35 Uitslag van het Oekraïnereferendum

Aan de orde is het debat over de uitslag van het Oekraïnereferendum.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan de heer Bontes van de Groep Bontes/Van Klaveren.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Totale onbetrouwbaarheid. Deze VVD-premier is ermee doordrenkt. Hij heeft al zeven maanden lak aan de stem van zijn eigen bevolking, aan de mening van miljoenen Nederlanders. Eerst zou hij voor de zomer uitsluitsel geven, toen na het referendum over de brexit, en vervolgens na de EU-top eind juni. Uiteindelijk moest de Kamer de deadline stellen op 1 november. Maar nog steeds weten we niets. Het hele proces is een complete aanfluiting voor de Nederlandse democratie.

Er wordt niet alleen vertraagd; er wordt ook gemanipuleerd. Voor het referendum ging het volgens premier Rutte slechts om een eenvoudig handelsverdrag, maar nu stelt hij dat de wereld zal branden als Nederland niet ratificeert. Het is pure bangmakerij van de minister-president. Zijn optreden is het ambt volstrekt onwaardig. Ondanks het feit dat het kabinet iedere keer zegt dat recht moet worden gedaan aan de nee-stem, geeft het toe dat de beoogde verklaring bij het verdrag inhoudelijk helemaal niets verandert. Deze minister-president minacht de Nederlandse kiezer.

Het ergste is dat het hem ook nog gaat lukken. De strategie van dit kabinet werkt. Het CDA en D66 gaan straks gewillig door de pomp. Het wantrouwen in de politiek groeit zo alleen maar verder. VNL zegt: nee is nee; geen ratificatie. Hoe simpel kan het zijn!

We hebben geen enkel vertrouwen meer in dit democratie hatende kabinet. Ik dien daarom in de eerste termijn de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen op in het kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Het gaat om de indiening van een motie in de eerste termijn. Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen wordt gemaakt.

Tegen de heer Buma, die nu binnenkomt, zeg ik: welkom.

Gaat u verder, mijnheer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Wij willen graag meteen hoofdelijk stemmen over deze motie. Laten we het maar gelijk doen. We hebben geen enkel vertrouwen meer. Laten we maar gelijk gaan stemmen. Die poppenkast is nergens voor nodig.

De voorzitter:

Ik kijk eerst even naar de Kamerleden. Het is gebruikelijk dat er een debat plaatsvindt en dat ook de collega's de ruimte krijgen om hun inbreng naar voren te brengen.

De heer Verhoeven (D66):

Wat D66 betreft kan er gelijk over deze motie worden gestemd en is er geen bezwaar tegen indiening. Wat mij betreft is deze zaal dus snel vol en gaan we hoofdelijk stemmen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is een bizarre situatie, maar het is ook een bizarre inzet van de heer Bontes, dus kom maar door.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het is bizar dat de minister-president de mensen zeven maanden in onzekerheid laat. Dat is bizar!

De voorzitter:

Nee, nee, nee, mijnheer Bontes.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mijn excuses voor het feit dat ik net iets later binnenkwam …

De voorzitter:

U was op tijd.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

… en dat dit nu het eerste is wat ik meemaak. Als de heer Bontes een motie van wantrouwen wil indienen in de eerste termijn, moet hij dat vooral doen. Ik weet niet of hij daarna nog wil meedoen aan het debat, maar wat mij betreft gaan we daarna een inhoudelijk debat voeren over de brief van de regering. Ik vind dan ook dat we zo snel mogelijk moeten stemmen en met het debat moeten verdergaan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het is inderdaad vrij bizar om dit zo te doen zonder enige vorm van discussie. We moeten er waarschijnlijk gewoon direct over stemmen, maar ik denk dat we wel eerst in de fracties moeten overleggen of we daarna nog behoefte hebben aan een discussie of een debat. Ik stel voor dat we even de tijd nemen om daarover te overleggen in onze fracties. Een halfuurtje zou voldoende daarvoor moeten zijn.

De heer Krol (50PLUS):

Geen bezwaar.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik stel ook voor dat we dit zo snel mogelijk doen, maar ik zou ook graag een halfuurtje krijgen om kort te overleggen, zoals de heer Ten Broeke zei.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is gebruikelijk dat een bewindspersoon, in dit geval de minister-president, kan reageren op datgene wat op de agenda staat. Ik zou het dus wel zo netjes en chic vinden als we dit in de volgordelijkheid doen die wij altijd met elkaar hebben afgesproken. Ik zou het debat dus willen voortzetten. Dus geen steun aan het verzoek.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook wat mij betreft geen steun. Ik vind het al ongebruikelijk om in een eerste termijn een motie van wantrouwen in te dienen en om de regering niet de gelegenheid te bieden om daarop te antwoorden. We hebben het gebruik om na afloop van zo'n debat te stemmen. Om dan gelijk ook het normale debat niet te vervolgen, spreekt mij niet aan. Dus geen steun daarvoor.

De heer Monasch (Monasch):

Ik sluit mij aan bij de heer Van der Staaij. Het is goed om eerst met elkaar een ordentelijk debat te voeren. Dan kunnen de argumenten worden gewisseld. Aan het eind van het debat kunnen we hiernaartoe werken. Ik zou dus een dringend beroep op de heer Bontes willen doen om eerst dat debat te laten plaatsvinden. Hij is de eerste spreker en kan in de tweede termijn die motie dus indienen, maar geef de collega's de ruimte om ook hun eigen bijdrage te leveren. Dan hebben we een fatsoenlijk debat en dan kunnen we het op die manier afronden.

De heer Klein (Klein):

Ik kies voor een debat. Dat betekent dus: nu geen steun voor dit voorstel.

De heer Beertema (PVV):

Mijnheer Bontes ontneemt de minister-president nu de gelegenheid om tot inkeer te komen van zijn enorme zonden. Maar goed, hij is realistisch. Dat zijn wij ook. Wat mij betreft, gaan we dus door met de stemming.

De voorzitter:

Dus steun voor stemmen over de motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is zeer ongebruikelijk om in de eerste termijn een motie van wantrouwen in te dienen. Dat heb ik volgens mij niet eerder meegemaakt, maar los daarvan staat het Reglement van Orde dit toe. Ik zou de stemming zo snel mogelijk willen hebben, maar wel met een korte schorsing van een halfuur. Daarna kunnen we gewoon rustig het debat voeren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mijn fractie wil eerst het debat en dan stemmen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Graag eerst het debat en dan stemmen.

De voorzitter:

Er is een meerderheid voor stemmen over de door de heer Bontes ingediende motie, maar ook voor een schorsing van een halfuur voordat we gaan stemmen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik twijfel even. Ik ben voor zo snel mogelijk stemmen, maar een halfuur schorsen is wel zonde van de tijd. Dan zou ik zeggen: laten we toch de eerste termijn doen en dan gaan we meteen daarna stemmen. Misschien is dat iets efficiënter. Dat leg ik maar voor. Ik vind het andere ook goed, maar ik denk dat dit net iets efficiënter werkt.

De voorzitter:

We gaan een nieuw rondje maken. Ik pak er een nieuw papiertje bij.

De heer Verhoeven (D66):

Ik vind het voorstel van de heer Buma op zich goed. Laten we het met het oog op de tijd zo doen. Ik denk dat de heer Bontes toch niet meer echt van mening gaat veranderen. Die motie zal dus in stemming gebracht moeten worden, maar laten we dan niet een halfuur wachten. Laten we dan inderdaad eerst de eerste termijn doen, dan de motie en daarna verdergaan.

De voorzitter:

Even voor de helderheid: u wilt de eerste termijn afmaken, dan stemmen en dan verder met de tweede termijn.

De heer Verhoeven (D66):

Ik volg het voorstel van Buma.

De heer Van der Staaij (SGP):

Steun voor het voorstel van de heer Buma.

De heer Monasch (Monasch):

Dit staat los van het debat hier. We hebben in dit parlement fatsoenlijke afspraken met elkaar gemaakt. Als we hieraan gaan beginnen, heeft dat een precedentwerking voor elk ander actueel debat. Dan gaat elke partij straks een motie van wantrouwen indienen en dan krijgen we dit soort debatten. Ik doe dus een beroep op alle partijen om die orde gewoon vast te houden: een fatsoenlijke eerste termijn, de reactie van het kabinet en dan een tweede termijn. Laten we daar nou gewoon aan vasthouden, want voordat je het weet, dient een partij elke week op deze manier een motie van wantrouwen in. We hebben hier een fatsoenlijke orde voor; laten we die handhaven.

De voorzitter:

Dus geen steun voor het voorstel van de heer Bontes, maar ook geen steun voor het voorstel van de heer Buma.

De heer Monasch (Monasch):

Ik doe een beroep op de andere partijen om hier nog een keer over na te denken, want de precedentwerking die hiervan uitgaat, is enorm.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vrees dat dit niet meer helemaal nieuw is, maar de parlementaire hygiëne is ook mij wel iets waard. Ik denk dat het voorstel van de heer Buma daaraan tegemoetkomt: gewoon de eerste termijn afmaken en dan het voorstel van de heer Bontes in stemming brengen.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ook ik sluit mij aan bij het voorstel van de heer Buma. Ik denk dat dat de handigste manier is, ook om dit in de tijd een beetje vlot te krijgen.

De heer Klein (Klein):

Het is logisch dat de heer Bontes geen vertrouwen heeft, maar wij moeten de eerste termijn afmaken. Dan kunnen we bekijken wat we daarmee doen. Dan brengen we die motie in stemming.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Steun voor het voorstel van de heer Buma, maar ik neem aan dat we dan geen reactie van de premier krijgen voor de stemming.

De voorzitter:

Ja, dat is precies de vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, daar zit ik even mee.

De voorzitter:

Even voor de helderheid. De heer Bontes wil gelijk over de motie stemmen. Het voorstel … Houdt u het even centraal, mijnheer Verhoeven, mijnheer Kuzu, mijnheer Voordewind. Het voorstel van de heer Buma is om de eerste termijn af te maken en te gaan stemmen. Dat betekent dus: geen antwoord in de eerste termijn van de regering. Heb ik u zo goed begrepen, mijnheer Buma? Maakt u het even duidelijk.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Laten we even eerlijk zijn: dit is een poppenkast. Dat vind ik echt, als je op deze manier te werk gaat.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

U speelt poppenkast. Het CDA doet dat. Uw senatoren doen dat.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Bontes!

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mij best. Natuurlijk, allemaal waar, mijnheer Bontes, maar ik wil dit toch even gezegd hebben. We kunnen vervolgens heel netjes de premier om een oordeel vragen, maar ik heb, eerlijk gezegd, zijn oordeel niet nodig om zelf tot een oordeel te komen. Mijn oordeel zal niet zijn dat ik de heer Bontes volg. Daar heb ik geen fractievergadering voor nodig en daar heb ik geen oordeel van de premier voor nodig. Dit moeten we zo niet doen. Het wordt gevraagd. Stemmen en dan inhoudelijk verder met een debat dat belangrijk genoeg is.

De voorzitter:

Het voorstel van de heer Buma is dus dat we de eerste termijn afmaken als Kamer en dan gaan stemmen over de motie van de heer Bontes, waarna we kijken naar de tweede termijn. Helder?

De heer Monasch (Monasch):

Ik maak daar bezwaar tegen. Het is toch gewoon normaal dat, als we hier de premier uitnodigen voor een debat, we hier onze bijdragen inbrengen — het zijn verschillende bijdragen en het is niet alleen een motie van wantrouwen: het is een debat op inhoud — en dat er dan eerst nog een antwoord van het kabinet komt op wat hier is gezegd voordat we de motie van wantrouwen eventueel in stemming brengen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Laten we eerst het debat voeren. Dan heeft iedereen zijn mening kunnen geven. Daarna gaan we dan stemmen. Zo gaat dat altijd.

De voorzitter:

Na de tweede termijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het.

De voorzitter:

Ik ga bekijken of er een meerderheid is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil ook eerst het gehele debat en pas dan stemmen.

De voorzitter:

Wij zitten ook mee te tellen. Er is een meerderheid …

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, ik had nog een vraag gesteld, maar ik sluit me aan bij het voorstel van de heer Buma, dus: we doen de eerste termijn en meteen daarna stemmen we. Dan weten de leden die misschien buiten dit huis zijn, ook dat er een stemming aankomt en kunnen ze nog terugkomen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Bij nader inzien sluit ik me aan bij het voorstel van de heer Buma.

De voorzitter:

Het voorstel is dus om de eerste termijn van de Kamer te houden en dan te gaan stemmen. Daarna krijgen we dan het antwoord van de regering in eerste termijn, gevolgd door de tweede termijn.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Nog één ding. As u voor de orde het oordeel van de minister-president over deze specifieke motie wilt, dan vind ik dat best. Maar voor mij is dat niet nodig. Wat mij betreft kunnen we gewoon stemmen.

De voorzitter:

Als het een motie van wantrouwen is, dan hoeft de minister-president daar geen oordeel over te geven. Het is aan de Kamer.

Een meerderheid is voor het houden van de eerste termijn van de Kamer. Daarna gaan we stemmen over de motie. Vervolgens gaan we verder met het debat. Dank u wel, mijnheer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Mijn standpunt is duidelijk …

De voorzitter:

Een ogenblik, de microfoon staat uit. En u moet uw motie nog eens voordragen, want ik moet bekijken of er voldoende steun is voor de indiening ervan.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ja, dat wil ik wel. Dat ga ik doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen op in het kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1164 (21501-20).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Het is ruim zeven maanden na het referendum over het associatieakkoord met Oekraïne. Een ruime meerderheid van 61% stemde tegen het verdrag. De opkomst was ruim 32%. Dat maakt de uitvoering van de uitslag eenvoudig: de regering dient zo snel mogelijk een intrekkingswet naar de Kamer te sturen. De Kamer vroeg daar ook om in het eerste debat: nee is nee, het verdrag moet van tafel. Waarom wordt deze glasheldere uitspraak niet uitgevoerd? Het antwoord is eenvoudig: omdat de premier dat niet wil. Daarom wringt hij zich nu in allerlei bochten om hieraan te ontkomen. Hij haalt werkelijk alles uit de kast om andere partijen daarin mee te krijgen. Ik doe één simpel verzoek: volg de uitslag van het referendum en werp dat verdrag in de prullenbak.

Veel mensen zijn terecht woedend over de gang van zaken. We zagen al snel dat de premier inzette op een vertragingstactiek. Hij had de hele zaak het liefst over de verkiezingen heen getild, maar dat ging de Kamer te ver. We moesten toen wachten op het brexitreferendum, maar ook dat leverde weinig op. De premier kwam in zijn wanhoop met allerlei kromme redeneringen, waaronder de redenering dat als we niet ratificeren, de andere 27 landen gewoon doorgaan met het verdrag. Dat doet er niet toe. Nederland heeft nee gezegd, dus voer dat uit. We moesten ook vernemen dat de premier het referendum nooit hoog had opgespeeld in Brussel en dat hij geen concreet voorstel had ingediend. Dat is een regelrechte schoffering van de kiezer. De Kamer dwong de premier toen om uiterlijk 1 november met een oplossing te komen. We weten inmiddels dat de premier ook dat niet doet. Dit is echt een wanvertoning! Erkent de premier dat hij de Kamer en de bevolking volstrekt niet serieus neemt?

De uitslag van het referendum is kraakhelder: het verdrag moet van tafel. Maar de premier wil nu in plaats daarvan een verklaring opstellen, met daarin wat zelfgekozen punten. Het doet denken aan het referendum over de Europese grondwet, waarna de vlag en het volkslied werden geschrapt. Je vraagt de bevolking om raad, de bevolking zegt nee, je verandert een paar punten en komma's, en je doet vervolgens alsof je de stem van het volk serieus hebt genomen. Dat is je reinste huichelarij! Erkent de premier dat dit soort fratsen de democratie ondermijnt? Beseft de premier dat hij met deze werkwijze de kloof tussen burger en politiek vergroot?

Ik doe een beroep op de partijen die zich net als de SP principieel hebben opgesteld op de lijn "nee is nee". In april gold dat voor de gehele oppositie, inclusief D66 en het CDA. Maar ook de Partij van de Arbeid sprak duidelijke taal voorafgaand aan het referendum. Zowel partijvoorzitter Spekman als partijleider Samsom heeft gezegd: nee is nee. Drie letters! Ik reken erop dat die partijen hun opvatting handhaven, omwille van de geloofwaardigheid van de democratie. Ga niet mee in het gedraai van de premier. Zorg ervoor dat je partij geloofwaardig blijft.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. In april van dit jaar sprak een meerderheid van de stemmers zich uit tegen het associatieverdrag met Oekraïne. Dat was voor de VVD-fractie een teleurstellende uitkomst, want deze overeenkomst is naar onze mening goed voor Nederland en voor Europa.

De belangen die met dit associatieverdrag gemoeid zijn, lieten zich niet vatten in een simpel ja of nee. Die belangen raken niet alleen onze veiligheid en onze stabiliteit, maar ook onze welvaart, gezien de handelsbelangen die samenhangen met dit verdrag, dat grotendeels een handelsverdrag is. Het is onze plicht als volksvertegenwoordigers om al die belangen mee te wegen bij een advies dat ons wordt aangereikt. Maar daarmee gaat de VVD niet voorbij aan de zorgen van de nee-stemmers: de angst dat dit akkoord een opstap zou zijn naar het EU-lidmaatschap van Oekraïne, dat dit akkoord Nederland zou verplichten tot militaire samenwerking, dat er door dit verdrag een zak met geld klaarstaat voor Oekraïne of dat we met dit akkoord een stroom aan werknemers of corruptie importeren.

De VVD heeft altijd gezegd, zowel voor als na het referendum, dat dit verdrag ook een ander belangrijk doel dient, namelijk de stabiliteit aan de buitengrenzen van Europa. Rusland heeft een deel van een land aan onze buitengrens geannexeerd en een destabiliserende oorlog ontketend in Oost-Oekraïne. Wij willen dat Oekraïne een buffer is tussen Rusland en Europa. Daar draagt dit akkoord aan bij. Het draagt bij aan de veiligheid en de stabiliteit van ons land en van Europa. Wij, en niemand anders, gaan over de vraag met wie we dit soort akkoorden sluiten. Dat heet soevereiniteit. Als we het akkoord simpelweg van tafel vegen, laten we Rusland zien dat Europa niet in staat is een sterk blok te vormen.

Met die zwakte weten de Russen wel raad. We laten zien dat we kwetsbaar zijn, zowel wat betreft onze economische belangen als onze veiligheid. En dat is precies waar Rusland op uit is. Dat verzin ik niet. Wie de militaire doctrine van Rusland erop naslaat, kan niet anders dan tot die conclusie komen. Hun primaire doel is om ons in NAVO- en EU-verband uit elkaar te spelen. Voor de VVD zijn de NAVO en de EU nog altijd onze beste garanties voor respectievelijk de veiligheid en de welvaart van Nederland. Wij beantwoorden agressie niet met agressie, maar met onverzettelijkheid; onverzettelijkheid over waar wij zelf voor staan. Dat is de enige taal die ook de Russen verstaan. Ik zou als Nederlandse volksvertegenwoordiger geen knip voor de neus waard zijn als ik deze belangen niet zou meewegen in het advies dat ons op 6 april is aangereikt. Dat is mijn taak. Dat is volgens mij ons aller taak. Wij steunen als VVD-fractie daarom de inzet van onze premier, die ook recht wil doen aan het nee, maar daarbij de politieke en geopolitieke belangen niet uit het oog verliest. Daarvoor geven wij hem de ruimte. Dat heb ik in april gezegd en dat zeg ik nu weer.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. In een democratie is er geen hogere autoriteit dan die van de kiezer en die van de volksvertegenwoordigers die beloofd hebben de uitslag van een tussentijdse raadpleging van de kiezer te zullen respecteren. Elke zwenking, elk geitenpaadje dat gezocht wordt om iets anders te doen dan de kiezers wilden, doet afbreuk aan onze democratie. Het is ook in strijd met de belangen die de minister-president zegt te willen verdedigen.

De premier heeft de deadline van 1 november niet gehaald. Als de Kamer zichzelf serieus neemt, kan zij niet akkoord gaan met het opnieuw geven van een heronderhandelingsmandaat. De meerderheid van de Kamer heeft de burger beloofd de uitslag te respecteren. De eerste heronderhandeling veroorzaakte al een forse vertrouwensbreuk met de burger. Een tweede heronderhandelingsmandaat is onbestaanbaar.

Dreigementen over Russische beren die uit hun winterslaap ontwaakt zouden zijn, wat een ondertekening noodzakelijk zou maken, zijn vormen van politiek theater. Het wringt dat de minister-president de Russische beer als doorslaggevende reden noemt om het Oekraïneverdrag te ondertekenen. Diezelfde minister-president loopt zich namelijk het vuur uit de sloffen om Nederland om te vormen tot een gasrotonde voor Russisch aardgas. Wie niet afhankelijk wil zijn, stopt met gas kopen bij de Russische beer. Dat helpt. Dát helpt, maar een vrijhandelsverdrag met Oekraïne niet.

We hebben rond verdragen eerder krachttermen en dreigementen gehoord. Mag ik in herinnering roepen wat toenmalig minister Brinkhorst en toenmalig premier Balkenende in 2005 zeiden? Een tegenstem tegen de Europese grondwet zou op termijn funest zijn voor Nederland. Ze zeiden: op den duur gaat in Nederland dan het licht uit en zetten wij ons land op slot. Europa zou volgens hen geen superstaat worden, omdat het Europees Parlement juist meer bevoegdheden krijgt. Het zou democratischer worden. Na elf jaar bleek het tegendeel. Balkenende waarschuwde voor de gevolgen van een nee tegen de Europese grondwet. Het was volgens hem naïef om te denken dat een nee zou leiden tot nieuwe onderhandelingen met een beter onderhandelingsresultaat. Ik citeer: "Die andere landen zullen zeggen: je hebt nu dit bereikt, je hebt je referendum niet gehaald, dan moet je maar op de blaren zitten."

Een juridisch bindende verklaring bij zo'n vrijhandelsverdrag is niet meer dan een bliksemafleider voor binnenlands gebruik. Met geld van Nederlandse banken en kredietverzekeraars werden enorme megastallen mogelijk gemaakt in Oekraïne, het meest corrupte land in Europa. Dit vrijhandelsverdrag gaat deze schandvlek niet uitwissen, maar groter maken. Het Oekraïneverdrag maakt, net als CETA en TTIP, de situatie erger. Het verdrag verdient niets anders dan een deugdelijke intrekkingswet.

Is de kwestie rond het Oekraïneverdrag een kwestie die groter is dan Nederland alleen? Als er iets groter is dan wijzelf, is dat onze democratie die bescherming verdient tegen handelsakkoorden met corrupte landen als Oekraïne. Wie zegt angst te hebben voor een Russische beer die uit zijn winterslaap ontwaakt zou zijn, doet er goed aan geen confrontatie te zoeken, maar die te mijden. Regeren is vooruitzien. Negeren is de kop in het zand steken. Ook in dat kader ben ik voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Sinds zeven maanden en twee dagen zit premier Rutte in het Oekraïnedossier klem tussen Den Haag en Brussel. Na alle gebroken beloftes om recht te doen aan de stem van de kiezer neemt hij nu weer zes weken extra de tijd om het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne alsnog geratificeerd te krijgen, ook al stemde bij het referendum op 6 april 61% van de opgekomen kiezers tegen. Na een wanhopig traject om de tegenstem van de kiezer te negeren door zelf de nee-stem te interpreteren — een interpretatie waar niemand om had gevraagd en die bovendien op drijfzand is gebaseerd — denkt de premier dat hij daarin alsnog kan slagen. Dat liet hij maandag weten in zijn brief aan de Tweede Kamer. Hij denkt bij de andere 27 lidstaten steun te kunnen verwerven voor een juridisch bindende aanvulling op het verdrag waarin tegemoetgekomen wordt aan de bezwaren van de nee-stemmers. Maar die bezwaren zijn door de premier verwoord; door de premier en niet door ons of door de kiezer. Want de kiezer wilde maar één ding: nee tegen het associatieverdrag!

Voor die appendix, dat aanhangsel, ontwaart de premier nu waarachtig een meerderheid in het Nederlandse parlement, wat ons betreft met gezochte argumenten. Dat zijn argumenten die in de zeven maanden en twee dagen hiervoor geen enkele rol speelden.

Cruciaal is daarbij de opstelling van D66 en van de Eerste Kamerfractie van het CDA. Er is geen deal met de andere partijen, benadrukt de premier, maar toch denkt hij dat er een goede kans is dat de Tweede en de Eerste Kamer akkoord gaan met zo'n aanpassing. Waar baseert de premier dat vertrouwen op? Waarom denkt hij dat D66 is gedraaid? D66 was nota bene ooit de partij van het referendum. Hoe heeft de premier D66 zo ver gekregen? Het gaat hier tenslotte over de partij die hier buitengewoon geharnast in zat. Vanaf het prille begin heeft D66 gezegd dat het kabinet als eerste stap zo spoedig mogelijk artikel 11 van de Referendumwet moet uitvoeren en dus een intrekkingswet naar de Kamer moet sturen.

Welke CDA-senatoren waren gevoelig voor de geopolitieke argumenten die de premier nu ineens in de strijd gooit? Wil de minister-president dat met ons delen? Want wij begrijpen de nieuwste geopolitieke argumenten oprecht niet. Volgens ons begrijpt de premier het zelf ook niet. Hij heeft nog nooit eerder de zwaarte van het associatieverdrag op deze manier onder de aandacht gebracht. Sterker nog, we herinneren ons allemaal nog de bezweringen van de regering, helemaal aan het begin van dit ontluisterende traject, dat het associatieverdrag een handelsverdrag was. Daar waren er zoveel van, met Zuid-Amerika enzovoort. Deze week is het verdrag door de minister-president bevorderd tot een verdrag waarmee wij het armageddon over ons afroepen of tegenhouden. Bangmakerij van het zuiverste soort.

De wanvertoning wordt er met elk volgend debat erger op. De inconsistentie in de argumentatie wordt met elk debat beschamender. Van een van de vele handelsverdragen zonder verdere consequenties tot een verdrag dat belangrijk zou zijn voor het tegenhouden van vacuümbommen op Aleppo en het inbinden van de agressie van Poetin aan de oostgrens van de EU. Het siert u niet, minister-president, dat u de verantwoording voor oorlog en vrede nu legt op het bord van de nee-stemmer. Het is ronduit beschamend dat u de nee-stemmer op deze manier belast met deze argumenten, die u er in uw wanhoop wat mij betreft aan de haren bijsleept.

Dat is de impliciete boodschap van de premier: als jullie uiting willen geven aan de uitslag van het referendum, aan de nee-stem, dan destabiliseren jullie de oostgrenzen van de Unie en dan liggen alle gevolgen van dien op het bordje van de nee-stemmer. Het is dan allemaal uw schuld, zegt de premier. Dat vind ik schandelijke politiek. Wij zeggen dat de geopolitieke verhoudingen waar de premier vrijdag over sprak, voor de kiezer geen enkele rol spelen. Niet ratificeren is de enige uitkomst die het referendum toestaat. Al die nee-stemmers hebben maar één doel voor ogen gehad met hun nee-stem: geen associatieverdrag met Oekraïne, op geen enkele manier.

Afsluitend. Het verdrag moet van tafel. Dat is de uitslag van 6 april. Dat is het standpunt van de Nederlandse kiezer. Dat is wat 61% gestemd heeft. Nee is nee. Beschadig onze parlementaire democratie niet verder dan u al gedaan heeft. Bedenk dat die 61% nee-stemmers geen genoegen zullen nemen met welke variant op "nee is nee" ook. Dien een intrekkingswet in, alsnog. Toon u eindelijk een leider van dit land.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ruim zeven maanden geleden werd Nederland de vraag gesteld: bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Oekraïne? De ChristenUnie-fractie is tegen toetreding van de Oekraïne tot Europa, maar voor samenwerking en dus voor het associatieverdrag. Daarnaast is het duidelijk dat wij geen voorstander zijn van het raadgevend referendum. Daarin zijn wij nog een keer bevestigd door de nasleep van het Oekraïnereferendum. Dit referendum zegt ook iets over het functioneren van onze referendumwet. De evaluatie ligt er. Daar gaan we later over spreken, maar ik mag hopen dat de gang van zaken rond dit referendum leidt tot een nadere bezinning van de partijen die destijds voor deze wet hebben gestemd.

Maar het referendum heeft plaatsgevonden, de opkomstdrempel is gehaald en er heeft een "nee" geklonken. Die nee-stem van de Nederlandse bevolking vertolkte het gevoel van groeiend ongemak over de Europese Unie; een grenzeloze Europese Unie, die niet levert als het moet en wel levert als het niet moet. Dat ongemak wordt nu ook gevoeld door de keuzes van het kabinet na de uitslag van het referendum. De referendumwet is duidelijk: er moet zo spoedig mogelijk helderheid komen over ratificeren of niet ratificeren. De minister-president voegde daar een derde optie aan toe: we gaan wachten en we gaan praten.

De bal ligt dus nog steeds bij het kabinet. Het kabinet kiest nu voor uitstel en voor een langere onduidelijkheid, die al zeven maanden duurt. Het kabinet is zich bewust van het ongeduld en schrijft te beseffen dat dit moeizame proces leidt tot een algemeen gevoel van ongenoegen dat zo spoedig mogelijk moet worden weggenomen, zoals in de brief staat. Is dat hetzelfde "zo spoedig mogelijk" als uit de referendumwet, zo vraag ik de minister-president. Oftewel: is die duidelijkheid er inderdaad aan het einde van dit jaar?

Het negeren van de nee-stem levert democratische schade op en dat zal het vertrouwen in de politiek aantasten. Tegelijkertijd zeggen wij erbij dat ook geopolitieke belangen een rol spelen. Maar waarom komt de minister-president nu met die argumenten, die we voor het referendum niet hebben gehoord? Waarom is het nu opeens een zaak van landsbelang? Het kabinet zoekt nog steeds naar dat geitenpaadje om recht te doen aan de nee-stem en de geopolitieke situatie. Voor mijn fractie staat voorop dat er in het uiteindelijke voorstel van het kabinet recht moet worden gedaan aan de nee-stem die in april heeft geklonken. We zullen het uiteindelijke voorstel van het kabinet dan ook daarop beoordelen.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Mijn partij heeft hard campagne gevoerd voor een ja bij het Oekraïnereferendum, in tegenstelling tot het kabinet. Als de premier voor 6 april ook maar iets van de urgentie had getoond waarmee hij vorige week ineens kwam, en zojuist weer bij EenVandaag, dan had het er anders uit gezien. Maar helaas: pas nu de internationale druk stijgt en de Kamer deadlines oplegt, ziet de premier de consequenties van zijn afwezigheid in de campagne en van zijn getreuzel. Pas nu komt hij met emotionele oproepen over de Russische vacuümbommen op Aleppo. Nu opeens is het geen handelsverdragje maar een grote geopolitieke kwestie. Dat is opvallend voor een premier die de koning vrolijk liet proosten met Poetin en recentelijk nog weigerde om in Europees verband Rusland sancties, juist vanwege die vacuümbommen, op te leggen. Pas nu ziet de premier waar wij voor 6 april al volop campagne voor voerden: een sterk Europa tegen een dreigende Poetin, een gezamenlijke vuist tegen agressie in onze achtertuin en een Europees antwoord voor al die demonstranten op het Maidanplein.

Maar we kunnen er niet omheen dat de uitslag van het referendum anders was dan wij wilden: een duidelijk nee. D66 heeft steeds gezegd de uitslag van dit referendum zeer serieus te nemen en zwaar te laten wegen. Wat je immers ook vindt van het referendum en van de uitslag, er moet recht gedaan worden aan de bezwaren van de nee-stemmers. Niet luisteren naar die bezwaren is simpelweg geen optie.

Ik ben tijdens de campagne in al die zaaltjes geweest, dag in, dag uit. In de debatten in die zaaltjes — met de heer Van Bommel, met Baudet, met Jan Roos, met allerlei mensen van de SP — kwamen keer op keer dezelfde bezwaren naar voren: het vermeende EU-lidmaatschap van Oekraïne, de vrees dat er extra geld naar Oekraïne zou gaan, de zorg dat Oekraïense werknemers toegang zouden krijgen tot de Europese arbeidsmarkt en de militaire samenwerking en veiligheid. Aan deze bezwaren, die steeds naar voren kwamen, moet dus tegemoetgekomen worden.

Op basis van de referendumwet had D66 het liefst een spoedige intrekkingswet gezien, waarna het kabinet in overleg had kunnen treden met het neekamp en met de andere 27 lidstaten. We weten allemaal hoe het gelopen is: dat heeft het kabinet niet gedaan. Dat verdient geen schoonheidsprijs. Dat heeft ook de vicepremier toegegeven. Inmiddels zijn we zeven maanden verder en treuzelt het kabinet nog steeds. De premier heeft onlangs aangegeven meer tijd nodig te hebben voor een oplossing.

Voor D66 zijn op dit moment, gegeven deze situatie, twee zaken van belang. Enerzijds moet het kabinet inhoudelijk tegemoetkomen aan de zorgen van de nee-stemmers. Anderzijds moet Europa niet uit elkaar gespeeld worden en mogen we Poetin niet de mogelijkheid geven om Oekraïne te destabiliseren en de veiligheid aan de grenzen van Europa in gevaar te brengen. Daarom geven wij, knarsetandend, de premier de tijd om in december tot een oplossing te komen met de andere lidstaten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het aardige van D66 in april was dat de heer Verhoeven toen eerlijk zei: we hebben het referendum verloren en nu zal er gevolg gegeven moeten worden aan de uitslag. Die uitslag was glashelder: nee tegen dat verdrag. De heer Verhoeven stond vooraan om te zeggen: dat verdrag moet van tafel en die intrekkingswet moet nu ingediend worden. Waarom is hij gedraaid?

De heer Verhoeven (D66):

Wij hebben na het referendum inderdaad volmondig toegegeven dat wij de campagne verloren hadden. Wij hebben ruiterlijk toegegeven dat wij ons flink hebben ingezet voor een andere uitslag, die er niet gekomen is. Wij hebben toen gekeken naar onze eigen referendumwet. Daarin staat: kom zo spoedig mogelijk met een intrekkingswet. D66 heeft dus ook vanzelfsprekend de motie van de collega van de heer Van Dijk, de heer Van Bommel, gesteund. Wij wilden namelijk zo snel mogelijk een intrekkingswet van het kabinet, waarna aan de slag gegaan kon worden met de inhoudelijke oplossing: het overleg met het neekamp en het overleg met de 27 andere lidstaten. De premier en de minister van Buitenlandse Zaken hebben daar destijds negatief over geadviseerd. Die motie heeft het niet gehaald. Nu zijn we zeven maanden verder. Nu is er dus ook een andere situatie dan toen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is toch niet sterk? De heer Verhoeven haalt terecht de motie-Van Bommel aan, die D66 gesteund heeft. Daarin wordt verzocht om zo snel mogelijk een intrekkingswet in te dienen. Vervolgens komt de heer Pechtold met een motie: uiterlijk 1 november moet het kabinet vertellen wat er gebeurt. Die motie wordt ook niet uitgevoerd. Twee moties worden niet uitgevoerd en de uitslag van het referendum wordt niet gevolgd. Hoe zit het met de geloofwaardigheid van de heer Verhoeven? Juist zijn partij, ooit groot voorstander van referenda, neemt nu de uitslag ervan totaal niet meer serieus. Doe daar wat aan, mijnheer Verhoeven!

De heer Verhoeven (D66):

Hoezeer wij de motie-Van Bommel ook gesteund hebben en achter de procedure stonden van onze eigen referendumwet, namelijk eerst intrekken, dan aan de slag met de oplossing en dan overleg met het neekamp: die motie heeft het niet gehaald. Dat die motie niet uitgevoerd is, is teleurstellend volgens D66, maar het kabinet heeft — het werd gesteund door PvdA en VVD, die toen nog een meerderheid hadden in deze Kamer — besloten om het niet te doen. Toen is er een proces op gang gekomen. De premier zal daar straks ook nog wel wat over zeggen. Het was allemaal heel moeilijk: hij kreeg het niet op de agenda, er was een brexit, er was allemaal gedoe. Op een gegeven moment heeft Alexander Pechtold tijdens de Algemene Beschouwingen een Kamerbreed gesteunde motie ingediend. Ik had de vraag een beetje verwacht, dus heb die motie bij me. Die luidt gewoon: zorg dat je voor uiterlijk november 2016 een antwoord formuleert op de uitkomst van het referendum. De minister-president heeft een brief naar de Kamer gestuurd en heeft toegegeven dat hem dat niet lukt. Dankzij die motie is er nu wel duidelijk dat er iets gaat gebeuren en wat er gaat gebeuren. De premier zegt daar nog zes weken voor nodig te hebben.

De heer Beertema (PVV):

Ik vind het opvallend dat de heer Sjoerdsma hierachter steeds heel meesmuilend zit te lachen als de heer Van Dijk aan het woord is, zo van: hahaha, daar sta je dan.

De voorzitter:

Dat telt niet mee.

De heer Beertema (PVV):

Ik vind dat getuigen van dedain, ik vind het buitengewoon storend en ik zou mijnheer Sjoerdsma willen vragen om zich daarvan te onthouden. We zijn hier met een debat bezig. U mag straks ook spreken als u dat wilt.

Voorzitter. Het zou nog zo kunnen zijn geweest dat de heer Verhoeven een laag profiel zou hebben ingenomen, maar dat heeft hij natuurlijk niet. Hij heeft getwitterd: zo spoedig mogelijk een intrekkingswet, dan Rutte om tafel met het neekamp. Op Facebook heeft hij uitvoerig verslag gedaan van zijn eigen stoere houding. Nu is het allemaal ineens heel anders. Ik wil eigenlijk het volgende aan de heer Verhoeven vragen. Ik ben een gereformeerde jongen, dus ik kan heel goed in de Bijbel lezen en heb veel preken gevolgd en zo. Ik heb een stukje tekst bij me van collega Pechtold. In antwoord op de vraag van een journalist "Dan is nee toch geen nee meer?" zei hij: jawel, maar het ligt eraan hoe je nee zegt; je kunt langs de inhoud nee bereiken, of uit de bus stappen waarna de bus doorrijdt; dan is nee toch ja. D66 is een heel elitaire partij, die ongelofelijk veel aan close reading doet. Wij doen dat iets minder, dus ik vraag de heer Verhoeven om dát nou eens uit te leggen aan die 61% van de kiezers, voor wie hij toen zo dapper stond met de mededeling: wij gaan aan uw stem tegemoetkomen.

De heer Verhoeven (D66):

De vraag van de heer Beertema bevat wel heel veel elementen. Hij put in ieder geval vrij selectief uit zaken die ik op social media heb gezet. In de tweets en op Facebook staat gewoon een consistent verhaal, zoals ik dat net ook heb gehouden. Na het referendum vonden wij het op basis van de Referendumwet de zuiverste procedure om de wet in te trekken om vervolgens … Voor de partij van de heer Beertema, GeenStijl en de SP is het intrekken en klaar. Dat heeft D66 nooit gezegd, nooit, nergens, niet op Twitter, niet op Facebook, nergens. Wij hebben gezegd dat intrekken het begin is van het zoeken naar een oplossing. De premier heeft gezegd: dat willen we niet zo doen. Dat heb ik net al aan de heer Van Dijk uitgelegd. Nu zijn we zeven maanden verder. Dan kun je daar de hele tijd over blijven praten, maar ik gebruik niet voor niets het woord "knarsetandend".

De voorzitter:

Ik zie dat de premier is weggegaan. Hij komt zo terug, neem ik aan. We wachten heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Daar is hij alweer.

De heer Verhoeven (D66):

Als de premier wegloopt midden in een antwoord dat ik aan de heer Beertema geef, ga ik toch twijfelen aan wat ik zeg.

Dat is steeds onze lijn geweest. De SP heb ik in al die zaaltjes gezien en daar heb ik eindeloos mee gedebatteerd over de reden voor het nee. De PVV heb ik geen een keer gezien. De PVV is nooit bij de debatten geweest, de PVV is nergens in de zaaltjes geweest, de PVV heeft hooguit hier in de Kamer wat dingen geroepen, zoals zij altijd doet. Zij heeft geen verantwoordelijkheid genomen, geen inzet gepleegd, geen campagne gevoerd: helemaal niets. De PVV weet dus ook helemaal niet wat er in die zaaltjes allemaal besproken is. In die zaaltjes zijn heel veel inhoudelijke dingen naar voren gekomen, dus niet nee is nee. Niemand heeft in die zaaltjes gezegd: nee is nee. Niemand. De enige die dat roept, is de heer Beertema en die is nooit in die zaaltjes geweest. Dat geldt ook voor de heer Bontes. "Nee is nee" is dus niet het goede antwoord. Nee wil zeggen: doe iets met dat vermeende lidmaatschap, waar wij niet voor zijn; doe iets met het geld dat naar Oekraïne zou gaan, wat niet uit het verdrag voortvloeit; doe iets met de militaire samenwerking. En dat is nu precies waarvoor de premier nog zes weken de tijd gevraagd heeft.

De heer Beertema (PVV):

Kennelijk heb ik een goede vraag gesteld, want als je op deze opzichtige manier jij-bakken moet gaan verkondigen, vind ik dat een beetje beschamend. U kunt beter, mijnheer Verhoeven.

U spreekt niet helemaal de waarheid. Op 14 april 2016 zegt u hier dat u simpel kunt afronden. U zegt, en nu komt het simpele: de kiezer heeft gesproken, het verdrag kan niet doorgaan, dus dien de intrekkingswet zo spoedig mogelijk in, overleg met het neekamp en de EU-lidstaten om te kijken wat Nederland … Enzovoorts. Dat was de volgorde die u toen aanhield. Kennelijk bent u in zo'n rokerig D66-zaaltje tot andere inzichten gekomen. De mensen van Facebook weten dat echter niet, dus als ik u was, zou ik vanavond een bericht op Facebook zetten dat u ze belazerd hebt.

De heer Verhoeven (D66):

De heer Beertema stopte met het lezen uit mijn tekst van 13 april precies op het moment dat ik graag had gehad dat hij nog even doorlas. Maar ja, dan stopt hij weer; dat is jammer. Ik zei toen namelijk: om te kijken wat Nederland, Europa en Oekraïne wel kunnen doen binnen de kaders van deze uitslag. Dat is precies het punt. Je kunt de hele tijd zeggen: nee is nee; punt; klaar. Maar …

De heer Beertema (PVV):

Het gaat om de volgorde, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb steeds gewezen op de procedure volgens de Referendumwet en die is om de wet in te trekken en aan de slag te gaan met het zoeken naar een oplossing. De premier en de minister van Buitenlandse Zaken hebben gezegd: dat gaan we niet doen, dat werkt zo niet, dan ben je je onderhandelingspositie kwijt. Daar waren allemaal argumenten voor. Desondanks hebben we de motie-Van Bommel c.s. (34270, nr. 11) gesteund. Die heeft het niet gehaald. Toen is het kabinet, gesteund door de PvdA en de VVD, met het proces aan de slag gegaan. En zeven maanden later staan we hier. Je kunt veel zeggen, maar het is toch een vrij consistente lijn geweest.

De heer Klein (Klein):

Die consistentie waag ik te betwijfelen, want gelet op de ontstaansgeschiedenis van de Wet raadgevend referendum, waarvan ook D66 een voortrekker was, gaat het er juist om dat er wordt geluisterd naar de kiezers en dat aan mensen een keuze wordt gegeven middels een raadgevend referendum. Dat is het uitgangspunt. Zo zijn we het referendum ook ingegaan. Zo ken ik D66 ook uit de oude periode. Vervolgens begrijp ik absoluut niet waarom de heer Verhoeven de bezwaren die hij in zaaltjes heeft gehoord — die heb ik ook gehoord tijdens mijn campagne — nog een keertje gaat pamperen.

De heer Verhoeven (D66):

Misschien ligt het aan mijn manier van debatten voeren, luisteren naar mensen in het land en naar zaaltjes toegaan, maar als ik naar een zaaltje in het land ga om daar te debatteren over een associatieakkoord, zeggen allerlei mensen tegen mij: mijnheer Verhoeven, ik ben zo bezorgd, want door dit associatieakkoord wordt Oekraïne lid van de Europese Unie. Mensen zeggen: mijnheer Verhoeven, ik ben zo bezorgd, want de militaire samenwerking die in het akkoord wordt genoemd, vind ik eng. Die mensen zeggen ook: mijnheer Verhoeven, ik ben zo bang dat allemaal Oekraïense werknemers naar Nederland komen om onze banen over te nemen. Als die mensen dat dag in, dag uit tegen mij zeggen, dan vind ik dat ik juist iets met hun signaal doe als ik die inhoudelijke bezwaren weg probeer te nemen en op die manier inhoud geef aan de nee-stemmer. Ik vind het dus niet zo raar dat ik na mijn bezoeken aan al die zaaltjes probeer om iets te doen met de bezwaren die ik heb gehoord. Dat is, denk ik, ook een manier van invulling geven aan je taak als volksvertegenwoordiger. Ik doe dat op deze manier.

De heer Klein (Klein):

Daarom heeft de D66-fractie misschien een consistente lijn gevolgd op het moment dat zij, net als mijn fractie, de motie-Van Bommel c.s. steunde. Er werd gezegd: kom met een intrekkingswet. Vervolgens bekijk je hoe je het gaat invullen en eventueel aan bezwaren tegemoet kunt komen. Dan ga je heronderhandelen et cetera; weet ik het wat voor processen aan de orde kunnen komen. Dat zou een consistente lijn zijn. Dan zou de heer Verhoeven recht doen aan de bezwaren die hij in de zaaltjes heeft gehoord en die ik ook heb gehoord. Maar het is toch uitermate inconsistent om op een gegeven ogenblik te zeggen: die motie is verworpen, het zij zo; we laten het referendum voor wat het is? De heer Verhoeven zegt nu: nee is toch geen nee; eventueel gaan we proberen om de bezwaren te accommoderen. Hij zegt ook dat zal worden bekeken of er nog iets kan worden rechtgebreid, terwijl dat vooralsnog niet wordt gedaan. Dat is toch helemaal niet consistent? Graag wil ik hierop een reactie.

De heer Verhoeven (D66):

Ik vind het wel consistent.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. De uitslag van het referendum was overduidelijk: nee tegen het associatieverdrag met Oekraïne. Het kabinet zegt dat het toch ruimte ziet voor een oplossing. Als het aan het kabinet ligt, blijft de tekst van het verdrag zoals het is, maar komt er een verklaring van regeringsleiders, een soort bijsluiter bij het verdrag. Staatsrechtelijk heeft het kabinet de ruimte en het recht om deze poging te doen, want het is waar dat een raadgevend referendum geen bindend referendum is. Daarom kan en mag het kabinet pogingen doen om het verdrag te redden. Maar het politieke oordeel van de SGP is dat zij daar geen heil in ziet. Wij hebben er nooit een geheim van gemaakt dat wij een raadgevend referendum vlees noch vis vinden. Het draagt het grote risico in zich dat het meer onbehagen oplevert dan onbehagen wegneemt. Dat zien wij nu precies gebeuren.

Het klopt dat het blindelings volgen van zo'n raadgevend referendum tekortdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van de regering en het parlement, maar het is evenzeer waar dat het naast zich neerleggen van de uitslag van het referendum grote schade toebrengt aan het vertrouwen van de burger. Het vervelende is dat dit des te sterker aan de orde is nu het een Europees verdrag betreft, want juist over Europese besluitvorming bestaat veel scepsis bij de burgers en leeft er onvrede. Het is begrijpelijk dat het kabinet een rationele reconstructie maakt van de nee-stem, maar het is ook kwetsbaar en aanvechtbaar.

Een kenmerk van een referendum is nu juist dat er maar twee smaken zijn, ja of nee, en dat het stembiljet geen ruimte biedt voor een motivering. Bij de keus voor ja of nee spelen zowel rationale afwegingen als emoties een rol. Ik wijs op een uitspraak van de Europese Commissaris dat Oekraïne toch EU-lid kan worden. Ik wijs op de resolutie van het Europees Parlement waarin wordt gesteld dat het EU-lidmaatschap op termijn mogelijk moet zijn. Dat is olie op het vuur van nee-stemmers die vinden dat de EU een rijdende trein is die niet of nauwelijks is te stoppen. Dat versterkt het gevoel dat regeringen altijd weer beweren dat het in het landsbelang is om ons braaf in het Europese gareel te voegen. Als het slot van het liedje zou zijn dat het verdrag toch gewoon doorgaat, met wat plaatjes en praatjes eromheen, dan is dat een ongelukkige uitkomst. Het kabinet moet zeer goede papieren hebben om de raad van meer dan 60% van de stemmers te negeren. Die dwingende belangen ziet de SGP-fractie niet.

Om een lang verhaal kort te maken, de meest geloofwaardige uitslag is en blijft in onze ogen: niet ratificeren. Het kabinet verkent een andere route en heeft daartoe ook het recht, maar gelet op de Wet raadplegend referendum is mijn vraag dan wel wanneer er definitieve duidelijkheid komt over waar het kabinet staat.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Toen de referendumwet in 2014 werd aangenomen, stond een Kamermeerderheid hier op de banken te juichen. Eindelijk was de democratie vernieuwd en waren de regenten opzijgezet. Iedereen blij, totdat er iets verrassend gebeurde: al bij de eerste mogelijkheid, in het kader van het tot dan toe bij de meeste Nederlanders totaal onbekende Associatieverdrag van de EU met Oekraïne, werden meer dan 400.000 handtekeningen opgehaald en werd er een referendum afgedwongen. Het CDA heeft voor het verdrag met Oekraïne gestemd en tegen de referendumwet. Tegelijkertijd beseft het CDA wel dat, wanneer een referendum eenmaal is gehouden, wanneer de Kamer heeft gezegd dat de Nederlanders aan zet zijn, er niet zomaar kan worden gezegd dat je niets met de uitslag doet. Nederlanders werd echt iets gevraagd. Wat is er gebeurd? Laten we dat niet vergeten. Er zijn 13 miljoen oproepkaarten verzonden. Wat er gebeurde, was geen grapje. Er kwamen 4 miljoen mensen stemmen, 2,5 miljoen mensen stemden tegen, 1,5 miljoen mensen stemden voor. De totale kosten van het referendum: 40 miljoen.

Ik heb meegedaan aan de campagne voor het referendum. Ik heb dat serieus genomen. Ik heb opgeroepen om voor het verdrag te stemmen. Maar ik heb ook gezegd, evenals mijn collega's: als de opkomst geldig is, dan moet de uitslag worden gerespecteerd. Dat geldt nog steeds. Laten we reëel zijn: in de politieke wereld hebben beslissingen consequenties. Dat geldt ook voor de beslissing van een parlement om niet zelf te besluiten, maar om dat besluit uit handen te geven. Je kunt de bevolking niet om een mening vragen en, wanneer de uitslag tegenvalt, opeens zeggen: foutje, bedankt, we doen het toch anders. Het referendum heet raadgevend, maar wat ermee werd bedoeld, was iets anders: als het ja wordt, voeren wij het uit, maar als het nee wordt, doen we het niet. Zo gaat dat niet.

Ondertussen, zeven maanden later, rollen we al bijna naar het volgende referendum. Vergeet dat niet. Het CDA is tegen referenda en tegen de referendumwet, maar hoe kan het, zeven maanden na het referendum, dat het kabinet nog steeds met die oude wet zit en niet zelf het initiatief heeft genomen om daarmee te stoppen? Dat is een verantwoordelijkheid. Democratie is geen speeltuin. Democratie gaat om het echie. Als de Kamer die keus uit handen legt, dan heeft dat consequenties. Dan kun je niet, als de uitslag tegenvalt, zeggen: dat was niet de bedoeling, volgende keer beter.

Wat gebeurde er? De stembussen waren nog niet gesloten of er brak paniek uit in Den Haag. Bij een ja zouden de referendumvoorstanders om het hardst hebben geroepen dat het een succesvol middel is, waar wij mee doorgaan. Nu was men totaal de weg kwijt. Het kabinet, in paniek, had een bezweringsformule paraat: we gaan niet ratificeren, of wel, maar niet zonder meer ratificeren. Alsof dat de vraag was die voorlag. Nog in september zei de premier over het niet ratificeren door Nederland: het is natuurlijk niet fijn, maar ze zullen een paar dingen juridisch moeten regelen en dan kan het gewoon doorgaan. Vervolgens sloeg hij een paar weken later een buitengewoon alarmerende toon aan. Nu is het kabinet alsnog bezig om te interpreteren wat de kiezer met de nee-stem bedoelde. Maar let op met het referendum. Er wordt de burgers niet gevraagd een essay te schrijven met argumenten voor of tegen. Was het maar zo. Het is een ja of een nee. Nogmaals, als je die vraag uit handen geeft, heb je dat gedaan.

Nu komt er in dat verdrag geen lidmaatschap van de EU, geen verplichting tot militaire samenwerking en geen financiële steun aan Oekraïne. Alsof dat in dat verdrag stond. Denken wij werkelijk dat de Nederlanders niet beseffen waar zij voor of tegen stemmen? Zij hoeven niet te motiveren. Wij in de politiek kunnen inleggen wat wij denken dat het was, maar dat is geen antwoord op een referendum.

Ik rond af. Zeven maanden na dat referendum is vooral Den Haag in opperste verwarring. Nederland weet het wel, kijkt naar ons en denkt: waar zijn ze nu weer mee bezig? Dat is het resultaat van het referendum. Daarom kan het zo niet. Daarom is er maar één weg, en die is: doorgaan met het niet uitvoeren van het referendum, zoals ik in april volgens mij al zei, en nooit meer dit soort referenda houden, want het werkt niet. Daar spreek ik het kabinet op aan.

Veel mensen schreven mij overigens over hun zorgen, zowel bij het respecteren van de uitslag van het referendum als bij het niet respecteren daarvan. In het ene geval gaat het erom dat Nederland zijn positie in Europa verliest. In het andere geval gaat het erom dat onze democratie verzwakt. Maar ik zeg u: als wij nu gewoon doorgaan alsof er niets aan de hand is, bewijzen wij als Kamer daarmee dat wij niets van de democratie hebben begrepen. Nogmaals, er zijn twee mogelijkheden. Je hebt de representatieve democratie en dan neem je namens het volk beslissingen en maak je keuzes. Daar staat het CDA voor. Of je geeft het uit handen, maar dan moet je niet muizen als bij de eerste gelegenheid mensen anders stemmen dan je had verwacht.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit een consistent betoog. De heer Buma is tegen referenda, maar als er een is gehouden, zegt hij: leef het dan na en voer het uit. Dat heeft de heer Buma in april ook gezegd: aan de slag met die intrekkingswet. Hij heeft ook de moties daartoe gesteund. Hartstikke goed. Mag ik dan aannemen dat al die berichten die ik in de kranten lees, namelijk dat er zekere CDA-parlementariërs zijn die er misschien anders in staan, onjuist zijn en dat dit gewoon het standpunt is van het CDA: intrekken dat verdrag, want het is van tafel?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, dat is het standpunt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, dat is het standpunt, dus al die berichten over parlementariërs van het CDA die zeggen "wij gaan eens even rustig afwachten waarmee de premier over een aantal weken naar de Tweede Kamer of de Eerste Kamer komt en dan gaan wij dat eens rustig beoordelen" zijn nonsens? Het CDA is tegen dit verdrag en dit verdrag moet van tafel. Is dat juist of niet?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, en tegelijkertijd ga ik niet ontkennen wat er in de kranten staat. Dat staat er allemaal in en dat vind ik ook helemaal geen punt. Ik zeg hier nu wat ik vind en dat meen ik. Ik zeg dat ook heel serieus. Ik vind ook dat de anderen dat serieus zouden moeten nemen. Wij zijn nu aan zet. Ik sta hier en u staat daar. Ik zeg tegen het kabinet twee dingen. In april heeft ongeveer de hele Kamer, behalve de coalitie, die motie ingediend waarin stond: trek die wet in. Dat is dus ook niets nieuws. Ik zeg: laten wij niet doen alsof de burger blij is met een interpretatie door ons hier in Den Haag van wat zij gevonden zouden hebben. Stop met dit soort referenda, maar zorg er wel voor dat je in een geval als dit niet zeven maanden later ineens toch doorgaat.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. De PvdA heeft campagne gevoerd voor het associatieakkoord met Oekraïne. Onze inzet was dat wij voorstander zijn van die samenwerking met Oekraïne en dat die belangrijk is voor de relaties met Oekraïne, voor het bevorderen van de mensenrechten en voor de democratie aldaar. Ook is die samenwerking belangrijk om Oekraïne niet de handen te laten vallen van Poetin. Onze lijn was tegelijkertijd dat de uitslag van het referendum in Nederland moet worden gerespecteerd. Dat is nog steeds onze inzet. Daarom hebben wij ook de motie gesteund om voor 1 november duidelijkheid te krijgen over die opvolging van het referendum.

De PvdA wil het kabinet de ruimte geven om de belangrijkste bezwaren van de nee-stem een plek te geven. Het kabinet heeft per brief aangegeven dat het de komende periode, voorafgaand aan de Europese Raad van 15 en 16 december, verder wil onderhandelen om te werken aan een juridisch bindende oplossingen. Het duurt lang en dat maakt ook ons ongeduldig. Ook in april, na de uitslag, spraken wij hier al over. De vraag lag en ligt bij het kabinet wat het kabinet met de uitslag moet doen, want de bal ligt daar; zo stelt de wet het nu eenmaal. Ik herhaal wat wij toen ook zeiden: of het kabinet gevolg moet geven aan de raadgevende uitspraak van de kiezers, is niet langer de vraag. Alle partijen hebben in hun eigen bewoordingen gesteld dat dat moet.

Inmiddels weten we meer. Het kabinet is in gesprek geweest met de andere verdragspartijen en zet zich in Brussel in om met de lidstaten te zoeken naar manieren waarop zij de bezwaren van de nee-stemmers een plek kunnen geven. Daarbij staan een aantal punten voorop: dat het verdrag geen opmaat is voor lidmaatschap van de Europese Unie, dat het verdrag geen verplichtingen tot militaire samenwerking en bijstand geeft, dat het verdrag niet inhoudt dat Oekraïners hier zomaar mogen komen werken, dat bevordering van de rechtsstaat in de Oekraïne een centraal element moet zijn in het verdrag en dat het moet gaan om een juridisch bindende oplossingen. De PvdA steunt de regering op deze weg, ook al is dat een moeizame en taaie weg, waarbij zowel in beide Kamers als bij de lidstaten draagvlak moet worden gevonden.

Het is belangrijk dat de regering zich in dit proces rekenschap geeft van alle relevante aspecten, ook van de geopolitieke context. De PvdA steunt de premier, die probeert een ultieme poging te doen voor die oplossing. We snappen ook dat het taai en traag is. Dat roept bij ons ook frustratie op. Het duurt lang. Wij willen dat het kabinet zo snel mogelijk de ruimte heeft om die bezwaren van de nee-stem een plek te geven. Dat willen we niet roekeloos doen, want we willen ook niet dat er roekeloos met de belangen van Nederland en Europa wordt omgegaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik verwachtte eigenlijk de heer Monasch, maar die komt niet.

De voorzitter:

Die komt nog!

De heer Jasper van Dijk (SP):

O, oké.

Ook aan mevrouw Maij vraag ik hoe het nu zit. De heer Samsom was zo duidelijk: nee is nee, dus aan de slag met die intrekkingswet! Waarom komt zij nu met zo'n warrig verhaal dat zij afwacht wat de premier allemaal kan regelen in Brussel? De uitslag was toch volstrekt helder? Dit verdrag is toch van tafel?

Mevrouw Maij (PvdA):

Volgens mij was ik niet heel warrig. Wij hebben in april ook al aangegeven dat wij het belangrijk vinden dat er gevolg wordt gegeven aan de stem van de nee-stemmer. Wij willen bekijken hoe de bezwaren van de nee-stemmer een plek kunnen krijgen. Wij willen het kabinet daarvoor de ruimte geven. Dat hebben wij in april ook gezegd en dat herhaal ik nu.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Uw partijleider zei: nee is nee. Dat betekent geen verdrag met de Oekraïne. De premier zegt iets heel anders. Hij zegt dat hij het verdrag graag wil ratificeren, want anders zou er hel en verdoemenis komen. Ik hoor net dat u hem daarin steunt. Dat is iets anders dan wat uw partijleider zei ten tijde van het referendum. Waarom draait u daarin mee? Daarmee verliest u uw geloofwaardigheid.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik heb heel duidelijk aangegeven dat wij vinden dat hier op inhoud een plek moet worden gegeven aan de bezwaren van de nee-stem. Dat hebben we ook in april aangegeven. Die stap was toen duidelijk, en dat hebben we nu ook gezegd. Ik vind het wel opmerkelijk dat eigenlijk alle dingen waarmee de premier aan de slag gaat, bezwaren zijn die door de SP in de campagne genoemd werden, mijnheer Van Dijk. Ik had dus eigenlijk verwacht dat u hier zou staan juichen en dat u zou zeggen: wat ontzettend fijn dat er eindelijk naar ons geluisterd wordt! Uw eigen leider, de heer Roemer, zei: het verdrag is een opstap naar de Europese Unie; laten we de mensen niet bedonderen. Als nu duidelijk wordt dat dat niet zo is, zou ik verwachten dat de SP juichend langs de lijn zou staan. Ik kan zo nog een paar dingen noemen die uw eigen leider gezegd heeft.

De voorzitter:

U mag kort reageren, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit is allemaal een rookgordijn; dit doet allemaal niet ter zake. Het verdrag is verworpen en dus moet het van tafel zijn. Dat zei Diederik Samsom en daar draait u nu van weg, achter de premier aan. Dat vind ik doodzonde, want dat neemt al uw geloofwaardigheid weg.

Mevrouw Maij (PvdA):

De leider van de SP, uw leider, heeft op 21 maart — u kunt het terugkijken — op de vraag "is het verdrag een opmaat naar het lidmaatschap van de Europese Unie?" gezegd: laten we de mensen niet bedonderen, dit is een stap naar de Europese Unie. Op de vraag "is het verdrag goed voor de Nederlandse economie?" heeft uw leider gezegd: er komen zo heel veel goedkope arbeiders naar de Europese Unie. Op de vraag "is dit een provocatie?" heeft uw leider gezegd: dit verdrag is niet nodig, we kunnen Oekraïne op verschillende manieren helpen; dat doe je niet door miljarden naar corrupte regeringen of naar oligarchen te sturen. Al uw zorgen worden hier geadresseerd. Ik had verwacht dat u wat enthousiaster zou reageren als SP.

De heer Klein (Klein):

Dat is allemaal heel mooi en emotioneel, maar veel belangrijker is dat u zegt: we gaan de bezwaren van de nee-stemmers accommoderen, daar gaan we iets mee doen, we gaan ze een mooi plekje geven. Hebt u die nee-stemmers wel gevraagd welke bezwaren zij hebben en of u überhaupt nog wel een kans hebt om te gaan sjoemelen aan het nee?

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik ben actief geweest in de campagne. Ik heb daar ook met een aantal SP'ers gestaan. Zij zeiden allemaal hetzelfde wat ik net opnoemde en wat ik heb geciteerd van de heer Roemer. Dat waren heel duidelijke bezwaren. Als we voor een deel aan die bezwaren tegemoet kunnen komen en als we die een plek kunnen geven in een juridisch bindend document, dan zou een aantal van die tegenstanders, die ook hier in de Kamer zitten, nu eigenlijk een compliment moeten geven.

De heer Klein (Klein):

Dat is een rare redenering. In het debat voor het referendum heeft de heer Roemer gezegd dat het een beetje onzinnig was. U hebt gezegd dat dat onzinnig is, omdat het geen opmaat is naar bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Europese Unie. Dat is een afweging. Vervolgens maakt de kiezer een keuze: hij zegt nee. Vervolgens zegt u dat u nog wel een beetje tegemoet wilt komen aan die kiezer, terwijl u helemaal niet weet welk argument die kiezer de doorslag heeft laten geven. Kortom, u kunt helemaal niet zeggen: ja, maar ik weet wel wat de kiezer vindt en daar ga ik nou een beetje aan tegemoetkomen. Dat toont een bepaalde arrogantie. Eigenlijk moet u helemaal niks weten. Nee is nee!

Mevrouw Maij (PvdA):

De heer Klein legt mij allemaal woorden in de mond, ook kwalificaties, over de heer Roemer. Die heb ik helemaal niet gegeven. Ik heb alleen aangegeven wat de heer Roemer heeft gezegd. Ik heb ook aangegeven wat wij al in het debat in april hier hebben gezegd. De bal ligt bij het kabinet. Wij willen dat het kabinet inhoudelijk gevolg geeft aan die nee-stem en dat het die nee-stem een plek geeft.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Het associatieverdrag met Oekraïne zou een goede manier zijn geweest om het land te ondersteunen op het pad naar welvaart, mensenrechten en democratie. Het zou de rechtsstaat kunnen versterken. Het verplicht Oekraïne tot het stellen en handhaven van duidelijke en eerlijke regels. Het zou ervoor zorgen dat we nauwer gaan samenwerken op verschillende terreinen om zo armoede, corruptie en rechteloosheid te bestrijden. Het wordt ook eenvoudiger en goedkoper voor bedrijven om producten te importeren uit en te exporteren naar Oekraïne. Het is een prima verdrag. Wat ons betreft, had het ook de internationale verhoudingen en de stabiliteit in Oekraïne kunnen dienen. Wij hebben er dan ook stevig campagne voor gevoerd.

De regering deed dat echter niet. We hebben deze minister-president en ook de minister van Buitenlandse Zaken nauwelijks gezien. De coalitiepartijen lieten het over aan D66 en GroenLinks om te proberen het Oekraïneverdrag goed uit te leggen in Nederland, tegen alle populistische praat in. Dat is niet gelukt en wij hebben het referendum verloren. Dan neem je, naar goed democratisch gebruik, je verlies. Dan denk je er vervolgens goed over na wat je verkeerd hebt gedaan en ga je met het resultaat daarvan gewoon verder.

Maar intussen heeft de minister-president Nederland een halfjaar aan het lijntje gehouden. Medio oktober werd hij ineens een beetje wakker. En nu moeten we van hem een dramatisch verhaal horen over het landsbelang, over de Russische beer en over grote geopolitieke vraagstukken. Nu zouden we de uitslag van het referendum alsnog eigenlijk een beetje terzijde moeten schuiven. Ik verwijt de minister-president niet eens zozeer dat hij nu meer tijd nodig heeft, als wel dat hij zo weinig een vooruitziende blik had. Alle argumenten lagen tijdens de aanloop naar het referendum al op tafel. Ze zijn allemaal de revue gepasseerd, maar het heeft niet mogen baten. We zijn er niet in geslaagd om de Nederlandse bevolking ervan te overtuigen. En dan is het niet anders: een nee van de bevolking is een nee.

Wat het kabinet nu ook doet, de bal ligt bij het kabinet. Blijkbaar is er steun voor om deze extra tijd nog te nemen. So be it, we wachten het af. Wat GroenLinks betreft had die intrekkingswet er echter al mogen liggen. Dat hebben we al eerder in de Kamer met elkaar uitgesproken.

Ik kom op het geopolitieke belang van dit verdrag. Dat wordt nu enorm opgepoetst. Er is een geopolitiek belang, maar dit is geen nieuw argument. En het is ook relatief. Het was niet dé reden om tot dit verdrag te komen. Als we het verder hebben over geopolitieke belangen, dan weet ik er nog wel eentje. Nederland is een gasleverancier en een grote handelaar in gas en olie. Daarmee heeft ons land de mogelijkheid om écht een geopolitieke kaart te spelen. Maar Nederland doet dat niet, want dan is ineens de koopman belangrijker dan de dominee. Nederland verdient hier en in West-Europa aan het Russische gas en de Russische olie. Die Russische energiebronnen worden via Nederland doorgevoerd. Hiermee financiert Rusland zijn straaljagers boven Syrië: laten we dat wel beseffen. Als we écht iets willen doen, als we écht een deuk in een pakje boter willen slaan op het geopolitieke vlak, dan zouden we daar wat aan moeten doen. Dat is mijn oproep aan de minister-president. Kan hij daarop duidelijk reageren? Wanneer gaat het roer om bij dat beleid?

Nederland moet nu de uitslag van het referendum recht doen. Maar we moeten ook iets doen voor Oekraïne. Dat moeten we dan maar buiten dat verdrag om doen. Het land heeft te lijden onder bezetting en corruptie. Gepruts met het associatieverdrag mag niet de reden zijn om onze handen maar af te trekken van Oekraïne. Wat gaat Nederland dan doen om Oekraïne te steunen, vraag ik de minister-president. Is het kabinet daarover in gesprek met Oekraïne? Gaat Nederland bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan een omvangrijke OVSE-missie, zoals door Oekraïne is gevraagd? Gaat Nederland zo'n missie ondersteunen? Zijn dat de zaken waarbij we dan wél op een geloofwaardige manier iets kunnen doen voor Oekraïne?

De heer Verhoeven (D66):

Ik hoor de heer Grashoff best wel veel dingen zeggen die ik zelf ook heb gezegd. Ik heb er echter aan het eind bij gezegd dat D66 daarom vindt dat de premier zes weken extra de tijd mag krijgen. Wat zegt GroenLinks nou precies na dit debat? De heer Klaver heeft tegen krantenjournalisten steeds gezegd: ik acht de kans heel klein dat we het kabinet de ruimte geven om te zoeken naar een oplossing. De heer Grashoff zei net: so be it, en het had beter anders gekund. Wat zegt GroenLinks nu tegen het kabinet?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Wij zeggen tegen de leden van het kabinet: de bal ligt bij u. Wij zeggen: komt u met waar u mee wilt komen, maar GroenLinks heeft er een hard hoofd in dat de minister-president hierbij met een geloofwaardige oplossing kan komen. Wij hebben er een hard hoofd in dat het een oplossing zal zijn op basis waarvan wij de Nederlandse bevolking zouden kunnen uitleggen dat daarmee echt de uitslag van het referendum recht zou worden gedaan. Maar ik zeg nogmaals: de creativiteit ligt nu bij het kabinet.

De heer Verhoeven (D66):

Mag ik dat vertalen naar een iets duidelijker standpuntinname? Eigenlijk zegt de heer Grashoff nu hetzelfde als wat D66 zegt. Hij zegt eigenlijk: we geven de premier zes weken de tijd. Daarna valt te bezien of hij dan met iets goeds is gekomen. Maar hij mag het van GroenLinks in ieder geval gaan proberen. Vat ik het zo op een goede manier samen?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik denk dat de heer Van der Staaij het misschien wel weer het meest precies heeft gezegd. Hij zei: het kabinet heeft het recht om dit te doen. Dus laat men het doen. Maar het kabinet heeft GroenLinks nog geen meter overtuigd. Ik denk dat de overeenkomst dan wel het verschil tussen D66 en GroenLinks gaat blijken op het moment dat het kabinet met iets tevoorschijn komt.

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Een raadgevend referendum geeft raad. De meerderheid heeft op 6 april tegen het ratificeren van het verdrag gestemd. Deze raad neem je vervolgens ter harte of je legt hem naast je neer. Wat je in ieder geval moet doen, is duidelijkheid geven aan de kiezer. Maar wat doet dit kabinet? Eindeloos dralen met het geven van duidelijkheid, om uiteindelijk te verzanden in een moeras vol volksverlakkerij. Het kabinet doet telkens alsof de uitslag gerespecteerd wordt, maar vertoont vervolgens keer op keer uitstelgedrag.

Voor de deadline van 1 november kregen wij de door de Kamer gevraagde brief, waarin het kabinet met veel "sorry" opnieuw om extra onderhandelingstijd vraagt. Nodeloos tijdrekken noem ik dat. En dat terwijl we toch allemaal weten dat het kabinet op dit punt geen poot aan de grond krijgt.

Laten we deze pijnlijke vertoning stoppen. Wat de Vrijzinnige Partij betreft, nemen we uitslag van het referendum serieus, volgen we de raad van de kiezers op en wordt nu de intrekkingswet ingediend. Gewoon knoop doorhakken, en dan vanaf die positie in Europa verdergaan. Dan kunnen tevens de schouders gezet worden onder een echte, vrijzinnige verandering, namelijk het mogelijk maken van het basisinkomen.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Vandaag precies 216 dagen geleden stemden ruim 2,5 miljoen Nederlanders tegen de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne. De vraag die men in het stemhokje moest beantwoorden was: "Bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne?". Voor of tegen. En er was maar één vraag. Geen vervolgvraag in de trant van "bent u ervoor of -tegen als we de overeenkomst iets wijzigen?". De vraag was alleen "voor of tegen?". Duidelijker kan niet.

De uitslag was ook duidelijk: 61% stemde tegen de goedkeuringswet. Tijdens het debat op 13 april stelde 50PLUS al dat het kabinet twee mogelijkheden had. Enerzijds de uitslag van het raadgevend referendum naast zich neerleggen en ratificatie afronden. Anderzijds de raad, of het advies, van de Nederlandse bevolking volgen en de overeenkomst niet ratificeren. Niets daartussen in. 50PLUS was net als veel andere fracties, met in totaal 71 Kamerleden, duidelijk: kabinet, dien zo spoedig mogelijk een intrekkingswet in.

Tussen 13 april en vandaag is er wat 50PLUS betreft, niets veranderd. Het is nog steeds het een of het ander. Het kabinet wil zo spoedig mogelijk gevoelens van ongenoegen wegnemen, maar neemt alle tijd voor gesprekken en onderhandelingen.

In de brief van 31 oktober geeft het kabinet aan dat het van plan is een wetsvoorstel in te dienen tot regeling van de inwerkingtreding van de goedkeuringswet, indien het een juridisch bindende oplossing bereikt. Mogen we dan ook een wetsvoorstel verwachten als dit niet lukt? Namelijk een voorstel tot het intrekken van de goedkeuringswet. Wanneer mogen we zo'n wetsvoorstel verwachten?

50PLUS roept het kabinet echter op om nu al te stoppen met de onderhandelingen. Neem gewoon vandaag een besluit. De kiezer kan zich daar dan op 15 maart, over 127 dagen, over uitspreken.

De motie van wantrouwen van de heer Bontes zullen we als 50PLUS steunen. Als dit kabinet snel vertrekt, kunnen we wellicht ook de dreigende pensioenkortingen stoppen, en dat is een bijkomend voordeel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Nee is nee en nee betekent niet een beetje ja. Het is nu bijna 200 dagen geleden dat onze burgers gebruik hebben gemaakt van hun democratisch recht. Ik herhaal: 200 dagen. Terwijl de uitslag van het referendum klip-en-klaar was, voeren wij hier opnieuw een debat over de vraag of we de mening van de mensen in ons land wel, niet of een beetje serieus moeten nemen. Dat is eigenlijk wel triest.

Hoewel wij van DENK voorstander waren van het verdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne, hebben we kunnen zien dat het volk anders heeft geoordeeld. De kiezer heeft nee gezegd en wij respecteren dat. De vraag die nu voorligt, is: gaat het kabinet recht doen aan de uitslag van het referendum? Wij hebben zo onze twijfels. Wij geven de regering het nadeel van de twijfel; dat doen we niet zomaar, want in dit geval bieden resultaten uit het verleden wel een garantie voor de toekomst. Denk aan de euro, de oorlog in Irak, het nee tegen de Europese grondwet, en ga zo maar door. Wij van DENK vinden dat we niet moeten marchanderen met onze democratie. Als het kabinet deze uitslag negeert, zal onze democratie opnieuw een lelijk litteken erbij krijgen en zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat en de politiek weer verder slinken.

Het nee van het referendum is niet alleen een nee tegen het verdrag; het is ook een nee tegen de Haagse elite, tegen beroepspolitici en tegen de lange arm van Brussel. Mijn vraag aan de minister-president is: deelt de regering deze visie? Welke bredere lessen trekt zij uit het referendum? Is de regering bereid om naar aanleiding van het referendum met een visie op democratie en de Europese Unie te komen? Ik krijg daar graag een reactie op.

Eigenlijk valt er weinig te bespreken, want de kiezers hebben een duidelijke uitspraak gedaan. Wij van DENK roepen het kabinet daarom op om hier recht aan te doen, want zoals ik al eerder zei: nee is gewoon nee en niet een beetje ja. Daar moet recht aan gedaan worden.

De voorzitter:

Ik geef tot slot het woord aan de heer Monasch. Is dit uw maidenspeech?

De heer Monasch (Monasch):

Ja. Dat voelt heel onwennig, maar ik ben blij dat de Kamer mij nu niet gaat interrumperen.

Voorzitter. Wie voor een referendum is, doet een stap opzij, althans als politicus doe je dan een stap opzij. Een referendum betekent immers dat je een deel van je macht, van je invloed overdraagt. Bij een raadgevend referendum doe je een stapje opzij. Als je bij een raadgevend referendum zegt dat je je aan de uitspraak houdt, zeg je eigenlijk: het is een correctief referendum; ik leg mij neer bij die uitspraak en ik ga daar niet meer mee lopen rotzooien. Je zegt dan: afspraak is afspraak. Helaas bleek de fractie waar ik tot voor kort lid van was, niet bereid om zich aan die afspraak te houden. Dat weegt voor mij heel erg zwaar, omdat we ook hebben gezien wat er in 2005 gebeurd is met dat Europese verdrag. Ik heb u daarom vandaag een brief gestuurd waarin staat waarom ik uit de fractie van de PvdA ben getreden.

Het kabinet heeft nu twee keuzes: intrekken of ratificeren. Er zijn twee smaken; andere zijn er niet. Er kan niets aan worden toegevoegd; daar heeft het kabinet geen recht toe en daar is de referendumwet niet op voorbereid. Daarom was mijn advies toen en is mijn advies nu: intrekken, snel terug naar Brussel, onderhandelen en een nieuw voorstel doen, dat eveneens referendabel is. Ik doe een dringend beroep op de minister-president. De weg die hij nu volgt, levert enorme democratische schade op. Het is een weg die de referendumwet niet biedt. Ik doe daarom op hem het beroep om op zijn schreden terug te keren, terug te gaan naar Brussel, een nieuw verdrag uit te onderhandelen en dat weer aan de Nederlandse bevolking voor te leggen.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer gekomen. De vergadering wordt voor tien minuten geschorst. Daarna gaan we hoofdelijk stemmen over de door de heer Bontes ingediende motie van wantrouwen.

De vergadering wordt van 20.39 uur tot 20.53 uur geschorst.

Naar boven