Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 juni 2010 over fietsen.

De voorzitter:

De fietser Atsma neemt bij dit VAO over fietsen plaats in het vak van het kabinet, vanwege het feit dat het hier om een initiatiefnota gaat. Hij wordt daarbij ondersteund door de heer Jasper Iddink. Mevrouw Huizinga zit er als vervanger van de minister van Verkeer en Waterstaat. Zij is adviseur op dit onderwerp.

Ik zie dat de fractie van de VVD in groten getale aanwezig is, zo groot dat ik daarachter iets vermoedde, maar ik begrijp dat dit verband houdt met het volgende onderwerp.

Wij hebben geen kerstregime aangekondigd, maar passen wel de daarbij behorende regels toe. Alleen als u een motie hebt of als u iets niet begrijpt, krijgt u het woord. Wij moeten wat tijd inhalen. Daarvoor zult u mij aan het einde van de dag dankbaar zijn.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik werk daar graag aan mee. Ik wil twee moties indienen. Daarop wil ik graag een reactie van zowel de bewindspersoon als de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor de moties die wellicht nog komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland in de wereld gidsland is als het gaat om het gebruik van de fiets en die rol als gidsland ook moet behouden;

verzoekt de regering, de aanbevelingen uit de initiatiefnota "Fietsen in Nederland ... een tandje erbij" over te nemen en bij de uitvoering, in samenwerking met andere overheden, ter zake de regierol te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Dijksma en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31796).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat fietsendiefstal een grote ergernis is voor fietsgebruikers;

constaterende dat het aantal gestolen fietsen in 2008 is teruggedrongen met 110.000 ten opzichte van 2006, waarmee het vorige kabinet zijn ambitie behaald heeft;

verzoekt de regering, in een volgend kabinet het aantal fietsendiefstallen nogmaals met 100.000 te reduceren, door in te zetten op effectieve en proactieve opsporing en door het vergroten van de aangiftebereidheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31796).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het derde spoorwegpakket wetgeving uit 2007 de markt voor internationaal spoorwegvervoer heeft opengesteld vanaf 1 januari 2010;

constaterende dat de Europese spoorwegmaatschappijen verplicht zijn, reizigers de mogelijkheid te geven om fietsen in de trein mee te nemen voor zover deze fietsen makkelijk hanteerbaar zijn, het geen nadelige invloed op de specifieke spoorwegdienst heeft en het rollend materieel het toelaat;

constaterende dat een strategie voor optimale harmonisering van de regelgeving voor fietsvervoer in treinen ontbreekt;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om het fietsvervoer in de 27 lidstaten te uniformeren voor zover capaciteitsverschillen en treinstelverschillen dit toelaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31796).

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb een klein technisch probleem. Mag mevrouw Dijksma eerst?

De voorzitter:

U vormt een soort tandem, begrijp ik.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Namens mijn fractie wil ik in deze plenaire vergadering de initiatiefnemer graag dankzeggen voor het feit dat wij hier nu iets kunnen zeggen over het Nederlandse fietsbeleid.

Ik heb ook een motie, die ik indien mede namens het lid De Rouwe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel aanvragen zijn ingediend naar aanleiding van de recente uitvraag voor extra fietsroutes, waarvoor in totaal 21 mln. beschikbaar is;

overwegende dat voor negentien regionale snelfietsroutes een definitieve aanvraag wordt voorbereid en dat daardoor per route een bedrag resteert dat onder het genoemde bedrag van maximaal 1,5 mln. per route ligt;

voorts overwegende dat het maximale bedrag per route bovendien onvoldoende is om de vele belangrijke knelpunten op deze routes op te lossen;

verzoekt de regering, bij de komende begroting van Verkeer en Waterstaat eventuele vrijvallende middelen in te zetten om het budget voor regionale fietsroutes te kunnen aanvullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijksma en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31796).

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Mijn laatste opmerking luidt als volgt. Alleen indien het budget voorhanden is, verwachten wij van de regering dat zij dit voor dit onderwerp aanwendt. Ik hoop dat dit een deugdelijke dekking oplevert.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat fietsgebruik in het woon-werkverkeer positief is voor de bereikbaarheid, de parkeerdruk, het milieu en de volksgezondheid;

overwegende dat de bedrijfsfiets zal moeten concurreren met andere arbeidsvoorwaarden binnen de werkkostenregeling;

constaterende dat naast de werkkostenregeling de bestaande regeling wordt gehandhaafd, waarbij voor woon-werkverkeer € 0,19 per kilometer onbelast mag worden vergoed en een renteloze lening voor de aanschaf van een fiets mag worden verstrekt die maandelijks wordt afgelost met deze vergoeding voor woon-werkverkeer;

constaterende dat deze regeling een hoge administratieve last betekent voor de bedrijven en daardoor nauwelijks wordt gebruikt;

verzoekt de regering, bedrijven en medewerkers de mogelijkheid te bieden te kiezen voor een onbelaste bijdrage voor de aanschaf van een fiets, waarbij dan voor een aantal opvolgende jaren, bijvoorbeeld vijf jaar, geen onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer mogelijk is;

verzoekt de regering, daarbij het bedrag van de onbelaste bijdrage zo vast te stellen dat het budgettair effect nul is;

verzoekt de regering voorts, dit als onderdeel op te nemen in het Belastingplan 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aptroot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31796).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het is mooi om de initiatiefnemer daar in vak-K te zien zitten, samen met de minister.

De fractie van GroenLinks vindt dit een belangrijk onderwerp. Daarom dien ik drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de recente uitvraag voor fietssnelwegen liefst voor negentien regionale snelfietsroutes een definitieve aanvraag wordt voorbereid, waar 21 mln. voor beschikbaar is;

constaterende dat er door dat hoge aantal inschrijvingen per route een bedrag overblijft dat onder het genoemde maximale bedrag van 1,5 mln. per route ligt;

overwegende dat het maximale bedrag van 1,5 mln. per route bovendien onvoldoende is om vele belangrijke knelpunten op de routes op te lossen;

overwegende dat regionale snelfietsroutes op meer trajecten dan de ingediende negentien routes kansrijk zijn;

verzoekt de regering, in de begroting voor 2011 van Verkeer en Waterstaat aanvullend budget voor regionale snelfietsroutes vrij te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31796).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de initiatiefnota "Fietsen in Nederland" tal van aanbevelingen bevat om tot versnelling van het fietsbeleid te komen en voorts wordt geconstateerd dat de balans zoek lijkt tussen de investeringen in fietsvoorzieningen en auto-infrastructuur;

constaterende dat de minister in zijn reactie stelt een verdere groei van het fietsverkeer wenselijk te achten, maar daar vooralsnog geen nieuw beleid en nieuwe budgetten voor voorstelt;

overwegende dat fietsbeleid en vernieuwing daarvan vooral een zaak is voor de decentrale overheden, waarbij een extra impuls van het Rijk behulpzaam kan zijn;

verzoekt de regering, een stimuleringsregeling op te stellen ten behoeve van vernieuwing en versnelling van het fietsbeleid op decentraal niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Bashir en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31796).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het toenemend autogebruik in ontwikkelingslanden leidt tot meer belangstelling van lokale overheden voor goed fietsbeleid, onder meer om leefbaarheidsproblemen in steden het hoofd te bieden;

overwegende dat Nederlandse organisaties en overheden beschikken over veel kennis over fietsbeleid en er vanuit het buitenland veel interesse bestaat in die kennis;

verzoekt de regering, de export van expertise rond fietsbeleid meer prioriteit te geven bij het ontwikkelingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, De Rouwe en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31796).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Het is heel bijzonder om op deze laatste dag voor het zomerreces van 2010 een reactie te mogen geven op een aantal moties die zijn ingediend naar aanleiding van de onlangs verschenen fietsnota "Fietsen in Nederland ... een tandje erbij". Het doet mij bijzonder veel plezier en deugd dat de Kamer een aantal prioriteiten, die ook door mij in het algemeen overleg zijn aangegeven, in een motie heeft willen verwoorden. Ik zal mij laten leiden door hetgeen ik vorige week heb gezegd en ik hoop dat hetgeen ik zeg over de moties ook als een preadvies aan het adres van het kabinet mag dienen.

Ik begin met de eerste motie van collega De Rouwe. De aanbevelingen die in de fietsnota worden verwoord, zouden moeten worden overgenomen, althans ze zouden moeten worden verwerkt in toekomstig beleid. Dat verzoek spreekt mij natuurlijk zeer aan. Ik kan deze motie bij het kabinet dan ook alleen maar van harte aanbevelen. De tweede motie van collega De Rouwe gaat over fietsendiefstal. De heer De Rouwe verzoekt de regering in die motie om in een volgend kabinet – ik neem aan dat hij doelt op een volgende regeerperiode – de ambitie zodanig op niveau te houden dat het aantal fietsendiefstallen opnieuw met 100.000 kan worden teruggebracht. Ik denk dat de heer De Rouwe daarmee ook bedoelt te zeggen dat de faciliteiten moeten worden geschapen en dat prioriteiten moeten worden gesteld. Als dat een opdracht is aan hen die het voorrecht hebben om te mogen onderhandelen over een volgend kabinet, dan zou ik dat verzoek graag in die zin willen doorgeleiden, want ik ben het er zeer mee eens. Laat een toekomstig kabinet hetzelfde ambiëren als het vorige kabinet.

De heer Verhoeven heeft een motie ingediend om te komen tot een onderzoek waarbij er in de 27 Europese lidstaten een zekere mate van harmonisatie zou moeten komen, althans eenzelfde beleid ten aanzien van het vervoeren van fietsen in de trein.

Voorzitter: Van Beek

De heer Atsma (CDA):

Dat is volstrekt in lijn met wat ik heb bepleit in de fietsnota en ik zou dat zeer toejuichen. Sterker nog, ik zou ook aan de minister willen aanbevelen om dit in een van de Europese raden, bijvoorbeeld de Transportraad, aan de orde te stellen, zodat het op de Europese agenda komt te staan.

In de motie van collega Dijksma betreffende extra fietsroutes wordt uitgesproken dat, als er een bedrag overblijft op de begroting dat beschikbaar zou kunnen worden gesteld voor nader te bepalen doelen, dat vrijgevallen budget naar de fietssnelroutes zou moeten gaan. Zij heeft in de kern van de motie aangegeven waarom dat van belang is: er is structureel een tekort aan middelen voor die fietssnelroutes. Ik kan dat alleen maar onderschrijven en hoop dat de minister, die als staatssecretaris primair verantwoordelijk was voor het fietsbeleid, dit ook zal overnemen en als aanbeveling zal meegeven aan haar opvolger.

Collega Aptroot snijdt een belangrijk punt aan, namelijk het feit dat het woon-werkverkeer op de fiets de afgelopen jaren niet of te weinig is gestimuleerd en dat daar veel oorzaken voor zijn, maar dat er tegelijkertijd ook duidelijkheid zou moeten komen over de fietsvergoedingen en over de mogelijkheden die via het fiscale instrument voor het aanschaffen van een fiets verruimd kunnen worden. De heer Aptroot geeft aan – dat heeft hij vorige week in het AO ook al gezegd – dat je over een langere periode een bedrag zou moeten kunnen vrijmaken voor het kopen van een fiets voor het woon-werkverkeer. Hij geeft tegelijkertijd aan dat dit leidt tot een aanzienlijke beperking van de administratieve rompslomp, dus van de lasten voor bedrijven, maar ook voor werknemers. Hij zegt bovendien dat het een budgettair neutrale operatie zou moeten zijn. Daar ben ik het mee eens en ik weet uit het overleg van vorige week dat ook de RAI, de Bovag en de Fietsersbond dit voorstel van harte zullen ondersteunen. Aangezien het budgettair neutraal is, denk ik dat het goed is om deze suggestie ook via de minister bij de minister van Financiën nadrukkelijk onder de aandacht te brengen, opdat zij kan worden meegenomen in een volgend belastingplan.

Mevrouw Van Gent komt in haar motie op nr. 15 over de fietssnelroutes of snelfietsroutes – er zit een zekere parallel in de bewoordingen – ook tot de conclusie dat er te weinig middelen zijn en vraagt eigenlijk om daar extra budget voor vrij te maken. Als ik de motie zou moeten duiden zoals collega Dijksma in haar motie heeft gedaan, heb ik er geen enkele moeite mee. Voor de rest vind ik dat het aan het kabinet is om te beoordelen of er financiële mogelijkheden zijn. Collega Dijksma heeft echter al een suggestie gedaan die volgens mij zeer wel bruikbaar is.

In haar motie op stuk nr. 16 over de versnellingsregeling roept collega Van Gent het kabinet op om met de decentrale overheden te bezien wat ten aanzien van het fietsbeleid zou kunnen worden gedaan. Als ik het dictum van deze motie zo mag interpreteren dat collega Van Gent het kabinet eigenlijk oproept om met de VNG en het IPO, als vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, gezamenlijk een agenda voor het fietsbeleid op te stellen, juich ik deze zeer toe. Ik het kabinet ook warm aanbevelen om die stap te zetten, want daarmee zou je kunnen komen tot een zekere integraliteit van het fietsbeleid. Dat is absoluut van belang, al is met maar om meer fietssnelwegen te realiseren in de regio.

De motie op nr. 17 van collega Van Gent betreft een verzoek om in ontwikkelingslanden de mogelijkheden van de fiets meer en beter te benutten en vooral ook om de expertise die in Nederland op dit terrein is opgebouwd in te zetten. Ik denk dat die motie mede is ingegeven door het feit dat er op dit moment signalen zijn dat strepen worden gezet door goede plannen en initiatieven die de afgelopen jaren al gaande waren, onder meer vanuit organisaties die zich richten op Brazilië. Daar is een heel concreet voorbeeld van genoemd, ook in het algemeen overleg. Het zou niet zo moeten zijn dat ontwikkelingssamenwerking daar een streep doorzet. Ik kan deze motie dus volledig ondersteunen en zelfs van harte aanbevelen bij het kabinet.

De voorzitter:

Ik zie dat de minister in haar functie als adviseur ook nog een aantal adviezen wil geven aan de Kamer.

Minister Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Als eerste wil ik natuurlijk mijn waardering uitspreken voor de initiatiefnota van de heer Atsma. Hij is al een aantal keren in een algemeen overleg aan de orde geweest, maar het is buitengewoon plezierig om hier op deze manier samen met een oud-collega in vak-K te zitten. Wie weet wat de toekomst brengt, mijnheer Atsma.

Ik denk dat het het beste is als ik in mijn rol als adviseur gewoon de moties langsloop en daarbij namens de minister van Verkeer en Waterstaat een oordeel te geven.

De motie op stuk nr. 10 van de heer De Rouwe betreft het uitvoeren van de initiatiefnota en het verzoek aan het Rijk om de regie te nemen. Deze motie kan ik ondersteunen wanneer de heer De Rouwe en de andere ondertekenaars het met mij eens zijn dat het ingezette beleid van dit kabinet en van de decentrale overheden zoals dat is opgenomen in de brief die voor het algemeen overleg van afgelopen week aan de Kamer is gezonden en in de toezeggingen die in dat algemeen overleg zijn gedaan, kan worden gezien als het uitvoeren van de initiatiefnota. Ik zou denken dat dit het geval als. Als zij dat met mij van mening zijn, is deze motie ondersteuning van het beleid.

Wat betreft de regie, moet het duidelijk zijn dat het regie over het fietsbeleid in de eerste plaats bij de decentrale overheden ligt. Zij hebben de verantwoordelijkheid daarvoor. Ik kan mij wel voorstellen dat het nieuwe kabinet de Kamer periodiek informeert over de voortgang wat betreft de fietsnota van de heer Atsma.

De heer Aptroot (VVD):

Begrijp ik nu goed dat het kabinet alle 45 aanbevelingen positief waardeert, dus dat het ook vindt dat wij in het land overal fietsflitspalen moeten krijgen waarop mensen die erlangs fietsen kunnen zien hoe hard zij rijden en eventueel wat hun hartslag is? Wordt dat echt regeringsbeleid?

Minister Huizinga-Heringa:

Zoals ik al heb gezegd, is er een brief naar de Kamer gezonden ter voorbereiding van het algemeen overleg van vorige week. Daarin staat ook wat het kabinetsbeleid is in relatie tot deze fietsnota. Je kunt zeggen dat het kabinet de grote lijnen van deze nota zeker ondersteunt. In het AO is dan ook nog een aantal toezeggingen gedaan. Dat geheel zou ik willen interpreteren als steun aan en uitvoering van de fietsnota van de heer Atsma. Als de indieners van de nota dat met mij eens zijn, beschouw ik de motie als ondersteuning van het beleid.

De heer De Rouwe en mevrouw Dijksma hebben een motie ingediend over de aanpak van fietsendiefstal. De huidige aanpak van fietsendiefstal gaat door tot 1 april 2011. Die aanpak is stevig. Het zou buitengewoon jammer zijn als het nieuwe kabinet niet door zou gaan op de ingeslagen weg. We moeten ons dus wel realiseren dat het nieuwe kabinet april 2011 een besluit hierover moet nemen. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer.

De heer Verhoeven van D66 heeft een motie ingediend over een onderzoek naar uniformering van mogelijkheden om de fiets mee te nemen in de trein in 27 lidstaten. Op zichzelf vind ik de motie positief, maar al in april is een motie ingediend met een soortgelijke strekking. Daar is toen ook positief op gereageerd door de minister van Verkeer en Waterstaat. Hij heeft gezegd de Kamer hierover binnen negen maanden te zullen informeren. Ik raad de heer Verhoeven dus aan om zijn motie nog even aan te houden.

Mevrouw Dijksma heeft een motie ingediend waarin zij vraagt om de vrijvallende middelen uit de begroting in 2011 in te zetten voor fietsroutes. Wij staan positief tegenover de motie en tegenover het aanleggen van zo veel mogelijk fietsroutes. Er zijn ook veel voorstellen binnengekomen voor goede routes. Ik wil echter eerst de voorstellen bekijken. In september weten we meer. Dan weten we ook welke aanvragen definitief zijn en geschikt om uit te voeren, en hoeveel geld daarvoor nodig is. Als meer geld nodig is, kunnen we dan bezien of het mogelijk is om vrijvallende middelen, mochten die er zijn, daarvoor te beschikken. Ik wil dus ook in dit geval voorstellen om de motie aan te houden tot het helder is of inderdaad meer geld nodig is.

De heer Aptroot heeft een motie ingediend om de administratieve lasten voor werkgevers te beperken en toch het fietsen aan te blijven moedigen. Op dit moment zijn er twee mogelijkheden. Het is mogelijk om één keer in de drie jaar een aanschaf van een fiets ter waarde van zo'n € 750 te doen, plus een vergoeding van € 0,19 per kilometer voor het gebruik. Daarnaast is er de werkkostenregeling. Dat geeft de werkgevers al een behoorlijke keuzevrijheid. De heer Aptroot zegt dat het kostenneutraal moet. Dan moeten we nog wel bekijken hoeveel geld er dan per definitie overblijft. Dat zou wel eens niet zo veel kunnen zijn, want die € 0,19 per kilometer kost nu 10 mln. per jaar. Dat is geen bedrag waarvan je heel grote sprongen kunt maken. Een meer principieel bezwaar tegen het voorstel van de heer Aptroot vind ik dat hij met dit voorstel niet zozeer het gebruik van de fiets stimuleert, maar het bezit van de fiets. Met € 0,19 per kilometer stimuleer je echt het gebruik. Dus twee dingen. Budgetneutraal, waar ik natuurlijk voor ben, betekent wel dat weinig mogelijk zal zijn. En, principieel gezien, dacht ik dat we het gebruik gingen stimuleren en liever niet het bezit. Ik ontraad dus aanneming van de motie.

Dan is er een motie ingediend door mevrouw Van Gent en de heer Bashir over de fietssnelwegen. Zij verzoeken de regering om in de begroting voor 2011 sowieso aanvullend budget voor regionale snelfietsroutes vrij te maken. Deze motie gaat, zoals ik haar lees, nog een klein stapje verder dan de motie van mevrouw Dijksma, waarin staat dat als er middelen vrijvallen, deze gebruikt kunnen worden voor fietssnelroutes. Mevrouw Van Gent en de heer Bashir zeggen dat dit sowieso moet gebeuren. Laten we nu eens eventjes kijken of extra geld nodig is wanneer alle voorstellen en aanvragen bekeken zijn en wanneer helder is hoeveel geld voor goede initiatieven nodig is. In deze barre tijden neig ik natuurlijk meer naar een motie over geld dat vrijvalt dan naar een motie die extra geld vrijmaakt.

In de motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 16 wordt de regering verzocht, een stimuleringsregeling op te stellen ten behoeve van vernieuwing en versnelling van het fietsbeleid op decentraal niveau. Het budget daarvoor ligt al bij de decentrale overheden. Het KpVV, dat wordt ondersteund door het ministerie van Verkeer en Waterstaat, ondersteunt de decentrale overheden als kennisinstituut. Daarnaast is er een amendement voor de uitvoering van de nota-Atsma, waarin nog eens 10 mln. extra voor het fietsbeleid is toegezegd, die ook direct bij de decentrale overheden terechtkomt. Laten we er eerst met het nu beschikbare bedrag zien te komen in plaats van er nu nog meer geld voor uit te trekken. We dragen allemaal de fiets een goed hart toe, maar op een gegeven moment moet er ook niet te veel geld gestapeld worden.

In de motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 17 wordt de regering verzocht, de export van expertise rond fietsbeleid meer prioriteit te geven bij het ontwikkelingsbeleid. Dit onderwerp ligt op het terrein van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en is al aan de orde gekomen in het AO. Het ministerie meldt dat er al veel aandacht is voor het fietsbeleid. De minister van Buitenlandse Zaken heeft laten weten dat hij niet vooruit wil lopen op een intensivering van aandacht op het fietsbeleid. Ik ontraad de aanneming van deze motie daarom.

Voorzitter. Dit was mijn advies over deze moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar advisering en de initiatiefnemer voor zijn verdediging. De moties worden later vanavond in stemming gebracht.

Naar boven