Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 2010 over gastouderopvang en eenlocatieopvang.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Het debat over de gastouderopvang is toch niet helemaal bevredigend verlopen. Dat geeft aanleiding tot het indienen van een aantal moties waarover ik graag een uitspraak van de Kamer wil. Gelet op het vandaag geldende regime zal ik daar maar meteen mee beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gastouders nog maar op één adres opvang mogen aanbieden, omdat de GGD onvoldoende controlecapaciteit zou hebben voor meerdere adressen;

overwegende dat veel gastouders stoppen met hun werk omdat zij met één adres niet in hun inkomen kunnen voorzien en veel vraagouders hun opvang kwijtraken;

van mening dat bureaucratie nooit voor principe mag gaan;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk, en in ieder geval voor het einde van 2010, de eenlocatie-eis te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Kooiman, Van Toorenburg, Van Gent en Hamer.

Zij krijgt nr. 72(31874).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gastouders per 1 september 2010 moeten beschikken over een diploma of erkenning van verworven competenties van een van de opleidingen zoals vastgelegd in een diplomalijst;

overwegende dat bepaalde waardevolle opleidingen ten onrechte niet voorkomen op de diplomalijst;

van mening dat gastouders die geschoold zijn om met kinderen om te kunnen gaan, niet opnieuw een opleiding zouden hoeven te volgen;

verzoekt de regering, de diplomalijst te herzien zodat alle relevante opleidingen voor het werken in de kinderopvang in de lijst worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(31874).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij zijn het niet eens met het feit dat de vraagouder voor de kosten dreigt op te draaien als de gastouder het diploma niet haalt. Dat vinden wij geen goede zaak. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders dit jaar met terugwerkende kracht hun recht op kinderopvangtoeslag verliezen indien hun gastouder niet voldoet aan de nieuwe eisen die worden gesteld aan gastouderopvang;

van mening dat ouders daarmee in financiële onzekerheid verkeren omdat zij vooraf onmogelijk kunnen weten of hun gastouder aan deze eisen gaat voldoen voor 1 januari 2011;

overwegende dat deze onzekerheid wordt versterkt door de uitvoeringsproblemen die het traject kenmerken;

verzoekt de regering, voor het jaar 2010 de terugbetalingsplicht te schrappen tenzij er sprake is van fraude of misbruik,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Kooiman en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(31874).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie is na het algemeen overleg met zorgen over de prioritering achtergebleven. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat indien het aantal van 40.000 gastouders wordt overschreden een keuze moet worden gemaakt tussen het beschikbaar stellen van extra financiële middelen aan de VNG en GGD Nederland of prioritering zodat het aantal te inspecteren gastouders daalt;Van Toorenburg

constaterende dat de VNG en GGD Nederland in het bestuurlijk overleg met de minister hebben aangegeven te willen vasthouden aan toetsing van alle gastouders op A en B;

constaterende dat het mogelijk is over te gaan tot prioritering om zo het aantal inspecties te beperken en binnen de beschikbaar gestelde financiële middelen te blijven;

spreekt als haar voorkeur uit dat er geen extra financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de inspectie van gastouders door de VNG en GGD Nederland, maar dat door prioritering, waaronder wordt verstaan dat tijdens de overgangsperiode 2010/2011 uitsluitend gastouders gecontroleerd worden op locatie, als zij niet bij de vraagouder thuis oppassen, het toezicht binnen het gestelde financiële kader plaats dient te vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(31874).

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik heb nog niet alle drie de moties op schrift, maar in afwachting van de laatste motie, begin ik alvast met de eerste drie. Ik zal mij daarbij net als de woordvoerders beperken tot de ingediende moties, temeer omdat wij hierover gisteren een uitvoerig algemeen overleg hebben gehad. Ik loop de vier moties langs.

Mevrouw Dezentjé en anderen vragen mij in de eerste motie om zo snel mogelijk en in ieder geval voor het einde van 2010 de eenlocatie-eis te schrappen. Ik heb grote problemen met deze motie, omdat ik de Kamer gisteren in goed overleg heb toegezegd dat ik zo snel mogelijk een uitvoeringstoets zal laten uitvoeren. Ik ben namelijk met de Kamer van mening dat het zo snel mogelijk moet worden geregeld. Ik heb dan ook de intentie uitgesproken om het zo snel mogelijk te doen. Daarbij heb ik wel aangegeven dat het met het oog op de rechtmatigheid van de toekenning van de kinderopvangtoeslag nodig is om het netjes te doen. Wij willen immers geen van allen misbruik of oneigenlijk gebruik in de hand werken of mogelijk te maken.

Ik kan de Kamer en in het bijzonder de eerste indienster in aanvulling op wat ik gisteren heb gezegd melden dat ik hierover vandaag met de Belastingdienst heb overlegd. De uitkomst van dat gesprek is dat wij in staat moeten zijn om in samenspraak met de relevante ketenpartners de Kamer aan het einde van het zomerreces te informeren over de uitvoeringstoets. De motie loopt daarop vooruit, omdat daarin staat dat het in ieder geval voor het einde van 2010 moet zijn geregeld. Uit de uitvoeringstoets moet echter nu juist blijken of het op een verantwoorde manier kan worden gedaan. Om de motie niet met klem te moeten ontraden, vraag ik de Kamer om de motie aan te houden, totdat de uitvoeringstoets is afgerond en ik over deze toets met de Kamer heb kunnen debatteren. Als wij het zo niet doen, hoeven wij die uitvoeringstoets natuurlijk niet plaats te laten vinden.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Na snel overleg met de medeondertekenaars heb ik besloten om de motie niet aan te houden. Het lijkt mij namelijk belangrijk dat de Kamer hierover een uitspraak doet als steun in de rug van de minister bij zijn onderhandelingen over een goede regeling.

Minister Rouvoet:

Dan moet ik mijn oordeel over de motie wijzigen: ik ontraad aanneming van de motie met klem. Ik doe dat, omdat het wel wat wonderlijk is om een uitvoeringstoets te laten uitvoeren, waaruit moet blijken wanneer het verantwoord kan, onder de klem van een motie waarin staat dat het aan het einde van het jaar geregeld moet zijn. Dan heeft een uitvoeringstoets natuurlijk niet meer zo heel veel nut. In dit stadium past het mij dus niet om iets te zeggen over de mogelijkheid tot uitvoering van de motie. Ik ontraad de aanvaarding van deze motie wel met klem. Mocht zij desalniettemin worden aanvaard – gezien de ondertekening heb ik de lichte indruk dat dit wel eens het geval zou kunnen zijn – dan moet ik mij beraden over de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering ervan. Een steun in de rug kan dit nauwelijks worden genoemd, want anders zou ik het aanvaarden van de motie niet met klem ontraden.

Mevrouw Dezentjé Hamming heeft nog een motie ingediend, waarin zij – ik zou bijna zeggen opnieuw – verzoekt om de diplomalijst te herzien, zodat alle relevante opleidingen voor het werken in de kinderopvang op de lijst worden meegenomen. Dit is inderdaad een herhaling van zetten. Wij hebben een aantal keer over de lijst en de manier van totstandkoming ervan gesproken. Als ik het bondig mag samenvatten, is dit eigenlijk het willens en wetens weggooien van kwaliteit, terwijl kwaliteit nu juist een van de doelstellingen van de wet was. Bij het samenstellen van de lijst is zorgvuldig te werk gegaan. De lijst is opgesteld op advies van de branchepartijen in de kinderopvang: de MOgroep Kinderopvang, de Branchevereniging Ondernemers in de Kinderopvang en BOiNK, de organisatie van ouders in de kinderopvang. In de lijst zijn alle diploma's opgenomen die ook een vrijstelling opleveren in de kinderopvang voor het werk van pedagogisch medewerker. Op deze manier kunnen mensen die een diploma hebben dat toegang geeft tot het werk van pedagogisch medewerker in kindercentra, ook voldoen aan de diploma-eis voor gastouders.

Daarnaast is er de certificaatroute goed gastouderschap, een heel toegankelijke manier om je met een diploma dat niet op de lijst staat, snel en toegankelijk te kwalificeren. Opleiding en inhoud van beroepen veranderen in de loop der jaren soms aanzienlijk. Er is geen garantie dat de bezitter van het soms zeer oude diploma in de loop der jaren kennis en vaardigheden up-to-date heeft gehouden. Dit is alleen objectief vast te stellen door deskundigen en onafhankelijke beoordelaars. Daarvoor hebben wij nu precies de certificaatroute, die ook nog eens voor 75% gesubsidieerd is. Ik ontraad derhalve ook de aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik betreur het dat de minister zich zo star opstelt. Ook in het debat is duidelijk naar voren gekomen dat onze e-mailboxen vollopen met mails van mensen die graag gastouder willen worden en over relevante ervaring beschikken, maar toch niet uit de voeten kunnen daarmee. Is er niet toch op een of andere manier met de minister te praten over een update, misschien naar aanleiding van genoemde e-mails, die ik de minister overigens graag ter kennisgeving aanbied? Wil hij hier nog eens naar kijken?

Minister Rouvoet:

Alleen al in de periode dat ik verantwoordelijkheid voor deze portefeuille draag, is het de derde of vierde keer dat mevrouw Dezentjé Hamming deze vraag stelt. Ik kan iedere keer zeggen dat ik er nog eens naar wil kijken, maar ik hoop ook dat zij rekening wil houden met de argumentatie die ik zojuist heb gegeven, vanuit de samenwerking met de partners. De lijst is niet voor niets tot stand gekomen. Ik heb gezegd dat mensen zelf vaak het gevoel hebben dat zij heel relevante diploma's hebben. In de praktijk blijkt dat zij met die voor 75% gesubsidieerde certificaatroute heel gemakkelijk het certificaat halen en dus niet hoeven af te haken als zij een diploma hebben dat er heel erg op lijkt, maar niet op de lijst staat. Die lijst is vastgesteld en de Kamer is daarbij destijds goed betrokken geweest. Ik weet dat mevrouw Dezentjé Hamming er destijds andere gedachten over had, maar het lijkt mij niet goed om iedere keer terug te kijken naar het standpunt dat wij een jaar geleden hebben ingenomen als wij nu te maken hebben met een in goed onderling overleg vastgestelde lijst. Kort samenvattend is mijn antwoord ontkennend.

Voorzitter. Ik kom bij de motie van mevrouw Van Gent, die de regering verzoekt om voor het jaar 2010 de terugbetalingsplicht te schrappen tenzij sprake is van fraude of misbruik. Dit heeft te maken met de vraag of de gastouder tijdig kan voldoen aan de gestelde eisen, die op 1 januari 2011 vervuld moeten zijn. Ik heb eerder gezegd dat vooropstaat dat bij het merendeel van de gastouders die zich willen kwalificeren, zaken naar mijn indruk voorspoedig lopen. De aanbieders van de certificaatroute zijn druk bezig. Ook de roc's werken hard met de gastouders die de diplomaroute willen volgen. Ik heb in het AO gezegd dat ik tegelijkertijd niet doof of blind ben voor signalen als er dingen dreigen vast te lopen. Daarop proberen wij ook zo goed mogelijk in te spelen. Het is echter goed om de Kamer nog eens voor te houden dat wij hier in essentie praten over een markt, waar in eerste instantie de aanbieders en de gastouderbureaus een eigen verantwoordelijkheid hebben om hierover goede afspraken te maken. Als het goed is, hebben zij sluitende afspraken gemaakt over zowel de tijdsplanning als de kosten. Zonder weg te lopen voor mijn eigen verantwoordelijkheid is het zaak dat partijen goede afspraken maken en ervoor zorgen dat een en ander tijdig is afgerond.

Niettemin, ik volg de signalen zorgvuldig. Vanaf 1 september weten wij eventueel meer over de vraag of er reden is om voor bepaalde categorieën van gastouders die om bepaalde dringende redenen niet aan de eisen voldoen, eventueel een regeling te treffen. Er is eerder al aangegeven dat dit in ieder geval zal gelden voor de gevallen waarin sprake is van absolute overmacht in de vorm van overlijden. Als er aanleiding is om dat ook voor andere groepen te doen – dat weten wij echter pas na 1 september – kan ik de Kamer toezeggen dat dit in ieder geval in financiële zin voor 2010 geen probleem hoeft te zijn, omdat wij dit dan ook voor die categorieën zullen oplossen. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Van Gent.

Ten slotte kom ik op de motie van mevrouw Van Toorenburg. Daarin verwoordt zij namens de Kamer in essentie de mening dat er geprioriteerd moet worden voor de overgangsperiode. Als ik het goed begrijp, ligt in het dictum het accent op de overgangsperiode 2010-2011. Dit dient binnen het financiële kader plaats te vinden, ook in het overleg met de VNG en GGD Nederland. Ook gelet op de toelichting die mevrouw Van Toorenburg gisteren tijdens het algemeen overleg heeft gegeven waarom zij dit graag wil, namelijk een toespitsing op de overgangsperiode, kan ik dit beschouwen als ondersteuning van beleid. Dit betreft het prioriteren door de toets niet bij de vraagouder thuis te laten plaatsvinden. Ik laat het oordeel over die motie graag aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, later in de avond over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven