Aan de orde is het debat over de opzegging van het Najaarsakkoord.

De voorzitter:

De Kamer kent de maximumspreektijden en ik wil in dit debat geen onderlinge interrupties toestaan. Dit is het 32ste debat van vandaag en het lijkt mij niet erg nuttig om onderling uitgebreid te gaan interrumperen. Ik maak dus gebruik van mijn bevoegdheid om te bepalen dat er niet onderling geïnterrumpeerd wordt.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik begrijp waarom u dit voorstel doet, maar ik kan mij ook voorstellen dat wij beperkt gebruik zouden maken van de mogelijkheid om te interrumperen, want wij moeten toch ook de mogelijkheid hebben om aan collega's te vragen wat zij bedoelen.

De voorzitter:

Ik dacht dat het een debat met het kabinet was. Ik maak maar gewoon eens gebruik van mijn bevoegdheid; wij doen het zonder interrupties.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Na het fiasco van de onderhandelingen over prepensioen en levensloop hebben wij nu opnieuw een dieptepunt bereikt. Het kabinet neemt maatregelen om cao-bepalingen waarin sprake is van een stijging van lonen, niet meer algemeen verbindend te verklaren. En ten aanzien van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar gaat het nog een stap verder. Bij meer dan 70% loon in dat jaar krijgen werknemers vervolgens een WAO-uitkering op bijstandsniveau. De regering gedraagt zich als jongens die hun zin niet krijgen en die dan maar de ramen gaan ingooien. Maar politiek is geen potje knikkeren en de situatie is te ernstig om er onbezonnen mee om te gaan.

Deze maatregelen kunnen alleen maar als een motie van wantrouwen jegens de sociale partners worden gezien. Dit is geen meningsverschil meer, dit is oorlog in de polder. Het wordt ook geen kortstondige hete herfst, waarvan wij vanmiddag op het Plein het begin hebben kunnen zien. Nee, ik vrees dat het een loopgravenoorlog wordt. Van dit kabinetsbeleid zijn werknemers de dupe, maar ook werkgevers en de economie. Onder anderen MKB-voorzitter Hermans heeft afgelopen vrijdag het kabinet opgeroepen, de harde lijn los te laten omdat ook werkgevers daardoor in een lastige positie terechtkomen. Ik vraag de minister of hij hierop ingaat of dat hij nu ook de werkgevers de rug toekeert. Ik verneem ook graag van hem of hij verschil ziet tussen onderhandelen en dicteren. Eerst zei hij dat hij wilde praten met de sociale partners, maar nu wordt hun een dictaat opgelegd over eerdere toezeggingen. Onderhandelen is geven en nemen, maar dat doet de minister niet.

Hoe denkt de minister overigens uitvoering te kunnen geven aan zijn voornemens? In een cao in een patatfabriek is een loonstijging van 1,25% opgenomen. Zet de minister zijn ramkoers door of gaat hij met de betrokkenen in gesprek? En wat kunnen wij nog meer verwachten? Het uitkleden van de WW, het ontslagrecht, verhoging van de pensioenleeftijd? Intussen riskeert het kabinet ook nog een breuk met de gezamenlijke ouderenorganisaties, die er geen zin meer in hebben, op te draaien voor de bezuinigingen. Ik roep het kabinet daarom op, voor rust te zorgen, een time-out te nemen en het overleg vervolgens weer te hervatten.

In 1994 riep de toenmalige vakbondsbestuurder De Geus op tot actie tegen het kabinet. Hij zei toen over de toenmalige minister van Financiën Wim Kok "dat hij het grootste roofdier was dat ooit in Nederland heeft rondgelopen". Mijn vraag aan de minister van Sociale Zaken is, welke benaming hij voor zichzelf in gedachten heeft. Hoe noem je iemand die overleg inruilt voor een dictaat, rücksichtslos bezuinigt op de sociale zekerheid en de zwakkeren de dupe laat zijn?

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Het kabinet heeft met het laten stranden van de onderhandelingen over het prepensioen het poldermodel definitief tot geschiedenis verklaard. Het moet wel beseffen dat een samenleving bij een opeenstapeling van slecht nieuws maar een beperkt absorptievermogen heeft, zeker als de bevolking ondanks hard werken weinig positief nieuws ziet in de economische ontwikkelingen. Daardoor verbrokkelt het draagvlak voor de beslissingen. Het gevolg van het verloren gaan van het najaarsakkoord, de angst voor de toekomst en het afbrokkelen van de sociale zekerheid zou, zoals de bonden ons willen doen geloven, inderdaad weleens kunnen zijn dat wij een hete herfst tegemoet gaan. Als dat gebeurt, kan de schade aan de economie groter zijn dan de winst die het kabinet denkt te behalen met maatregelen rondom het prepensioen. Wij willen daarom de regering dringend verzoeken om nog eenmaal serieus het gesprek met de sociale partners aan te gaan en om dan geen halszaak te maken van het opting-out-principe. Het is beter een verplichte collectieve regeling met een iets latere ingangsdatum van het prepensioen te hebben dan het risico te lopen van acties die zeer schadelijk kunnen zijn voor de economie en het imago van een land met weinig sociale onrust. Dat imago zou men dan te grabbel gooien en daarmee het investeringsklimaat negatief beïnvloeden.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De opzegging van het najaarsakkoord door de vakbonden is terecht. De SP vindt dat de vakbeweging in oktober 2003 bij het tot stand komen van het najaarsakkoord al te diep door het stof is gegaan. De vakbeweging meende op voorhand door haar soepele opstelling er nog het een en ander te kunnen uitslepen met betrekking tot de VUT, het prepensioen, de levensloop, de WAO en de WW. Maar, voorzitter, dat viel bitter tegen. Het kabinet nam zelfs acht maatregelen die door de SER met betrekking tot de WAO werden voorgesteld niet over. VUT en prepensioen zijn door het akkoord van het kabinet met de werkgevers in feite afgeschaft, met name door de mogelijkheid om tussentijds uit te treden. De WW wordt ook nog verslechterd. De onbetrouwbaarheid straalt van dit kabinet.

Het kabinetsbeleid vergroot ook de maatschappelijke tegenstellingen. De vakbondsachterban was heel duidelijk over de voorgestelde akkoorden. Uit diverse enquêtes blijkt dat de bevolking achter de vakbeweging staat, niet alleen de ouderen, maar ook de meerderheid van de jongeren, zelfs de jongeren van het CNV die nog niet zolang geleden hier door de minister-president de trouwe volgers van zijn beleid werden genoemd, maar die dat daarna hevig ontkend hebben. Ook de ouderen staan niet achter het beleid van het kabinet, zoals mevrouw Bussemaker al zei. De gezamenlijke ouderenbonden zien het niet meer zitten en zij protesteren tegen de uitholling van de koopkracht als gevolg van de maatregelen van dit kabinet die eigen bijdragen met betrekking tot thuiszorg, medicijnen en ziekenfonds met zich brengen.

Voorzitter. De reactie van het kabinet op de opzegging van het najaarsakkoord neemt dictatoriale trekken aan. De schofferingen van de vakbeweging en de bevolking volgen elkaar op. De zweep, de knoet en de knots worden uit het arsenaal gehaald. In het werkgeversblad Forum staat vandaag minister Zalm met een levensgrote bijl op de rug afgedrukt.

Het gaat niet om niks. Het totale pakket aan fiscale maatregelen met betrekking tot VUT en prepensioen is ingetrokken. Geen levensloopregeling voor jongeren, behalve wanneer je in staat bent om 12% van je salaris opzij te leggen. Idiote sancties op afspraken over aanvulling van het loon bij ziekte in het tweede ziekte jaar en, als klap op de vuurpijl, is er het niet langer algemeen verbindend verklaren van cao's.

Het CDA is nog steeds voorstander van het Rijnlandse model, maar zijn minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat voorop in de sloop. Hij mist ieder contact met de sociale werkelijkheid. Bij het aantreden van dit kabinet noemde hij zichzelf graag de linkshalf die rechtse maatregelen zou tegenhouden. In die rol is hij totaal mislukt. Mooie, zalvende woorden over normen en waarden kunnen niet verhullen dat dit het meest liberale, rechtse en brutaalste kabinet van na de Tweede Wereldoorlog is.

Voorzitter. De SP-fractie kijkt uit naar de periode na het reces, naar de herfst die stormachtig belooft te worden, want de werknemers in dit land, de arbeidsongeschikten en de uitkeringstrekkers zullen duidelijk moeten maken dat deze maatregelen niet kunnen. Wij zullen hen daarbij van harte steunen.

De heer Weekers (VVD):

Krap negen maanden geleden werd een najaarsakkoord gesloten. Destijds werd dat in sommige kranten een historisch akkoord genoemd. Op de vraag of de VVD tevreden was, heb ik gezegd: dat valt nog te bezien, want het moet zich nog bewijzen. Nu, krap negen maanden verder, moeten wij constateren dat het nieuwe leven dat in het Rijnlandse overlegmodel was geblazen, een vroegtijdige dood is gestorven, jammer genoeg, zeg ik oprecht. Dat betekent dat de sociale dialoog via het Rijnlandse model niet heeft geleid tot overeenstemming, tot een pakket van maatregelen dat moeten leiden tot herstel van de economische groei, tot versterking van de concurrentiepositie van Nederland, tot vergroting van de arbeidsdeelname en het weer gezond krijgen van onze sociale welvaartsstaat. Dat betekent dat de regering en Staten-Generaal zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik heb er verleden jaar bij het debat over het najaarsakkoord al op gewezen dat dat scenario zich ook kon voordoen.

Ik constateer dat het kabinet onmiddellijk na het opzeggen van het sociaal akkoord door de Stichting van de arbeid maatregelen heeft aangekondigd en ook echt aan het werk is gegaan met maatregelen die moeten leiden tot loonmatiging, tot vergroting van de arbeidsparticipatie en tot terugdringing van arbeidsverzuim. Ik wil nu niet ingaan op de diverse maatregelen. Op onderdelen is het standpunt van de VVD natuurlijk al bekend, maar een aantal maatregelen komen na het reces middels wetgeving terug en dan zullen wij daar uitvoerig op ingaan. Wij kunnen er ook nog wel interessante gedachten naast leggen. De conclusie die wij nu moeten trekken is dat er andere verhoudingen zijn aangebroken tussen regering en sociale partners. In de richting van andere sprekers zeg ik dat dat met respect voor elkaars positie moet gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer de stofwolken een klein beetje zijn opgetrokken, dat zeker ook het geval zal zijn. Wij zullen echter op een andere manier met de sociale partners om moeten gaan, want zij zullen zich meer richten op de belangenbehartiging. Dat betekent wel dat regering en parlement meer dan tot nu toe het geval was eigen verantwoordelijkheid moeten nemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij weten allemaal dat het najaarsakkoord geploft is. De heer Weekers sprak over het Rijnlandse model. De fractie van GroenLinks ziet eigenlijk op dit moment het moerasmodel en ik moet u zeggen: dat is geen goed model. Wat doet het kabinet vervolgens? Die doet heel stoer en dreigt met niet meer AVV, het algemeen verbindend verklaren, en doet moeilijk over het tweede ziektewetjaar. Als je niet doet wat ik wil, dan gaat de zweep erover, lijkt minister De Geus te denken. Ik moet u zeggen, dat wij soms de indruk hebben dat wij hier te maken hebben met een minister met een kort lontje. Dat vinden wij niet goed.

Ik wil graag een citaat voorleggen aan de minister. Dat komt uit een blad en ik zal straks verklappen uit welk blad. Het citaat luidt: Probleem is echter dat het ondermijnen van de AVV naar verwachting contraproductief zal uitpakken: hogere looneisen, verziekte arbeidsverhoudingen en meer arbeidsonrust; niet echt iets waar de economie op zit te wachten. Dat klinkt als vakbondsretoriek, maar wie beweert dat eigenlijk? Dat doet het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelf. Samengevat, een ander citaat: Ofte wel schaf de AVV af en de kans is groot dat er helemaal niets gebeurt, behalve dat de relatie met de sociale partners danig verziekt is en het kind met het badwater is weggegooid. Nu denkt u wellicht dat dit een citaat is uit het laatste nummer van het GroenLinks-magazine, maar dit is een citaat uit het julinummer van Forum, het opinieblad van VNO/NCW. De illustratie is ook prachtig, namelijk minister Zalm met een botte bijl op zijn nek. Dat is ook niet echt iets waar je vrolijk van wordt. Ook de vertegenwoordigers van werknemers, FNV en CNV, toch oude vrienden van de minister, zijn niet blij met de voorstellen die de minister nu doet. Ik denk eigenlijk dat deze minister ook wel moet balen dat de polder niet meer achter dit deel van het kabinet staat. Hij strijdt nog een beetje voor de WW, maar er is een patstelling in het kabinet. Het lijkt mij dan ook dat hij nog wel wat hulp van die sociale partners kan gebruiken.

Dat minister Zalm geen plan heeft voor de sociale toekomst kan de fractie van GroenLinks nog wel begrijpen. Hij kijkt alleen maar naar het begrotingstekort. Maar minister De Geus, hoe zit het nu met u? U wilt toch niet de geschiedenis ingaan als de minister van onrust en rotzooi? U wilt toch niet de minister zijn van rancune en confrontatie en geen plan hebben voor een sociale toekomst? Het sociale klimaat staat op dit moment zwaar onder druk door het spierballengedrag, ook van u, minister De Geus, en van het kabinet. Zoekt u nu met heel Nederland ruzie, met de werkgevers, met de werknemers, met de oppositie en wellicht met uw eigen CDA? Zijn uw enige politieke vrienden nog minister Zalm en misschien de heer Weekers? Ik zie het helemaal voor me. Het is bijna reces. Zalm en De Geus gaan met z'n tweeën op vakantie. Zij zitten twee weken op een Franse camping een beetje met de zakjapanner te boekhouden in wat mij betreft een lekkend tentje. Ik hoop ook nog dat het dan slecht weer is. Ik zal minister De Geus het volgende advies geven. Hou op met dat rancuneuze gedrag. Doe niet zo asociaal. Laat u geen oor aannaaien door minister Zalm. Creëer geen sociale onrust, maar voer sociaal beleid. En een rondje praten lijkt mij altijd nog beter dan een rondje ruzie.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Het zou mooi geweest zijn als er een najaarsakkoord was geweest dat uitgevoerd kon worden, niet zozeer om de lieve vrede te bewaren maar omdat zo'n akkoord aanduidt dat alle partijen bij dat akkoord ook echt snappen dat drastische hervormingen in Nederland noodzakelijk zijn. Te lang al zijn lastige beslissingen in Nederland door de politiek vooruitgeschoven. Denk aan de PvdA met het WAO-dossier. Nooit konden er beslissingen genomen worden. Gelet op de vergrijzing, op de kosten van de gezondheidszorg, op de haperende economie, op de steeds groter wordende achterstand van Nederland, economisch gezien, bij andere economieën in de wereld is het echt dringend noodzakelijk dat deze minister en zijn collega's van Economische Zaken en Financiën verantwoordelijkheid nemen. Het algemeen belang gaat namelijk voor deelbelangen. De vakbonden maken zich sterk voor die deelbelangen. Ik vind het dan ook goed dat dit kabinet politiek leiderschap toont. Politiek leiderschap betekent dat het kabinet in dit geval nu de bonden zijn weggelopen, het akkoord hebben opgezegd, niet door blijft polderen. Dat heeft niets met onbetrouwbaarheid te maken. Dat heeft te maken met het nemen van beslissingen in het algemeen belang.

Ik was vanmiddag op het Plein. Daar waren politiebonden aan het demonstreren. Zij hadden gevraagd of de fractievoorzitters van de regeringspartijen het een en ander wilden komen zeggen. Het was een demonstratie tegen de prepensioen- en vut-plannen. Mij valt bij dit soort demonstraties op dat er nooit iets te horen is over solidariteit met komende generaties. Als je dan vraagt of men vindt dat belastinggeld, gemeenschapsgeld, blijvend besteed moet worden aan de vut-regeling, dan valt het gewoon stil. Mensen denken aan hun eigen belang. Nu heb ik de oppositie allemaal organisaties horen noemen die het absoluut niet eens zouden zijn met dit kabinet. Ik kan daar een heleboel andere tegenover zetten. Denk aan de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, denk aan de directeur van het Centraal Planbureau, denk aan de directeur van De Nederlandsche Bank. Al die mensen die er verstand van hebben, zeggen dat het nu noodzakelijk is om maatregelen te nemen en niet maar door te blijven gaan, zoals de oppositie doet, met verzoeken tot uitstel, vooruitschuiven, verzoeken tot een time out en verder met allerlei kretologieën als "ramkoers", "knoet", "knots", "bijl", "dictatoriaal", "machteloosheid". Het is allemaal kretologie. De fractie van D66 vindt dat het tijd is voor drastische hervormingen. Wij hebben lang genoeg gewacht. Ik roep deze minister op door te gaan met dit beleid.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Het is jammer dat wij vanavond met elkaar moeten delen dat niet alleen het Voorjaarsoverleg is mislukt, maar ook dat het najaarsakkoord is opgezegd. Dat is jammer. Het is een reeks van gemiste kansen. Nu kun je niet volhouden dat het kabinet niet zijn uiterste best heeft gedaan om bijvoorbeeld in het Voorjaarsoverleg over VUT en prepensioen een akkoord te bereiken. Het kabinet heeft drie keer een substantiële stap gezet in de richting van sociale partners, heeft twee keer de datum van advisering uitgesteld en heeft op 18 mei moeten vaststellen dat er geen eenheid was tussen sociale partners. Werkgevers en werknemers waren het niet met elkaar eens. Inmiddels, anderhalve maand later, moeten wij vaststellen dat het debat in en rond de polder is ontaard in een debat van hete koppen en koude harten. Wij luisteren niet meer naar elkaar, wij zoeken elkaar niet meer op, maar wij zijn allemaal bezig om ons eigen gelijk te halen. Vanavond blijkt dat weer. Wat dat betreft, neem ik mijn woorden aan de interruptiemicrofoon terug. Het is goed dat wij hier eens horen hoe elke fractie bezig is om haar eigen plaatje in te kleuren en aan te geven, met geweldige superlatieven, hoe slecht het kabinet of anderen het doen. Het is een debat van hete koppen en koude harten.

Voorzitter. Het is langzamerhand een gesprek geworden tussen doven. Het wordt zelfs hier in de Kamer een soort ordinaire schreeuwpartij, en dat terwijl het gaat om zulke belangrijke zaken. Het gaat om de toekomstige houdbaarheid van de sociale zekerheid, het gaat om de solidariteit tussen de generaties. Wij weten allemaal dat die solidariteit tussen de generaties een punt is waarop spanning komt te staan. Over vijftien jaar staan er naast elke tien werkenden zes mensen die een beroep willen doen op de AOW. En dat willen zij terecht. En wij weten allemaal dat wij gezonder ouder worden. Wij weten allemaal dat mensen ouder worden en dat zij dan een beroep willen kunnen doen op niet alleen de sociale zekerheid via een pensioen en de AOW, maar ook op een betaalbare, haalbare en bereikbare zorg. Dat is vandaag nog eens gebleken.

Ik wil in die zin pleiten voor een zegenrijke zomer. Ik hoop dat die een beetje zonnig is. Ik hoop ook dat de stilte van de sluiting van het parlement voor enige tijd en ook de stilte van het overleg kunnen leiden tot bezinning. Er moet immers een moment komen waarop je weer verder gaat. Nu zien wij dat werkgevers werknemersorganisaties de mantel uitvegen en eigenlijk het bestaansrecht betwisten. Wij zien dat vakbonden de keuze lijken te gaan maken om zichzelf nog kleiner te maken door niet meer deel te nemen aan de overlegeconomie, bijvoorbeeld door zich terug te trekken uit de SER. Daarmee vervalt de legitimatie onder een brede vakbeweging. Dat zou de CDA-fractie zeer betreuren.

Ik doe een beroep op werkgevers: recht uw rug, doe mee om oplossingen te vinden, wentel het niet zomaar af op anderen en ga niet aan de kant staan. Tegen vakbonden wil ik zeggen: denk na over de toekomst, wees niet alleen overtuigd van uw volstrekte eigen gelijk, maar kom na de zomer terug en kom weer aan de onderhandelingstafel, aan de gesprekstafel. Er zijn zoveel belangrijke thema's in dit land waarover gesproken moet worden. Tegen het kabinet wil ik zeggen: doe zorgvuldig de stappen voorwaarts die nodig zijn voor solidariteit, ook op termijn, en leg uit waarom dat wordt gedaan. De botte bijl herken ik absoluut niet. Daar is ook geen sprake van. Maar het is wel noodzakelijk dat iedereen in Nederland begrijpt wat wij doen, waarom wij het doen en in welk perspectief het kabinet, gesteund door de coalitiepartijen, bezig is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie heeft met vele anderen vorig jaar de totstandkoming van het najaarsakkoord verwelkomd. Het was een helder signaal dat de problematiek die er in de samenleving was, erkend werd, dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid daarvoor werd onderkend en dat samenwerking een weg zou zijn naar vele oplossingen. Het najaarsakkoord had enkele risicofactoren in zich. Daar hebben wij ook vorig najaar over gesproken. Immers, er zouden enkele thema's verder onderhandeld worden en dat zou kunnen lukken, maar dat zou natuurlijk ook nog een keer kunnen mislukken. De inspanningsverplichting was er, en de hoop dat het goed zou aflopen, was er ook. Ik hoor het minister-president Balkenende nog zeggen. Dat is anders uitgepakt. Wij hebben een Kamerdebat gevoerd over de VUT en de prepensioenregeling waarop het is afgeketst. Dat hoeven wij niet meer tegen het licht te houden. De opvatting van de SGP-fractie is dat de partijen die het akkoord sloten, de contractpartijen, elkaar niet kunnen gijzelen. Er komt een moment dat de verantwoordelijkheid die de regering onmiskenbaar heeft, moet worden genomen en dat het adagium geldt: regering regeer, het parlement zal u wel controleren. Dat is op zichzelf ook een fatsoenlijk equivalent voor dat polderen. Immers, wij pretenderen hier het volk te vertegenwoordigen. Er komen hier voorstellen. Wij hebben een inhoudelijk debat en wij zullen op enig moment ook gaan stemmen. Correcter kan het niet, maar ik erken dat het winst is bij dat proces als besluitvorming die hier wordt voorbereid ook breder in de samenleving wordt gedragen. Het is mij dus niet onverschillig hoe al die geledingen er tegenaan kijken.

Naast de thema's die al zijn genoemd (ontslagrecht, algemeen verbindendverklaring, Ziektewet) is er het thema loonmatiging. Het kan toch niet zo zijn, dat de loonmatiging die was voorzien en die zo wezenlijk is voor de verdere route, nu als streefbeeld ter discussie komt te staan. Dat zou ik een fors minpunt vinden voor verantwoordelijke mensen en partijen.

Met de bescheidenheid die mij past, wil ik het kabinet het advies geven om met wijsheid en bedaardheid verder te gaan en de sfeer voorbij te komen van: jullie hebben opgezegd en wij zullen jullie wel even terugpakken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Het ploffen van het najaarsakkoord betekent dan misschien wel niet het einde van het overlegmodel, maar wel ernstige schade aan de traditie van sociaal-economische pacificatie die wij sinds tenminste een halve eeuw hebben opgebouwd. Sommigen juichen dat toe, omdat zij het poldermodel zien als een soort voortmoddermodel en als verdoezeling van verantwoordelijkheden. Op zichzelf kun je in die redenering een eind meegaan, want waar beslissingen worden weggezet in adviescircuits en dergelijke kan dat leiden tot besluitenloosheid en ondoorzichtigheid. Maar, ten aanzien van het overleg met sociale partners (voorjaarsoverleg, najaarsakkoorden) heb ik het kabinet in de persoon van de minister-president bij gelegenheid van het debat over de regeringsverklaring en bij de algemene beschouwingen gewaarschuwd om de sociale partners niet continu in de gordijnen te jagen.

Beslistheid bij het kabinet is mooi, zeker beslistheid over langetermijndoelstellingen, maar eensgezindheid in het kabinet mag, zo heb ik toen ook gezegd, niet leiden tot een continue verdeeldheid in de samenleving. En dat is wel gebeurd. De organisaties van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, vanmiddag nog de politiebonden en nu de sociale partners, de een na de andere relevante gesprekspartner van het kabinet concludeert dat hij het niet meer ziet zitten met dit kabinet. En dat, zo zeg ik tegen het kabinet in de persoon van de minister hier aanwezig, zou u zich zwaar moeten aantrekken. Zeker wat betreft zaken die van cruciaal belang zijn voor het sociaal-economisch klimaat waarover wij hier spreken, is gezond overleg tussen overheid en sociale partners te belangrijk om schouderophalend aan het vastlopen ervan voorbij te gaan.

Natuurlijk, het kabinet moet op enig moment een eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen, maar de houding van het kabinet is er volgens mij van meet af aan een geweest van bravoure, zoals ik het indertijd heb genoemd, en van onderschatting van de betekenis van het overleg met sociale partners in sociaal-economische zaken. Dat heeft geleid tot een escalatie: geen najaarsakkoord, dan geen loonmatiging en dan zullen wij cao's niet algemeen verbindend verklaren etc. Het resultaat is boosheid, frustratie, conflictmodel, afwending door relevante spelers van het kabinet, en dus spanning in de polder. Hoezo, serieus proberen de kloof tussen politiek en samenleving te dichten? Er is schade toegebracht aan het sociaal-economisch klimaat en dat heeft het kabinet in belangrijke mate aan zichzelf te danken. Het kabinet zag zelfs niets in de motie die ik de vorige keer heb ingediend om de uitkomst van de raadpleging van de leden van de vakbeweging af te wachten.

De reactie van het kabinet op de ledenraadpleging van de vakorganisaties was: dan vallen wij terug op onze eigen voorstellen die wij indertijd hebben neergelegd. Intussen is er in het onderhandelingsproces natuurlijk wel al enigszins door het kabinet bewogen. Mijn vraag aan het kabinet is simpelweg wat dat betekent voor de ruimte voor het parlementaire debat. Is dat hiermee helemaal van de baan wat het kabinet betreft? Is dit ook het eindresultaat en hoeven wij niet meer te debatteren? Of is er nog ruimte voor het parlement om ook zijn invloed te hebben op het proces om dingen te bereiken?

Ik roep alle betrokkenen op, hun verantwoordelijkheid te verstaan en niet definitief het bijltje erbij neer te gooien. Ik doe in het bijzonder een klemmende oproep aan het kabinet om niet laconiek te doen over het huidige klimaat in de polder alsof er reden is voor opluchting over het vastlopen van het overleg. Dat wordt al gauw verstaan als een schoffering, als een teken van hoogmoed. Leiderschap is iets anders dan uitstralen dat het kabinet de samenleving niet nodig heeft om te regeren. Ik roep het kabinet op, te doen wat nodig is voor het herstel van de verhoudingen. Dat is namelijk ook in het belang van het kabinet!

Minister De Geus:

Voorzitter. De heer Rouvoet zei aan het einde van zijn betoog: doe wat nodig is. Toen dacht ik: nu komt wat nodig is voor het herstel van de economie en het perspectief voor mensen. Natuurlijk is het belangrijk om de vrede in het land te bewaren en samen te werken. Ik doe dan ook bepaald niet laconiek over hetgeen de heer Rouvoet aanduidt als "spanningen in de samenleving". Als echter het parlement voorstellen van het kabinet bediscussieert en vervolgens goedkeurt, is dat een zeer fatsoenlijk equivalent. Ik denk dat ook de heer Rouvoet zich daarbij thuis zal voelen. Hij signaleert terecht spanningen in de samenleving en ik denk dat dat bijkans onvermijdelijk is tegen de achtergrond van de noodzaak van hervormingen. In alle ons omringende landen worden soortgelijke voorstellen gedaan door de regeringen. In de meeste andere landen gaan die voorstellen minder ver dan in Nederland, maar toch zijn daar grotere spanningen. Zo heeft de sociaal-democratische regering van Duitsland het verbruid bij de vakbeweging.

De heer Van der Vlies zei terecht dat de regering regeert en dat de volksvertegenwoordiging controleert. Uiteraard ziet ook de regering de meerwaarde van een gezamenlijk project. De heer Van der Vlies roept op om de loonmatiging niet los te laten. Dat is inderdaad een zeer belangrijk punt. Wij hebben dan ook gezegd dat dat niet zal gebeuren voor zover het van ons afhangt. Dat betekent niet dat wij de contractvrijheid van partijen verstoren, maar wel dat wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen waar wij als werkgever aan zet zijn en waar wij geconfronteerd worden met de vraag of collectieve arbeidsovereenkomsten ook moeten gelden voor ongeorganiseerde partijen. Ik neem mij ten slotte het welgemeende advies van de heer Van der Vlies ter harte.

Mevrouw Verburg sprak over zorgvuldige stappen voorwaarts. Dat is inderdaad van belang, maar de zorgvuldigheid mag niet ten koste gaan van het tempo. Er is haast geboden. De tenuitvoerlegging van bepaalde maatregelen zal nog de nodige tijd kosten. Die maatregelen zullen zo concreet mogelijk moeten zijn en er zal het nodige maatwerk moeten worden geleverd.

Mevrouw Verburg vroeg terecht aandacht voor de communicatie. De voorstellen moeten goed worden uitgelegd. Nu lijkt het erop dat beelden regeren. Dat is niet alleen buiten de politiek maar soms ook binnen de politiek het geval. Wij zullen ons rekenschap moeten geven van het feit dat er een communicatieslag te maken is.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Als de minister het heeft over zorgvuldig stappen voorwaarts zetten, wil hij daarbij dan ook proberen om het vertrouwen terug te winnen van alle organisaties in de samenleving waarin die spanningen worden gesignaleerd? Het gaat inderdaad om de sociale partners, de chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Ziet hij het ook als een belangrijke stap voorwaarts om hun vertrouwen terug te winnen?

Minister De Geus:

Ik zie het in ieder geval als mijn verantwoordelijkheid en als de voortzetting van een goede traditie om met al die organisaties in gesprek te zijn – voor zover dit van mij afhangt. Ik herinner mij het goede laatste gesprek met de ouderenorganisaties, ik heb hun cri de coeur gehoord. Er zal een gesprek volgen. Natuurlijk betrek ik dit bij mijn verantwoordelijkheid voor inkomensbeleid etc. binnen het bredere kabinetsbeleid.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Net als andere organisaties hebben de ouderenorganisaties duidelijk gemaakt dat zij hun vertrouwen zo ongeveer helemaal kwijt zijn. Dus gaat u alleen met hen praten, of gaat u ook bekijken of u met een proces van geven en nemen tegemoet kunt komen aan de wensen van de samenleving, om zo de spanning te verminderen en gezamenlijk in Nederland een draagvlak te creëren voor verantwoorde veranderingen?

Minister De Geus:

Ik moet hier twee zaken scherp ontleden: de ambitie om draagvlak voor beleid te creëren in de samenleving is onveranderd; de noodzaak om het vertrouwen te genieten van belangenorganisaties is er niet. Voor de regering is er slechts de noodzaak om het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging te genieten.

De heer De Wit (SP):

U gebruikt het moderne woord "beelden". Dit doet me denken aan het aftreden van de staatssecretaris van Onderwijs: ook zo'n warrige discussie over beelden. U wilt dat we ervoor oppassen dat wij gaan praten in beelden die de discussie gaan beheersen. Dat zijn vreemde opmerkingen. Immers, waar praten we over met de maatregelen van dit kabinet? De WAO wordt om zeep geholpen, de korte WW wordt afgeschaft, VUT, prepensioen, levensloop. We praten niet in beelden, maar over effecten die dit kabinet op tafel legt van de werknemers en uitkeringstrekkers in dit land. Dat zijn geen beelden, dat is de barre realiteit, die mensen in problemen brengt. Daartegen maken nogal wat mensen bezwaar.

Minister De Geus:

Ik wil een beroep op u doen om concreet te praten over concrete maatregelen. U vraagt wat ik bedoel met discussies in beelden. Welnu, precies wat u nu doet. De WAO wordt niet om zeep geholpen; ik heb een pakket maatregelen voorgesteld dat de WAO juist duurzaam maakt. U roept het beeld op dat levensloopregelingen nauwelijks meer mogelijk zijn; mijnheer De Wit, de maatregelen zijn nog niet eens ingevoerd! Dat zijn nu de beelden die wij niet moeten hebben.

De heer De Wit (SP):

Nee, het kabinet is verantwoordelijk voor beelden. Het kabinet bracht afgelopen vrijdag alle onheil de wereld in met het persbericht van de ministerraad; daarin staat nogal wat. Er komt een brief van het kabinet. U laat de ene maatregel na de andere in de krant zetten, alsof ze al daadwerkelijk zijn ingevoerd; vandaar dat de opmerking terecht is of het parlement ook nog wat te zeggen heeft. Het kabinet brengt zelf het beeld in de samenleving dat bepaalde dingen al zijn besloten en dat de mensen er als gevolg daarvan op achteruitgaan. Dat is niet het beeld, we hebben het over de realiteit!

Minister De Geus:

In de berichten van het kabinet staat nauwkeurig welke zaken wanneer ingaan. Het beeld dat een levensloopregeling niet meer mogelijk zou zijn, is volstrekt onjuist. Wel is het waar dat de ene maatregel op de andere wordt gestapeld: we hebben immers te maken met een aantal noodzakelijke maatregelen in onderlinge samenhang. Daarbij hoort zorgvuldigheid, daarbij hoort dat we aangeven wanneer die maatregelen ingaan, zodat partijen zich terdege kunnen voorbereiden op de consequenties. Ik denk dat de communicatie, het uitleggen aan de samenleving, een belangrijke verantwoordelijkheid is voor ons allen. Daarbij is het zo dat wij soms tegenover elkaar staan, of het nu hier in de Kamer of in de samenleving is. Het feit dat dit vanuit die sensatie beelden worden vertekend, hoort bij de werkelijkheid van de hedendaagse mediademocratie. Wij zijn verantwoordelijk voor het uitleggen van de noodzaak, maar ook voor de inhoud en de ingangsdatum. Voor al die zaken zijn wij verantwoordelijk. Wie regeert, zal ook moeten communiceren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik kon eigenlijk mijn oren niet geloven. Misschien moet ik de minister de gelegenheid geven om zijn standpunt te nuanceren. Toen ik in eerste termijn sprak, dacht ik even dat ik te ongenuanceerd, te hard en te scherp was, toen ik zei dat u moest uitkijken en toen ik u waarschuwde voor een houding van: dit kabinet heeft de samenleving niet nodig om te kunnen regeren. U zei zojuist echter bijna letterlijk hetzelfde. U zei: wij hebben het vertouwen van de maatschappelijke organisaties niet nodig om te regeren, daarvoor volstaat een meerderheid in het parlement. Dat kunt u toch op die manier niet menen? Alsof het zo is dat, zolang er in dit huis 76 mensen zijn die uw beleid steunen, de onrust over en de weerstand en het verzet in de samenleving tegen uw beleid u onverschillig laten? Zegt u daar alstublieft iets meer over dan u zojuist hebt gedaan, want dit kan niet uw bedoeling zijn geweest, althans dat hoop ik.

Minister De Geus:

Laat ik u dan allereerst helpen door het selectieve citaat dat u zojuist aanhaalde, te vervolmaken door mijzelf nog eens compleet te citeren. Het ging om de vraag van mevrouw Bussemaker of het niet veel verstandiger zou zijn als ik niet ook het vertouwen van een hele rits organisaties zou terugwinnen. Ik heb toen aangegeven dat ik het als mijn taak zie om met al deze organisaties in goed contact en in goed overleg te zijn. Ik heb ook aangegeven dat ik het onverminderd als mijn ambitie zie om draagvlak voor het regeringsbeleid te verwerven. Daar hoort ook een zekere mate van vertrouwen bij, dat is absoluut waar. Op de vraag of de regering zou kunnen regeren op basis van het vertrouwen van deelbelangenorganisaties in plaats van het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging, moet ik antwoorden: het expliciete vertrouwensbeginsel is hier aan de orde en dat geldt de volksvertegenwoordiging. Dat is ongelooflijk van belang, omdat wij in een tijd leven waarin de regering niet met alle deelbelangenorganisaties in een verhouding verkeert waarin deze organisaties vertrouwen uitspreken in het kabinetsbeleid. Dat is de case.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat dit formeel staatsrechtelijk zo is, hoeft de minister mij niet uit te leggen. Mag ik hem op de man af vragen: wat zegt het hem nu dat allerlei relevante maatschappelijke spelers zeggen: wij hebben geen vertrouwen meer in het kabinet; wij kunnen niet meer met het kabinet praten en van ons hoeft het niet meer? In reactie daarop zegt de minister nu, met de volledigheid van het citaat dat hij zojuist zelf gaf: uiteindelijk, als het erop aankomt, hebben wij het vertrouwen van de samenleving ook niet nodig. Dat is toch precies het overheersende beeld van dit kabinet en dat zou u zich toch meer moeten aantrekken dan nu uit uw woorden blijkt: U zegt: het echte vertrouwen moet hier in de Kamer worden gegeven. Dat is waar, maar u trekt het zich toch wel meer aan dan u nu uitstraalt, hoop ik?

Minister De Geus:

Ik ben blij dat u mij in ieder geval gelijk geeft, ook wat betreft mijn uitleg van het vertrouwensbeginsel. Ik ben ook blij dat wij het eens zijn over het feit dat het kabinet de ambitie heeft om voor het regeringsbeleid draagvlak te verwerven in de samenleving. Ik vind het heel pijnlijk dat u mij in de schoenen wilt schuiven dat dit mij onverschillig laat. Het is absoluut niet zo. Waarom heeft het kabinet anders met de organisaties van werkgevers en werknemers maandenlang overlegd en handreiking op handreiking gedaan? Wij hebben het hier over een houding die expliciet zoekend is geweest naar draagvlak in de samenleving.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter...

De voorzitter:

Neen, het woord is aan mevrouw Van Gent.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Er wordt mij gezegd dat ik de minister iets in de schoenen wil schuiven. Ik vind dat vervelend en ik neem daar aanstoot aan. Ik zou willen dat wij die term niet gebruiken. Ik heb hem een vraag gesteld over de relatie tussen vertrouwen, draagvlak en het kabinetsbeleid. Ik probeer hem niets in de schoenen te schuiven. Ik zal geen reactie meer vragen, maar ik wil het gezegd hebben. Ik vind het niet prettig dat mij dit wordt aangewreven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb het idee dat er hier altijd woordspelletjes worden gespeeld. U hebt het over aandacht voor de communicatie en over uitlegkunde, in de trant van: als ik het maar voor de tiende keer uitleg, zullen het volk, de maatschappelijke organisaties, de sociale partners, de ouderenbonden, de chronisch zieken en gehandicapten en de mensen op bijstandsniveau het wel snappen. U kunt nu wel blijven communiceren, maar u zult ook wat moeten geven en u zult met iets moeten komen, want op dit moment is het helder dat het vertrouwen in de samenleving tot het vriespunt is gedaald, ook al hebt u het vertrouwen van 76 leden in de Kamer. Wat vindt u daar nu van?

Minister De Geus:

Ik denk dat het van groot belang is dat de regering doorgaat met het ingezette beleid dat noodzakelijk is. Wij hebben het hier dan ook niet over de noodzaak ervan. Ik heb al aangegeven dat het onverminderd de ambitie van de regering is om daar draagvlak voor te verwerven. U hebt in uw termijn ook aangegeven dat ik eens een rondje moest gaan praten. Dat is inderdaad van belang. Het praten gaat gewoon door. De communicatielijnen zijn open met alle organisaties, alleen het formele overleg met de Stichting van de arbeid is er niet meer, sinds het moment dat wij onze laatste ultieme compromissen hebben voorgesteld. Toen zei de FNV en daarmee ook de andere organisaties behoefte te hebben aan nader beraad. Nadien is men niet meer teruggekomen aan de overlegtafel. Het communiceren, het praten gaat gewoon door.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Begrijp ik de minister goed dat hij zegt dat de deur naar de overlegtafel en de onderhandelingstafel van de zijde van het kabinet niet dicht zit? Zegt hij dat het kabinet bereid is om dit najaar, maar graag na die zegenrijke zomer, over thema's zoals bijvoorbeeld een toekomstgericht arbeidsmarktbeleid met de sociale partners te praten en te kijken hoe wij dat in Nederland vorm kunnen geven? Versta ik de minister zo goed?

Minister De Geus:

U verstaat mij in die zin goed dat de regering inderdaad het overleg met de maatschappelijke organisaties over het te voeren beleid deel uitmaakt van de stijl waarop wij willen regeren. Dat neemt niet weg dat het pijnlijk is als anderen het overleg afbreken. Op uw vraag of de deur dus open staat, zeg ik: ja, de deur staat voortdurend open voor overleg, maar ik moet er ook bij zeggen dat gedane zaken geen keer nemen. Als besluiten op een gegeven moment genomen zijn, dan zijn die besluiten genomen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Daar kan geen misverstand over bestaan, maar het beeld moet niet zijn dat u zegt: ik ga nu over de maatschappelijke organisaties heen naar de burger toe. Natuurlijk kunt u naar de burger toe, natuurlijk bent u bezig om dat draagvlak te creëren, maar tegelijkertijd is het ook in uw belang en in het belang van vakbeweging en werkgevers, zich te realiseren dat de toekomst ook na een dergelijk conflict doorgaat.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik heb de vragen van mevrouw Van Gent over het rondje praten beantwoord. Zij heeft mij ook enkele welgemeende adviezen meegegeven, waarvoor dank. Zij heeft mij voorts expliciet gevraagd naar de algemeenverbindendverklaring. Daar had zij ook citaten bij. Misschien is het goed om hier te verhelderen dat het kabinet niet besloten heeft, de algemeenverbindendverklaring als instrument af te schaffen. Dat is ook niet de ambitie van het kabinet. Het is alleen zo, en dat hebben wij u ook geschreven, dat wij de loonstijgingen niet algemeen verbindend verklaren. Ik heb u geschreven onder welke condities dat beleid gestalte zal krijgen.

Van de kant van de VVD-fractie is het kabinet met name gevraagd om meer eigen verantwoordelijkheid te nemen. Het woord "meer" zou ik wat willen nuanceren. Er kan een moment komen dat een kabinet de eigen verantwoordelijkheid moet nemen. Wij doen dat altijd, ook in de verhouding met uw Kamer. Een dergelijk moment kan zich voordoen wanner er een overlegpad is uitgezet dat niet tot resultaat leidt, terwijl het belang van de zaak toch tot conclusies noopt. In die zin heeft het kabinet op verschillende punten de eigen verantwoordelijkheid genomen.

Voorzitter. Van de kant van de SP-fractie zijn mij geen expliciete vragen gesteld en voor zover er vragen aan de orde waren, zijn deze tijdens de interruptie goed naar voren gekomen. Van de zijde van de LPF-fractie is mij gevraagd of het niet verstandig zou zijn om nog één keer te spreken over de kwestie VUT/prepensioen, waarbij ook de voorwaarde van de opt-out wat minder rigide gesteld zou worden van de kant van het kabinet. Beter iets later met de VUT en dan collectief met prepensioen, dan zoveel vroeger en dan met een opt-out, is de opvatting van de LPF-fractie. Deze variant is serieus in bespreking geweest. Het is een interessante variant. Hij bleek echter volstrekt niet haalbaar voor de sociale partners. Er is op een gegeven moment in een handreiking van het kabinet gesproken over 63,5 en in een VNO-NCW-voorstel is 63 genoemd. De noodzaak om het getal 62 voor de komma te krijgen, was zo heftig voor de vakbeweging dat wij hebben gemeend om ons laatste compromisvoorstel daarop te moeten enten. Wij hebben ook gemeend dat de individuele keuzevrijheid die daarbij een rol speelt dan noodzakelijk zou zijn om zowel het voorstel financieel te dekken als ook om het met het oog op duurzaamheid te dekken. Ik kan mij de denkwijze dus voorstellen. De variant heeft een rol gespeeld in de discussie, maar bleek niet haalbaar.

Mevrouw Bussemaker vroeg of ik nog nader wil ingaan op de heer Hermans. Het antwoord daarop moet een helder "neen" zijn. De heer Hermans c.s. hebben zelf de gelegenheid gehad om in de Stichting van de arbeid tot een standpunt te komen. Dat is niet gelukt. Dat is jammer. Het kabinet gaat dan echter vervolgens niet in op de verschillende vragen van de verschillende partijen afzonderlijk. Dat is niet de weg die wij hebben gevolgd. Wij zijn overigens wel nadat het overleg was mislukt weer met de gehele Stichting van de arbeid om tafel gegaan. Mevrouw Bussemaker heeft ook gevraagd of ik wil praten of dicteren. Het antwoord daarop is dat ik graag praat en dat ik graag in overleg ben. Het spijt mij zeer dat na ons ultieme compromisvoorstel het gesprek met de vakbeweging in een formele zin is afgebroken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De minister heeft het in zijn betogen steeds over de vakbeweging. Ik constateer dat hij nu heel duidelijk zegt dat hij ook niet meer met de werkgevers om tafel wil gaan zitten. Loek Hermans, de voorzitter van MKB Nederland en vooraanstaand VVD-lid, zegt dat wat het kabinet nu doet zeer slecht is voor de economie. Het kabinet doet de lasten de deur uit en legt alles bij de sociale partners. De minister zegt nu tegen de sociale partners dat zij het maar uit moeten zoeken, maar dat hij niet meer met hen praat.

Minister De Geus:

Ik heb dergelijke wat heenzendende taal in de richting van de vakbeweging nooit gebruikt. Echt niet. In antwoord op de vraag of ik inga op hetgeen de heer Hermans heeft voorgesteld, heb ik gezegd dat ik dat niet doe. Ik doe dat niet omdat de Stichting van de arbeid nadat ons ultieme compromisvoorstel is gedaan zelf het overleg heeft afgebroken en heeft aangegeven dat het voor haar geen zin heeft om dat overleg te hervatten. Dat neemt niet weg dat wij met elk van de organisaties afzonderlijk nog wel in gesprek zijn. Wellicht gaan wij ook nog wel weer eens in gesprek met de Stichting van de arbeid over allerlei zaken. Op het terrein van de fiscale facilitering van VUT en prepensioen is het overleg tussen de regering en de Stichting van de arbeid echter afgesloten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De minister weet net zo goed als ik dat als dit vertrouwen niet op een of andere wijze enigszins wordt hersteld – het vertrouwen waar ik en ook de heer Rouvoet en mevrouw Verburg het over hebben gehad – hij op geen enkele manier meer afspraken kan maken met de werkgevers en de werknemers. Hij krijgt dan geen hete herfst, maar een lange loopgravenoorlog. Zelfs mevrouw Verburg vroeg de minister om na die zegenrijke zomer die zij noemde en die ik een time out noemde toch eens te kijken of het mogelijk is om zijn verantwoordelijkheid te nemen en om met de werkgevers en de werknemers alsnog om de tafel te gaan zitten.

Minister De Geus:

Ik kijk ook wat verder, na deze zomer. Wij hebben allemaal behoefte aan rust. De werkgevers en de werknemers hebben ook tegen hun achterban gezegd dat zij eerst naar de camping gaan en dat de andere zaken daarna komen. Dat is heldere Hollandse taal om aan te duiden dat het overleg soms ook een frisse impuls nodig heeft. Ik heb heel duidelijk gezegd – dat is echt een kabinetsstandpunt – dat het overleg over VUT en prepensioen en de fiscale facilitering daarvan met de Stichting van de arbeid is beëindigd en dat het niet zal worden heropend. Over allerlei zaken zullen wij in een bredere context en breder perspectief hopelijk met elkaar in gesprek blijven. Er is een discussie over de Lissabonstrategie, over de jeugdwerkloosheid, over de noodzaak van meer investeren in menselijk kapitaal en over flexibilisering van de arbeidsmarkt. Over al deze zaken zijn wij echt in gesprek. Er is een discussie over de omzetting van ID-banen. Dat is niet zo maar weg. Ik wil het beeld wegnemen dat wij niet meer met de sociale partners in gesprek zijn. Wat speelt is dat het gesprek over VUT en prepensioen en in het verlengde daarvan over loonmatiging niet tot het resultaat heeft geleid dat wij allen beoogden. Het kabinet moet daarom zijn verantwoordelijkheid nemen. Het heeft zijn conclusies getrokken op deze punten, zoals in een brief aan de Kamer meegedeeld. Het laat onverlet de ambitie van het kabinet om de goede traditie van het polderland met maatschappelijke organisaties en sociale partners in gesprek te zijn.

Mevrouw Bussemaker heeft terecht gevraagd hoe wij dit denken te bereiken, als het niet via de weg van een gezamenlijk project is. Ik kom ook terug op de vraag van de heer Van der Vlies. Wij hebben heel nauwkeurig beschreven in de brieven die wij successievelijk na de verschillende stappen, van 3 mei, 19 mei en 29 mei op de verschillende momenten van het overleg hebben geschreven wat onze conclusies waren. Wij hebben concrete maatregelen voorgesteld.

Voor sommige maatregelen zullen wij met de Kamer in overleg treden, omdat er wetsvoorstellen voor nodig zijn. Andere maatregelen zijn meer direct de verantwoordelijkheid van het kabinet. De Kamer is het controlerend parlement. Ik wijs er nog eens met nadruk op dat wij geen contractverbod hebben. Wij laten de cao-partijen de vrijheid om contracten af te sluiten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het controlerend parlement in mijn persoon zou nog graag een vraag stellen. Mevrouw Verburg had het over hete koppen en koude harten. Die zijn er natuurlijk, door de maatregelen over VUT, prepensioen, levensloop en fiscale maatregelen. Is de minister niet wat naïef door te zeggen dat hij nog steeds in gesprek is, terwijl hij een groot conflict heeft over die punten? Hoe gaat hij een koel hoofd en een warm hart krijgen met de sociale partners? Hij heeft gewoon ruzie over deze punten. Waar komt hij mee?

Minister De Geus:

Laat mij dan ook dat beeld nuanceren. Natuurlijk ben ik op informele manier met elke van de sociale partners in gesprek. Natuurlijk ben ik met alle maatschappelijke organisaties in gesprek. Dat het overleg niet is gelukt en daarmee formeel op dit moment over althans de genoemde punten niet gesproken wordt, laat onverlet dat de contactlijnen wel werken.

Mevrouw Bussemaker confronteerde mij met een citaat van mijzelf, waarin ik, jaren geleden, in mijn rol als belangenbehartiger de heer Kok het grootste roofdier heb genoemd. Ik loop er niet voor weg dat ik dat in die rol heb gezegd. Ik ga niet in op haar uitdaging om nu mijzelf te kwalificeren. Dat laat ik aan de heer Kok over. Laat ik het maar heel chique doen. Ik stel vast dat het rapport-Kok van vandaag een receptuur geeft die identiek is aan het kabinetsbeleid en ook overigens voor andere landen in Europa – ik wijs op Duitsland, Frankrijk en Engeland, dus ook landen met een sociaal-democratische regering – eenzelfde receptuur geeft. Ik hoop dat die receptuur van het rapport van haar belangrijke partijgenoot de leidraad zal zijn van waaruit mevrouw Bussemaker het kabinetsbeleid zal willen beoordelen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben blij dat de minister de heer Kok de complimenten geeft die deze verdient voor zijn rapport over werk, werk, werk in Europa. Hij wil de heer Kok de vraag laten beantwoorden hoe hij getypeerd moet worden. Ik heb natuurlijk ook nagedacht over die vraag. Ik moet het er maar op houden dat hij lijkt op een genetisch gemodificeerde combinatie van een dinosaurus en een tijger.

Minister De Geus:

Ik hoop dat mevrouw Bussemaker deze welsprekende woorden in een tekening omzet, want ik zie het nog niet voor mij. Het lijkt mij erg leuk voor mijn plakboek.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat wil ik graag doen, maar ik weet niet of het echt leuk is voor het plakboek van de minister. Zo leuk wordt die tekening niet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 22.01 uur tot 22.45 uur geschorst.

Naar boven