561

     

Stand ontwerpbegroting 2011

5 808

1 247

1 247

1 247

1 247

1 247

Toelichting

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

Destructie

Financieel kader

Post nr. 14

3

Loonbijstelling

Verdiepingsbijlage artikel 29

Post nr. 1

2. Transitiekosten VWA

Ten behoeve van het agentschap «Nieuwe VWA» wordt de bijdrage met € 2 mln. verhoogd in het kader van veranderkosten die verband houden met het samenvoegen van de agentschappen AID, PD en VWA tot de «Nieuwe VWA».

Beleidsartikel 26 Kennis en Innovatie

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

993 537

977 944

970 250

979 976

981 011

981 011

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

23 104

– 6 230

324

127

370

435

Nieuwe mutaties

      

1. FES-projecten

2 000

4 000

4 950

5 400

5 650

3 000

2. Loonbijstelling

343

310

307

303

303

303

3. Prijsbijstelling

858

856

856

857

857

857

4. Overig

5 357

659

217

202

17

17

Stand ontwerpbegroting 2011

1 025 199

977 539

976 904

986 865

988 208

985 623

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

25 680

20 778

10 194

10 194

10 194

10 194

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

7 140

– 3 343

896

876

876

941

Nieuwe mutaties

      

1. FES-projecten

2 000

4 000

4 950

5 400

5 650

3 000

2. Overig

1 509

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2011

36 329

21 435

16 040

16 470

16 720

14 135

Toelichting:

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

FES-projecten

Financieel Kader

Post nr. 3

2

Loonbijstelling

Verdiepingsbijlage 29

Post nr. 1

3

Prijsbijstelling

Verdiepingsbijlage 28

Post nr. 1

Ontvangsten

Zie toelichting bij de uitgaven.

Beleidsartikel 27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

118 482

110 204

115 404

111 935

88 474

88 474

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

– 944

130

24

59

88

87

Nieuwe mutaties

      

1 Ramingsbijstelling Reconstructie

–  16 000

     

2 Fijnstofmaatregelen

– 500

– 500

–  14 000

   

3 Extrapolatie Veenweiden

     

–  29 100

4 Extrapolatie reconstructie

     

–  12 000

5 Loonbijstelling

349

325

323

321

321

321

Stand ontwerpbegroting 2011

101 387

110 159

101 751

112 315

88 883

47 782

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

34 698

46 598

54 497

51 497

29 100

 

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

156

130

24

59

88

87

Nieuwe mutaties

     

–  29 100

Stand ontwerpbegroting 2011

34 854

46 728

54 521

51 556

29 188

87

Toelichting

Uitgaven

Nr.

Omschrijving

Vindplaats begroting

Verwijzing

1

Ramingsbijstelling

Financieel kader

Post nr. 18

3

Extrapolatie Veenweiden

Financieel kader

Post nr. 28

4

Extrapolatie reconstructie

Financieel kader

Post nr. 28

5

Loonbijstelling

Verdiepingsbijlage artikel 29

Post nr. 1

2 Fijnstofmaatregelen

In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn afspraken gemaakt over verbetering van de luchtkwaliteit door vermindering van uitstoot van fijnstof. Ten behoeve van luchtwassers bij pluimveebedrijven is vanuit het FES € 15 mln. beschikbaar gesteld, € 15 mln. wordt door de provincies (door verlaging van hun ILG-bijdrage) Hiertoe wordt het onderhavige artikel met € 15 mln. verlaagd.

Beleidsartikel 28 Nominaal en onvoorzien

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

– 959

– 2 872

– 2 872

– 2 872

– 2 872

– 2 872

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

 

3 445

2 950

2 917

2 617

2 512

Nieuwe mutaties

      

1. Toedeling prijsbijstelling

 

6 891

5 899

5 835

5 235

5 023

2. Inzet prijsbijstelling

 

– 3 445

– 2 950

– 2 917

– 2 617

– 2 512

3. Taakstelling Rijksdienst

  

– 13 333

– 13 333

– 13 333

– 13 333

Stand ontwerpbegroting 2011

– 959

– 2 872

– 2 872

– 2 872

– 2 872

– 2 872

Toelichting

1. Toedeling prijsbijstelling

De prijsbijstellingstranche 2010 is vanaf 2011 aan de LNV-begroting toegevoegd. Bij Voorjaarsnota 2009 is 1/3 deel toegevoegd (€ 3,5 mln. in 2011 aflopend naar € 2,5 mln. structureel vanaf 2015). Bij Miljoenennota 2011 is het restant 2/3 deel aan de LNV begroting toegevoegd (€ 6,9 mln. in 2011 aflopend naar € 5,0 mln. in 2015).

2. Inzet prijsbijstelling

Een deel van de prijsbijstelling (€ 3 mln. structureel) wordt ingezet voor juridisch verplichte prijsbijstellingo p het terrein van groen onderwijs, Staatsbosbeheer en huisvesting en een deel wordt ingezet ter dekking vank nelpunten op de LNV-begroting, zoals versterking van de Bilateraal Economische Samenwerking en het uitvoeren van GLB-pilots.

3. Taakstelling Rijksdienst

Voor alle departementen (incl. agentschappen en uitvoerende ZBO's) geldt een taakstelling van 1,5% voor 2012 en verder op personeel en materieel. De besparing wordt behaald door middel van arbeidsproductiviteitsverhoging.

Bedragen x (€ 1 000)

Art

Verdeling prijsbijstelling

2011

2012

2013

2014

2015

23

Natuur

199

197

195

195

195

24

Landschap en recreatie

76

77

76

76

76

26

Kennis en innovatie

848

848

849

849

849

29

Algemeen

2 322

1 828

1 797

1 497

1 392

28

Nominaal en onvoorzien

– 3 445

– 2 950

– 2 917

– 2 617

– 2 512

Beleidsartikel 29 Algemeen

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

277 282

243 358

230 085

211 781

208 141

208 141

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

36 699

30 801

20 935

15 885

10 885

10 719

Nieuwe mutaties

      

1. Toedeling loonbijstelling

– 7 802

– 7 193

– 7 100

– 6 964

– 6 965

– 6 965

2. Apurementsdeel LNV

2 200

     

3. Prijsbijstellingstranche 2010

– 1 138

2 322

1 828

1 797

1 497

1 392

4. Drie gebiedspilots

 

2 500

1 000

   

5. Overige

1 766

– 3 304

– 1 712

– 215

3 788

761

Stand ontwerpbegroting 2011

309 007

268 484

245 036

222 284

217 346

214 048

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

314 256

314 656

314 656

314 656

314 656

314 656

Mutatie 1e suppletore begroting 2010

 

– 700

– 1 100

– 1 100

– 1 100

– 1 100

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

314 256

313 956

313 556

313 556

313 556

313 556

Toelichting:

Uitgaven

1. Toedeling loonbijstelling

Het kabinet heeft besloten de loonbijstelling 2010 niet aan de departementale begrotingen toe te voegen. Toedeling van de noodzakelijke loonbijstelling vindt derhalve plaats vanuit artikel 29 Apparaat algemeen.

Vanaf 2010 leidt de doorwerking van de loonkosten van bestaande CAO Rijk tot € 9 mln. structureel hogere uitgaven. Omdat de loonbijstellingstranche 2009 op basis van marktconformiteit is toegedeeld en de loonbijstellingstranche 2010 niet wordt toegedeeld, leidt dit tot uitvoeringsproblematiek op de LNV-begroting. Bij begroting 2010 is hiervoor een reservering van € 10 mln. structureel op artikel 29 Apparaat algemeen gecreëerd, die hiervoor wordt ingezet. Toedeling van de noodzakelijke loonbijstelling vindt derhalve plaats vanuit artikel 29 Apparaat algemeen.

Bedragen x € 1 000

Art

Verdeling loonbijstelling

2010

2011

2012

2013

2014

2015

21

Duurzaam ondernemen

2 607

2 316

2 290

2 236

2 237

2 237

22

Agrarische ruimte

209

183

168

187

187

187

23

Natuur

2 391

2 296

2 272

2 191

2 191

2 191

24

Landschap en recreatie

1 135

1 083

1 066

1 061

1 061

1 061

25

Voedselkwaliteit en diergezondheid

768

680

674

665

665

665

26

Kennis en innovatie

343

310

307

303

303

303

27

Bodem, water reconstr.zandgebieden

349

325

323

321

321

321

29

Algemeen

1 851

1 689

1 668

1 651

1 651

1 651

29

Algemeen (CAO-reservering)

– 9 653

– 8 882

– 8 768

– 8 615

– 8 616

– 8 616

6. BIJLAGEN

6.1 Moties en toezeggingen

Door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanvaarde moties parlementsjaar 2009/2010

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

verzoekt de regering voor Betacal de huidige uitzonderingspositie te handhaven

06-10-2009

Koopmans, G.P.J. (CDA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

28 385, nr. 157

Afgedaan. Zie TK-brief 28 385, nr. 161 van 17 december 2010

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer 2010, te komen met een positieflijst voor te houden zoogdieren

07-10-2009

Velzen, mw. K. (van (SP)

Ham, B. van der (D66)

Dibi, T. (GL)

31 389, nr. 48

Stand van zaken zie TK 32 123 XIV, nr. 208

verzoekt de regering onverkort verder te gaan met de uitvoering van beleidsvoornemens op het gebied van dierenwelzijnregelgeving en hiermee niet te wachten tot de Wet dieren van kracht is

07-10-2009

Thieme (PvdD)

Dibi (GL)

31 389, nr. 55

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering in geval van boskap ten gunste van biodiversiteit op de Waddeneilanden de mogelijkheid te bieden dat in deze gevallen de herplantplicht kan komen te vervallen

16-11-2009

Jacobi, L. (PvdA)

32 123-XIV, nr.36

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering het certificaat voor imkers die met slechts een paar volkeren de grens willen passeren, wederom gratis te verstrekken

16-11-2009

Jacobi, L. (PvdA)

32 123-XIV, nr. 37

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering bij het opstellen van de integrale natuurwet de ervaringen met de bij de CHW gewijzigde onderdelen van de NB-wet hierbij te betrekken en het Planbureau voor de Leefomgeving over de ecologische effecten te laten adviseren

16-11-2009

Ham, B. van der (D66)

Dibi, T. (GL)

32 123 XIV, nr. 43

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering haar subsidiebeleid zodanig in te richten dat subsidies aan de visserijsector enkel nog ten goede komen aan innovaties die

bijdragen aan een duurzame visserij

16-11-2009

Polderman, H.J. (SP)

32 123 XIV, nr. 49

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering om mogelijke initiatiefnemers te verzamelen, te ondersteunen en een actieve bijdrage te leveren aan het tot stand komen van kleinschalige dagverse vismarkten als ook knelpunten vanuit de regelgeving voor aan- en afvoer van dagverse vis te inventariseren en hiervoor oplossingen aan te dragen

16-11-2009

Jacobi, L. (PvdA)

Koppejan, A.J. (CDA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

32 123 XIV, nr. 52

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering in het belang van onze visstanden en beroepsvisserij meer controle, opsporing en handhaving in te zetten tegen visstroperij

16-11-2009

Graus, D.J.G. (PVV)

32 123 XIV, nr. 54

Stand van zaken zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 202 van 20 mei 2010.

verzoekt de regering vissenwelzijn als een van de voorwaarden in het werkprogramma Visserij Innovatie Platform (VIP) op te nemen en daarmee de ontwikkeling van humanere vangst- en dodingmethoden te

stimuleren

16-11-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

32 123 XIV, nr. 59

Motie wordt uitgevoerd conform duiding in het AO over het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) d.d. 17 december 2009 (32 201, nr. 10)

roept de regering op om op de kortst mogelijke termijn in overleg te treden met de provincies om de voortgang in de TOP-gebieden nader te analyseren, knelpunten te benoemen, nadere actie te ondernemen en hierover voor 1 mei de Kamer te informeren.

16-11-2009

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 123 (gew. 40)

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 30 654, nr. 83 van 1 juli 2010

verzoekt de regering het Landbouw Economisch Instituut opdracht te geven om een onderzoek te doen naar de gevolgen van afschaffing van de dierrechten voor het marktevenwicht in de EU, de marktpositie, de bedrijfsresultaten, de sociale, milieu- en economische gevolgen voor de betreffende boeren en de structuur van de Nederlandse veehouderij

03-12-2009

Polderman, H.J. (SP)

32 123 XIV, nr. 82

Het LEI-onderzoek is bijna gereed. Dit najaar zal de TK hierover worden geïnformeerd

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de nieuwe wijze van registratie geen financieel nadelige gevolgen heeft in relatie tot de reeds toegekende toeslagrechten en vergoeding voor landschapsbeheer

03-12-2009

Atsma, J.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 87

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van investeringen die Nederlandse varkenshouders moeten doen, of reeds hebben gedaan, om te voldoen aan de eisen per 2013, conform het Besluit huisvesting en het Varkensbesluit

03-12-2009

Atsma, J.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 88

Afgedaan. Zie TK-brief 28 973, nr. 38 van 23 maart 2010

verzoekt de regering een overgangstermijn voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien van 1 januari 2017 te verlengen naar 1 januari 2021

03-12-2009

Atsma, J.J. (CDA)`

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 89

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering in het plan van aanpak ook de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen te betrekken; verzoekt de regering voorts het budget waarover de LVVK kan beschikken, te handhaven op het niveau van de afgelopen jaren, te weten € 170 000 en de middelen op projectbasis toe te kennen

03-12-2009

Atsma, J.J. (CDA)

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 90

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123-XIV, nr. 200 van 10 mei 2010

verzoekt de regering de crèche in Pieterburen een bedrag van maximaal € 100 000 uit de IMARES-middelen beschikbaar te stellen voor wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaken van de huidige epidemie onder zeehonden (wormenziekte)

03-12-2009

Atsma, J.J. (CDA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 91

Motie wordt uitgevoerd zoals toegelicht in het AO moties en toezeggingen van 20 mei 2010 (TK 32 123 XIV, nr. 208)

verzoekt de regering een onderzoek in te stellen welke ondersteuning de andere EU-lidstaten aan hun agrosector geven en welke kosten de lidstaten niet doorrekenen aan hun agrarische sector, en hoe deze kosten voor het agrocluster uitpakken

03-12-2009

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Atsma, J.J. (CDA)

32 123 XIV, nr. 92

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, nr. 389 van 9 april 2010

verzoekt de regering een virtuele ruimte te creëren voor een Oude Kaart van Nederland waarop via wiki-systematiek informatie over historie en landschap kan worden toegevoegd, zodat deze voor burgers en ontwikkelaars beschikbaar is en kan worden gebruikt bij ruimtelijke ontwikkelingen

03-12-2009

Jacobi, L. (PvdA)

Ham, B. van der (D66)

Dibi, T. (GL)

Cramer, E.A. (CU)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Atsma, J.J. (CDA)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

32 123 XIV, nr. 94

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 31 500, nr. 23 van 20 mei 2010

verzoekt de regering dat de nieuwe, nog aan te leggen ecoducten voorzien worden van een fiets- en wandelstrook, tenzij zwaarwegend en aantoonbaar natuurbelang zich ertegen verzet;

03-12-2009

Jacobi, L. (PvdA)

Gent, mw. W. van (GL)

32123-XIV, nr. 95

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering om bij de verdeling van de extra impuls van 1 mln.,in te zetten op een publiciteits- en voorlichtingscampagne, zodat 1 000 km boerenlandpad gerealiseerd gaat worden, conform de doelstelling van boerenlandpaden

03-12-2009

Jacobi, L. (PvdA)

Gent, mw. W. van (GL)

32 123 XIV, nr. 96

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering om voor 1 maart 2010 te komen met een door de Particulier Historische Buitenplaatsen gedragen adequate Brim-regeling voor monumentaal groenonderhoud en de Kamer daarover te informeren

03-12-2009

Jacobi, L. (PvdA)

Atsma, J.J. (CDA)

32 123 XIV, nr. 97

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 180 van 12 maart 2010

verzoekt de regering om met een plan van aanpak te komen voor het bevorderen van de teelt van eiwithoudende gewassen waaronder bijvoorbeeld linzen, lupinen, bonen en erwten in de Europese Unie, hierover in overleg te gaan met haar Europese collega’s en de Europese Commissie en de Kamer over de voortgang te informeren

03-12-2009

Waalkens, H.E. (PvdA)

Cramer, E.A. (CU)

32 123 XIV, nr. 98

Stand van zaken zie AO Moties en toezeggingen d.d. 20 mei 2010 (32 123 XIV nr. 208) en TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering over te gaan tot daadwerkelijke handhaving en sanctionering, toe te zien op een nultolerantie van tijgermuggen dan wel hun eieren en larven in geïmporteerde Lucky Bamboo planten uit China in de containers waarin ze vervoerd zijn, en ook importeurs van tweedehands autobanden in het toezichtregime te betrekken

03-12-2009

Waalkens, H.E. (PvdA)

Cramer, E.A. (CU)

Jacobi, L. (PvdA)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

32 123 XIV, nr. 104

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering duurzaamheids- en dierenwelzijneisen te stellen aan importproducten van buiten de EU om zo een juridische uitspraak van de WTO te forceren waaruit duidelijk wordt welke eisen aan importproducten gesteld mogen worden, en Europese lidstaten te vragen, hierin gezamenlijk met Nederland op te trekken, en tevens ontwikkelingslanden te ondersteunen in het voldoen aan Europese eisen

03-12-2009

Cramer, E.A. (CU)

Atsma, J.J. (CDA)

Ham, B. van der (D66)

32 123 XIV, nr. 105

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering om voor 1 maart 2010 een analyse aan de Kamer te sturen op basis van de ingediende conceptbeheerplannen Natura 2000, waarbij ingegaan wordt op de aard en omvang van de knelpunten in het behalen van ecologische doelen, welke maatregelen het meest kosteneffectief zijn, hoe bestaand gebruik het meest volledig in het beheerplan kan worden opgenomen en in welke situaties er sprake is van stagnatie in de vergunningverlening door onvoldoende kennis bij het bevoegde gezag

03-12-2009

Cramer, E.A. (CU)

32 123 XIV, nr. 106

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 139 van 26 januari 2010

verzoekt de regering het initiatief te nemen voor een publiekscampagne ter promotie van het bewustzijn van de gevolgen van het eten van vlees, vis en zuivel voor mens, dier en milieu

03-12-2009

Dibi, T. (GL)

Waalkens, H.E. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 108

Wordt uitgevoerd.Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering een inventarisatie te maken van hindernissen voor wandelaars, met de waterschappen rond de tafel te gaan om deze weg te nemen en de Kamer hier voor 1 maart 2010 over te informeren

03-12-2009

Dibi, T. (GL)

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 109

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 198 van 10 mei 2010

verzoekt de regering in overleg te treden met onderwijs- en kennisinstellingen en het bedrijfsleven, en te komen met een actieplan om:

– kennissamenwerking te bevorderen;

– de doorstroom van groen mbo naar hbo te bevorderen;

– een veelzijdiger samenstelling van de leerlingpopulatie te bevorderen en de Kamer over de uitkomsten hiervan te berichten

03-12-2009

Ham, B. van der (D66)

Atsma, J.J. (CDA)

32 123 XIV, nr. 113

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering voor 1 april 2010 met een beleidsvisie te komen naar aanleiding van de motie-Van der Ham c.s. (28 625 nr. 78),

03-12-2009

Ham, B. van der (D66)

Waalkens, H.E. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 114

Stand van zaken zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering zich sterk te maken voor een Europees import- en handelsverbod op dolfijnen die in het wild gevangen zijn

03-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, M.L. (PvdD)

Dibi, T. (GL)

32 123 XIV, nr. 122

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 193 van 15 april 2010

verzoekt de regering genoemd voorstel van de Europese Commissie tot beperking van het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijk onderzoek te steunen

10-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

Waalkens, H.E. (PvdA)

21 501-32, nr. 365

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, nr. 375 van 7 januari 2010

verzoekt de regering zich neer te leggen bij het voorstel voor de verlaging van het vangstquotum voor geassocieerde visbestanden met 15%

10-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

21 501-32, nr. 367

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, nr. 375 van 7 januari 2010

verzoekt de regering zich in te zetten om de bijvangstmogelijkheid voor doornhaai ook op nul te stellen

10-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

21 501-32, nr. 369

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, nr. 375 van 7 januari 2010

verzoekt de regering te pleiten voor het sluiten van de Europese wateren voor de vangst op de blauwvintonijn

10-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

21 501-32, nr. 370

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, nr. 375 van 7 januari 2010

verzoekt de regering deze commissie de opdracht te geven:

– te onderzoeken hoe de communicatie is geweest tussen de ministeries van LNV en VWS onderling en van beide ministeries met de VWA, andere onderzoeks- en handhavingsdiensten en met derden zoals ggd, gezondheidsraad en RIVM;

– te inventariseren welke besluiten op welk moment genomen zijn;

– te inventariseren op welke momenten zich wel nieuwe ontwikkelingen voordeden, maar geen beslissingen zijn genomen;

– ook de gevolgen van de besluitvorming van het ruimen te analyseren;

– conclusies te trekken ten bate van de aanpak van uitbraak van dierziekten in de toekomst;

– in 2010 met het onderzoek te starten, zonder dat het interfereert met mogelijk dan nog lopende crisisbestrijding.

10-12-2009

Waalkens, H.E. (PvdA)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

28 286, nr. 334

Afgedaan. Zie brief van 11 januari 2010 (TK 28 286, nr. 354). Zoals eerder aangegeven zal de Commissie-Van Dijk per 22 november 2010 met de resultaten komen

verzoekt de regering zo lang er niet een geheel landsdekkende vaccinatie is, een standstill, een aanvoerverbod en een uitrijverbod voor mest uit te werken, en zo snel mogelijk bovengenoemde maatregelen aan de geiten en schapenbedrijven op te leggen.

10-12-2009

Waalkens, H.E. (PvdA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Cramer, E.A. (CU)

Sap, mw. J.C.M. (GL)

Thieme, M.L. (PvdD)

28 286, nr. 335

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 421 van 29 juni 2010

verzoekt de regering in geheel Nederland een standstill van uitbreiding of vestiging van nieuwe geitenbedrijven af te kondigen, zolang het effect van vaccinatie niet bekend is.

15-12-2009

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Waalkens, H.E. (PvdA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

28 286, nr. 339

Zie TK-brief 28 286, nr. 421 van 29 juni 2010. Het uitbreidingsverbod blijft voorlopig gehandhaafd tot 1 juni 2011

verzoekt de regering prioriteit te geven aan het vaccineren van dieren op niet-besmette melkgeiten- en melkschapenbedrijven.

17-12-2009

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

28 286, nr. 345

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 351 van 18 december 2010

verzoekt de regering een algeheel aanvoerverbod naar geitenbedrijven in te stellen, tot zolang er een landsdekkende en effectieve vaccinatie is, waarmee de immuniteit van geiten gewaarborgd is.

17-12-2009

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Waalkens, H.E. (PvdA)

Cramer, E.A. (CU)

28 286, nr. 346

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 421 van 29 juni 2010

verzoekt de regering deskundigen aanvullend advies te vragen op welke bedrijven en voor welke diergroepen binnen de besmette bedrijven herhaald individueel testen toegepast kan worden met beperkt risico voor de volksgezondheid;

verzoekt de regering met klem, indien herhaald individueel testen mogelijk is, dit als maatregel in te zetten met als doel zo veel mogelijk gezonde dieren te sparen en alleen besmette dieren te ruimen.

17-12-2009

Cramer, E.A. (CU)

Waalkens, H.E. (PvdA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

28 286, nr. 349

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 352 van 23 december 2010

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat de Nederlandse Wet economische mededinging in lijn is met de Europese regelgeving en dat de Europese regelgeving ook wordt gevolgd, zoals ook andere EU-lidstaten doen

17-12-2009

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 201, nr. 6

Stand van zaken zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering, zich er in kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid voor in te zetten dat bijvangsten verplicht worden aangeland en dus meetellen in de vangsten,

17-12-2009

Ouwehand, E. (PvdD)

32 201, nr. 8

Motie wordt uitgevoerd zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering om op korte termijn onderzoek te doen naar de mogelijkheden en beperkingen van de huidige Nederlandse mededingingswetgeving om doelstellingen te bereiken op het gebied van duurzaamheid en een redelijke prijs voor vers gevangen vis en schaaldieren

17-12-2009

Koppejan, A.J. (CDA)

Jacobi, L. (PvdA)

32 201, nr. 9

Stand van zaken zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering alle geiten en schapen in Nederland te laten vaccineren tegen Q-koorts.

27-01-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

Waalkens, H.E. (PvdA)

28 286, nr. 365

Wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering mannelijke dieren op besmette bedrijven individueel te testen op Q-koortsbesmetting en op basis van de uitkomst van herhaald individueel testen het eventueel doden van smetstofdragende mannelijke dieren op besmette bedrijven te overwegen.

27-01-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Waalkens, H.E. (PvdA)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

28 286, nr. 366

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 376 van 16 februari 2010

verzoekt de regering vóór de ruimingen die nog plaats zullen vinden alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk informatie te vergaren over de besmetting van (individuele) drachtige dieren op deze besmette bedrijven via (individueel) tankmelkonderzoek, bloedtests, vaginaal swabs en/of vruchtwaterpuncties.

27-01-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

28 286, nr. 367

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 376 van 16 februari 2010

verzoekt de regering, dat voor de toekomst in de bovengenoemde gebieden de populatie in evenwicht dient te zijn met de draagkracht van het gebied

28-01-2010

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123-XIV, nr 145

De vraag wordt meegenomen door de commissie voor de evaluatie van het beheer van grote grazers in de Oostvaarderplassen die in november advies uitbrengt (zie TK-brief 12 juli jl.)

verzoekt de regering de ambities in de nota te voorzien van concrete doelstellingen en afrekenbare indicatoren met bijbehorende streefwaarden en deze binnen een halfjaar voor te leggen aan de Kamer.

03-02-2010

Waalkens, H.E. (PvdA)

Thieme, M.L. (PvdD)

Dibi, T. (GL)

Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU)

Polderman, H.J. (SP)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Atsma, J.J. (CDA)

31 532, nr. 32

Wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering te onderzoeken welke financiële en/of fiscale prikkels er mogelijk zijn om de consument te verleiden tot verduurzaming van het voedselpakket en daarin de verwachte effecten en kosten mee te wegen.

Duiding minister: Zowel in de heroverweging als in de gedachtevorming over het Belastingplan worden de ideeën over verduurzaming van het totale Belastingplan, dus inclusief consumptie, meegenomen. Het lijkt erop dat wij alleen de vleestaks meenemen, maar in het spectrum worden een aantal dingen natuurlijk veel breder gewogen.

03-02-2010

Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU)

Waalkens, H.E. (PvdA)

Peters, M. (GL)

31 532, nr. 33

Wordt uitgevoerd. Stand van zaken zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering te bevorderen dat door ketenafspraken met onder meer supermarkten het stunten met (verse) voedselproducten wordt tegengegaan en de Kamer over de mogelijkheden en resultaten uiterlijk 1 september 2010 te rapporteren.

03-02-2010

Atsma, J.J. (CDA)

Polderman, H.J. (SP)

Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU)

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Thieme, M.L. (PvdD)

Waalkens, H.E. (PvdA)

31 532, nr. 34

Wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering aan te sturen op vermindering van consumptie van dierlijke eiwitten en hierbij de aanbevolen eiwitconsumptie van de Gezondheidsraad als streefwaarde te gebruiken.

09-02-2010

Peters, M. (GL)

Dibi, T. (GL)

31 532, nr. 35

Wordt uitgevoerd. Stand van zaken in TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering per direct geen schijndrachtige melkgeiten en -schapen meer te ruimen, tenzij op grond van een gedegen risicoanalyse van RIVM/CVI blijkt dat met het niet-ruimen van deze niet-drachtige dieren onaanvaardbare risico’s genomen worden.

18-02-2010

Vlies, ir. B.J. van der (SGP)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Thieme, M.L. (PvdD)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Cramer, E.A. (CU)

Dibi, T. (GL)

Agema, M. (PVV)

28 286, nr. 377

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 380 van 24 februari 2010

verzoekt de regering om zich ervoor in te spannen dat het CITES-verdrag aangepast wordt, teneinde de internethandel in bedreigde diersoorten strafbaar te stellen; en verzoekt de regering, de internethandel in bedreigde diersoorten nu al strafbaar te stellen in Nederland

18-02-2010

Gent, mw. W. van (GL)

Polderman, H.J. (SP)

Ouwehand, E. (PvdD)

Jacobi, L. (PvdA)

Graus, D.J.G. (PVV)

32 123 XIV, nr. 163

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 179 van 12 maart 2010

verzoekt de regering om vast te houden aan het in 2007 onder Nederlands voorzitterschap besloten moratorium op de handel in ivoor om afslachting van olifanten te voorkomen en de explosieve groei van stroperij en illegale ivoorhandel een halt toe te roepen

18-02-2010

Graus, D.J.G. (PVV)

32 123 XIV, nr. 164

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 179 van 12 maart 2010

verzoekt de regering, zich sterk te maken voor een verbod op de commerciële jacht op de ijsbeer middels plaatsing op Appendix I van CITES

18-02-2010

Ouwehand, E. (PvdD)

Polderman, H.J. (SP)

Gent, mw. W. van (GL)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 166

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 179 van 12 maart 2010

verzoekt de regering haar rug recht te houden bij de aanstaande CITES-conferentie, en dus niet toe te geven aan het verzoek van Tanzania en Zambia om de olifant te «downlisten»; ook niet toe te geven aan het verzoek van deze landen om hun voorraden ivoor te verkopen; en voorstellen voor verkoop en handel niet meer ter discussie te brengen voordat het in 2008 afgesproken negenjarig moratorium verstreken is

18-02-2010

Polderman, H.J. (SP)

Ouwehand, E. (PvdD)

Gent, mw. W. van (GL)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Jacobi, L. (PvdA)

32 123 XIV, nr. 168

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 179 van 12 maart 2010

verzoekt de regering, zich rekenschap te geven van bovenstaande zaken en opnieuw de wijzigingsvoorstellen zoals die door de provincies zijn aangedragen, te heroverwegen

18-02-2010

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 155

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 195 van 20 april 2010

verzoekt de regering, bij de ex ante beleidsevaluatie naast sociaaleconomische effecten ook de kosteneffectiviteit van de maatregelen mee te nemen, waarbij onder andere wordt beoordeeld op welk niveau de maatregelen het meest (kosten)effectief zijn: nationaal of regionaal en vanuit welke sector, en de belanghebbenden hierbij te betrekken

18-02-2010

Koopmans, G.P.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

32 123 XIV, nr. 157

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 30 654, nr. 83 van 1 juli 2010

verzoekt de regering, geen definitieve aanwijzingsbesluiten te nemen zolang stikstof, water en sociaaleconomische afwegingskaders niet bekend zijn; verzoekt de regering, de afwegingskaders voor stikstof, water en sociaaleconomische factoren voor 15 juni 2010 gereed te hebben, op basis daarvan met provincies in gesprek te gaan en waar nodig wijzigingen door te voeren in de conceptaanwijzingsbesluiten zonder afbreuk aan de landelijke doelen en de Kamer van dit proces op de hoogte te houden.

18-02-2010

Cramer, E.A. (CU)

Koopmans, G.P.J. (CDA)

32 123 XIV, nr. 159

Afgedaan. Zie TK-brief 30 654, nr. 83 van 1 juli 2010

verzoekt de regering, in het vervolg de uitgaven voor externe overheidscommunicatie afzonderlijk inzichtelijk te maken per begrotingshoofdstuk, startende bij de Voorjaarsnota 2010, dan wel de verantwoordingsstukken over 2009

11-03-2010

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Ham, B. van der (D66)

Thieme, M.L. (PvdD)

Velzen, mw. K. (van (SP)

Gent, mw. W. van (GL)

32123-XIV, nr. 172

In behandeling. Deze motie zal onderdeel uitmaken van de discussie over informatie in de begroting naar aanleiding van de evaluatie van het experiment verbeteren begroting en verantwoording. Deze wordt begin 2011 gepresenteerd.

verzoekt de regering, per direct schraal hooi in voldoende hoeveelheden ter beschikking te stellen aan de hongerende dierpopulaties in de Oostvaardersplassen en de Veluwezoom

17-03-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Graus, D.J.G. (PVV)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 188

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 190 van 26 maart 2010

verzoekt de regering, het beleid van Staatsbosbeheer in de Oostvaardersplassen te evalueren en te herzien op basis van adviezen en toezicht door onafhankelijke deskundigen, onder wie veterinair specialisten

17-03-2010

Graus, D.J.G. (PVV)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

32 123 XIV, nr. 186

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 217 van 19 juli 2010

verzoekt de regering om betreffende antibioticagebruik in de veehouderij een vele malen ambitieuzere doelstelling als uitgangspunt van beleid te nemen dan de geopperde 20% reductie, die ook nog eens wordt overgelaten aan welwillendheid van de taskforce; verzoekt de regering tevens die reductieambitie als harde en afdwingbare beleidsdoelstelling te benoemen.

24-03-2010

Polderman, H.J. (SP)

29 683, nr. 49

Afgedaan. Zie TK-brief 29 683, nr. 53 van 9 april 2010

verzoekt de regering met aangepaste maatregelen te komen wat betreft het besmet verklaren en eventueel ruimen van de bedrijven, waarbij maatwerk uitgangspunt dient te zijn.

20-04-2010

Snijder-Hazelhoff, mw. J.F. (VVD)

Cramer, E.A. (CU)

Ormel, drs. H.J. (CDA)

28 286, nr. 391

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 407 van 11 mei 2010

verzoekt de regering de onderzoeken naar de hygiënemaatregelen rondom mest uit te breiden, waarbij tenminste op de mogelijkheden van verbranding van mest, spoorvorming bij uitrijden en maatregelen in de stallen rondom nageboorten en mest wordt ingegaan.

20-04-2010

Gerven, H.P.J. van (SP)

28 286, nr. 395

Motie wordt uitgevoerd. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering eerst een nader advies van de deskundigencommissie af te wachten alvorens te besluiten tot het opheffen van het fokverbod; verzoekt de regering tevens een specifiek advies te vragen over het opheffen van het levenslange fokverbod voor jonge geiten en melkschapen die nog nooit hebben gelammerd.

20-04-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

Waalkens, H.E. (PvdA)

28 286, nr. 402

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering een Q-koortseradicatieprogramma op te zetten met als doel om Nederland volledig vrij te maken van Q-koorts.

20-04-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

28 286, nr. 403

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 409 van 21 mei 2010

verzoekt de regering de vergoeding voor het ruimen van bokken uit te breiden naar bokken die na testen besmet blijken te zijn met de Q-koortsbacterie.

20-04-2010

Ormel, drs. H.J. (CDA)

Cramer, E.A. (CU)

28 286, nr. 404

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 409 van 21 mei 2010

verzoekt de regering, onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vormen van samenwerking aan te gaan met derde landen die gebaseerd zijn op volledig duurzame bevissing waarmee de lokale bevolking, de lokale economie en de ecologie overtuigend gediend zijn

22-04-2010

Polderman, H.J. (SP)

21 501-32, nr. 392

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering, aan de toepassing van Actief Biologisch Beheer strenge nadere voorwaarden te stellen gericht op het verkrijgen van een duurzaam zichzelf in stand houdende, ecologisch gewenste toestand en totdat deze voorwaarden zijn vastgesteld geen Actief Biologisch Beheer toe te passen; verzoekt de regering voorts, beheervisserij met louter als doel helder water te verkrijgen, te verbieden

22-04-2010

Jacobi, L. (PvdA)

Koppejan, A.J. (CDA)

21 501-32, nr. 393

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123 XIV, nr. 201 van 17 mei 2010

verzoekt de regering, in de voorbereiding van het wetgevingstraject in opvolging van het rapport veredelde zaken, niet alleen optie 3 (beperkte kwekersvrijstelling) uit te werken van het rapport, maar ook optie 2 (volledige kwekersvrijstelling), en daarbij de juridische (on)mogelijkheden zowel in nationale, Europese als mondiale wet- en regelgeving te onderzoeken en binnen drie maanden met voorstellen naar de Kamer te komen, zodat over deze opties gesproken kan worden,

01-07-2010

Van Gerven (SP) c.s.

27 428, nr. 165

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering, het initiatief te nemen tot een dialoog met de stakeholders in de sector en de maatschappelijke organisaties om te komen tot een gedragscode waarin ook afspraken gemaakt kunnen worden over hoe om te gaan met eerder (te) breed verleende octrooien en hierover de

Kamer binnen een jaar te informeren

01-07-2010

Jacobi (PvdA)

27 428, nr. 166

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de wijziging van de perceelsregistratie geen gevolgen heeft voor de termijnen waarop inkomenstoeslagen en vergoedingen voor landschapsbeheer normaal gesproken worden uitgekeerd,

01-07-2010

Snijder-Hazelhoff (VVD)

28 625, nr. 102

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de nieuwe wijze van registratie geen onredelijke en onbillijke financieel nadelige gevolgen geeft in relatie tot de toegekende toeslagrechten, mestplaatsingsruimte en vergoedingen voor landschapsbeheer,

01-07-2010

Atsma (CDA)

28 625, nr. 103

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering om een onderzoek te laten uitvoeren naar de wijze waarop Staatsbosbeheer en de Waddeneilanden in moeten spelen op de ontwikkelingen in het patroon van toerisme en recreatie alsmede de sociaaleconomische situatie op de eilanden

01-07-2010

Jacobi, L. (PvdA)

Verhoeven, K. (D66)

29 659, nr. 52

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering tevens het overleg tussen Staatsbosbeheer, gemeente en erfpachters op te starten en voor half november de Tweede Kamer te informeren over de eventuele knelpunten

01-07-2010

Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD)

29 659, nr. 55

Kabinet beraadt zich over deze motie

verzoekt de regering:

– Staatsbosbeheer binnen zijn vastgoedportefeuille te laten zoeken naar de meest geschikte gebieden binnen of aan de rand van bestaande dorpskernen die als basis kunnen dienen voor een positieve ontwikkelingsagenda;

– in samenspraak met lokale gemeenten te streven naar het maken van langjarige afspraken waarbij middels verkoop of grondruil zekerheid geboden wordt voor zowel de blijvende toegankelijkheid van voorzieningen als de blijvende versterking van de unieke natuurwaarde van de eilanden

01-07-2010

Verhoeven, K. (D66)

Jacobi, L. (PvdA)

29 659, nr. 57

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering met onmiddellijke ingang stappen te zetten om de gronden die voor afstoting in aanmerking komen, zoals gronden met maatschappelijke voorzieningen, woningen, bedrijven en recreatieve doeleinden, over te dragen

01-07-2010

Atsma, J.J. (CDA)

29 659, nr. 58

Motie wordt uitgevoerd

verzoekt de regering om voor zowel Q-koortsvrije als besmette melkgeiten- en melkschapenbedrijven de versoepelingen van het maatregelenpakket ter bestrijding van de Q-koortsepidemie per 15 juli 2010 door te voeren.

01-07-2010

Dijkgraaf, E. (SGP)

28 286, nr. 417

Afgedaan. Zie TK-brief 28 286, nr. 423 van 8 juli 2010

verzoekt de regering het levenslang fokverbod voor jonge gevaccineerde melkgeiten en melkschapen op te heffen.

01-07-2010

Snijder-Hazelhoff (VVD)

28 286, nr. 419

De Kamer wordt hierover geïnformeerd

Door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanvaarde moties parlementsjaar 2009/2010

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

spreekt als haar oordeel uit dat

– de rijksprojectenprocedure onverkort van toepassing dient te zijn,

– er geen beroep op de Crisis- en Herstelwet gedaan dient te worden om versnelling van de procedure te realiseren;

– bij de behandeling van de zienswijzen de boven weergegeven overwegingen betrokken dienen te worden;

15-06-2010

Meindertsma, M.C. (PvdA)

Koffeman, N.K. (PvdD)

Engels, J.W.M. (D66)

De Boer, R. (CU)

Van den Berg, G. van den (SGP)

Janse de Jonge, E.J. (CDA)

LXXXVIII, D

Zie EK-brief «Moties en toezeggingen Plenair debat Westerschelde van 15 juni» van 21 juni 2010 (LXXXVIII, nr. C) en de EK-brief «Reactie motie–Meindertsma c.s.» van 9 juli 2010 (EK, LXXXVIII, nr. E)

Door de bewindspersoon gedane toezeggingen aan de Tweede Kamer

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Duurzaam ondernemen

  

Ik zal met de MZI-pioniers van het eerste uur overleggen om binnen de bestaande kaders te zoeken naar een oplossing. Een oplossing moet kunnen rekenen op draagvlak bij alle partijen (experimenteerders en de convenantspartijen).

Wetgevingsoverleg Visserij, 16 november 2009 (32 123-XIV, nr. 63)

De Kamer is hierover deze maand geïnformeerd.

Ik zal de mogelijkheden voor decentraal aalbeheer onderzoeken

AO binnenvisserij, 3 februari 2010 (29 664, nr. 97)

Zoals aan de Kamer gemeld bij brief van 1 juli jl. (29 664, nr. 99) zal de Kamer hierover na het zomerreces worden geïnformeerd

Ik zal kijken wat de mogelijkheden zijn om een uitzondering te maken op het verbod op staandwandvisserij voor kleinschalig recreatief staandwandvisserij rond de waddeneilanden.

AO Binnenvisserij 3 februari 2010 (29 664, nr. 97)

De waddenprovincies onderzoeken op mijn verzoek een mogelijke uitzondering. De Kamer wordt hierover geïnformeerd

Ik zal de Kamer informeren over de invulling van het VBC-beleid.

AO binnenvisserij, 3 februari 2010 (29 664, nr. 97)

De Kamer wordt hierover in september geïnformeerd

Ik zal de Kamer informeren over de vormgeving van de regionale blueports.

Wetgevingsoverleg Visserij, 16 november 2009 (32 123-XIV, nr. 63)

Zie TK-brief 29 675, nr. 95 van 11 juni 2010

De kamer wordt in november geïnformeerd over de uitkomsten van de LEI-bijeenkomst over de pachtprijzensystematiek, en over het overleg dat de minister zal voeren met de heer Van Hall om te reflecteren op de pachtprijzensystematiek in relatie tot de economische crisis.

AO Pachtprijsverhoging 10 september 2009 (27 924, nr. 39)

Afgedaan. Zie TK-brief 27 924 nr. 40 van 1 december 2009

De minister zal de Kamer informeren over een mogelijke kredietregeling voor de glastuinbouw ter uitvoering van de motie Snijder/Mastwijk 31 700 nr. 163 en de toestemming van de Europese Commissie hierop.

AO Glastuinbouw 10 september 2009 (32 123 XIV, nr. 16)

Zie TK-brief 32 123 XIV nr. 14 van 22 september 2009

De minister zegt een verzamelbrief toe waarin zij ingaat op a). de relatie tussen de beperkte kwekersvrijstelling en de onderzoeksvrijstelling, b) de vraag of de Europese Commissie in bilaterale verdragen met ontwikkelingslanden verdergaande eisen stelt dan het TRIPS-verdrag en c) de rol en betrokkenheid van de consument.

AO Toekomst plantenveredeling d.d. 30 juni 2010 (27 428, nr. 170)

Kamer wordt dit najaar geïnformeerd

Dit najaar zal de minister de Kamer informeren over de Nederlandse reactie op het evaluatierapport van het plantgezondheidsstelsel in de EU, dat naar verwachting eind juli 2010 beschikbaar zijn voor de lidstaten en stakeholders.

SO Landbouw- en Visserijraad 12 juli, brief van 8 juli 2010 (21 501-32, nr. 406)

Kamer wordt dit najaar geïnformeerd

De minister zal de Kamer in september 2010 informeren over de stand van zaken perceelsregistratie en het verwachte betaalschema van Dienst Regelingen.

AO Landbouw- en Visserijraad 24 juni 2010 (21 501-32, nr. 407)

Kamer wordt in september geïnformeerd

Dierenwelzijn

  

In februari 2010 stuurt de minister de eerste Staat van het Dier naar de Kamer.

LNV-begroting 2010

(32 123 XIV, nr. 2)

Zie TK-brief 28 286, nr. 381 van 9 maart 2010

De minister zal het plan van aanpak van de konijnenhouderijsector over dierenwelzijn, dat zij vóór 1 juni 2010 van de sector hoopt te ontvangen, aan de Kamer doen toekomen.

Vragenuur 6 april 2010 (Handelingen II 2009-2010 , nr. 72, blz 6 122 tm 6132)

Zie TK-brief 7 juli 2010

De Kamer wordt geïnformeerd over de Nederlandse inzet in Europa gericht op de totstandkoming van een nieuw EU Actieplan voor dierenwelzijn.

VSO Landbouw- en Visserijraad 12 mei 2010 (Handelingen 2009–2010, nr. 83, p. 7014)

Zie TK-brief 21 501-32, nr. 397 van 17 mei 2010

Met het oog op de implementatie van de Vleeskuikenrichtlijn zal de minister een algemene maatregel van bestuur aan beide Kamers van de Staten-Generaal voorleggen. In de jaarlijkse Voortgangsrapportage over de Nota dierenwelzijn zal de TK op de hoogte worden gehouden over de stand van zaken van de uitwerking.

Brief aan TK 6 oktober 2009 (32 123 XIV, nr. 21)

Zie TK-brief 32 423, nr. 1 van 17 juni 2010

Natuur en Landschap

  

De minister zal een evaluatiecommissie na 1 mei 2010 de opdracht geven een evaluatie uit te voeren over het natuurgebied Oostvaardersplassen op basis van drie afgeronde seizoenen, waarbij zal worden getoetst op de oorspronkelijke uitgangspunten. De evaluatie zal voor het aanstaande najaar zijn afgerond.

Plenair debat Oostvaardersplassen 17 maart 2010 (Handelingen II 2009–2010, nr. 64, 5598–5623 en nr. 66, 5768–5769)

Toezegging wordt uitgevoerd

Met provincies contact opnemen om de mogelijkheid van de vergoeding van boerenlandpaden via het ILG meer bekendheid te geven

Brief aan TK , 12 nov 2009 (financiële middelen landschap op begroting LNV) (31 253 XIV, nr. 21)

Wordt meegenomen in de uitvoering van motie Jacobi-Van Gent (32 123-XIV, nr. 96)

In 2010 zal het Nederlandse Netwerk Platteland samen met Vlaanderen kansen en ontwikkelingen in peri-urbane regio´s een conferentie organiseren. Ik hou u daarvan graag op de hoogte.

Brief aan TK, 1 dec 2009 (Leefbaarheid op het platteland) (29 576, nr. 81)

Conferentie met Vlaanderen zal op 18 en 19 november 2010 worden georganiseerd

Integrale beleidsevaluatie Nationale Landschappen

AO Nota landschap, 28 januari 2009 (31 253, nr. 17)

Rapport wordt naar verwachting in oktober 2010 aangeboden aan TK

De minister zal nog dit jaar het kabinetsstandpunt op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Natuur aan de Tweede Kamer sturen.

Wetgevingsoverleg begrotingsonderzoek, 29 oktober 2009

Afgedaan. Zie TK-brief 31 588, nr. 3

De minister zal één of twee «wijzen» vragen de uitvoering van het erfpachtbeleid door Staatsbosbeheer nog eens goed te bezien en met adviezen daarover te komen.

AO Staatsbosbeheer, 8 december 2009

Afgedaan. Zie TK-brief 29 659, nr. 47

De minister zegt toe met de provincies te overleggen naar aanleiding van de conceptbeheerplannen en de wijzigingsvoorstelllen en naar eventueel nieuwe argumenten te luisteren (waarbij geen concessies worden gedaan aan de doelen) en de uitkomsten van het overleg naar de Kamer te sturen vóór de invulling van de verdere conceptplannen.

AO Natura 2000, 16 februari 2010

Afgedaan. Zie TK-brief 32 123-XIV nr. 195

Voedselkwaliteit en diergezondheid

  

Antibiotica: Ik zal eind 2009 de kabinetsreactie op de RIVM-rapportage naar de Kamer sturen.

AO Antibioticaresistentie in de dierhouderij 18 februari 2009 (29 683, nr. 27)

Afgedaan. Zie TK-brief 29 683, nr. 51 van 8 december 2009

Ik zal voor het zomerreces de voortgangsrapportage VWA programma dier naar de Kamer sturen

AO moties 20 mei 2010 (32 123 XIV, nr. 208)

Afgedaan. Zie TK-brief 26 991, nr. 279 van 30 juni 2010

In februari zal ik op de Landbouwraad aandacht vragen voor de situatie rondom Q-koorts, en specifiek voor de status van deze dierziekte op Europees niveau.

Schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw en Visserij Raad op 22 februari 2010 (21 501-32, 385)

Afgedaan. Zie TK-brief 21 501-32, 386 van 5 maart 2010

Door de bewindspersoon gedane toezeggingen aan de Eerste Kamer

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Ik zal bekijken of we het meetnet voor oppervlaktewateren kunnen verfijnen.

Plenaire behandeling d.d. 24 november 2009 inzake Differentiatie fosfaatgebruiksnorm (31 945)

Toezegging wordt in samenwerking met mijn ambtgenoten van VROM en VenW uitgevoerd

Ik ben bereid te kijken hoe in een volgend actieprogramma nitraatrichtlijn nog meer maatwerk met een minimum aan administratieve lasten kunnen realiseren.

Plenaire behandeling d.d. 24 november 2009 inzake Differentiatie fosfaatgebruiksnorm (31 945)

Wordt meegenomen in de voorbereiding van het 5e Actieprogramma

6.2 ZBO’s en RWT’s

 

Externe organisatie (met wettelijke en/of bestuurlijke taak)

Afkorting

RWT

ZBO

Functie

(Begrotngsartikel(en)

Begrotingsramingen x € 1 000

URL

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

AOC’s

X

X1

De AOC’s zijn de kennisinstellingen/opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.

26

451 619

 

2

Bureau Beheer Landbouwgronden

Commissie Beheer Landbouwgronden

BBL

CBL

X

X2

X

BBL is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu

23, 24

3

www.dlg.nl

3

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

CTgB

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op basis van Europees geharmoniseerde wet- en regelgeving.

21

1 547

www.ctgb.nl

4

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

BE

X2

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad, in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

   

5

Faunafonds

FF

X

X

Taken FF:

het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; het in daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten;

gedeputeerde staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken die hen zijn opgedragen krachtens de Flora- en faunawet;

de minister van advies dienen bij het ontwerp van algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

23

11 975

www.faunafonds.nl

6

Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën4

– 

 

X

 

24

  

7

Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)

HAS

X

X1

De HAS’en zijn de kennisinstellingen/opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.

26

63 453

 

8

Kamer voor de Binnenvisserij 4)

KVB

 

X

    

9

Raad voor Plantenrassen

RvP

 

X

De Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).

29

926

 

10

Reconstructiecommissie Midden Delfland4

– 

 

X

 

24

1 737

 

11

Regionale Grondkamers (5)

– 

 

X

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

   

12

Rendac BV

– 

X

 

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

25

13 430

www.rendac.com

13

Staatsbosbeheer

SBB

X

X2

Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:

het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van staatsbosbeheer;

het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.

23, 24

90 284

www.staatsbosbeheer.nl

14

Stichting Bloembollenkeuringsdienst

BKD

X

X

Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen, de Plantenziektenwet en aan Europese wetgeving m.b.t. bloembollen.

  

www.bloembollenkeuringsdienst.nl

15

Stichting Borgstellingsfonds Landbouw5

BF

 

X

Het doel van het Borgstellingsfonds is de ontwikkeling van de landbouw te bevorderen.

BF voert twee regelingen uit: Besluit Borgstellingsfonds (Bbf) en Besluit Bijzondere Borgstellingen (BF+)

Bbf verleent subsidie in de vorm van garanties t.b.v. ontwikkeling van landbouwbedrijven. BF+ verleent garanties t.b.v. vernieuwing en herstructurering (bijv. duurzaamheid).

   

16

Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel

COKZ

X

X

Controle en inspectie, erkenningen, keuringen van zuivelproducten en het uitreiken van merken, tekenen van bewijsstukken op basis van de Landbouwkwaliteitswet.

25

*)

www.cokz.nl

17

Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten

CPE

X

X

Controle op grond van het Landbouwkwaliteitsbesluit (LKB) Eieren en het LKB Eiproducten van de naleving van de wettelijke regels voor eieren vastgelegd in onder andere het Legkippenbesluit en de EU-verordening voor de handelsnormen voor eieren.

  

www.cpe.nl

18

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

DLO

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

26

191 470

http://www.wur.nl/NL/

19

Stichting Fonds MKZ-AI5

– 

 

X

financiële ondersteuning t.b.v. bedrijfsvoortzetting/«continuïteit bieden aan agrarische- en MKB–ondernemers die onevenredig getroffen zijn door MKZ/AI–maatregelen»

   

20

Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden

SKAL

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

  

www.skal.nl

21

Stichting Kwaliteitscontrolebureau Groente en Fruit

KCB

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Plantenziektenwet en de Landbouwkwaliteitsregeling Controle Groenten en Fruit voor import en export.

21

 

www.kcb.nl

22

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

NAK-T

X

X

Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. tuinbouwteeltmateriaal in de sectoren bloemisterij-, fruit- en groentegewassen.

  

www.nak.nl

23

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

NAK

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

  

www.naktuinbouw.nl

24

Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Landbouw5

O&S lb

 

X

Het doel is de bevordering van de ontwikkeling en sanering van de landbouw. (art. 2 statuten)

Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de landbouw.

   

25

Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Visserij5

O&S vis

 

X

Het doel is de ontwikkeling en sanering van de zee- en kustvisserij te bevorderen. (art. 2 statuten) Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de bedrijfsmatige uitgeoefende Nederlandse zee- en kustvisserij, waaronder begrepen de vangst en aanvoer, van de handel in door zee- en kustvisserij verkregen producten en van die producten en be- en verwerkende industrie.

   

26

Wageningen Universiteit

WU

X

X 1

Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

 

159 590

http://www.wur.nl/NL/

XNoot
1

De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

XNoot
2

Staatsbosbeheer en BBL zijn ZBO, maar vallen niet onder de Kaderwet ZBO.

XNoot
3

bijdrage is opgenomen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied en loopt daarom via de provincies.

XNoot
4

Opheffing voorgenomen

XNoot
5

In opheffing

6.3 Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de EU-gevoelige beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de cofinanciering met LNV-middelen en middelen van andere overheden. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit inkomenssteun en markt- en prijsbeleid. Met behulp van instrumenten als interventiemaatregelen, rechtstreekse inkomenssteun en exportrestituties richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwprijzen en -inkomens. De tweede pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Europese middelen: uitgaven en ontvangsten

De eerste pijler en de tweede pijler van het GLB worden vanuit de twee Europese Landbouwfondsen gefinancierd: respectievelijk het Europees Landbouw Garantie Fonds (ELGF) en het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

De geldstromen vanuit het ELGF worden volledig Europees gefinancierd.

Bij de geldstromen vanuit de tweede pijler (ELFPO) is er sprake van cofinanciering van beleid middels een meerjarig doelstellingsprogramma: het Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP).

Voor de meerjarige programmering van het GVB binnen de lidstaat is er sprake van cofinanciering vanuit het Europees Visserijfonds (EVF), voorheen FIOV (Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij).

In tabel 1 is een overzicht van de geraamde financiële bijdragen vanuit de Europese Landbouwfondsen opgenomen. Het betreft door de EU voor Nederland gereserveerde middelen voor de periode 2007–2013. De gerealiseerde uitgaven worden op declaratiebasis in rekening gebracht bij het ELGF en het ELFPO via de erkende betaalorganen Dienst Regelingen (ELGF) en Dienst Landelijk Gebied (ELFPO). De betaalorganen verantwoorden deze declarabele uitgaven bij de EU- Landbouwfondsen, buiten de LNV-begroting.

In de tabel zijn de oorspronkelijk geraamde middelen opgenomen voor de periode 2007–2013. Het betreffen dus geen gerealiseerde uitgaven over 2007, 2008 en 2009. Dit houdt verband met de (N+2)-regel die de Europese Commissie hanteert: lidstaten kunnen 2 jaar na afloop van het betreffende EU- begrotingsjaar een declaratie indienen over de projecten. Zo mogen de jaartranches van 2007 bijvoorbeeld uiterlijk tot en met 2009 uitgegeven worden. De uitgaven voor de programmaperiode 2007–2013 kunnen tot uiterlijk 2015 worden gedaan.

Tabel 1 Middelen GLB ten gunste van Nederland voor de periode 2007–2013 (bedragen x € 1 mln.)
 

20071

20081

20091

20101

2011

2012

2013

1. GLB/pijler 1 (indicatief)

1 050,0

1 020,0

1 000,0

1 000,0

1 000,0

900,0

900,0

2. GLB/pijler 2 (POP2)

       

As 1: Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw

21,3

21,7

21,6

30,4

33,3

35,8

37,8

As 2: Verbetering van het milieu en het platteland

20,6

21,7

23,7

26,8

27,9

30,4

32,2

As 3: Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie

21,0

21,7

21,0

22,3

22,0

22,7

25,7

As 4: Uitvoering LEADER-aanpak

7,0

7,2

7,0

7,0

6,8

6,8

6,6

Kosten technische bijstand

0,7

0,4

0,3

0,7

0,4

0,4

0,4

Subtotaal POP

70,6

72,7

73,6

87,2

90,4

96,1

102,7

Totaal GLB

1 120,6

1 092,2

1 073,6

1 087,2

1 090,4

996,1

1 002,7

XNoot
1

Betreft geen gerealiseerde uitgaven maar oorspronkelijk geraamde EU- middelen voor de lidstaat Nederland voor de periode 2007–2013.

De financiële bijdragen voor GLB pijler 1 zijn indicatief. Hierin zullen naar verwachting wijzigingen optreden als gevolg van veranderde marktomstandigheden (o.a. minder exportsteun en interventie) en als gevolg van de tussentijdse Health Check van het GLB.

Voor de tweede pijler van het GLB (POP) zijn voor Nederland door de EU oorspronkelijk in 2007 jaartranches beschikbaar gesteld van circa € 70 mln. Bij het EU-plattelandsbeleid is sprake van cofinanciering van overheidsbijdragen aan begunstigden (Rijk, andere overheden, private partijen). Met een jaarlijkse cofinanciering van 50% komt dit op een totaal van € 140 mln. per jaar.

Het POP kent vier assen (zie tabel 1). Financiering vanuit LNV vindt vooral plaats vanuit as 1. De provincies dragen zorg voor de cofinanciering van as 2, 3 en 4 De cofinanciering van de totale overheidsbijdrage aan subsidiabele projecten door LNV loopt voor een deel (kavelruil en beheersovereenkomsten) via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

In november 2008 is in het kader van de Health Check besloten financiële middelen over te hevelen van de 1ste pijler naar de 2de pijler (progressieve modulatie). De wijze waarop deze middelen zullen worden ingezet in maatregelen wordt vastgelegd in een bijstelling van het POP. In de Health Check is ook vastgelegd dat deze modulatiemiddelen besteed moeten worden aan een aantal nieuwe doelen, de zogenaamde Nieuwe Uitdagingen (POP-NU).

Het POP kent een nationaal cofinancieringpercentage van 50%, voor POP-NU geldt een cofinancieringspercentage van 25%.

Tegenover de ontvangsten staan ook afdrachten aan de EU, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen. Deze ontvangsten en afdrachten worden verantwoord op artikel 29 van de LNV-begroting en worden na aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU. In onderstaand overzicht zijn de ontvangsten weergegeven:

Bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Landbouwheffingen(incl. productieheffingen)

302 999

EU-ontvangsten

5 685

Totaal ontvangsten

308 684

De eerste pijler van het GLB: markt- en prijsbeleid en inkomenssteun

Rechtstreekse steun

Terwijl de interne markt groeide is het GLB de afgelopen jaren aangepast aan nieuwe uitdagingen in de samenleving. Het beleid richt zich sindsdien meer op de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van de sector, waarbij het vooral inzet op ruimte voor de markt en een grote rol voor productieomstandigheden in plaats van productieverhoging en prijsondersteuning. Was vroeger de maatschappelijke betekenis van het GLB vooral gebaseerd op de omvang van de voedselproductie, nu is er groeiende aandacht voor koppeling van steun aan maatschappelijke waarden op het gebied van milieu, voedselkwaliteit en dierenwelzijn.

Het hervormingsbesluit van 2003 is een beslissend keerpunt in de evolutie van het GLB. Er werden twee nieuwe principes in het GLB verankerd: marktwerking en vermaatschappelijking. De landbouwministers besloten namelijk om het markt- en prijsbeleid grotendeels te vervangen door (ontkoppelde) inkomenstoeslagen. De ongewenste maximalisering van productie en subsidie is daarmee doorgesneden. Verder besloot men dat voor het verkrijgen van EU-subsidie moet worden voldaan aan maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van milieu, voedselkwaliteit en dierenwelzijn (cross compliance). Hiermee kreeg duurzame productie als maatschappelijke randvoorwaarde een nog nadrukkelijker plek in het GLB.

Ten aanzien van het GLB is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering van het communautair vastgestelde beleid binnen Nederland. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Deze voorziet ondermeer in uitvoering door een beperkt aantal erkende betaalorganen, een erkennende instantie, een coördinerende en een certificerende instantie.

Marktmaatregelen

Op de WTO-top van eind 2005 zijn in Hongkong afspraken gemaakt over de totale uitfasering per 2013 van exportrestituties aan bedrijven die landbouwproducten exporteren naar landen buiten de EU.

Health Check GLB eerste pijler (markt- en prijsbeleid en inkomenssteun)

In november 2008 is een akkoord bereikt over de Health Check en uitgewerkt in een Verordening van de Raad (EG) nr. 73/2009. De besluiten zijn door Nederland uitgewerkt en gepresenteerd aan de Tweede Kamer (TK 2008–2009, 28 625, nr. 67). De Nederlandse invulling is op 15 juli 2009 aan de Europese Commissie gemeld.

Het betreffen de volgende maatregelen voor de eerste pijler van het GLB:

• Verordening (EG) nr. 73/2009: artikel 68

Op basis van artikel 68 mag Nederland een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun herbestemmen voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen. Hiermee kunnen de betreffende middelen behouden blijven in de eerste pijler. Nederland wil met artikel 68 de ontwikkeling van dier- en milieuvriendelijke productiemethoden bevorderen, een brede weersverzekering initiëren, de introductie van een identificatie- en registratiesysteem voor schapen en geiten bevorderen en een vaarvergoeding beschikbaar stellen in waterrijke landbouwgebieden met percelen die louter over water zijn te bereiken.

Vanaf 1 januari 2010 zijn de vier maatregelen in werking getreden. Binnen het bestaande pakket Dierenwelzijn treden per 1 januari 2011 nog de submaatregelen tussensegmenten en managementmaatregelen in werking. De beide submaatregelen waren al eerder per 15 juli 2009 bij de Europese Commissie gemeld. Voor de maatregelen uit artikel 68 heeft Nederland in 2010 en 2011 een bedrag van € 22 mln. beschikbaar. Voor 2012 en 2013 zal Nederland een nieuwe schatting maken, maar wordt vooralsnog eveneens van € 22 mln. uitgegaan. In onderstaande tabel zijn de bedragen per maatregel weergegeven

Tabel 3. Geschatte EU-middelen voor artikel 68 maatregelen in miljoenen euro

Maatregel

2010

2011

2012

2013

– Dierenwelzijn

10,5

11,5

10,5

10,5

– Brede weersverzekering1

7

8

9

9

– eI&R schapen/geiten

3,5

1,5

1,5

1,5

– Vaarvergoeding

1

1

1

1

Totaal

22

22

22

22

XNoot
1

Naast bovengenoemde EU-middelen wordt voor de maatregel brede weersverzekering aan nationale cofinanciering bijgedragen € 2,3 mln. in 2010, € 2,7 mln. in 2011 en € 3,1 mln. in 2012 en 2013.

• Melkquotering

Na de reeds eerder geaccordeerde quotumverhoging van 2,5% per 1 april 2008 is ook per 1 april 2009 het Nederlandse melkquotum wederom met 2,5% verhoogd. Hiervan vloeit 1% quotumstijging voort uit een afgesproken jaarlijkse quotumstijging van 1% gedurende 5 achtereenvolgende jaren die voor alle lidstaten geldt. Nederland kreeg in 2009 nog 1,5% extra uit een aanpassing van de positieve vetcorrectie. Afgesproken is ook dat de Commissie regelmatig met nieuwe marktrapporten zal komen met daarbij voorstellen voor verdere maatregelen in het kader van de zachte landing van het melkquotum. Het eerdere besluit om de melkquotering per 2015 te beëindigen is herbevestigd.

• Marktordening

Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Zo worden interventieregelingen verder beperkt en wordt een aantal interne afzetmaatregelen afgeschaft. Wel blijft het afgeslankte interventieprijssysteem bestaan als vangnet voor ernstige marktverstoringen. De ontkoppeling wordt verder doorgezet, zodat ook via deze weg de landbouw zich meer zal laten leiden door marktimpulsen. Zoals nu is afgesproken, zullen alle sectoren, met uitzondering van de gekoppelde zoogkoepremie (in Nederland al ontkoppeld sinds 2007) uiterlijk 2012 moeten zijn ontkoppeld. Nederland maakt gebruik van de mogelijkheid om in 2010 de premie voor eiwithoudende gewassen en areaalbetaling voor noten te ontkoppelen. Daarnaast zal Nederland de slachtpremies (kalveren en runderen) vanaf 2010 ontkoppelen. Nederland maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de productiesteun voor zetmeelaardappelen en de steun voor zaaizaad eerder te ontkoppelen dan in 2012.

• Vereenvoudiging

De vereenvoudiging van het GLB vindt plaats binnen het programma Better Regulation. Hierbij staat verminderde administratieve lastendruk voor de sector centraal.

De tweede pijler van het GLB: het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 (POP2)

Het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2007–2013 (POP2) is in juni 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd en daarmee in werking getreden.

Met het POP2 streeft Nederland drie inhoudelijke doelen na, in lijn met de doelen van verordening 1698/2005:

  • het versterken van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouw;

  • de verbetering van natuur en milieu door landbeheer;

  • het verhogen van (a) de leefkwaliteit op het platteland en (b) diversificatie van de plattelandseconomie.

Een vierde doel is meer procesmatig van aard en betreft het bevorderen van lokale plattelandsontwikkeling via de LEADER-aanpak. Dit is een gebiedsgerichte en bottom up-werkwijze voor bepaalde aspecten van plattelandsproblematiek. Het programma LEADER+, voorheen onderdeel van het Structuurbeleid, maakt sinds 2007 deel uit van het POP2.

Voor Nederland is er voor de periode 2007–2013 ruim € 486 mln. uit het ELFPO beschikbaar voor het POP2. Op basis van een door Nederland gekozen cofinancieringpercentage van 50% voor het gehele POP2 wordt dit bedrag door Nederland (Rijk, provincies en andere overheden gezamenlijk) verdubbeld ten behoeve van besteding in het kader van het POP2.

Als gevolg van de hervorming van de marktordening Groenten en Fruit (GMO) zijn EU-middelen vrijgekomen die ingezet worden voor POP2. Het plafond voor POP2 is als gevolg hiervan in totaal met € 9,7 mln. verhoogd. Ook voor deze gelden is de cofinanciering 50 %.

Aanvullend op deze bedragen verwachten LNV en provincies in de periode 2007–2013 ongeveer € 840 mln. in te zetten op maatregelen uit het POP2.

De provincies leveren het overgrote deel van de cofinanciering. LNV levert ongeveer 10% van de cofinanciering.

Uitvoering van de POP2-maatregelen gebeurt op basis van de provinciale verordeningen en financiële regelingen van LNV. Op de besteding van deze geldstromen is één beheers- en controlemechanisme van toepassing. De minister van LNV is als beheersautoriteit voor het POP2 eindverantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van het POP2.

Health-check GLB en Economische Herstelplan

In november 2008 is in het kader van de Health Check van het GLB besloten financiële middelen over te hevelen van de 1ste pijler naar de 2e pijler (progressieve modulatie). Ook zijn er aanpassingen gedaan in het kader van het Economische Herstelplan. Daarmee is er circa € 97 mln. EU-steun beschikbaar gekomen voor het Nederlandse POP2 in de periode 2009-2013.

De extra middelen dienen besteed te worden aan zes geïdentificeerde «Nieuwe Uitdagingen» (POP-NU): biodiversiteit; klimaatverandering; waterbeheer; hernieuwbare energie; innovatie voor deze vier uitdagingen; en structuurversterking melkveehouderij. Het kader voor de besteding van deze middelen is de bestaande plattelandsverordening 1698/2005. Uit nationale middelen moet voor deze Nieuwe Uitdagingen niet 50% maar 25% nationale cofinanciering worden bijgedragen.

Nederland zet een bedrag van € 32,5 mln. in aan nationale cofinanciering. Nederland zal dit budget inzetten voor akkerranden, water, milieuverbetering, innovatie in de landbouw, duurzame energie en breedbandinternet.

Tabel 4. Additionele EU-bijdrage 2009–2013 op basis van Health Check en Economisch Herstel Plan (POP-NU) (x € 1 mln.)

As

Overheidsbijdragen totaal

Procentuele ELFPO-bijdrage (%)

Bedrag ELFPO-

bijdrage

1. Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw

74,1

75%

55,6

2. Verbetering van het milieu en het platteland

40,9

75%

30,7

3. Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie

15,1

75%

11,3

4. Uitvoering LEADER-aanpak

0

n.v.t.

0

Kosten technische bijstand

0

n.v.t.

0

Totaal

130,1

 

97,6

Met de ophoging van bovengenoemde gelden komt de totale enveloppe POP2 voor Nederland voor de periode 2007–2013 op ongeveer € 593 mln.

Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Nederland maakt gebruik van het Europese Visserij Fonds (EVF) om deze doelen te bereiken.

Europees Visserijfonds (EVF)

Nederland ontvangt uit het EVF een communautaire bijdrage van € 48,6 miljoen voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland een nationale bijdrage van € 72,1 miljoen. In het operationeel programma EVF is de gedetailleerde financiële tabel voor de gehele programmeringsperiode 2007–2013 opgenomen. De bijdrage van de EU voor de periode 2007–2013 heeft betrekking op duurzame visserijmethoden (€ 16,9 mln.), maatregelen op het terrein van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (EU € 7,5 mln.), innovatieve projecten (€ 16,8 mln.) , gebiedsgerichte activiteiten (€ 5 mln.) en technische bijstand (voorbereiding, toezicht, administratieve ondersteuning) (€ 2,4 mln.).

In onderstaande tabel zijn de maatregelen voor 2011 aangegeven:

Tabel 5 Geraamde programma-uitgaven voor het jaar 2011 (bedragen x € 1 mln.)
 

EU

LNV

Totaal

Europees Visserijfonds (EVF)

   

OD- 21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van schelpdieren

   

Duurzame visserijmethodes

0,2

0,4

0,6

Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet

1,4

1,6

3,0

Innovatieve proefprojecten

2,2

3,7

5,9

Gebiedsgerichte activiteiten

1,0

1,01

2,0

Technische bijstand

0,4

0,4

0,8

Totaal

5,2

7,1

12,3

XNoot
1

betreft bijdragen van de provincies

Onderstaande tabel bevat de verdeling van de financiële verplichtingen over de jaren. De daadwerkelijke uitgaven vallen mogelijk in andere jaren (de n+2 regel). Nederland hanteert in het overzicht de jaartranches zoals de Europese Commissie deze heeft aangegeven. Deze zijn gebaseerd op het prijsniveau 2007.

Bedragen zijn weergegeven in euro’s.

Tabel 6 Overzicht jaarlijks beschikbare middelen EVF en nationaal (x € 1 mln.)
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal

EVF

6,5

6,7

6,8

6,9

7,1

7,2

7,4

48,6

Nationaal

21,0

8,0

8,6

9,3

7,4

10,9

6,8

72,0

Totaal

27,5

14,7

15,4

16,2

14,5

18,1

14,2

120,6

FIOV 2000–2006

Voor het FIOV programma 2000–2006 met een uitfasering van twee jaren (2007 en 2008) is geen bedrag meer begroot in 2011. Op 31 juli 2010 is de einddeclaratie van dit programma ingediend bij de Europese Commissie. De financiële afwikkeling hiervan vindt naar verwachting plaats in 2011 en wordt gefinancierd uit de interne begrotingsreserve visserij (onder artikel U21.14).

Met het verschijnen van het Groenboek in mei 2009 is de discussie gestart over de toekomst van het Gemeenschappelijk visserijbeleid na 2012. Op veel punten zijn de resultaten van het huidige Gemeenschappelijk visserijbeleid niet positief. Hervorming van dit beleid is noodzakelijk. Veel uitdagingen moeten worden opgepakt, bijvoorbeeld als het gaat om de bijvangsten. Innovatie en duurzaamheid staan daarbij centraal. Doelstellingen daarbij zijn dat er sprake moet zijn van een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen (visbestanden) binnen en buiten Europese wateren van de EU, perspectief voor een maatschappelijk geaccepteerde duurzame visserijsector en een doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar pakket aan maatregelen voor het beheer van de visserijbestanden.

Eind 2009 is de Nederlandse visie op een nieuw Europees visserijbeleid – Vis, als duurzaam kapitaal – aan de Europese Commissie aangeboden. De visie bevat drie belangrijke nieuwe speerpunten, die het tot nu toe gevoerde beleid zouden kunnen doorbreken: duurzaam gebruik van het ecologisch kapitaal, een grotere rol voor de markt en afstemmen van de besluitvorming op lange termijn doelstellingen. Bij het vormgeven van de Nederlandse visie is een brede doelgroep betrokken. De resultaten van deze consultaties zijn gebruikt voor de kabinetsvisie op de herziening.

Het jaar 2010 is gebruikt om de belangrijkste thema’s en opties voor hervorming te verkennen en te inventariseren. De Commissie zal naar verwachting medio 2011 haar pakket met voorstellen presenteren, waarna de onderhandelingen zullen starten. Dit moet in 2012 tot finale besluitvorming leiden.

6.4 Lijst met afkortingen

AID

Algemene Inspectiedienst

AOC

Agrarisch Opleidingscentrum

AVP

Agenda Vitaal Platteland

BBL

Bureau Beheer Landbouwgronden

BES

Bilaterale Economische Samenwerking

BOL

Beroepsopleidende Leerweg

BSE

Bovine Spongiform Encephalopathy

CBRN

chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (Beleidsstrategie)

Cfi

Centrale Financiën Instellingen

CITES

Convention on International Trade in Endangered Species

of Wild Flora and Fauna

CITO

Ontwikkeling examens en toetsing

CVTO

Continu Vrijetijds Onderzoek

CWD

chronic wasting disease

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DLG

Dienst Landelijk Gebied

DLO

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

DP

Duurzame producten

DR

Dienst Regelingen

EC

Europese Commissie

EHS

Ecologische Hoofd Structuur

ELFPO

Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouw Garantie Fonds

EmZoo

Emerging Zoonosen

ESBL

Extended Spectrum Beta-lactamase

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FAO

Food and Agriciltural Organisation

FES

Fonds Economische Structuurversterking

GLB

Gemeenschappelijke Landbouwbeleid

GMO

Gemeenschappelijk MarktOrdening

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HAO

Hoger Agrarisch Onderwijs

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICMO

International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen

ICT

Informatie Communicatie Technologie

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

IRE

Investeringsregeling inergiebesparing

IRG

infrastructuurregeling Glastuinbouw

ISVV

Informatie Systeem Verduurzaming Voedsel

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs - bedrijfsleven

KNAW

Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschappen

LEI

Landbouw-Economisch Instituut

LNV

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie Energie-innovatie

MER

Milieu Effectrapportage

MJP

Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MRSA

Methicilline Resistente Staphylococcus aureus

NAD

Nationale Agenda Diergezondheid

NGI

Netherlands Genomics Initiative

NME

Natuur en Milieueducatie

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

nVWA

Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit

OBN

Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OIE

Office Internationale des Epizoöties

OS

Ontwikkeling en Samenwerking

PASO

Plan van Aanpak Schiphol en omgeving

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke Beroeps- en Bedrijfsorganisatie

PD

Plantenziektenkundige Dienst

PMR

Project Mainport Rotterdam

PNB

Particulier Natuurbeheer

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

RDA

Raad voor Dierenaangelegenheden

RDN

De Regeling Draagvlak Natuur

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROA

Rijksoverheid Architectuur

ROC

Regionale OpleidingsCentra

RoDS

Recreatie om de Stad

SAN

Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer

SBB

Staatsbosbeheer

SBIR

Small Business Innovation Research

SCP

Sociale staat van het Platteland

SIGN

Stichting Innovatie Glastuinbouw Nederland

SKIA

Strategische Kennis Innovatie Agenda

SNL

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer

Stidug

Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTI GG

Stichting Technologisch Topinstituut Groene Genetica

V&W

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

VCN

Voedingscentrum Nederland

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VO

Voortgezet Onderwijs

VOA

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten

VROM

Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WOT

Wettelijke Onderzoekstaken

WRR

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

WTO

World Trade Organisation

WU

Wageningen Universiteit

WUR

Wageningen Universiteit Researchcentrum

ZBO

Zelfstandig Bestuurs Orgaan

6.5 Trefwoordenlijst

Administratieve lasten 33, 34, 50, 138, 157, 197

Agrarische ruimte 3, 5, 55, 176, 183

Agrobiodiversiteit 38, 42, 58, 59

Agrofoodcomplex 112, 113

Agrologistiek 18, 37, 38, 42, 46, 54

Biobased economy 10, 18, 27, 123

Biodiversiteit 8, 9, 27, 31, 49, 51, 62, 63, 64, 65, 73, 74, 75, 114, 119, 120, 122, 123, 125, 138, 177, 184, 208

Biologische landbouw 26, 29, 42, 43, 44, 46, 47, 54, 120

Biotechnologie 62, 104, 106

Coalitieakkoord 16, 23

Concurrentiekracht 10, 12, 26, 27, 50, 123, 204, 208

Deltaprogramma 21, 22, 177

Dierenwelzijn 10, 12, 14, 15, 20, 26, 29, 31, 36, 37, 38, 39, 43, 54, 97, 99, 107, 111, 113, 114, 119, 120, 168, 184, 187, 195, 196, 205, 206

Diergezondheid 3, 5, 14, 15, 34, 36, 39, 95, 97, 98, 99, 100, 102, 107, 109, 110, 111, 113, 118, 119, 120, 121, 128, 168, 179, 196, 211

Diergezondheidsniveau 96, 98, 107, 109

Dierziekten 15, 96, 97, 98, 99, 107, 108, 109, 110, 120, 123, 188

Duurzaam ondernemen 5, 12, 15, 53, 54, 59, 112, 122, 174, 183, 194

Duurzame ontwikkeling 17, 27, 112, 114, 120, 125

Fytosanitair 11, 31, 38, 40, 41, 54, 162, 166

Gewasbescherming 11, 26, 31, 36, 37, 38, 41, 45, 48, 54, 162, 171, 198

Glastuinbouw 6, 11, 16, 19, 33, 43, 44, 45, 54, 55, 59, 60, 78, 120, 121, 174, 195, 211, 212

Greenports 7, 17, 18, 45, 59, 60, 78

Habitatrichtlijn 62, 63, 71

Innovatie 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 19, 20, 27, 28, 31, 36, 38, 39, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 57, 68, 84, 91, 95, 100, 102, 103, 105, 106, 109, 112, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 128, 129, 175, 180, 184, 185, 208, 209, 211, 212

Kennis en innovatie 12, 13, 128, 182, 183

Kennisontwikkeling 27, 28, 42, 43, 52, 53, 112, 114, 116, 118, 119, 120, 123

Klavertje 4 7, 60

Klimaatcrisis 8

Landbouwheffingen 7, 140, 205

Landinrichting 6, 58, 59, 149

Landschap en recreatie 5, 14, 182, 183

Landschap 3, 4, 9, 10, 13, 14, 16, 21, 22, 23, 26, 31, 43, 45, 55, 57, 59, 64, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 77, 78, 80, 81, 82, 83, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 93, 112, 113, 114, 119, 120, 122, 123, 134, 157, 162, 178, 185, 186, 193, 196, 198, 199, 212

Luchtkwaliteit 7, 17, 18, 123, 174, 181

Meerjarenafspraken energie 45

Melkveehouderij 43, 47, 48, 49, 54, 121, 208

Mestbeleid 11, 18, 24, 30, 31, 38, 39, 40, 154, 155

Meststoffenwet 18, 24, 54

Milieu 6, 7, 9, 10, 20, 21, 22, 26, 32, 36, 37, 39, 40, 41, 43, 45, 47, 48, 50, 53, 62, 63, 65, 71, 72, 74, 78, 89, 92, 95, 96, 102, 103, 106, 113, 114, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 128, 130, 133, 134, 139, 143, 149, 154, 185, 187, 198, 199, 200, 204, 205, 206, 207, 208, 211, 212

Multifunctionele landbouw 44, 49, 50

Nationale landschappen 78, 82

Nationale parken 78

Natte natuur 71, 177

Natura 2000 13, 62, 63, 64, 70, 75, 76, 122, 196

Natuur voor mensen, mensen voor natuur 63

Natuur 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 31, 36, 45, 51, 52, 53, 59, 60, 62, 63, 64, 65, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 81, 82, 85, 86, 90, 91, 92, 93, 112, 113, 114, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 128, 129, 130, 133, 134, 135, 138, 145, 149, 154, 157, 162, 177, 182, 183, 184, 186, 190, 194, 196, 198, 199, 200, 202, 207, 209, 211, 212

Natuurbeschermingswet 63, 64, 77

Nitraatrichtlijn 11, 36, 39, 40, 123, 197

Onderwijsbeleid 115, 128

Plantkundig onderzoek 18

Plattelandsbeleid 7, 9, 33, 203, 204

Plattelandsontwikkeling 31, 154, 203, 207, 211, 212

Primaviera 7, 60

Programma beheer 72, 73, 78

Reconstructie 3, 5, 16, 23, 24, 79, 81, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 181, 199

Schoon en zuinig 120

Scrapie 101, 110

Staatsbosbeheer 24, 69, 73, 74, 75, 87, 89, 90, 91, 145, 182, 192, 193, 194, 196, 198, 199, 202, 212

Stidug 45, 60, 212

Transitie 7, 10, 11, 14, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 32, 44, 45, 46, 50, 51, 52, 53, 54, 85, 89, 96, 102, 111, 118, 128, 179

Veenweiden 16, 24, 25, 79, 85, 93, 94, 134, 181

Visserij 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 21, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 51, 52, 53, 54, 62, 73, 119, 120, 121, 123, 128, 138, 145, 184, 185, 189, 192, 193, 194, 195, 196, 197, 199, 200, 201, 203, 208, 209

Voedselkwaliteit en diergezondheid 98, 183

Voedselveiligheid 14, 95, 97, 98, 100, 101, 104, 109, 110, 118, 121, 123, 128, 171

Vogelpest 109, 169

Vogelrichtlijn 62, 63, 71

Web 102, 115

Westerschelde 7, 69, 70, 71, 78, 79, 194

Naar boven