21 501-32
Landbouw- en Visserijraad

nr. 365
MOTIE VAN DE LEDEN OUWEHAND EN WAALKENS

Voorgesteld 10 december 2009

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Europese Commissie in het kader van de wijziging van de Europese Dierproevenrichtlijn (86/609/EEG) heeft geconstateerd dat bij het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijke procedures zich wegens de genetische verwantschap van deze dieren met de mens en hun sterk ontwikkelde sociale gedragsrepertoire, specifieke ethische en praktische problemen voordoen inzake het tegemoetkomen aan hun ethologische, ecologische en sociale behoeften in een laboratoriumomgeving;

constaterende, dat de Europese Commissie daarbij constateert dat het gebruik van niet-menselijke primaten een punt van buitengewone zorg is bij het publiek;

constaterende, dat de Commissie om die redenen heeft voorgesteld om het gebruik van niet-menselijke primaten alleen toe te staan voor onderzoek op essentiële biomedische gebieden ten bate van de mens, mits daarvoor nog geen andere vervangende alternatieve methoden beschikbaar zijn en alleen in het kader van procedures die verband houden met klinische aandoeningen die wezenlijke gevolgen hebben voor het dagelijks functioneren van de patiënt doordat ze levensbedreigend of gezondheidsondermijnend zijn;

constaterende, dat deze verwijzing naar levensbedreigende of gezondheidsondermijnende klinische aandoeningen reeds is opgenomen in andere EU-wetgeving, zoals Verordening (EG) nr. 141/2000, Richtlijn 2001/20/EG, Verordening (EG) nr. 726/2004 en Verordening (EG) nr. 507/2006;

verzoekt de regering genoemd voorstel van de Europese Commissie tot beperking van het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijk onderzoek te steunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Ouwehand

Waalkens

Naar boven