32 123 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2010

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2009

Op 10 september 2009 heb ik de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit toegezegd u nadere duidelijkheid te geven over een regeling voor liquiditeitsoverbrugging voor de glastuinbouw. Dit mede naar aanleiding van de moties Snijder-Hazelhoff/Mastwijk (31 700 XIV, nr. 163) en Mastwijk c.s. (31 700 XIV, nr. 167).

In deze brief verschaf ik u nadere duidelijkheid over deze regeling. Alvorens dit te doen schets ik u kort de aanleiding voor deze maatregelen.

Aanleiding

De Nederlandse glastuinbouw verkeert in economisch zwaar weer. Vraaguitval en lage prijzen zijn het gevolg. Vele tuinders staan op dit moment aan de vooravond van een nieuw teeltseizoen en moeten nu investeren in onder andere plantgoed, energie en arbeid. In het voorjaar van 2010 leiden deze investeringen pas tot oogsten en inkomsten. Normaal gesproken kan de tuinder de periode tussen planten en oogsten zelf overbruggen als hij/zij over voldoende liquide middelen beschikt, of door een bankkrediet (oogstkrediet). Maar vanwege de crisis ontbreken bij een aantal bedrijven de liquide middelen. Daarnaast kunnen tuinders door de kredietcrisis moeilijker leningen krijgen. De banken eisen namelijk meer zekerheden van de tuinders in de vorm van een hogere solvabiliteit (= deel eigen vermogen op het totaal vermogen). Deze solvabiliteit is vaak laag op glastuinbouwbedrijven vanwege het vele geïnvesteerde kapitaal op relatief kleine oppervlakte. De crisis die ontsparingen tot gevolg heeft, leidt tot een verdere afname van het vermogen en dus ook van de solvabiliteit.

De situatie leidt ertoe dat op zich rendabele bedrijven in de Nederlandse glastuinbouw, onvoldoende liquide middelen en zekerheden hebben om een nieuw teeltseizoen te kunnen starten.

Garantstelling

Om bovenstaande redenen heb ik besloten om op zich levensvatbare bedrijven net dat duwtje in de rug te geven dat nodig is om de huidige crisisperiode door te komen.

Geschetste problematiek is in de glastuinbouw het grootst maar ook in andere sectoren doet zich een zelfde problematiek voor. Daarom verleen ik, voor alle sectoren in de land- en tuinbouw, een tijdelijke garantstelling op leningen voor werkkapitaal. Dit zijn leningen ter dekking van uitgaven die nog gedaan moeten worden om de lopende bedrijfsvoering doorgang te doen vinden. In het geval van de glastuinbouw betreft dit kostenposten zoals plantgoed, energie en arbeidskosten.

Deze garantstelling moet passen binnen de Europese kaders, voldoende hoog zijn om de Nederlandse land- en tuinbouw soelaas te kunnen bieden en zo spoedig mogelijk worden ingevoerd. Hiervoor leent zich de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatsteun ter stimulering van de toegang tot financiering, na doorvoering van de door commissaris Fischer-Boel voorgestelde verruiming van de steunmogelijkheden voor de landbouwsector (hierna verruimd Tijdelijk kader genoemd). Gebruik makend van deze verruiming wil ik garant staan voor leningen voor werkkapitaal tot € 850 000 per landbouwonderneming. De overheid stelt zich voor de helft van dit bedrag garant; voor de andere helft van het bedrag dragen de banken het risico.

Dit verruimde Tijdelijk kader wordt naar verwachting eind november van kracht. Dit zou echter te laat kunnen zijn voor een deel van de bedrijven. Voor de overbrugging van deze korte periode maak ik gebruik van de bestaande de-minimis regeling. Zodra echter het verruimde Tijdelijk kader mag worden toegepast, vallen de garantstellingen onder dat kader. Ik verleen dus garantstelling in twee fasen. Op 1 oktober 2009 stel ik een regeling open waar de eerste fase onder de de-minimisverordening valt totdat de Commissie het verruimde Tijdelijk kader invoert. Zodra de Commissie goedkeuring verleent aan de garantstelling onder het verruimde Tijdelijk kader gaat de tweede fase in. Dit betekent dus dat vanaf 1 oktober 2009 garantstellingen tot € 850 000 kunnen worden verleend.

Rekening houdend met de verantwoordelijkheid die banken in deze ook hebben, stel ik de volgende voorwaarden:

• De banken verlenen uitstel van aflossing op door hen verstrekte leningen voor de duur van twee jaar.

• De garantie bedraagt 50% van het bedrag dat de bank aan de ondernemer leent.

• De lening zal rentedragend zijn tegen gangbare rentepercentages.

• Voor de lening waarvoor garantstelling wordt verleend geldt een eenmalige provisie van 4,5%.

• De garantie wordt verstrekt indien de land- of tuinbouwonderneming wegens het ontbreken van de daartoe benodigde zekerheden volgens normaal bankgebruik onvoldoende financiering kan krijgen.

• De garantie wordt verstrekt op basis van hoofdelijke aansprakelijkheid.

• De garantstelling heeft een looptijd van 3 jaar, met vrijwillige aflossing.

• Per ondernemer kent de lening een minimum van € 50 000 en een maximum van € 850 000.

• Een ondernemer kan éénmaal een beroep doen op de garantstelling.

• Nationaal geldt een plafond van € 200 mln. Dit betekent gezien de 50/50-verhouding tussen bank en overheid, dat de overheid maximaal € 100 mln. garandeert.

• De garantie wordt verleend in volgorde van aanmelding.

• De garantstelling wordt opengesteld voor de overbrugging van de teeltseizoenen 2009 en 2010 en kan worden aangevraagd in de periode tot 31 december 2010 of zoveel eerder als het plafond van het garantiebedrag wordt bereikt.

• Alleen uitgaven die gedaan worden na het moment van aanmelding komen in aanmerking voor een garantstelling.

Bedrijfsadvisering

Naast de garantstelling creëer ik een tijdelijke mogelijkheid op het gebied van gerichte bedrijfsadvisering. Uit de vele gesprekken die ik het afgelopen half jaar heb gevoerd is mij gebleken dat sommige tuinders onvoldoende inzicht hebben in hun eigen financiële bedrijfssituatie. Een aantal daarvan heeft daarnaast ook weinig inzicht in de mogelijkheden hoe ze met de huidige en de te verwachten marktsituatie tot een oplossing kunnen komen. Met de inzet van onafhankelijke adviseurs wil ik de ondernemers in de land- en tuinbouw hierbij helpen. Alleen bedrijven die in liquiditeitsproblemen verkeren en onder normale voorwaarden geen extra financiering kunnen krijgen van hun bank, kunnen in aanmerking komen voor deze adviezen. De onafhankelijke adviseurs kunnen de ondernemer ondersteunen door gezamenlijk zicht te krijgen in de huidige problematiek en de stappen die daartoe gezet kunnen worden. Ik zet me in om deze maatregel op korte termijn operationeel te hebben en reserveer daarvoor € 0,5 mln.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven