Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 2004 over de bouwfraude.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mevrouw Vos kan helaas niet aanwezig zijn en ik probeer haar nu waar te nemen. Er is vanmiddag gesproken over het al dan niet instellen van een compensatieregeling voor klokkenluiders. De minister is vooralsnog niet bereid zo'n regeling te maken, maar daarmee doet hij onvoldoende recht aan het maatschappelijk belang dat klokkenluiders vertegenwoordigen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat (ex-)werknemers die misstanden in hun onderneming aan de kaak stellen – zogenaamde klokkenluiders – een groot maatschappelijk belang kunnen dienen en bijdragen aan de waarden en normen in het bedrijfsleven;

overwegende dat het vanwege het hiervoor genoemde maatschappelijke belang wenselijk is dat potentiële klokkenluiders worden aangemoedigd voornoemde misstanden te melden;

overwegende dat deze aanmoediging kan worden bereikt door de mogelijkheid te creëren om aan klokkenluiders compensatie van eventueel geleden (im)materiële schade toe te kennen;

verzoekt de regering, te voorzien in een regeling die voor klokkenluiders compensatie van (im)materiële schade mogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Vos, Depla en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78(28244).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Wij hebben gisteravond en vanmiddag uitvoerig gesproken over de bevindingen naar aanleiding van de bouwenquête. Mede namens enkele collega's wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rechtspositie van zogenaamde "klokkenluiders" vragen oproept;

overwegende dat regelingen met het oog op de positie van "klokkenluiders" vaak grote verschillen vertonen;

verzoekt de regering, met een duidelijke en in wet- en regelgeving te hanteren definitie van het begrip "klokkenluider" te komen;

verzoekt om naast de toegezegde inventarisatie van nationale regelgeving betreffende de rechtspositie van "klokkenluiders" een inventarisatie van vergelijkbare regelgeving binnen de EU aan de Kamer voor te leggen;

verzoekt in te gaan op de vraag of daar waar "klokkenluiders" strafbare feiten aan het licht brengen of hebben gebracht, sprake is van een adequate voorziening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Hofstra, Van der Staaij en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79(28244).

Minister Donner:

Voorzitter. Over dit onderwerp hebben wij uiteraard uitvoerig en goed beraadslaagd. Beide moties betreffen regelingen voor klokkenluiders. De ene motie meent dat er een regeling moet komen, de andere vraagt het kabinet om een uiteenzetting van de vraag of er een regeling nodig is.

In de discussie van vanmiddag heb ik duidelijk gemaakt dat er op dit moment al regelingen bestaan, dat er wetgeving over bestaat, dat de motie van mevrouw Halsema in die zin dus niet aan de orde is en ik deze derhalve ten stelligste moet ontraden. Het zou bovendien vreemd zijn. De minister-president heeft in een brief over klokkenluidersregelingen aangekondigd dat de minister van Sociale Zaken advies aan de SER zou vragen en vervolgens nader op die regeling zou ingaan. Natuurlijk kan de Kamer bij elke minister een andere regeling voor klokkenluiders bedingen, maar daarmee regelen we dit nooit behoorlijk. Als de Kamer de motie van de heer Atsma ondersteunt, zal ik daaraan gaarne voldoen. Op dit moment in de discussie heb ik er weliswaar geen behoefte aan, maar als dat een uitgesproken wens is van de Kamer, dan wil ik haar dit niet ontraden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Even een vraag over de woordkeus van de minister. Het verbaast mij niets dat hij onze motie ontraadt – alhoewel ik "ten stelligste" iets overdreven vind – want wij hebben gewoon een verschil van mening. Maar de motie van de heer Atsma lijkt me juist volstrekt overbodig: hij verzoekt namelijk om iets wat u vanmiddag, in mijn aanwezigheid, al helemaal heeft toegezegd.

Minister Donner:

Nee, in het verslag zult u kunnen naslaan dat ik steeds heb gezegd dat de heer Atsma hierom had gevraagd en dat ik, als dat de behoefte is van de Kamer, eventueel bereid was om daaraan te voldoen. De motie zal dus moeten worden aangenomen om duidelijk te maken dat daarvan sprake is. Ik heb in eerlijkheid aangegeven dat er in aansluiting op een vorige enquête, de enquête-Van Traa, regelingen zijn getroffen en dat de Kamer daar tot dusver tevreden mee was. Als de Kamer dit weer wil wijzigen, dan geef ik gaarne de voorzet. Maar ik heb vanmiddag een en andermaal aan de orde gesteld dat de motie-Halsema ertoe strekt dat er een regeling moet komen om in Nederland het beginsel te introduceren dat mensen die hun burgerplicht verrichten en bijdragen aan de samenleving, schadeloos moeten worden gesteld. Ik heb herhaaldelijk benadrukt dat dit beginsel zeer verstrekkende gevolgen heeft voor de samenleving. U zegt: ja, u kunt komen met een inperking, maar dat neemt niet weg dat u een beginsel aanvaardt dat erop neerkomt dat gemeenschapszin moet worden vergoed. Ik denk dat dit een fout beginsel is.

De heer Atsma (CDA):

Kan de minister bevestigen dat wij vanmiddag en gisteravond niet hebben gesproken over de regelgeving in EU-verband, waar de motie nadrukkelijk om vraagt? Zou de minister ook kunnen bevestigen dat wij nu vragen of er sprake is van een adequate voorziening, waar wij vanmiddag en gisteravond niet om hebben gevraagd? Het feit dat wij nu expliciet vragen om een definitie van het begrip klokkenluider is wat mij betreft niet als zodanig in het debat vanmiddag aan de orde gekomen.

Minister Donner:

Dat ben ik met u eens en u overweegt nu ook dat de rechtspositie van klokkenluiders vragen oproept, terwijl het gaat om de positie. Daarover hadden wij het vanmiddag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aan het einde van deze vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan komen wij nu toe aan het debat over twee in één cel, waarvoor wij echter maar één spreker hebben, en dat is de heer Straub.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Neen, twee sprekers!

De voorzitter:

Oké, wij hebben toch twee sprekers in de ene cel, want mevrouw Halsema voert ook het woord.

Naar boven