Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2010.

De voorzitter:

Tijdens dit debat is opnieuw een maidenspeech aan de orde, in dit geval van de heer Plasterk van de Partij van de Arbeid. Dat zal een gewone maidenspeech zijn. Dat betekent dat u na de maidenspeech de kans krijgt om de heer Plasterk te feliciteren, mocht u dat willen, waarvan ik uitga.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. In 2010 wordt inmiddels een begrotingstekort van bijna 39 mld. verwacht, en de staatsschuld zal tegen het eind van dit jaar 390 mld. bedragen. Ieder uur loopt de schuld met ruim 4,4 mln. op, en Nederland is sinds de ramingen in de Miljoenennota 2010 verder opgeschoven richting de gevarenzone, waarin enkele Zuid-Europese landen zich al bevinden. Vorig jaar rond deze tijd heeft oud-minister Bos ons herhaaldelijk gewezen op de consensus die er was onder de regeringsleiders dat er niet bezuinigd moest worden. Er moest volgens hem juist worden geïnvesteerd. Hij verweet de VVD de economie schade toe te brengen door als enige te willen bezuinigen. In een artikel in de NRC van 26 februari 2009, dus ruim een jaar geleden, heeft de VVD al gewaarschuwd voor de gevolgen van de uitgavenexplosie die op Europese schaal werd ingezet. Wij hebben daar toen al onze zorgen geuit voor een mogelijke landencrisis – die crisis is inmiddels gaande – de gevolgen van de oplopende tekorten en de schulden voor de positie van de euro. Dat was voormalig minister Bos die ziende blind en horende doof speelde, en deze waarschuwingen weg hoonde. We staan nu voor de keuze om verder af te zakken naar het niveau van Zuid-Europese landen, of om nu in te grijpen en het tij te keren.

Gelukkig zien we een ommekeer in het internationale denken, die tijdens de laatste G20 van afgelopen weekeinde in Toronto definitief is bevestigd. Er zal moeten worden bezuinigd. Zie ik het goed dat het denken van het demissionaire kabinet ook is omgeslagen? Misschien is het denken wel omgeslagen vanaf het moment dat de Partij van de Arbeid het kabinet heeft verlaten. Als ik zie dat extra uitgaven van het kabinet worden teruggedraaid, zoals in de zorg, lijkt mijn indruk te worden bevestigd. Maar ook als ik naar verkiezingsprogramma's van de politieke partijen kijk, zie ik toch ook dat voormalig coalitiepartner de Partij van de Arbeid extra uitgaven van het vorige kabinet in haar verkiezingsprogramma schrapt, zoals de extra re-integratiemiddelen en de maatschappelijke stage. Het is belangrijk om te constateren dat die omslag wat breder wordt gezien.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb een vraag over de solidariteit van de rijkere Europese landen met de armere Europese landen. Houdt die solidariteit voor de VVD een keer op? We kennen de heer Weekers als eurofiel bij uitstek. Wat vindt hij ervan dat de Europese Unie steeds meer een superstaat wordt die zich gaat bemoeien met allerlei zaken die op soeverein terrein liggen, zoals de pensioenleeftijd en het voorleggen van de begroting voordat het parlement die heeft gezien? Gaat hij daarin mee, of heeft ook de VVD zijn grenzen?

De heer Weekers (VVD):

Ik vrees dat ik een paar debatten moet overdoen die de heer Van Dijck kennelijk niet heeft gevolgd. Anders had hij geweten dat wij er op bepaalde onderdelen toch wat anders instaan dan hij zojuist suggereerde. Mijn fractie betracht geen enkele solidariteit met die landen in Europa die er een potje van hebben gemaakt. Ik hoef maar het debat over het steunpakket aan Griekenland in herinnering te roepen, waarbij ik heb gezegd dat wij die steun niet verlenen uit solidariteit met de Grieken, maar om de Nederlandse financiële sector, de Nederlandse gepensioneerden en de Nederlandse belastingbetaler uiteindelijk te beschermen tegen nog veel meer onheil. Dat was de achterliggende reden. Ik kan de kwalificatie van de heer Van Dijck van mij als eurofiel dan ook niet plaatsen. Ik voel mij geen eurofiel; ik ben eurokritisch. Op de terreinen waarop Europa ons een aantal voordelen kan bieden, ben ik zeer pro Europa. Dan gaat het om vrede, welvaart en stabiliteit op het Europese continent. Daarbij varen wij zeer wel met Europa. Bovendien is de interne markt van ongelooflijk belang voor de welvaartontwikkeling, zeker voor die van Nederland met zijn zeer open economie. In dat opzicht hebben wij wel degelijk heel veel aan Europa. Wat de financiële markten betreft, moet ik constateren dat Europa nog niet ver genoeg gaat op het gebied van bijvoorbeeld toezicht. Dat moet nog veel strenger. Er zijn een aantal thema's waarmee Europa niets te maken heeft; die kunnen wij goed zelf regelen.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Dijck of Europa zich mag bemoeien met onze pensioenleeftijd. Daar gaan wij uiteindelijk zelf over en daar bemoeit Europa zich helemaal niet mee. Europa mag wat mij betreft best aanbevelingen doen, net zoals de OESO dat doet, over wat verstandig economisch beleid zou zijn, maar wij maken uiteindelijk in dit huis uit wat goed is voor Nederland. Ik vind wel dat Europa zou moeten kunnen ingrijpen bij die landen die de afspraken over het Stabiliteits- en Groeipact schaden. Die brengen namelijk niet alleen zichzelf schade toe, maar ook andere landen en dan moet krachtig kunnen worden ingegrepen door een onafhankelijk orgaan.

De voorzitter:

Ik heb een opmerking voor de heer Weekers. Het gaat vandaag over de Voorjaarsnota. Ik verzoek hem kort te antwoorden en de tijd niet zo op te rekken, want anders komen wij niet goed uit met het schema.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het gaat mij erom dat ook Nederland het Stabiliteits- en Groeipact nu schendt. Dat weet de heer Weekers ook. Van Griekenland weten wij dat de mensen daar op hun 50ste met pensioen gaan. Wij kunnen wel 5 mld. bijlappen, omdat ze daar de zaakjes financieel niet op orde hebben. Vindt de heer Weekers het dan terecht dat de Europese Commissie tegen de Grieken kan zeggen: jullie gaan vanaf nu op jullie 65ste met pensioen, en geen dag eerder, want anders krijgen jullie dat geld niet? Vindt de heer Weekers dat dergelijke voorwaarden gesteld mogen worden aan een land als Griekenland of vindt hij dat de Grieken gewoon met 50 jaar met pensioen mogen blijven gaan en dat zij toch die 50 mld. toucheren van andere lidstaten om hen zo uit de ellende te trekken?

De heer Weekers (VVD):

Ik heb gezegd dat landen die er een potje van maken onder curatele moeten kunnen worden geplaatst. Dat betekent dat Griekenland de zaak op orde moet brengen. Nederland zit ook in een buitensporigtekortprocedure. Wij hebben het kasboekje in Nederland ook niet kloppend. Gezien het verkiezingsprogramma van de PVV maakt deze partij het kasboekje in elk geval het minst kloppend. Met de voorstellen die de PVV meestal in de Kamer doet, speelt men wel voor sinterklaas, maar levert men nooit boter bij de vis om aan te geven waar die plannen vervolgens van betaald moeten worden. Dekkingsplannen zie ik nooit bij de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik moet echt even lachen. Wellicht heeft de heer Weekers het programma niet gelezen, maar ook wij brengen in 2015 het tekort terug naar vrijwel 0%. Dat heeft de heer Weekers ook kunnen lezen.

Wat betreft de houdbaarheidsopgave heeft de heer Weekers misschien wel een punt, maar dan zetten wij in op immigratiebeperkende maatregelen die niet gehonoreerd worden. Als het gaat om 2015 hebben wij een even solide programma als de VVD. Alleen, wij pakken het geld niet weg bij burgers maar bij de overheidsuitgaven. En dat is een cruciaal verschil tussen ons.

De heer Weekers (VVD):

Dan zou de heer Van Dijck de zaak hier toch wel wat eerlijker moeten voorstellen. Kijkend naar het sociaal en financieel-economisch programma van de PVV, moet ik constateren dat dit nog bijna linkser is dan dat van de PvdA. Over het aanpakken van de bureaucratie kunnen wij het wel snel eens worden, maar ik denk dat daar in de Kamer sowieso al een meerderheid voor te vinden is. Daar hebben wij de PVV niet voor nodig.

Voorzitter. Landen om ons heen, zoals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, hebben inmiddels al enorme bezuinigingspakketten gepresenteerd. De minister heeft gisteren op verzoek van de heer Plasterk aangekondigd dat hij er vandaag wat meer op in zal gaan omdat de pakketten niet een-op-een vergelijkbaar met elkaar zijn. Sommige pakketten zijn cumulatief, andere pakketten zijn gewoon structurele pakketten. Wij gaan in Nederland uit van structurele oplossingen.

De pakketten die er zijn, zijn substantieel, met name in het Verenigd Koninkrijk. De nood was daar overigens ook hoog. De focus van de kapitaalmarkt zal zich naar mijn vaste overtuiging meer nadrukkelijk gaan richten op de vraag wat Nederland gaat doen. Nederland was altijd het beste jongetje van de klas. Wij betalen een heel kleine opslag ten opzichte van Duitsland.

Wij stonden al voor een enorme uitdaging gezien het verwachte begrotingstekort, zoals werd voorspeld in de Miljoenennota 2010, en daar zijn de tegenvallers uit de Voorjaarsnota nog bijgekomen. Dat betekent dat er nog meer maatregelen moeten worden genomen dan waar wij allemaal van uitgingen bij het opstellen van de verkiezingsprogramma's. Bepaalde dekkingsvoorstellen van het kabinet om de uitgavenoverschrijdingen te redresseren, zijn dezelfde als de voorstellen die diverse partijen in hun verkiezingsprogramma hadden opgenomen. Dat betekent dat je die straks niet nog een keer kunt inzetten en dat het probleem dus nog een stuk groter is dan waar wij een paar maanden geleden van uitgingen.

Door de lankmoedige aanpak van de crisis door Labour in het Verenigd Koninkrijk is de nieuw aangetreden regering daar genoodzaakt om veel harder in te grijpen dan nodig was geweest als eerder de tering naar de nering was gezet. Dat is dan ook iets wat wij willen voorkomen. Zolang er nog geen missionair kabinet is dat als doel heeft, het begrotingsevenwicht in 2015 te herstellen, steunen wij de maatregelen van dit demissionaire kabinet en deze minister van Financiën, aangezien die verdere schade weten te voorkomen.

Hier passen wel enkele kanttekeningen bij. Het overgrote deel van de verslechtering van het budgettaire beeld wordt veroorzaakt door tegenvallers in de zorg. Ik wil graag van de minister weten hoe het mogelijk is dat nu al voor het derde jaar op rij de uitgaven in de zorg fors hoger uitvallen dan de oorspronkelijke ramingen. Elk jaar krijgen wij bij de Voorjaarsnota de mededeling dat het erg gecompliceerd is om in een lopend jaar nog in te grijpen in de zorguitgaven. Dat betekent dat je dus voortdurend achter de maatregelen blijft aanlopen. De maatregelen die nu nog wel mogelijk zouden zijn, hebben vaak niet de voorkeur. Ik wijs op het stopzetten van de uitgifte van nieuwe pgb's. Dat is voor mijn fractie een heel zwaar punt. Dat tast namelijk de keuzevrijheid voor patiënten aan. Wij werden daar verleden week vrijdag van op de hoogte gesteld. Wij hebben hemel en aarde bewogen om hiervoor een alternatief aan te reiken, bijvoorbeeld een uniforme tariefmaatregel. Dan verdeel je de pijn. Het bleek echter niet meer mogelijk om een alternatieve maatregel aan te dragen. Kan de minister van Financiën aangeven of met een verandering van de ramingsystematiek deze problemen in de toekomst kan worden voorkomen, dan wel of er elders instrumenten kunnen worden gevonden om dit soort problemen te voorkomen?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Weekers houdt, als ik het hem goed begrijp, het kabinet Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk voor als landen waar nu daadkrachtig wordt opgetreden. Dat zijn echter ook net de landen die volgend jaar de bankenbelasting willen gaan invoeren. Ik neem aan dat dat een onderdeel is van zijn betoog dat het kabinet in actie, in beweging moet komen, omdat hier kansen zijn om met name rond de financiële problemen die er zijn wat te doen.

De heer Weekers (VVD):

Over de bankenbelasting ben ik in de afgelopen maanden heel helder geweest. Wij zijn zeker geen tegenstander van een bankenbelasting. Sterker nog, dat kan een heel sympathieke maatregel zijn, mits die aan bepaalde voorwaarden voldoet. Zij moet overal in de Europese economische ruimte op een vergelijkbare manier worden ingevuld. Dat wordt ook wel eens level playing field genoemd. Anders draaien wij de Nederlandse financiële sector de nek om, terwijl die in Liechtenstein, IJsland of in een ander land van de Europese economische ruimte enorm kan gaan floreren. Een andere voorwaarde is men oppast dat niet door stapeling van een aantal maatregelen – bijvoorbeeld Basel 3, het opschroeven van de kapitaaleisen en depositogarantiestelsel dat ex ante gefinancierd moet worden – een bankenheffing ertoe zal leiden dat de kredietverlening aan het bedrijfsleven en aan bijvoorbeeld particulieren die hypotheek willen aanvragen, enorm wordt afgeknepen. Dat zou namelijk een averechts effect hebben op de economie. Dat brengt de reële economie schade toe. Dat willen wij niet. Als aan die voorwaarden is voldaan, zou het goed zijn als een bankenbelasting in het pakket wordt opgenomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is een heel lang antwoord. Wij hadden het echter over de daadkracht van landen zoals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Die hebben nu al besloten dat zij volgend jaar een vorm van bankenbelasting zullen invoeren. Dat zijn de grootste economieën in Europa. Laten wij hun voorbeeld volgen. Dan doen wij het ook niet alleen, maar sluiten wij ons aan bij de grootste economieën. Bovendien hebben wij dan mogelijkheden om op een verantwoorde manier iets te doen aan de problemen die de heer Weekers net signaleerde, zoals het pgb en dergelijke. Daadkracht, mijnheer Weekers! Doet u mee?

De heer Weekers (VVD):

In tegenstelling tot de ChristenUnie voert de VVD een verstandig economisch beleid. Daarom heb ik zojuist de twee voorwaarden aangegeven waaronder wij een bankenbelasting willen. Het antwoord was u te lang, maar u had beter kunnen luisteren naar de argumenten.

De voorzitter:

Niet rechtstreeks met elkaar spreken, maar via de voorzitter.

De heer Weekers (VVD):

Sorry, voorzitter, u hebt gelijk!

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb met veel belangstelling geluisterd naar de argumenten. Het ging mij echter meer om het voorbeeld dat de heer Weekers aan de regering stelde. Volg nu de landen Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk na, want die zijn daadkrachtig bezig. Ik constateer dat de heer Weekers op dit punt toch aarzelingen heeft. Met betrekking tot een solide financieel beleid vraag ik de heer Weekers bovendien om nog eens na te denken over zijn stemgedrag met betrekking tot de motie over de politie van afgelopen dinsdag. Die motie was ongedekt, maar de VVD heeft die gesteund. Past dat bij een solide financieel beleid?

De heer Weekers (VVD):

Ik nodig de geachte afgevaardigde Slob uit om even naar de doorrekening van de verkiezingsprogramma's door het Centraal Planbureau te kijken. Dan kan hij zien dat het programma van de VVD het beste scoort als het gaat om degelijk financieel beleid, werkgelegenheid en economisch beleid. Men kan er bij de andere landen één maatregel uitpikken. Op de totale besparing in die landen c.q. belastingverhoging is die echter slechts een klein onderdeel. De heer Slob moet hier dus geen raar beeld schetsen. Ik ben in elk geval blij dat deze minister van Financiën dezelfde opvatting over de bankenbelasting heeft als de VVD. Het zou goed zijn om een dergelijke belasting in te voeren, mits aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Je kunt dus wel een vluggertje maken aan de microfoon, maar je moet wel de consequenties kennen.

Ik zie dat mijn tijd de hele tijd doorloopt.

De voorzitter:

Ja, ik zal dat corrigeren.

De heer Weekers (VVD):

Dank u zeer.

In het aanvullend beleidsakkoord uit maart 2009 zijn afspraken opgenomen over het moment waarop bezuinigd moet worden. Op basis van de ramingen voor 2011 in het voorjaar van 2010 zou een beslissing worden genomen over eventuele aanvullende stimulering of het inzetten van bezuinigingen. Nu het Centraal Planbureau voor volgend jaar een economische groei van 1,75% voorspelt, stopt volgens deze afspraken de stimulering na 2010. Dan moet er dus via twee sporen bezuinigd worden. Allereerst worden de lonen en uitkeringen in de collectieve sector op nominaal nul gezet. Met de inhouding van de loonbijstelling over 2010 lijkt dit nu al te gebeuren bij de lonen in de collectieve sector. Er wordt echter nog met geen woord gerept over de bijstelling van de uitkeringen die de loonontwikkeling in de marktsector volgen. De nieuwsbrief van het Centraal Planbureau van juni 2010 laat een stijging van het contractloon zien in de marktsector van 1% in 2010 en van 1,5% in 2011. Uit de afspraken in het aanvullend beleidsakkoord volgt dan dat ook hier maatregelen worden getroffen. Ik roep in elk geval de partijen die dat aanvullend beleidsakkoord hebben getekend, op om achter deze afspraken te blijven staan. Dat zijn de minimale afspraken om uiteindelijk te komen tot verantwoorde overheidsfinanciën.

Ik heb in dit verband een vraag aan de minister van Financiën. Waarom is er niet gelijktijdig met het besluit tot inhouding van de loonbijstelling over 2010 tot dergelijke maatregelen besloten? Kunnen wij nog een nullijn voor de uitkeringen verwachten of in ieder geval een koppeling van de uitkeringen aan de inflatie in plaats van aan de loonontwikkeling? Het kan toch niet zo zijn dat de werkloze leraar er zo meteen wel iets bij krijgt, terwijl de leraar die nog hard aan het werk is, er niets bij krijgt. Hoe beoordeelt de minister deze situatie? Welk gat is er precies geslagen in de opbrengst die was ingeboekt voor de doorwerking van een sociaal akkoord? Minister Donner heeft dit een jaar geleden aangekondigd, maar dat is er nooit gekomen. Als ik naar de stukken van vorig jaar kijk, zou dat in 2010 1,3 mld. moeten opleveren en 3,2 mld. in latere jaren. De inhouding van de loonbijstelling bespaart echter slechts krap 622 mln. Hoe is de rest gedekt? Ik mag de heer Plasterk straks niet interrumperen, maar ik kan hem in dit kader wel nu reeds een vraag stellen. Hij komt met voorstellen rondom de lerarensalarissen. Hoe kijkt hij tegen dit brede probleem aan? Misschien kan hij mij straks via de voorzitter toestaan om hem te interrumperen.

Ten tweede werd in het aanvullend beleidsakkoord een bezuinigingspakket aangekondigd van 1,8 mld. Dat pakket heeft in de Miljoenennota 2010 vorm gekregen. Volgens de VVD-fractie zit er een aantal onwenselijke aspecten aan, zoals bezuinigingen op het Infrastructuurfonds en op veiligheid. Daarnaast vragen wij ons af in hoeverre dit pakket is ingehaald door maatregelen die tussentijds zijn getroffen. Is de minister van plan dit bezuinigingspakket te herzien?

Naast deze middellangetermijnafspraken zijn er ook houdbaarheidsmaatregelen aangekondigd ten aanzien van de zorg. Ik zou van de minister willen weten wat er over is van deze ambitie. Eerdere voorstellen van de hand van demissionair minister Klink werden door het Centraal Planbureau als boterzacht betiteld.

Het blijkt dat niet alle maatregelen uit het stimuleringspakket van oud-ministers Van der Laan en Cramer ten aanzien van de bouw even effectief zijn. Dit terwijl de bouw in steeds zwaarder weer komt te zitten. De bouwproductie daalt naar zo'n 50.000 woningen per jaar, terwijl dit er 80.000 zouden moeten zijn. Iedere 10.000 woningen die minder worden gebouwd, kosten 13.000 directe banen in de bouw en 6000 indirecte banen. De VVD wil daarom voorstellen doen waarmee vooral via particuliere bestedingen een impuls wordt gegeven aan de bouw en aan woningmarkten.

Ik noem ze kort. We willen ten eerste dat de middelen die uit de derde tranche van de stimuleringsregeling woningbouw overblijven direct beschikbaar worden gesteld via een vierde tranche om zoveel mogelijk bouwprojecten doorgang te laten vinden. Daar zijn genoeg gegadigden voor. In de tweede plaats was als tijdelijke crisismaatregel de Nationale Hypotheek Garantie verhoogd. De crisis is nog niet voorbijgetrokken aan de woningmarkt. Daarom vragen we voor de zekerheid om een verlenging van een jaar van de ophoging van de NHG. We hebben er al vaker voor gepleit om het btw-tarief voor renovatie van de eigen woning zo snel mogelijk te verlagen van 19% naar 6%. Dat kan een tijdelijk maatregel zijn die de nodige stimulansen met zich brengt. We willen dat wanneer een woning snel wordt doorverkocht, de vrijstelling van de overdrachtsbelasting opgerekt wordt van zes naar achttien maanden. Dat kan betekenen dat daarmee constructies worden gecreëerd waarbij woningen die niet worden verkocht ergens worden geparkeerd om enige doorstroming te bevorderen, zonder dat de schatkist structureel middelen mist. Het is alleen een tijdseffect. Ten slotte willen we de maximale aanspraak van de hypotheekrenteaftrek voor de woning die in de verkoop staat verlengen met een jaar, want we zien al een aantal probleemgevallen. Dat kost natuurlijk geld. We hebben dat gecheckt bij het ministerie van Financiën. Het is ongeveer 50 mln. in 2010. Dat zou gevonden kunnen worden uit de middelen van het stimuleringspakket die waren gereserveerd voor de incidentele verhoging van de EIA-regeling voor woningbouwcorporaties, die tot nu toe niet effectief is gebleken. Daar blijkt nog 250 mln. in te zitten. Als dit project zou worden stopgezet, zou een beperkt deel van die middelen alternatief kunnen worden ingezet, waarmee het wel de economie kan aanjagen en meer in het bijzonder een sector die het zwaar heeft.

Ten slotte zou ik nogmaals een pleidooi willen houden voor het vrijgeven van het spaarloon. Op 20 mei van dit jaar heb ik hierover al schriftelijke vragen gesteld aan de minister. De argumenten waarmee de minister het voorstel heeft afgewezen bevreemden mij, althans een deel van de argumenten, want het vrijgeven van het spaarloon is toch juist bij een licht aantrekkende consumptie het meest effectieve instrument om de bestedingen en daarmee de economie een impuls te geven. De resultaten van de vakantiegeldenquête van het Nibud, de cijfers over het spaargedrag van Nederlandse huishoudens, lijken het beeld te bevestigen dat consumenten bereid zijn meer te besteden dan in 2009. Daarmee zou ook het tij kunnen keren voor de detailhandel, die al twee jaar in zwaar weer verkeert. Deze maatregel kost niets. Door op een andere manier naar bepaalde zaken te kijken, kun je twee dingen verenigen: 1. een degelijk huishoudboekje en 2. toch stimulering van de economie.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Na het stimuleren komt nu het snijden. De geluiden uit Toronto klinken nu nog helder door. De situatie is ernstig. We leven in een moeilijke tijd en de tekorten lopen fors op. Dit is meer dan ooit ook bij de G20 doorgedrongen. De G20 is het erover eens dat overheden prioriteiten moeten stellen bij het terugdringen van hun eigen tekorten. Riep Obama een week voor de bijeenkomst van de G20 er nog toe op om niet te bezuinigen maar de economie te blijven stimuleren, vanuit Toronto zijn duidelijke signalen gegeven dat de begrotingstekorten van onze welvarende landen binnen drie jaar met de helft moeten zijn afgenomen. Hoe taxeert de minister de huidige situatie in Europa en op de financiële markten? Verwacht hij in die zin nog een zeer onrustige zomer? En welke consequenties heeft dat voor ons land? Hoe kijkt de minister aan tegen een mogelijke sovereign debt crisis? Juist voor de Nederlandse open economie is het immers enorm belangrijk wat er in Europa en in de wereld gebeurt. Aanvankelijk leken zich behoorlijke verschillen af te tekenen tussen Europa en de VS. Het is dus bijzonder dat nu zulke concrete afspraken gemaakt zijn. Kan de minister aangeven hoe hard de in Toronto gemaakte afspraken zijn?

Al met al is de financieel-economische situatie in ons land ernstig. DNB heeft in zijn onlangs verschenen kwartaalbericht gesteld dat de Nederlandse economie met 1,2% groeit. Het Centraal Planbureau verwacht een groei van 1,25% en voor de jaren 2011 en verder werd toen nog maar een zeer lichte groei verwacht. We zijn er echter nog niet. Integendeel, het ijs is erg dun. Huishoudens blijven terughoudend met hun uitgaven, hebben nog weinig vertrouwen en sparen veel. Vanwege ongebruikelijke grote onzekerheden, zoals de Europese schuldencrisis, is het nieuwe getal van de economische groei voor 2010 dan ook zeer onzeker.

En dan de financiële sector in het algemeen. Een belangrijk aspect van verdere economische groei wordt bepaald door ontwikkelingen in de financiële sector. De zakelijke kredietgroei neemt nog wel toe. De kredietvoorwaarden blijken ook verder aangescherpt te zijn. Zelfs DNB geeft aan dat aanbod van krediet een belemmering kan zijn voor het aantrekken van de groei. De financiering van het bedrijfsleven blijft van groot belang. Welke stappen neemt de minister op dit moment om de zo noodzakelijke kredietgroei op peil te houden en hoe staat het bankwezen, met name onze eigen financiële sector in Nederland ervoor? Uit de nieuwste monitor van de kredietcrisismaatregelen van de financiële sector blijkt immers dat alle crisismaatregelen voor de financiële sector – we hebben met elkaar maar liefst 56 maatregelen genomen – de Staat in 2010 per saldo een verlies opleveren van maar liefst 356 mln. Dit komt doordat de opbrengsten – dus dividend, rente en premie – niet opwegen tegen de extra rentelasten van de Staat. Krijgt dit een structureel karakter en wat zegt dit over de waarde van onze deelnemingen en participaties? Daarop krijg ik graag een toelichting.

En dan de bankenheffing. Banken moeten de ruimte krijgen om op adem te komen en om gewoon weer kredieten te kunnen verlenen. Tegelijkertijd vindt mijn fractie dat de banken moeten meebetalen aan eventuele verliezen die zijn veroorzaakt door de interventies van de overheid in de financiële sector. Hiervoor is een bankenheffing heel geschikt. De bijdrage wordt voldaan volgens het principe "de vervuiler betaalt". De omvang van de bijdrage vormt een afspiegeling van het kredietrisico van de banken zelf. Banken die risicovollere activiteiten ontplooien, dragen meer af dan banken die minder risico's nemen. Invoering mag wat ons betreft niet ten koste gaan van de stabiliteit van het bankwezen zelf en zal wat ons betreft op Europees niveau dienen te geschieden. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met de effecten van stapeling van maatregelen en het moment van invoering. Op Europees niveau bestaat hierover grote eensgezindheid. Dat een bankenheffing er komt, is voor de CDA-fractie geen discussie. Ook dit is een gespreksonderwerp van de G20 geweest. Kan de minister aangeven welke afspraken in dit verband zijn gemaakt?

En dan de Voorjaarsnota zelf. Het begrotingstekort van Nederland komt naar verwachting op 6,6% van het bruto binnenlands product. Dit is 0,3 procentpunt meer dan eerder werd verwacht. De EMU-schuld bedraagt in 2010 naar verwachting 6,6% van het bruto binnenlands product. Dit zijn enorme bedragen. Een deel van dit tekort wordt veroorzaakt doordat een lening aan de Fortisbank/ABN AMRO-bank wel als relevant voor het EMU-saldo wordt beschouwd. Dit verklaart 0,2% van de stijging van het tekort. Wat is de reden dat er tussen het ministerie en het CBS kennelijk geen eenduidige opvattingen meer zijn over het EMU-karakter van steunmaatregelen? Dit is namelijk al de tweede keer. Is deze correctie eenmalig of heeft die een structureel karakter?

Het resterende deel van het tekort wordt veroorzaakt door tegenvallers aan de inkomstenkant en door de gasbaten. In de Voorjaarsnota worden weer hogere prijzen en volumes in latere jaren verwacht. Meevallers van 1,5 mld. in 2012 en 2 mld. in 2013 op gasbaten worden weer ingeboekt. Hoe hard zijn deze getallen? Ik krijg graag een toelichting van de minister van Financiën.

Het mag duidelijk zijn dat ik namens de CDA-fractie vandaag terughoudend zal zijn over de structurele invulling van ons overheidstekort. Een tekort dat in 2010 oploopt tot 6,6% van het bruto binnenlands product vraagt om forse structurele ingrepen. Wij respecteren de huidige politieke situatie in ons land. De gesprekken over de vorming van een kabinet zijn gaande en structurele hervormingsplannen moeten wat mijn fractie betreft onderdeel uitmaken van deze gesprekken.

Wat vandaag wel aan de orde is, zijn het lopende begrotingsjaar 2010 en de Voorjaarsnota. De tekorten in 2010 lopen op en binnen de zorg wordt een tegenvaller van maar liefst 1,4 mld. verwacht. Het is voor mijn fractie belangrijk dat de begrotingsafspraken voor 2010 worden nagekomen die wij met elkaar hebben gemaakt. Wij nemen onze verantwoordelijkheid en dat doen wij ook binnen de begroting van 2010.

Dan de ingeboekte bezuinigingen door loonmatiging. In maart 2009 hebben de toenmalige coalitiepartners crisismaatregelen afgesproken. Onderdeel hiervan was dat de nullijn werd gehanteerd in het kader van de loonafspraken voor de overheid. Op deze manier werd een besparing voor 2010 ingeboekt van 1,3 mld. en voor verdere jaren zelfs van 3,2 mld. De minister van Sociale Zaken concludeerde eerder dit jaar dat de cao's die zijn afgesloten na het sociale akkoord, een gemiddelde loonstijging laten zien van maar liefst 0,4%. Het Centraal Planbureau voorspelt dat de overall loonstijging in 2010 uitkomt op 1,25% en zelfs nog iets hoger in 2011. Mijn fractie is op dit punt helder. Iedereen dient een offer te brengen in deze kwetsbare financieel-economische situatie. Na forse loonstijgingen met name in delen van de collectieve sector, past terughoudendheid. Voor de CDA-fractie is een stijging van de lonen in de collectieve sector gekoppeld aan de inflatie de aangewezen weg. Hoe reëel is het dat de ingeboekte bezuinigingen in het kader van de loonmatiging structureel worden gehaald? Indien hierover enige onzekerheid bestaat, welke maatregelen worden dan nu getroffen?

Nu een enkel woord over Justitie, want ik ben terughoudend met de behandeling van aparte begrotingen. Toch acht ik het noodzakelijk om aan dit onderdeel apart aandacht te besteden. In deze Voorjaarsnota is namelijk besloten het asieldossier te ontdoen van het zogenaamde generale karakter. Alle mee- en tegenvallers in de instroom zullen nu binnen de begroting van het ministerie van Justitie moeten worden opgevangen. Dit kan tot enorme problemen leiden, want het aantal asielzoekers is nauwelijks te voorspellen en maar moeizaam te beïnvloeden. Vandaar dat dit dossier tot op heden altijd een algemeen generaal karakter had. Waarom heeft het kabinet besloten om het asieldossier van zijn generale karakter te ontdoen? Kan dit nog worden aangepast?

Uit de Voorjaarsnota blijkt dat, net als in 2009, vertragingen zijn opgetreden in de uitgaven van het stimuleringspakket. Wij hebben met elkaar afgesproken om in totaal 6,1 mld. uit te trekken voor de stimulering van onze economie. Zoals het er nu uitziet, is in 2009 2 mld. uitgegeven en wordt in 2010 3,6 mld. uitgegeven. Veel maatregelen hadden juist betrekking op de verruiming van de liquiditeiten in de moeilijke jaren 2009 en 2010. Heeft de minister van Financiën hiervoor een verklaring?

Bij mijn fractie rijst tevens de vraag of de stimuleringsmaatregelen nog passen bij de huidige economische situatie. Is de effectiviteit nog gegarandeerd of moeten er andere accenten worden gelegd? Ik sluit dan aan bij de inbreng van de VVD-fractie die heeft gevraagd of de accenten binnen het stimuleringsprogramma moeten worden verlegd in de richting van de bouwsector, want de bouw ligt op dit moment helemaal stil. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik heb één specificeringsvraag: vindt mevrouw Blanksma dat de 3,2 mld. die in 2011 zal moeten worden bespaard, alsnog concreet moet worden ingevuld als dit niet gehaald blijkt te worden?

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik denk dat ik daarover een heel heldere vraag heb gesteld. Als uitgangspunt gelden de afspraken die we hebben gemaakt, en dat alles moet worden gedaan om dit te halen. Ik wil weten van de minister van Financiën welke onzekerheden daarover bestaan en welke maatregelen hij dan zou nemen. Maar we gaan eerst kijken of we gaan halen wat we hebben afgesproken.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Plasterk, die zijn maidenspeech zal houden. Wij zullen hem dus niet interrumperen, want de heer Plasterk moet van dit moment kunnen genieten. Zoiets zal hem namelijk niet vaak meer overkomen. Ik wens hem succes!

De heer Plasterk (PvdA):

Dank u, voorzitter. Het is mij een eer om in deze Kamer het woord te mogen voeren; en ditmaal niet vanuit de relatieve beschutting van vak-K, maar werkelijk als vertegenwoordiger van het volk, het hoogste wat men in een democratie kan bereiken. Na drie jaar lid te zijn geweest van de sociaaleconomische zeshoek, en daarmee dus medeverantwoordelijk te zijn geweest vanuit de regering voor het financiële en economische beleid, mag ik nu de woordvoerder Financiën van mijn fractie zijn. Daarmee kom ik in zekere zin full circle: toen ik 25 jaar geleden in de Leidse gemeenteraad begon met mijn eerste schreden op het glibberige pad van de politiek, was ik ook woordvoerder Financiën.

Wij bespreken nu de Voorjaarsnota. Normaal gesproken is dat de gelegenheid waarbij de Kamer kijkt naar de stand van zaken met betrekking tot de lopende begrotingen en waarbij wij, leden van de Kamer, proberen nog wat politieke zaken te doen en hier en daar geld dat ergens resteert, te gebruiken voor een specifiek punt van interesse. Maar nu zitten we om verschillende redenen in een bijzondere situatie. Ten eerste is sprake van een ernstige wereldwijde economische crisis. De urgentie daarvan is groot en wordt door mijn fractie ook als groot ervaren. Dat betekent overigens niet dat alles wat daarover wordt gezegd, automatisch ook waar is. Laat ik twee zaken noemen. Een van de sprekers vóór mij verwees naar de G20, waarin alle landen afspraken dat zij hun begrotingstekort halveren. Mijn eerste vraag aan de minister van Financiën: is mijn indruk juist dat het halveren van het begrotingstekort reeds in het basispad zit dat het Centraal Planbureau heeft ontwikkeld, zodat wij op dat punt al volledig voldoen aan wat de leiders van de twintig grootste industrielanden daar hebben afgesproken? Dat kan dus niet worden aangevoerd als reden om ineens dramatisch nog veel extra dingen te doen.

Dat geldt ook voor de verwijzing van de heer Weekers naar het drastische pakket waarmee Duitsland zou ingrijpen. Vaak wordt verwezen naar dat pakket van 80 mld. van Angela Merkel, maar mijn vraag aan de minister van Financiën is: is mijn perceptie juist dat die 80 mld., waarnaar iedereen dus altijd verwijst, een geaccumuleerd bedrag is over vier jaar, en dat dit, structureel bekeken, per 2015 neerkomt op een bedrag van 27 mld.? Daarbij moet je ook bedenken dat de Bondsrepubliek vijfmaal zo veel inwoners en een vijfmaal zo hoog bbp heeft. Wanneer je die 27 mld. terugvertaalt naar de Nederlandse verhoudingen, zou dit corresponderen met een bedrag van ongeveer 6 mld. per 2015. Dat is bijvoorbeeld aanmerkelijk minder dan de 10 mld. die mijn partij in haar verkiezingsprogramma had staan. Mijn vraag aan de minister van Financiën: klopt deze terugvertaling van dat drastische pakket van Angela Merkel, waarnaar men zo graag verwijst?

Dit neemt niet weg dat het gevoel van urgentie van deze economische crisis bij mijn fractie groot is; voor Nederland misschien nog wel groter dan voor andere Europese landen, omdat het zo'n grote bankensector heeft en daarmee extra gevoelig is voor het vertrouwen van de financiële markten in de Nederlandse economie. Wij zullen er dan ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat er in de komende jaren goede grond voor dat vertrouwen is. De Partij van de Arbeid heeft een lange traditie van zuinigheid en financiële soliditeit. Soms wordt anders gesuggereerd, maar denk eens aan het "tientje van Lieftinck"; denk aan de eenprocentsoperatie van Duisenberg; denk aan de zuinigheid van Drees; denk aan de Tussenbalans van Wim Kok, een pakket van, naar ik meen, destijds 17 mld. gulden aan bezuinigingen. Ik heb zelf als minister op een spending department mogen ervaren dat ook partijgenoot Bos er wat van wist als het ging om het zuinig zijn op de overheidsfinanciën. Dat moet ook, want wij willen niet lenen van onze kinderen en toekomstige generaties. Wij willen de wereld beter achterlaten dan wij die aangetroffen hebben.

Om die reden is er met ons ook te praten over het heroverwegen of het opnieuw bediscussiëren van alle aspecten van de overheidsbegroting als dat nodig is. Wij hanteren daarbij echter wel randvoorwaarden; het zal altijd moeten gaan om duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en natuurlijk om een goede economie. Met die randvoorwaarden is voor ons het heroverwegen van de overheidsfinanciën niet een concessie aan andere partijen, maar een eigen keuze, omdat wij de wereld beter willen achterlaten dan wij die hebben aangetroffen.

Een andere reden voor de stelling dat dit niet een gewone Voorjaarsnota is, is dat elders op deze vierkante kilometer wordt gedacht, en wellicht ook gesproken, over de formatie van een kabinet. Veel financiële woordvoerders die vandaag hier bijeen zijn, zullen betrokken zijn bij het adviseren van hun fractie over wat er in het kader van die formatie moet gebeuren. Wij moeten ons wat dat betreft echt beperken tot wat nu voorligt: de begroting voor 2010.

Met die twee kanttekeningen maak ik de volgende opmerkingen. Allereerst staat deze Voorjaarsnota in het teken van grote tegenvallers, opnieuw, op de begroting van VWS. Laat ik allereerst een licht kritische opmerking maken tegen de minister van Financiën: ik vond de Voorjaarsnota niet altijd transparant. Structureel en incidenteel leken hier en daar enigszins door elkaar te lopen, wat voor de argeloze lezer niet altijd eenvoudig te ontwarren was. Een deel van de tegenvallers in de zorg is structureel van aard. Dat is een groot punt van zorg, want het ministerie van VWS is op dit moment niet in staat om die zorgkosten goed te voorspellen of in de hand houden. Dat kan te maken hebben met het hybride karakter van het stelsel. Zijn de zorgverzekeraars verantwoordelijk voor het uiteindelijk in de hand houden van het budget of is het ministerie dat? Of zijn zij dat beide een beetje? Hoe dan ook, het gevolg is dat – ook omdat minister Klink er niet in slaagt om de salarissen van de medisch specialisten binnen de perken te houden – de bijstandsmoeder moet gaan betalen voor de pil. Dat is hoe het ook zij een bittere pil. Naar mijn mening is een van de grootste uitdagingen voor de overheidsfinanciën en voor een volgend kabinet voor de komende periode, het ontwerpen van een stelsel waarmee de zorgkosten binnen de perken worden gehouden en tegelijkertijd iedereen de zorg krijgt geboden die nodig is. Bij het AO deze week met de minister van VWS hebben vertegenwoordigers van mijn fractie al alternatieven aangedragen voor een deel van de dekkingen die in de Voorjaarsnota op het punt van de zorg door de regering zijn voorgesteld.

Voorzitter. Ik heb nog drie kleine punten en twee iets grotere punten. Ik begin maar met een opmerking over de begroting voor Defensie. De minister van Defensie heeft eerder dit jaar in deze Kamer gezegd dat er eigenlijk geen problemen waren met de kosten van Defensie. In de Defensiekrant van deze maand lezen wij nu echter allerlei ingrepen in materieel en het later bestellen en minder oefeningen. Geen van die ingrepen is gemeld aan de Kamer; de Kamer is gemeld dat er niets aan de hand was. Mij lijkt dat niet de juiste volgorde is gehanteerd. Is de minister van Financiën dat met mij eens? Het is extra wrang omdat de minister van Defensie over de motie over het onmiddellijk stoppen van de eerste JSF-aanschaf heeft gezegd dat hij niets kon doen met die Kameruitspraak omdat hij demissionair was. Is dit niet de wereld op zijn kop?

Mijn volgende opmerking betreft het ministerie van SZW. In de afgelopen jaren hebben 75 onafhankelijke arbeidsadviseurs meer dan 160.000 klanten geadviseerd over de weg naar het werk. Wij hechten daar zeer aan want cliënten hebben behoefte aan onafhankelijk advies. De woordvoerders SZW zullen zo nodig later, bij de behandeling van dat hoofdstuk, hierop nog terugkomen.

Ten slotte stel ik graag een vraag over de begroting LNV. Het viel mij op dat daarin sprake is van een overschrijding van 36 mln. in relatie tot de afdracht aan Europa. De minister van Financiën stelt de Kamer nu voor om die uit de algemene middelen te dekken. Waarom wordt in dit kader een uitzondering gemaakt op de regel dat tegenvallers binnen de eigen begroting gedekt dienen te worden? Ik zie geen motivering voor het maken van een uitzondering op die regel. Ik zou die graag horen van de minister van Financiën.

Een deel van de tegenvallers in de zorg wordt gedekt door het niet-uitdelen van de loonbijstelling voor de overheid. Laat ik eerst in algemene zin zeggen dat mijn fractie vindt dat de referentiesystematiek waardevol is. De minister zegt dat de salarissen van politieagenten, leraren en andere overheidsdienaren gekoppeld is aan de ontwikkeling in de markt. Wij hechten aan die referentiesystematiek. Wij vinden dan ook dat het niet aangaat dat, wanneer de overheid de begroting niet op orde kan krijgen, men dan opeens ad hoc afstapt van die referentiesystematiek.

Voor de leraren is er bovendien sprake van een bijzondere situatie om twee redenen. Ten eerste is er in de afgelopen jaren geprobeerd om de achterstand die leraren hebben ten opzichte van de salarissen in de markt, te verkleinen door middel van het Actieplan Leraren. Wanneer nu voor 225 mln. een greep wordt gedaan uit het uitkeren van de loonbijstelling voor de leraren, doe je dat streven voor een groot deel teniet. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik denk ook dat wij dat niet moeten willen. Ten tweede zijn wij in feite bezig om het gegeven dat de minister van Volksgezondheid de salarissen van de medisch specialisten niet kan controleren, af te wentelen op de leraren en de politieagenten. Is de minister van Financiën het met mij eens dat dit niet de bedoeling kan en mag zijn?

Ik zal in tweede termijn een motie indienen om deze ingreep in de salarissen van de leraren terug te draaien. Daarvoor overweeg ik als dekking de eindejaarsmarge 2009 te gebruiken van 203 mln. die op de begroting van OCW staat. Daarover verneem ik nog graag het advies van de minister van Financiën. Ik zie in het supplement dat men daar reeds een bestemming voor heeft gevonden in de post "diversen", maar het is natuurlijk aan ons om te beoordelen of wij dat de beste bestemming vinden of dat wat wij voorstellen wellicht een betere bestemming is. Anders kan de dekking gevonden worden in de posterioriteiten bij de subsidies. Het is bekend dat OCW 1,4 mld. aan subsidies uitkeert. Al eerder is door de Kamer gevraagd om de posterioriteiten te inventariseren; 20% daarvan is 280 mln., dus 20% van die subsidies zou ruimschoots voldoende dekking bieden voor dit gat.

Voorts noem ik de politie. In de stukken heb ik niet kunnen vinden wat de omvang is van de problematiek die zou ontstaan, als je de loonbijstelling voor de politie wel zou uitkeren. Ook daarvoor wil ik in tweede termijn een oplossing voorstellen.

Ten slotte ben ik het eens met de opmerkingen van de heer Weekers over het spaarloon. Aangezien hierover al vaker gesproken is, heb ik een motie klaar waarin de regering wordt opgeroepen om het spaarloon uit te keren. Ik zie de heer Weekers nu met iets wapperen; ik neem aan dat dat een conceptmotie is. Misschien kunnen wij de twee moties in elkaar schuiven. Inderdaad zou zo meer dan 4 mld. aan opgeslagen geld geactiveerd worden. Dat geeft, zonder dat het op de rijksbegroting drukt, een stimulans aan de economie. Overigens is dit ook gebeurd in 2005. Ik denk dus dat wij dit nu opnieuw moeten doen.

Ik rond af in de resterende elf seconden. Wij praten nu over de lopende begroting. Er komen echter nog veel financiële discussies. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat er snel een goed kabinet komt dat van aanpakken weet en dat ons land kan sturen naar een dynamische en duurzame toekomst waarin alle Nederlanders meedoen en waarin de lusten en de lasten door ons allen eerlijk gedeeld worden.

De voorzitter:

Aan mij de bijzondere eer om u te feliciteren met uw maidenspeech, die u geheel uit het hoofd hebt gedaan. Ik ben daardoor lichtelijk perplex, want volgens mij is dit een redelijk unicum in deze zaal. Van harte mijn complimenten. Ik zal de vergadering enkele ogenblikken schorsen, opdat ook de leden van de Kamer en de minister de gelegenheid hebben om u te feliciteren met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Van deze kant complimenten in de richting van collega Plasterk voor zijn maidenspeech als financieel woordvoerder van de PvdA. Hij stond daar met de nodige flair. Zo kennen wij hem ook uit de tijd dat hij bewindspersoon was. Het is fijn om te zien dat hij dat in de afgelopen maanden niet kwijt is geraakt en het nu weer inzet vanuit een andere positie.

Hij blijft ons ook verrassen. Ik denk aan zijn prikkelende opmerkingen over de financiële zuinigheid van de PvdA en het feit dat hij ervan getuigde dat hij thuis de Defensiekrant ontvangt. Ik hoorde ook enkele collega's zuchten omdat zij graag wilden interrumperen. Het is toch wel een mooi gebruik om dat niet in de eerste termijn te doen, maar collega Plasterk weet dat er ook een tweede termijn is, dus wij wachten dat met belangstelling af. Heel veel sterkte toegewenst om uw positie hier in de Kamer op deze manier in te nemen en fijn dat u weer terug bent!

Het zijn roerige tijden, niet alleen voor de heer Plasterk, maar ook voor de minister van Financiën. Aanschuiven bij de G20, inclusief wat relletjes, zo heb ik begrepen, de dag erna reageren op een ingrijpend rapport van de commissie-Scheltema, waar wij zelfs vanmorgen al over hebben gedebatteerd. Tussendoor ook nog eens Kamerlid zijn, met alle verplichtingen die daarbij horen. De minister heeft een veelzijdige baan, zullen wij maar zeggen. Maar bovenop deze opsomming moet hij zijn kerntaak nog uitvoeren, en dat is de overheidsfinanciën op orde houden. Dat is als wij de Voorjaarsnota doorlezen absoluut geen sinecure. De teller staat op een overschrijding van maar liefst 2 mld. Het moet gezegd worden, het siert deze minister dat hij die rekening niet op het bord van het volgende kabinet wil neerleggen. Dat hebben wij in het verleden wel eens anders gezien bij kabinetten en niet eens zo heel lang geleden.

Toch stelt de ChristenUnie wel vragen bij de wijze waarop deze tegenvallers worden opgevangen, met name waar het gaat om de lerarensalarissen. Nog maar kort geleden is er een actieplan leraren opgesteld, waaraan ook door anderen is gerefereerd. Daarin werd klip-en-klaar de ambitie neergelegd om de lerarensalarissen weer marktconform te maken. Dit actieplan is uitgevoerd, maar dan moet je vervolgens niet weer de salarissen op achterstand zetten. Wij pleiten ervoor de loon- en prijsbijstelling voor leraren wel doorgang te laten vinden. Immers, het nu niet toekennen werkt structureel door en als ik de verkiezingsprogramma's van de andere partijen erbij pak, kan ik niet anders concluderen dan dat hiervoor een breed draagvlak in de Kamer zal bestaan.

Maar er moet wel een deugdelijke dekking voor zijn. De heer Plasterk heeft in zijn termijn aangegeven dat hij voor 2010 daar mogelijkheden toe ziet. Ik vond niet alle voorbeelden die hij noemde even aantrekkelijk, maar het wat naar voren trekken van subsidiegeld kunnen wij bij de begroting voor 2011 bespreken, Ik zou graag horen van de minister van Financiën of dit voor 2010 een mogelijkheid zou kunnen zijn, Dan zal er uiteraard wel voor de langere termijn een structurele dekking voor moeten worden gevonden.

Daarin kan, als het gaat om die structurele dekking voor de lange termijn, wat ons betreft een bankenheffing voorzien. Wij hebben net als de minister altijd gezegd dat dit in Europees verband moet worden ingevoerd, maar ik constateer – ik heb dat ook in een interruptie bij de heer Weekers naar voren gebracht – dat grote Europese economieën als Frankrijk, Engeland en Duitsland al zo ver zijn dat zij in 2011 een bankenheffing willen invoeren.

Ik weet niet waarop de minister dan nu nog wacht. Hij kan aan de slag, zou ik zeggen, want als we op iedereen gaan wachten, komt het er nooit van, en zeker niet als dan ook nog eens Basel 3 erbij wordt gehaald. Laten wij aan de slag gaan. Ik roep de minister dan ook op voorstellen voor een vorm van bankenheffing voor te bereiden, zodat dit in de begroting van 2011 kan worden meegenomen. Uiteraard zal een groot gedeelte van de opbrengst van de bankenheffing moeten worden gebruikt om de financiële tekorten die er zijn weg te werken, maar een deel kan ook worden gebruikt voor een structurele dekking van de loon- en prijsbijstelling voor de lerarensalarissen en misschien zelfs ook wel voor de politiesalarissen, want ik constateer dat afgelopen dinsdag een motie is aangenomen die zegt dat daarop niet bezuinigd mag worden maar die niet in dekking voorziet. De minister heeft eerder ook zelf aangegeven dat een bankenheffing in de staatskas moet vloeien, dus dit voorstel moet hem dan ook aanspreken. Dat hoop ik in ieder geval in eerste termijn van hem te horen.

Bij de zorg wordt structureel te veel uitgegeven. Ook daar is al door de heer Plasterk naar verwezen. De minister van VWS heeft inmiddels aangegeven welke maatregelen hij wil nemen om dit te beteugelen. Daarover zal later vandaag in een VAO nog verder worden gesproken. Mijn vraag aan de minister van Financiën is hoe het jaar na jaar kan gebeuren dat de zorgkosten zo uit de pas lopen. In de ramingen wordt immers ook al rekening gehouden met de autonome groei. Is de minister met mij van mening dat hij beter zicht moet krijgen op de ontwikkeling van de zorgkosten? Zo ja, wat gaat hij daar concreet aan doen? De minister van VWS heeft al maatregelen aangekondigd. Mijn fractie vindt dat de chronisch zieken en gehandicapten hier niet de dupe van mogen worden. In het VAO over pakketmaatregelen later vandaag zullen wij een voorstel doen om dat te voorkomen.

In de komende jaren moeten wij nog grotere stappen maken in de verduurzaming van onze energiehuishouding. Dat is echt hard nodig, enerzijds vanuit onze taak om zorg te dragen voor onze leefomgeving, anderzijds om minder afhankelijk te worden van uitputbare hulpbronnen. Energie uit waterkracht heeft prachtige mogelijkheden en past bij Nederland. Wij blinken uit in water. Een veelbelovende techniek als getijdenstroomenergie biedt bovendien op de internationale markt unieke kansen. Ik heb begrepen dat er al marktrijpe projecten klaar staan. In het voorjaar zegde minister Van der Hoeven toe om voor waterkrachtenergie innovatiegeld uit te trekken. Ze was terughoudend om de categorie vrije stromingsenergie in aanmerking te laten komen bij eventuele bodemuitputting in de SDE-regeling. Ons standpunt is helder: energie uit waterkracht, in het bijzonder vrijegetijdenstroomenergie, moet bij mogelijke onderuitputting in de SDE-regeling, waarmee wij de afgelopen jaren steeds te maken hebben gehad, bij voorkeur op deze manier worden ingezet. Ik vraag de minister daar in zijn termijn op te reageren.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik feliciteer de heer Plasterk met zijn maidenspeech. Ik wens hem veel succes als Kamerlid.

Wij zitten in zwaar weer. Het kabinet dacht nog dat deze kredietcrisis zou overwaaien, maar niets bleek minder waar. De overheidsfinanciën zijn volledig uit het lood geslagen. De economie is vorig jaar met 5% gekrompen, de grootste naoorlogse krimp. Het CPB voorspelt dat de groei weer iets aantrekt, maar een week later wordt dat percentage al weer met 0,25% naar beneden bijgesteld. In plaats van 1,5% is het nu 1,25%. Wat betekent deze bijstelling voor de ramingen in de Voorjaarsnota?

De Voorjaarsnota kenmerkt zich ook door grote overschrijdingen en tegenvallers in de inkomsten en de gasbaten. Aan de uitgavenkant bedraagt de tegenvaller in totaal 2 mld. Aan de inkomstenkant bedraagt de tegenvaller in belastinginkomsten maar liefst 1,4 mld. Toch wil dit kabinet 38 mld. meer uitgeven dan dat er dit jaar binnenkomt, terwijl de staatsschuld met 132 mln. per dag oploopt, tot 380 mld. Het ergste is echter dat het demissionaire kabinet nog geen begin van een antwoord heeft om dit tekort terug te dringen. Het is al vaker gezegd: Dit is, beter gezegd was een kabinet van stilstand en geld uitgeven. Wat doet een gezin als het zwaar in het rood staat? Het zet alle zeilen bij en zet de tering naar de nering. Geen vakanties en geen luxe. Dit kabinet wil echter meer geld uitgeven. Dan weet je zeker dat je in de schuldsanering terechtkomt.

Ook houdt dit kabinet vast aan de vetgemeste begroting alsof er niets aan de hand is. Dit jaar wil het kabinet 272 mld. uitgeven. Wij geven meer dan 50% van ons bbp uit aan de collectieve sector. Dit is twee keer zoveel als vier jaar geleden. Voormalig minister Bos wilde per se in het Guinness Book of Records, lijkt het wel.

Ook staat het kabinet vooraan om zijn portemonnee te trekken als het om anderen gaat. We lenen de Grieken 5 mld., net zo gemakkelijk. We lenen andere Europese landen 26 mld., in die zin dat we in ieder geval garant staan voor hun leningen. We schieten 1,4 mld. voor aan IJsland, waarvan wij bijna zeker weten dat we het nooit terugzien. We saneren zonder blikken of blozen de schulden van de Nederlandse Antillen voor 1,5 mld.

Je zou niet zeggen dat wij zelf 38 mld. tekortkomen. Dit kabinet strooit met geleend geld alsof het niets is. Deze minister weet dat wij de tering naar de nering moeten zetten. Wanneer begint hij daarmee? Ik kan mij voorstellen dat het lastig was toen er nog een PvdA-minister op Financiën zat. Nu hebt u echter de kans, minister. Grijp die kans, want straks, in een nieuwe coalitie is de kans misschien verkeken als er weer een nieuwe PvdA-minister aanschuift.

Reduceer de inhuur van externen en het aantal ambtenaren. Dat willen wij toch allemaal? Kort op ontwikkelingshulp. Kort op subsidies. De heer Plasterk heeft al een voorzetje gedaan. Wij geven elk jaar 6 mld. uit aan subsidies. Schrap twee publieke omroepzenders. Stop met de JSF, het rekeningrijden, de Vogelaarwijken, de windmolenparken, de Centra voor Jeugd en Gezin, de gratis schoolboeken. Laat inburgeraars zelf betalen; niet meer dan normaal. Stop met de export van kinderbijslag. Dat vindt ook iedereen normaal. Saneer de re-integratiebudgetten en handhaaf de mp-norm in de semipublieke sector. Het is zo makkelijk en het kan allemaal zo veel minder, zonder de burger te veel in de portemonnee te pakken.

Dan de koopkracht. Het prille economische herstel is volledig toe te schrijven aan de export. De groei van de gezinsconsumptie is minimaal. Hoe gaat de minister deze koopkracht versterken? Deze koopkracht hebben wij immers nodig om uit het economische dal te klimmen. Wij zien ook het consumentenvertrouwen wegzakken. Wij zien dat mensen als een gek sparen: per maand wordt er in Nederland 1 mld. gespaard! Dat geld moet in de economie en niet op de spaarbankboekjes.

Het kabinet heeft ook besloten om de departementen te korten op de loon- en prijsbijstelling. Deze nullijn betekent echter niet per definitie, zo lees ik, dat de loonuitgaven voor ambtenaren worden bevroren. Departementen mogen ook op andere zaken bezuinigen, zo stelt de minister, om bijvoorbeeld aan hun cao-verplichtingen te voldoen.

Wat betekent dit? Hebben wij nu een nullijn of niet? Kunnen departementen er zelf voor kiezen om de nullijn los te laten en te snijden in andere uitgaven, zodat de burger uiteindelijk weer de dupe is?

De heer Weekers (VVD):

De heer Van Dijck heeft een paar interessante opmerkingen gemaakt. Zo vindt hij dat de tering naar de nering gezet moet worden. Zojuist heeft de heer Van Dijck vragen gesteld over de loon- en prijsbijstelling op departementen. Een van de loon- en prijsbijstellingen betreft het ministerie van OCW. Dan gaat het om een bedrag tussen 225 mln. en 250 mln. De heer Plasterk heeft in zijn termijn aangegeven dat hij van mening is dat dit moet worden teruggedraaid. Hij heeft ook alternatieven voorgesteld, in de sfeer van het schrappen van subsidies. Deelt de heer Van Dijck de opvatting van de VVD dat wij de maatregelen die de minister heeft aangekondigd, gewoon moeten steunen? Vindt hij dat wij de tering nog meer naar de nering kunnen zetten met de voorstellen die daarnaast door de PvdA gedaan zijn om te schrappen in overbodige subsidies die de afgelopen jaren onder leiding van de toenmalige minister van OCW in het leven zijn geroepen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het idee van subsidies schrappen verkondigen wij al vier jaar. Wij zijn door de subsidiebijbel gegaan. Wat ons betreft kan voor 3 mld. zo de prullenbak in. Daar is dus veel geld te halen. De heer Plasterk heeft in onze visie wel een punt als het gaat om onderwijs en personeel. Wij hebben vorig jaar niet voor niets ingestemd met 1 mld. extra voor onderwijzers. Het probleem voor de kwaliteit van het onderwijs was immers: hoe krijgen wij en houden wij goede onderwijzers als wij ze naar verhouding te weinig kunnen betalen? Wij hebben toen een impuls gegeven. Het zou zonde zijn om die inspanning nu teniet te doen door het loon te bevriezen. Vanuit die filosofie klinkt het sympathiek om de onderwijzers in deze ronde uit de wind te houden. Echter, ik wil natuurlijk wel van de minister horen of dit zonder meer op de subsidies te verhalen is. Als je iets wilt met subsidies – wij hebben dit bij het CPB gezien – zijn ze ofwel juridisch verplicht of nog niet toegezegd. Met andere woorden: je wilt eraan komen, maar ze zijn onaantastbaar, want juridisch verplicht, toegezegd of nog niet toegezegd en dan kun je er niet op bezuinigen. Ik hoor graag een reactie van de minister.

De heer Weekers (VVD):

Mag ik de heer Van Dijck zo verstaan dat hij het verzoek van de heer Plasterk op zichzelf sympathiek vindt? Ook ik vind het wel sympathiek om mensen wat meer salaris te geven, of in elk geval loonruimte te geven. Maar zegt de heer Van Dijck dat dit wat de PVV betreft alleen maar kan als daar ook een keiharde dekking in 2010 tegenover staat en als we in 2010 een streep kunnen zetten door een aantal subsidies die in 2010 op de begroting staan?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Precies.

De aardgasbaten zijn ook zo'n leuk nummer. We hebben te maken met een tegenvaller van 500 mln., een half miljard! We hadden toch zo'n strenge winter? De gasprijs was toch gekoppeld aan de olieprijs, die na-ijlde bij de ontwikkeling en daardoor lekker hoog was? Maar nee, opeens wordt de koppeling tussen de gas- en de olieprijs "steeds losser" genoemd, lezen wij. Ook zijn de kosten voor gaswinning naar boven bijgesteld. Ons gas wordt verkocht tegen spotprijzen. Toch verwacht deze minister in 2012 alweer een meevaller van 1,5 mld. vanwege een hogere olieprijs. De koppeling was toch net losser geworden? Ik snap hier niets meer van, voorzitter. Telkens worden we verleid met hoge aardgasbaten en als puntje bij paaltje komt, vallen ze tegen. Wie houdt hier wie voor de gek?

De Staat staat onderhand voor alles en iedereen garant, binnen Europa zelfs voor andere lidstaten. De Staat staat ook garant voor 50 mln. aan leningen in het bedrijfsleven. Ook staat de Staat garant voor 50 mld. aan interbancaire leningen. Verder staat de Staat garant voor 29 mld. voor Zuid-Europese lidstaten die geld willen lenen. Kan de minister mij een overzicht geven van alles waarvoor wij inmiddels garant staan? Welk risico lopen wij daarbij en wat zijn de opbrengsten van de premies die wij daarvoor ontvangen?

Tot slot kom ik te spreken over het spaarloon. Ik ben blij met het voortschrijdend inzicht van de PvdA en inmiddels ook de VVD. Drie jaar geleden pleitte ik er namelijk al voor om het spaarloon vrij te geven. Het ziet ernaar uit dat wij nu eindelijk de 4 mld. kunnen loswrikken en in de economie kunnen pompen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. In de Voorjaarsnota kunnen we lezen dat de pogingen om banken te redden nu al 356 mln. hebben gekost. Maar de schade van de kredietcrisis is vele malen groter dan dat. Het is opvallend hoe de lobby van de banken er als de kippen bij is om voor te rekenen hoeveel economische groei we zouden kunnen mislopen wanneer we de financiële sector beter gaan reguleren, maar dat zij nooit de moeite heeft genomen om uit te rekenen hoeveel schade zij de maatschappij heeft berokkend. De enorme gaten die zijn geslagen in de overheidsbegrotingen zijn niet het gevolg van een plotselinge verslechtering van de begrotingsdiscipline in de verschillende landen.

De uitkomst van de G20 was voor de SP-fractie teleurstellend. Dit was het moment om een doorbraak te forceren voor de bankenbelasting. Wat is volgens de minister de werkelijke reden dat het niet gelukt is om daar afspraken over te maken? Is dat niet de enorme kracht van de lobby in de financiële sector, niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten, waar gisteren blijkbaar weer nieuwe afspraken zijn gemaakt en waar de Democraten onder druk hebben moeten afzien van invoering van een bankenbelasting? Het enige dat uit de G20 lijkt te zijn gekomen is een soort megastabiliteits­pact. In drie jaar zullen de welvarende landen van de G20 hun begrotingstekorten halveren. Waar de wereldleiders elkaar vorig jaar nog prezen omdat ze door stimuleringsmaatregelen een mondiale depressie hadden voorkomen, is er nu een soort paniek ontstaan waardoor landen om het hardst gaan bezuinigen. Is de minister het ermee eens dat landen door heel veel te bezuinigen juist een deel van hun probleem afwentelen op hun handelspartners, op andere landen? Moeten we niet juist een bezuinigingswedloop voorkomen?

L'histoire se répète. In 1937 greep de Amerikaanse overheid hard in in de economie en dat liep verkeerd af. Politici die blind zijn voor de vraagkant van de economie laten zich graag door economen vertellen dat het deze keer heel anders is en dat bezuinigingen juist goed zijn voor de economie. Maar de onderzoeken die worden aangehaald om dat te onderbouwen verwijzen meestal naar landen die tegelijkertijd met bezuinigingen hun rente fors verlaagden of naar landen die zich konden optrekken aan een sterk stijgende export naar andere landen. Beide is nu onmogelijk. Alle OESO-landen hebben nu op hetzelfde moment grote begrotingstekorten en hoge schulden. De situatie is nu dus fundamenteel anders.

Een belangrijk argument voor het positieve effect van bezuiniging dat wordt aangedragen, is bijvoorbeeld gelegen in de loonkosten. Als de loonkosten over de gehele linie dalen, kun je als land je concurrentiepositie ten opzichte van andere landen verbeteren. Maar je kunt natuurlijk nooit allemaal tegelijkertijd in de wereld je concurrentiepositie verbeteren. Economen als Paul Krugman waarschuwen juist voor te snelle bezuinigingen. In een schuldencrisis verergeren bezuinigingen de crisis, ook omdat monetair beleid niet werkt omdat de rente al tot bijna nul is verlaagd. Alleen overheidsbestedingen zorgen dan nog voor stimulering. Hoe staat de minister hiertegenover? De Voorjaarsnota lijkt niet keynesiaans maar Ricardiaans en dat belooft niet veel goeds.

Onder het mom van de slechte staat van de overheidsfinanciën worden in de Voorjaarsnota allerlei bezuinigingen doorgevoerd. Neem als voorbeeld het besluit om de loonbijstelling 2010 niet uit te keren voor onderwijs en politie. De loonbijstelling komt neer op het bevriezen van de salarissen. De minister zegt daarover: de afspraken uit reeds afgesloten cao's worden nagekomen; het niet uitkeren van de loonbijstellingstranche 2010 heeft wel gevolgen voor nieuw af te sluiten cao's. Het resultaat is dat de vakbonden al 1-0 achterstaan voordat de cao-onderhandelingen überhaupt zijn begonnen. Hoe ziet de minister deze maatregel in het licht van de ambitie om in de top vijf van kenniseconomieën te komen? We willen toch juist de kwaliteit van het onderwijs verhogen en het lerarentekort terugdringen? Ook staat deze maatregel haaks op een Kamerbreed gesteunde motie. De afspraak was dat de lonen mee zouden stijgen met de markt; bij een bevriezing is dat niet het geval.

En dan het echte zorgenkindje. De zorguitgaven blijken bij de Voorjaarsnota ineens 1,4 mld. hoger uit te vallen dan was geraamd. Daar blijkt in de laatste dagen nog 400 mln. bij te zijn gekomen. Dit is volgens de Voorjaarsnota voornamelijk het gevolg van een post van 1,5 mld. genaamd "actualisering zorguitgaven". Waar komt nu plotseling zo'n groot bedrag vandaan? In antwoord op de schriftelijke vragen zegt de minister dat de overschrijdingen zijn gebaseerd op nieuwe inzichten, die zijn ontvangen van het College voor zorgverzekeringen en de NZa. Maar hoe komt het dat deze organisaties sinds september zo enorm van inzicht zijn veranderd? Hoe kan het dat het kabinet niet eens weet waar dit mee te maken heeft? Is er een plotselinge toename van het aantal behandelingen? Als mogelijke oorzaken noemt de minister onjuiste tarifering of normtijden bij de medisch specialisten. Wat bedoelt hij daar precies mee? En in hoeverre verklaart dat het gat van 1,5 mld.?

Vanuit Zuid-Afrika hebben we al van minister Klink te horen gekregen dat er wordt geschrapt in de vergoedingen voor diëtistbezoek, tandartsbezoek, anticonceptie, logopedie en hulpmiddelen. Worden we er beter van als kinderen niet meer naar de tandarts of de logopedist gaan? Worden we er beter van als het aantal mensen met overgewicht en het aantal ongewenste zwangerschappen toenemen? Het hebben van meer gezondheidsklachten maakt mensen niet alleen ongelukkig; het is ook slecht voor de economie. De voorgestelde maatregelen zouden 400 mln. opleveren. Heeft het kabinet op dit punt nog meer verrassingen in petto?

Er zal nu een nieuw kabinet geformeerd moeten worden, maar als ik zie hoe gemakkelijk hier wordt gepraat over bezuinigingen op een moment dat er een groot gevaar is dat de economie opnieuw in een crisis komt – vandaag waren er nog alarmerende berichten uit ons land – dan vrees ik dat de Nederlandse politiek veel te snel overgaat tot bezuinigingen die ons land opnieuw in een crisis zullen storten. De heer Plasterk maakte het punt terecht: als je bekijkt wat andere landen doen en vervolgens kijkt naar wat de partijen in hun verkiezingsprogramma's zeggen, zie je dat wij bijna blind zijn voor het gevaar dat de economie opnieuw in een crisis wordt gebracht door veel te snelle bezuinigingen. Het lijkt de SP-fractie heel goed als naar dat risico nog eens heel goed wordt gekeken bij het opstellen van een nieuw regeerakkoord.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. De kern van dit debat is naar mijn idee dat de minister de eigen doelstellingen niet behaalt. Dat ga ik toelichten in de komende zeven minuten. Voor 2010 wordt een tekort verwacht van 39 mld. Dat is weer 3 mld. meer dan bij de Miljoenennota werd verwacht. Alleen al dit jaar stijgt de schuld met € 2500 per Nederlander. Dit is geen situatie die nog lang kan duren. Een grote schuld doorschuiven naar de toekomstige generaties is wat ons betreft geen optie. Het tekort moet vooral slim, helder en visionair worden opgelost. Daar schort het helaas een beetje aan bij dit kabinet. In mijn inbreng wil ik stilstaan bij drie punten. Ten eerste bij de tegenvallers in 2010 en 2011. Ten tweede bij de effectiviteit van het stimuleringspakket. Ten derde bij het vooruitschuiven van de problemen naar de toekomst.

Ik begin met de tegenvallers in 2010 en 2011. Het kabinet is in 2010 weer geconfronteerd met tegenvallers in de zorg, de kinderopvang, de leerlingen en de asielketen. Het kabinet vangt in 2010 de tegenvallers op. Dat is goed. De D66-fractie zet echter wel vraagtekens bij de gekozen oplossingen. Het kabinet houdt visieloos de loon- en prijsbijstelling in. Dit betekent simpelweg dat ministeries, scholen en de politie minder geld krijgen dan waarop zij hadden gerekend. Ze moeten zelf maar uitzoeken hoe zij dit jaar rondkomen. Het kabinet gaat zijn verantwoordelijkheid uit de weg en daarin zit een groot risico. Het is onzeker of de besparingen worden gerealiseerd. Hoe gaat de minister controleren dat de besparingen daadwerkelijk worden gerealiseerd? Hoe gaat hij om met scholen en politiekorpsen die dankzij deze maatregelen in de problemen komen? Kan de minister bevestigen dat de referentiesystematiek voor de lonen in het onderwijs wordt gehandhaafd?

De tegenvallers werken door in 2011 en verder. In de afgelopen week heeft het kabinet al maatregelen aangekondigd, bijvoorbeeld in de zorg en de kinderopvangtoeslag. Dit zijn pijnlijke maatregelen, maar het is onvermijdelijk dat er wordt ingegrepen. In de Voorjaarsnota worden helaas nog meer tegenvallers gemeld, bijvoorbeeld in de asielketen en bij de leerlingenramingen. Komen er nog meer bezuinigingsplannen om ook deze tegenvallers structureel op te vangen? Of schuift de minister lijken in de kast door naar het volgende kabinet?

Dan kom ik op de effectiviteit van het stimuleringspakket. In 2009 en 2010 is er heel veel extra geld in de economie gestopt. In totaal ruim 9 mld. Hierdoor is de werkloosheid lager uitgekomen. Dat klinkt op het eerste gezicht erg goed, maar ik heb het even omgerekend. Ik kom dan uit op een bedrag van ruim € 70.000 per baan. Kan de minister dit bedrag bevestigen? Is dit geld wel optimaal besteed of waren er slimmere bestedingen mogelijk? Hoe kijkt de minister tegen deze cijfers aan? Hoe effectief is ons crisispakket in vergelijking tot andere landen? Hoeveel heeft het in andere landen gekost en opgeleverd? Welke lessen trekt de minister uit de besteding van het extra geld, zodat wij in de toekomst het geld efficiënter en effectiever kunnen besteden?

Dan kom ik op mijn derde en laatste punt. Het kabinet schuift een rekening door naar de toekomst. In april 2009 presenteerde het kabinet het aanvullend beleidskader. De kern van dit akkoord was een uitruil tussen de korte en de lange termijn. Op de korte termijn zou de economie worden gestimuleerd en op de lange termijn zouden de overheidsfinanciën weer op orde worden gebracht. Het goede nieuws is dat het kabinet heel erg succesvol is geweest in het uitgeven van extra geld. Het slechte nieuws is dat van de maatregelen voor de lange termijn niets terecht is gekomen. Ik som even op: een besparing van 3,2 mld. op de lonen is niet gerealiseerd, de AOW-verhoging is er niet gekomen, de hervormingen in de zorgtoeslag zijn niet gerealiseerd en de verhoging van het eigenwoningforfait van huizen van meer dan 1 mln. is niet doorgevoerd. Het kabinet laat dus een groot gat achter voor de opvolgers. Dat is niet allemaal aan deze minister te wijten; ik kijk ook even met een schuin oog naar de Partij van de Arbeid.

Ik zit nog met één belangrijk punt, namelijk de 3,2 mld. bezuinigingen in 2011. Die zouden gerealiseerd worden door de nullijn op de lonen. Het kabinet gebruikt de loonbijstelling echter niet voor het aflossen van de staatsschuld, maar voor het opvangen van tegenvallers. Als er op Prinsjesdag onverhoopt nog geen nieuw kabinet is, gebeurt er in 2011 wederom niets om de financiën weer op orde te krijgen. D66 vindt dat het kabinet serieuze bezuinigingen moet voorbereiden voor 2011. Het kabinet moet hiervoor op zoek gaan naar meerderheden in deze Kamer. Ik doe, volstrekt gratis, minister van Financiën, een paar suggesties. Je kunt bijvoorbeeld denken aan re-integratie, het structureel herijken van de Wajong, een vermogenstoets voor de zorgtoeslag, het openbaar bestuur en het ministerie van Defensie. Er zijn twintig brede heroverwegingen verschenen met allerlei suggesties. Ik roep de minister ertoe op hiervan echt werk te maken. Graag krijg ik hierop een reactie.

Door de stilstand van het laatste kabinet staan de overheidsfinanciën er slecht voor. Nu moeten wij vooruitkijken en in de toekomst niet dezelfde fouten maken. Het is belangrijk om de komende jaren slim, helder en visionair de financiële problematiek te lijf te gaan. Ik blijf hoopvol.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. GroenLinks realiseert zich zeer wel de ernst van de situatie waarin wij zitten in Nederland, in Europa en wereldwijd. Alle westerse economieën worden met enorme tekorten op de overheidsbegrotingen geconfronteerd. Die tekorten komen voort uit de grote crisis waarin wij zitten, die haar oorsprong heeft in de financiële sector en die vervolgens haar doorwerking heeft gehad in de hele economie. Maar wij moeten wel goed voor ogen houden wat precies de bronnen zijn van de grote problemen en de grote tekorten die zich nu voordoen, want die zijn meerledig.

Het bedrag van zo'n 29 mld., waarvan wij met elkaar delen dat het de opgave voor de toekomst is die wij moeten aangaan, wordt in de discussies wel eens makkelijk helemaal aan de huidige crisis toegeschreven. Dit bedrag wordt door sommigen ook wel eens makkelijk neergezet als het bedrag waarvoor wij op vrij korte termijn een oplossing moeten vinden. Dat werpt de GroenLinks-fractie verre van zich. Verstandige economen zoals de heer Bovenberg en de heer Jacobs hebben al in analyses laten zien dat dat bedrag deels te wijten is aan de huidige crisis, maar voor een substantieel deel ook te wijten is aan de vergrijzing. Een onderverdeling die economen daarin vaak maken, is dat zo'n 10 mld. het gevolg is van de crisis, wat je structureel en snel moet aanpakken en dat de resterende 19 mld. het gevolg is van de vergrijzing. Dat moet je ook aanpakken en je hebt structurele hervormingen nodig, maar daar heb je meer tijd voor.

Dat verhaal sluit redelijk goed aan bij de afspraken die nu in Toronto zijn gemaakt: overheidstekorten zullen teruggedrongen moeten worden en je moet al in 2013 een betekenisvolle stap daarin maken, maar je moet dat niet overhaast doen. Terecht maken vele economen, de Amerikaanse president, de GroenLinks-fractie en meerdere fracties in de Kamer zich zorgen over dat overhaast doen, want dat kan de crisis juist versterken. Dat kan ervoor zorgen dat wij in een nieuwe dip terechtkomen, dus er is beleid voor nodig. Onze conclusie: wij lopen niet weg voor de problemen, maar wij willen hierin echt beleid en visie zien.

Wij waarderen het dat het kabinet probeert de boedel netjes over te dragen; laat ik het zo maar zeggen, ook richting deze minister. Wij hebben er waardering voor dat het kabinet niet wegloopt voor de problemen en dat het iets probeert te doen aan de overschrijdingen, die voor een deel hun oorzaak vinden in foute ramingen of foute inschattingen van de effecten van beleid dat wij al hebben ingezet.

In de manier waarop kunnen wij ons minder vinden. Laat ik een kleine illustratie daarvan geven. De belangrijkste bron van de overschrijdingen, ook dit jaar, is toch weer de zorg. Een heel belangrijke bron van overschrijding in de zorg, ook dit jaar weer, zijn de medisch specialisten. Mijn fractie heeft samen met een aantal andere fracties in de Kamer al jarenlang daarop gewezen en ook al vaak gevraagd om daadkrachtiger beleid. Maar je ziet nu weer dat die overschrijding bij de specialisten, die voortkomt uit het feit dat zij veel te veel volume kunnen draaien en veel te hoge inkomens kunnen binnenhalen, wordt afgewenteld op de veel magerdere salarisjes van de leraar en van de politieagent en ook wordt afgewenteld op de persoonsgebonden budgetten in de langdurige zorg, die voor dit jaar worden gesloten. Mijn fracties vindt die keuzes echt niet te verdedigen.

Ik wil het hier niet te lang hebben over die overschrijdingen in de zorg, want in andere zalen in dit gebouw is er een uitgebreide discussie over gevoerd. Wij betreuren ten zeerste dat de persoonsgebonden budgetten dit jaar op slot moeten. Wij waarderen de inspanningen van een aantal fracties, waaronder de VVD-fractie, om tot een oplossing te komen. Het is niet gelukt. Dat vinden wij echt ernstig, want het betekent dat mensen die zorg nodig hebben op die zorg moeten wachten en op wachtlijsten terechtkomen. Ik heb een vraag aan de minister; de heer Weekers vroeg er al naar. Het gaat er niet alleen om wat wij nu kunnen doen om dat in de toekomst te voorkomen, want dat weet de Kamer wel; wij gaan ook een motie maken om dat als een wettelijk recht te verankeren. Ziet de minister echt geen creatieve manieren om dit probleem voor dit jaar te voorkomen en mensen alsnog het recht te geven om een beroep te doen op zo'n budget? De maximale kosten daarvan zouden zo'n 200 mln. bedragen voor de rest van dit jaar. Is er niet een manier te vinden om dat te regelen en om mensen toch het recht op zorg te blijven geven?

Ik wil de minister daarbij in overweging geven om te bekijken of er niet toch een manier is om de overschrijdingen bij medisch specialisten in het verleden terug te halen. Ik weet dat het incidentele bedragen zijn, maar het zijn toch potjes met geld. Ik was eerlijk gezegd erg blij toen de minister van VWS ruim anderhalve maand geleden na zeer herhaald aandringen van mij en van de PvdA-fractie toezegde dat hij alsnog zou gaan onderzoeken of het mogelijk is om het terug te halen. Ik was zeer teleurgesteld om vervolgens in een brief alleen maar te lezen dat het niet kan, zonder enige toelichting. Het gaat hier om miljoenen. Volgens mij gaat het om een bedrag tussen de 500 mln. en 700 mln. dat te veel is uitgekeerd in 2008-2009 en niet is teruggehaald. Ik doe nog een uiterste oproep aan de minister van Financiën om te bekijken wat in dezen mogelijk is. Ik weet dat het een incidentele dekking is, maar het zou een mogelijkheid kunnen geven om de persoonsgebonden budgetten dit jaar toch nog open te houden.

Ik wil ook iets zeggen over het bevriezen van de lerarensalarissen. In 2009 bezwoer het kabinet dat het referentiemodel in 2010 van toepassing zou zijn. Die belofte is zwart op wit aan de Kamer en het veld gegeven. Mijn voormalig fractiegenoot mevrouw Azough was er afgelopen april al niet zo gerust op het dat het kabinet woord zou houden en diende een motie in. Hoe kan een demissionair minister terugkomen op het woord van het kabinet en bovendien een aangenomen motie naast zich neerleggen? Beseft de minister dat hij daarmee het actieplan LeerKracht feitelijk onderuithaalt? Met deze bezuiniging van zo'n 250 mln. wordt namelijk een kwart van het actieplan onderuitgehaald.

Ook andere partijen in de Kamer maken zich daarover zorgen en hebben dat al uitgesproken. Onder anderen de heer Plasterk heeft hierop gewezen. Mijn fractie zal zich aansluiten bij elk initiatief waarbij de lerarensalarissen alsnog worden veiliggesteld en waarbij er een acceptabele dekking wordt gevonden. Ik heb ook kennisgenomen van de opvattingen die de heer Slob van de ChristenUnie in de pers geuit heeft. Hij is hiervoor zelfs bereid om de begrotingsregels op te rekken en dit te dekken uit een belastingverhoging, of zelfs uit een nieuwe belasting: de bankenheffing. De GroenLinks-fractie zou het in dit geval acceptabel vinden om de begrotingsregels op te rekken.

Wij juichen het initiatief tot een dergelijke bankenheffing natuurlijk eveneens van harte toe, want wij vinden het daarvoor hoog tijd. Een aantal andere belangrijke Europese landen is inmiddels over de brug gekomen. Is het kabinet nu ook bereid om de voorbereidingen te treffen om deze bankenheffing in Nederland in 2011 in te voeren? De GroenLinks-fractie hoopt van harte dat de minister hierover iets wil toezeggen. Zij wijst er bovendien op dat onder andere de recente mededelingen rondom de waarde van ABN AMRO laten zien dat de financiële sector ons waarschijnlijk nog veel meer gaat kosten dan we vermoed hadden. Er is daar dus echt iets nodig.

Op het punt van de stimuleringsregeling voor duurzame energie speelt hetzelfde probleem als vorig jaar. Er zitten deelplafonds in het budget. Daardoor kan men niet meer intekenen voor bepaalde vormen van energie, vooral zonne-energie, waaraan heel veel behoefte is. Intussen zijn andere potjes nog volledig onderbenut. Wij willen graag dat hierin weer flexibiliteit wordt gecreëerd. Is de minister daartoe bereid? Wij overwegen hierover eventueel een motie in te dienen.

Tot slot kom ik op de woningmarkt. De heer Weekers heeft daar ook iets over gezegd. Wij zien dat de woningmarkt op slot zit en dat er iets moet gebeuren. De heer Weekers wil daarvoor subsidiepotten gebruiken die bedoeld zijn voor isolatie, maar die manier van ingrijpen steunt mijn fractie niet. Wij hebben begrepen dat de pot voor startersleningen nu helaas leeg is. Wij zouden graag zien dat dit potje weer voor een deel wordt aangevuld. Ziet de minister mogelijkheden om een bedrag van bijvoorbeeld 30 mln. alsnog vrij te maken, zodat de startersleningen dit jaar gewoon benut kunnen blijven worden? Is de minister bereid om daarvoor dekking te vinden in de breedte van subsidies op de rijksbegroting in enge zin? Er zitten vast wel subsidietjes tussen die niet zo effectief zijn, relatief veel uitvoeringskosten hebben en deze 30 mln. moeten kunnen opleveren.

De heer Weekers (VVD):

Ik begrijp op zichzelf best dat de EIA-regeling ooit in het leven is geroepen om ervoor te zorgen dat woningbouwcorporaties zorgen voor isolatiewerkzaamheden. Dat is eigenlijk ook heel goed, maar de woningbouwcorporaties blijken niets met dit geld te doen. Er ligt dus 250 mln. waarmee niets gebeurt. Je kunt dat geld dan toch veel beter aanwenden om de woningmarkt en de bouwproductie weer op gang te brengen?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik deel het standpunt van de heer Weekers dat het niet acceptabel is dat er niets gebeurt met dat geld. We moeten er dus voor zorgen dat die 250 mln. benut wordt, maar laten we dat geld wel blijven benutten voor het oorspronkelijke doel. Er is namelijk nog een wereld te winnen op het terrein van woningisolatie. Als de corporaties daar te weinig aan doen, laten we dan kijken hoe we ze kunnen stimuleren. Als het niet langs die weg lukt, laten we dit potje dan openstellen voor andere vormen van isolatiestimulering, maar laten we het wel blijven inzetten voor het oorspronkelijke doel.

De heer Weekers (VVD):

Je kunt het paard wel naar de haver brengen, maar als het paard vervolgens toch niet wil eten, houdt het op. Kun je niet beter constateren dat de woningbouwcorporaties er niets mee doen? Dan zoeken we er nu een andere bestemming voor.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dit verhaal zou wellicht enigszins opgaan als het onderliggende probleem niet zo ernstig was en zou zijn opgelost, maar dat is het niet. Er is een groot onderliggend probleem van een te hoog energieverbruik in Nederland, waarbij de isolatiesubsidies sterk kunnen helpen. Mijn fractie vindt dat een belangrijk probleem. Als je daarbij isolatiesubsidies inzet, kun je ook de bouwsector daarmee een belangrijke stimulans geven. Laten we het niet zomaar een andere bestemming geven die eigenlijk niets meer te maken heeft met het terugdringen van energieverbruik en de bouwsector eigenlijk minder stimuleert dan wij zouden willen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Vorige week hield ik op deze dag mijn maidenspeech, vandaag houd ik mijn mayday-speech. Het is voor het Schip van Staat inderdaad mayday, mayday. De Voorjaarsnota toont aan dat er vele lekken zijn, en de vraag is of alle lekken wel zijn opgespoord. Mijn fractie verwacht dat er nog vele lekken zullen volgen. Het is dus alle hens aan dek. Daarom waardeert mijn fractie dat het demissionaire debat probeert, de lekken die er nu zijn zo veel mogelijk te dichten. Het nieuwe kabinet krijgt het al zwaar genoeg. Wel moet mij van het hart dat de Voorjaarsnota opnieuw aantoont dat de afgelopen jaren volstrekt onvoldoende is gedaan om het Schip van Staat zeewaardig te maken. Al vele jaren is bekend dat onder andere door vergrijzing de structurele financiële positie van Nederland er niet florissant bijstaat. De financiële crisis heeft het structurele gat niet primair veroorzaakt, maar wel scherper zichtbaar gemaakt. Mevrouw Sap gaf dat ook al aan. Daar plukken we nu de wrange vruchten van.

Dit wordt nog versterkt doordat we jaarlijks aan het dalen zijn op de lijstjes met innovatieve landen, en dat in een wereld die steeds verder globaliseert. Concurrentie met landen als Brazilië, Rusland, India en China en de BRICK-landen neemt hand over hand toe. De tijd ligt achter ons dat zij slechts concurreerden op prijs. Ook daar neemt de kwaliteit toe. Alleen al in India studeren meer jongeren op een universiteit dan wij aan inwoners hebben. We staan de komende jaren voor de uitdaging om de concurrentie opnieuw aan te gaan. Het verleden biedt weliswaar geen garantie voor de toekomst, maar stemt ons wel hoopvol als we letten op het koopmanschap en de vernieuwingsdrang die onze bedrijven en inwoners hebben. Maar daar moeten we daar wel volop op inzetten. Het is dus een dubbele uitdaging. Aan de ene kant moeten we de uitgaven in de hand houden, aan de andere kant moeten we de verdiencapaciteit van Nederland vergroten. Kan de minister aangeven, of deze twee uitgangspunten ook centraal staan bij de komende onderhandelingen over de Miljoenennota 2011, ondanks de demissionaire status, of misschien wel dankzij dat, want als er nog geen nieuw kabinet is wordt het des te belangrijker.

Wat ons betreft maakt de Voorjaarsnota helder dat de benodigde bezuinigingen niet gaan zonder pijnlijke gevolgen. De SGP loopt daar niet voor weg. Zo moet fors worden ingegrepen in de zorg. Dat is jammer, maar voor een belangrijk deel onontkoombaar. Wel hebben wij grote moeite met de discussie over het pgb. Om een verdere overschrijding te voorkomen wordt per 1 juli een stop afgekondigd voor nieuwe pgb-aanvragen. Voor onze fractie is dat onaanvaardbaar. Mensen die in zeer moeilijke omstandigheden zitten, worden in de kou gezet. Ook bij bezuinigingen moeten overeind blijven staan dat de overheid het schild der zwakken is. De SGP-fractie wil dat ook het komende halfjaar mensen die recht hebben op een pgb daarvoor in aanmerking blijven komen. In het VAO dat na dit debat plaatsvindt, zal de SGP-fractie samen met die van de SP en de ChristenUnie dan ook een motie indienen om dit te bewerkstelligen. Tegen ons normale beleid in is deze motie niet direct gedekt, maar wordt daarin de minister verzocht met voorstellen tot dekking te komen. Wij doen dit omdat het voorstel van de minister feitelijk geen bezuiniging is. Hij stelt hiermee 100 mln. te bezuinigen, maar feitelijk is dat niet het geval, door substitutie naar de duurdere zorg in natura en het inhaaleffect dat in 2011 zal volgen. Hoe kijkt de minister van Financiën aan tegen dit soort boterzachte bezuinigingen die geen geld opleveren, maar bij burgers wel veel pijn doen, terwijl bij het indienen van moties normaliter een harde dekking ineens wel een eis zou zijn?

Ik kom toe aan Defensie: minder varen, minder oefenen, minder vliegen en minder munitie. De kaalslag op Defensie gaat steeds verder. Commandant der Strijdkrachten Van Uhm gaf aan dat er opnieuw flink bezuinigd moet worden om binnen de begroting te blijven. Alleen al bij de Landmacht wordt er 20% minder geoefend door oefeningen te schrappen of te versoberen. Dit is werkelijk onaanvaardbaar. Defensie wordt van binnenuit opgegeten. Personele en materiële problemen spelen haasje-over. Er moeten op korte termijn heel fundamentele keuzes worden gemaakt. Blijkbaar meent Nederland nog steeds dat je serieus kunt meedraaien op het internationale militaire toneel zonder daarvoor serieus in de beurs te tasten. Die illusie moet verdwijnen.

Op de fundamentele keuzes komen wij later terug. Wat ik op dit moment echt niet vind kunnen, zijn de beoogde forse bezuinigingen op de oefeningen, want dat raakt direct aan de veiligheid van onze militairen. Bovendien verkleint het de effectiviteit en de slagkracht van ons leger. Deze concrete bezuinigingen mogen daarom niet doorgaan. Is de minister bereid deze bezuinigingen te heroverwegen?

Andere woordvoerders hebben het nodige gezegd over de lerarensalarissen. Ook de SGP-fractie is van mening dat hierop niet bezuinigd moet worden. Juist ook in het licht van de verdiencapaciteit van de Nederlandse economie is het onderwijs een van de weinige instrumenten die de overheid heeft om de economische toekomst van Nederland beter veilig te stellen. Wij overwegen dan ook voorstellen te steunen die deze bezuinigingen terugdraaien.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering een kwartier om de minister de gelegenheid te geven zijn antwoord voor te bereiden. Ik verzoek de woordvoerders even bij mij te komen.

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.27 uur geschorst.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng.

Ten eerste is het belangrijk dat wij ons realiseren dat wij vandaag de Voorjaarsnota van de minister van Financiën bespreken. Het gaat dus niet om 2011 en volgende jaren. Een aantal leden heeft vragen gesteld of impliciete aannames gedaan die niet juist zijn, omdat dit beeld alleen 2010 betreft. Het is een deelbeeld van 2010. Het betreft ook een deel van de besluitvorming van het kabinet, omdat de besluitvorming van het kabinet die ziet op 2011 en volgende jaren bij Prinsjesdag in de begroting zal worden gereflecteerd. Dan zal bijvoorbeeld ook de structurele aanpak van een aantal overschrijdingen helder worden. Die informatie zal de Kamer dus op Prinsjesdag krijgen.

Ten tweede moeten wij ons realiseren dat de Voorjaarsnota de uitgavenkant van de maatregelen betreft. Het gaat dus niet om lastenmaatregelen. Het is goed gebruik dat die in het najaar, ook op Prinsjesdag, worden gepresenteerd in het Belastingplan voor het volgende jaar.

Ten derde is het van belang dat wij ons realiseren dat het een algemeen financieel beeld betreft en geen specifieke maatregelen of begrotingen, omdat daar allereerst de vakminister verantwoordelijk voor is; deze heeft ook veel meer verstand van de desbetreffende maatregelen dan de minister van Financiën. Ik kan wel worden aangesproken over het algemene financiële beeld.

Het is waar dat het algemene financiële beeld er nog steeds niet rooskleurig uitziet. Dat heeft een aantal leden ook opgemerkt. De Nederlandse en de Europese economie en voor een deel ook de economieën van andere delen van de wereld bevinden zich in onrustig vaarwater. Je ziet dat het economisch herstel, met name in Europa, nog pril is. In Europa wordt heel duidelijk de noodzaak tot nadere consolidatiemaatregelen ervaren. Ook zijn de kapitaalmarkten nog steeds onzeker. Dat levert een aantal problemen op, niet alleen voor banken, maar ook voor de kredietwaardigheid van landen. Het vertrouwen in de financiële markten en in de Europese overheden dient te worden herwonnen. Dat is heel erg belangrijk. Dat moet gebeuren op een manier waardoor het prille economische herstel niet in de knop wordt gebroken. Het is helder dat dit mogelijk is.

Wij hebben dit weekend in Toronto een aantal afspraken gemaakt. Er is erkend dat consolidatie, oftewel bezuiniging, noodzakelijk is voor de hele wereld – dat is de winst van Toronto – maar dat wel recht moet worden gedaan aan de differentiatie over de werelddelen. Zo wordt aangegeven dat het voor Europa het belangrijkste is om het snel te doen, maar voor de hele wereld wordt een soort bodem gelegd. Ontwikkelde economieën moeten in 2013 hun schulden "at least", ten minste – zo staat het in de verklaring – hebben gehalveerd. In 2016 moeten de schulden zijn teruggedrongen. Dat geldt voor de hele wereld.

Er is echter ook aandacht gevraagd voor de situatie in Europa. Dat is in de discussies heel duidelijk naar voren gekomen. In Europa staan wij immers toch een beetje met de rug tegen de muur. De financiële markten hebben onvoldoende vertrouwen dat Europa, of een aantal landen in Europa, uit de schulden kan komen. Dat betekent dat wij er een schepje bovenop moeten doen. Daar heeft de G20 ons ruimte toe gelaten, al leek het er in de aanloop naar de G20 even op dat een land als Amerika zou zeggen: doe een beetje voorzichtig aan. Men heeft duidelijk aangegeven dat de voet van het gaspedaal moet worden gehaald – zo werd het letterlijk in de vergadering van de G20 gezegd – met andere woorden: simuleren.

De mate waarin je remt, moet je afhankelijk laten zijn van de noodzaak en de mogelijkheden die je als land hebt. Dat betekent bijvoorbeeld dat Europa nu echt moet consolideren en dat er binnen Europa nog ruimte is voor differentiatie. Duitsland en Nederland zitten in het iets minder slechte deel van Europa en krijgen de mogelijkheid om het pas vanaf 2011 te doen en niet nu al. Zuid-Europese landen daarentegen moeten onmiddellijk beginnen met forse bezuinigingen en zelfs met belastingverhogingen. Ik denk aan landen als Spanje, Portugal en Griekenland. Nederland en Duitsland hebben dus enige ruimte gekregen om dat proces te faseren, te beginnen in 2011 en dan opbouwen richting 2015. Ik ben heel blij met de afspraken die in Toronto zijn gemaakt. In de aanloop naar de bijeenkomst in Toronto leek er een groot verschil van mening te bestaan tussen Europa – dat wil en moet bezuinigen – en andere delen van de wereld. Maar ook Azië zegt tegen Europa: wij zien jullie problemen en daar gaan wij last van krijgen als jullie er niet in slagen om de boel op orde te krijgen. Er was dus steun voor deze lijn.

Wat wordt nu precies bedoeld met "groeivriendelijke consolidatiemaatregelen", zoals verwoord in de verklaring van de G20? Dit is interessant, want het betekent dat de G20 voor het eerst zegt dat zelfs landen die in de vraagstimuleringsfase zitten, kunnen bezuinigen. Dat moeten dan wel bijzondere bezuinigingsmaatregelen zijn. Eigenlijk moet elk land die maatregelen nemen, dus ook de landen die nog geen directe noodzaak daartoe ervaren. Die maatregelen zijn namelijk goed voor de economie en de vraagstimulering en ook voor de schatkist. Dan moet je denken aan het verhogen van de AOW-leeftijd, want dat is goed voor de arbeidsparticipatie en levert de schatkist meer opbrengsten op. Ook is het goed voor de werkgelegenheid en de industriële productie. Ten slotte is het goed voor de uitgavenkant, want je hoeft minder uitkeringen te doen.

Andere maatregelen die in de G20 zijn genoemd, betreffen structurele hervormingen van de arbeidsmarkt en werkloosheidsvoorzieningen. Ook daar kun je maatregelen nemen die goed zijn voor de economische groei én voor de schatkist. Minder uitgaven en meer economische groei dus. Dat is winst van het debat in Toronto. De heer Irrgang refereerde aan Ricardo versus Keynes. Ricardo zei dat het eigenlijk niet uitmaakt want wat je nu niet bezuinigt, moet je later alsnog bezuinigen. Tijdens de Ecofin-raad in Madrid hebben we echter ook kennis genomen van een andere benadering, onder andere die van Allesina.

Volgens Keynes kan besteden positief zijn, maar volgens Ricardo maakt het niet uit. Er is echter ook een school die stelt dat bezuinigen goed kan zijn voor de economie. In de jaren tachtig zijn in het Verenigde Koninkrijk, Spanje en Ierland hiermee al ervaringen opgedaan. Hetzelfde geldt voor Scandinavië en Nieuw Zeeland in de jaren negentig. Die landen moesten heel fors bezuinigen en wat bleek? Hun economieën gingen groeien! Dat was heel opvallend. Het paste niet in de economische literatuur van dat moment. Er is dus heel veel onderzoek naar gedaan. Later is dat beschreven als "non-Keynesiaanse effecten". Ik ga hier geen college economie geven, dus zal ik ze niet allemaal noemen. Het gaat onder andere om vertrouwenseffecten: burgers en bedrijven gaan meer consumeren en investeren omdat ze meer vertrouwen krijgen in een overheid die haar schulden verlaagt. De zorgen over pensioenen en toekomstige belastingen nemen af. Ook noem ik de lagere rentekosten op de schuld. De DNB heeft hierover recentelijk nog wat gezegd. Op korte termijn is sprake van lagere spreads via de financiële markten en op de langere termijn van een lagere schuld. Verder dwingen hervormingen de overheid tot betere maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt en de pensioenleeftijd en tot een betere prioritering van overheidsuitgaven. En natuurlijk allereerst door crowding in van het bedrijfsleven, omdat een heel grote overheidsschuld crowding out-effecten heeft op de financieringsmogelijkheden van bedrijven. Op de financiële markten is ook meer ruimte via de particuliere markt.

Dat is een aantal elementen die bij de G20 en bij de informele Ecofin-raad in Madrid aan bod zijn gekomen. Afhankelijk van de economie heeft dat dus in meer of mindere mate effect. Het hangt allemaal af van de stand van de economie op dat moment.

De heer Irrgang (SP):

De economische theorieën die minister De Jager hier debiteert zijn vooral afkomstig van de conservatieve economen. Allesina past daar ook helemaal in. De minister noemt allemaal voorbeelden van landen die tegelijkertijd een enorme verlaging van de rente doorvoeren. Dat kan nu niet, want de rente is al tot 1% verlaagd. Tegelijkertijd konden die landen gebruikmaken van een sterk stijgende export, omdat in de landen om hen heen wel groei was. Dat is nu ook een probleem, want de wereld zit mondiaal in een crisis. De minister gaat er dus aan voorbij dat wij nu in een bijzondere situatie zitten. Hij noemde bijvoorbeeld crowding out. Dat houdt in dat als de overheid heel veel leent, dat ten koste gaat van bedrijfsinvesteringen, omdat er gewoon niet goed geld meer is. Maar we zitten nu in een liquiditeitsval. De rente is extreem laag. Dat is dus niet een situatie die zich in die omstandigheden voordoet. Met andere woorden, de minister haalt er van alles bij wat totaal geen betrekking heeft op het grote gevaar van de wereldeconomie op dit moment: de uitval van de vraag. Daar gaat hij aan voorbij. Wij kunnen niet allemaal in de wereld tegelijkertijd onze concurrentiepositie ten opzichte van andere landen verbeteren. Dat is het grote gevaar dat ons nu bedreigt. Daar gaat de minister aan voorbij. Bezuinigingen die geen schade doen aan de economie, dat is net zoiets als een vierkante cirkel.

Minister De Jager:

Ik heb zeker niet de illusie dat ik het in een vier uur durend debat op economisch gebied met de Socialistische Partij eens zal worden. De heer Irrgang moet ook niet op één punt schieten. Lex Hoogduin van de Nederlandsche Bank heeft overigens wel aandacht gevraagd voor het feit dat de rente kan stijgen op het moment dat er vertrouwenseffecten zijn. Dat is logisch. Je moet niet zeggen: wij hebben toch al een lage rente, dus we kunnen niet lager. Nee, die rente kan wel hoger. Daar zijn juist risico's voor. Die kan dus wel degelijk hoger worden. Ik zou de huidige leiding van de Verenigde Staten niet willen betichten van conservatieve economische gedachten. Belangrijk is dat die juist zegt dat structurele hervormingen op een positieve manier de vraag kunnen stimuleren. Als je bijvoorbeeld je arbeidsmarkt hervormt en moderniseert, als je de pensioenleeftijd omhoog doet, dan is dat én een bezuiniging én het is goed voor de economie en de vraagstimulering, omdat mensen meer kunnen uitgeven.

De heer Irrgang (SP):

De SP is inderdaad tegen een verhoging van de pensioenleeftijd. Wat je ook vindt van verhoging van de pensioenleeftijd, dat is iets van de lange termijn. De Partij van de Arbeid wil er in 2020 mee beginnen, sommige partijen willen er iets eerder mee beginnen, maar dat heeft natuurlijk voor 2011 of zelfs voor dit jaar geen enkel effect. Zelfs als de minister dat een hervorming wil noemen– wij noemen dat geen hervorming maar een verslechtering – dan heeft dat natuurlijk geen enkel effect op de huidige economische situatie. Het is een maatregel op de lange termijn. Dat is dus een beetje het probleem. Maatregelen op de lange termijn hebben per definitie nauwelijks of geen invloed op de huidige situatie.

Minister De Jager:

Het kabinet dat er nu zit, heeft al heel veel maatregelen genomen om langer door te werken, ook tot 65 jaar veel langer door te werken. Dat heeft natuurlijk hetzelfde effect in economische zin. Ik heb ook de arbeidsmarkt genoemd. Ik ben dat ook veel tegengekomen in de programma's van de politieke partijen. In programma's van partijen van verschillende pluimage staan allerlei hervormingen die ook al op korte termijn te realiseren zijn. Wij hebben het ook pas vanaf 2011 en volgend in Nederland over consolidatiestrategieën. Wij consolideren nu nog niet. Wij doen het gefaseerd, juist ook gelet op de economie. Dat is ook heel duidelijk in de G20 van afgelopen weekend naar voren gekomen. De criticasters waren van tevoren, in de aanloop naar de G20, bang dat wij dit jaar al, in 2010, voor het volle pond die bezuinigingen zouden realiseren. Dat is overigens in Nederland niet eens mogelijk, maar wij faseren als het ware al langzaam die consolidatiestrategieën. In die langzame fasering tussen 2011 en 2015 kun je dan inderdaad heel goed ook je structurele hervormingen meenemen.

De heer Irrgang (SP):

Wat je ook van de verhoging van de pensioenleeftijd vindt, het is bij uitstek een maatregel voor de lange termijn. Het is nu juist geen maatregel die effect heeft op de korte termijn. Wij kunnen hierover dus wel van mening verschillen, maar hier gaat het dus helemaal niet om! Het zou moeten gaan om bezuinigingen op de relatief korte termijn, tot 2015. Je moet daarbij ontzettend oppassen dat de wereldeconomie niet opnieuw in een crisis terechtkomt. Wat de minister allemaal wil doen in de periode tot 2025, daarover kunnen wij van mening verschillen, maar voor deze discussie is het niet relevant.

Minister De Jager:

Als demissionair minister moet ik hierop niet al te diep ingaan, maar in verschillende partijprogramma's heb ik voorstellen gezien die juist in de periode 2011-2015 neerslaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan maatregelen voor de arbeidsmarkt. Het gaat dus echt niet om de periode 2020-2025. Verder gaat de heer Irrgang wel heel gemakkelijk voorbij aan de vertrouwenseffecten die ik zojuist noemde. Wij zouden nu echt met de rug tegen de muur staan als de financiële markten ons niet meer zouden vertrouwen. Op die dramatische vrijdag 7 mei konden landen opeens niet meer lenen! Landen konden niet meer lenen, omdat de financiële markten hen niet meer vertrouwden. Zo'n serieuze situatie hadden wij nog niet eerder meegemaakt. Als je het op je laat inwerken, moet je wel inzien dat wij aan een consolidatiestrategie moeten werken.

Ik probeerde zojuist uit te leggen – een punt dat ik toch echt wil maken – dat in de Voorjaarsnota geen bezuinigingen zijn opgenomen. De maatregelen in de Voorjaarsnota worden genomen om overschrijdingen te voorkomen. Dat doen wij conform de afspraken die het oude kabinet heeft gemaakt. De consolidatiestrategieën grijpen dan ook pas aan vanaf 2011. Hoe die strategieën straks gefaseerd worden ingevoerd, moet het nieuwe kabinet beslissen. In de Voorjaarsnota staat alleen maar de uitwerking van afspraken die het kabinet eerder heeft gemaakt. Ik ben dankbaar voor de complimenten, want in het verleden is dat inderdaad misschien niet altijd gebeurd. Dat wij het op deze manier doen is netjes, want doen wij het niet zo, dan zadelen wij onze opvolgers met allerlei ellende op. Er zijn afspraken gemaakt en daar houden wij ons aan!

De heer Koolmees (D66):

De minister geeft aan dat er vanaf 2011 moet worden geconsolideerd. Wij spreken vandaag weliswaar niet over 2011, maar dat laat onverlet dat het kabinet al wel heeft afgesproken dat er in 2011 3,2 mld. op de lonen zal worden bezuinigd. Kan de minister mij zeggen of die bezuiniging wordt gehaald?

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik schiet een beetje in de lach, maar dat komt doordat ik door deze vraag moet terugdenken aan de manier waarop dit bedrag destijds in het Catshuis tot stand is gekomen.

De heer Koolmees merkte eerder al op dat de ingehouden loonbijstelling deel uitmaakte van die 3,2 mld. en dat dit geld in 2010 is ingezet voor het oplossen van de problematiek waarmee wij op dit moment te kampen hebben. Dat is juist, maar het was wel een incidentele maatregel voor de jaren 2011 en volgend. Dat betekent dat een volgend kabinet hierover straks volledig kan beschikken. Als het nieuwe kabinet vasthoudt aan de hierover gemaakte afspraken, dan zal dit geld dus worden ingezet voor saldoreductie.

De heer Koolmees heeft op dit moment alleen maar een beeld van 2010. Dit bedrag betreft de periode 2011 en is dus beschikbaar voor saldoreductie. Overigens is een en ander wel afhankelijk van de afspraken die de informateur hierover weet te maken. In 2010 gaat het in totaal om 620 mln. Dat bedrag is een structurele plak en vanaf 2011 is het beschikbaar voor saldoreductie.

Het totale bedrag betrof ook de uitkeringen en de zorg. Verder kan dit bedrag alleen worden gerealiseerd bij een echte nullijn. In de markt is de nullijn echter niet gerealiseerd. De overheid heeft, conform het aanvullend beleidsakkoord, haar eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Die verantwoordelijkheid strekt zich niet uit tot alle sectoren, want de overheid kan alleen maar haar verantwoordelijkheid nemen bij het Rijk, het onderwijs, de politie en defensie.

Die 620 mln. is overigens nooit ingeboekt. Er is in het aanvullend beleidsakkoord wel voor 1,8 mld. aan bezuinigen ingeboekt voor de periode vanaf 2011. Bovendien hebben wij een inzet gepleegd om die 3,2 mld. te realiseren. Voor een deel zullen wij onze doelstelling kunnen realiseren, maar omdat het niet is ingeboekt, is het een meevaller ten opzichte van wat wij daadwerkelijk hebben ingeboekt. Wij wisten indertijd namelijk al – dat staat niet voor niets in het aanvullend beleidsakkoord – dat wij afhankelijk zijn van de markt en de markt is dus niet op de nullijn gaan zitten.

De heer Koolmees (D66):

Ik doe twee constateringen. De eerste constatering is dat de 3,2 mld. niet wordt gehaald in 2011, maar slechts een deel daarvan, namelijk 600 mln. De tweede constatering is dat in de Miljoenennota van vorig jaar is aangekondigd dat het kabinet aanvullende maatregelen zou bezien als de bezuiniging niet zou worden gerealiseerd. Kan de minister zeggen of hij volgend jaar maatregelen wil nemen om de bezuinigingen toch te halen?

Minister De Jager:

Om te beginnen was de 620 mln. ook al niet ingeboekt. Wij hadden in totaal 1,8 mld. ingeboekt. Dat is dus al positief. Ik weet niet wat mijn positie op dat moment zal zijn, maar wat mij betreft zou het logisch zijn om datgene wat wij er nu bij hebben, gewoon door te trekken als saldoreductie. Dat is dan een meevaller ten opzichte van wat is ingeboekt aan saldo. Dat is dus positief nieuws. Er zitten overigens ook onderwijzers bij, voor alle duidelijkheid. Dat was ook de afspraak in het aanvullend beleidsakkoord. Voor het overige zal er een totaalpakket aan bezuinigingen moeten worden gemaakt, maar dat is echt aan een nieuw kabinet. De vervolgvraag, die de heer Koolmees in eerste termijn al had gesteld, is of deze minister bereid is om met aanvullende maatregelen te komen om te bezuinigen, mocht het niet lukken met de kabinetsformatie. Ik zal dat te zijner tijd natuurlijk in de ministerraad moeten bespreken, want dit gaat al mijn collega's aan. Ik laat het dus mede daarvan afhangen. Het hangt er natuurlijk ook van af of daarvoor meerderheden te vinden zijn in deze Kamer. Ik vind wel dat, als blijkt dat het met de formatie niet opschiet, een demissionair kabinet zijn verantwoordelijkheid moet blijven dragen.

De heer Koolmees (D66):

De minister is dus bereid om in ieder geval voor Prinsjesdag 2010 te onderzoeken of er meerderheden mogelijk zijn in deze Kamer om de bezuinigingen alsnog in te vullen?

Minister De Jager:

Ik houd het gewoon even bij mijn eigen formulering. Die zit er dicht tegenaan, maar is net iets anders, zoals de heer Koolmees waarschijnlijk ook heeft gehoord.

De heer Weekers (VVD):

Vorig jaar stond er heel veel onzin in het aanvullend beleidsakkoord, maar er stond ook iets heel belangrijks in. Het kabinet ging uit van een sociaal akkoord, wat er uiteindelijk niet is gekomen. Minister Donner heeft daar slecht werk afgeleverd. Tegelijkertijd stond er dat, mocht het sociaal akkoord op de nullijn niet worden aangenomen, het kabinet zelf maatregelen zou treffen in de sfeer van de lonen in de overheidssector, maar ook in de sfeer van de uitkeringen. In de sfeer van de lonen in de overheidssector heeft de minister nu de eerste stap gezet. Daarvoor heeft hij de steun gekregen van de VVD. De Partij van de Arbeid trekt haar handen er nu al vanaf, terwijl zij er vorig jaar voor had getekend. In de sfeer van de uitkeringen worden echter nog geen maatregelen getroffen. Mijn concrete vraag aan de minister is dus of hij dat ook zal doen of het in elk geval in het kabinet zal bespreken. Ik val de heer Koolmees bij dat de besparingen die voor 2011 op de nullijn waren ingeboekt, de 3,2 mld., linksom of rechtsom gehaald zullen moeten worden. Ik verwacht toch wel dat deze minister maatregelen daartoe voorbereid.

Minister De Jager:

Om te beginnen hebben wij die niet ingeboekt, vanwege het karakter van die afspraak. Dat was een heel andere dan die 1,8 mld. Wij moeten dat niet door elkaar halen. Wij hebben de 3,2 mld. niet ingeboekt omdat het onzeker was en wij een eigen verantwoordelijkheid nemen. Er staat niet dat dat een eigen verantwoordelijkheid is ten hoogte van 3,2 mld. Ik ben het wel met de heer Weekers eens dat wij invulling geven aan de sector Rijk, met onderwijs, politie en defensie erbij. Dat vind ik ook heel goed. Wat de uitkeringen betreft, suggereert de heer Weekers dat er ontkoppeld kan worden. Ik vermoed eerlijk gezegd niet dat deze Tweede Kamer dat volstrekt oncontroversieel acht. Het zal voor een demissionair kabinet een heel lastige opgave zijn. Nogmaals, in algemene zin – dat zie je ook in deze Voorjaarsnota – nemen wij onze verantwoordelijkheid. Omdat wij die 3,2 mld. nog niet hadden ingeboekt en nu wel 620 mln. binnenhalen via de loonbijstelling, zijn wij inderdaad al op de goede weg, maar nog niet daar waar de heer Weekers misschien zou willen zijn. Echt controversieel, nieuw beleid – het zal nieuw beleid zijn omdat wij het nog niet hadden ingeboekt – zal naar mijn verwachting toch echt aan een volgend kabinet zijn.

De heer Weekers (VVD):

Dit antwoord stelt mij eerlijk gezegd niet gerust wat betreft de vraag hoe de minister van Financiën hierin zit. Ik heb vanochtend het aanvullend beleidsakkoord er nog eens op nageslagen. Daarin staat wel degelijk dit bedrag ingeboekt. Het zou kunnen zijn dat de minister het in bepaalde boeken van Financiën niet heeft overgenomen, maar vorig jaar heeft hij dit wel zo aan de Kamer gepresenteerd, als een belangrijke maatregel om de zaak op termijn op orde te krijgen. Ik vind dan ook dat de minister zich daaraan heeft te committeren. Dat is punt één.

Als dan de vraag aan de orde komt wat de minister doet met uitkeringen, probeert hij weg te glippen wegens zijn demissionaire status. Ik vind echter dat de minister de verantwoordelijkheid heeft te nemen om in elk geval maatregelen voor te stellen. Ik zou daarbij de suggestie van de heer Koolmees willen overnemen om in de Tweede Kamer af te tasten of er ergens meerderheden voor te vinden zijn. De minister moet niet bij voorbaat al voor zijn verantwoordelijkheid weglopen, want het zou best eens zo kunnen zijn dat de PVV een dergelijke maatregel ook wel verdedigbaar acht. In de plannen van de minister gaat de leraar er niet op vooruit, maar de werkloze leraar wel. Dat vind ik krom.

Minister De Jager:

In de eerste termijn hoorde ik al dat er een aantal moties zijn aangekondigd die geld kosten. Ik zie de motie-Weekers om de uitkeringen te bevriezen in elk geval met belangstelling tegemoet. Bovenop het pad dat wij hebben afgesproken is de loonbijstelling een extra maatregel. Het is dus niet zo dat het geld van het aanvullende beleidsakkoord al is ingeboekt als een harde bezuiniging. Zo staat het er ook niet. Dat geldt wel voor de 1,8 mld. Dat is ook gebeurd. De 3,2 mld. is de resultante van een nullijn in de markt. Die nullijn is echter niet gerealiseerd. Als dit niet zou gebeuren, zo staat er, zal het kabinet zijn verantwoordelijkheid nemen. Er staat niet dat het kabinet dan additionele bezuinigingen ter waarde van 3,2 mld. doorvoert. Dan had Financiën die al ingeboekt. Het is een veronderstelde opbrengst bij een tweejarige nullijn. Het bedrag is niet taakstellend ingeboekt, ook niet in het aanvullend beleidsakkoord, maar echt als een resultante. Wij moeten wel de juiste cijfers bij elkaar houden. Het bedrag van 1,8 mld. is taakstellend ingeboekt en het is verdeeld over de verschillende departementen. Daarnaast is er gezegd: wij gaan dit en dit ook nog doen, bijvoorbeeld de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar. Daarbovenop heeft het demissionaire kabinet wel de loonbijstelling 2010 al ingehouden. Voor een deel is dat een stukje van die 3,2 mld., waarover wij besluitvorming kunnen plegen. Dit komt bovenop wat wij hadden afgesproken, dus dat is heel prudent.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. De minister zegt nu dat het kabinet vorig jaar alleen de doorwerking van een tweejarige nullijn heeft geschetst, maar ik moet constateren dat vorig jaar de toenmalige coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie het parlement knollen voor citroenen heeft verkocht. De minister heeft ons voorgespiegeld wat de besparing zou zijn en hij heeft aangegeven dat het kabinet, als de nullijn niet wordt gehaald en er geen sociaal akkoord komt, zelf maatregelen zal treffen. Nu zegt hij: de maatregelen zijn nooit genomen en ik ben ook niet van plan om ze te nemen. Het is dus vorig jaar allemaal boterzacht geweest. Ik heb er vorig jaar al op gewezen en ik moet nu vaststellen dat ik helaas gelijk heb gekregen.

Minister De Jager:

Een ding is echt niet correct in de weergave van de heer Weekers, namelijk dat wij onze verantwoordelijkheid niet zouden hebben genomen. Ik wijs op het bedrag van 620 mln. aan structureel ingehouden loonbijstelling. Dat is alleen in 2010 incidenteel benut voor de problematiek. Vanaf 2011 en verder is dit bedrag beschikbaar. Wij hebben daarin zowel naar de geest als de letter van het aanvullend beleidsakkoord onze verantwoordelijkheid genomen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik heb ook nog een vraag op dit punt. Ik heb die vraag ook in mijn eerste termijn al gesteld aan de minister van Financiën. Die 1,3 mld. voor 2010 en de 3,2 mld. voor de jaren daarna zijn niet ingeboekt in het kader, maar wel in het saldo. Wel zijn die bedragen doorgerekend in de Miljoenennota. Zo is het gegaan, voor zover ik weet. Als het anders is, dan hoor ik dat zo meteen wel. In ieder geval is wel duidelijk dat het niet gehaald wordt. We hebben als coalitiepartners heel hard met elkaar afgesproken om de loonafspraken na te komen. Als dat niet haalbaar is, dan zou er een alternatief gevonden of maatregelen genomen moeten worden om te bezien wat wel haalbaar is. Ik acht het voor de CDA-fractie belangrijk – we hebben het ook in ons verkiezingsprogramma staan – dat een stijging van de lonen in de collectieve sector gekoppeld moet blijven aan de inflatie. Dat is wat ons betreft de aangewezen weg. Als daarmee dat niet-ingeboekte bedrag van 3,2 mld. niet haalbaar is, wat zijn dan de alternatieven? Moeten wij daarover dan toch niet met elkaar duidelijke afspraken maken? Wij zijn daar in ieder geval wel voor in.

Minister De Jager:

Allereerst is dat bedrag – dat is ook voor de heer Weekers belangrijk – noch ingeboekt voor het kader, noch voor het saldo. Dat betekent dat het bedrag in Keuzes in kaart – mevrouw Blanksma verwees naar het verkiezingsprogramma van haar partij – ten opzichte van de juiste situatie is geboekt, als men de inflatie volgt. Dat levert overigens nog niet de 3,2 mld. op, want die heb je alleen als alles twee jaar op nul komt te staan. Inflatievolgend is daarboven, want dat is een reële nul in plaats van een nominale nul. Met andere woorden: het is noch voor het saldo, noch voor het kader ingeboekt. De verkiezingsprogramma's zijn uitgegaan van het goede uitgangspunt. Dat is punt één. Punt twee: de loonbijstelling die ik nu heb gedaan, is saldoverbeterend als wij die 620 mln. gebruiken voor het saldo. Er komt dus juist een plus op het saldo, in positieve zin. Zo liggen nu eenmaal de afspraken.

Voorzitter. Ik ga in op de bezuinigingen in het buitenland. De heer Plasterk vroeg daarnaar. Ik heb een paar cijfers, maar het is belangrijk om vast te stellen dat die verschrikkelijk moeilijk te vergelijken zijn. Daar heeft de heer Plasterk helemaal gelijk in. In sommige landen wordt de endogene economische groei meegeboekt. Andere landen kijken alleen maar naar de federale uitgaven. Het bedrag dat de heer Plasterk bijvoorbeeld noemde voor Duitsland, betreft alleen de federale overheid. Dat is maar ongeveer de helft van de uitgaven. In de uitgaven van de federale overheid zit met name onderwijs, waar ze zo fors op bezuinigen. De uitgaven van de Länder zitten daar niet bij. Wel hebben ze het weer cumulatief gemaakt. Het kan ook zijn dat ze volgend jaar weer een pakket afkondigen.

Een ander voorbeeld is het Verenigd Koninkrijk. Daar is eerst een bedrag van ongeveer £6 mln. bekendgemaakt als "efficiency savings". Vervolgens kwam George Osborne op 22 juni, vrij snel daarna, met consolidatiemaatregelen van zo'n £40 mld. Het overgrote deel daarvan zijn bezuinigingen aan de uitgavenkant. Er is echter ook aangegeven dat ze in oktober weer met nieuwe maatregelen zullen komen. De situaties zijn dus moeilijk te vergelijken. Wij hebben in Nederland een gebruik dat we bijvoorbeeld via Keuzes in kaart voor de komende jaren, tot en met 2015, alles al neerzetten. Andere landen daarentegen hebben soms ook wel meerjarige afspraken, maar ze kondigen hun bezuinigingsmaatregelen vaak in pakjes aan. Die situaties zijn daarom heel moeilijk te vergelijken.

Het Duitse bbp is overigens iets minder dan vijf keer zo groot als het Nederlandse. De heer Plasterk was wellicht vergeten dat Oost-Duitsland daar ook nog bij is gevoegd. Het inwoneraantal is misschien vijf keer zo groot, maar het bbp is maar ongeveer vier keer zo groot als het Nederlandse. Het Duitse bbp bedraagt 2400 mld.

Mevrouw Blanksma vroeg naar de cijfers rond de kredietgroei. Het kabinet heeft sinds het uitbreken van de kredietcrisis maatregelen genomen om de kredietgroei te ondersteunen.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik moet nog even aan het hoge tempo in de Kamer wennen, mijn excuses.

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik begrijp eruit dat hij impliciet bevestigt dat als en voor zover je dat bedrag van 80 mld. dat voor Duitsland wordt genoemd, kunt vertalen naar de Nederlandse situatie het inderdaad om 27 mld. structureel in 2015 gaat. Hij tekent daar twee dingen bij aan, zo begrijp ik. Het ene is dat dit soort dingen altijd moeilijk vergelijkbaar is en het andere is dat het alleen het federale budget betreft. Daarmee bevestigt hij echter wel mijn conclusie dat wanneer er wordt gesproken over een bezuiniging van 80 mld. in Duitsland, het in feite structureel om 27 mld. gaat. Hij zegt er dan bij dat het misschien maar de helft is. Zelfs als het maar de helft is, zou dat naar de Nederlandse situatie vertaald op een bezuinigingsbedrag uitkomen van zo'n 12 mld. Dat is hoog, maar niet zo hoog als sommigen zeggen dat nodig is.

Ik heb een aanvullende vraag. Bij veel van de internationale vergelijkingen worden lastenverzwaringen meegeteld in bezuinigingsoperaties. Dat is langs de Nederlandse lat gelegd in feite niet fair. Ik zag bij Italië dat 40% van het bezuinigingsbedrag bestond uit het afschaffen van belastingontduiking. Het is op zich interessant dat dit zo kan, maar ik geloof dat ons Centraal Planbureau dat niet op de stippeltjes zou honoreren als een geloofwaardige bezuiniging.

Minister De Jager:

Ik wil eerst iets zeggen over Italië, want soms ontstaan beelden. Ik ga het echt niet voor mijn Italiaanse collega opnemen, hoewel ik goed met hem kan samenwerken. Zij hebben echter een concrete maatregel hebben genomen, een wettelijke maatregel, over wat er mag rond transacties met contant geld. Daar is een opbrengst voor geboekt. Zij nemen daar bovenop echter heel veel maatregelen. Ook voor het onderdeel belastingontduiking hebben zij echt meer gedaan dan alleen zeggen dat er wat minder belastingontduiking moet plaatsvinden. Daar wordt een specifieke maatregel voor getroffen.

In de Nederlandse verhoudingen hangt het ervan af of dergelijke zaken worden gehonoreerd. Mijn harde aanpak van zwartspaarders heeft bijvoorbeeld vorig jaar tot meer dan 2 mld. aan ingekeerd vermogen opgeleverd. Die extra belastingopbrengst is helemaal naar de schatkist gedaan, die heb ik nooit ergens voor mogen inboeken. De opbrengst van de maatregel om trusts onder te brengen als afgezonderd particulier vermogen in box 2 en 3 en ook in de successiebelasting – dat is een wettelijke maatregel die per 1 januari is ingegaan – mocht weer wel worden ingeboekt. Bij ons hangt het ervan af of het een wettelijke maatregel is of niet.

Die 80 mld. is een cumulatief bedrag. Dat maakt echter niet zo heel veel uit. In Keuzes in kaart hebben politieke partijen al hun plannen tot en met 2015 bekend gemaakt, terwijl andere landen vaak aanvullende pakketten afkondigen en niet in één keer al hun kruit verschieten. Dat is feitelijk in Keuzes in kaart wel gebeurd. Dat dwingt overigens tot heel veel discipline, dus ik vind deze Nederlandse aanpak heel goed. Deze dwingt tot meerjarige discipline en transparantie.

De heer Plasterk vroeg wat nu een gewenst niveau van bezuinigingen is. Dat is op zich natuurlijk een politieke vraag. De Studiegroep Begrotingsruimte heeft geadviseerd om om een onderliggend evenwicht te bereiken in 2015 in 2015 18 mld. structureel te consolideren, te bezuinigen, of de lasten met dat bedrag te verzwaren. Het betrof dus 18 mld. structureel in 2015 en dat was nog voor de sovereign debt crisis. Je kunnen zeggen dat sindsdien – dat is natuurlijk een politieke afweging – de urgentie om nog meer te frontloaden – dat is tegenwoordig het toverwoord – is toegenomen in Europa.

De heer Plasterk refereerde net aan de G20-afspraken inzake halveren in 2013. Ik meen dat hij het tweede deel vergat te melden – dat zal niet met opzet zijn geweest – namelijk je in 2016 moet gaan werken aan tekortreductie. Dat betekent dat wij het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte zo ongeveer wel zouden moeten overnemen. Anders kunnen wij de G20-afspraak om in 2016 al aan tekortreductie te gaan werken waarschijnlijk niet eens halen. Dat is uiteraard mede aan een volgend kabinet.

Over de kredietgroei heb ik al iets gezegd. Minister Van der Hoeven heeft gisteren gemeld dat ze het bestaande instrumentarium wil verlengen. In aanloop naar de Miljoenennota zullen we een mogelijke verlenging onder ogen zien. Overigens memoreer ik nog wel dat de kredietverlening in Nederland op dit moment een groei heeft vanaf zo'n 4% per jaar. Dat is natuurlijk wel veel lager dan de uitbundige groei van voorheen, maar in vergelijking met andere landen doet Nederland het relatief goed. Dat wil niet zeggen dat de overheid het blijvend in de gaten houdt. Als maatregelen nodig of mogelijk zijn, zullen we daar serieus en met een positieve grondhouding over nadenken.

De crisismonitor: hoe staat het bankwezen ervoor en dan met name onze financiële sector? De nieuwste monitor geeft de raming van de kosten en de opbrengsten van de crisismaatregelen weer. Het is echt een raming, dus de uitkomst is uiteindelijk, juist bij dit soort kwesties, zeer onzeker. Uit het overzicht daarvan kan geen een-op-eenrelatie worden gelegd met hoe het met onze financiële sector gaat. Die is namelijk veel groter dan wat in de monitor is opgenomen. Vanwege onzekerheden over de toekomst is het voor mij lastig om uitspraken te doen over de toekomstige resultaten van de Staat op de diverse maatregelen. Wel evident is dat de toekomstige resultaten voor een groot deel zullen afhangen van de toekomstige winstgevendheid van de deelnemingen. Ik moet erbij zeggen dat het feit dat de rentelasten 2010 niet gedekt worden door opbrengsten, op zichzelf niets zegt over de eventuele winstgevendheid van de deelnemingen. Die moet je intertemporeel bezien, omdat je eerst op bepaalde punten rentekosten hebt. De eventuele opbrengsten die daar, naar wij hopen, tegenover staan, komen later.

Er is gevraagd of er tussen Financiën en het CBS eenduidige opvattingen zijn over het EMU-karakter van de steunmaatregelen. Er is geen verschil van inzicht tussen het kabinet en het CBS over de statistische verwerking in het EMU-saldo en de EMU-schuld van de genoemde transacties bij Fortis, ABN AMRO en ING. Het CBS heeft die transacties mede op verzoek van het kabinet beoordeeld op relevantie voor EMU-saldo en EMU-schuld. Het kabinet heeft vervolgens de uitkomsten van de beoordeling overgenomen. Die correctie is incidenteel en vindt plaats in de jaren 2009 en 2010, maar incidenteel dus.

Het asieldossier, generaal karakter; dit mag als een positieve mijlpaal voor de overheidsfinanciën worden beschouwd, want het is het vervolmaken van de begrotingsregels. Sinds jaar en dag zijn we die aan het verfijnen. Het is iedere minister van Financiën een doorn in het oog dat principe dat in eerste instantie op de eigen begroting de dekking zal worden gezocht, voor een aantal dossiers niet gold. Vanaf nu wordt het asieldossier net als elk ander dossier behandeld.

Ik memoreerde even leerlingenramingen. Kan de minister van OCW er iets aan doen dat er achttien jaar geleden meer mensen zijn geboren? Nee, daar kan hij op zich niets aan doen. Net zoals de Belastingdienst er niets aan kan doen dat er nu meer dan een miljoen ondernemers zijn in plaats van honderdduizend, zoals in het verleden. Ze heeft er daarvoor echter geen geld bij gekregen. Bij leerlingenramingen zijn we dan iets coulanter, want dat is onderwijs. Zo probeer je jaarlijks de bestaande problemen samen op te lossen, maar het uitgangspunt is dat je specifiek dekt op de eigen begroting. Dat besluit is ook samen met Justitie genomen. Heel het kabinet, ook Justitie, acht het dus verantwoord om fluctuaties op te vangen. Dat is wel bijzonder. Wij hebben maatregelen genomen, omdat wij een bepaalde conjunctuur erin waarnemen.

Belangrijk is natuurlijk ook beleidsmatig. Je hebt een prikkel. Als de minister van Financiën altijd automatisch de rekening moet oppakken die ergens anders is gemaakt, is het heel lastig een prikkel te zien. Als mevrouw Blanksma steeds uit eten gaat met mijn creditcard en mij steeds laat betalen, heb ik geen enkele mogelijkheid om het dinerbedrag van mevrouw Blanksma te beïnvloeden. Het is lastig om invloed te hebben op asiel, maar het punt is om een prikkel in te bouwen en om in eerste instantie de verantwoordelijkheid neer te leggen waar in ieder geval nog enige vorm van beïnvloeding van het beleid is. Dat is een goed uitgangspunt. Het is overigens niet het enige generale dossier dat is beëindigd. Wij hebben nog enkele andere beëindigd, waaronder het apurement van LNV. De technische verwerking van de asieldossiers wordt nu dus gelijkgetrokken. Overigens betekent dat niet dat overschrijdingen altijd gedekt moeten worden door bezuinigingen op veiligheid. Juist niet. De bedoeling is om te bezuinigen op het asieldossier zelf. In eerste instantie gaan wij er altijd van uit dat je probeert daarop te bezuinigen. Nu is er een bepaalde conjunctuur van asielinstroom. Omdat het heel lastig is om on the spot te beïnvloeden wat er vandaag binnenkomt, moet daarover een soort verevening plaatsvinden. Dat is meer dan wij met sommige andere ministeries hebben afgesproken.

De voorzitter:

Mevrouw Blanksma, wilde u er een persoonlijk feit van maken dat u zo door de minister werd aangesproken?

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Nee hoor. Mijn vraag is: wanneer spreken wij af om te gaan eten?

Minister De Jager:

Ik bied bij dezen dan een etentje aan mevrouw Blanksma om het goed te maken dat ik zo'n concreet voorbeeld heb gegeven. Dat deed ik even om het plastisch uit te drukken.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik heb het helemaal begrepen.

Ik heb een vraag over het loslaten van het generaal maken. Er is nu dus geen enkele post meer op de begroting die op deze wijze een generaal karakter heeft. Daar gaat het om. Ik snap de begrotingsregel, maar de minister moet ook snappen dat de kosten van het asielbeleid, aangezien die moeilijk te beïnvloeden zijn, op enig moment ten koste kunnen gaan van veiligheid en andere posten binnen Justitie, wat niet de bedoeling kan zijn van dit beleid. Kan de minister toezeggen dat hij met de minister van Justitie bespreekt dat een en ander binnen het kader van Justitie gecompenseerd wordt, zodat de veiligheid van onze rechtsstaat niet in het gedrang komt?

Minister De Jager:

Helder. Dat uitgangspunt begrijp ik heel goed. Daarom hebben wij hier zowel ambtelijk als politiek uitvoerig over gesproken met de minister en het ministerie van Justitie. Heel specifiek bij dat onderwerp hebben wij stilgestaan. Onder andere om die reden hebben wij op dit terrein een soort vereveningssystematiek – ik zal het niet precies formuleren – voor Justitie afgesproken. Het apurement was zo'n ander generaal dossier van LNV. Overigens beantwoord ik hiermee gelijk een vraag van de PvdA. Dat generale dossier hebben wij eveneens specifiek gemaakt. Daar zijn wij dus nu ook van af. Daarmee is ieder significant dossier specifiek geworden.

De vraag over de loonbijstelling heb ik al beantwoord, behalve het onderdeel over de motie-Azough. Ik heb net het bericht gekregen dat de antwoorden van de minister of staatssecretaris van BZK op vragen van de heer Dibi over loonontwikkeling bij onderwijspersoneel om 14.30 uur zijn verzonden naar de Kamer. Daar verwijs ik naar. Ik moet er wel een ding bij zeggen. De referentiesystematiek, die door mijn toenmalige collega's Bos en Plasterk met de Kamer besproken is, betekent niet dat je automatisch de marktwerking volgt. In die systematiek heb je namelijk de mogelijkheid tot afwijking. De toezegging dat we ons aan de referentiesystematiek houden biedt de mogelijkheid om daarvan af te wijken. Omdat het een vakministerieel onderwerp betreft, verwijs ik verder naar de antwoorden van BZK die zojuist aan de Kamer zijn gestuurd.

De voorzitter:

Ik zag even over het hoofd dat een aantal leden bij de interruptiemicrofoon staat. Ik zit namelijk iets ingewikkelds te doen waarover vandaag beslist moet worden. Het woord is aan de heer Tony van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Is de minister klaar met de beantwoording van de vragen over de loonbijstelling?

Minister De Jager:

Ja.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als men zich aan de cao-afspraken houdt en daardoor de nullijn niet hanteert, moet men elders in de begroting ruimte zoeken ter compensatie. Hoe hard is die nullijn? Of moet ieder departement zelf bekijken of het de nullijn hanteert of het elders in de begroting bijvoorbeeld subsidies kan schrappen om dat geld te compenseren? In dat geval is het geen beleidsmaatregel meer, maar meer een suggestie om een x bedrag te bezuinigen op de begroting, waarbij de wijze daarvan zelf ingevuld mag worden.

Minister De Jager:

Je hebt de algemene beleidsuitgangspunten. Conform het aanvullend beleidsakkoord was dit een nullijn. Dat was het uitgangspunt. Mede in het licht daarvan heb ik als minister van Financiën de loonbijstelling over het jaar 2010 ingehouden. Juridisch gezien zijn dit twee ontkoppelde events. Dat is met name te zien bij cao's die intertemporeel anders lopen. De cao van Defensie loopt bijvoorbeeld van 1 januari tot en met 31 december, waardoor het ongeveer hetzelfde loopt. In een cao die daarentegen nog niet in 2010 afloopt, is er geen mogelijkheid voor de werkgever om een nullijn in te boeken. Dan zal de prikkel bestaan om die nullijn vanaf dat moment een jaar in te boeken. Overigens wijs ik erop dat de stijgingen in de overheidssector tot nu toe hoger zijn vanwege de meerjarige cao's, die wat hoger liggen dan de markt. Hierover is gerapporteerd. In Nederland is dat niet gebruikelijk als je het over het gemiddelde van de afgelopen tien jaar bekijkt. Het is op zich ook niet onlogisch om te zeggen: we hebben nu een wat hogere stijging gehad en daarna komt er enige daling. Feitelijk zijn die twee zaken ontkoppeld. De loonbijstelling 2010 is ingeboekt op basis van de afspraken die zijn gemaakt door de toenmalige drie coalitiepartijen. Voor sectoren waarvoor dat problemen zou kunnen opleveren omdat hun cao intertemporeel anders loopt, zoals de politie, is dat gefaciliteerd door middel van een kasschuif. Als een sector een cao heeft van bijvoorbeeld 1 oktober 2010 tot 30 september 2011 waarin men de nullijn hanteert, bespaart hij geld. Via een kasschuif is het mogelijk om dat naar voren te halen. Zo hebben we iedereen ook gelijk behandeld. Anders zou je een sector met een langlopende cao of een sector met nog een hogere cao belonen voor dat– "slechte gedrag" klinkt een beetje negatief – gedrag. Dat wilden we niet.

We hebben dus gekozen voor gelijke monniken, gelijk kappen. Sectoren met problemen hebben we gefaciliteerd met een kasschuif. Dat gaat dus niet om extra geld. Op zich vind ik dat een faire maatregel, maar als minister van Financiën ga ik niet over de arbeidsvoorwaarden. Het moet niet zozeer per ministerie gaan, want het hangt ervan af welk ministerie is. Defensie en OCW zijn bijvoorbeeld apart, maar veel ministeries vallen onder de afspraken van BZK, dat afspraken maakt voor de sector Rijk. De Belastingdienst valt bijvoorbeeld onder BZK. Per werkgever kunnen inderdaad afspraken worden gemaakt. Het is natuurlijk netjes om je aan de politieke afspraak van de nullijn te houden. Als minister van Financiën ga ik alleen over het geld. Dat hebben wij op deze manier gerealiseerd. Of daadwerkelijk in een cao de nullijn wordt afgesproken, is afhankelijk van de afspraken tussen de werkgever en de werknemers.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is wel heel vrijblijvend geformuleerd. Lopen wij zo niet het risico dat de minister van Financiën BZK voor 51 mln. kort met het oog op een loonbijstelling en dat BZK op zijn beurt zegt: dan doen wij het met wat minder politieauto's, dan hebben wij ook die 51 mln. en dan hebben wij toch gewoon onze loonstijging te pakken? Als het zo vrijblijvend is, dan is deze maatregel toch niets waard? Je moet beleidsmatig kunnen zeggen tegen de desbetreffende minister: nu gaan de lonen op de nullijn; als dat vanwege de cao niet kan, dan geven we je nog wat speling, maar zo gauw het wel kan, bijvoorbeeld met een nieuwe cao, dan staat de nullijn als een huis. De minister antwoordt alsof hij hoopt dat de lonen op de nullijn worden gezet, maar dat dit wat hem betreft niet hoeft zolang de 51 mln. maar wordt geboekt.

Minister De Jager:

Er ligt een politieke afspraak om de nullijn in te boeken. De ministerraad heeft deze ook overgenomen. Dat is zeker niet vrijblijvend, het is een heel sterk uitgangspunt. Vervolgens heb ik als minister van Financiën over het onderdeel waar ik wel over ga, de loonbijstelling daarvoor ingehouden. Daarmee is het nog minder vrijblijvend geworden. Het geld dat bij een eventuele loonstijging hoort, is er immers niet meer. Voor werkgevers is de prikkel nu optimaal om die afspraken te maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De minister lichtte net toe dat het referentiemodel niet verplicht tot het volgen van de ontwikkeling van lonen in de marktsector. Hij zei dat daar een beleidsruimte in zit. Dat is inderdaad waar. Mijn voormalige collega, mevrouw Azough, was zich daar natuurlijk ook van bewust toen zij haar motie opstelde. In deze motie werd de regering om iets anders verzocht. De regering werd gevraagd om het referentiemodel onverkort toe te passen. Uit alle overwegingen bleek dat wij juist niet wilden dat de beleidsruimte ten aanzien van de lerarensalarissen werd gebruikt. Ik constateer dus dat de regering de motie naast zich neerlegt en niet wenst uit te voeren.

Minister De Jager:

Ik heb doorgekregen dat er om 14.30 uur antwoorden zijn ingediend bij de Tweede Kamer Ik ben nu een klein beetje gehandicapt omdat ik de antwoorden nog niet heb gezien. Misschien heeft mevrouw Sap deze al wel gezien. Ik kan worden aangesproken op het inhouden van loonbijstelling. Dat is een generieke maatregel die in het kabinet is besproken. Voor de uitvoering van de motie-Azough verwijs ik naar de bewindslieden van BZK en OCW. Zij gaan daarover.

De voorzitter:

De antwoorden worden op dit moment gekopieerd en zullen straks worden rondgedeeld.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik begrijp het antwoord van de minister. Ik heb de brief zelf ook nog niet kunnen lezen en ik snap dat de minister niet op alle vakdepartementen de antwoorden kan geven. In zijn beantwoording wekte de minister net de indruk – die indruk ontstond in ieder geval bij mij – dat het kabinet de motie zou uitvoeren. Die indruk wil ik echt wegnemen. De motie is niet uitgevoerd. Helaas.

Minister De Jager:

Ik zal het zo formuleren: mijn opmerking sloeg op de toezegging van de toenmalige bewindslieden Plasterk en Bos en niet zozeer op de motie-Azough. De letterlijke tekst daarvan heb ik nu ook niet voor me. Het ging over de vraag of er beleidsruimte is in de referentiesystematiek. Daar heb ik antwoord op gegeven.

De heer Plasterk (PvdA):

Allereerst heeft de regering de Kamer altijd nadrukkelijk voorgehouden dat in 2010 de referentiesystematiek onverkort zou worden toegepast. Er wordt nu verwezen naar een passage in het aanvullend beleidsakkoord waarvan de duiding langzamerhand lijkt te zijn dat toen is gezegd dat als de marktsector niet op nul ging, de overheid alsnog op nul zou gaan. Als dit er ondubbelzinnig had moeten staan, dan had het er wel gestaan. Er staat echter het volgende: "in dat geval zou het kabinet mede in zijn rol van overheidswerkgever op enigerlei wijze vanuit de collectieve sector bijdragen aan solidariteit met de marktsector". Ik benadruk dat er staat: "mede" in zijn rol als werkgever en "op enigerlei wijze". De toenmalige minister van SZW, de heer Donner, heeft ongetwijfeld deze wat schimmige formulering gekozen omdat op dat moment nog niet besloten was dat er dan ook werkelijk een nullijn voor de collectieve sector zou komen. Dat kon ook niet besloten worden, want diverse mensen waren daartegen. Hoe het ook zij: ik ben daar in ieder geval tegen. De Kamer was daartegen toen zij de motie-Azough aannam over de leraren. Ik constateer inderdaad dat de minister die motie kennelijk naast zich neerlegt. Dat had dan wel wat explicieter en wat eerder gemogen. Ik vind dat wij die motie zouden moeten uitvoeren, omdat ik het ook politiek onwenselijk vind om de rekening, die bijvoorbeeld ontstaat door de overschrijdingen bij VWS, nu neer te leggen bij de leraren.

Minister De Jager:

Ik ga niet direct reageren op de motie-Azough. Dat laat ik aan de desbetreffende collega's over.

Ik geef wel een antwoord op de exegese van de desbetreffende zinsnede van de heer Plasterk. Ik constateer dat hier twee afgevaardigden zijn met een andere exegese. De heer Weekers interpreteert het veel verder naar de ene kant, de heer Plasterk interpreteert het veel verder naar de andere kant. Ik zit in het midden. Volgens mij geef ik daarmee de uitleg die het kabinet daaraan geeft, ongeveer goed aan.

De heer Irrgang (SP):

In het verleden is door voormalig minister Bos van Financiën ook gesproken over de uitleg van deze wat schimmige passage. Ik heb die nooit anders opgevat dan dat dit een soort streven was, maar niet dat dit zou betekenen dat op loonbijstelling zou worden gekort. Dat heb ik voormalig minister Bos werkelijk nooit horen zeggen. Het lijkt erop dat de minister hieraan achteraf een nieuwe interpretatie geeft om die bezuiniging maar te rechtvaardigen, die ook nog eens in strijd is met een door de Kamer aangenomen motie.

Minister De Jager:

Ik ben door twee leden, namelijk de heren Weekers en Koolmees, aangesproken op de 3,2 mld. De heren Plasterk en Irrgang zeggen dat misschien helemaal niks had gemoeten. Wij hebben de tekst in het aanvullend beleidsakkoord zo opgevat dat wat het Rijk in ieder geval kan doen, is besluiten tot de 620 mln. van die 3,2 mld., voor zover het de lonen betreft. Die verantwoordelijkheid moeten wij nemen. Dat is dus een deel van de totale uitspraak. De heren Weekers en Koolmees vonden dat niet voldoende. De heren Plasterk en Irrgang vinden dat misschien weer te ver gaan. Wij vinden dat wij daarmee recht doen aan de letter, de uitleg en de geest van het aanvullend beleidsakkoord. Het is natuurlijk ook niet voor niks zo opgeschreven. Er is inderdaad wel een hard bedrag. Er is niet gezegd "3,2 mld. moet", maar die 3,2 mld. staat er wel. Het is dus ook niet zo van "laten wij even vrijblijvend wat gaan doen". Ik meen dat hetgeen wij nu hebben gedaan, helemaal in lijn is met de letter en de geest van het aanvullend beleidsakkoord, alhoewel je over de letter kunt twisten. Dat kan natuurlijk altijd.

De heer Irrgang (SP):

Misschien kan de heer Slob de precieze betekenis van deze passage nog nader duiden, maar volgens mij zat daar een heel ingewikkeld compromis achter.

In Nederland wordt voortdurend gesproken over het belang van het onderwijs. Ook D66 heeft altijd de mond vol over het onderwijs: innovaties zijn ontzettend belangrijk en Nederland moet tot top vijf behoren. Er zijn allerlei geweldige ambities, maar dan gaan wij nu korten op de loonontwikkelingen terwijl er ook een lerarentekort is? Dat verhoudt zich toch niet met elkaar? Dat is toch vragen om problemen? Dan wordt het lerarentekort toch alleen maar groter in plaats van kleiner?

Minister De Jager:

Nee, dat moet ik echt afwijzen. Het gaat hier om salarissen van de mensen in alle overheidssectoren tegelijkertijd: Rijk, onderwijs, politie, defensie et cetera. Er komt geen seconde werkdruk bij de leraren bij. Hierbij gaat het er alleen om hoeveel iemand verdient. Allen die bij het Rijk werken, hebben de afgelopen jaren een nogal behoorlijk hoge loonstijging gehad, én de zekerheid – dat heeft collega Bos indertijd ook in de Kamer gezegd – van behoud van banen, terwijl die zekerheid er in de marktsector geenszins was. Dat hele complex vergt ook een stukje solidariteit. Dat doen wij voor de hele groep. Niet alleen voor leraren, nee, voor de hele groep die wij nu kunnen beïnvloeden. Dat is ook in lijn met de afspraken. Ik vind dus dat de heer Irrgang het ten onrechte in de sfeer van de kwaliteit van het onderwijs, of in de sfeer van de output van het onderwijs trekt. Daar is geen sprake van.

De heer Irrgang (SP):

Er zijn toch lerarentekorten? Dat heeft toch ook met beloning of met salaris te maken? U heeft het nu over de werkdruk, maar het gaat natuurlijk ook om het salaris erbij. Is het nu zo'n gekke gedachte dat het lerarentekort groter wordt als je de lonen gaat bevriezen? Dat is toch zo logisch als wat?

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik weet niet of er zulke lerarentekorten zijn als de heer Irrgang voorstelt. We hebben gezien dat in de afgelopen twee jaar, in de crisistijd, juist de marktsector behoorlijk heeft moeten bloeden qua werkgelegenheid, maar dat dit in de collectieve sector geenszins het geval was. We hebben de afgelopen paar jaar een behoorlijke ontwikkeling meegemaakt van de salarissen van leraren, bij het Rijk, bij de politie en Defensie en dergelijke. De marktsector zat daar de afgelopen paar jaar, tijdens de crisistijd, onder. Daar komt nog bij dat de kans op ontslag in de marktsector ook veel groter was. Die overwegingen zijn destijds ook in het parlement gewisseld en zijn reden geweest om tot deze afspraak te komen en daar geven we nu gevolg aan. Het kan zijn dat de heer Irrgang het daar niet mee eens is, maar dat was hij de vorige keer ook al niet, laten we daar wel eerlijk over zijn.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat het meest gecompliceerde van dit onderwerp op dit moment is dat het kabinet demissionair is en dat er wel een nieuw verkozen Kamer zit. Ik heb begrip voor de keuzes die het kabinet heeft gemaakt, ook voortvloeiende uit een lijn die was ingezet. We vinden het echter ongewenst als de ontwikkeling rond de leraren en de politie op deze wijze zou doorgaan. Volgens mij is dat redelijk helder. Ik begrijp de positie van de minister, maar uiteindelijk kan de Kamer het demissionaire kabinet wel opdracht geven om een en ander te herstellen. Dat zouden wij in tweede termijn met elkaar kunnen regelen. Deelt de minister de opvatting dat de verhouding in de gecompliceerde tijd waarin wij nu leven, op deze wijze kan worden vormgegeven rond dit onderwerp?

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik deel in ieder geval de opvatting van de heer Slob dat het een gecompliceerde tijd is. Een kabinet met 26 van de 150 zetels is inderdaad zeer gecompliceerd. Het is niet vaak zo gecompliceerd geweest. Het tijdstip waarop wij hierover spreken, is gewoon lastig; bij de Voorjaarsnota en dan ook nog eens naar de Miljoenennota toe. Tegelijkertijd hebben we met z'n allen een bepaalde verantwoordelijkheid; ook de partijen die niet vertegenwoordigd zijn in het huidige kabinet, en dat zijn de meeste. Dan moet ik ook even naar de verkiezingsprogramma's kijken. In alle verkiezingsprogramma's worden forse bezuinigingen ingeboekt. Het is natuurlijk heel makkelijk om het die arme minister van Financiën, met 26 zetels in het parlement, moeilijk te maken, maar we hebben met z'n allen de verantwoordelijkheid. Als de heer Slob zegt dat hij wil dat het anders kan, is dat op zichzelf natuurlijk altijd het recht van een parlement, maar dan zal dat parlement ook moeten aangeven waar de dekking voor dat andere uit moet komen. Dat moet binnen de begrotingsregels en dus niet door een bankenbelasting, zoals de heer Slob in eerste termijn suggereerde. Deze kan niet worden ingevoerd in 2010 en is sowieso een doorbreking van de begrotingsregels die wij met z'n allen in dit parlement delen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister refereert aan de verkiezingsprogramma's. Daarin wordt ook duidelijk dat er inderdaad stevig bezuinigd zal moeten worden, maar dat alle partijen op een na, geloof ik, vinden dat het onderwijs ontzien moet worden. We zitten nu in de heel gecompliceerde situatie dat de voorstellen die het kabinet doet, juist de onderwijssector raken, terwijl wij daar in de afgelopen jaren net een inhaalslag hebben gemaakt. Dan valt er echt even een gat in 2010 en dat telt helemaal door naar de jaren daarna. Dat vinden we ongewenst en dan vind ik dat we heel creatief mogen nadenken over hoe we dat gaan oplossen. Daarover heeft mijn fractie voorstellen gedaan, net als andere fracties. Laat de Kamer in nieuwe samenstelling daar dan uiteindelijk haar oordeel over geven. Volgens mij kan de minister dan ook zijn voordeel doen met de uitkomst daarvan.

Minister De Jager:

Dat begrijp ik, maar nogmaals: binnen de randvoorwaarden die ik zojuist heb geschetst. Ik zeg erbij dat meerdere politieke partijen bepaalde afspraken over de loonontwikkeling in hun verkiezingsprogramma's hebben. We hebben het niet over de kwaliteit van het onderwijs, maar het gaat om salarissen die meer zijn gestegen dan veel andere salarissen in Nederland, en waarbij ook baanzekerheid voorop stond, in tegenstelling tot bij de markt. Het vorige kabinet heeft heel duidelijk gezegd dat er ook een stukje solidariteit van de collectieve sector wordt gevergd. De mensen in de collectieve sector profiteren al van baanzekerheid en een wat hogere loonstijging dan het gemiddelde in de markt in de afgelopen paar jaar. Daar hoort ook een stukje soliditeit bij vanuit de collectieve sector. Ik ben het met de heer Slob eens dat alle politieke partijen hebben gezegd dat zij niet willen bezuinigen op het onderwijs. Maar dat gebeurt hier ook niet. Er wordt niet op het onderwijs bezuinigd. Het gaat om salarissen. En dat doen wel meerdere politieke partijen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik moet constateren dat deze minister het nog moeilijker heeft dan hij doet voorkomen, omdat hij volgens mij dit voorstel staat te verdedigen met 21 zetels in plaats van met 26 zetels.

Minister De Jager:

Het ging over het kabinet. In de dualistische verhouding moet blijken welke partijen uiteindelijk het voorstel steunen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zeker. De minister begon zijn bijdrage met zo'n mooi college economie. Als econoom kan ik dat zeer waarderen. Als econoom deelde ik dat ook en heb ik er dus ook geen vragen over gesteld. Des te meer ben ik teleurgesteld in zijn gebrek aan het zien van een koppeling tussen salaris en kwaliteit in het onderwijs. Als wij – wat wij met elkaar volgens mij constateren – de Nederlandse concurrentiepositie willen verbeteren en willen investeren in onderwijs en innovatie, dan is het toch een simpele les dat het niveau van de salarissen ten opzichte van andere sectoren mede bepaalt welke kwaliteit aan leerkrachten je aan kunt trekken.

Minister De Jager:

Ik begrijp de vraag heel goed. Ten eerste, het kabinet heeft gewerkt aan het aantrekkelijk maken van die lerarensalarissen. Er is heel veel geld uitgetrokken voor het aantrekkelijker maken van de baan van leraar. Dat is de afgelopen drieënhalf jaar juist heel specifiek gebeurd voor het vak van leraar. Er is dus al een slag extra gemaakt. Ten tweede, als je dan kijkt naar de markt, dan zie je dat de salarissen in de markt relatief achter zijn gebleven ten opzichte van de lerarensalarissen. Daarom kun je nu ook dat stukje solidariteit van de collectieve sector vragen zonder dat het de concurrentiepositie schaadt. Dat werkt ook alleen als wij dat als hele collectieve sector doen. De markt is immers een beetje achtergebleven. Wij proberen nu dus de hele collectieve sector te matigen. Dat kan, want er ontstaat dan geen comparatief nadeel van lerarensalarissen ten opzichte van andere salarissen. Het is formeel niet mijn beleidsterrein als vakdepartement, maar ik ben als minister van Financiën natuurlijk wel een beetje bezorgd over de consequenties van een en ander. Als wij allerlei dingen onderuit gaan halen, dan komen defensie, politie en andere sectoren ook in het geweer. De lijn die wij nu hebben afgesproken is simpel in zijn eenvoud. De markt is achtergebleven, wij doen als hele collectieve sector nu ook een stapje terug en dan houden wij het allemaal een beetje gematigd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als minister van kortetermijnfinanciën kan ik dat begrijpen, als minister van langetermijnfinanciën zou ik zeggen: dit is nu juist een kans om wat wij met elkaar afgesproken hebben, door te zetten, ook in moeilijke tijden. Ik begrijp dat de minister dat op zichzelf wel deelt, maar dat hij wel zijn zorgen heeft over de kortetermijnfinanciën. Ik denk dat wij dan ook als Kamer onze verantwoordelijkheid zouden moeten nemen.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik dank de SGP-fractie in ieder geval voor dat standpunt. Ik wil er nog een ding als illustratie aan toevoegen, van de ene econoom naar de andere econoom. De heer Trichet heeft de goede hebbelijkheid om bij iedere eurogroepvergadering heel belerend een lijstje uit te delen van alle eurolanden met de stijging van de salarissen in de collectieve sectoren. En al die landen die hoge stijgingen van collectieve sectoren hebben, doen het slecht. En al die landen die een gematigd loonbeleid hebben, zoals Duitsland en Nederland, doen het beter. Duitsland zit in de afgelopen tien jaar, sinds de invoering van de euro, zelfs nog onder dat van Nederland. Dus als je maar met z'n allen een beetje matigt, is dat positief voor de langetermijneconomie. Het is ook positief voor de kwaliteit van het onderwijs als je met z'n allen zo'n lijn trekt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daar kan ik helaas niet in meegaan. Dat vind ik eigenlijk hetzelfde als de discussie die wij zojuist hadden over de vraag of bezuinigingen nu goed of slecht zijn. Het ligt er maar aan wat voor bezuinigingen. Dat geldt hier ook. Het gaat niet om de omvang van de collectieve sector, het gaat om de kwaliteit ervan. Ik deel dat algemene verhaal misschien wel in grote lijnen, maar je kunt niet met dat verhaal op elk onderdeel zeggen: en dus is minder altijd beter. Nee, hier zijn nu juist investeringen nodig in kwaliteit. Mits je die koppeling maar maakt, kun je daar ook aan economische kracht winnen.

Minister De Jager:

Dat is ook de reden waarom er in veel verkiezingsprogramma's gelukkig werd geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs. Ik noem de arbeidsproductiviteit van leraren en de kwaliteit van het onderwijs. Maar daarbij is er echt geen sprake van een relatie met de lerarensalarissen, zeker nu de marktsector zich ook gematigd ontwikkelt. Ik begrijp heel goed wat er wordt gezegd, maar omdat andere sectoren zich ook hebben gematigd, is er de ruimte om deze soliditeit te vragen. Maar nogmaals: bij de Voorjaarsnota moeten wij ons richten op de algemene lijn en dus niet al te diep ingaan op een specifieke sector. Het zal duidelijk zijn dat ik zo min mogelijk uitzonderingen wil zien op deze algemene lijn.

De heer Weekers (VVD):

Ik steun de aanpak van de minister heel krachtig. Ik ben dan ook blij dat hij zich ertegen verzet dat een deel van de Kamer één sector uitzondert van de loonbijstellingsmaatregel. Het is op zichzelf natuurlijk sympathiek om wat voor de leraren te doen, maar waarom doen wij niets voor de politieagenten? Waarom doen wij niets voor de soldaten die klaar staan voor ons land? Waarom doen wij niets voor ...? Er zijn nog heel wat meer groepen te noemen. De minister zegt terecht dat in het kader van het aanvullend beleidsakkoord staat dat er solidariteit moet worden betracht, niet alleen met de marktsector maar ook met de gepensioneerden, die er niets op vooruitgaan en de mensen die er op achteruit zijn gegaan doordat zij hun baan zijn kwijtgeraakt. Mensen met een baan vragen om even pas op de plaats te maken is het verstandigste wat je op dit moment kunt doen.

Ik heb een concrete vraag voor de minister. Volgens mij ligt het voorstel van de heer Plasterk fiftyfifty in de Kamer. Plasterk heeft gezegd dat de PvdA ook zuinig wil zijn en hij zal dan ook boter bij de vis moeten geven. Dat betekent dat hij moet aangeven waarop hij in 2010 gaat bezuinigen om zijn voorstel te dekken. Nu heeft de heer Plasterk gezegd dat hij het wil zoeken in ...

De voorzitter:

Mijnheer Weekers, u overstijgt nu echt de redelijkheid van een interruptie. Dit is een hele tweede termijn. Tenzij u afziet van een tweede termijn, moet ik u vragen ...

De heer Weekers (VVD):

Eén zin!

De voorzitter:

Eén zin. Ik ken uw zinnen: tien woorden !

De heer Weekers (VVD):

Is dit bedrag nog dit jaar te vinden in de posterioriteiten in de subsidies voor het onderwijs?

Minister De Jager:

Ik zie mijn mensen in de ambtenarenloge driftig nee schudden. In 2010 is het volgens hen dus niet meer te realiseren. Ik kom hierop nog even terug in tweede termijn. Ik kan nu al wel zeggen dat het voor het kabinet heel moeilijk is om een besluit te nemen dat echt effect heeft in 2010. Dat is verschrikkelijk moeilijk.

Voorzitter. Ik constateer wel dat het aantal van die 21 zetels waarop zojuist werd gewezen, door de interruptie van de heer Weekers met 250% is gestegen. Het gaat dus de goede kant op. Ik hoop nog maar van dit soort interrupties te krijgen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

De compensatie en de subsidies. Wij spreken vandaag over de Voorjaarsnota 2010 en daar wil ik het toch echt bij houden. Wij moeten nu dan ook geen structurele maatregelen gaan behandelen.

Als je de lerarensalarissen probeert te compenseren met subsidies, doen wij dat dan niet over de rug van de leerlingen?

Minister De Jager:

Dat is denkbaar, afhankelijk van de subsidies die je hiervoor gebruikt. Ik heb echter nog geen concreet voorstel gezien. Ik kan dus geen oordeel geven over de gevolgen, net zo min als ik iets kan zeggen over de vraag of het nog in 2010 mogelijk is. Ik wacht dus nog maar even af of er een concreet voorstel komt.

Voorzitter. De heer Koolmees vroeg of de tegenvallers vanaf 2011 structureel zullen worden opgevangen. Ik heb daar al op geantwoord en het antwoord luidde ja. Dat gebeurt echter in de begroting die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd, maar ik denk dat dit de heer Koolmees ook bekend is.

De heer Van Dijck vroeg naar meevallers bij de gasbaten. De ramingen zijn afhankelijk van de olieprijs en die is nogal wisselvallig. Verder is het ook afhankelijk van de euro/dollar-koers en die is net zo volatiel als de olieprijs. Ik ben het dan ook met de heer Van Dijck eens dat het nog al eens wisselt, maar dat heeft dus te maken met factoren die wij heel erg moeilijk kunnen beïnvloeden. Zo is de euro/dollar-koers afhankelijk van het monetaire beleid en, zoals ik de Kamer recentelijk nog heb voorgehouden, mag ik daarover geen uitspraken doen. Dat beleid laten wij in Europa immers over aan de monetaire autoriteit.

De stijging van de uitgaven in de zorg is hoger dan geraamd. Daarover is een aantal vragen gesteld door onder anderen de heren Slob en Weekers. Het is inderdaad altijd weer een grote tegenvaller als in het voorjaar blijkt dat er in het lopend jaar tegenvallers zijn. Dat is bij de zorg meer dan eens gebeurd. De heer Klink heeft op 29 juni met de Kamer gedebatteerd over de bezuinigingsvoorstellen in de zorg. Ik heb begrepen dat er vandaag ook nog een VAO is. Ook daar roep ik de Kamer uiteraard op tot prudentie ten aanzien van de algemene lijn. Zij kan het beste met de minister van VWS spreken over specifieke maatregelen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat laatste kan ik slechts ondersteunen; dat zal in de loop van deze dag dus ook gebeuren. Ik heb de vinger echter gelegd bij het feit dat er altijd rekening wordt gehouden met een bepaalde groei, maar dat wij er toch ieder jaar weer met behoorlijke forse bedragen naast zitten, met alle gevolgen van dien door noodmaatregelen die moeten worden genomen en die er flink inhakken. Het is toch ook de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën om de vinger aan de pols te houden en ervoor te zorgen dat dit zo veel mogelijk wordt voorkomen?

Minister De Jager:

Ik begrijp die vraag heel goed. Op het departement hebben wij hierover gesproken. Overigens is dit ook mede de achtergrond van het feit dat ik voor het eerst van de collega van VWS heb gevraagd om de overschrijding in 2010 vanaf 2011 en volgend jaar intertemporeel te dekken. Normaal te doen gebruikelijk was dat er een overschrijding was in het lopend jaar die structureel doorwerkte en die door de minister van VWS structureel moest worden gedekt vanaf het daaropvolgende jaar, zodat de lopende overschrijding werd betaald door andere collega's. Dat vond ik niet fair, ook niet ten opzichte van de andere collega's, dus nu hebben wij een vrij stevige afspraak gemaakt. Dat zal ook blijken uit de Miljoenennota die op Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Om te beginnen moeten de totaalkaders uiteraard verticaal sluiten op nul. Ook moeten de horizontale lijnen intertemporeel tot 2015, dus meerjarig, op nul sluiten. Het tekort in de 2010-lijn, dat je nu alleen nog ziet in de Voorjaarsnota, wordt dus goed gemaakt ten opzichte van de rest vanaf 2011. Dat is in ieder geval al een stukje degelijk begrotingsbeleid, dat in ieder geval geen enkele prikkel in stand houdt – mocht die er al zijn geweest, waarvan ik niet uitga – om in het lopend jaar een overschrijding te hebben. Voor de rest zullen wij inderdaad heel structureel – dat zal echt een opgave zijn, waaraan politieke partijen aandacht hebben besteed in hun verkiezingsprogramma's – moeten kijken naar de oorzaken van de overschrijdingen. Die zullen moeten worden geadresseerd in een wat meer fundamentele zin. Overigens is collega Klink, ondanks dat hij demissionair is, al hard aan het nadenken over hoe dat zou moeten. Het gaat dan niet alleen om de Q, dus de hoeveelheid, maar ook om de P, dus de prijs. Beide moet je natuurlijk goed in de gaten houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Kan de minister van Financiën ons toezeggen dat wij bij de begrotingsbehandeling een aparte brief krijgen, zodat wij hier specifiek over kunnen doorpraten? Ik denk dat het van belang is dat wij de ontwikkeling die wij jaar in, jaar uit hebben gezien – waarbij het niet alleen om autonome groei ging, maar echt om forse bedragen – gaan stoppen, want het is zo ontzettend frustrerend voor iedereen. Volgens mij is dit te zijner tijd een apart debat waard.

Minister De Jager:

Ik vind het ook een belangrijk thema. Ik zal er een aparte passage over opnemen in de Miljoenennota. Wij adresseren in de Miljoenennota soms specifiek een bepaald thema om daarover bij de algemene financiële beschouwingen te kunnen spreken. De collega van VWS kan er vervolgens bij de toelichting op zijn begroting wat uitgebreider op ingaan, zodat ook de gezondheidszorgwoordvoerders aan bod komen. Wij hebben dan zowel een moment voor de financieel woordvoerders via de Miljoenennota als een moment voor de vakwoordvoerders. Dat zeg ik toe. Als ik een toezegging doe, geldt die ook voor mijn ambtsopvolger.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, u moet gewoon doorgaan, want anders worden de leden onrustig.

Minister De Jager:

Dat willen wij niet. Ik herneem snel mijn betoog.

Ik moet nog één vraag behandelen. Dat is de vraag van mevrouw Blanksma over de vertraging van kasuitgaven in het stimuleringspakket. De stimuleringsmaatregelen zijn voor het grootste deel aan het begin van 2009 van kracht geworden, na de sterke economische krimp in het laatste kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009. Inmiddels is er volgens een raming van het Centraal Planbureau in 2010 sprake van een economische groei van 1,5%. Zonder stimuleringsmaatregelen was er in 2010 nog steeds sprake geweest van economische krimp. Er bestaat wel veel onzekerheid over het economisch herstel vanwege de "sovereign debt crisis" in Europa.

Gegeven alle onzekerheden en het feit dat zonder crisisbeleid er sprake zou zijn van krimp, lijken de stimuleringsmaatregelen redelijk te passen bij de huidige economische situatie. Vanuit het perspectief van een betrouwbare overheid en gegeven de voorbereidingstijd die nodig is voor beleidsaanpassingen, lijkt het niet in de rede te liggen om de accenten van het crisisbeleid te verschuiven.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik heb een aanvullende vraag over de effectiviteit van de maatregelen. Daar heeft de heer Koolmees volgens mij ook nadrukkelijk naar gevraagd. Zijn die maatregelen effectief? Kunnen er geen andere prioriteiten gesteld worden? Wij hebben specifiek naar de huizenmarkt gevraagd. Dan kijk ik ook naar de heer Weekers. De huizenmarkt zit potdicht, die zit op slot. Er zit echter nog wat overcapaciteit, wat onderuitputting, in de stimuleringsmaatregelen. Is het niet zinvol om te bekijken of wij een extra impuls kunnen geven vanuit de bestaande middelen die nog in het stimuleringspakket zitten?

Minister De Jager:

Het Centraal Planbureau heeft in zekere zin aangegeven dat de maatregelen effectief zijn. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat het CPB het totaal heeft bekeken en meer op basis van het bestedingseffect. Tot nu toe was het voor het Centraal Planbureau heel erg moeilijk om te meten wat de effecten van individuele maatregelen zijn. Dat heeft het CPB in ieder geval nog niet achterhaald. Is het bijvoorbeeld beter om te investeren in de bouwmarkt dan een heel ander terrein? Wij zijn wel van plan om dat te evalueren, omdat er veel geld naartoe is gegaan. Die toezegging kan ik doen, maar daar hebben wij waarschijnlijk externe partijen bij nodig. Misschien vragen wij dat opnieuw aan het Centraal Planbureau. Daarvoor zal het CPB meer tijd hebben. Het CPB heeft nu een evaluatie gemaakt, maar daarin is niet ingegaan op de differentiatie van de maatregelen. Dat is heel ingewikkeld. Ik kan wel een evaluatie daarvan toezeggen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Dat is prima, maar wij hebben vandaag een probleem. Vandaag praten wij over de Voorjaarsnota 2010. Vandaag is er sprake van onderuitputting van de stimuleringsmaatregelen. De huizenmarkt zit vandaag dicht. Wij hebben eigenlijk niet heel veel tijd om op allerlei statistieken en evaluaties te wachten. Het is belangrijk dat de Kamer in meerderheid een uitspraak doet over de vraag hoe zij ertegen aankijkt.

Minister De Jager:

Nogmaals, altijd als iets geld kost moet er ten eerste sprake zijn van dekking in het jaar zelf. Ten tweede blijkt uit de signalen van het Centraal Planbureau tot nu toe niet dat er ineens sprake is vanspecifieke heel effectieve maatregelen. Ik wil geen verwachtingen wekken over de effectiviteit. Tot nu toe heeft men als het ware het bestedingseffect meegenomen en niet meer dan dat. Dat is dus geen extreem positieve benadering. Er zijn op dit moment geen signalen waaruit blijkt dat een bepaalde maatregel daar bovenop nog eens ontzettend veel extra effectiviteit oplevert. Het is redelijk positief, maar niet extreem. Dat moeten wij in de evaluatie echter nog allemaal bekijken.

De heer Koolmees (D66):

Kan de minister toezeggen dat hij de evaluatie laat uitvoeren op het deelniveau van de regelingen, om op die manier te bekijken wat de effectiviteit daarvan is geweest? Dan heb je ook voor de toekomst een beter beeld van effectieve maatregelen die de economie daadwerkelijk stimuleren.

Minister De Jager:

Dat lijkt mij verstandig voor zover dat kan. Nogmaals, tot nu toe vindt het Centraal Planbureau het best lastig om dat soort deelexercities te maken. Het ministerie van Financiën zal in ieder geval eens met het CPB bespreken op welke wijze wij zoiets kunnen evalueren. Ik ben daar zelf ook heel erg benieuwd naar. Je kunt dan namelijk leren en lessen trekken voor de toekomst. Hetgeen mogelijk is, zullen wij doen.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn en ik kijk even rond om te bezien of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat dit het geval is.

Het woord is aan de heer Weekers van de VVD. De spreektijd in de tweede termijn bedraagt, zoals u weet, een derde van die in de eerste termijn. Dit betekent voor de heer Weekers maximaal vier minuten. Die zijn zo om, zeg ik tegen de heer Weekers.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Wij hebben uitvoerig over de Voorjaarsnota gesproken. Ik heb in mijn eerste termijn precies aangegeven wat ik van een aantal zaken vind. Dat ga ik nu niet herhalen, ook omwille van de tijd. Heel veel dingen die straks moeten worden geregeld voor 2011 en verder zullen straks onderdeel van de informatie en de formatie worden. Dan kunnen wij elkaar past echt de nieren proeven en bezien wat partijen echt willen doen om het huishoudboekje op orde te krijgen.

Ik heb in de eerste termijn van collega Plasterk gehoord dat de Partij van de Arbeid zuinig is. Ik heb nog geen concrete voorstellen gezien, maar ik ben er wel erg benieuwd naar. Dat geldt ook voor enkele andere partijen. Uiteindelijk zullen wij daar wellicht komende zomer of uiterlijk rond Prinsjesdag wat meer van weten.

De lopende begroting over 2010 is wat de VVD betreft al veel te royaal: de overheid geeft 10 mld. meer uit dan in 2009. Ik vind het in elk geval belangrijk, namens de VVD, dat wij de zaak niet nog verder uit de hand laten lopen. Om die reden steunen wij de minister in al zijn maatregelen om de zaak binnen de uitgavenkaders te houden. Vanaf het spreekgestoelte roep ik de collega's ertoe op om, wanneer zij met alternatieve voorstellen komen, in elk geval het fatsoen te betrachten om die voorstellen deugdelijk te dekken. Als er voorstellen komen, zullen wij ze daarop beoordelen.

Op een tweetal punten heb ik geen antwoord gekregen van de minister. In de eerste plaats betreft dat mijn vraag of wij stimuleringsmaatregelen niet veel beter op een alternatieve manier kunnen inzetten, met name om particuliere bestedingen los te trekken, in het bijzonder voor de huizenmarkt en de bouw. Ik dien daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bouwsector al ruim een jaar wordt geconfronteerd met een omzetdaling en dat de woningbouwproductie inmiddels is ingestort;

overwegende dat de prijsdaling van koopwoningen blijft voortduren;

overwegende dat deze ontwikkelingen een groot risico vormen voor de werkgelegenheid, het functioneren van de woningmarkt en de economie in zijn geheel;

constaterende dat een tijdelijk maatregelenpakket noodzakelijk is, dat erop is gericht om de genoemde ontwikkelingen te keren;

van mening dat de volgende maatregelen hier onderdeel van kunnen uitmaken:

  • - direct beschikbaar stellen van de overgebleven stimuleringsmiddelen woningbouw uit de derde tranche in een vierde tranche;

  • - verhoging van de NHG verlengen met een jaar;

  • - zo snel mogelijk het btw-tarief voor renovatie van de eigen woning verlagen van 19% naar 6%;

  • - verlengen van de periode waarin een beroep kan worden gedaan op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting bij doorverkoop van een woning van 6 naar 18 maanden;

  • - verlengen van de maximale termijn van de aanspraak op tijdelijke hypotheekrenteaftrek voor een woning in de verkoop met een jaar;

verzoekt de regering, op de kortst mogelijke termijn de Kamer te informeren hoe en op welke wijze dit pakket gerealiseerd kan worden;

verzoekt de regering voorts om voor 2010 dekking te vinden in de middelen uit het stimuleringspakket die waren gereserveerd voor de incidentele verhoging van de EIA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Weekers en Blanksma-van den Heuvel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(32395).

De heer Weekers (VVD):

Als de EIA-regeling wordt stopgezet, valt er volgens de opgave van het ministerie van Financiën een bedrag vrij van 250 mln. Het pakket dat wij hebben voorgesteld, wordt becijferd op 50 mln. omdat dit neerslaat in het laatste kwartaal van dit jaar. Dan heb je straks na de bouwvakvakantie een goede stimulans.

Dan dien ik nu mijn tweede motie in, en daar rond ik ook mee af. Het gaat om een vraag waarop ik ook geen antwoord heb gekregen, namelijk het verzoek om het spaarloon vrij te geven. Ik was de heer Plasterk zeer erkentelijk dat hij met dezelfde oproep kwam. Wij hebben de zaak in elkaar geschoven, samen met de heer Van Dijck, die dit al eerder heeft gedaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vrijgeven van het spaarloon juist bij een licht aantrekkende consumptie het meest effectief is om de bestedingen en daarmee de economie een impuls te geven;

overwegende dat de resultaten van de vakantiegeldenquête van het Nibud en de cijfers over het spaargedrag van Nederlandse huishoudens het beeld lijken te bevestigen dat consumenten meer bereid zijn te besteden dan in 2009;

overwegende dat hiermee tevens het tij kan worden gekeerd voor de detailhandel, die al bijna twee jaar in zwaar weer verkeert;

verzoekt de regering, het spaarloon op de kortst mogelijke termijn vrij te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Weekers, Tony van Dijck, Plasterk en Blanksma-van den Heuvel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(32395).

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Voorzitter. Een korte reactie in tweede termijn. Ik dank de minister voor het beantwoorden van de vragen. Ik dank hem ook voor de toon waarop hij vandaag in dit debat heeft gesproken. Hij neemt in ieder geval de verantwoordelijkheid van dit kabinet ter harte om tot een sluitende begroting te komen en hij neemt daarin zijn verantwoordelijkheid.

Het is geen makkelijk jaar. Er zijn begrotingstekorten. Het is goed dat toch alles op alles gezet wordt om een sluitende begroting gerealiseerd te krijgen. Ik denk dat dit een compliment waard is en ik roep ook al mijn collega's van de andere fracties op om, voor zover zij wijzigingen in de begroting aanbrengen, er rekening mee te houden dat die wijzigingen uitsluitend betrekking kunnen hebben op 2010. Dat is waar wij het vandaag over hebben. De dekking die daarvoor wordt gezocht, dient een solide karakter te hebben. Die verantwoordelijkheid moet in ieder geval genomen worden.

Voor onszelf hebben wij als antwoord het stimuleringspakket. Wij hebben gezegd: er zijn bedragen over en wij zouden daar een alternatieve besteding voor willen zien. De heer Weekers heeft een motie over de bouwmarkt ingediend. Die motie is samen met mij ontworpen. Wij willen graag de hele bouwmarkt een stimulans geven, nog dit jaar. Daarom was het noodzakelijk, die motie vandaag nog in te dienen. Wij hebben voor dit jaar een dekking beschikbaar. Structureel is het niet ingericht. Ik denk dat dit belangrijk is.

Wat de overschrijdingen in de zorg betreft – het gaat om 1,4 mld. – hebben in de loop van deze week negen debatten plaatsgevonden om de zorg zoveel mogelijk binnen de kaders te houden en om eigen beleid te voeren, zodat de overschrijdingen in maatregelen opgelost kunnen worden. Wij begrepen in ieder geval dat het pijnlijke maatregelen zijn, ook voor het CDA zijn het pijnlijke maatregelen. Veel mensen zullen dat voelen, maar het is wel belangrijk dat we de verantwoordelijkheid nemen om de rekening niet door te schuiven naar volgende kabinetten en volgende periodes. In die zin hopen we dat daar in collegiaal verband voldoende begrip voor zal zijn. Ik herinner aan de oproep van de fractie van de ChristenUnie in verband met de VWS-begroting. We hebben statistieken laten maken van de laatste 15 jaar. De begrote bedragen worden praktisch nooit gehaald. Er zijn altijd begrotingsoverschrijdingen. Dat mag geen structureel karakter hebben. Begrotingen dienen zo realistisch mogelijk te zijn en ze dienen te worden nagekomen. Op dat punt moeten we met elkaar meer discipline opbrengen.

Tot slot nog een woord over het inboeken van de 3,2 mld. waar wat discussie over is. De intentie van de CDA-fractie is om loonmatiging voorop te stellen, ook in de collectieve sector. Wij hebben die loonmatiging ook in ons verkiezingsprogramma staan. Ik acht het belangrijk dat er maximaal op wordt ingezet om daar het maximum uit te halen en ik roep de minister op, maximale inzet te tonen op alles wat op dat vlak nu nog te realiseren valt.

De heer Plasterk (PvdA):

Voorzitter. Allereerst via u dank aan de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Als ik dat in eerste termijn niet al gezegd heb: dank dat hij inderdaad systematisch probeert om alle skeletten tot op het laatste botje aan toe uit de kast te verwijderen. Dat verdient grote waardering. Juist in deze wat ongebruikelijke situatie met een wel zeer smalle coalitie vraagt dat nog meer van zijn stuurmanskunst, dus alle waardering voor zijn bijdrage, ook vandaag.

Ik dank hem ook voor zijn beantwoording inzake de internationale vergelijking. Wellicht om het laatste misverstand weg te nemen: het was geenszins mijn bedoeling om de indruk te wekken dat het allemaal wel meevalt met de economische crisis. Zo kan het ook niet gehoord zijn. Er wordt echter af en toe de indruk gewekt op grond van internationale vergelijkingen dat wij ver achterblijven bij bijvoorbeeld Duitsland. Ik constateer dat de minister bevestigt dat dit niet het geval is. Dat laat onverlet dat de urgentie van het herstructureren van de overheidsfinanciën in Nederland groot is. Ik heb gezegd dat met name de rol van de bankensector maakt dat het herwinnen van het vertrouwen of het houden van een rotsvast vertrouwen van de financiële markten in het beleid dat hier wordt gevoerd cruciaal is. Ik vind ook dat wij de komende tijd ingrijpende maatregelen moeten nemen, laat daar geen misverstand over bestaan.

Mijn volgende punt betreft de lerarensalarissen. Ten eerst vind ik het – dat is uitgebreid besproken – niet acceptabel dat daar waar wij een aantal jaren met grote en brede steun van de Kamer, inclusief die van de VVD-fractie, hebben geprobeerd om de achterstand van de lerarensalarissen op die op de markt in te lopen via een heel actief actieplan, dit beleid bij Voorjaarsnota op een achternamiddag doorknippen. Dat mag niet nu bij deze Voorjaarsnota gebeuren. Het gaat nu alleen maar om 2010. Bij andere gelegenheden moet verder naar de toekomst worden gekeken. Mijn opvatting, ook voor de toekomst, is helder. Ik heb een motie hierover opgesteld en die zal ik zo voorlezen.

Ik wil eerst nog even kort benadrukken dat in het onderwijs cao's zijn afgesloten. Wanneer een korting hiervoor wordt doorberekend aan de minister van OCW, moet die linksom of rechtsom ergens worden opgevangen. Er zijn in feite twee mogelijkheden. De eerste is dat het van de lumpsum afgaat. De cao's zijn afgesloten, dus dan moeten er leraren uit of moet er minder lesgegeven worden. De tweede is dat – dat is wat ik bepleit – wij dat bedrag afhalen van de andere dan de lumpsumuitgaven bij OCW, namelijk van de subsidies. Nu wil het geval dat op verzoek de CDA-fractie, van de heer Jan Jacob van Dijk, het ministerie van OCW is gevraagd om een lijst te maken van alle subsidies. Men had de stellige indruk dat daar nogal wat kosten bij zaten die een iets minder directe noodzaak hadden. Het gaat om een totaalbedrag subsidies van 1,4 mld. Als je daar bijvoorbeeld 20%, om het percentage te nemen dat voor al die heroverwegingen geldt, posterioriteiten van pakt, heb je een bedrag van 280 mln. Daar past dit volledig binnen. Natuurlijk zal er dan vanuit het ministerie worden gezegd dat het allemaal niet kan en dat het op allerlei problemen stuit. Als wij dit niet doen, landt het echter linksom of rechtsom in het onderwijs.

De heer Weekers (VVD):

Ik vind het erg interessant dat de PvdA-fractie nu aangeeft dat in elk geval 20% van de subsidies van het ministerie van OCW eigenlijk overbodig is. Ik wil de heer Plasterk vragen of hij heel specifiek kan aangeven welke subsidies hij wil schrappen. Zijn dat ook subsidies die hij zelf in een vorige hoedanigheid in de afgelopen periode heeft ingevoerd? Als dat niet geval is, is mijn vraag of het wel verantwoord is om de kaasschaaf te hanteren. Een aantal subsidies in het onderwijs is immers ondersteunend aan of bij het onderwijsproces.

De heer Plasterk (PvdA):

Allereerst heb ik niet gezegd dat die subsidies overbodig zijn. De vraag is echter wat het zwaarst weegt als je ze afweegt tegen uitgaven die je doet aan het primaire proces, aan het onderwijs zelf en de salarissen van de leraren. Aan spelletjes van wie heeft welke subsidie ingevoerd, doe ik niet mee. Ik sluit helemaal niet uit – laat ik daar openhartig over zijn – dat de regering op mijn voorstel drie jaar geleden de Kamer heeft gevraagd om een subsidie in te voeren, toen het geld nog over de plinten klotste en voordat er een internationale economische crisis was, waarvan je nu bij heroverweging zegt: als het alternatief is dat wij de lerarensalarissen ontkoppelen van de markt, zullen wij een deel van die subsidie moeten heroverwegen. Dat sluit ik helemaal niet uit. Ik zou het ook helemaal geen persoonlijke schande vinden als dit het geval was.

Ik zal de motie voorlezen, want dan is helder waar het over gaat. Ik zal de regering uitnodigen een lijst van posterioriteiten te maken en op basis daarvan een dekkingsvoorstel aan de Kamer te doen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik heb nog een aanvullende vraag over hetgeen de heer Plasterk zei over de subsidies en de dekking. Wat hij nu voorstelt, is dat hetzelfde als de heer Cohen op de onderhandelingstafel legt? Is dat exact hetzelfde?

De heer Plasterk (PvdA):

Ik geloof dat ik de motie maar ga voorlezen, voorzitter.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik stel gewoon een vraag. Het is een interruptie met een vraag.

De heer Plasterk (PvdA):

Dan moet u die vraag uitgebreid toelichten.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ligt datgene wat u nu zegt inhoudelijk op tafel bij de coalitieonderhandelingen?

De heer Plasterk (PvdA):

Wat is dat voor een rare vraag? Er is helemaal nog geen sprake van coalitieonderhandelingen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Nee, maar gaat u dit dan op de onderhandelingstafel leggen? U hoeft alleen maar ja of nee te zeggen.

De heer Plasterk (PvdA):

Wat is dit voor een onmogelijke vraag? Ik zou het avondblad lezen. Ten eerste is er nog geen sprake van coalitieonderhandelingen. Ten tweede, als die er waren, zou ik niet hier vertellen wat wie dan ook daar op tafel gaat leggen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ik neem aan dat er binnen de PvdA nog wel sprake is van consistent beleid.

De heer Plasterk (PvdA):

Ja, ik denk dat ik die vraag nu wel voldoende beantwoord heb. Mag ik nu mijn motie voorlezen?

De voorzitter:

Jazeker.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het noodzakelijk is dat het lerarenberoep aantrekkelijker wordt gemaakt en dat daarbij ook de salariëring van belang is;

overwegende dat het referentiemodel een waardevol instrument is om de lonen in het onderwijs mee te laten stijgen met die in de marktsector;Plasterk

constaterende dat het kabinet meerdere malen heeft gezegd dat in 2010 "de referentiesystematiek gevolgd zal worden" (onder andere in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (31070, nr. 51));

constaterende dat hiervoor bij de Voorjaarsnota voor 2010 geen ruimte meer is gereserveerd;

constaterende dat de regering hiermee in strijd handelt met de motie-Azough (32124, nr. 12);

verzoekt de regering om alsnog het benodigde bedrag voor het handhaven van het referentiemodel beschikbaar te stellen en de dekking hiervoor te zoeken binnen de posterioriteiten bij de subsidies, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs,

verzoekt de regering om de wijze waarop deze dekking is gerealiseerd in september te rapporteren bij de presentatie van de begroting van OCW voor 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Plasterk, Sap, Koolmees, Irrgang en Slob.

Zij krijgt nr. 5(32395).

De heer Weekers (VVD):

Ik stel een heel concrete vraag aan de heer Plasterk. Hij spreekt over posterioriteiten van subsidies. Bedoelt hij het gehele subsidiekader van het Rijk, of bedoelt hij binnen OCW?

De heer Plasterk (PvdA):

Ik bedoel het tweede, dus binnen OCW.

De heer Weekers (VVD):

Dat is in elk geval helder en afgebakend. Mijn tweede vraag is of de PvdA zelf al een bepaalde richting in gedachten heeft om die dekking te vinden of vindt zij dat het kabinet, waarvan de PvdA geen deel meer uitmaakt, wat dat betreft een vrije keuze heeft? Gaat het erom dat het sowieso gehaald wordt?

De heer Plasterk (PvdA):

Ik ga uit van het tweede, maar u hebt wel in de motie gelezen dat ik het kabinet verzoek om de Kamer daarover in september te rapporteren. Uiteindelijk is de Kamer er dan zelf bij om te oordelen of het een juiste keuze is.

De heer Weekers (VVD):

Mijn laatste vraag op dit punt stel ik om een beetje de financiële nieren te proeven van de heer Plasterk als nieuw financieel woordvoerder. Moet de dekking binnen de subsidies over 2010 worden gevonden? Met andere woorden, er wordt nu een gat geslagen in de begroting voor 2010, maar dat wordt gedekt door middel van het subsidiekader, binnen de begroting OCW. Als dat ook slaat op subsidies die anders in 2010 zouden worden uitgekeerd, is het op zichzelf financieel degelijk. Is dat de opdracht die u meegeeft aan de minister? Mocht de minister dat niet kunnen realiseren, staat u dan ook niet toe dat er op een andere manier een gat valt?

De heer Plasterk (PvdA):

U doelt nu op de minister van OCW, namelijk de heer Rouvoet. Als wij hem vroegen of hij denkt dat het mogelijk is om die subsidies in 2010 vrij te maken, zou hij waarschijnlijk zeggen dat dit buitengewoon lastig zal zijn. Naar mijn idee is het wenselijk om dat binnen de subsidies voor 2010 te doen, maar het moet hoe dan ook helder zijn dat hij het zal moeten oplossen. Uiteindelijk is het aan de Kamer om te beoordelen of die oplossing adequaat is.

De heer Irrgang (SP):

Is de heer Plasterk al klaar?

De heer Plasterk (PvdA):

Nee. Ik heb deze motie ingediend en vragen beantwoord. Ik ga snel door, want ik zie dat de voorzitter kijkt.

In eerste termijn kondigde ik aan dat ik een motie wilde indienen over het spaarloon, maar de heer Weekers bleek daarmee ook druk bezig te zijn. Ik heb dus een handtekening onder die motie geplaatst.

Ik heb een vraag gesteld over de politie. Ik weet niet zeker of de minister al geantwoord heeft op de vraag wat precies de omvang van de problematiek daar is. Ik laat het er maar even bij dat de heer Slob met een voorstel in dezen zal komen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf, voor het geval dat nodig zou zijn, een alternatieve dekking had gezocht, die onder andere bestond uit taakstelling bij de AIVD, de NCTb en het COA en die optelde tot wat ik aannam dat het benodigde bedrag was, namelijk 35 mln. Maar dit meld ik alleen voor de goede orde.

De voorzitter:

U moet nu echt afronden.

De heer Plasterk (PvdA):

Ik rond nu af.

De voorzitter:

Nee, u hebt nu nog twee vragen, eerst van de heer Irrgang en daarna van de heer Van Dijck.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb nog één vraag aan u, mijnheer Plasterk. U hield vandaag uw maidenspeech over de Voorjaarsnota. U merkt wel dat de VVD, die rechtse rakkers, alleen willen bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen; veel te snel en op de verkeerde dingen. Daar moet u dan straks een kabinet mee vormen. Geeft u dat nou een goed gevoel vandaag zo, aan het einde van dit debat? Of denkt u van: goh, met die SP'ers valt misschien ook nog wel zaken te doen?

De heer Plasterk (PvdA):

Dit is een serieuze vraag. Laat ik die serieus beantwoorden. Ik denk dat nooit ergens de indruk gewekt is dat de onderhandelingen over een Paarse coalitie een fluitje van een cent zouden zijn. Die brengen wel degelijk met zich mee dat er serieus en moeizaam doorgepraat moet worden op punten waarover men wellicht verschillend denkt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben blij dat de voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eindelijk tot het inzicht is gekomen dat die 1,4 mld. aan subsidies inderdaad wel een tandje minder kan. Daar geeft hij nu een voorzet voor aan deze minister. Moet deze minister nu specifiek kijken naar onderwijssubsidies of kan hij ook kijken naar cultuursubsidies? In de cultuursubsidiesferen ken ik ook een hoop fondsen die ik kan missen als kiespijn. Creëert de heer Plasterk nu een iets ruimere opdracht? Wat mij betreft mag gekeken worden naar het hele subsidiekader.

De heer Plasterk (PvdA):

Een heldere vraag. Mijn antwoord is ook helder. Wat mij betreft heeft het betrekking op de subsidies bij OCW. Het is dus niet op voorhand voorgesorteerd op enig terrein.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Dat betekent dat voor u de dekking gezocht kan worden in de subsidies van het hele cultuur- en mediabeleid?

De heer Plasterk (PvdA):

Emancipatie, wetenschap en wat dies meer zij; dus, nogmaals, op heel het terrein van OCW. Ik wil tegen de heer Van Dijck nog wel zeggen dat ik daarmee dus niet heb gezegd – maar hij zei dat ook niet, hoor – dat wat nu gesubsidieerd wordt niet belangrijk is. Het is uiteindelijk een afweging van wat je net nog wat belangrijker vindt.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik sta geen interrupties meer toe. Ik ga nu echt proberen of we weer een beetje in de tijd kunnen komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording van de vele vragen die over de Voorjaarsnota zijn gesteld. Ik heb zelf in mijn eerste termijn ingezoomd op drie onderwerpen. Dat zal ik nu ook kort doen.

Allereerst de lerarensalarissen. Ik heb namens mijn fractie uitgesproken dat wij graag zouden zien dat de inhaalslag die gemaakt is, een vervolg krijgt en dat er dus niet ineens een gat valt dat doortikt in de jaren daarna. Dat is uiteindelijk ook de reden dat ik de enigszins creatieve oplossing waar de heer Plasterk voor heeft gekozen, heb gesteund. Ik zie het ook min of meer als een soort kasschuif, het wat naar voren trekken van geld. Het zou heel goed kunnen dat een nieuw kabinet opnieuw kijkt naar alle subsidies, wat sowieso een wens is van de Kamer. Als we vinden dat geld dat naar voren is gehaald, later toch wel uitgegeven moet worden voor het doel dat daarvoor bestemd is, kunnen we daar uiteraard op een later moment gewoon onze keuzes in maken. Laten we het dus niet veel zwaarder maken dan het is.

Voor de lange termijn heb ik de wens uitgesproken dat de bankenbelasting snel wordt ingevoerd. Ik heb daar ook een motie over. Ik heb in eerste termijn gezegd dat voor mij een deel van de opbrengst kan worden gebruikt voor het probleem waar we met elkaar over hebben gesproken rond de leraren- en politiesalarissen. Dat is ook een enigszins creatief omgaan met begrotingsregels. Het is niet de bedoeling om dat structureel te doen. Ik herinner me dat we bij het crisisakkoord ook een paar uitzonderingen hebben gemaakt. In een bepaalde situatie kan het gewoon zo zijn dat je zegt: nu moeten we niet rechter in de leer zijn dan strikt noodzakelijk is, omdat het doel dat we willen dienen, daar net even bovenuit stijgt. Zo zie ik ook de hele problematiek rond de salarissen.

Dat brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op de Europese top afgelopen juni overeenstemming is ontstaan om in Europees verband een heffing in te voeren op financiële instellingen;

constaterende dat de drie grootste Europese economieën, te weten Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk, reeds concrete maatregelen nemen om een vorm van bankenheffing per 2011 in te voeren;

van mening dat banken een bijdrage dienen te leveren aan de kosten die verband houden met de kredietcrisis;

tevens van mening dat een deel van de opbrengst van de bankenheffing gebruikt kan worden voor de problemen die nu zijn ontstaan met onder andere de leraren- en politiesalarissen;

verzoekt de regering, een bankenbelasting in het Belastingplan 2011 op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Plasterk, Sap en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32395).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb nog één motie. Ik zal haar snel voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er innovatiesubsidie beschikbaar is gesteld voor vrije stromingsenergie, maar dat er in Nederland ook waterkrachtprojecten marktrijp en investeringsgereed zijn, zoals bij de Oosterschelde, de Brouwerssluis en de Afsluitdijk;

van mening dat waterkrachtprojecten kunnen bijdragen aan het behalen van de Nederlandse duurzame doelstellingen;

verzoekt de regering, na de sluitingstermijn van de SDE-regeling bij mogelijke onderuitputting van de categorie waterkracht in de verdeling voorkeur te geven aan de categorie "energie uit vrije getijstroming",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32395).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik zal het kort houden.

Deze Voorjaarsnota is wat ons betreft meer een status quo-nota. Er gebeurt niet veel. Slechts een paar overschrijdingen worden gerepareerd, maar het echte werk om het tekort terug te dringen, de echte bezuinigingsvoorstellen, blijft vooralsnog uit. Dat zal wel met Prinsjesdag komen. De PVV vindt dat jammer. De minister kan het reces misschien gebruiken om eens het verkiezingsprogramma van de PVV erop na te slaan. De PVV heeft namelijk wel alle begrotingen doorgekamd en gezocht naar mogelijkheden om te consolideren. Zij kwam zo al op snel op 20 mld., waarbij de burger zo veel mogelijk is ontzien.

De rijksoverheid geeft dit jaar 272 mld. uit. Dat is bijna 50% van wat we met z'n allen in Nederland verdienen. Daar zit toch voldoende vet, voldoende ruimte om te snijden zonder de rekening gelijk bij de burgers neer te leggen. We hebben vorige maand de subsidiebijbel gekregen. Elk jaar pompen we 6 mld. aan subsidies de deur uit. De heer Plasterk heeft de minister het verzoek gedaan om naar subsidies te kijken. Ik vraag de minister niet alleen naar OCW-subsidies te kijken, alhoewel die ook een grote kluif van 1,4 mld. zijn, maar naar alle subsidies voor posterioriteiten. Wij hebben die exercitie ondernomen. Wat ons betreft kan de helft van die subsidies de prullenbak in. Daarmee besparen we al 3 mld.

Ik heb de minister nog gevraagd om een overzicht van alle garanties die we geven voor kredieten, lidstaten en andere zaken. Kan de minister ons voor Prinsjesdag voorzien van een garantieoverzicht waarin opgenomen is welk risico we lopen en welke opbrengsten deze garantiestellingen in zich dragen?

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De behandeling van deze Voorjaarsnota en de onderhandelingen over de vorming van een nieuw kabinet vinden plaats onder een gesternte van een wereld waarin een grote discussie plaatsvindt over de vraag of er bezuinigd moet worden of dat er juist moet worden doorgegaan met stimuleren. Ik ben het de minister eens dat we het daarover niet met elkaar eens zijn. De SP-fractie denkt dat het gevaar op een wereldwijde depressie nog lang niet geweken is. We vinden het belangrijk om te constateren dat Nederland geen Griekenland is. Nederland is nu juist een van de landen binnen de Eurozone die juist wat meer zouden kunnen doen aan het blijven stimuleren. Dat is voor sommige landen in Zuid-Europa natuurlijk veel moeilijker of zelfs onmogelijk. Er is geen reden om vertrouwenseffecten te veronderstellen bij bezuinigingen die op magische wijze tot groei zouden kunnen leiden in plaats van tot minder groei, al spreekt de minister daar voortdurend over. Sterker nog: meer bezuinigingen kunnen leiden tot negatieve vertrouwenseffecten. Het gebrek aan vertrouwen van de financiële markten is voor een land als Griekenland wel een probleem. Laten wij ook eens kijken naar een ander land in Europa: Ierland. Dit land verkeert in grote problemen, hoewel het wel fors aan het bezuinigen is. Toch hebben de financiële markten het vertrouwen in Ierland nog niet teruggekregen; zij hebben nog steeds wantrouwen. De financiële markten zijn soms irrationeel. Wat je ook doet, het blijkt voor deze landen niet voldoende.

De SP stelt in haar verkiezingsprogramma 10 mld. voor. Als je de Duitse methode gebruikt, zou dat 50 mld. zijn tot en met 2015. Wij hebben vandaag vernomen dat de groei van de industriële productie in China afzwakt. In Europa, de Verenigde Staten en overal in de wereld sputtert het herstel. Er is alle reden om heel erg voorzichtig te zijn met grote bezuinigingen.

Tot slot een concreet punt waarover wij bij de behandeling van deze Voorjaarsnota hebben gesproken: de bezuiniging op de lerarensalarissen. De minister leek in twijfel te trekken of er nog wel een lerarentekort is. Daar kan geen twijfel over bestaan: het lerarentekort bestaat nog steeds en is nog steeds niet opgelost. Het kan zelfs nog toenemen door de vergrijzing. Dan is deze korting op de lerarensalarissen echt "penny wise, pound foolish"! Daarom hebben wij de motie van de heer Plasterk medeondertekend.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn reactie en voor de beantwoording van de vragen. Ik dank hem vooral voor de toezegging dat hij op Prinsjesdag 2010 een oplossing zal presenteren voor de tegenvallers die nu zijn gesignaleerd. Ook heel veel dank voor de toezegging om de effectiviteit van de stimuleringsmaatregelen in kaart te brengen. Ik denk dat het heel goed is om een beter beeld te krijgen van wat werkt en wat niet en wat we kunnen doen, als we nog een keer in een crisis komen, om de economie een zetje te geven.

Het is voor D66 heel erg belangrijk dat de overheidsfinanciën weer op orde worden gebracht. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het aanvullend beleidsakkoord bezuinigingen van 3,2 mld. voor 2011 zijn voorgenomen als uitwerking van een sociaal akkoord op lonen en uitkeringen in de collectieve sector;

constaterende dat deze bezuinigingen tot dusverre niet via een sociaal akkoord en de nullijn worden gerealiseerd;

van mening dat het begrotingstekort en de staatsschuld hoog zijn en er toch zo snel mogelijk een begin moet worden gemaakt met het op orde brengen van de overheidsfinanciën;

verzoekt de regering om voor Prinsjesdag 2010 alternatieve maatregelen voor te bereiden ter invulling van voornoemde bezuinigingen en hiervoor op zoek te gaan naar meerderheden in de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32395).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst kom ik op de lerarensalarissen. Ik moet zeggen dat ik de toon die de minister vandaag in het debat aanslaat, niet echt passend vind. Vanaf het moment dat wij het crisispakket in de Kamer besproken hebben, hebben wij en vele andere partijen in de Kamer onze grote zorgen geuit over wat de inboeking van de nullijn betekent voor de salarissen van de leraren. Daar maken wij ons terecht zorgen over. Het actieplan LeerKracht is er immers niet voor niets gekomen. Leraren hebben een jarenlange, grote achterstand opgelopen. Verhoging van salarissen is een van de belangrijke manieren om de kwaliteit van onderwijs te versterken. Omdat het veld zich daar ook heftig in roerde, heeft het kabinet vorig jaar in het voorjaar een brief naar de Kamer gestuurd, waarin elke zorg volledig van tafel werd geveegd en als onzin werd afgedaan. Er werd ons verzekerd dat voor 2012 gewoon de ontwikkeling in de marktsector zou worden gevolgd. Daarmee was ook het veld gerustgesteld, voor dat moment. Vervolgens kregen wij toch allerlei andere signalen. Dat was voor mijn fractie, in de persoon van mevrouw Azough, de reden om dit voorjaar een motie in te dienen, die Kamerbreed is gesteund. Dat het kabinet nu alsnog wel met die nullijn komt, vind ik ontluisterend. Ik vind het vooral ook ontluisterend dat het hier wordt gepresenteerd als een teken van solidariteit. Ik vind dat echt ongehoord. Daarom zullen wij de motie van de heer Plasterk van harte steunen.

Ik heb twee eigen moties. Mijn eerste motie gaat over duurzame energie en raakt aan de vrijstromende getijstroom die de heer Slob net ook noemde.

De heer Weekers (VVD):

Toch even een kleine correctie. Mevrouw Sap zegt dat de motie-Azough Kamerbreed is gesteund. Dat was niet het geval. De fracties van het CDA en de VVD hebben daar in elk geval tegen gestemd omdat zij in lijn met de afspraken die vorig jaar zijn gemaakt, voor een positie rondom de nullijn hebben gekozen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Als ik dat heb gezegd, dan moet ik dat in mijn enthousiasme hebben gedaan. Dan heb ik mij laten meeslepen, want ik weet heel goed dat de motie door een ruime Kamermeerderheid werd gesteund.

Voorzitter. Dan wil ik nu mijn moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderuitputting dreigt voor een aantal categorieën in de SDE-regeling, terwijl de categorie "Zon-PV" juist weer sterk overtekend is en er nog geen budget beschikbaar is gesteld voor vrijstromende getijstroom;

verzoekt de regering, ernaar te streven om het beschikbare SDE-budget zo veel mogelijk uit te geven;

verzoekt de regering, geld uit onvolledig uitgeputte categorieën over te hevelen naar de categorie "Zon-PV" en naar een nieuwe categorie "vrijstromende getijstroom";

verzoekt de regering, dit zo spoedig mogelijk na sluiting van de SDE-regeling op 1 november, uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(32395).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doorstroming op de woningmarkt mede door de crisis stagneert;

overwegende dat toegang tot de woningmarkt voor met name starters nog steeds moeilijk is;

constaterende dat de voor starters bestemde VROM-startersleningen zijn uitgeput;

van mening dat het grote beroep dat gedaan is op bovengenoemde startersregeling de grote behoefte onder starters aantoont;

verzoekt de regering, het budget van de VROM-startersregeling met minimaal 30 mln. aan te vullen zodat deze zo snel mogelijk weer opgesteld kan worden;

verzoekt de regering om daarbij de dekking te zoeken binnen artikel 2 van de begroting van het ministerie van Economische Zaken, te weten het budget voor specifieke innovatiesubsidies;

verzoekt de regering om over de wijze waarop deze dekking is gerealiseerd in september te rapporteren bij de presentatie van de Miljoenennota 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap en Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(32395).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van zijn vragen. Onder andere als gevolg van het interruptiedebat verheug ik mij op debatten met hem als econoom. Ik merkte wel dat dit wel eens lastig is zonder volledige academische vrijheid. Een betoog neerzetten dat in lijn is met het kabinetsbeleid is natuurlijk makkelijker dan argumenten daartegen inbrengen. Dat is geen verwijt. Ik heb natuurlijk alle begrip voor de positie van de regering. Het leidt er wel toe dat ik er vertrouwen in heb dat de minister deze economische kennis zal gebruiken bij de totstandkoming van de Miljoenennota en de maximale ruimte die de regering heeft – ondanks de 21 of 26 zetels die zij in de Kamer bezet – zal benutten om, als de onderhandeling voor een kabinet lang gaan duren, zo veel mogelijk dingen te ondernemen die goed zijn voor dit land.

Ik heb slechts één inhoudelijk punt. Ik heb een vraag gesteld aan de minister over Defensie. Ik snap best dat hij daar niet op ingaan, want het was een detailvraag. Toch vinden wij de inhoud daarvan belangrijk. Ik wil daarover graag een motie indienen. Conform het door verschillende partijen verzochte, brengt het geen gat in de begroting; er wordt slechts gevraagd om een heroverweging. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie stevig wil bezuinigen op legeroefeningen door oefeningen te schrappen of substantieel te versoberen;

overwegende dat deze bezuinigingen een negatieve invloed kunnen hebben op de veiligheid van de militairen, maar hierdoor ook de effectiviteit van de krijgsmacht wordt aangetast;

verzoekt de regering om de voorgenomen bezuinigingen op legeroefeningen te heroverwegen en de Kamer hierover voor 1 september nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(32395).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik hoop dat ik compleet ben en anders zal ik daarop attent worden gemaakt, neem ik aan. Ik begin met de motie-Koolmees/Weekers op stuk nr. 8, omdat dit de eerste motie van het lid Koolmees is. Zo'n eerste motie is natuurlijk altijd prachtig. Bovendien staat deze oproep tot bezuinigingen mij ook heel erg aan, maar dit hangt heel erg af van de stand van zaken bij de informatie. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer, omdat deze niet al te specifiek is. Ik vind wel dat dit bij de informatie terecht zou moeten komen. Ik heb geen aanleiding om te denken dat er in het najaar nog steeds een demissionair kabinet is, want ik had begrepen dat er op 1 juli een nieuw kabinet zou zijn, en dat is vandaag, maar stel dat het er in het najaar nog niet is, dan vind ik dat deze verantwoordelijkheid ook door dit kabinet opgepakt zou moeten worden. Dat zal overigens heel lastig zijn, zoals nu al blijkt uit het feit dat er straks een VAO is over de pgb's, waarvoor een potje bestaat waar een deksel op zit dat automatisch wordt gesloten als het op is. Dat is allemaal zo met de Kamer afgesproken, maar het blijkt al heel moeilijk te zijn om aan die afspraken vast te houden. Om nieuwe afspraken te maken over nieuwe bezuinigingen zal nog moeilijker zijn, denk ik. Maar goed, ik zie de concrete voorstellen van het lid Koolmees, met meerderheden en moties erachter, met belangstelling tegemoet. Ik zal hem straks aan deze motie herinneren bij de andere moties die hij heeft medeondertekend. Daarom laat ik het oordeel ook aan de Kamer, want hij is niet altijd consequent geweest in de medeondertekening van de moties.

Dan kom ik op de motie-Slob c.s. op stuk nr. 6. We hebben inderdaad wel in de G20 gesproken over een bankenbelasting, maar er is geen consensus over het invoeren ervan. Binnen Europa zijn we wel een stukje verder. In tegenstelling tot wat de heer Slob zei, hebben Frankrijk en Duitsland nog niet besloten tot invoering ervan. Zij hebben plannen daartoe aangekondigd, maar niet gezegd wanneer dit precies wordt opgenomen. Er zijn ook heel veel geluiden dat je dit nu niet moet doen, omdat dit moeilijk zal liggen voor de sector, door de cumulatie met Basel-III in de loop van dit jaar en volgend jaar. Timing, maatvoering en andere randvoorwaarden zijn heel belangrijk. Dat is voor mij reden om een bankenbelasting met een grondhouding van sympathie te bezien, maar er gaat een sterke connotatie of suggestie uit van deze motie om deze belasting op te nemen in het Belastingplan, dat volgens de regels ziet op de budgettaire gevolgen per 1 januari. Daarom ontraad ik deze motie. Afgezien daarvan zou een bankenbelasting moeten worden ingevoerd door een missionair kabinet, want het is heel nieuw beleid en ook controversieel.

De voorzitter:

Ik geef de heer Slob de gelegenheid om een vraag te stellen, indien nodig, maar ik vraag de minister wel om aanzienlijk korter te antwoorden, liefst in de volgorde van de ingediende moties, en zich te beperken tot een oordeel over die moties.

Minister De Jager:

Dan ga ik gewoon wat sneller praten. Aan de motie-Weekers/Blanksma op stuk nr. 3 kleven enkele mitsen en maren, want deze slaat voor een groot deel op 2011 en ook nog op een stukje van het vierde kwartaal van dit jaar. Dat is allemaal heel erg lastig, want een wetswijziging zal toch door een missionair kabinet moeten worden gedaan. Voor de situatie in 2011 is dat ook wel mogelijk. Indien deze motie wordt aangenomen, zal ik dat in ieder geval meegeven aan de informateur. Ik die zin laat ik het oordeel aan de Kamer. De eerste scan was positief, dus ik ga ervan uit dat er inderdaad een deugdelijke dekking is.

De heer Weekers (VVD):

De minister zegt dat hij het aan de informateur geeft. Maar het is de bedoeling dat deze minister het gaat uitvoeren. In de motie wordt verzocht om een tijdelijk crisispakket. Ik kan me voorstellen dat de minister zegt: voor zover dat in 2011 budgettaire consequenties heeft, dan is het belangrijk dat daarin wordt voorzien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is toch een principieel punt. Naar aanleiding van mijn motie zegt de minister: dat kan niet meer, want wij zijn demissionair. En bij deze motie, die in feite ook budgettaire gevolgen heeft, zegt hij dat hij het oordeel aan de Kamer overlaat. Dat vind ik toch vreemd.

Minister De Jager:

Ik word nu toch gedwongen om iets meer te vertellen. Het gaat hier om het doortrekken van bestaande maatregelen, om het tijdelijk verlengen daarvan. De heer Slob roept op tot een belasting waarvan het kabinet altijd heeft gezegd dat die nu niet kan, met allerlei voorwaarden en mitsen en maren. De motie van de heer Weekers en mevrouw Blanksma is wel gedekt. Voor zover ik heb begrepen na een eerste scan is de motie echt gedekt en zijn de budgettaire gevolgen behandeld. Ik heb wel aangegeven dat ik mitsen en maren zie. Dan is het inderdaad in de uiteindelijke balans of die dan zakt naar "overlaten aan het oordeel van de Kamer" of naar "ontraden". Dat laatste is het geval bij de motie van de heer Slob. Maar dat komt ook omdat wij een inhoudelijk punt tegen die motie hebben, en niet alleen het informateurspunt. De bankenbelasting is nu niet in te voeren.

Ik kom te spreken over de motie-Plasterk c.s. op stuk nr. 5. De dekking van deze motie is echt niet deugdelijk. De heer Plasterk kan ook wel een motie indienen, waarin staat "te dekken uit de posterioriteiten van de begroting". Op het moment dat hier een concreet voorstel komt om bepaalde subsidies te verminderen of af te schaffen, dan strandt zo'n voorstel vaak gewoon in de Kamer. Wij hebben dat bij VWS ook gezien. Dat is nog afgezien van het feit dat ongeveer 99% van de subsidies voor dit jaar al vastligt. De heer Plasterk heeft gevraagd of de eindejaarsmarge van 2010 daar dan niet voor kan dienen. De toenmalige minister Plasterk heeft de eindejaarsmarge van 2010 echter al ingezet voor uitgaven van 2009. Die eindejaarsmarge van 2010 is dus al ingevuld en de subsidies liggen voor 2010 al vast. Het kan in 2010 dus sowieso niet. Ik ontraad derhalve deze motie.

De voorzitter:

U hebt de motie op stuk nr. 4 over het spaarloon overgeslagen. Die is overigens ook ondertekend door mevrouw Blanksma.

Minister De Jager:

Ik kan ook tellen, want ik zie dan een meerderheid voor deze motie. Toen dit onderwerp speelde, heb ik van begin af aan gezegd: ik sta op zich sympathiek tegenover het voorstel om het spaarloon een keer te ontkoppelen, maar ik vraag wel de aandacht van de Kamer voor het specifieke probleem dat het om een miljardenverschuiving kan gaan binnen liquiditeitsposities van banken. Gelet op de huidige fragiliteit en onzekerheid in het Nederlandse bancaire systeem vergt dat goed overleg. Wij hebben daar ongeveer een halfjaar geleden over gesproken. Toen heb ik vanuit de bankensector daar toch nogal wat negatieve geluiden over gehoord. Ik ga de motie nu niet specifiek ontraden, maar ik zeg wel het volgende. Mocht de motie worden aangenomen, dan kan ik nog niet zeggen dat ik die op korte termijn kan uitvoeren, gelet op de stabiliteit van het financiële systeem. Maar als de motie wordt aangenomen, zal ik de Kamer nog voor het einde van het zomerreces aangeven wat ik daarmee zou kunnen doen. Dat moet binnen een maand kunnen.

De heer Weekers (VVD):

Volgens mij moet de minister dat morgen gewoon weten. Dat lijkt me vrij simpel. Hiervoor is eerder gepleit. Toen heeft de minister dit soort bezwaren opgevoerd. Een maand geleden heb ik hier schriftelijke vragen over gesteld. Toen is dit bezwaar niet meer aan de orde gekomen. Daarmee neem ik ook aan dat het bezwaar ook niet meer bestaat. Ik wil van de minister horen dat alleen wanneer er echt klemmende redenen zijn, dat er een bank zou omvallen in Nederland wanneer deze motie zou worden uitgevoerd, dat de reden kan zijn om de motie niet uit te voeren.

Minister De Jager:

Wij hebben vandaag lessen getrokken uit het rapport-Scheltema en ik stel voor dat wij ons die ook ter harte nemen. Ik zal mij dan ook zeker niet uitlaten over de mogelijkheid dat er banken zullen omvallen. Ik ontraad de motie niet, maar als zij wordt aangenomen, zal ik wel prudent met deze motie omgaan. De Kamer zal van een minister van Financiën niet anders verwachten. Ik vraag de Kamer mij twee weken de tijd te geven voor overleg met de banken. Daarna zal ik de Kamer onmiddellijk berichten.

Voorzitter. Ik neem de moties op de stuk nrs. 5 en 7 samen, omdat in deze moties uitgegaan wordt van onderuitputting van de SDE-regeling. Op dit moment verwachten wij namelijk overschrijdingen. In de motie staat: na sluiting kan nog steeds worden ingetekend. Ik wijs de Kamer er echter op dat de SDE-regeling in de verkiezingsprogramma's sterk wordt uitgehold dan wel wordt afgeschaft of vervangen. Ik ontraad met het oog hierop de aanneming van beide moties. Bovendien zijn zowel de motie op stuk nr. 5 als de motie op stuk nr.7 niet voorzien van een deugdelijke dekking.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Die laatste opmerking vraagt om een reactie, want voor mijn motie is helemaal geen dekking nodig. Er wordt namelijk helemaal niets extra's uitgegeven. De motie spreekt alleen maar uit dat de deelschotten binnen de SDE-regeling flexibel moeten worden ingezet. Als er ergens sprake is van onderuitputting, mag dat geld dan aangewend worden voor een ander deel binnen de regeling? Als er geen sprake is van onderuitputting, dan heeft de motie geen enkele consequentie. Vandaar ook de woorden "na sluiting van de regeling", want daarmee wil ik voorkomen dat er geld wordt uitgegeven dat er achteraf niet blijkt te zijn. Ik denk dat er helemaal niets tegen mijn motie in te brengen is en ik vraag de minister dan ook om zijn advies te heroverwegen.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik word nu toch gedwongen om op de inhoud in te gaan.

Het zou sowieso netter zijn om zo'n specifieke motie met de minister van Economische Zaken te behandelen. Dat is echt chiquer dan de route via de Voorjaarsnota. Mevrouw Sap kan hierover natuurlijk ook in debat met de minister van Economische Zaken, maar ik heb begrepen dat je de schotten niet zomaar kunt weghalen. Er zijn namelijk verwachtingen gewekt in de sector met betrekking tot bepaalde categorieën. Partijen houden hiermee rekening als zij een voorstel indienen. Het tussentijds schuiven tussen categorieën kan dan ook leiden tot schadeclaims. Daarnaast heeft het weghalen van de schotten niet direct betekenis voor de reeds uitgeputte categorieën. Er zijn namelijk al aanvragen afgewezen in de categorieën Zon-PV klein en Biomassa. De betrokkenen zouden dus eigenlijk weer de mogelijkheid moeten krijgen om een aanvraag in te dienen.

Wij zien dan ook grote problemen bij de uitvoerbaarheid. Al met al is het zeer ongewenst om zoiets te doen voor het lopende jaar. Ik vraag de Kamer daarom om deze moties te heroverwegen. Ik moet ze blijven ontraden en als mevrouw Sap dieper op de inhoud wil ingaan, dan stel ik voor dat zij dat met de minister van Economische Zaken doet.

De dekking van de motie op stuk nr. 8 is niet specifiek genoeg. In de motie staat namelijk: de dekking te zoeken binnen artikel 2 van de begroting van het ministerie van EZ, te weten voor specifieke innovatiesubsidies. Dat is allemaal niet volgens de regelen der kunst. Ik verwijs de indiener verder graag naar de betrokken bewindslieden. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

De motie op stuk nr. 9 is eigenlijk gericht tot de minister van Defensie, tenzij het lid Dijkgraaf meer geld wil voor Defensie. In beide gevallen ontraad ik de aanneming van de motie, omdat er voor dat laatste geen geld is en ik niet op de stoel van de minister van Defensie kan gaan zitten.

Voorzitter. Er resteren nog twee vragen. De heren Plasterk en Slob vroegen naar de loonbijstelling bij de politie, een maatregel waarmee 45 mln. is gemoeid. De minister van Binnenlandse Zaken heeft gisteren aangekondigd dat zij een brief naar de Kamer zal sturen over de motie-Van Raak. Verder kan ik nu al wel zeggen dat wij die 45 mln. hebben gefacilieerd via een kasschuif. De politie heeft de cao voor 2011 inmiddels op nul staan. Voor de politie ziet dat er dus goed uit.

De heer Van Dijck vroeg naar het overzicht van de garanties. Dat komt gewoon in de Miljoenennota 2011. Wij zullen daarover rapporteren.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Omdat het de minister op dit moment aan de inhoudelijke kennis ontbreekt om goed te kunnen adviseren over de motie inzake de SDE-regeling, houd ik haar aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Sap en de heer Koolmees stel ik voor, hun motie (32395, nr. 9) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister De Jager:

Er is ook een motie-Slob over de SDE. Geldt daarvoor hetzelfde?

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 7.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik neem aan dat hierop hetzelfde antwoord van toepassing is als op de motie van mevrouw Sap over de SDE. Ik moet zeggen dat ik haar reactie volledig onderschrijf. Als er na sluitingsdatum nog geld over is, heeft de Kamer volgens mij het volste recht om aan te geven wat dan de prioritering zal zijn. Dat is in het verleden vaker gebeurd. In dat opzicht had ik het fairder gevonden als de minister het oordeel aan de Kamer had gelaten.

Minister De Jager:

Mijn vraag was of de heer Slob, net zoals mevrouw Sap, zijn motie aanhoudt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Neen, ik breng haar gewoon in stemming.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Vanavond stemmen wij over de Voorjaarsnota en de ingediende moties. Wij verwachten rond 22.30 uur te kunnen stemmen.

Naar boven