34 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015

Nr. 11 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 oktober 2014

In het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr. 5) wordt de departementale begrotingsstaat als volgt gewijzigd (Bedragen x € 1.000):

Art.

Omschrijving

Stand van ontwerpbegroting vóór Nota van Wijzigingen

Stand van ontwerpbegroting na Nota van Wijzigingen

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

12

Een sterk innovatievermogen.

618.986

695.025

61.601

488.699

569.897

42.013

19

Toekomstfonds

     

181.887

176.728

21.188

De (sub-)totaaltellingen in de begrotingsstaat worden met deze wijzigingen in overeenstemming gebracht.

TOELICHTING

Artikelsgewijze toelichting

Met de brief van 16 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr. 5) is uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van het Toekomstfonds. Het Toekomstfonds kent twee doelen: vermogensbehoud en het stimuleren van innovatie. Uitgangspunt bij de vormgeving van het fonds is dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande structuren. Het bestaande Innovatiefonds MKB+, dat tot op heden verantwoord werd op beleidsartikel van 12 van de EZ-begroting, zal met ingang van de begroting 2015 dan ook onderdeel vormen van het Toekomstfonds. Met deze nota van wijziging wordt het Toekomstfonds budgettair verwerkt in de EZ-begroting op het nieuwe beleidsartikel 19.

De budgettaire verwerking bestaat uit een aantal onderdelen. Ten eerste wordt het instrumentarium van het Innovatiefonds MKB+ van artikel 12 naar het nieuwe artikel 19 budgettair neutraal overgeheveld. Dit betekent dat de budgetten van het Innovatiefonds MKB+ behorend bij de instrumenten Innovatiekrediet, Seed-regeling, Fund of Funds/DVI, Vroege Fase financiering en de ROM’s wordt afgeboekt van artikel 12 Innovatie en toegevoegd aan artikel 19 Toekomstfonds.

(bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

– 125.128

– 90.342

– 89.329

– 89.528

– 75.521

Daarnaast wordt € 200 mln startkapitaal toegevoegd aan het Toekomstfonds. Hiervan is € 100 mln voor 2014 reeds bij Miljoenennota 2015 toegevoegd aan het Innovatiefonds MKB+ (artikel 12). Dit maakt daarmee reeds onderdeel uit van artikel 12 van de ontwerpbegroting 2015 van Economische Zaken. De resterende € 100 mln van het startkapitaal wordt budgettair verwerkt in twee stappen. Er resteert nog € 25 mln in 2014. Deze middelen worden bij de suppletoire begroting samenhangende met de Najaarsnota 2014 aan het Innovatiefonds MKB+ (artikel 12) toegevoegd. De overige € 75 mln die verdeeld beschikbaar is over 2015 (€ 50 mln) en 2016 (€ 25 mln) wordt voor het jaar 2015 door middel van deze nota van wijziging toegevoegd aan het nieuwe artikel 19 Toekomstfonds. Het bedrag voor 2016 wordt verwerkt in de meerjarenramingen. Om te borgen dat de in enig jaar beschikbaar gestelde middelen, voor zover die niet in dat jaar zijn uitgegeven, behouden blijven voor het fonds, zal voor het artikel een 100 procent eindejaarsmarge gelden.

De meerjarige doorwerking van deze wijziging is als volgt:

(bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Artikel 19 Toekomstfonds

176.728

127.842

98.129

100.528

88.521

In deze bedragen is geen rekening gehouden met de mogelijke toevoeging aan het fonds van de meeropbrengsten uit de aardgasbaten. Een eventuele meeropbrengst in 2014 wordt vastgesteld bij het opmaken van het jaarverslag 2014 begin 2015 en zal dan bij de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota 2015 aan dit begrotingsartikel worden toegevoegd.

Onderstaande budgettaire tabel geeft de indeling van de begrotingsinstrumenten aan op het nieuwe beleidsartikel 19.

Bedragen x € 1.000

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

181.887

129.604

58.508

70.279

64.272

UITGAVEN

176.728

127.842

98.129

100.528

88.521

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

48%

       
           

Leningen

         

I MKB-FINANCIERING

126.728

102.842

98.129

100.528

88.521

Volledig revolverend

         

Dutch Venture Initiative/ Fund of Funds

21.600

21.700

17.600

11.392

10.392

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

         
           

Gedeeltelijk revolverend

         

Innovatiekrediet

76.454

49.099

48.149

38.409

35.202

Risicokapitaal (seed capital)

18.674

20.043

20.380

28.227

26.427

Vroege fasefinanciering

10.000

12.000

12.000

22.500

16.500

           

II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK met vermogens behoud

50.000

25.000

     
           

III Staatsobligaties Toekomstfonds

         
           

Subsidies

         

IV Reëel rendement voor onderzoek

         
           

ONTVANGSTEN

21.188

32.088

33.388

40.588

42.588

           

MKB-FINANCIERING BESTAND INSTRUMENTARIUM

         

Innovatiekredieten

18.788

25.388

25.288

30.688

31.188

Seed

2.400

6.700

8.000

9.100

8.600

Fund of Funds (DVI I/Business Angels)

   

100

800

2.800

           

MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN

         

Ontvangsten DVI II

         
           

Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek

         
           

Renteontvangsten Toekomstfonds

         

Voor een toelichting op de budgetten en de bijbehorende indicatoren voor de instrumenten genoemd onder MKB-financiering wordt verwezen naar beleidsartikel 12 (Innovatiefonds MKB+) in de memorie van toelichting bij de EZ-begroting.

In de tabel zijn de uitgaven MKB-financiering gesplitst in instrumenten die naar verwachting volledig revolveren (DVI en Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen) en instrumenten die naar verwachting gedeeltelijk revolveren (Innovatiekrediet, Seed en Vroege Fase Financiering).

De inzet van het budget voor investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek is toegelicht in de brief aan de Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr. 5). Voor de besteding van deze € 100 mln wordt een bestedingsplan uitgewerkt. Daar waar nieuwe instrumenten nodig zijn, worden transparante procedures gevolgd en heldere voorwaarden en criteria opgesteld, zoals de voorwaarde van vermogensbehoud en criteria die gerelateerd zijn aan de doelen van het fonds.

Omdat toepassingsgericht en met name fundamenteel onderzoek in de regel slechts in beperkte mate revolverend is, worden aanvullende middelen ingezet om het niet-revolverende deel af te dekken. Dit kan bijvoorbeeld door de inzet van een deel van de middelen die het kabinet in het regeerakkoord heeft gereserveerd voor fundamenteel onderzoek (maatregel D 321, middelen staan op de aanvullende post van de Rijksbegroting).

De ontvangsten zijn gesplitst in een aantal categorieën. De ontvangsten op het bestaande instrumentarium, dat onderdeel was van het Innovatiefonds MKB+, blijven beschikbaar voor MKB-financiering. De ontvangsten in het kader van MKB-financiering vanuit het startkapitaal van het Toekomstfonds (DVI II) en investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek worden separaat verantwoord. Het reële rendement hiervan wordt ingezet voor niet revolverende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. Ditzelfde geldt voor het reële rendement op staatsobligaties.

Procedure staatsobligaties

Het Toekomstfonds wordt gevoed met mogelijke meevallers in de gasbaten vanaf 2014. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals die voor dat betreffende jaar geraamd zijn in de Miljoenennota 20152.

De motie Pechtold c.s. (Kamerstukken II, 2013/14, 27 406, nr. 210) vraagt om het inzetten van de gasbaten met vermogensbehoud. Daarom worden de meevallers in de gasbaten belegd in Nederlandse staatsobligaties. Het startkapitaal van € 200 mln wordt met behoud van vermogen geïnvesteerd in MKB-financiering en fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek. Wanneer er voor deze middelen geen actuele bestemming is, dan kunnen deze middelen tijdelijk in staatsobligaties belegd worden. Omgekeerd geldt dat als er meer vermogen belegd is in staatsobligaties dan in MKB-financiering en de Minister van Economische Zaken stelt in overleg met de Minister van Financiën vast dat aanvullende middelen nodig zijn voor MKB-financiering, dan wordt vermogen overgeheveld van staatsobligaties naar MKB-financiering, mits vermogensbehoud geborgd is. Een dergelijke overheveling gebeurt tegen de dan geldende marktwaarde van de obligaties, moet rekening houden met de uitgavenkaders en mag niet leiden tot overschrijding van de EMU-kaders.

Een meevaller in de gasbaten over een bepaald jaar (t), wordt geconstateerd bij het financieel jaarverslag jaar t. Bij de voorjaarbesluitvorming over het eerst volgende begrotingsjaar (t+1) worden afspraken gemaakt tussen de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën over het beleggen van de meevaller in Nederlandse staatsobligaties. Er worden zo nodig afspraken gemaakt over het overhevelen van middelen tussen staatsobligaties en MKB-financiering (zoals hierboven beschreven). Deze voorjaarbesluitvorming wordt verwerkt in de eerste suppletoire begroting in jaar t+1 en wordt daarmee voorgelegd voor goedkeuring aan de Eerste en de Tweede Kamer. Nadat de Eerste en Tweede Kamer zijn geïnformeerd betreffende de 1ste suppletoire begroting geeft de directeur FEZ EZ aan het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën op 1 juli van het jaar t+1 per brief de opdracht om op een door EZ te bepalen datum middelen tegen dagkoers (marktwaarde) te lenen van het Toekomstfonds, waarbij EZ de looptijd zal bepalen en gedurende de looptijd het bijbehorende effectief rendement zal ontvangen.

Schematisch kan de procedure in het geval van een meevaller als volgt worden samengevat:

Procedure meevaller gasbaten

Februari

Meevaller wordt geconstateerd bij het financieel jaarverslag over jaar t

Maart/Mei

In voorjaarsbesluitvorming worden afspraken gemaakt tussen FIN en EZ over verdeling meevaller over staatsobligaties c.q. renderend MKB/onderzoek besluitvorming wordt verwerkt in de voorjaarsnota jaar t+1

Juni

Verzending voorjaarsnota en 1ste suppletoire begroting naar Tweede Kamer, Eerste Kamer

Juli

Directeur FEZ EZ geeft de Agent per brief opdracht om middelen tegen dagkoers (marktwaarde) te lenen van het Toekomstfonds.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Het gaat om maximaal € 12 mln nog niet-verplichte middelen per jaar vanaf 2018.

X Noot
2

De raming wordt geherijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden, zoals recent het plafond op gaswinning uit het Groningerveld is aangepast.

Naar boven