35 300 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     
 

1.

LEESWIJZER

4

       
 

2.

BELEIDSAGENDA

8

   

Beleidsprioriteiten

8

   

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

21

   

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

27

   

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

28

   

Overzicht van Risicoregelingen

29

   

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

36

       
 

3.

BELEIDSARTIKELEN

39

   

1. Goed functionerende economie en markten

39

   

2. Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

52

   

3. Toekomstfonds

77

   

4. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

88

   

5. Een veilig Groningen met perspectief

117

       
 

4.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

131

   

40. Apparaat

131

   

41 Nog onverdeeld

135

       
 

5.

BEGROTING AGENTSCHAPPEN

136

   

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZK

136

   

Agentschap Telecom (AT)

138

   

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

145

   

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

151

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

156

       
 

6.

BIJLAGEN

163

   

Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

163

   

Bijlage 2: Verdiepingsbijlage

167

   

Bijlage 3: Moties en toezeggingen

180

   

Bijlage 4: Subsidieoverzicht

221

   

Bijlage 5: Evaluatie- en overig onderzoek

228

   

Lijst van afkortingen

233

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld en worden de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van verplichtingen-kasagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur;

  • 2. Prestatiegegevens;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Begrotingsstructuur

Beleidsagenda

De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten. Aansluitend bij de missie van EZK hebben de beleidsprioriteiten de volgende opbouw: Inleiding, Economisch beeld en uitdagingen voor EZK, Duurzaam Nederland en Ondernemend Nederland. Na het onderdeel beleidsprioriteiten volgen: de belangrijkste begrotingsmutaties voor de uitgaven en de ontvangsten, het overzicht van de niet-juridisch verplichte uitgaven, de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen, het overzicht van de risicoregelingen en tenslotte de overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die al naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

In de begroting zijn verder de volgende bijlagen opgenomen: (bijlage 2) een toelichting op de mutaties ten opzichte van de stand Voorjaarsnota, (bijlage 4) het subsidieoverzicht met hyperlinks naar de betreffende subsidie, de meest recent uitgevoerde evaluatie en geprogrammeerde eerstvolgende evaluatie en de geplande einddatum van de subsidie en (bijlage 5) het overzicht van evaluatie- en overig onderzoek met alle meest recent uitgevoerde en geprogrammeerde beleidsdoorlichtingen en evaluaties met hyperlink naar de betreffende rapporten.

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 2.21, lid 1 Comptabiliteitswet 2016). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZK-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten, Garantie Ondernemingsfinanciering, Groeifaciliteit, MKB financiering, garantieregeling Aardwarmte. Uit deze begrotingsreserves kunnen eventuele mismatches in de tijd tussen (premie-)inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen;

  • De uitfinanciering (op kasbasis) van reeds aangegane en deels nog aan te gane verplichtingen (reserve voor duurzame energie en lening ECN). Via de reserves blijven de middelen beschikbaar voor het specifieke doel tot het moment van uitbetaling.

  • Vanwege de onzekere aard en timing van maatregelen voor aanvullende CO2-reductie is een reserve van € 500 mln gevormd.

Omvang reserves eind 2018 (x € 1 mln)

Totaal

% Juridisch verplicht

Specificatie naar type reserve (x € 1 mln)

Borg garanties

Duurzame energie

Lening ECN

Maatregelen CO2-reductie

Artikel 2

190,6

100%

190,6

     

Artikel 4

2.767,6

81,7%

21,6

2.239,4

6,6

500,0

Totaal

2.958,2

82,9%

212,2

2.239,4

6,6

500,0

In de 1e suppletoire begroting 2019 en in de Incidentele Suppletoire Begroting 2019 hebben geen stortingen of onttrekkingen aan de begrotingsreserves plaatsgevonden. Wel is bij de Incidentele Suppletoire Begroting 2019 een geplande onttrekking begroot uit de reserve Maatregelen CO2-reductie.

In de betreffende beleidsartikelen (2 en 4) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 2.21, lid 2 Comptabiliteitswet 2016). Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan de Algemene Rekenkamer en de aangenomen motie Ronnes c.s. (Kamerstuk 34 475, nr. 20) wordt het percentage juridisch verplicht voor de begrotingsreserves in de beleidsartikelen 2 en 4 toegelicht. Daarnaast zijn conform de motie Van Veldhoven en Koolmees (Kamerstuk 34 475, nr. 12) de eventuele aanvullende afspraken over de begrotingsreserves opgenomen.

Als opvolging van de motie Geurts (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Conform de motie Leegte (Kamerstuk 2014–2015, 30 196, nr. 278) is in beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord.

Overzichtstabel agentschappen

In het hoofdstuk «De agentschappen» is een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.

2. Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZK voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZK een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

3. Groeiparagraaf

Naar aanleiding van de bij het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2016 (28 juni 2017) aangenomen Motie Weverling c.s. (Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 10) is er bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2019 extra aandacht geweest voor het formuleren van de doelen en niet-financiële gegevens in de beleidsartikelen. Ook is er extra aandacht geweest voor de kwaliteit van de toelichtingen vanuit het perspectief van beleidsinformatie. Daarnaast is bij de beleidsartikelen aangegeven waar in de begroting aanvullende informatie te vinden is en welke informatiebronnen buiten de begroting interessant zijn.

In het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag van EZK 2018 van 12 juni 2019 werd van de zijde van de Kamer aangedrongen op verdere verbetering van de informatie door tabellen met kernindicatoren op te nemen en op basis daarvan de relatie te schetsen tussen middelen, de prestaties en de doelen. Aan dit verzoek van de Kamer geeft de Minister van EZK gehoor door in het vervolg:

  • Meer ordening in de begroting aan te brengen door kernindicatoren op een gestructureerde wijze per artikel centraal te presenteren.

  • Doelstellingen zoveel als mogelijk te kwantificeren. Voor de artikelen 1 en 4 is, naar het voorbeeld van de artikelen 2 en 3, een lijst met kwantitatieve doelstellingen toegevoegd.

Tijdens het WGO over het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van EZK heeft de Minister van EZK toegezegd om zich in de begroting van 2020 in te spannen voor een betere toelichting op de bijdragen van de ODE aan de uitgaven voor duurzame energie. Hiertoe wordt in de begroting in een meerjarig overzicht aangegeven wat de relatie is tussen de SDE+-uitgaven en de ODE-ontvangsten op de EZK-begroting. Daarnaast wordt al sinds enkele jaren uitgebreid ingegaan op de mutaties op de reserve duurzame energie, welk deel van de reserve afkomstig is uit de ODE-ontvangsten resp. de algemene middelen, welk deel van de reserve juridisch verplicht is en wat het geraamde verloop van de reserve in het huidige uitvoeringsjaar en het begrotingsjaar zal zijn.

In deze begroting is de oorspronkelijke titel van artikel 2 gewijzigd van «Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen» in «Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei». Met deze wijziging wordt geaccentueerd dat het kabinet met het bedrijvenbeleid gaat voor economische groei én de brede welvaart van onze samenleving. Hierbij richt het beleid zich onder meer op innovaties die niet alleen toegevoegde waarde leveren, maar ook (deel)oplossingen bieden voor de maatschappelijke vraagstukken op de terreinen «Energietransitie en Duurzaamheid», «Landbouw, Water en Voedsel», «Gezondheid en Zorg» en «Veiligheid».

4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (Kamerstuk 2010–2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie beoogt de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen.

De Europese Commissie heeft in 2019 een landenspecifieke aanbeveling gedaan om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen. In het beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbeveling. Verder heeft de Europese Commissie een landenspecifieke aanbeveling gedaan omtrent investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van broeikasgassen. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) wordt op deze aanbeveling ingegaan.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZK voor Caribisch Nederland in 2020 bedragen € 6,8 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1, 2, en 4. De uitgaven voor het beleidsartikel 1 zijn lager dan de ondergrens van € 1 mln en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabel.

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsprioriteiten

Beleidsprioriteiten

Inleiding

Een duurzaam en ondernemend Nederland. Daar staat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor. Samen met zijn partners werkt EZK aan de welvaart van alle Nederlanders, nu en later. EZK verbindt en vernieuwt. Wij werken aan een klimaatneutrale samenleving en schone, betrouwbare en betaalbare energie. We staan voor een open economie met een sterke internationale concurrentiepositie, met aandacht voor economische veiligheid. We stimuleren innovatie en benutten de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering. We geven ondernemers ruimte om te vernieuwen en borgen de balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten. Deze uitdagingen vragen erom dat verduurzaming en economische ontwikkeling samengaan. Dat geldt zowel binnen Nederland als over de grens. We werken dan ook actief samen met Europese en internationale partners.

In 2020 richt EZK zich in het bijzonder op ambitieus klimaatbeleid en de transitie naar een duurzame en veilige energievoorziening, de verbetering van de veiligheid in Groningen door snelle afbouw van de gaswinning en uitvoering van de versterkingsoperatie, Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid, versterking van het mkb, economische veiligheid en het versnellen van de digitalisering van onze economie. Op al deze terreinen liggen kansen om ons verdienvermogen te versterken én maatschappelijke uitdagingen op te lossen. Als het aan EZK ligt, grijpen we die.

Economisch beeld en uitdagingen voor EZK

Na een aantal jaren van forse groei van de Nederlandse economie zal deze de komende jaren afvlakken. De meest recente raming (CEP) wijst op een verzwakking van het momentum, met een geraamde economische groei van 1,8% in 2019 en 1,4% in 2020. In 2018 was dat nog een groei van 2,6%.

Het internationale speelveld beïnvloedt de economische ontwikkeling binnen en buiten Nederland. Het handelsconflict tussen de VS en China heeft impact op de wereldhandel en versterkt het risico op een groeivertraging van de Chinese economie. Er zijn zorgen over het Italiaanse begrotingsbeleid en er bestaat veel onzekerheid rondom Brexit. Het Verenigd Koninkrijk is van oudsher een belangrijke handelspartner en tevens buurland. Het vertrek uit de EU kan negatieve gevolgen hebben voor Nederlandse bedrijven en de groei temperen.

Ook op de lange termijn staat het Nederlandse verdienvermogen, oftewel de capaciteit om ook in de toekomst welvaart te genereren, onder druk. De structurele economische groei neemt af als gevolg van de vergrijzing. Dit betekent dat toekomstige groei steeds meer moet komen van een verhoging van de arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteitsgroei blijft echter al jaren achter. Dat is een ontwikkeling die in alle geavanceerde economieën zichtbaar is. Om de arbeidsproductiviteitsgroei te verhogen zijn technologische ontwikkelingen, het slimmer organiseren van productieprocessen en het optimaal benutten van de mogelijkheden van digitalisering van groot belang.

Economische groei maakt het mogelijk om ook in de toekomst publieke voorzieningen, zoals zorg en pensioen, te blijven betalen en tevens de huishoudportemonnee op peil te houden. EZK komt daarom dit najaar met een brief over het versterken van het verdienvermogen op de lange termijn. Daarvoor zullen zowel financiële als niet-financiële maatregelen worden overwogen. En zullen zowel publieke investeringen als het bevorderen van private investeringen worden bezien. Het kabinet onderzoekt ook hoe een investeringsfonds kan worden opgericht om het verdienvermogen te versterken, onder financiële verantwoording van het Ministerie van Financiën en beleidsverantwoordelijkheid van EZK. De ministers van Financiën en EZK zullen de Kamer uiterlijk begin 2020 over de opties van een fonds informeren.

Tevens is er een groeiende urgentie om de economie en samenleving te verduurzamen. Het is onvermijdelijk dat dit gepaard gaat met kosten, maar het exporteren van oplossingen voor wereldwijde maatschappelijke vraagstukken biedt ook kansen voor ons verdienpotentieel, zoals verwoord in de Sustainable Development Goals. Invulling geven aan deze maatschappelijke uitdaging vraagt om een ambitieus en kosteneffectief klimaatbeleid. Innovatie vormt daar een belangrijk onderdeel van. Het zoeken naar antwoorden op grote maatschappelijke uitdagingen, technologische ontwikkeling en economische groei gaan wat EZK betreft hand in hand. Zo’n strategie helpt om de transitiekosten te beheersen, versterkt ons verdienvermogen en leidt tot brede welvaart.

Duurzaam Nederland

Nederland staat voor grote uitdagingen op het gebied van duurzaamheid. Eén van de belangrijkste uitdagingen is de transitie naar een klimaatneutrale economie. De aarde warmt op, en de effecten daarvan zijn voor iedereen in toenemende mate voelbaar. Nederland heeft in 2015, samen met 195 andere landen, het Parijsakkoord ondertekend. Daarmee hebben we ons gecommitteerd aan de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot onder de 2°C ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, en te streven naar maximaal 1,5°C. Samen met andere departementen zet EZK zich ervoor in om die doelstelling te bereiken. Dat doen we door nationale maatregelen te nemen om te komen tot 49% broeikasgasreductie in 2030 en in Europees en mondiaal verband op hogere ambities aan te sturen.

Klimaatakkoord

Nederland zet in op het realiseren van 49% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. In het Regeerakkoord is hiervoor een aantal belangrijke maatregelen afgesproken. Daarnaast worden via het Klimaatakkoord in alle sectoren van onze economie maatregelen genomen om de reductiedoelstelling in 2030 te halen.1 In het Klimaatakkoord heeft het kabinet hierover met een zeer groot aantal partijen afspraken gemaakt. Uitgangspunt van het kabinet hierbij is dat dit reductiedoel gehaald wordt op een manier die voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Dat betekent dat we de huishoudportemonnee zoveel mogelijk ontzien en dat we zorgen voor een eerlijke verdeling van lasten tussen huishoudens en bedrijven, rekening houdend met het gelijke speelveld voor ons bedrijfsleven. Daarom zet Nederland in op de meest kosteneffectieve en toekomstbestendige aanpak en werken we tegelijk aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

In 2020 gaat EZK aan de slag met de vormgeving van de instrumenten voor de industrie, die onder andere bestaan uit het bevorderen van innovatie, pilots en demonstratieprojecten gericht op kostenreductie, het verbreden van de SDE++ om de uitrol van CO2-reducerende technieken die nu nog niet rendabel zijn te versnellen en een ambitieus programma Waterstof. Emissiereductie in de industrie zal veelal in ketens en clusters moeten plaatsvinden. In elk van de vijf industriële regio’s zal, mede met ondersteuning van het Rijk, een meerjarig industrieel koplopersprogramma worden ontwikkeld waarin efficiëntieverbetering hand in hand gaat met verduurzaming van grondstoffengebruik en CO2-reductie. Naast inzet op verdere versterking van het ETS werkt het kabinet de CO2-heffing voor de industrie uit die per 2021 in werking zal treden. De heffing in de industrie stimuleert industriebedrijven om hun CO2-uitstoot te verminderen, zonder dat we bedrijvigheid en banen over de grens jagen. Het kabinet zal actief monitoren welke bedrijven gaan investeren en welke bedrijven in de problemen zouden kunnen komen door een cumulatie van maatregelen en een draaiboek met instrumenten voorbereiden om het risico van werkgelegenheidsverlies tegen te gaan. Door deze mix van instrumenten kan de Nederlandse industrie uitgroeien tot de meest CO2-efficiënte in Europa en daarmee op de langere termijn een concurrentievoordeel behalen.

Aan de elektriciteitstafel zijn afspraken geformuleerd die ertoe moeten leiden dat in 2030 meer dan 70% van de elektriciteitsproductie (84 TWh) uit hernieuwbare bronnen komt. Voor Wind op Zee (WOZ) zal de staande routekaart WOZ 2030 worden gerealiseerd en wordt in 2020 verder uitgewerkt via de Noordzeestrategie 2030. Ook op land wordt gekeken naar meer productie door Wind op Land (WOL) en Zon-PV. Vanaf 2020 dient de Nationale Omgevingsvisie daarbij als afwegingskader voor keuzes in de ruimtelijke uitwerking van de energietransitie. Met het nationaal programma Regionale Energiestrategieën (RES) zullen gemeenten en provincies beslissen over de manier waarop de doelstellingen voor hernieuwbare elektriciteitsopwekking voor 2030 (tenminste 35 TWh) op land zullen worden gerealiseerd. Er wordt nu begonnen met de RES, waarbij de ruimtelijke maatregelen in een groot deel van de regio’s medio 2021 zullen zijn afgerond. De resterende acties en doelen van het Energieakkoord uit 2013 worden vanaf 2020 geïntegreerd in de acties die zijn afgesproken voor het Klimaatakkoord.

Er wordt dus meteen gestart met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Alle betrokken partijen zullen de afgesproken maatregelen gezamenlijk verder uitwerken en uitvoeren. De uitvoering van alle klimaatmaatregelen vindt plaats binnen de monitorings- en borgingscyclus uit de Klimaatwet.2 Een belangrijke rol hierin is weggelegd voor het Klimaatplan dat eind 2019 wordt vastgesteld. De voortgang van dit Klimaatplan, en dus van het Klimaatakkoord, wordt vanaf 2020 in oktober gemonitord via de jaarlijkse Klimaatnota.

Naast het Klimaatakkoord heeft het kabinet een pakket maatregelen gepresenteerd waarmee uitvoering wordt gegeven aan het Urgenda-vonnis.3 Dit vonnis verplicht Nederland om in 2020 een broeikasgasreductie van 25% ten opzichte van 1990 te realiseren.4 In alle sectoren worden extra maatregelen genomen. Dit pakket bevat kostenefficiënte maatregelen die op de korte termijn de ambities uit het Klimaatakkoord verder versterken zonder het draagvlak voor de transitie op lange termijn te ondermijnen. Deze maatregelen moeten in 2020 worden uitgevoerd en tot CO2-reductie leiden.

Verduurzaming industrie

Een belangrijk onderdeel van het Klimaatakkoord is de verduurzaming van de industrie. Nieuwe producten en processen leveren een belangrijke bijdrage aan het kostenefficiënt bereiken van de broeikasgasreductiedoelstellingen. EZK investeert in innovatie om de ontwikkeling van duurzame oplossingen te versnellen. De focus ligt op technieken die, bij succesvolle doorontwikkeling, een grote bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse en wereldwijde klimaatopgave én het verdienvermogen van de Nederlandse economie. In het kader van de Integrale Kennis- en Innovatieagenda Klimaatakkoord implementeert EZK in 2020 drie missiegedreven programma’s voor innovatie en uitrol van nieuwe technologieën. Het gaat dan allereerst om het sluiten van industriële kringlopen. Zo levert EZK een bijdrage aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie 2019–2023.5 Ook gaat het om een CO2-vrij industrieel warmtesysteem gericht op slimmere opwekking en hergebruik van warmte. En het gaat om elektrificatie en radicaal vernieuwende processen, met name gericht op waterstof.

Waterstof kan een sleutelrol vervullen in de verduurzaming van de industrie, mobiliteit en gebouwde omgeving en aan systeemintegratie door het toevoegen van flexibiliteit en seizoensopslag.6 Om dit potentieel te benutten komt er een ambitieus waterstofprogramma met een gefaseerde aanpak gericht op kostenreductie en innovatie. Zo ondersteunt het kabinet innovaties en grootschalige pilot- en demoprojecten, bereidt het beleid voor op het terrein van veiligheid, regelgeving en certificering en zet het in op internationale samenwerking om de ontwikkeling van een geïntegreerde markt in Europees verband te versnellen.

Een andere belangrijke pijler binnen de verduurzaming van de industrie die bijdraagt aan het sluiten van industriële kringlopen is de toepassing van afvang en opslag van CO2 (CCS). CCS kan een significante bijdrage aan de CO2-reductie leveren, tegen relatief lage kosten en kan dienen als opmaat voor hergebruik van CO2 (CCU). Voorwaarde bij de inzet van CCS is dat dit enkel in sectoren gebeurt waar geen kosteneffectieve alternatieven zijn en dat het de ontwikkeling van duurzame alternatieven niet in de weg staat. In 2020 werkt EZK aan de verdere realisatie van CCS-projecten middels een programmatische aanpak gericht op onderzoek en innovatie, internationale samenwerking, kennisuitwisseling en het aanpassen van wet- en regelgeving waar dat nodig is.

Energie- en warmtewet

De energietransitie vraagt om aanpassingen in wet- en regelgeving. EZK wil daarom in 2020 het wetsvoorstel voor de Energiewet indienen bij de Tweede Kamer.7 De Energiewet kent drie opgaven: 1) overzichtelijke wetgeving voor elektriciteit en gas, 2) implementatie van het vierde Elektriciteitspakket en 3) quick wins uit het Klimaatakkoord omzetten in wetgeving. De Energiewet moet de consument meer kansen bieden om energie op te wekken en op te slaan. Daarnaast biedt de Energiewet ook meer bescherming voor alle afnemers van elektriciteit en oplossingen voor problemen in de netcapaciteit die in delen van Nederland zijn ontstaan door de snelle toename van duurzame energie.

Naast de Energiewet wordt in 2020 ook het wetsvoorstel Warmtewet 2.0 aan de Tweede Kamer aangeboden.8 Duurzame warmtebronnen gaan een grotere rol spelen in de Nederlandse energievoorziening, als alternatief voor het verwarmen met aardgas. Investeringen in collectieve warmtenetten zijn daarvoor nodig. Om dit te faciliteren wordt rollen en verantwoordelijkheden van partijen nader ingevuld. Daarnaast wordt de tariefregulering (nu op basis van de gasreferentie) aangepast en worden voorschriften voor verduurzaming van warmtesystemen uitgewerkt. Het wetstraject sluit aan op afspraken in het (ontwerp)Klimaatakkoord over verduurzaming van de gebouwde omgeving over bijvoorbeeld de gemeentelijke transitievisies warmte en het Expertisecentrum warmte.

In de tweede helft van 2020 presenteert het kabinet haar visie op marktordening en de energietransitie, inclusief een beleidsagenda richting 2030. Focus hierbij is het energiesysteem als geheel en de mogelijke ontwikkelingen van de verschillende energiedragers, en met name de relaties daartussen. Hierbij wordt in ieder geval gekeken naar de ordening, regulering, en bekostiging van (nieuwe) dragers en hun infrastructuur.

Europese en mondiale samenwerking

De EU heeft als doel gesteld om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49% te beperken ten opzichte van 1990. Om te kunnen voldoen aan het Klimaatakkoord van Parijs, en het streven naar maximaal 1,5°C opwarming, is echter meer nodig. Daarom maken we ons in EU-verband sterk voor het verhogen van de EU-reductiedoelstelling voor 2030 naar 55% en een klimaatneutrale Unie in 2050. Hierbij trekt het kabinet op met andere ambitieuze landen. Daarnaast pleit Nederland voor maatregelen die broeikasgasreductie versnellen, zoals de introductie van een minimum CO2-prijs. Ook hiervoor zoeken we actief de samenwerking met andere landen die hier welwillend tegenover staan zoals Frankrijk, en zijn we daarover tevens met Duitsland in gesprek. Bij maatregelen om broeikasgasreductie te versnellen, kijken we goed naar het internationale speelveld. Nederland zet zich ook in internationaal verband in voor een ambitieuze uitvoering van het Klimaatakkoord van Parijs. De nadruk ligt daarbij op het bereiken van een akkoord over de vormgeving van mechanismen waarmee landen samen kunnen werken aan het behalen van hun reductiedoelstellingen. Daarnaast versterkt het kabinet de diplomatieke inspanningen om zoveel mogelijk landen, ook buiten Europa, tot meer ambitie te bewegen.

Gaswinning Groningen en mijnbouwschade

De gaswinning in Groningen heeft een grotere impact in de regio achtergelaten dan maatschappelijk aanvaardbaar is. De aardbevingen in het gebied leiden tot schade aan huizen en gebouwen en tot stress en onzekerheid bij bewoners. Het vertrouwen van de inwoners van Groningen in de Rijksoverheid heeft een stevige deuk opgelopen.

Het kabinet heeft besloten de gaswinning uit het Groningenveld zo snel mogelijk volledig te beëindigen, met inachtneming van de leveringszekerheid.9 Dit is van belang om de veiligheid te garanderen en de veiligheidsbeleving te verbeteren. Op basis van het nieuwe wettelijk stelsel voor winning uit het Groningenveld («niet meer dan nodig») wordt in 2019 voor het eerst het jaarlijkse vaststellingsbesluit genomen waarmee de Minister van EZK bepaalt hoeveel gas mag worden gewonnen en op welke wijze dit gebeurt.10 Naar aanleiding van de aardbeving bij Westerwijtwerd heeft SodM geadviseerd de winning voor gasjaar 2019/2020 te beperken tot maximaal 12 miljard Nm3 in een gemiddeld jaar. Dit advies, en de adviezen van GTS en de ACM, zullen worden betrokken bij het nemen van het vaststellingsbesluit.

EZK stuurt op het versneld afbouwen van de vraag naar Groningengas, onder andere door grootverbruikers met een wijziging van de Gaswet11 te verplichten af te schakelen van laagcalorisch gas en de export naar Duitsland, België en Frankrijk af te bouwen. Daarnaast werkt EZK aan het vergroten van alternatief aanbod voor het Groningengas, door de bouw van een extra stikstofinstallatie te Zuidbroek en de inkoop van extra stikstof van andere bronnen (daarmee kan hoogcalorisch gas worden omgezet in laagcalorisch gas van Groningenkwaliteit). In een operationeel afbouwplan wordt de routekaart neergelegd voor de definitieve beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, waarbij de inzet is om het veld zo snel mogelijk te sluiten.

De afbouw van de winning uit het Groningerveld gaat met rasse schreden. Het risico neemt af, maar is nog niet helemaal weg. Er zullen zich helaas nieuwe bevingen voordoen, met schade tot gevolg. Voor herstel van vertrouwen is een vlotte en rechtvaardige afhandeling van schade belangrijk, evenals een voortvarende versterkingsoperatie waarin het voldoen aan de veiligheidsnormen voorop staat. Beiden vinden zonder inhoudelijke bemoeienis van de NAM plaats. Hiervoor zijn, in samenwerking met de regionale bestuurders, diverse versnellingsmaatregelen tot stand gekomen en ingevoerd. Wetgeving om dit beleid te implementeren is in voorbereiding en deels al aanhangig bij de Tweede Kamer. De basis voor een tempoversnelling van de versterkingsoperatie is nu gelegd. De verdere uitvoering van de versterkingsoperatie, in samenhang met stads-, dorps- en buurtvernieuwing, komt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Nationaal Programma Groningen, waarmee Rijk en NAM € 1,15 mld investeren in de toekomst van het gebied komt onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van BZK.

Ondernemend Nederland

Nederland is een welvarend land. De kwaliteit van leven is hoog in vergelijking met de andere EU-landen en kent op veel aspecten een stijgende ontwikkeling.12 Ook onze concurrentiepositie is goed. Volgens de Global Competitiveness Index zijn we de derde meest concurrerende economie van Europa en de zesde van de wereld. Die goede uitgangspositie danken we voor een groot deel aan ondernemers – van startups, zzp’ers, familiebedrijven en het mkb tot aan mondiale ondernemingen. Goed functionerende ondernemingen bieden hun medewerkers banen en mogelijkheden om zich te ontwikkelen en vormen zo het sociale verband waarin werknemers zich gewaardeerd en betrokken voelen en van waaruit aan de samenleving wordt bijgedragen.

Om onze welvaart ook in de toekomst te behouden is vernieuwing cruciaal. Omdat ondernemers aan de basis staan van nieuwe producten en diensten, is het van belang dat zij de ruimte krijgen om te groeien. Daarom zet EZK erop in om innovatie te stimuleren, digitalisering te versnellen en de juiste randvoorwaarden te scheppen. Zo bouwen we onze internationale toppositie verder uit.

Innovatie

Innovatie staat voor vooruitgang. Innovatieve producten, processen en diensten bieden nieuwe mogelijkheden voor de aanpak van maatschappelijke uitdagingen, creëren productiviteitsgroei en houden bedrijven concurrerend in een internationaal speelveld.

EZK stimuleert innovatie op drie manieren. Ten eerste verlagen we de drempel voor bedrijven om te investeren in onderzoek en ontwikkeling, bijvoorbeeld met een fiscaal instrument als de WBSO. Dat doen we voor grote en kleine bedrijven, voor gevestigde bedrijven en voor uitdagers. Ten tweede richten we ons op goede onderzoekers en kennis- en onderzoeksvoorzieningen. De beste onderzoekers en voorzieningen zijn nodig om binnenlandse en buitenlandse bedrijven, investeerders en talent voor Nederland te laten kiezen. EZK en LNV13 richten zich hierbij op toegepast onderzoek bij de TO2»s (TNO, Wageningen Research, Deltares, NLR en Marin), waar OCW primair gaat over universiteiten en hogescholen. Een goed onderzoeksklimaat zorgt er ook voor dat Nederlandse kennisorganisaties, publiek en privaat, optimaal gebruik kunnen maken van Europese onderzoeksmiddelen. Ten derde stimuleert en ondersteunt EZK de samenwerking tussen publieke en private partijen (PPS). We helpen partijen elkaar te vinden en afspraken te maken over samenwerking. Dat doen we regionaal (met provincies), nationaal (ook met andere departementen), maar ook internationaal (via het netwerk van innovatie-attachés en via het Horizon-programma van de EU).

In het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid14 staan de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en de ontwikkeling van sleuteltechnologieën centraal. Deze aanpak bouwt voort op de bestaande publiek-private samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.

In 2020 en verder wordt toegewerkt naar het realiseren van vijfentwintig missies verdeeld over vier thema’s (Energietransitie en Duurzaamheid; Landbouw, Water en Voedsel; Gezondheid en Zorg; en Veiligheid) en versterkt ingezet op sleuteltechnologieën. Per maatschappelijk thema is een Kennis- en Innovatieagenda (KIA) opgesteld, met innovatieprogramma’s die bijdragen aan het realiseren van de missies en een strategie voor valorisatie en marktcreatie. Daarin is onder meer aandacht voor de rol van de overheid bij de implementatie van kennisinnovaties in het MKB en om de vraag naar innovaties te stimuleren door het creëren van nieuwe markten. Verder stellen de Topsectoren ook dit jaar weer een agenda op voor human capital en internationalisering. Door het aanbrengen van een focus op missies worden de innovatiekrachten gebundeld en wordt gericht toegewerkt naar innovaties die Nederland duurzamer, gezonder en veiliger maken én de Nederlandse concurrentiekracht versterken.

Voor sleuteltechnologieën worden Meerjarige Programma’s ontwikkeld, onder andere gericht op kunstmatige intelligentie, fotonica en kwantum- en nanotechnologie. Investeringen in sleuteltechnologieën zijn een vliegwiel voor baanbrekende innovaties, die een belangrijke basis vormen voor verdere welvaartsgroei.

We zoeken met het innovatiebeleid nadrukkelijk naar versterkte samenwerking binnen Europa. Het vernieuwde nationale beleid sluit goed aan op het nieuwe onderzoeks- en innovatiebeleid dat de EU nu ontwikkelt (Horizon Europe, de Europese investeringsfondsen en het EUREKA programma). Daarin staan de maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën ook steeds meer centraal.

Digitalisering

In juni 2018 heeft het kabinet de Nederlandse Digitaliseringstrategie gelanceerd: een gezamenlijke agenda om de maatschappelijke en economische kansen van digitalisering te benutten.15 In de actualisatie hiervan, de Nederlandse Digitaliseringsstrategie 2.0, blikt het kabinet vooruit op de prioriteiten voor de komende periode.16 Van daaruit ligt voor EZK de focus de komende periode op: digitalisering van de industrie en het mkb, datadeling, artificiële intelligentie en digitale connectiviteit17. In 2020 verschijnt opnieuw een update van de digitaliseringsstrategie, waarbij de prioriteiten waar nodig zullen worden herijkt.

EZK steunt de Smart Industry Implementatieagenda 2018–2021, die is opgesteld om digitalisering van de industrie te versnellen.18 Ook draagt EZK bij aan het versterken van de infrastructuur van de 40 Fieldlabs. Hier experimenteren bedrijven en kennisinstellingen met de nieuwste technologieën om te komen tot innovatieve oplossingen. Vijf regionale Smart Industry Hubs ontsluiten kennis uit de Fieldlabs en zijn aanspreekpunt voor het mkb voor vragen over smart industry. Verder ondersteunt EZK bedrijven en kennisinstellingen om veilig en effectief hun data te delen, langs de lijnen van de visie op datadeling tussen bedrijven19 in een publiek-private datadeelcoalitie en door Europese certificering (GOFAIR) van wetenschappelijke data te bevorderen. En het kabinet werkt in 2020 samen met een brede Nationale AI-coalitie van bedrijven, overheden en kennisinstellingen aan de uitvoering van het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie dat dit najaar wordt gepubliceerd.

Digitale connectiviteit

Het kabinet werkt de komende jaren aan kwalitatief hoogwaardige connectiviteit die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven.20 De komende jaren worden frequenties voor mobiele communicatie (frequenties in 700, 1400 en 2100 MHz-banden, 3,5 GHz-band, 26 GHz-band) verdeeld. Dat gebeurt (behalve voor de 26 Ghz-band) op basis van de Nota Mobiele Communicatie21. Deze frequenties zullen naar verwachting worden ingezet voor de uitrol van 5G. Om goede uitrol en inpassing van de nieuwe infrastructuur te waarborgen gaat het kabinet in gesprek met VNG en gemeenten, wordt het Antenneconvenant vernieuwd en wordt een gereedschapskist breedband ontwikkeld voor lokale en regionale overheden. Ook werkt EZK in 2020 aan de implementatie van de Richtlijn tot instelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.22 Uiterlijk in december 2020 moet dat zijn omgezet in nationale wetgeving. Daarmee wordt het onder meer eenvoudiger om toegang op te leggen in geval van een duopolie, wordt consistent spectrumbeleid bevorderd en worden regels voor consumenten geharmoniseerd. De continuïteit en veiligheid van de netwerken voor elektronische communicatie wordt bevorderd door onder meer uitbreiding van de zorg- en meldplicht (bij netwerkverstoringen) naar internetaanbieders en de uitbouw van het CSIRT (Computer Security Incident Response Team) voor digitale dienstverleners en door het samen met Agentschap Telecom ontwikkelen van een opvolger voor het programma Telekwetsbaarheid.

Mededinging- en consumentenbeleid

Een belangrijke randvoorwaarde voor een vernieuwend en ondernemend Nederland is dat markten competitief zijn en consumenten worden beschermd. Door digitalisering verschuiven marktverhoudingen en ontstaan nieuwe (markt)rollen, zowel voor consumenten als voor bedrijven. EZK maakt zich in EU-verband sterk voor het competitief houden van markten en voor eerlijke onderlinge verhoudingen in markten waarop platforms actief zijn. Hierbij pleit EZK onder andere voor een mogelijkheid voor een Europese toezichthouder om verplichtingen op te leggen aan platforms met een poortwachtersfunctie.23 Ook vindt EZK het belangrijk dat consumenten met vertrouwen online aankopen kunnen doen. EZK zet zich er daarom voor in dat zij op doeltreffende wijze van de juiste informatie worden voorzien en draagt bij aan extra bewustwording bij consumenten over hun rechten bij wereldwijde online aankopen. Zo zullen webwinkels en platforms als gevolg van de «New Deal» voor consumenten meer informatie moeten gaan geven over de manier waarop hun rangschikking tot stand komt.24

MKB-actieplan

Het mkb zorgt voor werkgelegenheid, levert nieuwe producten en diensten, en draagt bij aan oplossingen voor alledaagse en maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast speelt het mkb lokaal op tal van terreinen een belangrijke rol, bijvoorbeeld door het sponsoren van sportclubs en het aanbieden van leer-werkplaatsen. Daarmee is het mkb belangrijk voor Nederland en de Nederlandse economie. Om mkb’ers – inclusief zzp’ers – nog beter in staat te stellen de vruchten te plukken van de groeiende en snel veranderende economie heeft EZK in 2018 het MKB-actieplan25 gelanceerd. De meeste acties lopen meerjarig en worden periodiek bijgesteld. Daarmee is in 2018 de basis gelegd voor opschaling in 2019 en verder. Voorbeelden van programma’s waar deze opschaling gestalte krijgt in 2020 zijn MKB!dee (met als doel om via projectvoorstellen van het mkb belemmeringen voor investeringen in scholing en ontwikkeling weg te nemen), het programma Versnelling digitalisering mkb, de uitrol van de cyberweerbaarheidsnetwerken, en de opschaling van de regionale financieringstafels (waarmee ondernemers met een financieringsbehoefte in contact worden gebracht met verschillende financiers). Tevens wordt ingezet op de verdieping van de samenwerking tussen het Rijk en regionale partners (bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden), o.a. via de KvK met de start van het nieuwe programma «MKB-deals» om het brede mkb te helpen met groei.

Startup- en scale-up beleid

Het kabinet heeft de ambitie dat Nederland zich ontwikkelt tot één van de sterkste startup-ecosystemen van de wereld. In 2020 wordt daarom uitvoering gegeven aan het vierjarige programma voor startups en scale-ups.26 Doel van het programma is om het ondernemersklimaat voor deze groep ambitieuze, innovatieve technologiebedrijven verder te versterken en koploper in Europa te worden. De focus ligt op het verbeteren van de toegang voor innovatieve bedrijven tot kapitaal, gekwalificeerd personeel (talent), kennis, de overheid en internationale markten en klanten. Hierbij werkt EZK nauw samen met Buitenlandse Zaken door bijvoorbeeld de inzet van BZ-startup liaison officers en collectief startup-beursbezoeken. Onderdeel van het programma is de aandacht voor de doorgroei van startups naar scale-ups met maatschappelijke en economische betekenis, omdat Nederland daar ten opzichte van andere landen achterloopt. De overheid voert het programma uit in samenwerking met de partners die verbonden zijn in het initiatief TechLeap.NL (voorheen StartupDelta) met Constantijn van Oranje als ambassadeur. Om innovatieve bedrijven aan elkaar, de overheid, kennisinstellingen en investeerders te koppelen, wordt daarnaast samen met de Amerikaanse organisatie CTA het evenement «Consumer Electronics Show (CES) Unveiled» in het najaar van 2019 georganiseerd. Daarnaast is Nederland in overleg met CTA over de organisatie van CES Europe.

Techniekpact

Met het Techniekpact27 wordt verder gebouwd op de reeds ingezette koers naar een bredere inzet op menselijk kapitaal, onder andere door een explicietere verbreding naar technologie en meer verwevenheid met maatschappelijke uitdagingen als digitalisering en de klimaat- en energietransitie. Hierbij zijn ook de behoeften op het gebied van human capital die voortkomen uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid van belang. Daarbij is de aandacht steeds meer verbreed naar het gehele mkb. Door onder andere digitalisering verdwijnen traditionele beroepen en worden van de werknemer van de toekomst andere vaardigheden gevraagd. Het Techniekpact is een integraal actieprogramma waarbij het naast personeelstekorten (werkgevers) en leven lang ontwikkelen (werknemers) ook gaat om arbeidsmarktgericht opleiden (onderwijs) en het realiseren van maatschappelijke uitdagingen (geen klimaatresultaten zonder de mensen die windmolens kunnen aanleggen). Begin 2020 wordt het Techniekpact geëvalueerd door een onafhankelijke partij, waarbij met name gekeken wordt naar lessen voor de toekomst.

Invest-NL

In 2019 wordt Invest-NL28 opgericht, met als doel het realiseren van maatschappelijke transitieopgaven door financiering van ondernemingen (zoals die op het terrein van energie en duurzaamheid) en het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering aan het mkb en doorgroeiende ondernemingen. Op beide vlakken verhinderen marktfalen en marktimperfecties dat private investeringen het maatschappelijk gewenste niveau bereiken. De instelling zal eenmalig € 1,7 mld aan startkapitaal krijgen voor zijn investeringen en krijgt jaarlijks € 10 mln aan ontwikkelbudget vanuit EKZ. Invest-NL kan zowel direct investeren in bedrijven, als indirect via fondsvorming. Invest-NL wordt vormgegeven als een zogenoemde National Promotional Institution en kan op deze manier goed aansluiting vinden bij het Europese programma Invest-EU. De focus in 2020 zal naast de verdere bouw van de organisatie, vooral liggen op de pijplijn met investeringsvoorstellen en de voortgang op de doelstellingen die met de investeringen en de ontwikkelactiviteiten zijn beoogd.

Europese samenwerking ter versterking van de concurrentiekracht

De uitdagingen waar Nederland voor staat, vragen steeds vaker om oplossingen op een schaal waarbij tenminste Europees moet worden gedacht. Zeker in de complexe internationale dynamiek waarin Nederland zich op dit moment bevindt. Zo zal de naderende Brexit en het vormgeven van de nieuwe relatie met een grote economie als het Verenigd Koninkrijk van groot economisch belang zijn voor Nederland. China speelt een steeds grotere rol in de geopolitiek en investeert gericht om technologische en economische dominantie te verwerven. Tegelijkertijd stelt een vertrouwde handelspartner als de VS zich steeds vaker protectionistisch op. Het behouden van onze goede concurrentiepositie, nu en in de toekomst, vergt een hechte economische samenwerking met de EU-lidstaten. De Nederlandse inzet in EU-verband is uiteengezet in de kamerbrief Europese Concurrentiekracht29, de Rijksbrede China notitie30 en verschillende kabinetsposities op Europees beleid ten aanzien van de interne markt, klimaat, energie, digitalisering, mededinging, staatssteun, industrie- en innovatiebeleid.

Economische Veiligheid

Veiligheid en economie raken steeds meer verweven door de geopolitieke ontwikkelingen. Er moet een goede balans worden gevonden tussen enerzijds het beschermen tegen oneerlijke concurrentie van buitenaf en anderzijds de mogelijkheid om onbelemmerd internationaal zaken te kunnen blijven doen. Dat geldt zowel binnen als buiten de EU. Maatwerk, proportionaliteit en aandacht voor de verschillende belangen die spelen zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. Dit uit zich in het credo «open waar het kan, beschermend waar het moet, altijd alert, nooit naïef».

Recent is een EU-verordening rondom investeringstoetsing aangenomen die een kader geeft voor het toetsen van buitenlandse investeringen op grond van nationale veiligheid en openbare orde.31 Lidstaten zijn verplicht tot het instellen van een nationaal contact/informatiepunt. Specifiek vraagt de EU-verordening om het realiseren van een samenwerkingsmechanisme waarbij processen voor onder andere informatie-uitwisseling worden ingericht.

Binnen dit Europese kader werkt het kabinet verder aan de uitwerking van een investeringstoets als «instrument of last resort», waarbinnen ruimte is voor maatwerk. Bestaande sectorale wetgeving zal daarbij het uitgangspunt zijn. Een verbod in het kader van een investeringstoets wordt alleen ingezet wanneer er geen alternatieve effectieve beschermingsmaatregelen voorhanden zijn. In de uitwerking wordt gekeken naar overkoepelende «parapluwetgeving» waar ook bestaande en toekomstige sectorale wetgeving goed op aangesloten is. Nederland beschikt over een aantal instrumenten die (beter) kunnen bijdragen aan de bescherming van nationale veiligheidsrisico’s bij private ondernemingen. Het kabinet is bezig met een evaluatie en aanscherping van huidige wet- en regelgeving, zodat deze beter kunnen worden benut. Te denken valt aan veranderingen in aanbestedende en contractuele afspraken, deelnemingenbeleid en de corporate governancestructuur.

Samenwerking tussen Rijk en regio

Voor het bereiken van veel beleidsdoelstellingen van EZK is een goede samenwerking met de regio essentieel. Door decentralisering van taken zit de regio immers steeds vaker aan het stuur. De Regioambassadeurs van EZK spelen daarbij een belangrijke rol; door kansen, knelpunten en relevante ontwikkelingen in de regio te signaleren, door nationale en regionale agenda’s aan elkaar te verbinden en door partnerschappen met de regio te sluiten. Zij opereren op het brede terrein van EZK en LNV en zijn nauw betrokken bij de uitwerking van de Regio Deals, die door LNV gecoördineerd worden. Via de MKB Samenwerkingsagenda32 werkt het Rijk samen met IPO/provincies, MKB-Nederland en de Topteams binnen het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid aan een betere afstemming van het nationale en regionale beleid voor het innovatieve mkb. De acties in de agenda richten zich op de onderwerpen innovatie, digitalisering, internationalisering, valorisatie, financiering en dienstverlening. Met de gezamenlijke meerjarige Brainport Nationale Actieagenda33 geeft EZK uitwerking aan de mainportstatus van de regio Eindhoven. Brainport Eindhoven heeft een internationale koppositie in de kennisintensieve maakindustrie en levert een belangrijke bijdrage aan de welvaart van ons land. De Actieagenda bevat gezamenlijke ambities en acties van het Rijk en de regio’s die de positie van dit economisch kerngebied van Nederland versterken. De Regio Deal Brainport Eindhoven geeft hieraan een belangrijke financiële impuls.

Vermindering regeldruk

Om ondernemers de ruimte te geven om zich te ontwikkelen zijn goede randvoorwaarden, in de vorm van innovatievriendelijke en toekomstbestendige wet- en regelgeving en goede overheidsdienstverlening, essentieel. Met het programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018–2021»34 zet het kabinet in op het merkbaar aanpakken van regeldruk voor bedrijven door mkb’ers beter en eerder bij nieuwe regelgeving te betrekken. Dit doen we via de MKB-toets35 die vanaf 1 mei 2019 verplicht is voor beleid dat naar verwachting substantiële impact heeft op de regeldruk voor het mkb. Daarnaast is er een kabinetsbrede aanpak om per departement regeldrukprogramma’s op te stellen om vermindering van regeldruk en betere regelgeving te realiseren. Via de strategische commissie betere regelgeving36 wordt bestaande regelgeving onder de loep genomen en bekeken of het anders en beter kan.

Tot slot

De Nederlandse economie draait nog op volle toeren, maar vlakt de komende jaren naar verwachting af. De mate waarin hangt deels af van de onvoorspelbare ontwikkelingen in het internationale speelveld. EZK doet er alles aan om hier zo goed mogelijk op in te spelen, bijvoorbeeld door bedrijven te stimuleren om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de Brexit. Daarnaast zet EZK steevast in op het stimuleren van verduurzaming en vernieuwing om onze sterke concurrentiepositie te behouden en hier op voort te bouwen. Dit brengen we in de praktijk met gezamenlijke akkoorden, ambitieuze programma’s en concrete beleidsmaatregelen. Daar hebben we iedereen voor nodig: burgers, werknemers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, de verschillende ministeries, de regio, de EU en andere landen.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Overzicht intensiveringen Rutte III

In het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» zijn verschillende budgettaire intensiveringsenveloppes opgenomen. De volgende tabel geeft weer welke intensiveringsmiddelen uit het Regeerakkoord zijn overgeheveld naar de EZK-begroting.

Envelop

Status

Toegevoegd aan begroting EZK (x € 1 mln)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

B8

Cybersecurity

c

 

5,0

7,0

9,0

9,0

9,0

9,0

E23

Klimaat

b

117,0

122,8

97,5

95,0

125,0

140,0

140,0

E24

Intensivering SDE+ uitgaven

c

   

103,0

368,0

290,0

288,0

576,0

G37

Toegepast onderzoek

c

75,0

112,0

150,0

150,0

150,0

150,0

150

L105

Regionale knelpunten

c

132,0

 

25,0

       

L107

Ombouw laag- naar hoogcalorisch

a

   

15,0

30,0

30,0

   

L108

Gas/regiofonds Groningen

b

 

44,4

         
 

Totaal

324,0

284,2

379,5

652,0

604,0

587,0

875,0

verklaring code status:

a = nog niets toegevoegd aan EZK-begroting; middelen staan nog op Aanvullende Post

b = deels toegevoegd aan EZK-begroting, deels nog op Aanvullende Post en nog niet verdeeld

c = aandeel EZK volledig toegevoegd aan begroting; geen middelen meer op Aanvullende Post

Totaaloverzicht belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar

Aansluitend een beknopte toelichting op de voornaamste mutaties ten opzichte van de stand Ontwerpbegroting 2019 (incl. Nota’s van Wijziging). In geval van intensiveringen Regeerakkoord is tussen haken aangegeven welke RA-envelop het betreft.

Uitgaven (Bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand Ontwerpbegroting 2019 (incl. NvW)

 

4.609.162

5.103.316

4.995.571

5.077.807

5.160.559

 

Belangrijkste mutaties

             

Agentschap Telecom

1

4.211

4.211

4.211

4.211

4.211

 

Startup Beleid

2

4.000

14.400

18.300

18.300

10.000

 

Verduurzaming industrie (RA E23)

2

 

55.000

60.000

70.000

85.000

 

Urgendamaatregelen Industrie

2

17.500

21.000

       

Bijdrage aan TNO

2

7.036

4.150

4.150

     

Compensatie TO2-instituten

2

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

 

Economische ontwikkeling en technologie

2

5.000

7.500

10.000

10.000

10.000

 

Eindejaarsmarge Toekomstfonds

3

93.551

         

Seed

3

 

100

– 15.900

– 4.300

3.600

 

Fund to Fund

3

     

– 12.000

– 13.000

 

Klimaatenveloppe (RA E23)

4

 

35.000

35.000

55.000

55.000

 

SDE+

4

 

103.000

368.000

290.000

288.000

 

Onttrekking reserve Duurzame Energie

4

       

450.000

 

Kasschuif ETS

4

– 4.700

32.795

– 28.095

     

Maatregelen CO2-reductie

4

96.900

2.500

       

Eindejaarsmarge Groningen

5

28.197

         

Nationaal Programma Groningen

5

44.400

         

Bijdrage NAM aan het Nationaal Programma Groningen

5

150.000

75.000

75.000

25.000

25.000

 

Uitvoeringskosten schadeafhandeling

5

58.214

95.000

95.000

     

Schadebetalingen aan particulieren

5

 

50.000

50.000

     

Rijksbijdrage Batch 1588

5

42.000

         

Individueel Keuzebudget

40

 

9.056

       

Loon- en prijsbijstelling

41

45.608

45.404

43.524

41.855

41.743

 
               

Overige mutaties

 

53.637

34.639

18.210

– 8.286

– 18.034

 

Stand Ontwerpbegroting 2020

 

5.268.716

5.706.071

5.746.971

5.581.587

6.116.079

6.189.327

Toelichting

Agentschap Telecom

Het budget voor Agentschap Telecom wordt structureel met € 4,2 mln verhoogd. € 2,7 mln hiervan betreft de verhoging van de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap. De resterende € 1,5 mln is het gevolg van centralisatie op artikel 1 binnen de EZK-begroting van de budgetten voor de toezichts- en inspectietaken van Agentschap Telecom.

Start-up beleid

Voor startup- en scale-up beleid is in totaal van 2019–2023 € 65 mln beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet voor het nieuwe programma van TechLeap.NL, voor initiatieven vanuit het ecosysteem, en voor flankerend beleid van EZK.

Verduurzaming industrie

Het betreft hier de toekenning van middelen vanuit de Klimaatenveloppe voor verduurzaming industrie. De middelen worden ingezet voor programmatische aanpak waterstof, subsidiering van pilots en demo's gericht op CO2-reductie en voor de toepassing van CO2 afvang en opslag.

Urgendamaatregelen industrie

Betreft de toevoeging aan de begroting van middelen uit de begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie in de Industriesector. Het gaat hierbij om projecten gericht op (rest)warmte en CO2 afvang en subsidies waarmee concrete CO2-reductiemaatregelen in de industrie worden gestimuleerd.

Bijdrage aan TNO

Het budget voor TNO wordt met € 7 mln in 2019 verhoogd door een bijdrage van € 4,2 mln van het Ministerie van SZW voor kennisontwikkeling van de Inspectie SZW door TNO en het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, een bijdrage van € 1,8 mln van het Ministerie van J&V voor werkzaamheden op het beleidsterrein van J&V en € 1 mln voor de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13).

Compensatie TO2-instituten

Voor de compensatie van de TO2-instituten is € 14 mln structureel aan de EZK-begroting toegevoegd.

Economische ontwikkeling en technologie

Vanaf 2019 is € 5 mln aan de begroting toegevoegd oplopend naar € 10 mln structureel vanaf 2021 om een impuls te geven aan investeringen in sleuteltechnologieën en ruimtevaart.

Eindejaarsmarge Toekomstfonds

De niet benutte middelen van het Toekomstfonds in 2018 worden conform de fondsconstructie toegevoegd aan het budget voor 2019. Het betreft begrotingsgeld voor onder meer het Co-investeringsvehicle met het EIF, het Innovatiekrediet, de Seed Capital regeling, Vroegefasefinanciering en Fundamenteel en toegepast onderzoek.

Seed Capital regeling

Dit betreft een aanpassing van de raming van de Seed Capital regeling op basis van de verwachte uitfinanciering van de committeringen aan de Seedfondsen.

Fund to Fund

Dit betreft met name de overheveling van budget uit de geraamde terugontvangsten van het Dutch Venture Initiative van artikel 3 naar artikel 2 ten behoeve van het Startupbeleid.

Klimaatenveloppe

De beschikbare Klimaatenveloppemiddelen 2020 e.v. zijn meerjarig aan de regelingen DEI en TSE toegevoegd.

SDE+

Bij 2e begrotingsrapportage 2017 is de ODE-ontvangstenreeks vanaf 2020 met de in het Regeerakkoord afgesproken reeks opgehoogd. De bijbehorende uitgavenreeks werd op de Aanvullende Post geplaatst. Met deze mutatie wordt de reeks op de Aanvullende Post toegevoegd aan het SDE+-budget 2020 e.v.

Onttrekking reserve Duurzame Energie

Conform de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte III wordt voor een cumulatief bedrag van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve Duurzame Energie toegevoegd aan het SDE+-budget vanaf 2023.

Kasschuif ETS

Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is, gelet op de gestegen CO2-prijs, het beschikbare budget in 2020 ten opzichte van 2019 met een kasschuif opgehoogd naar € 105,6 mln.

Urgendamaatregelen CO2-reductie

Betreft de toevoeging aan de begroting van middelen uit de begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie voor o.a. de sluiting van de Hemwegcentrale van VattenFall NV en reducerende maatregelen bij het bedrijf Fibrant op het bedrijventerrein Chemelot.

Eindejaarsmarge Groningen

De in 2018 niet benutte middelen van het meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen worden toegevoegd aan de budgetten voor 2019. Het betreft de regelingen Verduurzaming (€ 16,3 mln) en Fonds achterstallig onderhoud (€ 3,8 mln) en het onderzoeksbudget (€ 4,9 mln) en het werkbudget van de NCG (€ 3,2 mln).

Nationaal Programma Groningen

Dit betreft een toevoeging in 2019 van € 44,4 mln vanuit de Aanvullende Post voor het Nationaal Programma Groningen. Hiervan is € 42 mln bestemd voor de versterking van woningen in Batch 1588. De overige middelen zijn bestemd voor projecten die in 2019 worden gehonoreerd.

Bijdrage NAM aan het Nationaal Programma Groningen

In het akkoord op hoofdlijnen met Shell en Exxon Mobil is afgesproken dat de NAM in totaal € 500 mln (gespreid over de jaren 2019–2029) bijdraagt aan het Nationaal Programma Groningen.

Uitvoeringskosten schadeafhandeling

Conform het schadeprotocol is de NAM op afstand van de schadeafhandeling gezet en voert RVO.nl de schadeafhandeling uit. De uitvoeringskosten van RVO.nl voor de schadeafwikkeling worden achteraf door EZK gedeclareerd bij de NAM.

Schadebetalingen aan particulieren

De schadevergoedingen aan bewoners uit Groningen die aardbevingsschade hebben als gevolg van gaswinning worden uitbetaald door EZK en daarna verhaald op de NAM.

Rijksbijdrage Batch 1588

Betreft de bijdrage vanuit het Rijk voor de versterking van de woningen in Batch 1588. Dit bedrag is afkomstig van de Aanvullende Post. Vanuit het Nationaal Programma Groningen is daarnaast ook € 42 mln beschikbaar gesteld voor Batch 1588, waarmee in totaal € 84 mln beschikbaar is.

Individueel keuzebudget

Per 2020 komt er een Individueel Keuzebudget (IKB) waardoor voor rijksambtenaren de mogelijkheid bestaat om het vakantiegeld en eindejaarsuitkering maandelijks i.p.v. jaarlijks uitbetaald te krijgen. Hierdoor stijgen de personeelskosten éénmalig in 2020.

Loon- en prijsbijstelling

Bij Voorjaarsnota 2019 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2019 voor EZK uitgedeeld. De loonbijstelling betreft de vergoeding voor de stijging van de contractloonontwikkeling en de stijging van de sociale lasten en pensioenpremies voor de overheidswerkgevers. De prijsbijstelling betreft de verwerking van de stijging van de diverse prijsindexen.

Ontvangsten (Bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand Ontwerpbegroting 2019 (inclusief NvW)

 

4.179.847

4.560.366

4.429.873

4.168.971

4.120.999

Belangrijkste mutaties

             

Lening Industriepark Swentibold

2

 

18.800

       

Onttrekking middelen aan Urgenda-reserve

4

170.950

324.450

       

Onttrekking reserve Duurzame Energie

         

450.000

 

ETS-Ontvangsten

4

80.000

150.000

80.000

60.000

140.000

 

Bijdrage NAM aan Nationaal Programma Groningen

5

150.000

75.000

75.000

25.000

25.000

 

Bijdrage NAM in de schadeafhandeling

5

76.514

145.000

145.000

     

Aardgasbaten

5

– 570.000

– 400.000

– 300.000

– 110.000

– 140.000

 
               

Overige mutaties

 

26.836

5.372

5.372

5.372

5.372

 

Stand Ontwerpbegroting 2020

 

4.114.147

4.878.988

4.435.245

4.149.343

4.601.371

4.614.275

Toelichting

Lening Industriepark Swentibold

Dit betreft een verhoging van de ontvangstenraming met € 18,8 mln als gevolg van de verwachte terugbetaling van een lening door de provincie Limburg die werd verstrekt ten behoeve van het Industriepark Swentibold.

Onttrekking middelen aan Urgenda-reserve

Op basis van de interdepartementaal afgesproken verdeling van de middelen in de reserve Maatregelen CO2-reductie is € 495 mln aan middelen onttrokken aan de reserve, waarvan € 171 mln voor 2019 en € 324,5 mln voor 2020. Dit budget is vervolgens met een aparte mutatie verdeeld over resp. art. 2 en art. 4 van de EZK-begroting en de begrotingen van IenW, BZK en LNV (Kamerstuk 32 813, nr. 340).

Onttrekking reserve Duurzame Energie

Conform de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte III dat de middelen in de reserve Duurzame Energie toegevoegd zullen worden aan het SDE+-budget, zal vanaf 2023 in totaal € 1,7 mld aan de reserve worden onttrokken.

ETS-ontvangsten

De meevaller bij de ETS-ontvangsten is ontstaan doordat de verwachte gemiddelde prijs van ETS-rechten in 2019 sterk is gestegen.

Bijdrage NAM aan het Nationaal Programma Groningen

In het akkoord op hoofdlijnen met Shell en Exxon Mobil is afgesproken dat de NAM in totaal € 500 mln (gespreid over de jaren 2019–2029) bijdraagt aan het Nationaal Programma Groningen. Daarnaast draagt het Rijk € 650 mln bij.

Bijdrage NAM in de schadeafhandeling

De schadevergoedingen aan bewoners uit Groningen die aardbevingsschade hebben als gevolg van de gaswinning en daarbij behorende uitvoeringskosten van RVO.nl worden verhaald op de NAM.

Aardgasbaten

In de raming van de gasbaten zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: bijstelling op basis van de meest recente prijsverwachting en de versnelling van de afbouw van de gaswinning in Groningen conform Kamerbrief van 8 februari 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 580). Daarnaast onderzoekt het kabinet hoe de gaswinning al in het gasjaar 2019–2020 onder de 12 bcm gebracht kan worden. Deze mutatie is reeds in de begroting verwerkt. Bovendien worden voortaan de gasbaten op € 10 mln afgerond.

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art.nr.

Naam artikel

(€ tot. uitg. art.)

Juridisch verplichte uitgaven

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de belangrijkste niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Goed functionerende economie en markten

(€ 215.326)

€ 206.712

(96%)

€ 8.614

(4%)

• Behavioural Insights Netwerk Ned.

• Mededinging en Consument

• Cybersecurity, frequentiebeleid, Omroep en Digitaliseringstrategie

• Media Campagne Cybersecurity

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

(€ 1.075.493)

€ 896.283

(83%)

€ 179.210

(17%)

• PPS-toeslag

• MKB Innovatiestimulering Topsectoren

• Beleidsexperiment Menselijk kapitaal (MKB!dee)

• Economische Ontwikkeling en Technologie

• Regeling Internationaal innoveren

• Verduurzaming Industrie

• Startup-beleid

• Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

• EFRO

• Bevorderen Ondernemerschap

• Regeling Eurostars

3

Toekomstfonds

(€ 184.452)

€ 140.328

(76%)

€ 44.124

(24%)

• Innovatiekrediet

• Seed Capital regeling

• Vroegefasefinanciering

• Startups MKB t.b.v. het MKB-actieplan

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

(€ 3.671.790)

€ 2.937.432

(80%)

€ 734.358

(20%)

• Regelingen waarvan de openstelling in 2020 afgesproken is in het Energieakkoord en het Klimaatakkoord (DEI, TSE, HER, ISDE, SDE+, SDE++)

• Uitbetalingen op de openstelling 2020 van de SDS

• Uitkoopregeling huiseigenaren onder hoogspanningsmasten

• Openstelling 2020 ETS-compensatieregeling

• Netbeheersubsidies Bonaire, Sint Eustatius en Saba

• Storting van in 2020 ontvangen provisies op basis van garantieregeling geothermie in reserve geothermie

• Uitgaven van EZK t.b.v. het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM)

• Uitgaven ter ondersteuning RCR-projecten (= wettelijke taak)

• Planschade-uitkeringen

• Bijdragen aan TNO-AGE, ECN-TNO en ECN-NRG (langjarige subsidierelatie)

• Contributies aan verschillende internationale energie- en klimaatorganisaties

• Bijdrage aan omgevingsdiensten ten behoeve van handhaving/toezicht op informatieplicht energiebesparing

• Uitgaven in 2020 ten behoeve van het Expertisecentrum Warmte (ECW)

• Financiering van (mondiale) klimaatprojecten

• Financiering van diverse beleidsondersteunende onderzoeken

• Doorsluis van de ontvangen heffing naar de Stichting COVA (€ 111 mln)

5

Een veilig Groningen met perspectief (€ 264.781)

€ 262.133

(99%)

€ 2.648

(1%)

• Werkbudget

Totaal aan niet verplichte uitgaven

 

€ 968.954

 

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Planning beleidsdoorlichtingen
 

(realisatie)

 

(planning)

Artikel

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Geheel artikel?

1

Goed functionerende economie en markten

     

X

     

Ja

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

             

Ja

3

Toekomstfonds

             

Ja

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

X1

           

Ja

5

Een veilig Groningen met perspectief

     

X

     

Ja

X Noot
1

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van IenW).

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is op 28 april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31). De nieuwe planning staat in bovenstaande tabel vermeld.

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is gezamenlijk uitgevoerd en op 13 mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23). Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord (Kamerstuk 32 359, nr. 3), komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19, in 2015 aan de begroting toegevoegd) zou voor het eerst in 2020 worden doorgelicht. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen» en hierbij de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de voor 2020 geplande beleidsdoorlichting te vervallen.

Artikel 4: De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

De beleidsdoorlichting Klimaat is sinds Regeerakkoord Rutte III van IenW overgegaan naar EZK. Deze beleidsdoorlichting is op 10 december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd en zal voor het eerst in 2021 worden doorgelicht. Dit onder voorbehoud in verband met het mogelijk samenvallen met de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek».

Overzicht van Risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Geraamd te verlenen 2020

Geraamd te vervallen 2020

Uitstaande garanties 2020

Garantieplafond 2020

Totaal plafond

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

1.858.920

765.000

509.772

2.114.148

765.000

467.890

2.411.258

765.000

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

597.903

400.000

89.832

908.071

400.000

127.050

1.181.021

400.000

 

Groeifaciliteit

103.692

105.000

19.659

189.033

85.000

22.999

251.034

85.000

 

MKB financiering

68.200

   

68.200

   

68.200

 

268.200

Qredits

99.980

30.000

625

129.355

 

7.143

122.212

 

130.000

                     

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

58.906

66.600

34.425

91.081

66.600

 

157.681

66.600

 
                     
 

Totaal

2.787.601

1.366.600

654.313

3.499.888

1.316.600

625.082

4.191.406

1.316.600

398.200

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000) «saldo» bestaat uit «uitgaven» (schadebetalingen) en «ontvangsten» (premieontvangsten)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Stand risicovoorziening 2019

Saldo 2019

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Stand risicovoorziening 2020

Saldo 2020

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

22.176

35.017

91.456

12.841

36.563

33.000

91.456

– 3.563

36.744

33.000

91.456

– 3.744

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

109

7.764

67.112

7.655

11.745

13.000

67.112

1.255

11.745

13.000

67.112

1.255

 

Groeifaciliteit

483

4.099

22.779

3.616

8.772

8.000

22.779

– 772

8.772

8.000

22.779

– 772

 

MKB financiering

 

185

9.261

185

   

9.261

     

9.261

 
 

Qredits

 

35

 

35

               
                           

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

1.019

 

21.554

– 1.019

3.500

1.280

19.334

– 2.220

 

4.700

24.034

4.700

                           
 

Totaal

23.787

47.100

212.162

23.313

60.580

55.280

209.942

– 5.300

57.261

58.700

214.642

1.439

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB biedt zowel banken als niet-bancaire financiers een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (≤ 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB – met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit – niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).

De gemiddelde eenmalige premie die voor het borgstellingskrediet wordt betaald is 4,8%. De premie is afhankelijk van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet. Er zal gedifferentieerd worden tussen de premies voor enerzijds startende en gevestigde bedrijven (gemiddeld 4,65%) en anderzijds voor innovatieve bedrijven (gemiddeld 6,65%). Hierbij wordt de mogelijkheid geboden de premiebetaling gedeeltelijk over de looptijd van het krediet te voldoen. De premie is niet kostendekkend. Op de begroting is structureel vanaf 2023 € 11 mln (inclusief de uitvoeringskosten) beschikbaar ter afdekking van de schades die niet door premie-ontvangsten worden gedekt. In de jaren 2019–2022 is dit gemiddeld ca. € 6 mln per jaar.

Er is een begrotingsreserve (risicovoorziening) voor de BMKB waardoor een verevening mogelijk is van premie-inkomsten en schade-uitgaven over een reeks van jaren. De regeling is namelijk conjunctuurgevoelig (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) waardoor uitgaven en inkomsten kunnen fluctueren.

De horizonbepaling voor de BMKB is 1 juli 2022. De volgende evaluatie zal in 2021 plaatsvinden.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. De GO regeling biedt banken de mogelijkheid om nieuwe bankleningen te verstrekken en/of bankgaranties af te geven van minimaal € 1,5 mln en maximaal € 50 mln met een garantie van 50% door de overheid. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 mln.

Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO.nl beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen eveneens beoordeelt. De Commissie toetst – additioneel aan RVO.nl – het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico.

De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort naar dan wel onttrokken aan de begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de GO is 1 juli 2020. In 2019 wordt de GO geëvalueerd.

GO Energie Transitie Financierings Faciliteit

In 2017 is de pilot GO ETFF opengesteld. De GO ETFF heeft als doel bij te dragen aan het (versneld) realiseren van de ambities inzake de energietransitie door het verstrekken van risicodragend vermogen in de vorm van achtergestelde leningen. Voorbeelden zijn geothermie, decentrale opwekking, energiebesparing in de gebouwde omgeving en de circulaire economie. Voor de financieringen vanuit de GO ETFF kan in de pilotfase € 80 mln aan overheidsgarantie worden verstrekt (onderdeel van het totale GO-plafond van € 400 mln). De GO ETFF vormt een aparte subsidiemodule naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering en is kostendekkend van opzet. In de brief van 15 februari (Kamerstuk 28 165, nr. 281) is aangekondigd dat de Energie Transitie Financierings Faciliteit zal worden uitgefaseerd en afgeschaft, omdat verwacht wordt dat de doelen van deze faciliteit ook via de Investeringstak van Invest-NL bereikt kunnen worden. Om marktpartijen genoeg tijd te geven om in te spelen op het uitfaseren en afschaffen van de Energie Transitie Financierings Faciliteit (ETFF) en om een goed alternatief op te zetten bij Invest-NL, zal de regeling van kracht blijven tot de huidige termijn van uiterlijk 1 juli 2020, of zoveel eerder als de doelen via Invest-NL bereikt kunnen worden.

Groeifaciliteit

De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De regeling wordt ook opengesteld voor bedrijven uit de agrosector.

Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. De maximumgarantie van de overheid is 50%, dat bij participaties neerkomt op maximaal € 12,5 mln en bij bancaire achtergestelde leningen op maximaal € 2,5 mln.

Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie van 3% over het uitstaande garantiebedrag. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt met ingang van 2014 afgestort in de begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit is 1 juli 2020. De laatste evaluatie is in 2018 uitgevoerd. In de brief van 15 februari (Kamerstuk 28 165, nr. 281) is aangekondigd dat de Groeifaciliteit per 1 juli 2020 zal worden uitgefaseerd en afgeschaft, omdat verwacht wordt dat de doelen van deze faciliteit ook via de Investeringstak van Invest-NL bereikt kunnen worden. Om marktpartijen genoeg tijd te geven om in te spelen op het uitfaseren en afschaffen van de Groeifaciliteit en om een goed alternatief op te zetten bij Invest-NL, zal de regeling van kracht blijven tot de huidige termijn van uiterlijk 1 juli 2020, of zoveel eerder als de doelen via Invest-NL bereikt kunnen worden.

MKB-financiering

In het kader van het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet inmiddels € 68,2 mln aan garanties verstrekt om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen was er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het MKB. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden was echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar gesteld om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. De verstrekte overheidsgaranties zijn kostendekkend en mogen geen staatssteun inhouden. Met één partij wordt nog onderhandeld over een mogelijk garantie. Er is een begrotingsreserve voor de verevening van premie-inkomsten en schade-uitgaven.

Qredits

Er is een eenmalige garantie verstrekt aan de Europese Investeringsbank van € 86,7 mln op de funding van Qredits met € 100 mln voor de verstrekking van micro- en MKB-krediet. Voor deze garantie is een premie van 0,4% verschuldigd. Daarnaast is een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de COE bank voor de funding van Qredits met een bedrag van € 16,6 mln waarvoor eveneens een premie van 0,4% is verschuldigd. In 2019 wordt naar verwachting voor € 30 mln garantie verstrekt ten behoeve van de funding van Qredits.

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Binnen de SDE+ is het één van de gunstigste opties. Aardwarmte is tevens een belangrijke optie voor het behalen van energie- en klimaatdoelen. Stimuleren van aardwarmte is een prioriteit uit het energieakkoord, de warmtevisie, de beleidsbrief tuinbouw en de meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw 2014–2020. Ook het nieuwe Klimaatakkoord zet fors in op de ontwikkeling van geothermie in Nederland om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen.

Het doel van de garantieregeling aardwarmte is het afdekken van het geologisch risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte, niet succesvol is. Het gaat om het risico dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warmwaterproductie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd.

Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is nog steeds een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. Door dit risico af te dekken wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is.

Er wordt een premie van 7% gevraagd.

De garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken. Met de garantstelling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming).

EZK maakt een garantieplafond en het maximaal te garanderen bedrag per boring bekend. EZK neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen 12 maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.

De premieontvangsten worden gestort in de begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve. De horizonbepaling is 2020.

Overzicht uitstaande leningen per ultimo 2018 (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd

Lening

Rente

percentage

Wijze van

aflossing

Artikel 2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Microkrediet Nederland1

46.296

tot 1 april 2045

1% vanaf 2025

vanaf 2045 in halfjaarlijkse termijnen van € 4,5 mln afhankelijk van de liquiditeitspositie

Artikel 4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Energieonderzoek Centrum Nederland

75.988

tot en met 2026

2,85%

afhankelijk uitkomsten bedrijfsvoering ECN tot en met 2026

Artikel 4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Pallas

41.086

tot en met 2018

1,5%

uiterlijk 2020

X Noot
1

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken microkrediet aan ondernemers.

Deze leningen zijn verstrekt in de context van de genoemde beleidsartikelen.

Microkrediet Nederland

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken microkrediet aan ondernemers.

Energieonderzoek Centrum Nederland

Aan Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) is een lening verstrekt voor het uitwerken en uitvoeren van een Herstelplan, in algemene zin gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering van ECN en NRG en in het bijzonder op het scheppen van de noodzakelijke financiële, technische, commerciële en organisatorische voorwaarden voor het in bedrijf houden van de Hoge Flux Reactor (HFR).

Pallas

Aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor is een lening verstrekt voor fase 1 van de totstandkoming van een nieuwe hoge flux reactor (de Pallas-reactor), die bestemd is voor de productie van medische en industriële radio-isotopen en voor nucleair technologisch onderzoek.

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

De tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2019–2024 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de topsectoren (A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten en draagt het bij aan het realiseren van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. PPS wordt gestimuleerd met de PPS-toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt door EU-cofinanciering (B2), Innovatie Attachés en technologiemissies. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren en missies.

In de tabel is aangegeven op welk begrotingsartikel de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. De verantwoording over dit budget vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus van de desbetreffende departementale begrotingen.

(kasbedragen x € 1 mln)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Departement

Artikel

I Generiek

               
                 

A1. Ondernemerschap en innovatie

181

162

148

150

141

141

 

Financieringsinstrumenten Toekomstfonds

181

162

148

150

141

141

EZK

3

                 

A2. Fiscale maatregelen

1.243

1.287

1.287

1.287

1.287

1.287

 

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

6

6

6

6

6

6

EZK/FIN

2, belastingplan

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

1.237

1.281

1.281

1.281

1.281

1.281

EZK/FIN

2, belastingplan

                 

A3. Internationaal

279

268

255

249

247

247

 

Internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking

229

218

205

199

197

197

BH/OS

1,2,3

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

50

50

50

50

50

50

BH/OS

1

                 

II Specifiek voor topsectoren

               
                 

B1. Kennis en innovatie

611

630

631

630

630

630

 

NWO-PPS1

100

100

100

100

100

100

OCW

16

NWO2

175

175

175

175

175

175

OCW

16

NWO-TTW

24

24

25

24

24

24

EZK

2

KNAW

14

14

14

14

14

14

OCW

16

Toegepast onderzoek (TO2)

254

273

273

273

273

273

   

– TNO, Marin, NLR, Deltares

171

182

182

182

182

182

EZK

2,4

– Wageningen Research

83

91

91

91

91

91

LNV

11

Profilering kennisinfrastructuur3

44

44

44

44

44

44

OCW

16

                 

B2. Innovatie en PPS

310

283

291

290

288

289

   

PPS-toeslag

147

165

172

175

175

175

EZK

2

MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren

30

39

40

39

40

41

EZK

2

Cofinanciering EU-innovatieprogramma's en overige4

66

62

62

61

60

60

EZK

2

Economische Ontwikkeling en Technologie

5

8

10

10

10

10

EZK

2

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

62

9

7

5

3

3

EZK

3

                 

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

42

38

33

28

25

25

 

Regionaal investeringsfonds MBO5

42

38

33

28

25

25

OCW

4

                 

D. Specifieke bijdragen departementen

291

276

223

230

225

222

 

Life Sciences & Health/zorg

63

62

61

61

60

59

VWS

1, 2, 4, kader Zorg

Energie-innovatie (excl. ECN)

162

155

116

123

119

116

EZK

4

Energietransitie gebouwde omgeving

 

21

21

21

21

21

BZK

4

Logistiek6

21

16

       

IenW

divers H-XII, IF en DF

Water

23

         

IenW

divers H-XII, IF en DF

Creatief7

12

12

15

15

15

15

OCW

14

Defensie

10

10

10

10

10

11

DEF

6

                 

Totaal

2.957

2.944

2.868

2.864

2.843

2.841

X Noot
1

OCW draagt via NWO € 100 miljoen bij aan de topsectoren in het kader van publiek-private samenwerking; dit is gezamenlijke programmering waarbij wetenschappers en bedrijven samen onderzoeksprojecten opzetten en financieren.

X Noot
2

OCW investeert via NWO € 175 miljoen in vrij onderzoek en talent en publiek-privaat geprogrammeerd onderzoek waarvoor geen private cofinanciering nodig is. Dit zijn middelen uit andere programma’s die ex-post bijdragen aan de topsectoren.

X Noot
3

Deze middelen zijn onderdeel van de ex-post € 175 miljoen die OCW via NWO bijdraagt aan topsectoren.

X Noot
4

Overige betreft Holst en Werkbudgetten topsectoren.

X Noot
5

Een deel van het geld van het regionaal investeringsfonds gaat ook naar publiek-private samenwerkingsverbanden buiten de topsectoren.

X Noot
6

Voorbehoud voor de bijdrage vanuit IenW is dat deze alleen vrijkomt voor de door IenW goedgekeurde concrete projectvoorstellen vanuit de sector.

X Noot
7

De reeksen Creatief liggen vast in de BIS (2017–2020).

3. BELEIDSARTIKELEN

1 Goed functionerende economie en markten

Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. Digitale ontwikkelingen leiden tot ingrijpende veranderingen in sectoren en domeinen. Er is sprake van een digitale transitie die onze manier van werken en leven ingrijpend verandert, met alle kansen en bedreigingen van dien. Om het economisch verdienvermogen te versterken en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken zet het kabinet er op in dat Nederland digitaal koploper is en blijft in Europa, onder meer door het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige, betrouwbare en veilige digitale infrastructuren en door het stimuleren van onderzoek en innovatie op digitaal terrein.

Rol en verantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van EZK is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. De Staatssecretaris van EZK ziet het als taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en innovatie te stimuleren. De Minister van EZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege.

De Staatssecretaris van EZK is samen met bewindspersonen van J&V en BZK verantwoordelijk voor de coördinatie van de Nederlandse Digitaliseringstrategie (2018; update 2019). Dat is een kabinetsbrede agenda om de maatschappelijke en economische kansen van digitalisering te benutten en het fundament van de digitale transitie te versterken, waaronder digitale vaardigheden, cybersecurity, privacy, concurrentie en innovatie.

Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

  • Stimuleren van innovatie in het bedrijfsleven.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met generiek mededingingsbeleid, zoals opgenomen in de Mededingingswet.

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

  • Het opstellen van regels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het bevorderen van innovatie en digitalisering in economische sectoren en maatschappelijke domeinen, door coördinatie van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie.

  • Het scheppen van de juiste voorwaarden voor concurrentie met de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het moderniseren van de telecommunicatie-regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website www.cbs.nl/nl-nl/publicatieplanning de planning aan van de CBS-publicaties in de komende maanden. Actuele en gedetailleerde informatie over de specifieke beleidsgebieden treft u aan op de websites van PIANOo, de ACM (o.a. over mededinging, consumentenbescherming en de telecommunicatiemarkt), Agentschap Telecom (Staat van de Ether, jaarberichten), TNO (Monitor Draadloze Technologie), het CBS (Cybersecuritymonitor en DAB+ ontvangers)en NCSC (cybersecurity dreigingen, incidenten en maatregelen) en tenslotte het Digital Trust Center (DTC).

Voor de hierna benoemde beleidswijzigingen zijn data en kengetallen te vinden in de Monitor bedrijvenbeleid. De Monitor van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie biedt een uitgebreid overzicht van data en kengetallen betreffende een veelheid van aspecten van de digitalisering in Nederland.

Prestatie-indicatoren

2014

2015

2016

2017

2018

Ambitie 2022

Bron

1. Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

4%

6%

6%

10%

12%

35%

CBS

2. Ranglijst digitale economie en maatschappij (DESI)

4

4

3

2

3

Koploper

DESI

3a. Connectiviteit – Gebruik vast breedband

84%

94%

95%

98%

97%

100%

(minimaal 100 Mbps in 2023)

DESI

3b. Connectiviteit – Gebruik mobiel breedband

77%

80%

85%

88%

94%

100%

DESI

Bovenstaande prestatie-indicatoren geven het streven van EZK aan voor genoemde activiteiten, in de komende jaarverslagen zal gerapporteerd worden over de voortgang.

Uit het Regeerakkoord (2017) komt de ambitie naar voren dat op sociaal, economisch en digitaal vlak Nederland de Europese koploper wil worden. Volgens het Actieplan Digitale Connectiviteit (2018) stelt het kabinet concreet de volgende connectiviteitsdoelstelling vast: de overheid streeft naar kwalitatief hoogwaardige connectiviteit die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven. Met mobiele netwerken moeten daarnaast in elk geval basisdiensten altijd en overal kunnen worden geraadpleegd.

Aansluitend is de samengestelde DESI score voor Nederland over 2019 opgenomen. Op basis van deze meeting neemt Nederland de 3e positie in.

Index Digitale Economie en Samenleving

Index Digitale Economie en Samenleving

Bron: Europese commissie, Digitaal Scorebord

Beleidswijzigingen

Een sterke basis voor Artificiële Intelligentie (AI) onderzoek en innovatie

Nederland denkt mee, doet mee, profiteert mee en is medebepaler van de richting van digitalisering. Dat vereist een continu hoog niveau van kennis. En dat vraagt om samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, overige kennisinstellingen, het bedrijfsleven en overheden. In 2020 zet EZK in op het bundelen van de krachten om kansen voor Artificiële Intelligentie (AI) op een verantwoorde wijze te benutten. Het kader daarvoor vormt het strategisch actieplan AI van het kabinet (2019)37. Als vervolgstap wordt een meerjarig programma voor kennis en innovatie ontwikkeld in publiek privaat verband. De aanpak in 2020 is onder andere gericht op het organiseren van een breed samengestelde coalitie voor o.a. publiek-private onderzoekslaboratoria, kennisdeling voor het MKB, ketens voor maatschappelijke uitdagingen (o.a. zorg, veiligheid, landbouw), datadelen, kennisontwikkeling voor verantwoorde AI en synergie met Europa. Onderdeel van deze aanpak is ook de uitwerking van AI als sleuteltechnologie in het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid.

Onderwijscurriculum up-to-date

Om te bewerkstelligen dat jongeren mediawijs zijn en beschikken over goede ICT-basisvaardigheden en informatievaardigheden is een curriculum voor primair en voortgezet onderwijs opgesteld met aandacht voor digitale geletterdheid en praktische vaardigheden. Om de implementatie van het curriculum te bevorderen is door EZK en OCW de digitaliseringsagenda po/vo opgesteld. Hierin wordt in 2020 verder samengewerkt tussen onderwijs en bedrijfsleven om digitale vaardigheden van leerlingen en leraren te versterken.

Voldoende ICT-professionals

Om ervoor te zorgen dat bedrijven voldoende goed gekwalificeerd personeel kunnen vinden, ontwikkelt EZK de Human Capital Agenda ICT in 2020 verder door met nieuwe prioriteiten en wordt het Techniekpact voortgezet.

Een florerende data-economie

Nederland heeft een sterke uitgangspositie als het gaat om het delen van data, niet alleen binnen, maar ook tussen sectoren. Daarmee wordt een belangrijke voorwaarde ingevuld voor succesvolle innovatie op digitaal terrein. Ter ondersteuning daarvan heeft het kabinet een visie op datadeling tussen bedrijven gepubliceerd, en steunt ook in 2020 financieel concrete initiatieven voor vrijwillige datadeling tussen bedrijven, en dan vooral over sectorgrenzen heen.

Digitale infrastructuur van wereldklasse (connectiviteit)

De inspanningen van EZK zijn in 2020 gericht op een sterke internationale positie voor Nederland op het gebied van vaste en mobiele communicatienetwerken. De komende jaren vindt een aantal frequentieverdelingen plaats op basis van de nota mobiele communicatie. De veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz banden is in het eerste kwartaal van 2020 voorzien. De verdeling van de 26 GHz band vindt naar verwachting eind 2020 plaats. De veiling van de 3.5 GHz band is voorzien voor eind 2021 of begin 2022.

In 2019 heeft EZK de meerderheid van de acties uit het Actieplan Digitale Connectiviteit uitgevoerd. Gemeenten zijn ondersteund om faciliterend beleid te maken ten aanzien van digitale connectiviteit, zowel voor de vaste als de mobiele digitale infrastructuur. Ook is de meerderheid van de adressen in het buitengebied voorzien van snel internet. Hierdoor heeft eind 2019 nog maar een beperkt aantal adressen in Nederland een internetsnelheid van minder dan 100 Mbps. In 2020 wordt de ingezette lijn doorgetrokken. Het opgebouwde netwerk met gemeenten wordt onderhouden en verstevigd. Zo zal EZK hen onder meer helpen beleid te voeren op die afgelegen adressen in hun gemeente die nog geen snel internet hebben. Ook wordt ondersteuning geboden bij de mogelijke uitdagingen die op hun pad komen met de komst van nog sneller mobiele internet, waaronder 5G. EZK organiseert tevens een 5G-Innovatienetwerk om toepassingen in maatschappelijke domeinen en economische sectoren te versnellen. EZK geeft daarmee ook invulling aan de afspraken in het Handvest 5G.

Implementatie nieuw Europees telecomkader

Eind december 2018 is de herziening van het Europese telecomkader gepubliceerd. Het belangrijkste doel van het nieuwe kader is het verbeteren van de randvoorwaarden voor het realiseren van snelle digitale communicatieverbindingen (connectiviteit) in de Europese Unie. Verder heeft deze herziening van het telecommunicatiekader als doel om investeringen in snelle breedbandnetwerken te stimuleren, een consistent radiospectrumbeleid en -beheer, een doeltreffende bescherming van consumenten, het creëren van een gelijk speelveld voor alle marktpartijen en een doeltreffender institutioneel regelgevingskader. De nieuwe EU-richtlijn, die vier bestaande richtlijnen vervangt, zal worden geïmplementeerd middels een aanpassing van de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving. Behandeling van het wetsvoorstel in Tweede en Eerste Kamer is voorzien in 2020. De richtlijn moet uiterlijk eind 2020 zijn geïmplementeerd. Vooruitlopend op het brede implementatiewetsvoorstel wordt het wetsvoorstel inzake overstappen bij de Tweede Kamer ingediend.

Een veilige digitale samenleving

Mensen en bedrijven moeten digitale technologieën veilig kunnen gebruiken. De roadmap veilige hard- en software (Kamerstuk 26 643, nr. 535) wordt nader ingevuld om veilige (hard- en software) producten te bevorderen. Dit is van belang omdat door de opkomst van het Internet of Things steeds meer (vaak onveilige) producten aan het internet worden gekoppeld. JenV en EZK voeren voorlichtingscampagnes cyberhygiëne om burgers en bedrijven bewust te maken van het belang van digitale veiligheid en bijpassend handelingsperspectief te bieden. Structureel is € 2,5 mln per jaar beschikbaar voor de activiteiten van het Digital Trust Center (DTC) om via voorlichting, tools en advisering bedrijven – van zzp-er tot grootbedrijf – beter in staat te stellen hun eigen cyberweerbaarheid te organiseren. Deze middelen zijn voor opdrachten zoals de ontwikkeling van een website en een online platform, kennisopbouw over cyberrisico’s en kennisdeling met de doelgroep niet-vitale bedrijfsleven. Naast deze activiteiten wordt door het Digital Trust Center subsidie verstrekt aan bedrijven die samen willen werken aan veilig digitaal ondernemen. Deze toekenning vindt plaats via een tender met een jaarlijks budget van € 1 mln. Voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners wordt de inrichting van een Computer Security Incident Response Team (CSIRT) verder vormgegeven. De technologische ontwikkelingen in de telecomsector in combinatie met de dreiging vanuit statelijke actoren nopen tot een aanscherping van het toezicht en veiligheidseisen ten aanzien van telecomnetwerken.

Bescherming van en regie op Persoonsgegevens

De acties van EZK zijn er op gericht dat mensen erop kunnen vertrouwen dat hun privacy online goed beschermd is en grip hebben op hun persoonsgegevens. EZK zet zich actief in voor de totstandkoming en implementatie van een ambitieuze Europese e-privacy verordening. De nadere uitwerking van deze verordening is een taak voor de nieuwe Europese Commissie en het nieuwe voorzitterschap. Naar verwachting kan de implementatie van de verordening in 2020 worden opgepakt.

Mededinging en digitalisering

In mei 2019 heeft EZK een Kamerbrief gepubliceerd met de beleidsinzet over het mededingingsbeleid in de digitale economie (Kamerstuk 27 879, nr. 71). Omdat de grote platforms in heel de EU actief zijn, zullen de vervolgacties op Europees niveau plaats moeten vinden. In 2020 zal EZK zich daarom in Europa bij de nieuwe Europese Commissie en andere lidstaten sterk gaan maken om haar beleidsinzet te realiseren. Dit moet ervoor zorgen dat de concurrentie in de digitale economie wordt geborgd, zodat consumenten en ondernemers hun autonomie en keuzevrijheid behouden en zo de kansen die de platformeconomie biedt optimaal kunnen benutten.

Postmarkt

Een wetsvoorstel tot wijziging van de Postwet 2009 is op 15 juli jl. ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. Deze wijziging heeft als doel de postvoorziening ook in de toekomst beschikbaar, betaalbaar en betrouwbaar te houden en een overgang naar een brede bezorgmarkt op een verantwoorde manier vorm te geven. Naar verwachting zal de wetswijziging in 2020 door beide Kamers worden behandeld.

Telemarketing

In 2020 gaat een wetsvoorstel voor aanpassing van de regels voor telemarketing naar de Tweede Kamer. Hierdoor zijn consumenten beter beschermd tegen ongevraagde telefonische verkoopgesprekken. Deze aanpassing is aangekondigd door de Staatssecretaris in haar Consumentenagenda (Kamerstuk 27 879, nr. 64). Nederland kent op dit moment een zogenaamd opt-out regime, waarbij natuurlijke personen die telemarketing niet op prijs stellen dit kunnen aangeven door hun telefoonnummer in te schrijven in het Bel-me-niet register. In het wetsvoorstel wordt gekozen voor een opt-in systeem, waardoor ongevraagde telefonische verkoop niet langer is toegestaan.

Evaluatie werkwijze adviescommissie Gids Proportionaliteit

Begin 2017 is de schrijfgroep Gids Proportionaliteit omgevormd tot een adviesgroep (Kamerstuk 32 440, nr. 95). Daarbij is aangekondigd dat deze nieuwe werkwijze na de zittingsperiode van de eerste leden van de schrijfgroep (van vier) jaar geëvalueerd zou worden (Kamerstuk 32 440, nr. 99). De evaluatie zal vanaf 2019 voorbereid worden en in 2020 worden afgerond.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

VERPLICHTINGEN

200.563

217.623

214.305

219.444

214.589

214.415

214.459

Waarvan garantieverplichtingen (indien van toepassing)

             

Waarvan overige verplichtingen (indien van toepassing)

200.563

217.623

214.305

219.444

214.589

214.415

214.459

               

UITGAVEN

201.785

208.574

215.326

220.465

215.528

215.436

215.480

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

96%

       
               

Subsidies

236

613

203

       

Cyberweerbaarheid

236

613

203

       
               

Opdrachten

6.156

11.075

22.152

27.240

27.493

27.401

27.445

Onderzoek en Opdrachten

2.197

2.818

1.678

1.645

1.694

1.776

1.820

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

3.795

5.809

5.844

7.125

6.760

7.005

7.005

ICT beleid

   

6.793

7.830

8.396

7.977

7.977

Digital Trust Center

164

915

1.322

2.532

2.532

2.532

2.532

Cyber Security

 

1.533

6.515

8.108

8.111

8.111

8.111

               

Bijdragen aan agentschappen

39.124

35.103

30.218

30.040

26.040

26.040

26.040

Agentschap Telecom

27.195

23.725

21.488

21.488

21.488

21.488

21.488

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

11.929

11.378

8.730

8.552

4.552

4.552

4.552

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

152.738

157.900

158.870

159.316

158.116

158.116

158.116

Metrologie

9.335

9.483

9.483

9.483

9.483

9.483

9.483

Raad voor Accreditatie

209

241

265

265

265

265

265

ACM

737

736

736

736

736

736

736

CBS

142.457

147.440

148.386

148.832

147.632

147.632

147.632

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.531

3.883

3.883

3.869

3.879

3.879

3.879

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.124

1.156

1.156

1.142

1.142

1.142

1.142

Internationale organisaties

2.407

2.727

2.727

2.727

2.737

2.737

2.737

               

ONTVANGSTEN

16.600

31.934

31.934

31.934

31.934

31.934

31.934

Ontvangsten ACM

162

162

162

162

162

162

162

High Trust

15.194

30.200

30.200

30.200

30.200

30.200

30.200

Diverse ontvangsten

1.243

1.572

1.572

1.572

1.572

1.572

1.572

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2020 voor deze subsidies vloeit voort uit verplichtingen die het in het verleden zijn aangegaan; deze zijn dus 100% juridisch verplicht.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 38% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren verstrekte opdrachten, met name voor projecten op het gebied van wettelijke voorzieningen, onderzoeksopdrachten in verband met frequentie veilingen en telefonie. Het merendeel van de opdrachten zal worden afgerond in 2020.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2020 aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), Agentschap Telecom (AT) en DICTU en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Van de totaal voor 2020 geraamde uitgaven voor artikel 1 is circa € 158,8 mln bestemd voor bijdragen aan ZBO’s/RWT «s. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2019 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 70% juridisch verplicht. Het betreft o.a. contributies voor de Internationale Telecommunicatie-unie, Universal Postal Union en Internet Governance Forum. De afspraken gelden voor meerdere jaren.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Cyberweerbaarheid

Naast de activiteiten van het Digital Trust Center wordt subsidie verstrekt aan groepen van bedrijven in niet-vitale sectoren die op cybersecurity-terrein willen samenwerken. De uitvoering van de regeling ligt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten/beleidsvoorbereiding frequenties

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, mededingingsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie en telecom.

Digital Trust Center

Vanaf 2018 is oplopend tot € 2,5 mln beschikbaar voor het opzetten van een Digital Trust Center (DTC) om MKB-bedrijven beter in staat te stellen hun eigen cyberweerbaarheid te organiseren. Deze middelen zijn voor opdrachten zoals de ontwikkeling van een online platform.

Cyber security

Voor 2020 wordt ingezet op voorlichting om burgers en bedrijven bewust te maken van het belang van digitale veiligheid en bijpassend handelingsperspectief te bieden.

Ook zal een aantal werkzaamheden bestaan uit het doen van concrete kennis- en innovatie calls, die voortvloeien vanuit de Kennis- en Innovatie Agenda. Deze innovatie en onderzoekscalls zullen mede worden vormgegeven door de (vak)departementen. Het in te zetten instrumentarium, zal onder meer bestaan uit calls in samenwerking met NWO, versterken specifieke kennisvragen met SMO (Samenwerkingsmiddelen Onderzoek) programmering van TNO en het (mede) ontwikkelen van instrumenten ten behoeve van een technology transfer facility. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van bewezen EZK instrumenten als SBIR en MKB instrumenten.

Specifieke aandacht zal uitgaan naar activiteiten die de crosssectorale doelstellingen vanuit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid kunnen ondersteunen. Tot slot zullen middelen ingezet worden om een bijdrage te leveren aan het versterken van community building binnen de cybersecuritysector.

ICT-beleid: SURF

De ICT-infrastructuur (rekencapaciteit, netwerk) van SURF maakt het mogelijk om digitale data te benutten voor onderzoek en onderwijs. EZK en OCW dragen ieder € 6 mln bij aan de vernieuwing van die infrastructuur voor 2017 tot en met 2020, naar aanleiding van motie Van Meenen/Vos. Voor EZK betreft het een incidentele bijdrage, omdat de ICT-infrastructuur van SURF met name ten goede komt aan (wetenschappelijk) onderzoek en onderwijs en nauwelijks directe voordelen heeft voor het bedrijfsleven als ICT-gebruiker.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom draagt onder meer zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningsvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht ondergrondse netten (WION), Metrologiewet, Waarborgwet, bevoegd aftappen en dataretentie en de Cybersecuritywet voor netwerkbeveiliging en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn). Ook voert Agentschap Telecom het toezicht uit op vertrouwensdiensten die onder de Europese eIDAS-Verordening vallen.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RVO.nl is de uitvoeringsdienst van het Ministerie van EZK en is onder meer verantwoordelijk voor de voorlichting van ondernemers over de aanbestedingsregelgeving. Hieronder vallen ook de taken van PIANOo als expertisecentrum voor aanbestedende diensten en het daarbij behorende TenderNed, het systeem voor elektronisch aanbesteden.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming. VSL is het nationaal metrologisch instituut (NMI) van Nederland. VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden in opdracht van EZK op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Raad voor Accreditatie (RvA)

De Raad voor Accreditatie is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming), de regulering van de telecommarkt en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.

De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, net als de kosten van de ACM die worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 1 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM. Informatie over de organisatie, onderwerpen en publicaties van de ACM treft u aan op: https://www.acm.nl/nl.

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Het Centraal Bureau voor de Statistiek is opgericht om te zorgen dat cijfers aan de basis liggen van (solide) beleid. Het CBS heeft als onafhankelijk kennisinstituut dan ook tot taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, waardoor becijferde maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden. Het werkterrein van het CBS omvat alle onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Informatie over het CBS treft u onder meer aan op: https://www.cbs.nl/nl-nl/over-ons/organisatie. Statline is de databank van het CBS.

Voor Caribisch Nederland maakt het CBS statistieken op het gebied van o.a. prijzen, bevolking, bedrijven, gezondheid en internationale handel.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verordening voor normalisatie (Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012) en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaat. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor een deel van de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en voor de controle op actualiteit van verwijzingen naar normen in regelgeving en kennisgeving aan ministeries indien verwezen wordt naar ingetrokken normen.

Internationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan:

  • Universal Postal Union (UPU): is een internationale organisatie die de verschillende postovergangen tussen lidstaten controleert. Elke lidstaat gaat dan ook akkoord met de regels voor het internationaal postverkeer. Het is formeel een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties. De UPU speelt een voorname rol in het constant optimaliseren van postdiensten. De hoofddoelen van de UPU zijn de promotie van het mondiale postverkeer, toename van het aantal verwerkte poststukken door te voorzien in moderne producten en diensten, en een hoge servicekwaliteit voor de consument;

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU en UPU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. EZK draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen);

  • Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM));

  • Nederland betaalt als lid van de International Telecommunications Union (ITU) lidmaatschap. Binnen de ITU worden internationale afspraken gemaakt over wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen;

  • EZK doneert jaarlijks een bedrag aan het secretariaat van het Internet Governance Forum (IGF). Dit forum is een uitvloeisel van het VN-top World Summit on Information Society in 2005;

  • Nederland heeft een stoel in het overheidsadviescomité binnen The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC). EZK financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van dit comité met als doel de slagkracht van overheden binnen ICANN te vergroten.

Toelichting op de ontvangsten

Diverse ontvangsten

De ontvangsten hebben onder andere betrekking op het afgeven van vergunningen en het ontvangen van wettelijke rentes door Agentschap Telecom.

High Trust

Deze ontvangsten hebben betrekking op boetes die toezichthouders van EZK opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM. Eventuele terugbetalingen naar aanleiding van opgelegde boetes worden op dit artikelonderdeel geboekt als negatieve ontvangsten.

De rechtbank Rotterdam heeft op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak over de boete die de ACM de NS oplegde. Volgens de rechtbank is onder andere niet bewezen dat de NS een machtspositie heeft op het hoofdrailnet. De NS kon daarom bij de aanbesteding van het regionaal openbaar vervoer in Limburg geen misbruik maken van haar machtspositie. Gelet op de uitspraak van de rechtbank, heeft de ACM de opgelegde boete (€ 40,95 mln) vermeerderd met verschuldigde rente (€ 1,6 mln) uitbetaald aan de NS. De ACM bestudeert de uitspraak en bepaalt daarna wat de vervolgstappen zullen zijn.

Zoals hierboven aangegeven, is de betaling aan de NS verwerkt als negatieve ontvangst op de post High Trust. Afhankelijk van de in 2019 door de ACM op te leggen boetes, zal de raming voor High Trust worden aangepast.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de BTW-vrijstelling voor post. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei38

Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid zorgt EZK er voor dat bedrijven kunnen floreren en hun bijdrage kunnen leveren aan de brede welvaart van onze samenleving. De maatschappelijke bijdrage van bedrijven bestaat uit het bieden van: werk, inkomen, economische vooruitgang, innovatieve toepassingen die de kwaliteit van ons leven vergroten, ontplooiingsmogelijkheden voor burgers en een hoge kwaliteit van de leefomgeving. Door innovatie en ondernemerschap te bevorderen draagt het bedrijvenbeleid bij aan onze welvaartsgroei door economische vooruitgang op een evenwichtige wijze te combineren met een hoge kwaliteit van onze leefsituatie zodat Nederland internationaal aantrekkelijk blijft om in te wonen, te werken en te leven.

Bedrijven zijn sleutelspelers in onze samenleving. Door ruimte te geven aan ondernemende geesten ontstaan kansen voor bestaande en nieuwe bedrijven. Goed functionerende bedrijven bieden ook een maatschappelijk verband waar werknemers zich gewaardeerd en betrokken voelen, zichzelf kunnen ontplooien en waar ze naar vermogen kunnen bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang. Bedrijven hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om de nadelige gevolgen te beperken die economische activiteiten met zich mee kunnen brengen voor de kwaliteit van onze leefomgeving en samenleving. Zo dragen bedrijven ook bij aan onderzoek en scholing, maatschappelijk verantwoorde producten, eerlijke prijzen, goede lonen en pensioenvoorzieningen, en aan een hoogwaardige leefomgeving door met nieuwe producten, diensten en technologieën bij te dragen aan de grote maatschappelijke vraagstukken van deze tijd, zoals de energietransitie en verduurzaming van de industrie en de digitalisering.

Het speelveld strekt zich daarbij uit buiten de grenzen van de «bedrijfspoort». Samenwerking en maatschappelijke betrokkenheid is cruciaal voor onze welvaartsgroei. Samenwerking tussen grote internationaal opererende ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf is essentieel voor het ondernemerssucces. Ook internationale samenwerking is onmisbaar voor een open economie als de onze. Strategische samenwerking tussen bedrijven, (hoge) scholen en wetenschap is belangrijk omdat de wetenschap en de (hoge) scholen fundamentele ideeën en ontwikkelcapaciteit bieden, en het bedrijfsleven de mogelijkheden ziet waar nieuwe technologieën kunnen worden toegepast in nieuwe producten, diensten of productieprocessen.

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dat doen we met een offensieve innovatie- en ondernemersstrategie die niet alleen bijdraagt aan onze materiële welvaart maar ook aan bijvoorbeeld klimaat, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, voedselkwaliteit, en een uitdagende werkomgeving.

Om deze toppositie(s) te handhaven en te versterken zet het kabinet in op het realiseren van de volgende twee strategische doelen:

  • 1. Het realiseren van innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang, onder meer met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

  • 2. Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

1) Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei, welvaart en vooruitgang op tal van maatschappelijke terreinen. Succesvolle innovaties creëren niet alleen toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de maatschappelijke vraagstukken, onder meer op de terreinen «Energietransitie en Duurzaamheid», «Landbouw, Water en Voedsel», «Gezondheid en Zorg» en Veiligheid. Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet houdt vast aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het BBP te realiseren (Kamerstuk 33 009, nr. 63). Investeren in R&D is echter geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt (zie verder artikel 3 van deze begroting) en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landenspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie. De Europese Commissie stelt in de budgettaire aanbeveling voor om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen. Het kabinet onderschrijft het belang van publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie voor toekomstige economische groei, de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en het bewerkstelligen van wetenschappelijke doorbraken. Het kabinet wil daarom zicht houden op de doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland van 2,5% bbp en heeft daarom reeds beleid ingezet in lijn met deze voorgestelde aanbeveling. Het kabinet investeert vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek, plus een incidentele investering in de onderzoeksinfrastructuur. Ook bevat het Regeerakkoord een aantal meer structuur-georiënteerde beleidsveranderingen, onder andere door de sterkere focus van de topsectoren op de economische kansen van maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën, en de voortzetting van het Techniekpact.

Eén van de prioritaire missies van het kabinet betreft het klimaat en de verduurzaming van de industrie. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie zich ook nadrukkelijk gaan richten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050. De nationale doelstelling in het Regeerakkoord van 49% CO2-emissiereductie ten opzichte van 1990, vertaalt zich voor de industrie (inclusief de afvalverwerkende industrie) in additioneel 14,3 Mton reductie in 2030 (59% reductie ten opzichte van 1990). In het voorstel voor een Klimaatakkoord wordt deze transitie nader uitgewerkt (Kamerstuk 32 813, nr. H). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie draagt hier mede aan bij.

De publiek-private samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat met publieke kennisinvesteringen additionele private kennisinvesteringen en cofinanciering zijn gerealiseerd. Door deze PPS-werkwijze zijn de beschikbare publieke en private investeringen voor onderzoek en ontwikkeling toegenomen. Met de nieuwe topsectorenaanpak van het missiegedreven innovatiebeleid geeft het kabinet aan die hefboom een nieuwe impuls. In de brief van 26 april 2019 (Kamerstuk 33 009, nr. 70) heeft het kabinet de aanpak van het «Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid» toegelicht. Daarin staan de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal. De kabinetsmissies op de terreinen energietransitie & duurzaamheid, landbouw, water, voedsel, veiligheid, gezondheid en zorg zijn daarbij leidend. Daarnaast worden voor de sleuteltechnologieën meerjarige R&D-programma’s opgesteld. Topsectoren stellen daarvoor kennis- en innovatieagenda’s 2020–2023 op die eind 2019 door het kabinet worden omgezet in Kennis- en Innovatiecontracten. Bij die kennisagenda’s staan niet langer sectoren centraal, maar de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën.

2) Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

EZK stimuleert langs verschillende wegen een goed functionerend bedrijfsleven dat bestaat uit zowel grootbedrijf als MKB, uiteenlopend van kennisintensieve en multinationaal opererende ondernemers, maar ook startende bedrijven en éénpitters. EZK helpt bij de vernieuwing met wetten en regels, zoals het beschermen van intellectueel eigendom, en het merkenrecht. Door oog te hebben voor veranderende machtsverhoudingen die vragen om een visie en regelgeving ten aanzien van het borgen van economische veiligheid en het delen van gegevens voor consumenten en bedrijven onderling. EZK steunt opschaling en uitrol van nieuwe technologieën door standaardisatie en voorwaarden vast te leggen. Verder zorgt EZK ervoor dat iedereen de economische en maatschappelijke kansen kan pakken die de digitalisering van de economie biedt (zie verder artikel 1 van deze begroting). EZK creëert ook de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven. Dat is een bedrijfsleven dat in staat is om winstgevend te zijn en zich voortdurend vernieuwt, dat werkt aan maatschappelijke acceptatie bijvoorbeeld door de «corporate governance code» over de manier waarop ondernemingen moeten worden geleid.

Daarbij vraagt deze tijd om groter te denken: de uitdagingen vragen vaak om oplossingen op een schaal waarbij tenminste Europees moet worden gedacht. De bescherming van burgers en het bedrijfsleven bij datadeling is zo’n voorbeeld. Ook economische veiligheid, het voorkomen van ongewenste afhankelijkheid en het vrijwaren van spionage en sabotage, is zo’n thema, die nationaal en Europees moet worden aangepakt. Voor de economische kansen geldt dat net zo goed: met de grootte van de uitdagingen, de Europese interne markt, en de opkomst van mondiaal opererende bedrijven in digitale markten, geldt eens te meer dat Nederlandse ondernemers en bedrijven hun vleugels uit moeten slaan en zich moeten willen en kunnen richten op grotere markten dan Nederland alleen. Op al deze terreinen zet het bedrijvenbeleid in op een Europese aanpak.

In het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316) heeft het kabinet voor het MKB een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het MKB. Het doel daarvan is om de aanpassing van de verschillende soorten MKB-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen.

In aansluitende tabel staan de voornaamste kengetallen voor dit beleidsthema. EZK streeft naar een koppositie voor Nederland op de gepresenteerde ranglijsten, zoals de Global Competitiveness Index en het European Innovation Scorebord. De doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland is 2,5% bbp. In de Nationale Digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) streeft het kabinet er naar om digitale koploper van Europa te worden. Nederland moet zich ontwikkelen als proeftuin op het gebied van digitale innovatie (zie artikel 1 van deze begroting).

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

Bron

1. Arbeidsproductiviteitsniveau (positie NL)

6

5

7

6

7

Conference Board

2. Global Competitiveness Index (positie NL)

8

5

4

5

6

World Economic Forum

3. European Innovation Scoreboard (positie NL)

51

5

4

4

4

Europese Commissie

4. R&D intensiteit (in % van bbp)

1,98

1,98

2,00

1,99

n.n.b.

CBS

5. Omvang pps-projecten (in mln €)

814

970

1.060

1.207

1.2602

RVO.nl/ TKI’s

6. Uitstoot broeikasgassen industrie (CO2 equivalenten)

55,8

56,4

56,7

57,7

57,2

Emissieregistratie

7. Kwaliteit ondernemersklimaat (positie NL)

3

Global Entrepreneurship Monitor (GEM),

National Entrepreneurship Context Index

(NECI)

X Noot
1

Positie in Innovation Union Scoreboard als voorganger van European Innovation Scoreboard.

X Noot
2

Voorlopige realisatie 2018.

Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de twee hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Stimuleren van (duurzame) innovatie

 

Goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

 

Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang met onder meer het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Stimuleren

De Minister stimuleert innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang door private investeringen in R&D onder meer te bevorderen via de WBSO en het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom. Voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven wordt onder meer de pps-toeslag ingezet vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s).

Financieren/regisseren

De Minister van EZK en de bewindspersonen van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door onder meer:

  • de TO2-instituten TNO (inclusief ECN per 1 april 2018), Deltares, Marin en NLR te financieren39.

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW subsidieert.

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;

Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

Stimuleren

De Minister stimuleert een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast biedt het bedrijvenbeleid een samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken (zie verder in artikel 3 van deze begroting);

  • het versnellen van de toepassing van digitalisering door het MKB via de programma’s «versnelling digitalisering MKB», «smart industry», de «retailagenda» en het identificeren en helpen opschalen van (regionale of sectorale) best practices op het gebied van digitalisering;

Regisseren

De Minister regisseert en coördineert de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners.

  • informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK).

  • MKB-ondernemers beter bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets en het toegankelijker maken van aanbestedingen voor het MKB;

  • het regisseren en uitvoeren van het Programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2021».

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaalme.nu);

  • in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waarde-ketens van het Nederlands bedrijfsleven.

(Doen) uitvoeren

De Minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door onder meer toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

  • (a) de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • (b) het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; en

  • (c) het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van topsectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D en innovatie-ambities;

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting. Deze website geeft tevens een volledig overzicht van de uitkomsten van alle op dit artikel uitgevoerde evaluaties.

Beleidswijzigingen

Economische ontwikkeling en technologie

Vanwege de geopolitieke ontwikkelingen is technologische onafhankelijkheid essentieel voor het behoud van de positie van Europa en onze manier van leven in Nederland. De veranderende geopolitieke omstandigheden vragen om keuzes in het innovatiebeleid om sterke, internationaal onderscheidende posities in het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur te creëren. Het kabinet streeft naar een verhoging van de structurele economische groei, het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en het versterken van onze concurrentiekracht. De investeringen in R&D in Nederland zijn laag in vergelijking met andere landen binnen de OESO, zowel publiek als privaat. Uit recent onderzoek blijkt bovendien dat Nederland relatief beperkt publieke middelen inzet op «up front» investeringen in sleuteltechnologieën40. Het kabinet gaat daarom extra investeren in sleuteltechnologieën, oplopend tot € 10 mln per jaar, zodat Nederland haar positie, in Europa en daarbuiten, kan versterken die bijdraagt aan ons verdienvermogen op de lange termijn.

Samen met onderzoeksinstellingen en bedrijven zal het kabinet, als onderdeel van het missiegedreven innovatiebeleid, de komende jaren investeren in concrete, kansrijke meerjarige programma’s rond sleuteltechnologieën zoals kwantum en kunstmatige intelligentie.

Verduurzaming industrie

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het Klimaatakkoord aangeboden aan de Tweede Kamer met daarin een pakket aan maatregelen voor de industrie. De opgave voor de industrie is 14,3 Mton CO2-reductie in 2030 additioneel aan het basispad.

In het kader van de Integrale Kennis- en Innovatieagenda Klimaatakkoord zijn er drie grote missiegedreven programma’s uitgewerkt voor innovatie en uitrol van nieuwe technologieën. Deze programma’s worden in 2020 geïmplementeerd waarbij er stevig gestuurd wordt op kostenreductie. Het gaat dan om:

  • het sluiten van industriële kringlopen, waaronder circulaire en biobased grondstoffen en producten, en CO2 afvang, opslag en gebruik (CCS en CCU); dit sluit aan bij het interdepartementale programma Circulaire Economie 2019–2023 waarbij EZK bijdraagt aan de circulaire maakindustrie;

  • een CO2-vrij industrieel warmtesysteem waarin veel technologieën zijn opgenomen om op korte termijn slimmer met opwekken en hergebruik van warmte om te gaan;

  • Elektrificatie en radicaal vernieuwde processen, wat zich met name richt op waterstof.

Vanuit de Klimaatenvelop wordt in 2020 € 60 mln beschikbaar gesteld voor innovatie, pilot en demoprojecten in de industrie, oplopend naar € 100 mln in 2030. Een deel van deze middelen wordt ingezet via de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Urgendamaatregelen

Met het Urgendavonnis is het Nederlandse kabinet gesommeerd meer CO2 reductie te realiseren om het vastgestelde doel (25% tov 1990) te kunnen behalen. Hiertoe is een lijst met te nemen maatregelen opgesteld die effect zullen hebben in 2020, haalbaar en kosteneffectief zijn, niet in strijd zijn met het Klimaatakkoord en passen in het budget van € 500 mln. Voor de Industrie geldt dat er een viertal maatregelen zal worden uitgevoerd om CO2 reductie in 2020 te realiseren, ten laste van artikel 2 van de EZK begroting. Het gaat hierbij om projecten gericht op (rest)warmte en CO2 afvang en subsidies waarmee concrete CO2-reductiemaatregelen in de industrie worden gestimuleerd.

Startup en scale-up agenda

Een sterk klimaat voor startups en scale-ups is cruciaal voor de aanwas en doorgroei van technologiebedrijven. Het kabinet heeft daarom de ambitie dat het Nederlandse startup en scale-up ecosysteem zich ontwikkelt tot één van de sterkste ecosystemen ter wereld. Om deze ambities waar te maken wordt een stevige impuls gegeven aan technologie gedreven ondernemerschap in Nederland. StartupDelta wordt voor vier jaar voortgezet onder de nieuwe naam TechLeap.NL. Ook blijft Constantijn van Oranje zich als «special envoy» inzetten voor het versterken van het klimaat voor startups en scale-ups. In de nieuwe fase ligt de focus op het bevorderen van doorgroei: van startups naar scale-ups en van scale-ups naar bedrijven met een grote maatschappelijke en economische impact. Om dat te bereiken zal het nieuwe programma van TechLeap.NL bestaan uit een expertisecentrum voor het ecosysteem en een groeiprogramma om de groei van potentiële scale-ups te bevorderen.

Voor de uitvoering van de startup en scale-up agenda wordt t/m medio 2023 een bedrag van € 65 mln beschikbaar gesteld binnen de EZK-begroting. Hiervan is € 35 mln voor het nieuwe programma van TechLeap.NL; € 15 mln voor initiatieven vanuit het ecosysteem, en € 15 mln voor flankerend beleid van EZK, zoals bijvoorbeeld het Netherlands Point of Entry en de RVO Fastlane.

Oprichting van Invest-NL

Het kabinet gaat met de oprichting van Invest-NL investeringen bij ondernemingen stimuleren op het gebied van grote transitie-opgaven en de doorgroei van ondernemingen. Invest-NL krijgt een projectontwikkelingstak met een jaarlijkse subsidie van € 10 mln vanuit de staat, en daarnaast de mogelijkheid om zelf te investeren uit het investeringskapitaal dat in eerste instantie een omvang zal hebben van € 1,7 mld. Voor alle activiteiten van Invest-NL geldt dat aanvullend aan de markt wordt gewerkt; er moet sprake zijn van marktfalen. Investeringen moeten plaatsvinden op bedrijfseconomische principes en een positieve rendementsverwachting, daarnaast toetst het op maatschappelijke doelstellingen en criteria. De instelling krijgt een private rechtsvorm, als deelneming van het Rijk met een wettelijke basis. De uitoefening van het aandeelhouderschap van de Staat in Invest-NL wordt belegd bij het Ministerie van Financiën. De Minister van EZK is beleidsmatig verantwoordelijk voor onder andere een aanvullende overeenkomst met de relevante investeringsdomeinen. Zie Kamerstuk 28 165, nr. 281 en Kamerstuk 28 165, nr. 285.

Global Stars

Sinds 2017 stelt EZK jaarlijks € 1 mln euro beschikbaar voor ondernemingen die via Eureka internationale innovatie projecten willen samenwerken met partners uit «derde» landen, d.w.z. landen waar geen andere Europese of Eureka innovatie instrumentarium beschikbaar is. Achtergrond was het ontbreken van financieringsmogelijkheden voor innovatieve samenwerkingsprojecten met deze landen in de pré-markt fase. Naar aanleiding van drie succesvolle Global Stars calls (India, Taiwan, Brazilië) is besloten tot een beleidsintensivering van € 1 mln per jaar, zodat het succes van de Global Stars regeling voor de bilaterale innovatiesamenwerking verder kan worden verzilverd.

Vanaf 2021 is door deze intensivering een structureel budget van in totaal € 2 mln beschikbaar via de Global Stars regeling voor innovatieprojecten in niet-Europese prioriteitslanden van Nederland voor innovatiesamenwerking buiten EUREKA, zoals Brazilië, China, India, Japan, Rusland, Singapore, Taiwan en VS.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

VERPLICHTINGEN

1.555.400

2.257.404

2.191.632

2.290.012

2.180.993

2.198.338

2.195.980

Waarvan garantieverplichtingen (indien van toepassing)

714.964

1.300.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

Waarvan overige verplichtingen (indien van toepassing)

840.436

957.404

941.632

1.040.012

930.993

948.338

945.980

               

UITGAVEN

875.703

1.009.160

1.075.493

1.026.507

1.024.090

1.036.761

1.026.736

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

83%

       
               

Garanties

22.768

57.080

57.211

57.584

57.385

62.019

62.769

BMKB

22.176

36.563

36.744

37.367

37.468

42.052

42.052

Groeifaciliteit

483

8.772

8.722

8.472

8.172

8.222

8.972

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

109

11.745

11.745

11.745

11.745

11.745

11.745

Garanties MKB Financiering

             
               

Subsidies

91.402

167.958

205.511

181.478

183.808

193.705

184.600

Lucht- en Ruimtevaart

107

           

MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

14.036

29.528

39.131

40.209

39.209

39.814

40.709

Eurostars

15.432

17.293

18.132

18.132

18.132

18.132

18.132

Bevorderen Ondernemerschap

12.058

20.035

21.390

14.612

8.497

11.447

11.447

Groene Groei en Biobased Economy

131

647

         

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

31.016

27.269

23.361

24.090

23.535

23.177

23.177

Bijdrage aan ROM's

4.956

5.661

5.661

5.661

5.661

5.661

5.661

Verduurzaming industrie

8.216

38.535

61.400

60.000

70.000

85.000

85.000

Startup-beleid

 

4.000

14.400

18.300

18.300

10.000

 

Urgendamaatregelen industrie

 

22.500

21.000

       

Overige subsidies

5.450

2.490

1.036

474

474

474

474

               

Opdrachten

17.708

17.909

10.561

10.783

9.713

8.758

8.213

Onderzoek en opdrachten

4.245

4.009

4.134

3.791

4.156

3.806

4.156

Caribisch Nederland

2.725

1.189

1.056

1.056

1.056

1.056

1.056

ICT beleid

7.488

5.012

         

Regeldruk

901

2.069

2.206

2.271

2.336

2.336

2.336

Regiekosten regionale functie

261

636

665

665

665

665

665

Invest-NL in opbouw

1.009

543

         

Cybersecurity

 

2.947

         

Small Business Innovation Research

1.079

1.504

2.500

3.000

1.500

895

 
               

Bijdragen aan agentschappen

97.132

111.291

93.235

91.855

90.888

90.444

90.444

Bijdrage RVO.nl

89.754

93.656

82.448

81.068

80.101

80.026

80.026

Bijdrage Agentschap Telecom

1.880

558

516

516

516

147

147

Bijdrage Logius

706

910

         

Invest-NL in opbouw

4.792

16.167

10.271

10.271

10.271

10.271

10.271

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT’s

314.877

317.493

316.624

315.410

310.496

310.396

310.396

Bijdrage aan TNO

160.517

169.243

170.860

170.349

165.949

165.949

165.949

Kamer van Koophandel

128.721

124.159

121.757

120.305

120.305

120.205

120.205

Bijdrage aan NWO-TTW

25.639

24.091

24.007

24.756

24.242

24.242

24.242

               

Bijdragen aan medeoverheden

   

6.800

       

Sterke Regio's en Nota Ruimte

   

6.800

       
               

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

303.396

337.429

385.551

369.397

371.800

371.439

370.314

Internationaal Innoveren

40.990

44.210

40.851

41.036

40.686

39.857

39.857

PPS-toeslag (voorheen TKI-toeslag)

123.069

147.297

165.059

172.137

175.199

175.199

175.199

TO2 (Deltares, MARIN en NLR)

42.181

49.447

50.121

50.121

50.121

50.121

50.121

Topsectoren overig

13.393

6.277

10.834

11.559

11.161

11.261

10.136

Ruimtevaart (ESA)

70.480

70.546

96.430

69.893

69.893

70.261

70.261

Bijdrage NBTC

8.860

9.036

9.036

9.036

9.036

9.036

9.036

Bijdragen organisaties

4.423

5.616

5.720

5.615

5.704

5.704

5.704

Economische ontwikkeling en technologie

 

5.000

7.500

10.000

10.000

10.000

10.000

               

Stortingen begrotingsreserve

28.422

           

Storting reserve BMKB

21.676

           

Storting reserve Groeifaciliteit

4.466

           

Storting reserve GO

2.060

           

Storting reserve Garanties MKB Financiering

220

           
               

ONTVANGSTEN

119.979

124.490

129.867

111.863

105.672

107.145

106.249

BMKB

35.017

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

Groeifaciliteit

4.099

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

7.764

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

MKB Financiering

220

           

Luchtvaartkrediet-regeling

7.052

9.906

6.116

5.912

4.012

4.409

3.513

Rijksoctrooiwet

40.839

40.312

36.012

36.012

33.012

33.012

33.012

Eurostars

586

5.094

5.094

5.094

4.000

4.000

4.000

F-35

2.289

5.000

7.000

8.000

9.000

10.576

10.576

Diverse ontvangsten

22.114

10.178

21.645

2.845

1.648

1.148

1.148

Budgetflexibiliteit

Garanties: Het budget voor de verschillende garanties is voor 100% juridisch verplicht. Het budget is nodig om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.

Subsidies: Van het beschikbare budget is 42% juridisch verplicht. Het betreft onder andere de uitfinanciering van tot en met 2019 aangegane verplichtingen voor Eurostars, MKB innovatiestimulering Topsectoren, EFRO-cofinanciering, Bevorderen Ondernemerschap, Verduurzaming industrie en Techleap.nl. Daarnaast is 8% van het budget bestuurlijk gebonden. Dit betreft € 5,7 mln voor de subsidiëring van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en € 9,9 mln van het budget van de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) die in 2020 via het Provinciefonds aan de provincies wordt overgeheveld voor de decentrale uitvoering van de MIT.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 33% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen voor onder andere beleidsondersteunend onderzoek, SBIR en Regeldruk.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2020 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Agentschap Telecom en projectontwikkeling van Invest-NL in opbouw en is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget betreft de uitfinanciering van de verplichting 2020 aan TNO, de Kamer van Koophandel en NWO-TTW. Het budget is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden: Dit budget is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 86% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan de TO2-instituten, de regeling Internationaal Innoveren, Ruimtevaart, de uitfinanciering van verschillende innovatieprogramma’s en oud FES-projecten, en een groot deel van het budget voor de PPS-toeslag. Van het budget is 1% bestuurlijk gebonden. Dit betreft de bijdrage aan de World Tourism Organization (UNWTO), het eengemaakt octrooigerecht, de World Intellectual Property Organization (WIPO) en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI).

Toelichting op de instrumenten

De financiële beleidsinstrumenten van het Bedrijvenbeleid richten zich op het realiseren van de geformuleerde strategische doelen. Bij de toelichting op de instrumenten worden de interventies daarom samenhangend per strategisch beleidsdoel beschreven. Voor elk van de strategische doelen wordt vervolgens, overeenkomstig de voorschriften, de indeling van de begrotingstabel naar aard van de financiële beleidsinterventie gehanteerd. Op die manier wordt zowel de inhoudelijke samenhang van verschillende instrumenten, alsook de aard van de financiële interventie zichtbaar gemaakt. Voor elk van de instrumenten worden kengetallen gepresenteerd. Een meer uitgebreide rapportage van kengetallen en indicatoren is te vinden in de Monitor bedrijvenbeleid. Voor elk instrument is een verwijzing opgenomen naar de relevante website.

Strategisch doel 1 Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en publiek-private onderzoekssamenwerking

Tabel kengetallen behorend bij strategisch doel 1

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

Bron

MIT

         

RVO.nl

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

662

1.206

1.287

1.434

1.4071

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

61

86

83

96

102

 

Eurostars

         

RVO.nl

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

20

69

75

72

72

 

waarvan bedrijven

13

50

52

49

55

 

waarvan hightech MKB (%)

100%

96%

90%

98%

93%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)

7

32

28

30

36

 

Horizon2020

         

RVO.nl/EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

449

712

984

1.388

1.576

 

waarvan bedrijven

298

500

713

1.003

1.148

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

€ 538

1.016

1.644

2.272

3.026

 

waarvan bedrijven (%)

31%

28%

25%

27%

26%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

8,1%

7,7%

7,5%

7,6%

7,6%

 

WBSO

         

RVO.nl

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

22.974

22.980

22.330

21.265

20.279

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.997

3.868

3.930

4.008

4.042

 

TO2

           

Klanttevredenheid Deltares

7,9

8,7

8,6

8,2

8,7

Deltares

Klanttevredenheid Marin

9,0

8,8

8,9

8,6

8,8

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,7

8,8

8,7

8,7

8,7

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,3

8,4

8,6

8,6

8,8

TNO

Kennisbenutting Deltares

 

96%

97%

93%

95%

Deltares

Kennisbenutting Marin

 

97%

100%

100%

100%

Marin

Kennisbenutting NLR

 

99%

99,5%

99%

96%

NLR

Kennisbenutting TNO

 

98%

98%

98%

99%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

           

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA2

552

121

121

136

160

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,14

1,02

1,18

1,16

1,11

ESA

X Noot
1

Het realisatiecijfer van de MIT over 2018 is nog niet definitief vanwege het feit dat nog niet alle provincies de volledige cijfers hebben aangeleverd.

X Noot
2

Doordat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database valt de realisatiewaarde vanaf 2015 substantieel lager uit dan de referentiewaarde en de cumulatieve waarden tot en met 2014. De realisatiewaarde betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

Subsidies

MIT

De regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren heeft ten doel het bevorderen van innovatie bij het MKB en het MKB beter in staat te stellen zich aan te sluiten bij de door de topsectoren opgestelde innovatieagenda’s en regionale innovatiestrategieën, onder andere door het stimuleren van samenwerking tussen MKB-bedrijven op het vlak van onderzoek, ontwikkeling en innovatie en het stimuleren van het gebruik van publiek gefinancierde kennis door het MKB. De regeling wordt in samenwerking met de provincies uitgevoerd en gefinancierd. Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op Volginnovatie.nl.

Eurostars

«Eurostars» is een internationaal programma dat gezamenlijk gefinancierd wordt door 36 deelnemende landen en de EU. De regeling is met name gericht op het «hightech»-MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en technologische ontwikkeling.

Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u hier.

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

Innovatiestimulering en de transitie naar een koolstofarme economie zijn de hoofddoelen van de programma’s die worden gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Daarbij is het MKB de belangrijkste doelgroep. EZK neemt namens het rijk de voor EFRO vereiste cofinanciering deels voor zijn rekening, voor projecten die bijdragen aan nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie. Bij de projectselectie wordt aansluiting gezocht bij de agenda’s van de topsectoren. Ook decentrale overheden en private partijen dragen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten.

Nederland ontvangt voor de periode 2014–2020 vanuit het EFRO middelen van de EU voor vier landsdelige programma’s (€ 510 mln) en vier programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking «INTERREG A» (€ 309 mln).

Sterke sectoren en speerpunten per landsdeel zijn:

  • Noord (€ 104 mln EFRO + € 18,8 mln EZK): energie, watertechnologie, healthy ageing, agribusiness, slimme (sensor)systemen en materialen en accent op maatschappelijke opgaven;

  • Oost (€ 101 mln EFRO + € 18,2 mln EZK): agri&food, health, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), energie & milieutechnologie (EMT);

  • Zuid (€ 114 mln EFRO + € 20,6 mln EZK): agri&food, HTSM, chemie en nadruk op cross-overs;

  • West (€ 191 mln EFRO + € 34,3 mln EZK): alle topsectoren, nadruk op cross-overs, duurzaamheid, biobased en ICT.

De vier grensoverschrijdende programma’s waar Nederland aan deelneemt zijn Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De volgende sterke sectoren en speerpunten zijn per programma geïdentificeerd (het genoemde EFRO-budget is uitsluitend het budget dat Nederland ontvangt en bijdraagt in deze programma’s, het totale budget aan EFRO-middelen in deze programma’s is hoger omdat ook vanuit andere lidstaten EFRO-middelen worden bijgedragen):

  • Duitsland-NL (€ 141 mln EFRO + € 22,3 mln EZK): Agrofood, LS&H, HTSM, Energie, Logistiek, sociaal culturele en territoriale grensoverschrijdende samenwerking;

  • Vlaanderen-NL (€ 94 mln EFRO + € 14,9 mln EZK): Agrofood, Chemie, Logistiek, HTSM, Energie, Life Sciences, Bio-based, maintenance, grondstof efficiëntie, milieu, arbeidsmobiliteit;

  • Twee zeeën (€ 52 mln EFRO + € 8,2 mln EZK): Logistiek, Maintenance, Chemie, Water, Energie, Bio-Based, en de maritieme industrie;

  • Euregio Maas Rijn (€ 23 mln EFRO + € 3,6 mln EZK): Chemie, Logistiek, LS&H, HTSM, onderwijs, arbeidsmarkt en sociale inclusie.

Verduurzaming Industrie

In 2018 en 2019 zijn uit de Klimaatenveloppe middelen beschikbaar gesteld ter bevordering van de CO2-reducerende maatregelen in de industrie. De Klimaatenveloppe wordt vanaf 2020 meerjarig toegekend. Voor industrie is er vanuit de klimaatenvelop in 2020 € 55 mln beschikbaar op de begroting van EZK (via de begroting van IenW wordt daarnaast € 5 mln beschikbaar gesteld). Deze wordt als volgt besteed:

  • Waterstof: Voor waterstof wordt € 10 mln ingezet op versnelling van projecten rondom opslag, conversie en toepassing van Waterstof in de industrie. Hierbij zal de focus met name gericht zijn op pilot en demo’s maar zal er ook nadrukkelijk aandacht zijn voor de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling die bijdragen aan de verdere opschaling.

  • CCUS: € 15 mln voor haalbaarheidsstudies en CC(U)S-pilots om hiermee de toepassing van CC(U)S-technologieën in de gehele CC(U)S-keten (afvang, transport, hergebruik en opslag van CO2), of in delen van de keten, te testen en/of te demonstreren in een praktijkomgeving of industriële omgeving.

  • CO2-reductie industrie: € 30 mln wordt bestemd voor pilot en demonstratieprojecten voor versnelling van kosteneffectieve CO2-reductie in de industrie waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de DEI+-regeling. Een deel van de middelen wordt bestemd voor haalbaarheidsstudies onder de bestaande TSE regeling.

Met de inwerkingtreding van de klimaatwet per 1 september 2019 zal jaarlijks op de vierde donderdag in oktober een klimaatnota aan de Tweede Kamer worden toegestuurd.

Urgenda

In 2019 zal gestart worden met de uitvoering van CO2 besparende maatregelen in het kader van het Urgendavonnis. Voor de industrie gaat het hierbij om de volgende maatregelen:

  • Stimulering warmteprojecten

  • CO2 afvang en levering glastuinbouw

  • Subsidieregeling CO2-reductie

  • Stimulering energiebesparingsmaatregelen warmtenetten

De kosten voor deze maatregelen worden voor € 38,5 mln gefinancierd vanuit de begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie. De maatregelen zullen uiterlijk eind 2020 zijn uitgevoerd.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

De middelen zijn gereserveerd ten behoeve van de monitoring, effectmeting en feitelijke onderbouwing van beleid («evidence based policy making») en beleidsexperimenten en proefprojecten.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) – Octrooicentrum Nederland

De bijdrage aan Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO.nl, is bestemd voor de uitvoering van taken die bij, of op grond van, wetten of verdragen zijn opgedragen, zoals bijvoorbeeld de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen, de vertegenwoordiging van Nederland in Europese en mondiale organisaties, de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995, evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Daarnaast geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting en advies aan bedrijven, kennisinstellingen, overheden en uitvinders. Doel is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming, om bedrijven te stimuleren om te innoveren, en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Bijdrage aan TNO

TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek) werkt samen met ECN, Marin, Deltares, Wageningen Research en NLR in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2). EZK investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei en dat een bijdrage levert aan de publieke kennis op terreinen van maatschappelijk belang. TNO bestrijkt een breed onderzoeksgebied op het terrein van meerdere topsectoren, met name HTSM, en energie. Daarnaast ontwikkelt TNO kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid en arbeid & gezondheid.

Bijdrage aan NWO-TTW

NWO financiert binnen het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen. Met de bijdrage van EZK worden met name de Perspectiefprogramma’s gefinancierd, die gericht worden op het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Voor de bijdrage aan NWO-TTW is structureel circa € 24 mln per jaar beschikbaar.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

In het kader van het beleid voor Internationaal Innoveren is voor Nederlandse deelname aan publiek-private onderzoeksprogramma’s in Europees verband cofinanciering beschikbaar. Deze middelen worden ingezet voor Eureka clusters en het Joint Technology Initiative ECSEL dat is gelieerd aan Horizon 2020.

Van dit budget wordt in 2020 € 1 mln en vanaf 2021 € 2 mln per jaar ingezet ten behoeve van de ondersteuning van innovatiesamenwerking van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen met partners uit niet-Eureka landen. Dit wordt uitgevoerd door middel van het Global Stars instrument onder de vlag van Eureka.

Op Volginnovatie.nl vindt u meer informatie over de ondersteunde projecten van de Joint Technology Initiatives en KP7 (de voorganger van Horizon 2020) en van Eureka.

PPS-toeslag

In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Het doel is om meer privaat-publieke samenwerkingsprogramma’s (PPS) vanuit de onderzoekagenda’s van de topsectoren te genereren die zich daarbij richten op economische kansen van de maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën. De TKI’s zijn daarbij programmerend en regisserend. Via de PPS-toeslagregeling (voorheen TKI-toeslagregeling) kunnen PPS-projecten voor elke privaat ingelegde euro 30% toeslag verdienen voor onderzoek dat past binnen de onderzoekagenda’s van de topsectoren. Zowel de TKI’s als de PPS-en zelf kunnen toeslag aanvragen. De laatste jaren is de regeling flink op stoom gekomen. Het toegenomen beroep op de PPS-toeslag heeft de aandacht in relatie tot het hiervoor meerjarig beschikbare budget.

Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op Volginnovatie.nl.

TO2 (toegepaste onderzoeksorganisaties)

De middelen zijn gereserveerd voor de financiering van onderzoek en onderzoeksfaciliteiten in het kader van de topsectoren, maatschappelijke thema’s en de daarbij behorende missies, sleuteltechnologieën en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid. Met de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (Staatscourant 2018 nr. 5475) wordt bereikt dat het merendeel van de TO2-instellingen onder dezelfde voorwaarden de rijksbijdrage ontvangen. Het is de bedoeling dat de subsidierelatie met TNO in de toekomst ook wordt ondergebracht in de subsidieregeling. Naast TNO (zie «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s»), omvat TO2 de volgende instituten:

  • Deltares (Delta Research): instituut op het gebied van deltatechnologie. Deltares levert ten behoeve van de overheid en de topsector Water en Maritiem bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken. De bijdrage aan Deltares bedraagt in 2020 circa € 19 mln;

  • MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland): instituut op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek ten behoeve van schone, slimme en veilige schepen en een duurzaam gebruik van de zee. Het onderzoek van MARIN draagt bij aan de ambities van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Defensie en Economische Zaken en Klimaat en van de Topsector Water en Maritiem. De bijdrage aan Marin bedraagt in 2020 circa € 6,9 mln;

  • NLR (Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium): instituut op het gebied van militaire en civiele luchtvaart ten behoeve van de ministeries van Defensie, Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat en de topsectoren HTSM en Water en Maritiem. De bijdrage aan NLR in 2019 bedraagt circa € 24,3 mln;

  • De middelen voor de TO2 Wageningen Research zijn opgenomen in de begroting van het Ministerie van LNV.

Topsectoren overig

Deze post bevat onder andere het beleidsondersteunend budget voor de topteams in het kader van het topsectorenbeleid. Ten behoeve van de activiteiten voor een gezamenlijke Human Capital Roadmap van de Topsectoren is een bedrag van € 0,18 mln voor een bijdrage aan Platform Bètatechniek (PBT) gereserveerd. Voor de ondersteuning van het Holst onderzoekscentrum (samenwerking tussen TNO en Imec-NL) is € 1,3 mln gereserveerd voor een bijdrage aan Imec-NL. Ook vallen onder dit budget de middelen voor eventuele compensatie van de TO2-instituten.

Ruimtevaart (ESA)

De bijdrage aan Ruimtevaart bestaat uit verplichte programma’s (contributie) van het European Space Agency (ESA) en uit gerichte inschrijving op optionele programma’s van ESA. De ingeschreven middelen vloeien via opdrachten aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ter realisatie van de onderscheiden ruimtevaartprogramma’s grotendeels terug naar Nederland («Geo Return»-systeem). Daarnaast kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) nationaal flankerend beleid, waarin onder andere de interactie van bedrijven en kennisinstellingen met ESTEC wordt bevorderd. Ook wordt daarmee de benutting van satellietdata door onder andere overheidsinstellingen gestimuleerd. Uitvoering van het beleid is opgedragen aan het Netherlands Space Office (NSO).

Economische ontwikkeling en technologie

De veranderende geopolitieke omstandigheden vragen om keuzes in het innovatiebeleid om sterke, internationaal onderscheidende posities in het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur te creëren. De regering heeft hiertoe een bedrag oplopend naar € 10 mln vanaf 2021 structureel beschikbaar gesteld om een aanzet te geven aan investeringen in sleuteltechnologieën, zoals kwantum en kunstmatige intelligentie.

Met deze middelen worden meerjarenprogramma’s ontwikkeld waarin overheden, bedrijven en kennisinstellingen samenwerken. Dat is nodig om in de verdere ontwikkeling, diffusie en opschalingsfasen concurrerend te zijn en te blijven ten opzichte van andere landen.

Fiscale maatregelen

WBSO

De WBSO is gericht op het stimuleren van Speur- en Ontwikkelingswerk door het bedrijfsleven, door het verlagen van de aan S&O-gerelateerde kosten41. De WBSO richt zich op de loonkosten van S&O-medewerkers en, door de integratie met de Research & Development aftrek, ook op de overige aan S&O-gerelateerde kosten en uitgaven.

Informatie over de totale toegekende WBSO-bedragen per provincie vindt u op Volginnovatie.nl

Strategisch doel 2 Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

Tabel kengetallen behorend bij strategisch doel 2

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

Bron

BMKB

         

RVO.nl

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln1

335

401

591

502

527

 

Totaal aantal verstrekte garanties

1.949

2.545

3.688

3.299

3.094

 

Groeifaciliteit

         

RVO.nl

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

32

19

37

21

19

 

Totaal aantal verstrekte garanties

20

14

17

8

10

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

         

RVO.nl

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

82

137

58

91

56

 

Totaal aantal verstrekte garanties

39

76

36

80

54

 

Qredits

         

Qredits

Aantal verstrekte kredieten2

1.192

1.373

1.750

2.238

3.557

 

Innovatie Attaché Netwerk

         

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

115

78

97

60

57

 

Klanttevredenheid

8,8

8,6

8,1

8,2

8,0

 

Netherlands Foreign Investment Agency

         

NFIA/RVO.nl

Projecten

187

207

227

224

248

 

Investeringsomvang (€ mln)

3.185

1.765

1.467

1.227

2.760

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)3

6.304

7.779

7.570

8.158

8.475

 

KvK/Ondernemerspleinen

         

KvK

Waardering Kamer van Koophandel4

7,1

7,1

7,2

– 10

– 10

 

Bereik Kamer van Koophandel

51%

52%

55%

55%

54%

 
X Noot
1

Deze cijfers wijken af van de realisatiecijfers die de afgelopen jaren zijn gepresenteerd. De afgelopen jaren werd 100% van het gerealiseerde borgstellingskrediet gerapporteerd, terwijl de borgstelling van de Staat 90% van het borgstellingskrediet afdekt. Vanaf heden wordt daarom 90% van het borgstellingskrediet als realisatie gerapporteerd. Dit is met terugwerkende kracht ook voor de voorgaande jaren gecorrigeerd.

X Noot
2

Microkrediet, MKB-krediet, flexibele kredieten, achtergestelde leningen, lease en Carribean krediet

X Noot
3

Zowel nieuwe werkgelegenheid als behoud van werkgelegenheid.

X Noot
4

Vanaf 2017 wordt de net promotor score berekend: het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer van 9 of beter geeft minus het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer 6 of minder geeft.

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB maakt mogelijk dat bedrijven met te weinig zekerheden (onderpand) toch financiering kunnen krijgen, doordat de overheid borg staat voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De kredietverstrekker kan, mocht dat nodig zijn, voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Het kabinet heeft besloten de BMKB permanent open te stellen voor niet-bancaire partijen (zie Kamerstuk 32 637, nr. 286). Het gebruik van de regeling hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur en de risicobereidheid van financiers. De raming betreft de verwachte schades die kredietverstrekkers declareren bij EZK als kredieten niet terug kunnen worden betaald. Tegenover de schades staan premies en ontvangsten bij uitwinning van faillissementen. In de budgettaire tabel is een splitsing gemaakt tussen de werkelijke schadebetalingen en stortingen in de begrotingsreserve BMKB.

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen – zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken – en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 mln onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal € 5 mln in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%. De Groeifaciliteit wordt uiterlijk per 1 juli 2020 als publieke regeling uitgefaseerd en afgeschaft omdat verwacht wordt dat het doel van deze faciliteit ook via de investeringstak van Invest-NL bereikt kan worden (zie Kamerstuk 28 165, nr. 281).

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling geeft financiers de mogelijkheid om een garantie van 50% van de overheid te verkrijgen, indien zij vanwege het risicoprofiel niet zelfstandig of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Jaarlijks kan voor maximaal € 400 mln aan garanties worden verleend; het gebruik is afhankelijk van de conjuncturele ontwikkeling. Het geraamde bedrag betreft de verwachte schades op de regeling. Tegenover de schades staan premieontvangsten. De GO-regeling is kostendekkend.

In 2017 is de pilot GO Energietransitie Financieringsfaciliteit (GO-ETFF opengesteld. De GO ETFF heeft als doel bij te dragen aan het (versneld) realiseren van de ambities inzake de energietransitie door het verstrekken van risicodragend vermogen in de vorm van achtergestelde leningen. Voorbeelden zijn geothermie, decentrale opwekking, energiebesparing in de gebouwde omgeving en de circulaire economie. Voor de financieringen vanuit de GO ETFF kan in de pilotfase € 80 mln aan overheidsgarantie worden verstrekt (onderdeel van het totale GO-plafond van € 400 mln). De GO ETFF vormt een aparte subsidiemodule naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering en heeft een vergelijkbare kostendekkende opzet. De GO-ETFF wordt uiterlijk per 1 juli 2020 als publieke regeling uitgefaseerd en afgeschaft omdat verwacht wordt dat het doel van deze faciliteit ook via de investeringstak van Invest-NL bereikt kan worden (zie Kamerstuk 28 165, nr. 281).

Subsidies

Bevorderen Ondernemerschap

Deze middelen zijn gereserveerd voor diverse initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap, waaronder Valorisatie, Versnelling digitalisering MKB, «NL Groeit» en het «Techniekpact». Daarnaast is een bedrag van ca. € 0,3 mln gereserveerd voor een bijdrage aan FME ten behoeve van het programmabureau Smart Industry. Ook wordt een bijdrage verstrekt van ca. € 0,8 mln aan het Platform Bètatechniek voor de ondersteuning van het Techniekpact.

De middelen voor Groene Groei en Biobased Economy worden met ingang van de begroting 2020 opgenomen onder het Programma Verduurzaming Industrie en Bevorderen Ondernemerschap in het kader van het reguliere bedrijvenbeleid dat zich richt op verduurzamingsopgaven (met name CO2-reductie en circulaire economie).

Microkrediet

In de categorie subsidies vallen ook de uitgaven aan «Qredits» ten behoeve van micro- en MKB kredieten voor ondernemers met een haalbaar ondernemersplan die geen toegang hebben tot het reguliere financiële circuit. Daarnaast biedt Qredits coaching en begeleiding aan kleine en startende ondernemers. De afgelopen jaren is er in totaal een lening van € 45 mln verstrekt voor micro- en MKB-krediet. Voor 2020 en volgende jaren zijn er geen aanvullende uitgaven geraamd op de begroting.

Bijdrage aan ROM’s

Met deze middelen worden de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ondersteund: NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg), Oost NL (Oost), «Innovation Quarter» (IQ, Zuidvleugel) en Impuls Zeeland (Zeeland). Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorenbeleid en ander generiek beleid en daarnaast om de samenwerking tussen het (innovatieve) MKB en kennisinstellingen in de regio te bevorderen.

Startup-beleid

Voor de uitvoering van de startup en scale-up agenda wordt in 2020 € 14 mln beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet voor het nieuwe programma van TechLeap.NL, voor initiatieven vanuit het ecosysteem, en voor flankerend beleid van EZK, zoals bijvoorbeeld het Netherlands Point of Entry en de RVO Fastlane.

Overige subsidies

Deze middelen worden aangewend voor onder andere de bijdragen aan Nederland Maritiem Land (NML) voor Maritieme Innovatie Impulsprojecten en aan Stichting Toekomstbeeld der Techniek.

Opdrachten

Regeldruk

Het kabinet kiest voor een vernieuwende aanpak van het regeldrukbeleid. In de nieuwe aanpak wordt niet meer uitgegaan van het relatief smalle begrip van belemmerende regeldruk, maar zet het kabinet in op de totstandkoming van betere regelgeving die ondernemers de ruimte tot vernieuwing geeft en tegelijkertijd publieke belangen borgt. Hiervoor is in de nieuwe aanpak van het programma Merkbare Betere Regelgeving & Dienstverlening meer aandacht voor; onder meer door de «MKB-toets». Effecttoetsing van nieuwe regelgeving gebeurt door het adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

Caribisch Nederland

Het budget betreft onder meer de uitgaven voor de Rijksdienst Caribisch Nederland en de kosten van statistisch en beleidsonderzoek door onder andere het CBS voor Caribisch Nederland.

SBIR

Small Busines Innovation Research (SBIR) is innovatie in opdracht van de overheid. De overheid daagt door middel van een SBIR ondernemers uit om nieuwe producten te ontwikkelen en op de markt te brengen. SBIR is een competitie die de creativiteit van ondernemers gebruikt om maatschappelijke problemen op te lossen. Er is in de kabinetsperiode 2018–2021 in totaal € 10 mln beschikbaar voor het opzetten van SBIR oproepen.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan RVO.nl – Innovatie-attachés

De Innovatie Attachés, onderdeel van RVO.nl, werken in opdracht van EZK in vijftien landen vanuit ambassades en consulaten. Zij leveren kennis en informatie over ontwikkelingen en trends op het terrein van innovatie, technologie en wetenschap in het buitenland, creëren verbindingen tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden en bevorderen daarmee de internationale innovatiesamenwerking ten behoeve van het Nederlandse concurrentievermogen. Door innovatiesamenwerking komt voor de betrokken partijen de beste kennis en kunde beschikbaar, worden lange termijn relaties gesmeed en handelsrelaties versterkt. Ook zorgen de Innovatie-attachés in samenwerking met de NFIA ervoor dat er meer buitenlandse R&D naar Nederland komt.

Bijdrage aan RVO.nl -Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA)

De bijdrage aan de NFIA is gereserveerd voor ondersteuning van buitenlandse bedrijven die zich willen vestigen of die willen uitbreiden in Nederland of Nederland als een strategische uitvalsbasis voor Europa zien. De dienstverlening bestaat uit advies, informatievoorziening en praktische assistentie en discrete toegang tot een breed netwerk van zakelijke partners en overheden.

Bijdrage aan RVO.nl – uitvoering instrumentarium

Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de financierings- en innovatie-instrumenten (MKB Innovatiestimulering Topsectoren, Eurostars, Horizon 2020, PPS-toeslag, WBSO, BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering). Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten, de organisatie van innovatiemissies en het terugontvangen van kredieten.

Bijdrage aan Agentschap Telecom

Met deze bijdrage verzorgt Agentschap Telecom de uitvoering, het toezicht en de handhaving van de bepalingen uit de Wet ruimtevaartactiviteiten. Het gaat om werkzaamheden die voortkomen uit aanvragen, toetsen en eventueel afgifte van een ruimtevaartvergunning, registreren van ruimtevoorwerpen, deelname aan internationale gremia, adviseren en voorlichting geven over ruimtevaartactiviteiten. Het wettelijke toezicht heeft betrekking op de afgifte van ruimtevaartvergunningen.

Invest-NL in opbouw

Er is in 2020 en volgende jaren € 10,3 mln structureel beschikbaar voor projectontwikkeling van Invest-NL. Daarnaast is in 2019 € 6,4 mln beschikbaar voor de transitiekosten bij RVO.nl die samenhangen met de voorgenomen overheveling van de uitvoering van financieringsregelingen van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar het samenwerkingsverband met FMO.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel voert wettelijke taken uit in het kader van ondernemerschapsbeleid: houden van het handelsregister, voorlichting en regiostimulering, innovatiestimulering en de ontwikkeling en het beheer van het digitale en de fysieke ondernemerspleinen. Met het Regeerakkoord is de beleidsverantwoordelijkheid voor het digitaal ondernemersplein en de bijbehorende middelen naar het Ministerie van BZK gegaan.

Bijdragen aan medeoverheden

Sterke regio’s

In het kader van de regionale economische structuurversterking reserveert EZK een bedrag van € 6,8 mln als decentralisatie-uitkering aan de Provincie Limburg.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Topsectoren overig

Veiligheid en economie raken steeds meer verweven door de geopolitieke ontwikkelingen. Er moet een goede balans worden gevonden tussen enerzijds het beschermen tegen oneerlijke concurrentie van buitenaf en anderzijds de mogelijkheid om onbelemmerd internationaal zaken te kunnen blijven doen. In de Beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» van het kabinet is daarbij aangegeven dat de informatiepositie over investeringen en overnames versterkt moet worden. Daarvoor wordt in 2019 en 2020 € 0,5 mln vanuit HGIS-middelen ingezet.

Bijdrage NBTC

EZK stelt op basis van meerjarenafspraken budget beschikbaar voor bestemmingsmanagement waaronder internationale «branding», ontwikkeling van aanbod, kennis en data, spreiding van toeristen en congreswerving.

Overige bijdragen aan organisaties

Dit betreft onder meer de bijdrage aan het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de Staat van het MKB en de Koning Willem I Stichting (circa € 0,2 mln, waarvan EZK en IenW beiden de helft bijdragen).

Industriële participatie – Commissariaat Militaire productie

EZK werkt aan het versterken, beschermen en (internationaal) positioneren van een hoogwaardige en concurrerende defensie- en veiligheid (gerelateerde) industrie in Nederland. De Defensie Industrie Strategie (2018) presenteert de gewenste Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (DTIB) en geeft aan welke kennis, technologie en industriële capaciteiten zoveel als mogelijk nationaal moeten worden verankerd om de wezenlijke belangen van nationale veiligheid te kunnen beschermen. De defensiemarkt kenmerkt zich door een hoge kennisintensiteit en vraag naar innovatieve oplossingen, maar op de internationale defensiemarkt ontbreekt het aan een gelijk speelveld. EZK zet het industrieel participatiebeleid in om enerzijds de Nederlandse (DTIB) verder te versterken en anderzijds om Nederlandse defensiebedrijven en kennisinstituten te positioneren binnen de veelal gesloten en op nationaal niveau georganiseerde Europese en trans-Atlantische toeleveringsketens van ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Gerichte inzet van industrieel participatiebeleid is van belang voor het beschermen van nationale veiligheidsbelangen en draagt bij aan het openen van internationale toeleveranciersketens, waarmee EZK een gelijker speelveld op de internationale defensiemarkt bevordert.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

  • Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups

  • Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

  • BPM Teruggaaf bestelauto ondernemers

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2018–2020, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)1
 

2018

2019

2020

FOR aftrek

190

190

193

FOR belaste uitkering

– 109

– 108

– 108

Zelfstandigenaftrek

1.796

1.765

1.686

Extra zelfstandigenaftrek starters

106

106

108

Meewerkaftrek

8

8

8

Stakingsaftrek

16

15

15

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

6

6

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

Doorschuiving stakingswinst

274

278

283

MKB-winstvrijstelling

1.978

2.064

2.065

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

18

18

17

Innovatiebox

1.496

1.603

1.561

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

400

394

386

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer2

16

16

17

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

421

421

421

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.074

1.237

1.281

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

23

24

23

BTW Kleine ondernemersregeling

177

192

208

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers3

873

924

966

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

OVB = Overdrachtsbelasting

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering betreffen de premie-inkomsten in het kader van de verstrekte garanties. Bij de BMKB is daarnaast ook sprake van ontvangsten als gevolg van uitbetaalde maar later afgewezen verliesdeclaraties.

De ontvangsten in het kader van de Luchtvaartkredietregeling betreffen terugbetalingen (kredietsom en rente) van kredieten, verleend in de periode 1998 tot en met 2003 en 2008 tot en met 2011 voor vliegtuigtechnologieprojecten.

De ontvangsten Rijksoctrooiwet 1995 betreffen de ontvangsten van OCNL, uit hoofde van procedure- en instandhoudingtaksen op basis van de Rijksoctrooiwet 1995. Daarin zijn begrepen de instandhoudingstaksen voor Europese octrooien, waarvoor geldt dat de hiervoor geraamde ontvangsten de helft zijn van de feitelijke ontvangsten uit taksen. De andere helft wordt afgedragen aan het Europees Octrooibureau.

De ontvangst Eurostars betreft de Europese bijdrage aan Eurostars-projecten. De bijdrage betreft 25,75% van de nationale bijdrage.

De ontvangsten F-35 hebben betrekking op de geraamde afdrachten door de defensie-industrie aan de Staat. Op basis van de gesloten medefinancieringsovereenkomst over de deelname van Nederland aan de ontwikkeling van de F-35 draagt de industrie 2% over de gerealiseerde omzet voor ontwikkeling en onderhoud van de F-35 af aan EZK.

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Gegeven het huidige, gunstige, economisch klimaat wordt de komende jaren een groei van de buffers verwacht, als saldo van enerzijds stortingen (uit inkomsten premies en/of bijdragen uit de EZK-begroting) en anderzijds onttrekkingen (schades uit borgstellingen). Daarmee ontstaat een buffer voor jaren waarin het economisch klimaat minder gunstig is. Voor meer informatie van het ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserves wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Er worden in de begroting geen stortingen en onttrekkingen geraamd ten gunste of laste van deze begrotingsreserves, omdat dit vooraf moeilijk is in te schatten. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

In onderstaande tabel zijn de saldi van de begrotingsreserves per 31 december 2018 weergegeven (bedragen x € 1.000).

Stand begrotingsreserves per 31 december 2018

 

Waarvan juridisch verplicht

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

91.456

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

67.112

100%

Groeifaciliteit

22.779

100%

Garantie MKB-faciliteiten

9.261

100%

Budgetflexibiliteit begrotingsreserves

BMKB

Bij de BMKB is sprake van een niet geheel kostendekkende regeling. In de periode 2009–2015 is voor circa € 384 mln aan schades – veroorzaakt door het hoge aantal faillissementen als gevolg van de economische crisis – en uitvoeringskosten uit begrotingsmiddelen gefinancierd. Om in de toekomst bestand te zijn tegen een crisis met een dergelijke omvang, dient in tijden van hoogconjunctuur «gespaard» te worden. De begrotingsreserve kan als gevolg daarvan toenemen tot een forse omvang. Op het moment dat een economische crisis aan de orde is en de verliesdeclaraties toenemen, is de voorziening noodzakelijk om de tekorten aan te vullen. Het uitstaand obligo van de BMKB was ultimo 2018 circa € 1,9 mld waarmee de volledige begrotingsreserve juridisch verplicht is. Ervaring wijst echter uit dat slechts een beperkt deel van de garanties tot schadedeclaraties leidt. Voor een crisis, zoals hiervoor genoemd, dient echter een adequate buffer voorhanden te zijn.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifaciliteit (GF)

Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Groeifaciliteit is sprake van in opzet kostendekkende regelingen. Bij deze regelingen dient de begrotingsreserve er toe de discrepantie in de tijd tussen ontvangsten en uitgaven te verevenen. Bij deze regelingen kunnen relatief grote verliesdeclaraties worden ingediend, die de omvang van de in enig jaar te ontvangen provisies te boven gaan. Voor die situaties is het nodig een forse begrotingsreserve aan te houden om deze tegenvallers binnen de begroting te kunnen accommoderen. Het uitstaande obligo voor deze regelingen was ultimo 2018 € 598 mln (GO) en € 104 mln (GF) waardoor de volledige reserves voor deze regelingen juridisch verplicht zijn. De omvang en benutting van de begrotingsreserves worden betrokken bij de evaluatie van deze regelingen. De begrotingsreserve GO wordt ook ingezet ten behoeve van de GO-Energietransitie Financieringsfaciliteit (GO ETFF).

MKB-faciliteiten

Dit betreft de begrotingsreserve ten behoeve van de fundinggaranties in het kader van het Aanvullend actieplan MKB-financiering. De begrotingsreserve dient er toe de discrepantie in de tijd tussen de premieontvangsten en de uitgaven te verevenen. Het uitstaand obligo ultimo 2018 van deze garanties is € 168 mln, waarmee de volledige voorziening juridisch is verplicht.

3 Toekomstfonds

Algemene Doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie;

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven;

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

Beleidswijzigingen

Op 1 februari 2019 is de regeling voor Thematische Technology Transfer gepubliceerd.42 De regeling is gericht op de benutting van kennis door samenwerkende onderzoeksinstellingen op specifieke thema’s. Dit krijgt vorm door activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan het oprichten van kennisstarters en door via een Thematische Technology Transferfonds (TTT-fonds) te investeren in kennisstarters die actief zijn binnen die thema’s in de vroegste fase van hun bestaan.

In de Kamerbrief van 15 februari 2018 (Kamerstuk 28 165, nr. 281) is aangegeven dat Invest-NL het aandeelhouderschap van DVI zal overnemen van Oost-NL en het beheer van het co-investment venture capital instrument.

De middelen die zijn gereserveerd voor Start-ups/ MKB worden ingezet voor het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316).

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

VERPLICHTINGEN

117.493

228.917

142.952

138.785

145.012

153.706

159.982

Waarvan garantieverplichtingen (indien van toepassing)

             

Waarvan overige verplichtingen (indien van toepassing)

117.493

228.917

142.952

138.785

145.012

153.706

159.982

               

UITGAVEN

124.189

263.789

184.452

169.678

164.062

152.777

152.772

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

76%

       
               

Leningen

114.442

239.097

175.147

160.388

155.571

144.312

144.465

I Startups/MKB-FINANCIERING

             

Volledig revolverend

             

Dutch Venture Initiative/Fund of Funds

28.500

29.043

35.733

31.592

27.292

11.266

13.101

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

8.835

           

Co-investment venture capital instrument/EIF

 

20.308

10.154

10.154

     
               

Gedeeltelijk revolverend

             

Innovatiekrediet

41.208

57.629

55.205

56.182

56.999

56.933

58.689

Risicokapitaal (Seed Capital)

21.535

58.368

46.823

35.120

51.059

58.757

54.753

Vroege fasefinanciering

10.303

14.917

13.702

13.706

14.514

14.497

14.597

Start ups/MKB

 

6.286

5.186

6.395

392

359

825

               

II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK

Met vermogensbehoud

             

Fundamenteel en toegepast onderzoek

2.802

31.797

5.500

4.500

2.500

2.500

2.500

Oncode Institute

615

4.318

2.500

2.500

2.500

   

Smart Industry

644

531

344

239

315

   

Thematische Technology Transfer

 

15.900

         
               

III Staatsobligaties Toekomstfonds

             
               

Subsidies

1.860

10.143

999

983

184

158

 

IV Reëel rendement voor onderzoek

             

V Overige subsidies

             

Smart Industry

324

1.235

199

183

184

158

 

Haalbaarheidsstudies TO2 innovatieve starters

1.536

808

800

800

     

Thematische Technology Transfer

 

8.100

         
               

Bijdragen aan agentschappen

7.887

14.549

8.306

8.307

8.307

8.307

8.307

Bijdrage Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

7.887

14.549

8.306

8.307

8.307

8.307

8.307

               

ONTVANGSTEN

31.440

34.062

34.600

44.000

45.300

50.200

50.300

MKB-FINANCIERING BESTAAND INSTRUMENTARIUM

             

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

5.835

           

Fund of Funds (DVI I/Business Angels)

 

2.900

8.050

17.900

17.900

17.900

15.000

Innovatiekredieten

10.639

17.000

17.000

15.000

16.000

20.000

20.000

Seed Capital

13.028

8.600

9.400

10.300

10.300

10.300

10.300

Vroege fasefinanciering

92

           
               

MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN

             

Ontvangsten DVI II

   

150

800

1.100

2.000

5.000

               

Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek

             

Fundamenteel en toegepast onderzoek

1.846

5.562

         
               

Renteontvangsten Toekomstfonds

             

Budgetflexibiliteit

Leningen: Het budget in 2020 is voor 75% juridisch verplicht. Dit betreft een groot deel van het budget voor Innovatiekredieten, de Seed Capital regeling, Vroegefasefinanciering en de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. Het budget voor DVI/Fund of funds het Co-investment venture capital instrument/EIF, Smart Industry en Oncode Institute is volledig juridisch verplicht.

Subsidies: Het budget in 2020 is voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de uitfinanciering van de verplichtingen aan NWO-TTW in het kader van de haalbaarheidssubsidies, de regeling Smart Industry en de regeling Thematische Technology Transfer.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2020 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.

Revolverendheid

Opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien zo terug in het Toekomstfonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt echter mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.

Toelichting: In bovenstaande grafieken is voor de verschillende onderdelen van het Toekomstfonds weergegeven wat de verhouding is tussen de (geraamde) uitgaven van de diverse regelingen en de (geraamde) terug-ontvangsten op verstrekte kredieten. Ontvangsten op de geïnvesteerde bedragen worden eerst na verloop van een aantal jaar gerealiseerd. Bij instrumenten die relatief kort bestaan (bijvoorbeeld Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek) zijn hierdoor nog geen of nauwelijks ontvangsten gerealiseerd. Dit is het geval bij MKB-financiering volledig revolverend (DVI sinds ultimo 2012 en het Co-investeringsfonds sinds 2017) en de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (sinds 2016). De instrumenten in het onderdeel MKB-financiering gedeeltelijk revolverend, zoals de Seed Capital regeling en het Innovatiekrediet, bestaan al langer en kennen hierdoor al een substantiële ontvangstenrealisatie. Naar verwachting vloeit 60% tot 80% van deze investeringen terug naar het fonds.

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Toekomstfonds heeft een startkapitaal van € 200 mln en wordt gevoed door mogelijke meevallers in de gasbaten ten opzichte van de voor het Toekomstfonds actuele ijklijn. Dit is echter sinds de oprichting van het Toekomstfonds nog niet voorgekomen. De middelen worden met behoud van vermogen ingezet voor de financiering van innovatieve en snelgroeiende MKB-bedrijven en voor fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek. Ook de begrotingsmiddelen voor het Innovatiefonds MKB+ en de participatie van het Rijk in de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn in het Toekomstfonds ondergebracht.

Leningen

Binnen de structuur van het in 2014 gevormde Toekomstfonds (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 5), bestaat het Innovatiefonds MKB+ uit volledig revolverende instrumenten (het Dutch Venture Initiative (DVI), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en het Co-investment venture capital instrument/EIF) en gedeeltelijk revolverende instrumenten (Innovatiekrediet, de Seed Capital regeling (risicokapitaal), de regeling Vroegefasefinanciering.

MKB-financiering: volledig revolverend

Dutch Venture Initiative

DVI is bedoeld om snel groeiende innovatieve bedrijven betere toegang tot investeringskapitaal te geven en andere private investeerders aan te trekken. Het bestaat uit twee DVI fund-of-funds waaronder een specifiek fonds voor business angels.

DVI heeft een vliegwieleffect voor de risicokapitaalmarkt omdat het in fondsen investeert waarin private investeerders tussen de 90% tot minimaal 50% meefinancieren. Dit effect wordt versterkt door het feit dat bedrijven met dit risicokapitaal makkelijker nieuw vreemd vermogen kunnen aantrekken. Met ondersteuning van DVI-fund-of-funds is in totaal al voor meer dan € 3,5 mld aan risicokapitaal beschikbaar gekomen, sinds 2014. De venture capital fondsen verkrijgen tussen de € 5 mln tot € 20 mln vanuit DVI. Al meer dan 200 ondernemingen hebben financiering vanuit DVI-fondsen verkregen.

Het eerste DVI fonds van € 202,5 mln (EZK-bijdrage € 130 mln, EIF-bijdrage is € 67,5 mln en BOM-bijdrage is € 5 mln) is opgericht in 2013 en is inmiddels volledig gecommitteerd in 14 venture capital fondsen, waaronder een specifiek fonds voor business angels van € 45 mln. Het tweede DVI fund-of-funds van € 200 mln (EZK-bijdrage € 100 mln, EIF-bijdrage is € 100 mln) is opgericht in 2016 en er zijn inmiddels 12 fondsen operationeel.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

De eventuele participaties in de ROM’s worden onder de revolverende investeringen verantwoord.

Bedrag aan participatie EZK per ROM (x € 1 mln, eind 2018)

Bedrag aan participatie EZK per ROM (x € 1 mln, eind 2018)

Co-investment venture capital instrument/EIF

Om de toegang tot risicokapitaal voor snelgroeiende innovatieve ondernemingen te versterken, is met financiering van private investeerders, inzet van EFSI-middelen en overheidsmiddelen het instrument Co-investment venture capital instrument/EIF operationeel. Het instrument is samen met het NIA en het EIF ontwikkeld. Dit co-investment fonds van € 100 mln stimuleert grotere risicokapitaal investeringen in Nederlandse ondernemingen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het EIF/EFSI hebben beide € 50 mln ingelegd (Zie Kamerstuk 22 112, nr. 2218). Door de aansluiting van de Provincie Noord-Brabant en het EIF met een omvang van € 60 mln kan de bedrijven nog meer investeringsruimte worden geboden. Het totale co-investment fonds heeft hierdoor een omvang van € 160 mln.

MKB-financiering: gedeeltelijk revolverend

Innovatiekrediet

Het innovatiekrediet biedt toegang tot financiering voor met name het innovatieve MKB en start-ups en helpt bij het aantrekken van risicokapitaal. In een fase waarin bancaire financiering niet of nauwelijks beschikbaar is, maakt het Innovatiekrediet onder voorwaarde van 50–75% eigen middelen innovatieprojecten mogelijk met een maximale ondersteuning van € 10 mln voor technische ontwikkelingsprojecten en € 5 mln voor klinische projecten.

Seed Capital regeling

De Seed Capital regeling (risicokapitaal) ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risicokapitaal.

Vroegefasefinanciering

De regeling Vroegefasefinanciering biedt financiering -in de vorm van een geldlening- voor academische, hbo en TO2 starters, voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO.nl en door NWO-TTW uitgevoerd.

Startups/MKB

Dit betreft de middelen die worden ingezet voor het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316).

Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.

Gebruik instrumenten per jaar

Gebruik instrumenten per jaar

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

Bron

Innovatiekrediet

         

RVO.nl

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

40

33

32

29

31

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

123

119

136

159

173

 

Seed Capital en Fund of funds

         

RVO.nl/EIF

Aantal participaties via Seed Capital en Fund of Funds

32

50

81

95

125

 

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door Seed Capital en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)

257

553

744

182

1.6061

 

Vroegefasefinanciering

         

RVO.nl

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

 

40

37

41

40

 
X Noot
1

Betreft de periode tot en met september 2018.

Met ingang van 2020 zal voor de TTT-regeling worden gerapporteerd over een tweetal kengetallen, namelijk 1) Het aantal nieuwe (initiële) participaties in het afgelopen kalenderjaar van TTT-fondsen en 2) Aantal startende bedrijven ten gevolgen van de valorisatieactiviteiten door een TTT-samenwerkingsverband.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksfaciliteiten, upgrading van bestaande faciliteiten en kennisbenutting.

De € 100 mln startkapitaal wordt geïnvesteerd in fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek en kennisbenutting. Dit wordt ingezet voor de regeling Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten (TOF), Thematische Technology Transfer (TTT), Smart Industry (SI) en Proof of Concept (PoC).

In het deel fundamenteel en toegepast onderzoek van het Toekomstfonds is in 2019 en 2020 nog € 26,1 mln verplichtingenbudget beschikbaar. Mede op basis van een nog uit te voeren analyse van de ingediende voorstellen voor de TTT-regeling die dit najaar niet kunnen worden gehonoreerd, zal in overleg met de Minister van OCW onder andere de optie worden overwogen om deze middelen (deels) ter beschikking te stellen voor een tweede tranche van de TTT-regeling. Ook andere opties die passen bij het Onderzoeksdeel van het Toekomstfonds zullen worden overwogen. In het laatste kwartaal van 2019 zal de Kamer worden geïnformeerd over de inzet van deze middelen.

Fundamenteel en Toegepast onderzoek

De middelen zijn nodig voor de uitfinanciering van de regeling Toekomstfonds Onderzoeksfaciliteiten (TOF), die in de periode 2015 tot en met 2017 is opengesteld voor investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten.

Ook betreft dit de over meerdere jaren beschikbare buffer voor de niet volledig revolverende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek.

Thematische Technology Transfer

De investeringen in kennisstarters worden gedaan op basis van revolverende investeringen door een TTT-fonds welke kunnen worden gedaan in de periode 2019–2025 met een looptijd van maximaal negen jaar. Bestaande investeringen kunnen in de desinvesteringsperiode periode nog worden uitgebreid.

Oncode Institute

Oncode Institute (voorheen Onco Research) wordt mede gefinancierd uit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds, gericht op Thematische Technology Transfer. Oncode Institute is een pilot die zich richt op de translatie van wetenschappelijk oncologisch onderzoek naar betaalbare oplossingen voor de patiënt.

Smart Industry

Dit betreft de uitfinanciering van het leningendeel van de regeling Smart Industry Fieldlabs die in 2017 is gepubliceerd en eenmalig is opengesteld. De regeling heeft als doel om de digitalisering van de industrie te versnellen door de slimme inzet van nieuwe productietechnologieën (bijvoorbeeld 3D-printers, robots, drones en sensoren) in combinatie met ICT. De verstrekte subsidie bestaat voor tweederde uit een renteloze lening.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (zonder vermogensbehoud)

De reële rendementen uit het Toekomstfonds worden ingezet voor fundamenteel en toegepast onderzoek (waaronder ook Europese co-financiering) zonder de voorwaarde van vermogensbehoud. Vooralsnog worden dergelijke rendementen niet geraamd, zodat er voor deze uitgavencategorie geen raming is opgenomen.

Subsidies

Thematische Technology Transfer

Dit betreft subsidies voor de genoemde activiteiten van de thematische samenwerkingsverbanden gericht op het oprichten van kennisstarters in de periode 2019–2025. Tevens is er een beperkt budget voor managementkosten van de TTT-fondsen.

Smart Industry

Dit betreft de uitfinanciering van het subsidiedeel van de regeling Smart Industry (zie toelichting onder investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek met vermogensbehoud). Daarnaast is er € 3,5 mln beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de Implementatie-agenda Smart Industry 2018–2021, waaronder de regionale Smart Industry Hubs.

Haalbaarheidsstudies

Via Proof of Concept, onderdeel van de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud), is verspreid over de jaren 2017–2021 € 4 mln beschikbaar gesteld voor haalbaarheidsstudies voor innovatieve TO2 starters. Met een haalbaarheidsstudie kan de innovatieve TO2 starter het proof of principle aantonen evenals het commercieel perspectief van het beoogde product of proces of de beoogde dienst.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor de uitvoering van de diverse regelingen van het Toekomstfonds, zoals het Innovatiekrediet, de Seed Capital regeling, Vroegefasefinanciering, Toekomstfondskrediet onderzoeksfaciliteiten, de TTT-regeling en de regeling Smart Industry.

Ontvangsten

De ontvangsten van het Toekomstfonds betreffen de op de EZK-begroting geraamde terugbetalingen van kredieten (hoofdsom en rente) in het kader van het Innovatiekrediet en Vroegefasefinanciering. Daarnaast worden de terugontvangsten van het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Seed Capital regelingen verantwoord. Deze ontvangsten bestaan uit de opbrengsten van rente, dividend en de verkoopwaarde van ondernemingen op het moment dat een fonds haar belangen daarin verkoopt.

Ook worden de ontvangsten in het kader van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen in het Toekomstfonds verantwoord. Dit betreft eventuele dividenden of in voorkomende gevallen de opbrengst van aandelenverkopen.

Rente-ontvangsten Toekomstfonds

Dit betreft renteopbrengsten uit eventuele beleggingen van meevallers op de aardgasbaten in staatsobligaties. Sinds de oprichting van het Toekomstfonds zijn er geen meevallers op de aardgasbaten gerealiseerd waardoor er ook geen rente-ontvangsten zijn geraamd.

Procedure staatsobligaties

Het Toekomstfonds wordt gevoed met mogelijke meevallers in de gasbaten vanaf 2014. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals die geraamd zijn in de onderstaande tabel43. De motie Pechtold c.s. (Kamerstuk 27 406, nr. 210) vraagt om het inzetten van de gasbaten met vermogensbehoud. De meevallers in de gasbaten worden, als ze zich voordoen, belegd in Nederlandse staatsobligaties. Voor een nadere beschrijving van de procedure voor het beleggen in staatsobligaties wordt verwezen naar de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2015 (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 11).

Toelichting ijklijn gasbaten

Het Toekomstfonds wordt mede gevoed met eventuele hoger dan geraamde ontvangsten uit de aardgasbaten, uitgaande van de raming voor aardgasbaten in de Miljoenennota 2015. Deze raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 5).

In de afgelopen jaren en bij Voorjaarsnota 2019 is de oorspronkelijke raming, relevant voor het Toekomstfonds, herijkt als gevolg van diverse beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie.

Als gevolg van deze wijzigingen is er sprake van meevallers voor het Toekomstfonds wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals in onderstaande tabel is opgenomen.

Na de Voorjaarsnota 2019 is er een beleidsmatige aanpassing van de gasproductie doorgevoerd op basis waarvan de ijklijn aardgasbaten is gewijzigd. In de Kamerbrief van 17 juni jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verkenning van maatregelen om de gaswinning te verlagen naar 12 mld Nm3 in het gasjaar 2019–2020. In de begroting wordt daarom reeds rekening gehouden met een daling van het winningsniveau in het gasjaar 2019–2020 van 15,9 naar 12 mld Nm3. Dit volume-effect wordt in de Miljoenennota 2020 en in de EZK-begroting 2020 budgettair verwerkt.

Bedragen x € 1 mln
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Ijklijn aardgasbasten Miljoenennota 2019

5.650

5.650

4.500

850

1.050

150

500

Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen (volume-effect) bij Voorjaarsnota 2019

 

– 30

– 120

– 180

– 130

– 130

– 200

Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen (volume effect) bij Miljoenennota 2020

 

– 80

– 230

– 90

     

Actuele ijklijn aardgasbaten Miljoenennota 2020

 

5.540

4.150

580

920

20

300

Deze actuele ijklijn wijkt af van de raming van de aardgasbaten op beleidsartikel 5 omdat voor het Toekomstfonds alleen de beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie van toepassing zijn. Bij het vaststellen van de gasbatenraming op beleidsartikel 5 spelen onder andere de beursprijs van TTF-gas, de euro/dollar koers en de olieprijs een rol. Deze blijven bij de berekening van de ijklijn voor het Toekomstfonds buiten beschouwing.

Met de brief van 16 september 2014 (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 5) is de Kamer reeds geïnformeerd dat vanwege fluctuaties in de productie, prijs en wisselkoers moeilijk voorspelbaar is wanneer en in welke mate meevallers in de gasbaten zich zullen voordoen. Ook is de Kamer met deze brief geïnformeerd dat de verwachting is dat meevallers kleiner en minder frequent zullen zijn dan in het verleden.

4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO-equivalenten

De cijfers voor 2018 zijn voorlopge cijfers.

Bron: CBS

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1467). Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het Regeerakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Najaarsnota 2018 nog € 500 mln beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2030 te halen.

Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

Tabel prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2014

2015

2016

2017

2018

Raming

2020

Ambitie 2020

Ambitie 2030

Bron

1. Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

15,3%

11,6%

11,7%

12,6%

14,5%1

23%

25%2

49%

RIVM

PBL

2. Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in Twh)

5,79

6,99

7,64

8,47

9,78

15,64

n.v.t.

35 Twh

CBS

PBL

3. Gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op zee (in Twh)

0,75

1,04

2,32

3,38

3,45

6,11

n.v.t.

49 Twh

CBS

PBL

4. Duurzame energieproductie

5,5%

5,8%

6,0%

6,6%

Nog niet bekend

12,2%

14%

n.v.t.

CBS

PBL

5. Energiebesparing volgens EU energie-efficiëntie-richtlijn (petajoule cumulatief 2014–2020)

         

721 PJ

482 PJ

n.v.t.

PBL

6. Energiebesparing door maatregelen uit het Energieakkoord (petajoule)

         

81 PJ

100 PJ

n.v.t.

PBL

7. Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

850

1.150

1.200

1.400

1.700

n.t.b.

n.t.b.

n.v.t.

RVO.nl

X Noot
1

Gebaseerd op voorlopige cijfers

X Noot
2

In het vonnis van de Urgenda-zaak is uitgesproken dat de Staat 25% CO2-reductie in 2020 ten opzichte van 1990 moet realiseren.

De prestatie-indicatoren 1 tot en met 3 vloeien voort uit het Klimaatakkoord, de prestatie-indicatoren 4 tot en met 6 uit het Energieakkoord.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit.

Omdat in het kader van het Klimaatakkoord een nieuwe kennis en innovatie-agenda is uitgewerkt voor energie en klimaat en momenteel nog gewerkt wordt aan de invulling daarvan is nog geen ambitie geformuleerd voor «aantal deelnemende bedrijven». Dit wordt later in 2019 ingevuld.

Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN (aanbod en verbruik van energie in Nederland), PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (verbruik van duurzame energie), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Klimaatakkoord en Klimaatwet

In lijn met de afspraken uit het Regeerakkoord heeft het kabinet een Klimaatakkoord uitgewerkt met maatschappelijke partijen dat als doel heeft om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030 ten opzichte van 1990. Na de publicatie van de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 306 en Kamerstuk 30 196, nr. 632), heeft het kabinet aanscherpingen uitgewerkt en een voorstel voor een Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 342). Dit voorstel voor een Klimaatakkoord is met de Kamer besproken. Daarmee is het finale Klimaatakkoord een feit. Het Klimaatakkoord zal worden verwerkt in het Klimaatplan dat eind 2019 moet worden vastgesteld op basis van de Klimaatwet.

Het jaar 2020 staat in het teken van de uitvoering van het Klimaatakkoord met bijbehorende integrale kennis- en innovatieagenda en daarmee het voorbereiden en starten van alle maatregelen die in het Klimaatakkoord zijn afgesproken. Bovendien is 2020 het eerste volledige jaar waarin de monitorings- en rapportagecyclus uit de Klimaatwet zal worden gevolgd. Vanaf 2020 wordt eind oktober jaarlijks de voortgang van het Klimaatplan in beeld gebracht met de Klimaatnota.

Urgenda-vonnis

In 2020 worden, net als in 2019, de maatregelen uitgevoerd die nodig zijn om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 321 en Kamerstuk 32 813, nr. 341). In alle sectoren van de economie worden maatregelen genomen die op korte termijn zorgen voor extra broeikasgasreductie en die ook bijdragen aan de transitie richting 2030.

Europese Dossiers (Klimaat)

Nederland werkt samen met andere ambitieuze landen (de «kopgroep»), om klimaatneutraliteit in 2050 vast te leggen. Met de kopgroep is (ambtelijk) afgesproken om nauw samen te blijven werken in aanloop naar besluitvorming over de EU-langetermijnstrategie in de Europese Raad later in 2019. De samenwerking zal zo mogelijk worden verbreed naar lidstaten die in aanloop naar de informele Europese Raad in Sibiu op 9 mei jl. steun hebben uitgesproken voor meer ambitieuze klimaatactie in de EU, zoals verwoord in het gezamenlijke non-paper dat op initiatief van Frankrijk namens de kopgroep aan Europese Raadsvoorzitter Tusk is gestuurd. Daarnaast is afgesproken om de druk hoog te houden op de Commissie om na het bereiken van een akkoord over 2050 zo snel mogelijk aan de slag te gaan met een voorstel voor de aanscherping van het 2030-doel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 776).

Het kabinet zal aan het eind van dit jaar een Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan (INEK) met een horizon van 10 jaar en een Lange Termijnstrategie met een horizon van tenminste 30 jaar bij de EU indienen.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Energieakkoord

In 2020 moeten vier van de vijf hoofddoelen van het Energieakkoord gehaald worden. Het doel van 16% hernieuwbare energie loopt tot 2023. De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet, waardoor twee doelen binnen bereik zijn: een jaarlijks energiebesparingstempo van 1,5% en 90.000 extra banen in de periode 2014–2020. Volgens de meest recente raming van het PBL is extra inspanning nodig om de doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 100 PJ extra energiebesparing te behalen (Kamerstuk 32 813, nr. 267). De maatregelen die het kabinet neemt om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis dragen veelal ook bij aan de doelen van het Energieakkoord. De verdere acties om de doelen van het Energieakkoord te realiseren worden vanaf 2020 opgenomen in de gehele klimaataanpak in en na 2020, met dezelfde doelen en inzet.

Verbreding van de SDE+ (SDE++)

In het Regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd de inzet van de middelen voor de SDE+ te verbreden van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie. Op deze manier worden de beschikbare middelen ingezet om een zo groot mogelijke CO2-reductie te realiseren en daarmee bij te dragen aan de ambities voor 2030. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE+ vallen, wordt uitgewerkt hoe deze het beste ondersteund kunnen worden. In het najaar van 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de definitieve nieuwe regeling en welke technieken worden opengesteld. Voor de verbreding van de SDE+ zijn ook de benodigde aanpassingen in de Wet opslag duurzame energie (ODE) onderzocht. Het wetsvoorstel ODE, met de nieuwe tarieven voor 2020 ter dekking van de kasuitgaven voor de SDE++, wordt opgenomen in het Belastingplan 2020 en door de Staatssecretaris van Financiën – mede namens de Minister van EZK – op Prinsjesdag aangeboden aan de Tweede Kamer.

Geothermie

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van geothermie in Nederland aan de hand van een nadere uitwerking van de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in geothermieprojecten. Deze uitwerking gaat, mede op verzoek van de Tweede Kamer (motie-Jetten, Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 94), in op hoe EBN de komende jaren financieel kan deelnemen in geothermieprojecten, welke afwegingen aan die deelname ten grondslag liggen en de hoofdlijnen waarop die deelname vorm gegeven moet worden. Zo gaat het bijvoorbeeld uitsluitend om risicovolle deelname in rendabele projecten, waarmee de investering de komende jaren wordt terugverdiend. Na vijf jaar wordt de deelname van EBN opnieuw bezien. De komende maanden wordt de deelname verder uitgewerkt. Om deze taak de komende jaren invulling te geven wordt er cumulatief € 48 mln als lening beschikbaar gesteld uit het voor de Demonstratieregeling Energie Innovatie (DEI) gereserveerde budget. De verkregen rendementen zullen in latere jaren worden ingezet om de lening af te lossen: deze middelen vloeien dan terug naar de DEI.

Voor het maken van een inschatting van het aandeel geothermie in de toekomstige warmtevoorziening en de verdere ontwikkeling daarvan, is een goede inschatting van de aanbodzijde nodig. Dit vereist het in kaart brengen waar en welk deel van de warmte in de ondergrond technisch en economisch winbaar is. De kennis van de diepere ondergrond is in Nederland voornamelijk gebaseerd op data en informatie die in het kader van olie- en gaswinning zijn verzameld. Dat betekent dat in grote delen van Nederland weinig data en informatie over de ondergrond aanwezig is en feitelijk witte vlekken zijn. Het in kaart brengen van de witte vlekken in Nederland draagt bij aan het ontdekken en dus kunnen benutten van het totale potentieel aan geothermie in Nederland.

EZK heeft EBN gevraagd een plan op te stellen om deze witte vlekken in kaart te brengen en de regie over de uitvoer van dit plan op zich te nemen. De kosten van de uitvoering van het witte vlekken plan dat Seismische Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN) is genoemd, zijn afhankelijk van de kwaliteit van de tussentijdse resultaten. De eerste twee jaar van het project zijn gefinancierd uit de Klimaatenveloppes 2018 en 2019.

Wind op Zee

Het in de Wetgevingsagenda Energietransitie (Kamerstuk 30 196, nr. 566) aangekondigde wetsvoorstel tot wijziging van de Wet windenergie op zee (Kamerstuk 35 092, nr. 2) is voor behandeling aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel verruimt de mogelijkheden om kavels voor windparken te tenderen, waaronder het kunnen veilen van kavels, maar ook het kunnen hanteren van meer locatie/situatie-specifieke criteria bij de tenderprocedure met een vergelijkende toets en het kunnen voorsorteren op transport van de geproduceerde energie met andere energiedragers dan elektriciteit.

Het kabinet heeft verder de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 561, nr. 48) over de wijze waarop het invulling geeft aan de «Routekaart windenergie op zee 2030» (Kamerstuk 33 561, nr. 42). Daarbij zijn de te verwachten tijdstippen van de toekomstige tenders nader ingevuld en is de inschatting van het totale windenergievermogen in 2030 vergeleken met de Routekaart iets naar boven bijgesteld.

Energiebesparing

In 2019 is de energiebesparingsverlichting in de Wet milieubeheer aangevuld met een informatieplicht om de naleving van de energiebesparingsverlicht fors te verbeteren. Op basis van de aangeleverde informatie zullen de bevoegden gezagen, daar waar nodig, de naleving van de Wet milieubeheer actief handhaven. Daarnaast biedt de informatie de mogelijkheid om samen met koplopers en actieve bedrijven bovenwettelijke stappen te zetten om meer energie te besparen.

CCS

Binnen het Klimaatakkoord is de afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage, CCS) een belangrijk onderdeel van de mix aan kosteneffectieve maatregelen om de CO2-reductiedoelstelling voor 2030 te realiseren. CCS is als transitietechnologie nodig om de CO2-uitstoot terug te brengen in industriële sectoren waar op de korte termijn geen kosteneffectief alternatief is. In het Klimaatakkoord is overeengekomen dat een maximum van 7,2 Mton aan CCS gesubsidieerd zal worden door de verbrede SDE+ (SDE++) in 2030, als onderdeel van de reductieopgave van 14,3 Mton voor de industrie. Daarnaast is in het Klimaatakkoord ruimte geboden om 3 Mton aan reductieopgave voor de elektriciteitssector via CCS-maatregelen te subsidiëren. Inzet van het kabinet is om het CCS-beleid verder vorm te geven en de voorbereidingen om de grootschalige uitrol verder mogelijk te maken te continueren.

Salderen

In het Regeerakkoord is afgesproken dat de salderingsregeling in de energiebelasting per 2020 wordt omgevormd in een regeling aan de uitgavenkant. De beoogde vervangende subsidievariant is echter bij nadere uitwerking niet goed uitvoerbaar gebleken. Het kabinet zal daarom de huidige salderingsregeling tot 1 januari 2023 ongewijzigd voortzetten (Kamerstuk 31 239, nr. 299). Vanaf 1 januari 2023 wordt de salderingsregeling stapsgewijs afgebouwd, waarbij de hoogte van het fiscale voordeel geleidelijk afneemt tot nul in 2031. Dit betekent dat kleinverbruikers met zonnepanelen nog drie jaar langer kunnen salderen dan was voorzien in het Regeerakkoord.

Follow up evaluatie energie-innovatieregelingen

In 2020 start de uitvoering van de meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s), voortkomend uit de Integrale Kennis- en Innovatieagenda voor klimaat en energie. Deze innovatieagenda behoort bij en is vastgesteld onder het Klimaatakkoord. De innovatieprogramma’s richten zich op de geformuleerde missies voor CO2-reductie voor 2030 en 2050 in het Klimaatakkoord en vormen onderdeel van de bredere beleidsinzet die is afgesproken in het akkoord. Voor EZK gaat het specifiek om de innovatieprogramma’s gericht op de sectoren elektriciteit, gebouwde omgeving samen met het Ministerie van BZK, industrie en systeemintegratievraagstukken. De energie-innovatieregelingen worden verder gestroomlijnd en in het teken gesteld van deze innovatieprogramma’s; dit betreft de Topsector Energie regelingen, de Demonstratieregeling Klimaat- en Energie Innovatie (DEI+) en de Hernieuwbare energieregeling (HER). In lijn met de verbreding van de SDE+ zal in 2020 ook een traject worden gestart om de HER te verbreden en te richten op CO2-reductie. De uitvoering van de MMIP’s sluit aan bij het vernieuwde topsectorenbeleid (Kamerstuk 33 009, nr. 70), waar de Topsector Energie en andere relevante topsectoren op het gebied van klimaat en energie een belangrijke rol in vervullen.

Wijzigingen Energie Investeringsaftrek (EIA)

Sinds 1 januari 2019 is in de EIA een aftrekpercentage van kracht van 45%. Daarmee wordt een netto fiscaal voordeel op termijn gerealiseerd van ongeveer 10%. Het EIA-budget van € 147 mln wordt naast de stimulering van energiebesparing ook benut voor verbreding van de EIA in verband met het Klimaatakkoord met de focus op CO2-reducerende maatregelen, waaronder ondersteuning van investeringen in warmte-infrastructuur. In de uitvoeringsregeling EIA voor 2020 krijgt deze verbreding van de EIA zijn beslag. Conform de aanbeveling in de beleidsevaluatie uit 2018 is de eindverantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling EIA – met daarin opgenomen de geactualiseerde energielijst – verplaatst van de Staatssecretaris van Financiën naar de Minister van EZK.

Mijnbouwwet

In het voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, dat naar verwachting in de tweede helft van 2019 wordt ingediend bij de Tweede Kamer, worden de bepalingen over verwijdering en hergebruik van de infrastructuur die is gebruikt voor de olie- en gaswinning verduidelijkt en geactualiseerd.

Dit wetsvoorstel is een uitwerking van de maatregelen die zijn aangekondigd in de brief van 30 mei 2018 aan de Tweede Kamer over het belang van gaswinning uit de kleine velden in de energietransitie (Kamerstuk 33 529, nr. 469).

Bij brieven van 21 mei 2019 (Kamerstuk 32 849, nr 187) en 10 juli 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 189) is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om, mede gebaseerd op adviezen hierover van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), te komen tot een uniforme landelijke en onafhankelijke beoordeling en afhandeling van mogelijke mijnbouwschade. Waar in Groningen de schadeafhandeling plaatsvindt in het publieke domein, wordt de schadeafhandeling in de rest van Nederland onder publieke regie gerealiseerd. Dit krijgt vorm in een overzichtelijke procedure en een transparante behandeling en beoordeling van schadeclaims door een onafhankelijke en deskundige commissie, de Commissie Mijnbouwschade. Deze nieuwe wijze van afhandeling van mijnbouwschade zal waarschijnlijk in 2020 van kracht kunnen worden. Uitgangspunt hierbij is dat mijnbouwschade wordt vergoed door de betreffende mijnbouwonderneming en de apparaatskosten van de Commissie Mijnbouwschade door EZK.

Europese Dossiers (energie)

Over de afronding van de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (trilogen) over de voorstellen van de Commissie voor de herziening van de richtlijnen hernieuwbare energie (RED) en energie-efficiëntie (EED), de nieuwe Governance-verordening en de voorstellen voor een nieuw marktontwerp van de elektriciteitsmarkt en de ACER-verordening is de Tweede Kamer geïnformeerd aan de hand van het verslag van de Energieraad van 11 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 716) en het verslag van de Energieraad van 19 december 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 741).

Daarmee zijn de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030 vastgelegd en is het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit afgerond. Medio 2020 zal de Europese Commissie naar verwachting herzieningen van de richtlijn en de verordening aardgas publiceren, met als doel eenzelfde soort wijziging aan te brengen als met het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit. Er zal naar verwachting aandacht zijn voor de rol van groen gas en waterstof in het energiesysteem.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

VERPLICHTINGEN

11.778.791

11.799.422

10.697.624

420.230

413.049

414.697

417.908

Waarvan garantieverplichtingen (indien van toepassing)

0

67.880

71.300

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen (indien van toepassing)

11.778.791

11.731.542

10.626.324

420.230

413.049

414.697

417.908

               

UITGAVEN

2.875.719

2.989.066

3.671.790

3.790.555

3.854.573

4.406.585

4.489.284

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

80%

       
               

Subsidies

1.412.704

1.819.072

3.410.444

3.471.141

3.558.644

4.105.915

4.187.865

Tenderregeling Energie-innovatie (TSE)

63.400

63.166

35.244

38.700

43.700

43.700

43.700

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling)

30.665

29.259

48.040

15.540

3.040

540

540

Energie-efficiëntie

7.092

4.033

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

3.903

500

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

28.193

67.930

66.806

57.000

70.500

70.550

70.300

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

860

1.500

4.900

4.341

5.475

4.296

1.696

Projecten Klimaat en Energieakkoord

3.628

4.850

         

MEP

25.492

1.236

         

SDE

615.295

652.151

699.167

663.831

687.400

648.200

559.800

SDE+

486.646

702.740

2.322.649

2.575.236

2.633.236

3.222.736

3.393.936

Aardwarmte

21.000

15.000

         

ISDE-regeling

69.864

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

36.895

45.305

105.595

0

     

Carbon Capture and Storage (CCS)

1.438

2.365

4.080

3.380

2.880

3.480

5.480

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

7.809

150

         

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.651

5.401

5.401

5.401

5.401

Elektrisch rijden

232

45

         

Caribisch Nederland

3.042

3.599

4.944

4.844

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

 

21.093

6.000

       

Maatregelen voor CO2-reductie

 

96.900

2.500

       
               

Leningen

19.840

3.000

4.000

5.000

8.000

9.000

10.000

Pallas

19.840

           

Lening EBN

 

3.000

4.000

5.000

8.000

9.000

10.000

               

Garanties

1.019

3.500

         

Verliesdeclaraties Aardwarmte

1.019

3.500

         
               

Opdrachten

9.053

9.907

11.499

11.856

12.557

11.632

11.632

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.410

1.906

1.916

2.170

2.470

1.470

1.470

SodM onderzoek

873

2.425

1.925

2.025

2.425

2.500

2.500

Uitvoeringsagenda Klimaat

373

717

823

823

823

823

823

Klimaat mondiaal

92

424

369

369

370

370

370

Overige onderzoeken en opdrachten

5.299

4.435

6.466

6.469

6.469

6.469

6.469

               

Bijdragen aan agentschappen

65.341

75.653

62.421

58.555

58.091

63.358

63.358

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

56.675

64.489

50.498

47.751

47.287

52.371

52.371

KNMI

1.147

1.516

1.143

1.143

1.143

1.326

1.326

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa)

5.594

7.182

7.194

6.077

6.077

6.077

6.077

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

721

840

841

841

841

841

841

RIVM

0

46

1.513

1.513

1.513

1.513

1.513

RWS

1.204

1.580

1.232

1.230

1.230

1.230

1.230

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

150.348

136.372

141.955

140.076

140.081

140.081

140.081

Doorsluis COVA-heffing

110.760

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO Kerndepartement

37.809

23.583

29.166

27.287

27.292

27.292

27.292

TNO SodM

1.779

1.789

1.789

1.789

1.789

1.789

1.789

               

Bijdragen aan mede-overheden

20.988

24.093

23.602

27.390

1.331

   

Uitkoopregeling

20.988

24.093

23.602

27.390

1.331

   
               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

158.686

13.557

13.169

10.204

9.536