Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 2004 over drugsbeleid.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Na het debat van gisteren over het drugbeleid bleef er voor de fractie van de Partij van de Arbeid op één punt onduidelijkheid bestaan over de uitbreiding van de experimenten met heroïneverstrekking. Wij waren ronduit teleurgesteld over de antwoorden van de regering inzake het cannabisbeleid. Ik wil nu één motie indienen over de heroïne-experimenten en een drietal over het cannabisbeleid. De teksten spreken voor zichzelf. Daarom lees ik ze zonder toelichting voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering van plan is om de plaatsen voor heroïnebehandeling op medisch voorschrift uit te breiden van 300 naar 1000;

overwegende dat de G26 positief hebben geadviseerd inzake het inzetten van middelen voor de aanpak van stelselmatige daders voor de uitbreiding van het heroïne-experiment;

verzoekt de regering, de uitbreiding van het heroïne-experiment zo spoedig mogelijk te starten met inachtneming van bovengenoemd advies van de G26,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, Tonkens en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het telen van softdrugs in woonwijken een ernstiger inbreuk op de rechtsorde oplevert dan wanneer dit op een andere locatie plaatsvindt;

constaterende dat de ernst van dit delict onvoldoende tot uiting komt in de huidige praktijk van vervolging en berechting van daders;

verzoekt de regering, de Opiumwet zodanig aan te passen dat er hogere maximumstraffen gelden voor het telen van softdrugs in woonwijken;

verzoekt de regering tevens, de richtlijnen van het openbaar ministerie zodanig aan te laten passen dat het plegen van bovengenoemd delict in een woonhuis in een woonwijk een element van strafbaarheid is dat verdisconteerd is in het vervolgingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat internationaal gezien meerdere landen stappen hebben gezet of overwegen in de richting van een cannabisgedoogbeleid (decriminalisering van bezit voor persoonlijk gebruik, herclassificering/strafvermindering, lagere opsporingsprioriteit etc.);

tevens constaterende dat de regering bepaalde beleidsopties met betrekking tot een "achterdeurbeleid" die vanuit gemeenten bepleit worden (experiment met gedogen of reguleren van de teelt) onhaalbaar acht vanwege de internationale verdragsrechtelijke verplichtingen van Nederland, zonder verder enige uitspraak te doen over de voor- en nadelen van betreffende beleidsopties;

verzoekt de regering om in eerste instantie in overleg met het lokale bestuur de voor- en nadelen van verschillende scenario's voor een regeling van de "achterdeur" te onderzoeken zonder daarbij a priori de mogelijke beperkingen van internationale verplichtingen als uitgangspunt te nemen;

verzoekt de regering om in tweede instantie voor de scenario's die breed gedragen voorkeur genieten de eventuele verdragsrechtelijke obstakels te inventariseren en indien nodig in overleg met internationale bondgenoten een strategie te ontwerpen gericht op het overkomen van die obstakels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albayrak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat internationaal gezien drugsbeleid in meerdere landen in beweging is waardoor het Nederlands beleid van gedogen (cannabis) en schadebeperking (gebruiksruimtes, heroïneverstrekking etc.) niet langer een geïsoleerd verschijnsel is;

verzoekt de regering om met gelijkgezinde landen gezamenlijk een onderzoek te starten naar gewenste aanpassingen van de VN-verdragen die de gespannen verhouding tussen beleidspraktijk enerzijds en VN-verdragen en VN-drugscontrole-instanties anderzijds kunnen verhelpen en die Nederland en andere lidstaten meer ruimte verlenen om verdergaande stappen in de ingeslagen richting te kunnen overwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albayrak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131(24077).

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het overleg van gisteren hebben wij van gedachten kunnen wisselen met de regering over de cannabisbrief en de heroïnebehandeling. Ik ben blij met de reacties van de regering en de gedane toezeggingen. Toch heb in naar aanleiding van de antwoorden nog een drietal moties die ik graag wil indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het integrale plan "Hector" in Venlo ter bestrijding van de overlast van en illegale handel in cannabis succesvol is;

constaterende dat de subsidie voor het plan "Hector" afloopt op 31 december 2004;

overwegende dat Venlo als grensstad kampt met een hardnekkig drugstoerisme;

overwegende dat een continuering van de inzet van politie, justitie en gemeente in Venlo noodzakelijk is om de behaalde successen te waarborgen en verder uit te bouwen;

overwegende dat het plan "Hector" heeft gezorgd voor extra financiële opbrengsten door boetes en ontnemingen;

verzoekt de regering, de subsidiëring van het integrale project "Hector" te verlengen en hiertoe de benodigde middelen vrij te maken en ervoor te zorgen dat de resultaten ook ten goede komen aan de andere grenssteden met vergelijkbare problematiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Joldersma, Van der Ham, Albayrak en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de behandeling met heroïne tot doel heeft de gezondheid van de verslaafde te verbeteren en het crimineel gedrag van de verslaafde te verminderen;

constaterende dat uit het evaluatieonderzoek blijkt dat 13% van de deelnemers aan het project het heroïnegebruik wist te beëindigen;

overwegende dat bij de behandeling met heroïne het perspectief van de verslaafde voorop dient te staan;

verzoekt de regering, het bieden van nazorg gericht op reïntegratie, en het verminderen van heroïnegebruik en zo mogelijk het beëindigen ervan, als doelstellingen in de heroïnebehandeling op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Joldersma en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de behandeling met heroïne voor een verslaafde ongeveer € 1500 per maand kost;

constaterende dat voor diverse zorgvoorzieningen een eigen bijdrage wordt gevraagd;

overwegende dat bij de heroïnebehandeling ook een tegenprestatie van de verslaafden mag worden gevraagd;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat patiënten die worden behandeld met heroïne een eigen bijdrage leveren aan de behandeling in de vorm van bijvoorbeeld een inhouding op de uitkering of deelneming aan werkprojecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Joldersma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134(24077).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij hebben gisteren een overleg gevoerd over drugsbeleid, het cannabisbeleid. Vanuit de grote steden, maar ook vanuit wat kleinere steden is er een roep om iets te doen aan de achterdeurproblematiek. Er is ongelooflijk veel overlast door alle in het algemeen overleg genoemde problemen. Daar moeten wij iets aan doen. Die gemeenten hebben in hun manifesten gevraagd om experimenteerruimte, in welke vorm dan ook. Die roep uit de gemeenten, van mensen die met hun poten in de modder staan, wil ik graag vatten in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inkoop van cannabisproducten door coffeeshophouders niet is gereguleerd, met als gevolg een afhankelijkheid van oncontroleerbare en illegale leveranciers;

constaterende dat het illegaal kweken van cannabisplanten leidt tot grote overlastproblemen, brandgevaar en criminaliteit;

overwegende dat een vorm van meer gereguleerde teelt mogelijkheden biedt voor toezicht op bedrijfsvoering, productkwaliteit en aspecten van volksgezondheid;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe lokale overheden de ruimte kan worden geboden voor experimenten met een vorm van meer gereguleerde cannabisteelt, begeleid door een zorgvuldige evaluatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Albayrak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135(24077).

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik doe de harddrugs en de minister van Justitie doet de softdrugs.

In de motie-Albayrak wordt de regering verzocht om de uitbreiding van het heroïne-experiment zo spoedig mogelijk te laten starten. Door mevrouw Lambrechts van de fractie van D66 is al tijdens de begrotingsbehandeling een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd om zo snel mogelijk te beginnen. Ik heb mij daartoe bereid verklaard, onder voorwaarde dat er een positieve evaluatie ligt. Die ligt er nu. Ik proef een bijna kamerbrede instemming om door te gaan. Ik zie nu geen beletselen meer om de zaak verder te laten ophouden. Die conclusie kunnen wij nu wel trekken.

Mevrouw Joldersma heeft een motie ingediend waarin de regering in het kader van de heroïnebehandeling wordt verzocht om nazorg te bieden die op reïntegratie is gericht, op het verminderen van heroïnegebruik en zo mogelijk op het beëindigen daarvan. Ik kan mij in die motie goed vinden.

Mevrouw Joldersma heeft ook een motie ingediend die erop neerkomt dat patiënten die worden behandeld met heroïne een eigen bijdrage leveren aan de behandeling in de vorm van een inhouding op de uitkering of door deel te nemen aan werkprojecten. Ik heb gezegd dat ik mij daar op zich heel goed in kan vinden en dat ik dat met de VNG zal bespreken. Het is natuurlijk wel echt beleid van de gemeenten. Ik denk dat het voor het draagvlak onder deze experimenten met heroïnebehandeling een heel goede zaak zou zijn als de gemeenten hier enthousiast op insteken.

Minister Donner:

Voorzitter. Mevrouw Albayrak begon haar betoog met de mededeling dat zij niet geheel tevreden was gesteld door de antwoorden van de regering. Dat kan kloppen, omdat ik gisteren in eerste termijn welgeteld 10 à 15 minuten algemene opmerkingen kon maken, en toen was het algemeen overleg afgelopen omdat er geen tijd meer was. Dat algemeen overleg is niet meer voortgezet. Het is derhalve logisch dat de Kamer geen antwoord heeft gekregen op een aantal punten dat hier aan de orde gesteld wordt. De Kamer kan dan echter ook geen moties "gehoord de beraadslaging" aannemen, want die beraadslaging over deze punten heeft niet plaatsgevonden. Op geen enkele wijze! Als de Kamer moties wil aannemen zonder dat overleg heeft plaatsgevonden, dan hoeft de regering hier niet gevraagd te worden. Maar als de regering hier gevraagd wordt, dan lijkt mij overleg over deze punten nodig. Dan hoort de Kamer ook het antwoord van de regering te vernemen. Dan kan er eventueel een motie worden aangenomen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Ik snap dit procedurele bezwaar van de minister, maar er klopt helemaal niets van. Hij heeft ongeveer 20 minuten de tijd gehad om te antwoorden. Die algemene opmerkingen die hij in het debat heeft gemaakt, waren wel degelijk aanleiding voor mij om deze moties in te dienen. Ik zal zijn opmerkingen niet herhalen, maar zij waren aanleiding voor de moties die hier vandaag zijn ingediend.

Minister Donner:

U hebt een motie ingediend over de teelt van wiet in woonwijken. Ik heb uitdrukkelijk aangegeven dat ik aan dat punt zou toekomen, maar toen werd het AO afgebroken. U hebt voorts gesproken over de stappen van meerdere landen en de regeling van de achterdeur. Ik heb aangegeven, dat wij over dat punt kunnen spreken. Ik heb een algemene inleidende opmerking gemaakt over legalisering. Die kan ik hier herhalen. Ik heb gezegd dat de regeling van de achterdeur legalisering impliceert. Deze moties strekken derhalve tot de legalisering van drugs. Verder heb ik niet de gelegenheid gehad om in te gaan op die punten. U hebt voorts een motie ingediend over het integrale plan Hector in Venlo. Ik ben gaarne bereid om daar tijdens de begroting op in te gaan. Er zijn gisteren vragen op tafel gelegd, maar ik heb geen gelegenheid gehad om enig antwoord ter zake te kunnen geven. Wij kunnen hier dus wel praten, maar dit is geen overleg met de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit sluit aan op de discussie die wij bij de Regeling van werkzaamheden van vanmiddag hebben gevoerd. Ik denk dat met de beantwoording van de ministers nu wel duidelijk wordt dat wij een probleem hebben. De Kamer vraagt verschillende dingen aan de regering. Het betreft heel concreet de situatie rondom de uitbreiding van het heroïneproject. Daar is gisteren wel over gesproken. Er is gezegd: wij gaan daarmee verder in een overleg na het zomerreces. De Kamer heeft op mijn voorstel via de voorzitter van de commissie, de heer Blok, aan minister Hoogervorst gevraagd om intussen geen nieuwe stappen te zetten op de weg van de uitbreiding. Nu ligt er van dezelfde Kamer een motie waarin wordt gevraagd om zo snel mogelijk de uitbreiding vorm te geven. Dat is een probleem op het moment dat wij de discussie niet met elkaar hebben afgerond. Dat geldt ook voor de punten die de minister van Justitie nu aangeeft.

Voorzitter. Ik doe eigenlijk een beroep op u. Wij moeten als Kamer een zuivere procedure volgen en niet al uitspraken doen op het moment dat wij met de regering nog in discussie zijn en van de regering vragen om intussen geen nieuwe stappen te zetten. Dan hebben wij in parlementair opzicht een buitengewoon onzorgvuldige procedure bewandeld.

De voorzitter:

Het spreekt vanzelf dat ik een zuivere procedure volg. De procedure die ik volg, kan niet anders zijn dan verwijzen naar de Regeling van werkzaamheden waar ik op advies van de voorzitter van de commissie aan u heb voorgesteld om dit VAO te houden. De voorzitter van de commissie, hier aanwezig, heeft ons in het openbaar bij de regeling van werkzaamheden verslag gedaan van de stand van zaken. Op mijn vraag of er sprake was van een afgerond deel van een algemeen overleg dat tot een verslag zal leiden, is bevestigend geantwoord. Op basis daarvan is de beslissing genomen.

De problemen die nu ontstaan tussen de indieners van de motie en het kabinet betreffen de inhoud. Ik kom niet terug op een beslissing die ik heb genomen op aanwijzing van de voorzitter van de commissie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Vanmiddag aan het eind van de interventie van de voorzitter van de commissie is de conclusie geweest: de ministers kunnen niet verbaasd zijn dat er een VAO komt. Dat is waar, omdat een aantal onderwerpen gisteren is besproken. Er is evenwel gisteren in het overleg niet vastgesteld dat het overleg was afgerond. Integendeel, de indruk die de minister van Justitie nu weergeeft, leeft bij een groot aantal fracties. Ik ben gisteren zelf degene geweest die heeft gezegd: laten wij het debat niet als afgerond beschouwen met een toezegging over schriftelijke antwoorden. Dat is ondersteund door een aantal collega's en ter plekke niet door andere collega's weersproken. Toen is daaraan gekoppeld: dat betekent ook concreet dat wij de minister vragen geen verdere stappen te zetten betreffende bijvoorbeeld het heroïneproject. Dat vond de minister niet leuk, maar het was gisteren wel de conclusie van de voorzitter van de commissie. Dat betekent dat het debat op dat punt niet is afgerond. Het betekent ook dat wij nu als Kamer moeilijk andere dingen van dezelfde regering kunnen vragen.

De voorzitter:

Staande een debat kunnen wij niet de regeling van werkzaamheden overdoen. De beslissing is genomen. Het antwoord van de minister vertaal ik vrij als een beroep op de indieners van een aantal moties om de moties aan te houden. Het is aan de indieners om te bepalen of zij daaraan gehoor geven.

Het lijkt mij nuttig, de minister te vragen zijn antwoord af te ronden.

Minister Donner:

In alle eerlijkheid moet ik zeggen, dat ik mij waar men het antwoord in eerste termijn niet eens wil afwachten, afvraag waartoe mijn antwoord hier nog strekt. Dat zal dan toch niemand overtuigen.

Ik heb gisteren een- en andermaal aangegeven dat het reguleren van de achterdeurproblematiek legalisering inhoudt van drugs. Wij hadden inderdaad in overleg kunnen bepalen of die inschatting juist is. Dat debat is nu niet mogelijk. Ik blijf wat dat betreft bij de constatering dat regulering van de achterdeurproblematiek niet mogelijk is zonder legalisering van cannabis. Moties waarin de regering wordt gevraagd op dat terrein experimenten toe te staan of op een andere wijze met gemeenten in overleg te treden, komen in wezen neer op een verzoek aan de regering tot legalisering dan wel tot het op massieve schaal uitbreiden van het gedoogbeleid betreffende de teelt van wiet. Dan zijn wij binnen de kortste keren het enige productieland ter wereld van wiet en cannabis. De discussie daarover had ik graag met de Kamer gevoerd, maar als een aantal leden meent hier moties te kunnen indienen met als argument dat het antwoord van de regering hen niet tevredenstelt, terwijl ik het antwoord in eerste termijn nog niet eens heb kunnen afronden, dan hoef ik er op dit moment niets aan toe te voegen.

Er is een motie ingediend over het project Hector. Ik heb de vragen gehoord, maar ben niet toegekomen aan de antwoorden. Ik had gaarne willen toezeggen, dit punt te zullen bespreken in het kader van de begroting, want dat is het moment waarop dit soort subsidies aan de orde komt. Als de indieners bereid zijn om de motie aan te houden, zal ik gaarne tegen die tijd een antwoord geven.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik verzoek om aanhouding van de motie, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Joldersma stel ik voor, haar motie (24077, nr. 132) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Donner:

Zoals ik gisteren heb aangegeven en zoals ook in het verslag te lezen zal zijn, ben ik volstrekt niet toegekomen aan het onderwerp wietkweek in woonwijken. De motie van mevrouw Albayrak en de heer Nawijn berust dan ook in ieder geval op een feitelijke onjuistheid, waar er staat: gehoord de beraadslaging. In de tweede plaats heeft de motie een voor mij volstrekt onbegrijpelijk uitgangspunt, namelijk dat het telen van softdrugs in woonwijken een ernstiger inbreuk op de rechtsorde vormt dan een dergelijke teelt elders. Dat snap ik niet. Derhalve ontraad ik aanvaarding van de motie ten sterkste. Immers, met de motie wordt gestreefd naar het aanbrengen van een onderscheid in het Wetboek van Strafrecht waarvoor geen enkele basis is. Vooralsnog valt ook niet in te zien waarop dit oordeel berust.

Ik wil het hierbij laten, omdat ik niet inzie hoe ik zinvol op de andere moties kan ingaan. Wel kan ik zeggen dat ik de aanvaarding van al die moties ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Het is aan de indieners te bepalen of zij hun moties in stemming willen laten brengen.

Naar boven