Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 91, pagina 5392-5429 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 91, pagina 5392-5429 |
Aan de orde is de voortzetting van:
het debat met de informateur over het Strategisch akkoord.
Hierbij zijn tevens aan de orde:
- de brief van de heer Donner d.d. 3 juli ten geleide van het Strategisch akkoord (28375, nr. 5);
- de brief van de heer Donner d.d. 3 juli ten geleide van de CPB-notitie over de economische gevolgen van het Strategisch akkoord (28375, nr. 6);
- de brief van de minister-president d.d. 3 juli (28375, nr. 7);
- de brief van de heer Donner d.d. 3 juli ten geleide van de lijst van relevante stukken (28375, nr. 8).
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Balkenende (CDA):
Voorzitter. Ik wil namens de CDA-fractie de nodige dingen zeggen over het akkoord dat is bereikt. Het lijkt mij het beste om eerst enkele algemene opmerkingen te maken naar aanleiding van hetgeen er is gebeurd sinds 15 mei en daarvoor. Daarna wil ik enkele duidingen geven van de opstelling van het CDA ten aanzien van het akkoord. Tot slot wil ik ingaan op opmerkingen die vanochtend zijn gemaakt. Ik ben er trouwens zeker van dat, als ik niet alle vragen beantwoord, de heren Zalm en Herben mij zullen aanvullen. Dus opletten!
De verkiezingen op 15 mei waren het sluitstuk van een wel heel bijzondere campagne. Politiek leefde weer in Nederland en waar je ook kwam, in een café, in een kantine, op een werkplek of op straat, overal ging het over politiek. Een en ander kreeg echter een dramatische ontknoping door de moord op Pim Fortuyn. Een nationale verbijstering maakte zich van ons land meester, want er gebeurde iets wat wij in Nederland niet kenden. Vervolgens ontstond er een sfeer – ik hoop dat die nooit meer terug zal komen – van dreiging en van beveiliging van politici. Er werden verwijten geuit die ongepast waren. In die tijd waren mensen en hun gezinnen ook bang. Het mag nooit zo zijn dat mensen in de politiek bang moeten zijn voor het uiten van hun opvattingen. Dat heeft zich de laatste tijd echter wel voorgedaan. Ik vind dat er een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de politiek is om te voorkomen dat die sfeer ooit nog ontstaat. Ik denk ook dat wij met elkaar moeten zorgen voor een klimaat waarin er stevig gedebatteerd kan worden en waarin polarisatie op standpunten mogelijk is. Dit moet echter altijd gebeuren in een sfeer van respect en begrip voor elkaars standpunten. Tijdens de campagne maakt wij ook het trieste overlijden van Ab Harrewijn mee. Ook dat gaf een kleur aan hetgeen wij toen hebben meegemaakt.
Toen kwam 15 mei. Er vond een politieke aardverschuiving plaats in Nederland. Er werd een duidelijk signaal gegeven door de kiezer. De een heeft daarbij geluk gehad en mag blij zijn, terwijl de ander pech heeft gehad en pijn moet lijden. Ik realiseer mij zeer wel dat het CDA door de verkiezingsuitslag een grote verantwoordelijkheid heeft gekregen. Tegelijkertijd was er echter wel een totaal ander klimaat ontstaan in Nederland. Ik heb op een congres van mijn partij ook gezegd dat het gaat om bescheidenheid, betrokken heid en betrouwbaarheid, ook nu het CDA deze verantwoordelijkheid heeft. Er is veel aan de hand in de Nederlandse samenleving. We moeten werken aan vertrouwen en ervoor zorgen dat mensen de politiek zien staan en ook hun eigen verantwoordelijkheden oppakken. Vaak wordt gekeken naar het probleemoplossend vermogen van de politiek, maar we moeten ook altijd oog hebben voor het probleemoplossend vermogen van de samenleving zelf. Juist nu het economisch minder gaat, zal het erom gaan dat wij met elkaar die moeilijke tijden door weten te komen.
De afgelopen maanden is nog iets anders naar voren gekomen, namelijk de vraag hoe wij met elkaar omgaan in de samenleving. Het valt mij op dat respect en verantwoordelijkheid nemen voor de ander onderwerpen zijn die mensen zeer bezighouden. Dit sluit een beetje aan bij de missie van onze fractie. Wij streven immers naar een betrokken samenleving waarin respect, naastenliefde en verantwoordelijkheid kunnen opbloeien. Mensen zijn onveiligheid zat. Mensen willen een samenleving met de menselijke maat. Mensen willen begrip voor hun problemen. Nu wij aan het begin staan van een nieuwe politieke periode met een coalitie met een andere politieke kleur, zien wij dat de sociaal-economische omstandigheden in hoog tempo veranderen. We lopen namelijk op tegen een economische groei die anders is dan die van de afgelopen jaren. De tijd van miljardenmeevallers is voorlopig voorbij. De inflatie is hoog, de werkloosheid neemt toe en we zien weer faillissementen van bedrijven, terwijl wij dat lange tijd niet hebben meegemaakt. Er is de noodzaak om mensen in te schakelen op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd, ook al gaat het moeilijk, zal gewerkt moeten worden aan afbouw van de staatsschuld. Minder geld voor uitgaven. Dat zal het perspectief zijn voor de komende jaren en wij zullen te maken krijgen met tegenvallers.
Ik denk dat de les van de afgelopen jaren ook kan zijn dat geld alleen niet altijd de oplossing biedt. Wij hebben vaak meegemaakt dat wij hebben gepleit voor geld en dat het niet leidde tot oplossingen. Het gaat ook om een andere benadering, anders en beter: zorgen dat je met bestaande budgetten meer kunt doen, meer werk maken van efficiency, creatieve ideeën laten opborrelen. Dat is van belang. Het zal op een manier moeten gebeuren waarbij mensen mee kunnen doen, zodat er geen tweedeling ontstaat. Er moet sprake zijn van een evenwichtig inkomensbeleid. Wij noemen dat gericht en rechtvaardig.
Met deze overwegingen zijn wij begonnen aan de onderhandelingen met LPF en VVD. Wij hebben toen wij begonnen met de onderhandelingen gekeken naar wat onze inzet is geweest in de campagne en ook tijdens die onderhandelingen zelf uiteraard. Als ik het heb over een samenleving met een menselijke maat, als het gaat om een veilige samenleving of als het gaat om waarden en normen in de samenleving, dan is daarmee al iets gezegd over onze inzet, onze prioriteit. In februari heb ik bij het congres van onze partij gezegd dat het ons gaat om vijf belangrijke dingen.
Ten eerste vergroting van de keuzevrijheid van mensen en maatschappelijke instellingen. Een stukje ontbureaucratisering, minder regels, meer vrijheid voor de samenleving. Ten tweede werken aan vernieuwing van het inkomensbeleid, met de aanpak van de armoedeval. Ten derde de zorg dat de overheid de essentiële overheidstaken goed kan waarmaken. Dan heb je het over het wegnemen van knelpunten in de infrastructuur. Dan heb je het over een veiliger samenleving. Dan heb je het over het bieden van kansen aan mensen die juist kansarm zijn. Ten vierde werk maken van het op orde brengen van de overheidsfinanciën, wegwerken van de staatsschuld in 20 à 25 jaar. Dat betekent ook de inzet om niet te werken met begrotingstekorten en een overschot te realiseren in het jaar 2006. Dan kom ik bij het vijfde punt. Vaak denken wij dat de politiek gaat over geld, regels of inzet van middelen, maar er is ook nog zoiets als een morele agenda. Hoe gaan mensen met elkaar in de samenleving om? Wat is nu eens de niet-materiële component in het beleid? Daarbij gaat het om kwaliteit van leven, omgang met elkaar, respect voor anderen.
Die vijf punten betreffen de zaken waar wij ons sterk voor hebben gemaakt. Die zaken zijn ook aan de orde geweest bij de totstandkoming van het akkoord. De CDA-fractie is met dat akkoord zeer tevreden. Het beantwoordt aan hetgeen wij naar voren hebben gebracht en wij vinden het alleszins verdedigbaar. Drie partijen die eensgezind waren in de analyse van de maatschappelijke vraagstukken en die ook een gezamenlijke wil hebben om de zaken aan te pakken. Duidelijk beleid en een beleid met daadkracht. Ook een akkoord over een andere manier van werken, openheid en dualisme. Dat alles in een sfeer waarin gewerkt wordt aan versterking van geloofwaardigheid van de politiek, waarin gewerkt wordt aan vertrouwen.
Dit alles gezegd hebbend, kom ik bij de zaken die vanochtend zijn gewisseld, bijvoorbeeld als het gaat om de politiek bestuurlijke vernieuwing. Het meest concrete aanknopingspunt is misschien wel dat A4'tje. Ik heb in februari gezegd dat het goed zou zijn wanneer de partijen die met elkaar aan de slag gaan, hun voornemens neerleggen in een A4'tje. Ik ben de informateur zeer erkentelijk dat hij een poging daartoe heeft ondernomen. Maar hij had dan een kleiner lettertype nodig. Je zou kunnen zeggen: het A4'tje is er gekomen, maar wel met een erg uitgebreide toelichting. Het had wat ons betreft misschien wat korter gemogen, maar daar gaat het nu even niet om.
Waarom zijn wij met dat idee gekomen? Wij wilden een bestuurlijke aanpak waarin wij niet meer de situatie kregen dat fractiespecialisten met elkaar tot op de komma nauwkeurig een dichtgespijkerd akkoord zouden maken, een akkoord op hoofdlijnen van de politieke leiders. Het is wat meer geworden, maar die intentie is er. Tevens vonden wij dat er over zo'n akkoord een debat met de Tweede Kamer zou moeten plaatsvinden, zodat de mogelijkheid bestaat, ook voor de oppositiepartijen, om te reageren op het document en tegelijkertijd iets mee te geven aan de nog te vormen regering. Ook die vernieuwing is gerealiseerd. Daarnaast ging het er ons ook om dat door deze methode van werken er ook een snellere methode van handelen kon worden gerealiseerd. Ook dat hebben wij bereikt. Kortom, wij zijn er nog niet, maar er zijn wel stappen gezet in de goede richting.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. De achtergronden van deze procedure zijn mij bekend. Ik ga natuurlijk niet lopen muggenziften over 1 of 2 A4'tjes, maar het zijn er een stuk of 45 geworden. Dat kunt u toch niet helemaal bedoeld hebben met een stuk dat fracties op hoofdlijnen maken en – nu komt het –: de te vormen regering zal vervolgens een regeerakkoord maken. Komt er nog een uitwerking van wat hier in 45 A4'tjes vrij gedetailleerd is geformuleerd?
De heer Balkenende (CDA):
Dat is nog maar de vraag. U noemt de 45 A4'tjes. Het gaat om een document van ongeveer 30 bladzijden, waaraan de bijlagen over de financiën toegevoegd zijn. Ik heb altijd gezegd dat je elkaar nodig hebt, als je met een A4'tje komt. Dit is eruit gekomen. Het is niet anders. Het is een eerste stap. Volgende keer misschien beter. Ik heb echter goed geluisterd vanochtend. Er zijn een paar belangrijke dingen gezegd, bijvoorbeeld dat sommige concrete doelen niet genoemd zijn in het stuk. Ik noem de opsporingspercentages, de precieze maatvoering ten aanzien van agenten, het plan van aanpak voor de wachtlijsten voor mensen met een levensbedreigende situatie, de precieze maatvoering ten aanzien van klassengrootte of het lerarentekort. Er is vanochtend van al deze onderwerpen gesignaleerd dat ze er niet in staan. Deze opmerking en de kritiek vanuit de Kamer markeren dat er een document is gekomen dat een aantal hoofdlijnen bevat. Het is aan het kabinet om die zaken verder te gaan uitvoeren.
Het tweede punt is dat een aantal zaken dat zich leent voor nader debat, niet is geregeld. Wat is het voordeel van deze methode van werken? Je markeert in dit debat dat bepaalde zaken niet zijn uitgesproken. Een kabinet dat straks gevormd zal gaan worden, weet hoe de zaken in de Kamer liggen. En er is ruimte voor politieke partijen. Dat is ook een consequentie. Kortom, ik vind dat er met deze methode van werken een stap wordt gezet die leidt tot een dualistische verhouding tussen regering en parlement en die het politieke debat zal stimuleren.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Kunt u mij dan uitleggen waarom het niet vergoeden van maagzuurremmers wel in het akkoord staat maar niet dat wachtlijsten voor levensbedreigende ziektes moeten worden afgeschaft? Is het eerste dan een hoofdlijn en het tweede een vergeten onderwerp van de drie onderhandelaars?
De heer Balkenende (CDA):
Mijnheer Rosenmöller, hier is over nagedacht. Ik zal u uitleggen wat de achtergrond ervan is. De onderhandelaars waren met elkaar van mening dat, als er straks een kabinet komt en je discussies krijgt over ombuigingen, helder dient te zijn hoe de politieke partijen denken over de ombuigingen en de maatvoering. Er is ten aanzien van de intensiveringen en de verdere uitwerkingen meer ruimte. Om die reden komt u tegen dat er vrij scherp is gemarkeerd hoe zal worden omgegaan met de ombuigingen, terwijl u bij de intensiveringen de term "enveloppen" tegenkomt. Met andere woorden, er is ruimte voor het kabinet tot nadere invulling. Dat is de financiële spelregel die is gehanteerd. Deze verklaart ook waarom het een wel en het ander niet direct in beeld is.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. We komen nog wel over de enveloppen te spreken.
Ik heb nog een vraag over de betekenis van dit akkoord, namelijk wat de opdracht is aan de toekomstige bewindslieden. Zijn zij aan het akkoord gehouden? Of is dit slechts een afspraak tussen fracties? Stel dat straks een minister van Sociale Zaken zegt dat hij de invulling met betrekking tot de WAO iets anders wil dan de drie fracties met elkaar hebben afgesproken, is die vrijheid dan aanwezig? Of is dit een hard pakket, een dictaat in politieke zin, voor de nog te benoemen bewindslieden?
De heer Balkenende (CDA):
De kern van de discussie is wat de staat van dit stuk is. Dit stuk is het document waarop de partijen die voornemens zijn met elkaar een regering te gaan vormen, zich verenigen. In die zin heeft het document een bindend karakter. Dat is logisch. Je maakt geen afspraken om vervolgens te zeggen dat je ze niet serieus neemt. Het is een stuk dat de drie partijen voor hun rekening nemen. Vervolgens wordt er een regering gevormd die als vertrekpunt neemt de afspraken die door de deelnemende partijen zijn gemaakt. In die zin is dat het vertrekpunt voor het kabinet. BalkenendeDat betekent dat het kabinet de niet-ingevulde zaken kan uitwerken en dat men bepaalde zaken zal moeten gaan invullen wat betreft financiën, uitwerking etc. Daar komt een beleidsprogramma van. Ik heb al eerder gezegd dat dit het akkoord is op hoofdlijnen en het kabinet zal komen met een beleidsprogramma waarin de zaken zijn uitgewerkt. Dat zal op Prinsjesdag worden meegestuurd. Daarover zal dan nog afzonderlijk gesproken kunnen worden met de kamercommissies. Die suggestie is door de heer De Graaf en anderen gedaan. Wij pakken die suggestie heel graag op. Het is mogelijk dat de nieuwe minister van Sociale Zaken met sociale partners spreekt. In dat geval is hetgeen is afgesproken, de afspraak tussen partijen, bindend voor het kabinet. Wanneer echter blijkt dat er aanleiding is om nader te debatteren, zal het kabinet dat voor zijn rekening nemen. Dat zal worden voorgelegd aan de fracties. In principe is wat hier is afgesproken richtinggevend, tenzij zich veranderingen voordoen die ertoe nopen om terug te gaan naar de politieke partijen. Zo werkt het dualisme. Er is een regering en een parlement. De regering heeft haar eigen verantwoordelijkheid te nemen, maar zij doet dat op basis van hetgeen tussen partijen is afgesproken.
Mevrouw Kant (SP):
Of dit al dan niet een gedetailleerd regeerakkoord is, daar kun je van mening over verschillen. Eén ding is echter bijzonder gedetailleerd en dat zijn de financiën. U zegt dat een en ander nader ingevuld kan worden en dat er met de Kamer over gediscussieerd kan worden, maar hoeveel centen er beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld zorg en onderwijs ligt voor de komende jaren al vast. Hoe moet dat dan nader ingevuld worden als vervolgens geen geld daarvoor beschikbaar is? Dat is bijzonder gedetailleerd vastgelegd.
De heer Balkenende (CDA):
U zegt: als er geen geld beschikbaar zou zijn, met andere woorden: als de situatie nog slechter zou zijn dan zij nu is. Dan geldt de regel dat het kabinet aanvullende maatregelen zal moeten nemen. Ten aanzien van de financiële kaders moet je tevoren weten wat je aan elkaar hebt. Zij zijn aangegeven in onderdeel 13, met een uitwerking in de financiële bijlage. Belangrijk is bijvoorbeeld dat wordt gesteld dat wij afkoersen op het voorkomen van een begrotingstekort. Wij koersen af op een begrotingsoverschot in het jaar 2001 van 1%. Die spelregels heb je nodig. Ik heb gezegd dat wij helderheid willen hebben ten aanzien van de ombuigingen en dat het kabinet aan de intensiveringen nader invulling kan geven. Dat zijn de spelregels.
Mevrouw Kant (SP):
Door die afgesproken spelregels is er dus geen geld beschikbaar om de komende jaren voldoende te investeren in de zorg en het onderwijs. Dat is gedetailleerd met elkaar afgesproken. Ik begrijp het CDA niet op dat punt. Ik citeer u tweemaal over investeren in de zorg. Op 23 april zei u tijdens een debat over de zorg: wij willen fors investeren. Op 6 mei, niet zo lang voor de verkiezingen, stelde u in het Rotterdams Dagblad dat het onverteerbaar is dat de LPF de komende twee jaar niet wil investeren in de zorg. U heeft nu in het regeerakkoord vastgelegd dat u het eerste jaar niet en het tweede jaar weinig extra wilt investeren in de zorg. Dat is vastgelegd, dus er is geen aanvullend beleid voor het wegwerken van de wachtlijsten.
De heer Balkenende (CDA):
De inzet om meer geld uit te trekken voor zorg zit erin. Wij praten nu over de maatvoering. Er is een autonome groei in de sfeer van de zorg. Er wordt een bedrag van 530 mln genoemd. U wijst nu op de jaren 2003 en 2004, dus de korte termijn. De heer Fortuyn zei destijds dat de eerste twee jaar geen extra geld beschikbaar zou worden gesteld, omdat hij de zaak wilde opschonen. In de huidige situatie zijn twee zaken scherp te onderscheiden ten opzichte van de verwachtingen van vorig jaar. De economische ontwikkeling is slechter. Wij hebben te maken met tegenvallers. Daarnaast blijkt uit de inventarisatie dat er nog een aantal lijken in de kast zijn, tegenvallers. Mevrouw Van Nieuwenhoven heeft terecht gezegd dat dit een tegenvaller genoemd kan worden, maar dat deze gelden nodig zijn om de aanpak van de wachtlijsten mogelijk te maken. Dat is de realiteit. Kortom, het financieel-economisch beeld is op basis van de meest recente inzichten nu wel wat anders dan vorig jaar. Daar komt nog bij dat wij een financiële notie hebben opgenomen. Wij weten allen dat er in de zorg meer geld in te verdienen is door minder bureaucratie, minder regels en efficiënter werken. Een spelregel is ook dat als instellingen in staat zijn om efficiënter te werken, zij daar ook de revenuen van moeten plukken. Langs die lijn moet worden geopereerd. Ik heb ook gezegd dat 2003 een moeilijk jaar wordt. Wij zullen samen door de zure appel heen moeten bijten.
Mevrouw Kant (SP):
Ik begrijp werkelijk niet hoe u in de verkiezingscampagne kunt zeggen dat er extra in de zorg geïnvesteerd moet worden, terwijl u dat nu niet doet. Hoe kunt u daarmee instemmen? U mag mij uitleggen op welke wijze de wachtlijsten de komende jaren weggewerkt moeten worden en wat er gedaan kan worden aan de werkdruk en de salarissen van de verpleegkundigen en de verzorgenden. Dat kan niet met dat geld, maar dat heeft u de kiezer wel beloofd.
De heer Balkenende (CDA):
Uw stelling dat er geen geld in de zorg bijkomt, betwist ik. Er is sprake van een toename. Ik heb de financiële regels aangegeven.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. Ik heb mij afgevraagd wat de tekst en wat de bijlage is. Ik krijg de indruk dat voor de heer Balkenende de tekst, de tekst is en de bijlage, de bijlage en dat voor de heer Zalm de bijlage de hoofdtekst is en de rest bijlage. Zo zal het waarschijnlijk zijn gegaan. Ik weet niet precies of de heer Herben zich daar ergens tussenin bevindt, maar dat laat ik maar buiten beschouwing.
Ik heb twee vragen aan de heer Balkenende. Waarom heeft hij in overleg met de informateur niet bevorderd dat dit debat kon plaatsvinden, voordat het regeerakkoord, of hoe je het ook noemt, definitief werd vastgesteld door de onderhandelaars? Dan zou er ruimte zijn gegeven, zodat het deel van de Kamer dat niet rechtstreeks bij de formatie betrokken was, hierover een oordeel kon geven. Dat oordeel kon vervolgens worden betrokken bij de definitieve vaststelling van het regeerakkoord.
Na dit debat komt er een debat over de regeringsverklaring. Ik wil niet vooruitlopen op de toekomstige hoedanigheid van de heer Balkenende, maar hij zal dit als onderhandelaar met mij eens zijn. Hij wil een regeerprogramma om dit regeerakkoord nader uit te werken. Wanneer mogen wij dat verwachten? Bij de regeringsverklaring of moeten wij er nog maanden op wachten en komt het eind september of later?
De heer Balkenende (CDA):
Er ligt nu een akkoord tussen de drie deelnemende partijen, maar de waarde van dit debat is dat de drie fractievoorzitters vanmiddag bij elkaar komen om de resultaten van dit debat te wegen. Dat is een belangrijk punt. Dat kan in principe nog leiden tot aanpassing van de tekst, als wij overtuigd zijn.
De heer De Graaf (D66):
Geldt dat ook voor de bijlagen?
De heer Balkenende (CDA):
Dat behoort tot de vragen die de heer Zalm maar eens moet beantwoorden, dan zullen wij kijken of het allemaal klopt. De afspraak is gemaakt dat de onderhandelaars vanmiddag bijeenkomen om het debat te evalueren. Bovendien gaat het verslag hiervan mee met de bevindingen van de heer Donner. Het belangrijke van dit debat is dat het deel uitmaakt van de informatieperiode. De status van dit debat is dat het kabinet dat straks wordt gevormd, zowel het document van de deelnemende partijen als de resultaten van dit debat kan meenemen in het beleidsprogramma en bij de opstelling van de regeringsverklaring.
Voor het debat over de regeringsverklaring geldt de staatsrechtelijke regel dat een nieuw aangetreden en beëdigd kabinet zich niet lang daarna behoort te presenteren aan het parlement. Tijdens het debat over de regeringsverklaring kan andermaal over deze zaken worden gesproken.
Een belangrijk punt is wanneer het beleidsprogramma klaar is. Het ziet ernaar uit dat het beleidsprogramma in de zomer door de bewindslieden wordt ontwikkeld. Dat stuk wordt meegenomen bij de stukken die worden toegezonden voor Prinsjesdag. Dat heeft als voordeel dat er een samenhang is tussen de plannen voor 2003 en het beleidsprogramma, dat een uitwerking vormt van het document waarover wij vandaag spreken.
Er is ook een brief uitgegaan over het verzoek om afzonderlijk met de bewindslieden van gedachten te wisselen over het beleidsprogramma. Dat zal vrij snel daarna kunnen.
De heer De Graaf (D66):
Het is nog wat onduidelijk, maar ik begrijp uit de opmerking dat de onderhandelaars dit debat in aanwezigheid van de informateur evalueren, dat zij ten principale bereid zijn om het akkoord aan te passen, als zij daar reden toe zien.
De heer Balkenende (CDA):
Die mogelijkheid bestaat formeel, doordat wij een gesprek hebben met de informateur.
De heer De Graaf (D66):
Anders gezegd, wat hier voorligt, is niet een definitief regeerakkoord.
De heer Balkenende (CDA):
Er ligt nu een akkoord waar de partijen "ja" tegen hebben gezegd. Vervolgens is er een debat met de Kamer. Vanmiddag wordt er definitief verslag opgemaakt. Op grond van alle discussies die wij hebben gehad, denk ik dat dit niet snel tot wijziging zal leiden, maar die mogelijkheid is er. Een belangrijk punt is dat de suggesties die vandaag worden gedaan, onderdeel uitmaken van de bevindingen van de informateur.
De heer De Graaf (D66):
Dat is mooi. Ik neem aan dat Hare Majesteit dat goed kan lezen. Zij kan dit debat ook via de televisie volgen. Daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag is of u echt bereid bent om te kijken of hier iets uitkomt wat leidt tot wijziging van het akkoord. Mijn tweede vraag is waar de regeringsverklaring naar uw oordeel over gaat, als deze niet gaat over de voornemens van het kabinet die pas bij Prinsjesdag komen.
De heer Balkenende (CDA):
Ik denk dat ik dan vooruit zou lopen op de verklaring die de nog te vormen regering dient op te stellen. Het zou best kunnen dat de klankkleur van de regeringsverklaring anders is dan wat wij vandaag behandelen. Ik wil niet op die zaken vooruitlopen. Ik heb gezegd dat de nieuwe regering zich volgens de regel aan het parlement moet presenteren. Zo hoort het ook volgens het staatsrecht. Dan is er ruimte om met elkaar van gedachten te wisselen. Zo is de regel. Op de inhoud van de verklaring kan ik uiteraard niet ingaan.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik wil nog even teruggrijpen op de status van het document dat voorligt en de mate van binding die ervan uitgaat. De heer Balkenende zei zojuist in een interruptiedebat met de heer Rosenmöller: als het kabinet aanleiding zou zien om op enig majeur punt tot een andere inzet te komen, moet teruggegaan worden naar de fracties. Ik vroeg mij toen af wat hij precies bedoelde. Sprak hij over de fracties van de coalitie die op dat punt een nieuw akkoord moeten bewerkstelligen of over alle fracties in dit huis? Dat laatste zou pas dualisme zijn. Het verschil moet dus duidelijk zijn.
De heer Balkenende (CDA):
Het is precies zoals ik in mijn antwoord aan de heer De Graaf heb gezegd: de onderhandelaars komen nog een keer bij elkaar om dit debat te wegen. Formeel zou ik de mogelijkheid hebben om tot een aanpassing te komen, maar na alles wat is gewisseld, acht ik die kans zeer klein. Het gaat om de formele status. Wij moeten ook niet meer suggereren dan aan de orde is.
De heer Van der Vlies (SGP):
Laten wij even een paar maanden verder gaan in de tijd. Ik geef toe dat dit een gedachtesprong is. Wij mogen aannemen dat er dan een kabinet is en dat dit akkoord er met de zojuist door u beschreven mate van binding ligt. Stel dat het naar aanleiding van zich wijzigende omstandigheden toch een slagje anders moet. Wat gebeurt er dan?
De heer Balkenende (CDA):
Het voorwoord van het document bevat een mooie passage waarin precies is aangegeven hoe de fracties zullen omgaan met het document. Het document bindt partijen en in de geest daarvan zal er politiek worden bedreven. Zo ligt het.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat zou dus moeten betekenen dat, indien zich een dergelijke omstandigheid voordoet, volgens het systeem van dualisme kan het kabinet gewoon met die boodschap naar de Kamer komen. Daar treft u ook uw verwante fracties aan en die kunnen daarover dan een oordeel vellen. Heb ik dat goed begrepen?
De heer Balkenende (CDA):
Indien zich volstrekt nieuwe omstandigheden zouden voordoen, kan het gebeuren dat je opnieuw moet kijken naar de afspraken die je hebt gemaakt. Dat zijn wel als-redeneringen. Wij, de drie partijen, willen juist helderheid bieden ten opzichte van elkaar door te zeggen: hier binden wij ons aan.
De heer Veling (ChristenUnie):
Nu wreekt zich de aard van dit debat. Het is de presentatie van een verslag van de informateur. Zoals het zich liet aanzien, wordt het nu een debat tussen woordvoerders van fracties. Het vervelende is dat Balkenende wel heel open wil zijn tegenover de Kamer, maar dat de coalitie bepaalde afspraken maakt. Vervolgens presenteert die coalitie zich in een regeringsverklaring. Pas dan is de Kamer in dat dualistische stelsel aan bod om het kabinet te vertellen dat het net een tikje anders moet. Als het kabinet tot een andere conclusie komt, is het naar mijn overtuiging de Kamer die aan bod is in een regulier overleg tussen regering en parlement en niet alleen verwante fracties. Wij hebben onszelf een beetje in deze positie gemanoeuvreerd. Balkenende kan formeel bevestigen: dit is het akkoord. Is dat eigenlijk niet meer dan een leeg gebaar?
De heer Balkenende (CDA):
De inzet van mijn eerdere voorstellen rond de formatie is geweest dat elementen als openheid en transparantie kunnen worden bevorderd. Dat is tijdens de rit gedaan door informatie te bieden over de gang van zaken. Wij hebben nu dit debat. Ik heb dat destijds gesuggereerd om het parlement de mogelijkheid te geven, nog voordat er een kabinet is, van gedachten te wisselen over hoe wordt aangekeken tegen de politieke keuze van de komende jaren. Wij hebben dat nooit eerder gedaan. Het debat dat wij vandaag houden, is nieuw. Het biedt de Kamer de mogelijkheid, een debat met zichzelf te houden over datgene waarmee een aantal partijen intensief bezig is geweest. Dat vind ik vernieuwing. Ik vind het winst, ook bij het verder uitwerken van voornemens door een nog te vormen kabinet.
De heer Veling (ChristenUnie):
Dan zou het u – al was het maar symbolisch – sieren als u na vanmiddag laat blijken dat u hebt geluisterd. Dat zou uit het conceptakkoord moeten blijken.
De heer Balkenende (CDA):
Mijnheer Veling, ik doe de hele dag niets anders dan heel goed luisteren.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Met die laatste opmerking van de heer Veling ben ik het volmondig eens. Na alles wat de heer Balkenende tot nu toe gezegd heeft, zou hij dat ook waar moeten maken.
De opbouw is: regeerakkoord, regeringsverklaring en straks de Miljoenennota. Wanneer gaat hij met de Kamer debatteren om na te gaan welke wijzigingen er nog kunnen plaatsvinden? Ik wil uw motto "anders en beter" graag onderstrepen als het om dualisme gaat. Dat zou betekenen dat u ons nu zou moeten laten weten of er nu torentjesoverleg of overleg met de Kamer plaatsvindt.
De heer Balkenende (CDA):
Ik ben blij met de vraag hoe wij met elkaar zullen omgaan. Dat is een kernvraag. Dat mag je ook van een oud-voorzitter van deze Kamer verwachten. De volgorde moet volstrekt helder zijn. Vandaag wordt het debat over het document gevoerd. Vervolgens is er de regeringsverklaring plus een debat. Verder zal er in de zomer door de bewindslieden worden gewerkt aan een beleidsprogramma en dat zal worden gevoegd bij de stukken voor Prinsjesdag. De Kamer heeft het verzoek gedaan dat de kamercommissies afzonderlijk met bewindslieden van gedachten kunnen wisselen over dat beleidsprogramma. Ik denk dat er twee mogelijkheden zijn: de commissievergaderingen, die snel plaatsvinden, worden samengevoegd of deze gesprekken worden zelfstandig georganiseerd. Ik denk dat er dan sprake is van een maximale openheid in de verhouding tussen de regering en het parlement, waarbij ook de posities volstrekt helder zijn.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De nog veel belangrijkere vraag luidt: wanneer kan er gewijzigd worden? Dualisme en openheid vragen om een mogelijkheid om dingen te wijzigen. Dingen moeten niet op voorhand afgebonden zijn. Ik denk daarbij vooral aan hetgeen voor u de bijlage is, maar voor mij en ook voor de heer Zalm toch wel een heel belangrijk punt.
De heer Balkenende (CDA):
Het formele besluitmoment is natuurlijk volstrekt helder, namelijk rondom Prinsjesdag, als het gaat om de algemene en politieke beschouwingen, de Miljoenennota, de Troonrede en het beleidsprogramma. Dan is er sprake van een uitwerking van de plannen van de nieuwe regeringscoalitie en is het moment gekomen om eventuele wijzigingen aan te brengen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
En vandaag dus niet?
De heer Balkenende (CDA):
Nee, wij spreken vandaag met elkaar over de informatie. Daarom is de informateur hierbij aanwezig. Wij praten over het document waarover drie partijen overeenstemming hebben bereikt.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Voorzitter. Dan heb ik de heer Balkenende helemaal verkeerd begrepen. Ik dacht dat hij net gezegd had dat hij pas aan het eind van deze dag met de andere onderhandelaars en de heer Donner het regeerakkoord zou vaststellen dat naar de Koningin wordt gestuurd. Ik heb derhalve begrepen dat er formeel een kans is dat daar wijzigingen op aangebracht worden.
De heer Balkenende (CDA):
Ik heb gezegd dat de drie onderhandelaars aan het eind van de middag bij elkaar komen om te evalueren hoe het debat is verlopen. Dat kan in principe nog leiden tot een aanpassing. Ik heb ook gezegd dat dit mij niet direct aannemelijk lijkt op grond van het feit dat er nu wekenlang over een document is gesproken. Zo liggen de verhoudingen. Ik wil niet suggereren dat er nu nog een eindeloze amenderingronde zou moeten plaatsvinden. Sterker nog, het debat van vandaag is dus geen debat met een regering over concrete beleidsprogramma's. Nee, het is een debat van de Kamer met zichzelf over de informatie en een document waarover drie partijen overeenstemming hebben bereikt. Dat is de status van dit debat.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat begrijp ik. Ik waardeer het dat wij dat debat vandaag voeren. Het is natuurlijk toch iets van vernieuwing. U zegt dat er zeer lang over onderhandeld is. Dat valt, in de tijd gezien, overigens wel mee. Die onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen drie partijen, en niet met alle andere partijen in de Kamer. Het debat met de andere partijen in de Kamer is vandaag. In het kader van een goede dualistische opstelling zou u op z'n minst tot het einde van dit debat formeel maar ook praktisch moeten zeggen dat wij u best eens op een beter idee zouden kunnen brengen.
De heer Balkenende (CDA):
Het is aardig dat u spreekt over dualisme. Vandaag is het dualisme helemaal niet aan de orde, omdat de regering hierbij niet aanwezig is. Het is een debat van de Kamer met zichzelf. Wij praten nu over een informatieprocedure en over een document en ik heb aangegeven wat er later vandaag nog zal gebeuren.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat schept in ieder geval helderheid.
De heer Teeven (LN):
Ik heb begrepen dat drie partijen hebben onderhandeld. Daarmee is één vraag van mij beantwoord. Ik ben nieuw in het parlement. Doen wij hier nu een ritueel dansje met elkaar en kan er eigenlijk niets meer worden gewijzigd in uw denkpatroon en dat van de andere coalitiepartners? Is dat vandaag het geval?
De heer Balkenende (CDA):
Een ritueel dansje was nadrukkelijk niet de inzet toen ik een paar maanden geleden het voorstel deed. Het gaat mij erom dat de Kamer gedurende de informatieperiode de mogelijkheid heeft om te debatteren over het proces tot dan toe. Het feit dat wij nu, nog voordat er sprake is van een regering, een regeringsverklaring en een beleidsprogramma, de mogelijkheid hebben om met elkaar te praten over het beleid van de komende jaren, onderstreept volgens mij alleen maar de waarde van het politieke debat, het feit dat de Kamer zichzelf serieus neemt en de intentie om over de inhoud te praten. Dat is de waarde van vandaag.
De heer Teeven (LN):
Betekent dat ook dat de coalitiepartners die denkpatronen, die gedachtewisseling, meenemen en daar niet alleen formeel over denken, maar ook kijken of er ook nog wijzigingen kunnen worden aangebracht in het akkoord?
De heer Balkenende (CDA):
De waarde van dit debat is tweeërlei. Het biedt een aanknopingspunt voor het finale gesprek met de informateur vandaag. Daarnaast, en dat is nog belangrijker, weet een regering straks hoe in deze Kamer over tal van beleidsonderwerpen wordt gedacht. Daarom gaan de bevindingen van nu ook mee naar het nieuwe kabinet.
Een belangrijk onderdeel van de plannen waarmee wij bezig zijn, is natuurlijk het sociaal beleid. Voor het CDA moet beleid altijd een combinatie zijn van sociaal, solide en waardevast. Het is nu van belang dat wij werken aan een samenleving waarin mensen tot hun recht kunnen komen, waarin zij in staat zijn om eigen problemen op te lossen en waarin menselijk talent wordt benut. Als wij het hebben over de WAO, een onderwerp dat veel aandacht vraagt, gaat het om de combinatie van opkomen voor degenen die zwak zijn en niet meer kunnen en tegelijkertijd maximaal werk maken van reïntegratie en participatie. Een deel van de ozb is een instrument dat functioneel is om te komen tot goede compensatie van de nominale premie, als die wordt ingevoerd. Dat heeft goed gewerkt in de berekeningen. Wat betreft asiel- en integratievraagstukken gaat het om het vinden van maatregelen die ertoe kunnen leiden dat mensen voluit kunnen participeren in deze samenleving. Bij het nieuwe levensloopbeleid gaat het erom dat mensen die keuzes kunnen maken die passen bij hun leefsituatie, hun wensen en hun verlangens. Als het gaat om de koopkrachtplaatjes, moeten wij vaststellen dat hetgeen nu bekend is aan gegevens van het Centraal planbureau een evenwichtig beeld oplevert. Ook die zaken zijn van belang als men kijkt naar akkoord dat nu is gesloten.
Ik heb het een en ander over de financiële ruimte gezegd. Wij moeten door de zure appel heen bijten. 2003 wordt in ieder geval een moeilijk jaar. Als men het heeft over keuzevrijheid en vrijheid van maatschappelijke instellingen, gaat het er ook om dat men de revenuen moet plukken daar waar efficiënter wordt gewerkt. Wij hebben te maken met tegenvallers. Tegenvallers omdat zaken minder gemakkelijk zijn gelopen dan wij hadden gedacht in het verleden. Dat kleurt de budgettaire ruimte op dit moment. Ik vind het van belang dat wij niet te snel grijpen naar instrumenten waarmee wij in feite de problemen voor ons uitschuiven. Als wij de overheidsfinanciën op orde willen krijgen, moeten wij financiële discipline aan de dag leggen. Dan moet worden gewerkt aan een begrotingsoverschot, want als zaken niet tijdig worden aangepakt komt men zichzelf later tegen. Ik geef wel toe dat de kleur van de financiën op dit moment totaal anders is dan die van de afgelopen jaren. Toen hadden wij het over aanwending van meevallers. Nu is het een stuk lastiger. Daar moeten wij helderheid in verschaffen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De ontwikkeling in minder gunstige zin is toch niet iets van de laatste zeven weken?
De heer Balkenende (CDA):
Ik heb zojuist gezegd ...
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
U hoeft niet steeds te herhalen wat u hebt gezegd. Ik stel juist de vraag omdat ik goed luister.
De heer Balkenende (CDA):
Ik heb al eerder gezegd, ook als financieel woordvoerder, dat wij tijden hebben meegemaakt dat de meevallers op het terrein van de sociale zekerheid konden worden benut voor het wegnemen van tekorten elders. Zolang de economie goed draait, heb je geen probleem, maar zodra de economie minder goed functioneert, zie je de tekorten. Daar lopen wij natuurlijk tegenop. Lange tijd heeft Nederland het goed gedaan, maar de concurrentiepositie van Nederland is nu ook stukken minder. Met andere woorden, wij zullen een gemeenschappelijke inspanning moeten verrichten om ervoor te zorgen dat de concurrentiekracht toeneemt, dat meer mensen aan de slag komen, dat meer wordt gedaan met bestaand geld en dat er evenwicht komt in het financieel beleid.
Wat de verhouding lastenverlichting-intensivering betreft, blijkt uit de berekeningen van het Centraal planbureau dat het feitelijk een kwestie van lastenneutraliteit is: er gaat wat bij en er wordt wat weggehaald. Kortom, middelen voor lastenverlichting zijn nauwelijks aanwezig. Het is een verschuiving. Ten aanzien van de intensivering moeten wij ombuigen en dan heb je op een aantal punten mogelijkheden. Dat moet allemaal gebeuren binnen een financieel solide kader. Als wij dat niet doen, bedriegen wij onszelf. Binnen die moeilijke toestanden moeten wij geld zien vrij te maken voor onderwijs, zorg en veiligheid. Het gaat erom of die balans in evenwicht is.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat vinden wij dus niet. De vraag is of u op een concreet punt daarvan wilt reageren. U maakt 0,5 mld vrij om dat kwartje van Kok terug te geven en zegt vervolgens dat u in 2003 geen geld hebt om te investeren in zorg en onderwijs en in 2004 maar een heel klein beetje. Ik kan mij nog levendig herinneren dat u in die debatten van voor 6 mei tegen Pim Fortuyn zei dat het een verschrompeling van de samenleving is als je de eerste twee jaar niet in de zorg investeert. Dat is precies wat u gaat doen en u verdedigt nu dan ook wat u zelf een verschrompeling van de samenleving noemde.
De heer Balkenende (CDA):
Toen wij die discussie voerden, hadden wij nog met heel andere financieel-economische gegevens te maken dan op dit moment. Ik voerde toen echter een meer principiële discussie met de heer Fortuyn, waarin ik stelde dat er geld bij moest komen en hij dat niet nodig vond. Ik was het daar dus niet mee eens.
Ik ben in eerdere debatten ook zelf ingegaan op het kwartje van Kok. Die debatten vonden echter plaats in de tijd dat de benzineprijs ƒ 2,80 bedroeg en wij te maken hadden met een geheel andere situatie bij de overheidsfinanciën. Ik heb nu te maken met een politieke groepering die sterk aan dit onderwerp hecht, een onderwerp dat bij velen leeft. Het behoort tot de politieke werkelijkheid dat je soms compromissen moet sluiten. Alle partijen moeten immers een onderwerp kunnen binnenhalen dat past bij datgene waarvoor men zich sterk heeft gemaakt. Ik loop voor deze politieke realiteit niet weg.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In de debatten van voor 6 mei heb ik uw woorden serieus genomen en dat betekent dat de keuzes van het kabinet, waarvan u ongetwijfeld deel uit zult maken, zullen leiden tot verschrompeling van de samenleving. U zei immers zelf dat dat zal gebeuren als je in de eerste twee jaar niet of nauwelijks investeert. U kunt dat niet wegpoetsen.
De heer Balkenende (CDA):
Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je kunt spreken over verschrompeling van de samenleving als diezelfde samenleving wordt geconfronteerd met een verslechterende economie en minder meevallers. Wij weten dat het niet gemakkelijk zal gaan in de nabije toekomst en dat dwingt ons om te zoeken naar creatieve oplossingen, zoals ontbureaucratisering en manieren om sneller te werken. Dat geldt ook voor onderwijs en politie. Het is overigens helemaal niet zo dat je problemen kunt oplossen door er alleen maar geld bij te doen. Wij moeten werken aan creatieve oplossingen, want dat is hard nodig. Ik zal mij daar maximaal voor inzetten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
U spreekt vandaag nog steeds in de hoedanigheid van fractievoorzitter van de CDA-fractie en in die hoedanigheid heeft u Paars juist bekritiseerd op het gebrek aan investeringen. Paars deed tenminste nog iets in die laatste twee jaar! Je zou bijna gaan terugverlangen naar die tijd als je uw verhaal hoort.
(Gelach en applaus)
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. Het is goed dat er af en toe gelachen kan worden, want ook in de politiek moet je soms je emoties de vrije loop laten. Zij zijn allemaal hard aan een reces toe. U hoort het.
De voorzitter:
Ik geloof dat uw punt wel duidelijk is.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voor Paars wel, maar voor de heer Balkenende niet. Dat is het probleem!
De heer Balkenende (CDA):
Je moet er in de politiek altijd voor uitkijken dat je appels en peren vergelijkt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat klopt. U heeft helemaal gelijk!
De heer Balkenende (CDA):
Als je beleid opstelt in een periode dat de economie voortdurend goed draait en je te maken hebt met miljardenmeevallers, kan en moet je heel andere keuzes maken dan in de huidige moeilijke economische situatie. Je moet ook hier geen appels met peren vergelijken.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In uw programma wordt 2,3 mld euro vrijgemaakt voor verlaging van de ozb, 0,5 mld euro voor het teruggeven van het kwartje van Kok en 0,25 mld euro voor huiseigenaren, maar u heeft geen geld voor investeringen in de zorg, het wegwerken van de wachtlijsten, het verlagen van de werkdruk in onderwijs en zorg en het aannemen van personeel. Dat zijn echter juist wel de onderwerpen waaraan u in de afgelopen jaren zoveel aandacht heeft besteed. Dit waren de kernpunten van uw kritiek op Paars.
De heer Balkenende (CDA):
Ik betwist deze beeldvorming. Je moet een onderscheid maken tussen de inkomstenkant en de uitgavenkant. Wij hebben allemaal te maken met een economische ontwikkeling die ons werk een stuk lastiger maakt. Binnen die kaders hebben wij prioriteit gegeven aan onderwijs, zorg en veiligheid. Er moet efficiënter gewerkt.
Wij kunnen natuurlijk losser omgaan met het begrotingstekort. Als wij een begrotingstekort zouden introduceren, zouden wij zaken echter naar de toekomst doorschuiven. In tijden van crisis weet je natuurlijk nooit hoe zaken lopen, maar als je te gemakkelijk besluit om de financiële discipline te laten varen, weet je nu al dat wij elkaar later tegenkomen. Ik vind het erg jammer dat wij na al die goede jaren nu al weer deze discussie moeten voeren. Dat geeft aan hoe broos het financieel-economisch beeld is. Binnen deze context moet je werken aan verantwoord beleid. De drie partijen hebben een heel goede poging gedaan om ondanks de moeilijke economische omstandigheden een verantwoord en sociaal beleid op te stellen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik verlang niet terug naar Paars, dat heeft een grote maatschappelijke schuld nagelaten. Wij hadden nu zo graag gewild dat het nieuwe kabinet die maatschappelijke schuld op het gebied van zorg en onderwijs had ingelost, maar dat zal helaas niet gebeuren. De heer Balkenende sprak eerder in zijn betoog over "sociaal" dat een van zijn uitgangspunten voor de onderhandelingen was. Vindt hij de maatregelen die nu voor de WAO voorliggen, sociaal?
De heer Balkenende (CDA):
Ja.
Mevrouw Kant (SP):
U hebt mij horen zeggen dat ik ze asociaal vind. Een belangrijk deel van de toekomstige arbeidsongeschikten waarvan het niet bekend is dat ze niet geheel of langer dan vijf jaar arbeidsongeschikt zullen zijn komt snel op een bijstandsniveau. En u vindt dat sociaal?
De heer Balkenende (CDA):
Wij moeten werken aan een stelsel van de WAO waarin degenen die geen mogelijkheden meer hebben erop vooruit gaan. Dat perspectief wordt in de voorstellen geboden. Degenen die kansen hebben moeten maximaal worden ondersteund om die kansen te benutten. Ervoor zorgen dat mensen kunnen integreren, dát is sociaal. Wij hebben een discussie gehad over een referte-eis, maar die wilden wij niet in het akkoord. Heel nadrukkelijk heb ik willen kiezen voor een model dat aansloot bij de gevoelens van werkgevers en werknemers. Wij geven geen blanco cheque en wij nemen niet blind eisen over. Er moeten toetsmomenten komen. Het feit dat gekozen is voor een model dat perspectief biedt en mensen kansen wil bieden vind ik in de aard sociaal.
De voorzitter:
De laatste korte vraag en geen betoog meer.
Mevrouw Kant (SP):
Volgens mij is dit weer die CDA-taal. De heer Balkenende spreekt over het bieden van kansen. Als mensen echter die kansen niet krijgen, omdat bijvoorbeeld werkgevers WAO'ers of ex-WAO'ers niet in dienst willen nemen, vindt hij het blijkbaar sociaal als mensen dan naar het bijstandsniveau terugvallen.
De heer Balkenende (CDA):
Ik vraag mij af of mevrouw Kant de tekst goed gelezen heeft. Wanneer werkgevers zich er onvoldoende voor inzetten dat mensen aan de slag blijven, dan hebben ze later een probleem. Daar wordt een bepaalde boete voor vastgesteld. Er zijn prikkels voor werkgevers en werknemers om goed met de WAO om te gaan. Wij zullen in dit land ervoor moeten zorgen dat degenen die echt arbeidsongeschikt zijn en aan het criterium voldoen beter worden behandeld. Tegelijkertijd worden werkgevers en werknemers maximaal ingezet bij participatie. Dat is de inzet en dat is in zijn aard zeer sociaal en te verdedigen.
Er zijn vragen gesteld over de veiligheid. Mevrouw Van Nieuwenhoven sprak terecht over de preventie. Men zal bijvoorbeeld het woord "opvoedingsondersteuning" tegenkomen. In het onderwijs kunnen de elementen maatschappelijke oriëntatie en levensbeschouwing bijdragen aan de vraag hoe men met elkaar dient om te gaan en wat normen en waarden in de samenleving zijn. Het is niet alleen repressie, het is ook nadrukkelijk preventie.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De heer Balkenende herinnert zich dan ook dat ik gezegd heb dat de voorschoolse opvang hierbij een belangrijke rol speelt, maar dat wordt niet genoemd. Voor integratie kom je dan in de wijken terecht met de mogelijkheid van brede scholen zodat ouders en kinderen bij de integratie betrokken kunnen worden. Dat punt mis ik in de opsomming.
De heer Balkenende (CDA):
Hiervoor geldt de opmerking die ik eerder maakte dat dit document niet alles heeft willen regelen. Het lijkt mij goed dat dit punt meegaat in de richting van het kabinet.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Wij helpen u om bij de belangrijke dingen nog eens de puntjes op de i te zetten.
De heer Balkenende (CDA):
Daarvoor zeer veel dank.
Wij hebben met betrekking tot de agenten gekozen voor een formule over de opleidingscapaciteit. Wanneer die maximaal wordt benut zijn er mogelijkheden voor doorstroming. Voor bijvoorbeeld mensen die stadswacht zijn moet het mogelijk zijn dat zij in de politieorganisatie worden opgenomen, maar dat kan betekenen dat er lagere rangen ontstaan omdat anders de inschaling te hoog wordt.
Met betrekking tot het onderwijs herhaal ik het signaal dat wij willen dat scholen meer vrijheid krijgen, minder regelzucht, meer mogelijkheden om zelf een keuze te maken. In die zin wordt benadrukt dat het studiehuis ook een stukje vrijheid van de eigen school betekent. Bij klassengrootte wordt aangegeven dat niet alles moet worden dichtgespijkerd: biedt wat meer ruimte. Probeer de notacultuur en de administratieve verplichtingen te doorbreken. Dit alles hoort bij het aantrekkelijker maken van het vak van leraar. Ook het functioneren van het onderwijs kan daardoor worden bevorderd.
De heer De Graaf (D66):
Ik hoorde de heer Balkenende zeggen dat hij de opleidingscapaciteit maximaal wil houden. Dat is mooi; je kunt die scholen voor de politie openhouden en je kunt dan de docenten in dienst houden. Het heeft echter alleen zin, als je die scholen ook vult. Wil je dat doen, dan heb je – dat heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gisteren in het debat nog eens duidelijk gemaakt – 450 mln op jaarbasis nodig. Dat staat echter niet in het nu bereikte regeerakkoord. Het is dan één van tweeën: ofwel u bent bereid om die scholen wel open te houden, waarbij de agenten er maar voor een klein beetje heen gaan, ofwel u bent bereid veel meer geld uit te trekken voor de extra agenten.
De heer Balkenende (CDA):
Het is een heel belangrijk punt. De opleidingscapaciteit speelt met name in het jaar 2003. Dat punt heb ik ook voor mijzelf nadrukkelijk genoteerd; het kabinet zal op dat punt inderdaad nog een invulling moeten geven.
De heer De Graaf (D66):
Een invulling – nu kijk ik weer even naar de heer Zalm – betekent dat u aanmerkelijk meer geld moet vrijmaken, al in 2003, voor extra agenten. Dat staat echter niet in de bijlagen. U zegt dus eigenlijk nu al dat het kabinet een wijziging op het regeerakkoord gaat aanbrengen in financiële zin.
De heer Balkenende (CDA):
Ik heb met de specialisten erover gesproken. Wij gaan kijken naar dit vraagstuk betreffende de opleidingscapaciteit. Immers, je komt jezelf tegen als je de zaak niet zou benutten. Daar gaan wij verder mee aan de slag.
De heer De Graaf (D66):
U bent uzelf al tegengekomen, zo merk ik.
De heer Teeven (LN):
Is de heer Balkenende ervan op de hoogte dat het uitnutten van die beschikbare politiecapaciteit 159 mln extra gaat kosten in 2003?
De heer Balkenende (CDA):
Wij komen nu in een mate van detailvoering waarvan ik denk dat dit eigenlijk te ver voert voor dit debat, waarbij het immers gaat om de hoofdlijnen. Het punt van de heer De Graaf is reëel, als het gaat om de vraag hoe het met de capaciteit zit. Ik heb ook aangegeven langs welke lijnen wij denken daaraan tegemoet te komen.
De heer Teeven (LN):
Ik had het in eerste termijn al aan de orde gesteld. Het onderwerp hoort tot de eerste woorden waar het regeerakkoord mee begint. Ik zou mij derhalve kunnen voorstellen dat je als eerste verantwoordelijke van het nieuwe kabinet daar goed naar kijkt, ook naar de financiële consequenties.
De heer Balkenende (CDA):
Oké.
Voorzitter. In de sfeer van het onderwijs is nog gesproken over het collegegeld. Het is goed om te markeren dat er niet een soort algemene beleidslijn is dat het collegegeld wordt gedifferentieerd – verre van dat. De strekking van de opmerking is dat daar waar sprake is van een bijzondere opleiding met een evident erkende meerwaarde – het woord "erkend" betekent dat het zal moeten worden vastgesteld – eraan kan worden gedacht. Het uitgangspunt is dat je één collegegeldhoogte hebt.
Mevrouw Kant (SP):
Dat doet aan het principe niets af, want de opleidingen die deze erkende meerwaarde hebben, worden dan minder toegankelijk voor mensen die dat hogere collegegeld niet kunnen betalen. Het principiële van mijn vraag is hoe het CDA kan instemmen met een differentiatie in collegegelden in de toekomst die leidt tot tweedeling. Dat punt blijft staan en daar verkrijg ik graag een reactie op.
De heer Balkenende (CDA):
Laat ik het toelichten aan de hand van bijvoorbeeld topmasteropleidingen: in die omstandigheden, zo heb ik daarstraks ook gezegd, zou je eraan kunnen denken. Wij willen echter bekijken onder welke voorwaarden dat gebeurt. Uw suggestie was dat dé collegegelden worden gedifferentieerd en dat is nadrukkelijk niet aan de orde.
Mevrouw Kant (SP):
Het is toch wel heel opmerkelijk dat de heer Balkenende uitgerekend de topmasteropleidingen noemt. Ik verwijs naar een amendement van zijn fractiegenoot de heer Eurlings, die toch heel voorziend was; daarbij wordt namelijk aangegeven dat je juist dáár met dat soort differentiatie moet uitkijken. Het amendement gaat erom dat het gedifferentieerde collegegeld bij masteropleidingen moet vervallen. Juist de CDA-fractie heeft bij een wetsvoorstel in deze Kamer de differentiatie, meer betalen voor bepaalde opleidingen, tegengehouden. En nu stemt de heer Balkenende ermee in?
De heer Balkenende (CDA):
Als het gaat om het vormen van een coalitie waarin de VVD – het geldt met name voor de VVD – een pleidooi voert voor differentiatie van collegegelden, dan wil ik nadrukkelijk de vraag aan de orde stellen: wat is de algemene norm en waar zit op een gegeven moment de mogelijkheid? De formule is nu zodanig gekozen dat wat ons betreft de mogelijkheid daarin zit zoals het nu in het akkoord is neergelegd. Dat is een handreiking die je op een gegeven moment doet en zo gaat dat als je wilt samenwerken; dan kijk je wat een goede oplossing is. Wij hebben elkaar gevonden op deze formule; daar sta ik ook achter. Het is een uitzonderingsbepaling en die vind ik verdedigbaar in het kader van het akkoord dat nu is gesloten.
De voorzitter:
Mevrouw Kant heeft haar vragen op dit punt gesteld en antwoorden gekregen. Ik stop nu deze gedachtewisseling.
De heer Balkenende zet zijn betoog voort.
De heer Balkenende (CDA):
Voorzitter. Er zijn ook vragen gesteld op het internationale vlak. Ik wil graag markeren dat ontwikkelingssamenwerking, de 0,8%, van groot belang is. Ik denk dat juist nu de economie tegenzit, het van belang is dat je ondanks de moeilijke omstandigheden nadrukkelijk de internationale solidariteit naar voren brengt. Het hangt ook samen met de geloofwaardigheid van het beleid. Een geloofwaardig beleid in de sfeer van de ontwikkelingssamenwerking is nodig, ook in relatie tot een geloofwaardig asielbeleid. Ik denk dat daar een samenhang tussen bestaat. Het is goed om dat nog eens te onderlijnen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Aan die passage zou afbreuk worden gedaan als er geen minister voor Ontwikkelingssamenwerking zou komen in een toekomstig kabinet. Bent u het daarmee eens, mijnheer Balkenende?
De heer Balkenende (CDA):
U weet dat de formatie nog niet begonnen is, dus laat staan de discussie over de verschillende posten. Ik constateer wel dat er in Europa sprake is van een zekere verschuiving. Daar zullen de ministers van Buitenlandse Zaken belast worden met het ontwikkelingsdossier. U weet ook dat wij altijd grote warmte hebben gehad voor de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik heb echter liever een staatssecretaris – die zich minister noemt in het buitenland – die een budget van 0,8% te besteden heeft dan een minister die met een lager budget toe moet. Voor de rest loop ik niet vooruit op het debat dat nog moet plaatsvinden in het kader van de formatie. Dat is immers nog geen gelopen race, zoals u weet.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Die 0,8% is er al. Wij hebben liever een minister ...
De voorzitter:
Dit is echt dezelfde vraag als zo-even.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het is gewoon een debat, voorzitter.
De voorzitter:
Tot nu toe komt u niet tekort, lijkt mij zo. Formuleert u uw vraag.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Is de heer Balkenende het met mij eens dat het het beste is als met dat budget een minister past op diezelfde warmte die komende dagen nog steeds te bespeuren zal zijn bij de CDA-fractie?
De heer Balkenende (CDA):
Ik heb u aangegeven, hoe de procedure in elkaar zit. Men kan niet altijd alles hebben in het leven, er moeten soms keuzes gemaakt worden. Dat geldt ook voor het hele beleid.
Ik kom tot een afronding. Er is de komende tijd veel te doen. Vandaag hebben wij dit debat en ik heb, ondanks de kritische noten, ook gehoord op welke punten de verschillende fracties het wel eens waren. Ook dat mag op een dag als vandaag worden gemarkeerd. Een constructieve houding tussen regerings- en oppositiepartijen is van groot belang, zeker in deze tijden. Ik heb gemerkt dat er tussen de drie partijen sprake was van overeenstemming. Er zijn pittige gesprekken gevoerd maar wel in een sfeer van constructief bezig zijn. Vanuit die houding kan ook de komende jaren worden gewerkt aan vertrouwenwekkend beleid. Niets gaat vanzelf, het zijn andere tijden om te regeren maar het zal een beleid moeten zijn dat steeds sociaal, solide en waardevast is. De CDA-fractie wil daaraan graag in alle hevigheid en met grote inzet meewerken.
De heer Veling (ChristenUnie):
Ik heb gevraagd naar de notitie die wordt aangekondigd over de grenzen van de godsdienstvrijheid. Ik hecht zeer aan een antwoord.
Verder heb ik gevraagd naar de interpretatie van de zinsnede in het akkoord over de culturele gevolgen voor de wijze waarop men aankijkt tegen leven en dood. Ook hier hecht ik zeer aan een toelichting.
De heer Balkenende (CDA):
U weet dat de aanleiding voor de notitie over de verhouding van grondrechten en uitlatingen van godsdienstige aard gelegen is in uitlatingen in moskeeën. Daarover is overigens al een keer in de Kamer gesproken. Ik dacht dat de heer Dittrich dat punt aan de orde had gesteld. Wij vinden het verstandig dat er een notitie komt over hoe deze uitlatingen zich manifesteren. Natuurlijk geldt voor de CDA vrijheid van godsdienst. U kent onze opvatting over de verhouding van grondrechten. Die is volstrekt helder. Het is echter wel goed om met elkaar te delen waar wij in dit land de fout zouden kunnen ingaan en dat de vrijheid van godsdienst op een gegeven moment kan botsen met strafrechtelijk-relevante handelingen. Daarover moet helderheid bestaan. Vanuit die intentie hebben wij meegewerkt aan deze zin.
De vragen over leven en dood in de sfeer van de euthanasie vormen een belangrijk punt. De heer Veling kent de verschillen tussen liberalen en christen-democraten. Er zijn verschillende oriëntaties. Of men nu de lijn kiest van zelfbeschikking, of van beschermwaardigheid van het leven, dan nog heeft men te maken met vragen die het individu overstijgen. Dan nog gaat het om afwegingen die gemaakt moeten worden, om zorgvuldigheid en om het zoeken naar alternatieven. Om juist de cultuur waarin zich dat bevindt scherp te markeren, is het op deze wijze geformuleerd. Daarin zit uitdrukkelijk een ethische dimensie.
De heer Veling sprak over een normatief perspectief. U weet dat elke politieke partij eigen opvattingen en grondslagen heeft. Ook die discussie hebben wij met elkaar gevoerd. De algemene noties hoe deze drie partijen aankijken tegen de samenleving als het gaat om respect, om de vraag hoe mensen met elkaar omgaan en om rechtvaardigheid, zijn wel normatief. Ik denk dat dit een antwoord is op hetgeen de heer Veling naar voren heeft gebracht.
De heer Veling (ChristenUnie):
Wordt dat niet buitengewoon procedureel van aard? Als u de liberale visie en de christelijke visie op leven wilt verbinden in een kabinet, dan kan dat toch niet anders dan een formele en procedurele opstelling worden?
De heer Balkenende (CDA):
U zult nogal wat passages tegenkomen waarin uitlatingen staan die te maken hebben met waarden en normen in de samenleving. Dat is niet procedureel maar normatief. Over bepaalde zaken wordt verschillend gedacht; dat weten wij met elkaar. De fracties hebben dan hun eigen verantwoordelijkheid en hun eigen ruimte. Dit behoort ook bij een volwassen democratie.
De heer Veling (ChristenUnie):
Daar zal het dualisme dan ook zijn kansen moeten hebben om in een gemeen overleg in vrijheid te bezien welke meerderheden er zijn.
De heer Balkenende (CDA):
Ja, en ik denk dat u en ik de komende jaren bij dit soort discussies niet te klagen zullen hebben.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter, geachte afgevaardigden. De LPF is gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen: soms linksom, meestal rechtsom. Je kunt heel goed leven zonder vast omschreven ideologie, maar niet zonder idealen, waarden en normen. Daarom onderschrijven wij van harte de uitgangspunten en oriëntaties van het Strategisch akkoord. Inzet van het kabinetsbeleid is immers een samenleving waarin een ieder op basis van wederzijds respect kan leven, die welvaart en veiligheid biedt en waarin bestuur, scholen en ziekenhuizen op menselijke maat zijn gesneden.
Voor de LPF-fractie is de voornaamste beleidsagenda van het nieuwe kabinet dat de burger in veiligheid en vertrouwen kan leven. Daartoe is het nodig de democratische verworvenheden van onze rechtsstaat helder voor de geest te halen en te houden. Wij hebben het voorrecht te leven in een parlementaire democratie, terwijl vele volkeren nog zuchten onder theocratie of onder totalitaire regimes. Wij kennen de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en van homo's en hetero's. U kent de rest van het rijtje.
De democratische verworvenheden van onze rechtsstaat zijn het waard te worden gekoesterd. De rechtsstaat is echter geen bouwwerk dat uit beton is opgetrokken, maar een constructie die moet leven in de harten van de mensen. Daarom zal er in het onderwijs en bij de inburgeringcursus aandacht worden geschonken aan de rechten en plichten die de Nederlandse staatsburger wordt geacht na te leven. Democratische verworvenheden lijken vanzelfsprekend, maar zij zijn moeizaam verworven en moeten elke dag opnieuw worden bevochten. Dit vereist een goed functionerend en transparant openbaar bestuur. Mijn fractie is blij met de aanzetten die daartoe worden gegeven in het strategisch document. Het kan echter alleen lukken, als de burger zelf ook bereid is deel te nemen in maatschappelijke en politieke organisaties, zoals schoolbesturen, ziekenhuisraden en gemeenteraden.
Door te snoeien in de bureaucratie, wat overigens ook betekent dat de taak en de functie van de ambtenaar uitdagender en verantwoordelijker worden, kan de besluitvorming worden versneld en kunnen kosten worden bespaard. Dat is nodig, want vooralsnog zijn de economische vooruitzichten minder gunstig dan de afgelopen jaren, hoewel wij er ook niet dramatisch over moeten doen. Het nieuwe kabinet heeft het bewaren van de koopkracht en de werkgelegenheid als uitgangspunt. De eerste doorrekeningen van het Centraal planbureau vallen positief uit.
De heer De Graaf (D66):
De heer Herben heeft ware woorden gesproken over de democratische verworvenheden die wij steeds voor de geest moeten houden en steeds moeten koesteren. Ik ben dat zeer met hem eens. Dat geldt niet alleen voor de rechtsstatelijke elementen, maar zeker ook voor de democratische elementen. Nu wil ik u iets op de man af vragen. Het is mogelijk dat u geen antwoord geeft, maar ik wil het u toch gewoon open en eerlijk vragen. Ik doel op de passages over de bestuurlijke vernieuwing, over referenda, die onjuiste instrumenten lijken te zijn en onduidelijkheid scheppen. Het gaat over democratisch verworven rechten van de afgelopen jaren. Stemt u er zelf inhoudelijk mee in of moeten wij dat echt zien als de prijs die u heeft betaald aan de VVD en het CDA?
De heer Herben (LPF):
Als u het selectief zou lezen, zou u natuurlijk gelijk hebben. Er zijn echter voldoende openingen gegeven voor bestuurlijke vernieuwing. Het is wel grappig dat vandaag twee boeken veel zijn geciteerd, te weten de bijbel en het boek van de heer Fortuyn. In beide gevallen is de exegese ervan een vak apart. De achterliggende gedachte van het referendum, zoals genoemd in het kader van de Europese uitbreiding, is altijd geweest dat de burger meer moest worden betrokken bij Europa. De opkomst bij de verkiezingen viel namelijk ernstig tegen. De burger is mijlenver van Europa af komen te staan. Een referendum is een mogelijkheid om die betrokkenheid te vergroten. In het Strategisch akkoord staat dat de regering zich ertoe zal verplichten om alle aspecten die aan de uitbreiding van de EU verbonden zijn, over het voetlicht te brengen. Voor ons is het heel belangrijk dat duidelijk is dat problemen op het vlak van milieu, criminaliteit en asielbeleid, maar ook de economische en financiële aspecten niet bij de landsgrenzen ophouden. Als de regering dat niet of onvoldoende aan de bevolking duidelijk maakt, behouden wij ons het recht voor om daarover een raadplegend referendum uit te schrijven. Dat is iets anders dan een correctief wetgevingsreferendum. Wij zien geen noodzaak voor een correctief wetgevingsreferendum. Daarmee kunnen foute besluiten en foute wetgeving hersteld worden en het geeft de burger inspraak. Als je evenwel de redenen waarom de burger in dit land ontevreden is geworden, wegneemt – ik noem opgelegde annexaties en gemeentelijke herindelingen – en je kunt bijvoorbeeld bevorderen dat er een rechtstreeks gekozen burgemeester komt, dan kun je de burger en de politiek al een stuk dichter bij elkaar brengen.
De heer De Graaf (D66):
Over de gekozen burgemeester komen wij nog wel een keer apart te praten. Dat gaat nog jaren duren. Vermoedelijk zal het zelfs de hele kabinetsperiode duren, voordat het zover is.
De heer Herben (LPF):
Als u ons steunt, kan het misschien sneller.
De heer De Graaf (D66):
Wij hebben al eerder onze steun uitgesproken voor het idee. Ik begrijp dat u zich nu bij ons hebt aangesloten. Wij hadden het evenwel over het referendum. U zegt dat als het kabinet ervoor zorgt dat de mensen goed worden voorgelicht over bijvoorbeeld alle ins en outs van de uitbreiding van de EU, het referendum dan niet meer nodig is. Dat is echter geen alternatief. U zegt dat de mensen het wel mogen horen, maar dat wij hun, als ze het goed genoeg hebben kunnen horen, niet meer behoeven te vragen wat zij ervan vinden. Daar gaat het referendum echter over.
U zegt ook dat er eventueel een raadplegend referendum georganiseerd kan worden. Dat staat ten eerste niet in het regeerakkoord en ten tweede hebben burgers al het recht om zelf te bepalen of zij zo'n referendum willen. U schaft dat nu echter af. Ik begrijp uit uw woorden dat u het ook inhoudelijk eens bent met de passage ter zake. Het is niet iets wat is weggegeven, maar het is iets wat u zelf vindt. En daarmee geldt het voor de gehele LPF-fractie.
De heer Herben (LPF):
Omdat er ook andere dingen tegenover staan.
De heer De Graaf (D66):
Dat is een heel raar antwoord op de vraag of u het er wel of niet inhoudelijk mee eens bent.
De heer Herben (LPF):
Als je de redenen waarom een correctief referendum noodzakelijk zou kunnen zijn – dat geldt met name voor de opgelegde gemeentelijke herindelingen; dat was een van de voornaamste redenen waarom mensen in het land in het geweer kwamen – wegneemt, dan ben je volgens mij een heel eind op de goede weg.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Is dit nu niet een staaltje van regentenmentaliteit? Pim Fortuyn heeft jarenlang gehekeld dat Den Haag voor de mensen denkt, maar dat doet u nu ook.
De heer Herben (LPF):
Het correctief wetgevingsreferendum is geen vondst van Pim Fortuyn. Laten we daar dus over ophouden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De vondst is van D66, maar het paste ondubbelzinnig in de stelling van Fortuyn dat het land terug moet naar de burger. Daar had hij geen ongelijk in. Mijn vraag aan u is of daar een correctief referendum in past.
De heer Herben (LPF):
Het zou erin passen, maar er zijn dringender zaken, zoals een rechtstreeks gekozen burgemeester en gemeentelijke herindelingen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dan is hetgeen u zegt, het alternatief. Hetgeen de drie onderhandelaars hebben opgenomen in dit akkoord, gesteund door drie fracties, is het alternatief voor de mogelijkheid van de burger om zich definitief uit te spreken over een wetsvoorstel of welk onderwerp dan ook. Wij in Den Haag denken voor de burger: dat is toch regentenmentaliteit ten top?
De heer Herben (LPF):
Ik deel uw mening niet.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dan zou ik weleens willen weten wat Pim daarvan vindt.
De heer Herben (LPF):
Kijk maar omhoog!
Het Strategisch akkoord is, zoals de naam ook zegt, geen uitgewerkt regeringsprogramma, maar een richtinggevend akkoord. Het is een opdracht aan het nieuwe kabinet. Soms zit in een alinea alles begrepen, zoals in de volgende over criminaliteitsbestrijding. Daar staat: "Criminaliteitsbestrijding moet hoge prioriteit hebben, zowel preventief als repressief. Het kabinet dient op korte termijn een ambitieus programma van maatregelen te presenteren, waarin realistische, gekwantificeerde doelen en prioriteiten worden gesteld. Met korpsbeheerders dienen concrete doelen te worden afgesproken."
Dan volgt een groot aantal maatregelen die wij zelf al hebben bedacht, maar die eigenlijk niet meer nodig zijn. Immers, volgens onze filosofie moet het niet gaan om Haagse dictaten, maar om plannen die van onderaf worden gedragen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik heb nog een vraag over het vorige punt, over de politie. Ik dacht toch in het LPF-programma gelezen te hebben dat er een gemeentepolitie moest komen.
De heer Herben (LPF):
Gemeentepolitie?
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ja.
De heer Herben (LPF):
Nou, niet echt hoor. Dat hebben de kranten misschien als verkiezingsprogramma geciteerd.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat staat niet in uw programma?
De heer Herben (LPF):
Nee. Wij hebben het stadstoezicht in Rotterdam. Leefbaar Rotterdam heeft dat geïnitieerd. Wij willen op alle mogelijke manieren meer blauw op straat creatief bevorderen. Wij zouden ook kunnen overwegen een gemeentepolitie in te voeren naar Italiaans model. Er zijn diverse mogelijkheden.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ja, het staat er echt in. Wie heeft u daar nu van afgebracht?
De heer Herben (LPF):
Ik ben daar niet van afgebracht. Dat is in te vullen in het nadere ambitieuze programma van maatregelen. Ik probeerde nu juist uit te leggen dat het Strategisch akkoord geen uitgewerkt regeringsprogramma is. Dat moet nog gemaakt worden in de komende weken. Daarin zullen die doelstellingen worden gekwantificeerd en verder worden uitgewerkt. Alle opties moeten tegen elkaar worden afgewogen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
En wanneer krijgen wij die dan?
De heer Herben (LPF):
Wat ons betreft zou die aantredende ministersploeg maximaal honderd dagen de tijd krijgen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Van wie hebt u dat overgenomen, die honderd dagen?
De heer Herben (LPF):
Wij hebben ook altijd een plan van aanpak van drie maanden. Dat vinden wij voldoende. Het is toch leuk als je het af en toe met elkaar eens bent?
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik ben het er ontzettend mee eens dat je in honderd dagen in staat moet zijn om te kijken welke concrete doelstelling je wilt halen. Als u dat echt lukt, zal ik u na honderd dagen daar ook nog een keer voor prijzen.
De heer Herben (LPF):
Fijn. Dan zien wij elkaar op dat moment of zo veel eerder als mogelijk is. Wij zouden die maatregelen in dit Strategisch akkoord al in belangrijke mate kunnen opnemen, maar dat is niet de bedoeling, want wij willen geen Haagse dictaten. Wij willen plannen waar een draagvlak voor is van onderaf. Wij verwachten dat de aantredende ministers en hun ambtenaren in dialoog met het werkveld hun plannen zullen opstellen.
Mevrouw Kant (SP):
In het akkoord staat een rijtje maatregelen in het kader van de veiligheid, bijvoorbeeld extra capaciteit. Daarbij gaat het om de politieman op straat, maar ook om het gehele justitieapparaat, waar wachtlijsten zijn, waar mensen niet op tijd voor de rechter kunnen komen. Er zijn allerlei problemen in de hele keten, zoals de heer Opstelten gisteren in een uitzending van Nova zei. De maatregelen die in het akkoord staan op dat punt zijn op zichzelf wel goed, maar er is geen geld voor gereserveerd. Hoe moet die nadere invulling plaatsvinden als er geen mensen aangesteld kunnen worden omdat het geld niet beschikbaar is?
De heer Herben (LPF):
Er is wel, naar ik inschat, voldoende geld voor aanwezig, ook al omdat er door verschuivingen en door minder bureaucratie geld vrij zal komen. Vacatures worden niet opgevuld, maar er is wel uitstroom. Ik ga ervan uit dat het een tegen het ander valt weg te strepen. Zo niet, dan is aanvullende financiering nodig. Dat mag die minister uitwerken.
Mevrouw Kant (SP):
Die laatste opmerking vind ik een heel interessante. Dan ga ik het nog verbreden. Als aantoonbaar is dat extra geld nodig is om problemen als het gaat om veiligheid, om de wachtlijsten in de zorg en om het lerarentekorten in het onderwijs op te lossen, dan wordt er geschoven met geld. Moet ik hieruit concluderen dat het financiële kader van dit akkoord niet vastligt?
De heer Herben (LPF):
Dat ligt wel vast, maar je zet, doordat er de eerste jaren te weinig geld is, de organisaties onder druk om te reorganiseren en te snoeien in de bureaucratie. Daardoor komt geld vrij. Het gaat om een herschikking van middelen in eerste instantie.
Mevrouw Kant (SP):
Als dat op korte termijn niet lukt – want het zijn allemaal noden die op korte termijn opgelost moeten worden – komt er extra geld beschikbaar?
De heer Herben (LPF):
Dat is sowieso vanaf 2005 ingecalculeerd.
Mevrouw Kant (SP):
2005 is als het gaat om iemand die op de wachtlijst staat met een tumor in z'n hoofd geen korte termijn.
De heer Herben (LPF):
Dat kan ook veel eerder. Door invoering van prestatiefinanciering en door competitie-elementen zijn wij ervan overtuigd dat de wachtlijsten in de zorg voor levensbedreigende ziektes al veel eerder dan 2005 kunnen worden weggewerkt.
Mevrouw Kant (SP):
De heer Herben moet mij echt uitleggen hoe hij denkt met de oplossing die hij net aandraagt het probleem op te lossen van het personeelstekort, dus als er op een operatiekamer geen operatieassistent is vanwege dat personeelstekort.
De heer Herben (LPF):
Wij hoeven de discussie over de gezondheidszorg nu niet helemaal over te doen. Het is een bekend gegeven dat er bepaalde stimulansen zijn, zoals het invoeren van prestatiefinanciering, het inbrengen van competitie-elementen, bijvoorbeeld het toelaten van privé-klinieken. De minister mag deze verder uitwerken. Wij hebben er het volste vertrouwen in dat wij binnen het budget zoals het er nu ligt, een heel eind kunnen komen.
Voorzitter. Bij veiligheid, onderwijs en zorg gaat het niet zozeer om financiële problemen als wel om politieke en bureaucratische regels die het functioneren van het personeel belemmeren en de arbeidsvreugde bederven. Het aanpakken hiervan klinkt minder spectaculair dan 1 mld extra, maar het is even effectief. We hebben trouwens onder het huidige financiële klimaat niet veel keus. We kunnen wellicht over twee jaar én-én doen. De aantredende ministersploeg krijgt van ons maximaal 100 dagen de tijd – of zoveel minder als mogelijk, te denken valt aan Prinsjesdag – om een sluitend plan van aanpak te ontwikkelen met als doel: herstel van het gezag van de politie op straat, verbetering van zorg en onderwijs en het bevorderen van wederzijds respect. Het strategisch document biedt ons hiertoe voldoende aanknopingspunten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Die 100 dagen intrigeren mij, maar wat mij nog meer intrigeert is wat er gebeurt na die 100 dagen, als het u niet zint.
De heer Herben (LPF):
Ik kan mij niet voorstellen dat het mij niet zou zinnen. Dit is de beroemde "als"-vraag. Als het morgen 20 graden vriest, hebben we een elfstedentocht. U heeft eerst gezegd dat het akkoord behoorlijk is dichtgetimmerd. Wij bestrijden dat, omdat er voldoende openingen in worden geboden. En als het inderdaad zo is dichtgetimmerd als u beweert, dan kan ik me niet voorstellen dat een ministersploeg die aantreedt, niet in staat zou zijn om dit in drie maanden tijd of eerder uit te werken in een goed regeringsprogramma.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Maar u stelt niet voor niets een termijn van 100 dagen voor.
De heer Herben (LPF):
Wij willen een dialoog met het werkveld. Er liggen vakantiemaanden voor ons. Wij willen geen Haags dictaat. Wij willen terugkoppelen naar het werkveld. Wat waren de knelpunten? Waar had men problemen mee? Dan pas gaat de minister met zijn ambtenarenstaf de puntjes op de i zetten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik begrijp het. Er wordt na 100 dagen gekeken hoe de minister het gedaan heeft. Dat doen we met elkaar. Ik hoop tenminste dat we daar een rol in mogen spelen. Vervolgens gaat het erom wat er gebeurt. Als het goed gaat, ga je gewoon door. Maar wat gebeurt er, als het niet goed gaat? Dat komt ook weleens voor in Den Haag.
De heer Herben (LPF):
Dat kan gebeuren. U heeft meer ervaring met wat er dan gebeurt dan ik.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In een andere positie. Daarom is het aardig om de vraag aan u te stellen.
De heer Herben (LPF):
Ik heb er het volste vertrouwen in dat het goed gaat, maar we zullen niet schromen onze verantwoordelijkheid te nemen als het slecht gaat.
De heer Teeven (LN):
Voorzitter. De heer Herben geeft de ministersploeg 100 dagen de tijd als het gaat om de veiligheid op straat. De politie heeft al heel lang aangegeven dat het niet lukt, dat zij er graag mensen bij wil hebben en dat zij de opleidingscapaciteit maximaal wil benutten. De nieuwe minister, ervan uitgaande dat een LPF-minister over de veiligheid gaat, zegt nu straks tegen de politie: je hebt 100 dagen de tijd. Maar de politie heeft al vier jaar aangegeven dat zij in arren moede verkeert. Zij heeft al aangegeven dat zij dat niet gaat redden. Is de discussie met de werkvloer, die u voorstelt, dan nog nodig in uw optiek?
De heer Herben (LPF):
Die is altijd nodig, wil je de kloof met de burger en de mensen die het moeten doen, overbruggen. Je moet een constante dialoog blijven voeren. Een periode van 100 dagen is niet genoeg om het probleem op te lossen, maar wel om een gerichte aanpak in kaart te brengen.
De heer Teeven (LN):
Voorzitter. Die dialoog is er toch al geweest de afgelopen jaren? De minister weet toch wat de problemen zijn? Die kan toch makkelijk in 100 dagen een plan van aanpak maken? Of krijgen we nu eerst een dialoog van 100 dagen en dan nog steeds geen oplossing en mag de politie het straks zelf uitzoeken?
De heer Herben (LPF):
Ik denk dat we langs elkaar praten. Juist omdat de problemen in beeld te brengen zijn, moet het lukken om in 100 dagen het plan van aanpak op tafel te leggen en onmiddellijk aan de slag te gaan.
De heer Teeven (LN):
Daar gaan we u aan houden.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. In het regeerakkoord staat een intrigerende tekst, waar de heer Herben ongetwijfeld uitleg over kan geven. Er staat dat de minister van Binnenlandse Zaken rechtstreeks verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de politiekorpsen door middel van de benoeming van de korpsbeheerders die verantwoording afleggen. Ik dacht dat er in het regeerakkoord staat dat er een gekozen burgemeester komt. Kunt u uitleggen wat de bedoeling hiervan is? Is het de bedoeling dat de politie niet meer in handen ligt van de burgemeester? Of is het een foutje in de tekst?
De heer Herben (LPF):
De gekozen burgemeester is er niet in september 2002. Het nieuwe kabinet kan na Prinsjesdag met de nieuwe begroting aan de slag. Wij willen niet wachten tot alles rond de gekozen burgemeester en zijn bevoegdheden in kaart gebracht is. De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken moet nu al aanwijzingen kunnen geven aan korpsbeheerders en doelen kwantificeren. De ultieme consequentie is inderdaad dat een burgemeester die als korpsbeheerder niet goed presteert, van die functie ontheven moet kunnen worden. De heer Opstelten hebben wij ook gekscherend voorgehouden: als je het niet goed doet, wordt straks de burgemeester van Capelle aan den IJssel korpsbeheerder. Dat is de ultieme consequentie. De heer Opstelten zei overigens: dat accepteer ik.
De heer De Graaf (D66):
Wij zeggen dus tegen de inwoners van bijvoorbeeld Amsterdam: u kunt wel mijnheer Cohen willen hebben, maar wij hebben besloten dat de burgemeester van Diemen over uw politie gaat.
De heer Herben (LPF):
Wij hebben het over de effectiviteit van de politie. Daar moet iemand op kunnen worden afgerekend. Zolang wij nog geen gekozen burgemeester hebben en zijn bevoegdheden nog niet in kaart zijn gebracht, vind ik het niet slecht dat met de korpsbeheerders sluitende afspraken worden gemaakt. Het gaat om prestaties.
De heer Veling is ingegaan op het boek De verweesde samenleving in samenhang met het boek De puinhopen van acht jaar Paars. Hij constateert een kennelijk wat lossere opvatting op moreel gebied. Ik denk niet dat dit zo is. Ten aanzien van de individuele verantwoordelijkheid en de vrijheid van geweten, erkennen wij de vooruitgang die onder Paars op dat terrein is geboekt. Dat neemt niet weg dat wij vasthouden aan een vorm van moreel leiderschap, aan normen en waarden, maar in de lijst-Fortuyn geldt geen gewetensdwang. Bij moreel-ethische kwesties zal men meemaken dat de fractie verdeeld zal stemmen. Maar wat wij delen, is het respect voor iedere individuele beleving.
De heer Veling (ChristenUnie):
Het gaat mij bij deze twee boeken niet zozeer om het verschil in morele opstelling. Wel valt op dat in het boek De verweesde samenleving sterk de nadruk wordt gelegd op saamhorigheid, op verantwoordelijkheid jegens elkaar, op het je samen richten op een oriëntatie. Dat heeft mij in de aanloop naar de behandeling van dit akkoord gespannen gemaakt. Waar zal de combinatie waarin de LPF zo'n belangrijke rol speelt, voor staan? Kan de heer Herben bevestigen dat wat in het akkoord is opgenomen over gezinsbeleid, verantwoordelijkheid in de samenleving en de medisch-ethische thema's geen concessie is aan het CDA, maar dat dit in het kader van deze normatieve, morele benadering van de samenleving voortkomt uit de gedachtegang van de LPF en de achtergrond die ik daarbij aangaf?
De heer Herben (LPF):
Wij delen op dat terrein de opvattingen van het CDA, zoals wij op andere terreinen ook wel de opvattingen van de VVD delen. Er ontstaat dan de bekende discussie of de VVD of het CDA het meeste heeft binnengehaald. Als je met zijn drieën praat en je bent het op sommige terreinen eens, is het geen kwestie van afstrepen. De heren Zalm en Balkenende voelden zich misschien als een vis in het water, maar zonder het water van de LPF lagen ze op het droge!
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. De heer Herben heeft een belangrijk tussenzinnetje uitgesproken, namelijk dat over bepaalde thema's geen fractiediscipline is te verwachten. Hij zei letterlijk: de Kamer zal dus meemaken dat er verschillend wordt gestemd. Daar is op zichzelf niets mis mee, maar het is wel relevant. Kan hij preciezer aangeven over welke onderwerpen dat te verwachten valt? Ik heb de heer Balkenende namelijk horen zeggen dat het document dat wij nu bespreken een bindend karakter heeft. Ik heb ook een paragraaf over medisch-ethische vraagstukken aangetroffen waarin bepaalde stellingen worden betrokken. Ik mag toch aannemen dat voor die majeure ethische vraagstellingen niet geldt dat er verschillend wordt gestemd.
De heer Herben (LPF):
Het hele document is uiteraard doorgenomen met de fractie. De fractie kan zich daarin vinden, dus het is bindend voor de fractie. In het algemeen heb ik slechts willen zeggen dat de fractie bij reële ethische kwesties, zoals abortus of euthanasie, geen gewetensdwang kent. Alle fractieleden weten dat. Dat is ook besproken met de heer Fortuyn. Het is mogelijk dat er inzake die morele kwesties apart wordt gestemd.
De voorzitter:
Het lijkt mij dat u toch antwoord hebt gehad.
De heer Van der Vlies (ChristenUnie):
Dat noopt mij tot het stellen van een nadere vraag. De heer Herben noemt abortus en euthanasie als voorbeeld, maar dat zijn nu juist twee thema's die in de paragraaf in het strategisch document worden genoemd. Heeft het op dit punt nu een bindend karakter of niet? Dat is toch een eerlijke vraag?
De heer Herben (LPF):
Wat er nu staat wel, maar er kunnen verdergaande ontwikkelingen op dit gebied zijn.
Ik begreep dat de heer Rosenmöller misprijzend zei dat huiseigenaren en automobilisten eerder geld kregen dan de zorg. Dat zijn ook gewoon burgers in dit land, dus ik zie het probleem niet. Belastinggeld is niet iets wat je als politicus naar believen kunt uitdelen.
Dan heb ik nog een belangrijke vraag inzake het beperkt generaal pardon dat is voorgesteld door mevrouw Van Nieuwenhoven, in samenhang met de vraag of er meer geld naar de UNHCR kan. Eerst het goede nieuws. De laatste vraag kan ik bevestigend beantwoorden. In het regeerakkoord is opgenomen dat de UNHCR wat ons betreft ruimhartig moet worden bedeeld en de middelen moet krijgen om haar taak te vervullen.
Inzake het voorgestelde generaal pardon is ons antwoord dat wij dat niet zullen steunen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat laatste ging ontzettend snel en was ook heel kort. Ik stel het toch wel op prijs als daarover iets meer kan worden gezegd. Ik denk dat er in de LPF heel deugdelijk over gesproken is dat er een groep mensen is die is ingeburgerd in de Nederlandse samenleving en hier na vijf jaar moet kunnen blijven. Aangezien het om een beperkte groep gaat, begrijp ik nog steeds niet waarom er na deze verkiezingen geen meerderheid kan ontstaan om dat tot stand te brengen.
De heer Herben (LPF):
Ik vind het frappant dat wij een maand of twee geleden voorzichtig een proefballon in die richting oplieten die onmiddellijk werd neergesabeld, ook door de Partij van de Arbeid en GroenLinks.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat is echt een vergissing.
De heer Herben (LPF):
Men had door dat dit een te groot offer was voor het totaalplan dat wij als tegenprestatie verlangden. In de afgelopen weken zijn er vele getallen over tafel gegaan. Wij dachten dat het er 5000 waren, maar anderen zeiden dat het er veel meer zijn. Wij zijn heel tevreden met de passage in het strategisch document over het restrictief vreemdelingenbeleid. Gezien de aanzuigende werking die van het beperkt generaal pardon kan uitgaan, zien wij daar nu van af. In het verleden zouden wij dat wellicht hebben geaccepteerd om dat totaalplan te kunnen binnenhalen, maar naar onze mening is het totaalplan al verwezenlijkt, zodat wij die concessie niet hoeven te doen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Een specifiek generaal pardon voor de groep die dateert van voor de nieuwe Vreemdelingenwet, kan nooit een aanzuigende werking hebben, omdat deze groep al is afgebakend in de Nederlandse samenleving. Dat argument gaat echt niet op.
De heer Herben (LPF):
Dat kunnen u en ik vinden, maar ik denk dat de media in het buitenland en de mensensmokkelaars gretig gebruik maken van het feit dat hier alsnog een groep wordt toegelaten.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Het moet u bekend zijn dat er sinds de nieuwe Vreemdelingenwet veel minder mensen naar Nederland komen, omdat zich al rondgesproken heeft dat je niet meer zo makkelijk in Nederland wordt toegelaten. Ik heb het dus helemaal niet over een nog toe te laten groep. Ik heb het over een groep die vijf jaar of langer al in Nederland is.
De heer Herben (LPF):
Omdat bekend is dat er een strengere Vreemdelingenwet is, brengen mensensmokkelaars mensen niet meer naar de asielzoekerscentra, maar sturen zij ze vaak rechtstreeks de illegaliteit in. Wij willen dat in kaart gebracht hebben. Ik betwijfel met name of het waar is dat er minder vreemdelingen het land binnenkomen. Dat was een van de onderdelen van ons totaalplan. Ik kan u helaas niet toezeggen dat wij een generaal pardon zullen afkondigen.
Mevrouw Kant (SP):
Mijn vraag betreft de integratie. In mijn termijn heb ik gezegd dat er teleurstellend weinig in het akkoord staat over de integratie van migranten in Nederland. Juist uw fractie heeft daar in de campagne een heel belangrijk punt van gemaakt. Vandaar dat ik u die vraag stel. De LFP heeft bij monde van uw voormalige lijsttrekker gepleit voor spreidingsbeleid. Heeft uw fractie dat onderwerp ingebracht in de onderhandelingen?
De heer Herben (LPF):
Wij hebben het daar inderdaad over gehad. Wij willen door wonen, werken en scholing op een dusdanige manier vorm te geven dat die spreiding tot stand komt. Dat zal met name bij nieuwbouwprojecten zijn. Gedwongen spreiding is niet aan de orde. Dat is geen haalbare kaart. Wij vinden het ook niet wenselijk. Wel willen wij de integratie op alle mogelijke manieren bevorderen. Er zijn heel goede aanzetten toe gegeven onder Paars. Het probleem was niet zozeer dat het integratiebeleid altijd slecht was. Wij vonden en vinden dat de toestroom tot gevolg had dat als je de ene klus had geklaard je weer opnieuw kon beginnen. Vandaar dat wij integratie koppelen aan een restrictief toelatingsbeleid. Als er op de puinhopen van Paars rozen hebben gebloeid, dan zullen wij die zeker plukken.
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb het niet over het toelatingsbeleid, maar over de vele honderdduizenden mensen ...
De heer Herben (LPF):
De minister krijgt gewoon de opdracht een plan van aanpak te ontwikkelen waarin alle goede elementen behouden blijven en waaraan nieuwe elementen worden toegevoegd. Dat ga ik nu niet voor u verzinnen.
Mevrouw Kant (SP):
U had het over een verplicht spreidingsbeleid. Niemand heeft dat ooit eerder voorgesteld. Is concreet beleid dat gericht is op spreiding, zowel in de wijken als door onderwijs, bespreekbaar voor uw fractie? Kunnen wij daarover de komende tijd een debat in de Kamer verwachten? Kunnen wij ook uw steun daarvoor verwachten?
De heer Herben (LPF):
Op termijn wel, als andere maatregelen falen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Er is de afgelopen weken gesproken over een beperkt pardon. Bent u het met mij eens dat het akkoord dat wij vandaag bespreken geen verbod daarvan inhoudt? Je zou kunnen zeggen dat het een vrije kwestie is.
De heer Herben (LPF):
Die mening deel ik niet. Het akkoord dat op tafel ligt, biedt een samenhangend geheel. Wij vinden dat het een totaalplan is. Een beperkt generaal pardon zou de uitstraling daarvan teniet doen. Ik kan u daarin niet steunen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat is wel een heel ernstige opmerking. Er staat nergens dat er op geen enkele wijze sprake kan of zal zijn van een beperkt pardon voor kwetsbare groepen. Toen u daarover op 28 mei in deze Kamer sprak, was u daar nog een voorstander van. Dat is een week of vijf, zes geleden. Daarin kan natuurlijk veel gebeuren. Nu zegt u, zonder dat het er staat, dat het op gespannen voet staat met het akkoord. Wat staat er dan nog meer op gespannen voet met het akkoord?
De heer Herben (LPF):
Het staat niet op gespannen voet met het akkoord. Destijds was het voor ons een mogelijkheid, een concessie zodat de Kamer in overweging zou willen nemen, een stringenter vreemdelingenbeleid te voeren. Als dat niet nodig is en dat beleid in kaart is gebracht, zie ik niet in waarom wij daarin verder zouden gaan en een concessie doen voor iets wat wij al bereikt hebben.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
U wist natuurlijk dat de fracties van het CDA en de VVD stonden te trappelen om dat beperkt pardon te realiseren. U dacht toen: misschien moeten wij die concessie doen om een streng vreemdelingenbeleid binnen te halen. Zo waren de verhoudingen toch niet?
De heer Herben (LPF):
Mijnheer Rosenmöller, ik ben gewoon heel tevreden met het onderhavige akkoord. Het spijt mij dat u die mening niet deelt. Wij zullen daarover de degens nog vele malen kruisen.
De heer Zalm (VVD):
Voorzitter. Ik wil allereerst mijn erkentelijkheid richting de informateur uitspreken. Wij hebben hem weliswaar niet zozeer gewaardeerd vanwege zijn literaire gaven, maar wel vanwege zijn intellect, zijn intelligentie, zijn vaardigheid in het Latijn en ook zijn sociale vaardigheden. Ik kan de Kamer verzekeren dat hij zich ook buiten de officiële vergaderingen om in alle opzichten een informateur heeft betoond. Het is volgens mij ook vrij uniek dat een informateur maar één ronde nodig heeft gehad. Hij heeft het van het begin tot het einde, eindigend met een Strategisch akkoord, in één ruk afgemaakt. Dat is ook een compliment waard.
Ik wil ingaan op het karakter van dit debat, het karakter van het document en de houding van de VVD ten aanzien van dat document. Ik zie dit debat niet als een algemene beschouwing. Het is vooral een kans voor degenen die tijdens de onderhandelingen steeds buiten de camera's zijn gebleven, om eens te zeggen wat zij van de uitkomst vinden en op verschillende manieren te zeggen wat er niet aan deugt. Het is vervolgens aan ons om aan te geven waarom het stuk wel deugt. Dat is, wat mij betreft, het karakter van dit debat. Ik zit niet in vak K, dus ik voel mij ook niet verplicht om grote verdedigingsverhalen te houden over het document. Ik wil er wel zelf iets over zeggen.
Het document is een beetje hybride. De een wilde graag een wat filosofisch verhaal op hoofdlijnen en de ander, in het bijzonder de VVD-fractie, wilde gewoon een lijstje met afspraken. Dan krijg je alle twee. Dat maakt het soms een beetje onevenwichtig. Wij hebben echter wel een duidelijke lijn gekozen over wat wij wel en niet gedetailleerd zouden gaan regelen. Wij hebben gezegd: eerst het zuur en dan het zoet. Dat geldt in de tijd, dus alle vervelende maatregelen worden zo veel mogelijk in het eerste jaar van de regeringsperiode genomen. Verder moeten wij vervelende dingen, die een minister bij zijn aankomst niet prettig vindt, bijvoorbeeld bezuinigingen op zijn begrotingen, nu tamelijk en détail regelen. Dat geldt ook voor andersoortige dingen waarvan wij denken: daar kunnen wij nog weleens problemen mee krijgen. Wij hadden geen behoefte om dingen gedetailleerd te regelen waarover wij geen problemen verwachten of die ministers straks zelf kunnen uitwerken. De redenering is dus eigenlijk geweest: detail waar nodig en globaal waar mogelijk. Dat is de aanpak van het regeerakkoord. Het is ook geen contract met het parlement. Het is een contract tussen de drie fracties. Zij zijn ook de enige drie die bevoegd zijn om wijzigingen daarop aan te brengen. Het is een onderlinge afspraak. Het is geen zakenkabinet – bij een zakenkabinet zou het parlement kunnen amenderen – maar het is gewoon een politiek kabinet van drie partijen. Dit is ons akkoord.
De heer Veling (ChristenUnie):
Na dit debat praat u met de heren Balkenende en Herben over de uitkomsten van dit debat en de eventuele wijzigingen naar aanleiding daarvan. U zit daar dan met een heel verschillende insteek. U ziet daar immers niets in, formeel al niet, terwijl de heer Balkenende de deur op een kiertje laat. Hoe zal dat gesprek straks plaatsvinden?
De heer Zalm (VVD):
Dat deur staat inderdaad op een kiertje. Ik heb overigens nog geen aanleiding gevonden om iets te wijzigen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik wil even terugkomen op de opmerking dat eerst het zure zal worden geregeld en daarna het zoete. Ik zeg weleens vaker dat ik uit Friesland kom. Heeft u weleens gedacht aan een menging van zuur en zoet? Je zou in 2003 ook kunnen beginnen met te investeren in die toch zo belangrijke thema's die wij allemaal steeds in de verkiezingscampagnes aan de orde hebben gesteld.
De heer Zalm (VVD):
Daar hebben wij uitgebreid over nagedacht. Ware het niet dat wij ook het Partij van de Arbeid-programma hadden gelezen. Daar stond in: nooit meer een tekort.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat is natuurlijk geen antwoord op mijn vraag.
De heer Zalm (VVD):
Dat is wel een antwoord op uw vraag.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
U ben echt niet van plan om het Partij van de Arbeid-programma uit te voeren.
De heer Zalm (VVD):
Er waren overigens meer programma's waar dat in stond.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dan moet ik mij aansluiten bij een redenering waar de heer Herben erg goed in is: dat je dan het hele programma over moet nemen.
De heer Zalm (VVD):
Het geld moet eerst verdiend worden voordat het kan worden uitgegeven. Dat is de simpele redenering.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Maar wat u doet, is weggeven. Dat is niet uitgeven.
De heer Zalm (VVD):
Ik kom nog wel terug op dat weggeven. Wat wij doen, is niet weggeven. Wij geven terug. Er is per saldo in het voorliggende programma lastenverlichting noch lastenverzwaring.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Oké, daar ben ik het mee eens.
De heer Zalm (VVD):
Alles wat wij verzwaren, geven wij weer aan de burger terug.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat ben ik helemaal met u eens.
De heer Zalm (VVD):
Het is inderdaad bij uw partij wat meer gebruik om te verzwaren en niets terug te geven.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Maar als je nu eens in plaats van dat weggeven die burger iets zou geven wat hij heel graag wil, namelijk oplossingen voor de problemen in het onderwijs, in de zorg en met betrekking tot de veiligheid.
De heer Zalm (VVD):
Wij geven in 2003 niets weg en ook niets terug. Er is alleen maar sprake van lastenverzwaring.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Maar u gaat wel dingen beloven.
De heer Zalm (VVD):
Natuurlijk, wij beloven de burger dat het geld weer teruggaat.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Waarom belooft u dan niet meer aan investeringen?
De heer Zalm (VVD):
Dat beloven wij ook, dat staat ook in het programma.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Die staan in geen enkele verhouding tot wat u weggeeft.
De heer Zalm (VVD):
Die staan wel in de goede verhouding tot wat wij weggeven. Wij geven namelijk niets weg.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
U geeft wel weg.
De heer Zalm (VVD):
Nee, wij geven terug.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
U zou met het geld van de ozb, zoals ik net heb gezegd, ook meer politieagenten en meer leraren aan kunnen stellen.
De heer Zalm (VVD):
Dan zouden wij dus de lasten voor de burger verzwaren. Dat willen wij niet. Als er lastenverzwaringen optreden, geven wij die terug aan de burger.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Nee, dan zou u doen wat in de verkiezingscampagnes van de meeste partijen is beloofd, namelijk meer investeren in onderwijs en zorg.
De heer Zalm (VVD):
Dan zouden wij dus niet doen wat anderen en wij ook in ons verkiezingsprogramma hebben beloofd, namelijk dat wij in ieder geval de lasten voor de burgers niet zouden verzwaren en zo mogelijk zouden verlichten. Aan verlichten komen wij niet toe. Dat is jammer. Het CDA en de VVD hadden dat wel in hun verkiezingsprogramma staan. Daar is de financiële ruimte niet voor, dus dat beloven wij de burger niet. Het eerste jaar is een moeilijk jaar. Als wij willen proberen de begroting nog enigszins sluitend te krijgen – wat overigens niet gegarandeerd is, wij moeten Prinsjesdag afwachten om te zien of het is gelukt; het is wel de inzet – dan moeten wij heel veel vervelende maatregelen in 2003 en kunnen wij de prettige dingen pas op termijn doen. Ik denk dat de Kamer iets meer reden tot kritiek had gehad als wij het omgekeerd hadden gedaan, als wij eerst aan het uitdelen waren geweest en in de toekomst de lastenverzwaring hadden beloofd. Dit is naar mijn mening de goede volgorde. Deze geeft ook aan dat wij investeren in dit kabinet en dat wij verwachten dat dit kabinet het een tijdje houdt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het geld kan gemiddeld genomen aan drie posten worden uitgegeven, namelijk aan maatregelen in de sfeer van belastingen, aan de staatsschuld of aan investeringen in de publieke sector. Wat u zegt, betekent dat die laatste niet de prioriteit heeft, maar sluitpost is van de begroting.
De heer Zalm (VVD):
Dat is geen sluitpost van de begroting. Wij hebben een flink ombuigingsprogramma gemaakt, waardoor wij ook geld hebben vrijgemaakt om extra dingen te doen voor onderwijs, veiligheid, zorg en infrastructuur. Wellicht is dat niet in de omvang die GroenLinks had gewild. Ik had weleens willen zien hoe GroenLinks dat dan had gefinancierd. Wij zijn er verder van uitgegaan dat lastenverzwaringen, als die optreden, uiteindelijk teruggaan naar de burger. Het is niet onze bedoeling om de lasten te verzwaren in de komende kabinetsperiode. Het beleid moet lastenneutraal zijn en als het een beetje meezit, gaan wij lasten verlichten. Ik kom zo terug op de begrotingsmethodiek.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Als een begrotingsoverschot van 1% in combinatie met een lastenneutraal beeld als uitgangspunt wordt gehanteerd, kan het gegeven de economische situatie niet anders zijn dan dat investeren in zorg en onderwijs sluitpost van die begroting is.
De heer Zalm (VVD):
Wij kunnen de zorg en het onderwijs niet op krediet financieren. Dat is onze overtuiging. Wij moeten toe naar het aflossen van de staatsschuld in 20 tot 25 jaar. Wij moeten dan inzetten op een overschot dat uiteindelijk richting 1,5% gaat. Dat halen wij niet volgens de doorberekening van het CPB. Daar was ook al kritiek op. Wij komen al niet helemaal op 1%. Gelukkig zegt het CPB dat het overschot daarna verder oploopt tot 1,3 à 1,4%. Dat is echt nodig voor de langetermijnvoorziening van onder andere de AOW en de zorg. Als wij het nu maar ietsjes losser doen, dan bezuurt de toekomstige bejaarde die afhankelijk is van zijn AOW en de zorgvoorzieningen het op langere termijn.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat is een doembeeld creëren, want ook in twintig jaar de staatsschuld aflossen is een politieke keuze. Er staat nergens dat dit moet. Niemand in deze Kamer doet geringschattend over het aflossen van de staatsschuld. Niemand doet geringschattend over AOW of zorg in de toekomst. Kijk uit voor een beleid: operatie geslaagd, patiënt overleden.
De heer Zalm (VVD):
Daar zullen wij zeker voor uitkijken.
Het is natuurlijk aan het nieuwe kabinet om te bepalen hoe het beleidsprogramma precies wordt uitgevoerd. Wat mij betreft kan het vrij simpel: de Miljoenennota en de daarbij behorende begrotingen. De begrotingen worden opgezet op een manier die passen bij een beleidsprogramma, want daarin wordt neergelegd wat het kabinet wil bereiken, wat het daarvoor gaat doen en wat het mag kosten. De nieuwe begrotingsmethodiek sluit perfect aan op zo'n beleidsprogramma. En dan moet het maar binnen honderd dagen. Ik heb mij nooit zo geassocieerd met de honderd dagen van Newt Gingrich, maar andere partijen blijkbaar wel.
Ik wil nog iets zeggen over hoe de VVD-fractie dit akkoord ziet, waar wij continuïteit zien en waar verandering en wat wij van die verandering vinden. Wij zien in ieder geval continuïteit bij de spelregels rond het begrotingsbeleid. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik daarmee begin, want ik ben nog niet helemaal afgekickt. Die continuïteit is terug te vinden in de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, een reëel uitgavenkader en trendmatig begroten. Dat de inkomstenmeevaller voor een deel naar de lastenverlichting gaat, is echt Paars, want dat stond niet eens in het programma van het CDA en ook niet in dat van de VVD. Je zou kunnen zeggen dat deze formulering een eerbetoon aan Paars is.
Een aantal zaken is aangescherpt. Zo is afgesproken dat het de inzet zal zijn om geen tekort te laten ontstaan. Dat was geen onderdeel van de paarse begrotingsformules. Verder is er een striktere scheiding tussen de drie sectoren. Verder is er gelukkig een iets verstandigere tekst opgenomen over het begrotingstekort dan in sommige programma's, want in het akkoord staat dat dit als het maar enigszins mogelijk is, moet worden vermeden. Het is niet zo'n groot dogma als in de verkiezingsprogramma's van D66, PvdA en CDA. De VVD is op dat punt iets flexibeler.
Het beleid voor de Europese Unie, het landbouwbeleid en de uitbreiding worden gecontinueerd. Ik kan hier geen verschillen ontdekken met het beleid van het paarse kabinet. Wij willen dat er geen geld van de structuurfondsen wordt rondgepompt. Verder willen wij geen big bang bij de uitbreiding, de individuele landen zullen kritisch moeten worden beoordeeld. Ook op die punten wordt het huidige beleid dus gecontinueerd.
De heer De Graaf (D66):
Toen ik het document las, vroeg ik mij af waarom sommige passages erin stonden als in die passages het beleid werd doorgetrokken. Het beleid voor Europa is daarvan een voorbeeld. Ik heb mij echter ook afgevraagd waarom sommige onderwerpen überhaupt niet worden genoemd. Ik denk bijvoorbeeld aan cultuur. Dat kan twee dingen betekenen: deze coalitie vindt cultuur volslagen oninteressant of het bestaande beleid wordt gecontinueerd. Als dat laatste het geval is, zou het prettig zijn om dat even vast te leggen.
De heer Zalm (VVD):
Er zijn meer onderwerpen waarvan wij verwachten dat er geen problemen over zullen ontstaan. Europa, de uitbreiding en de landbouwpolitiek zijn heel belangrijk en daarom hebben wij daar goede afspraken over gemaakt. Die afspraken komen grotendeels neer op een continuering van het beleid. Ik ben daar heel gelukkig mee. Het is ook een typisch voorbeeld van de continuering van paars beleid. U heeft geen teksten kunnen vinden over sport, cultuur en visserij, maar dat wil niet zeggen dat wij geen oog hebben voor de cultuur van de sportvisserij.
De heer De Graaf (D66):
Dat is het laatste onderwerp waaraan ik heb gedacht. U brengt mij nog op ideeën
Betekent dat dat er niet over cultuur is gesproken?
De heer Zalm (VVD):
Er is wel over gesproken, want wij hebben cultuur uitgesloten van de subsidieaanslagen.
De heer De Graaf (D66):
Dan hebben wij heel wat bereikt.
De heer Zalm (VVD):
Mijn cultuurwoordvoerder ook.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik weet niet of dat helemaal opgaat, want voor mij is de publieke omroep nog altijd voor een groot deel cultuur. Maar misschien zie ik dat verkeerd.
De heer Zalm (VVD):
Ik kom daar nog over te spreken.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Komt u ook nog te spreken over exportsubsidies voor de landbouw? Continueert u het streven van het vorige kabinet om arme landen toegang te geven tot de Europese markt?
De heer Zalm (VVD):
Als daarover niets wordt gemeld in dit stuk, moet u dat straks vragen aan het nieuwe kabinet. Alles wat niet is geregeld, kan op een dualistische manier worden geregeld. De fracties mogen over deze onderwerpen in de Kamer debatteren en staan dus in een dualistische verhouding tegenover de regering. De heer Van der Vlies had het echt bij het goede eind toen hij zei dat dit regeerakkoord meer dualisme mogelijk maakt dan het vorige regeerakkoord. Het is allemaal wat minder gedetailleerd geregeld.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Dat zou ik graag van u geloven, als ik u niet wat beter kende. De heer Balkende heeft ons verder een klein inkijkje gegeven in de precieze verhoudingen. Het huidige beleid voor de landbouwsubsidies kan Nederland natuurlijk ook geld gaan kosten.
De heer Zalm (VVD):
Ja.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Toch vindt u dat dit onder het dualisme valt?
De heer Zalm (VVD):
Als het maar binnen het budgettaire kader gebeurt. Binnen dat kader kan er natuurlijk altijd worden geschoven. Ik ga er dan ook van uit dat de nieuwe ploeg tussen nu en de Miljoenennota nog eens kritisch kijkt naar de begrotingen. Wellicht kan in die begrotingen hier en daar nog iets verschoven worden. Dat is ook de normale gang van zaken. Wij werden nu wat geplaagd door het ontbreken van onderhandelingen over de begrotingen. De departementen zijn in een brief gevraagd of zij nog zaken kenden waaruit financiële problemen zouden kunnen voortvloeien. Het antwoord op die vraag is begerig ingevuld. In het normale begrotingsproces zit de minister van Financiën met zijn collega's aan tafel. Als een collega komt met problemen, heeft de minister van Financiën echter wel de mogelijkheid om te onderzoek of er iets te vinden is binnen de begroting van die collega en of die overschrijdingen niet deels kunnen worden teruggedrongen. Dat proces zal noodgedwongen in een wat beperkte periode tussen nu en Prinsjesdag moeten plaatsvinden. Ik hoop dat het kabinet in staat is om dan iets extra's vrij te spelen binnen het totale uitgavenkader.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Om u te helpen bij uw afkickprogramma: denkt u dat u de verleiding kunt weerstaan om dat allemaal in het torentje te regelen?
De heer Zalm (VVD):
Ik ben niet van plan om naar het torentje te gaan. Ik hoop ook niet dat ik daarvoor uitgenodigd wordt. Als de heer Balkenende iets van mij wil, komt hij maar bij mij.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Het gaat natuurlijk niet om de plaats maar om het soort overleg.
De heer Zalm (VVD):
Wij hebben hierover niet uitvoerig gesproken, maar ik heb steeds begrepen dat het in de bedoeling ligt dat wij niet wekelijks broodjes gaan eten in het torentje. Alleen als het noodzakelijk is, zullen wij elkaar ontmoeten. Wij ontmoeten elkaar alleen als het noodzakelijk is en dat kan gebeuren wanneer een van de partijen of het kabinet wijzigingen in het regeerakkoord wenselijk acht. Dan moet je dat met elkaar bespreken, zoals ook te doen gebruikelijk was onder Paars. Bij die gelegenheid kan een eventuele wijziging afgesproken worden, althans als het kabinet op steun van de fractie van de VVD wil kunnen rekenen. Mocht het kabinet andere dingen doen dan in het regeerakkoord is afgesproken, dan voelen wij ons vrij om ons vertrouwen in het kabinet op te zeggen, maar dat is volgens mij een algemene spelregel.
Continuïteit is er ook op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Daar staat 0,8% van het BBP voor. Voor de VVD bestaat hierin zelfs iets te veel continuïteit. Het percentage had van ons reëel constant mogen blijven. Toch is het een duidelijk element van continuïteit in het beleidsprogramma en dat is te danken aan de inbreng van het CDA en de LPF.
Het zorgstelsel is ook goeddeels een voorbeeld van continuïteit. Er lag een interessant reeds door Paars uitgewerkt document over meer vraagsturing en meer concurrentie. Er moesten nog knopen worden doorgehakt over de wijze van financiering en dat hebben wij gedaan. Er is besloten tot nominale premies. Gecompenseerd wordt onder andere door een ozb-verlaging en een toeslag voor hen die in inkomen achteruit dreigen te gaan.
Tot slot de WAO. Ook daarin is in belangrijke mate sprake van continuïteit. Het paarse kabinet was al een aantal verscherpingen overeengekomen in vergelijking met het SER-advies. Wij hebben nog diverse verfijningen aangebracht, maar op hoofdlijnen worden de voornemens gecontinueerd van het paarse kabinet, die onder leiding van de heren Hoogervorst en Vermeend waren ingezet. Tot zover de voorbeelden van continuïteit.
Ik geef nog een aantal voorbeelden van zaken die de VVD anders had gewild, maar niet voor elkaar heeft gekregen. Wij wilden een ander mediabeleid, de LPF trouwens ook. Wij troffen echter tegenover ons een onderhandelaar die vice-voorzitter is geweest van de NCRV. Hij kent de zaken van haver tot gort en is zeer gemotiveerd. Wij hadden graag een wat meer onderscheidende programmering willen afspreken en een onafhankelijke raad van toezicht voor de NOS. Wij hebben het keer op keer geprobeerd en zijn er niet in geslaagd. Wel is het ons gelukt om de publieke omroep een keer mee te laten doen aan een aanval op de bureaucratie. Er komt ook transparantie over de financiën van de omroep. Als klein puntje hebben wij ook voor elkaar gekregen dat er geen kleuringsvoorschriften ten aanzien van private frequenties komen.
Dan is er nog de rubriek "anders, maar niet juichend". Niet juichend zijn wij over het nieuwe instrument van de zorgtoeslag. Wij kwamen ook in ons eigen verkiezingsprogramma niet helemaal rond met de koopkrachtcompensatie, zodat wij zoiets ook hadden moeten invoeren. Dit punt is vanuit het CDA ingebracht.
Verder noem ik de uitbreiding van de inkomensafhankelijke kinderkortingen. Mevrouw Kant juichte hierover maar u kunt begrijpen dat wij daar niet op zaten te wachten. Het maakt echter onderdeel uit van het akkoord. Ik ben er wel blij om dat de belastingdienst niet wordt omgebouwd tot een subsidieverschaffer. Dat is een winstpuntje vanuit mijn ministerie, en wellicht ook vanuit mijn partij, bekeken.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik wil nog een vraag stellen over het ziektekostenstelsel. Via internet en andere media dwarrelen er diverse stukken op ons bureau waardoor je vergelijkingen kunt trekken. In het laatste stuk staat niet de voetnoot bij de compensatie die er in het stuk van eergisteren wél stond. Het ging om de vraag wat precies die normzorgkosten betekenen. Behoort het tot een van uw overwinningen dat die voetnoot geschrapt is?
De heer Zalm (VVD):
Dat is een technische kwestie omdat het voor de inkomenscategorieën verschillend ligt. Bejaarden bijvoorbeeld moeten zelf de eigen werkgeverspremie betalen. Wij wilden aansluiten bij wat het CPB op dat vlak hanteert. Wel is het conform de benadering die in de voetnoot stond. Wij zien dit punt echter als niet controversieel en zullen het in de geest van ons akkoord verder uitwerken.
De heer Balkenende (CDA):
De systematiek met betrekking tot de percentages komt voort uit het CPB. Ik heb voorgesteld, dit om technische redenen niet op te nemen. De heer Zalm zei terecht dat het doorgerekend is en dat een veel betere uitkomst dan volgens andere modellen ontstond. Het gedachtegoed omtrent de zorgkosten staat er, alleen technisch wordt het te lastig en daarom hebben wij de voetnoot geschrapt: het gedachtegoed blijft echter hetzelfde.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Er is geen onduidelijkheid over de vraag wat de normzorgkosten zijn.
De heer Zalm (VVD):
Voorzitter. Er zijn nog andere dingen die in sommige staatjes, bijvoorbeeld in het Algemeen Dagblad, als een nederlaag voor de VVD worden gezien, maar waarover het gehuil in mijn fractie niet erg imponerend was. Ik denk bijvoorbeeld aan het voorlopig niet doorvoeren van de kilometerheffing. Daarbij heb ik niet veel oppositie in mijn fractie kunnen aantreffen. Ook het accepteren van het verlagen van de benzineaccijns is niet zwaar gevallen. Wat betreft het afbouwen van de Melkertbanen, wat ook als een minpunt voor de VVD wordt beschouwd, merk ik op dat wij deze banen niet afbouwen maar het systeem vereenvoudigen. Wij gooien alle budgetten bij elkaar en in gekorte vorm gaat het ter vrije besteding naar de gemeenten. Als gemeenten derhalve Melkertbanen in stand willen houden, dan staat hun dat vrij; men is vrijer om het budget zelf uit te delen.
Voor de duidelijkheid zeg ik nog maar dat wij van harte achter minimumstraffen voor zware delicten staan.
De heer Veling (ChristenUnie):
U bent uw zegeningen aan het tellen, mijnheer Zalm. Hoe kijkt u aan tegen het toch sterke gemeenschapsdenken dat in het akkoord naar voren komt en het opnieuw agenderen van medisch-ethische thema's? De VVD heeft een fase achter zich waarin er toch een tendens was van meer individualisme en het minder agenderen van zaken in de publieke sfeer. Hoe kijkt u op die fronten aan tegen het akkoord?
De heer Zalm (VVD):
Ik denk dat daarin sprake is van een evenwichtig woordgebruik. Gelukkig wordt de individuele mens vaak aangesproken in het akkoord en wordt de vrijheid van mensen genoemd om dingen te doen. Daar zien wij onszelf in terug. Wij weten maar al te goed dat je niet alleen in een coalitie moet samenwerken, maar ook in het gewone leven. Dat is niet strijdig met het gedachtegoed van de VVD, zo lijkt mij.
De heer Veling (ChristenUnie):
Dat zou betekenen dat er, zoals de heer Herben dit voor zijn fractie zei, mogelijkerwijze op dit soort thema's verschillend zou worden gedacht en gestemd in de VVD-fractie?
De heer Zalm (VVD):
Over gewetenskwesties is er, denk ik, snel sprake van vrijheid van stemming. Wat betreft de medisch-ethische kwesties moet u die paragrafen maar eens goed lezen: het staat wel geagendeerd maar er zijn geen concrete afspraken gemaakt, anders dan over een evaluatie rond abortus en euthanasie en over de status quo op de andere dossiers.
De heer Veling (ChristenUnie):
Het is vooral procedureel?
De heer Zalm (VVD):
Ik denk dat als die evaluatie komt en er door de fracties consequenties uit zouden moeten worden getrokken, de gewetensvrijheid bij alle fracties een belangrijke rol zal spelen. Zo mag ik het, denk ik, wel zeggen. Wat dat betreft steun ik ook de interpretatie die de heer Herben op dit punt geeft. Over wat hier staat, zijn wij het echter eens.
Mevrouw Kant (SP):
U noemde de bezuiniging op de Melkertbanen en gaf aan dat uw fractie dit geen probleem vond. Is het ook een inhoudelijke overweging dat die banen moeten verdwijnen of is het puur en alleen omdat u het geld nodig heeft dat nu een streep door die banen wordt getrokken? De mensen komen op straat, maar u had het geld nodig?
De heer Zalm (VVD):
Wij menen dat de arbeidsmarktsituatie drastisch veranderd is, van een zeer groot tekort aan vraag – wat wij in 1994 nog hadden – naar meer een probleem in het aanbod. Spanningen zijn er ook op tal van onderdelen van de arbeidsmarkt en dan moet je je instrumentarium aanpassen. Het is dan niet logisch om een groeiend budget aan vraagstimulering alsnog in je meerjarenramingen aan te houden. Wat wij gedaan hebben, is de groei eruit nemen met een zekere afvlakking. Daar tegenover hebben gemeenten wel de volle vrijheid om het onderscheid tussen WIW-budget, Melkertbanenbudget en reïntegratiebudget helemaal los te laten en naar eigen inzicht de meest effectieve besteding te kiezen. Daarom hebben wij ook niet besloten dat dé Melkertbanen met een bepaald bedrag worden gekort of worden opgeheven, maar wij hebben besloten tot samenvoeging van die budgetten waarbij de gemeentelijke bestedingsvrijheid, om naar eigen inzicht een goed arbeidsmarktbeleid te voeren, wordt verbeterd. Uiteraard heeft meegespeeld dat wij graag geld wilden vrijspelen voor zorg, onderwijs, veiligheid en al die andere dingen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik ben blij dat u dit laatste toevoegt, want ik dacht even dat u dacht dat ik niet goed kon lezen. Ik heb wel degelijk gezien ...
De heer Zalm (VVD):
Ja, 850 mln.
Mevrouw Kant (SP):
... dat dit bedrag daarop was ingeboekt. Mensen verliezen wel degelijk hun baan; dat is het gevolg ervan. Wij zijn nooit een voorstander geweest van Melkertbanen, omdat wij het maatschappelijk nuttig werk vinden dat fatsoenlijk betaald moet worden. Dat geld wordt nu ingeboekt maar die banen verdwijnen. Mijn vraag is dan: was dat maatschappelijk geen nuttig werk? Het slaat nu toch een gat op de plek waar die mensen dat werk doen?
De heer Zalm (VVD):
Het is aan de gemeenten om die afweging te maken en te beslissen op welke budgetten zij deze korting plegen en of zij een andere mix willen dan zij nu min of meer gedwongen hebben.
Mevrouw Kant (SP):
Het is aan de gemeenten, zegt u, maar hoe je het wendt of keert: er zullen conciërges van scholen verdwijnen, er zullen banen uit de zorg verdwijnen en er zullen schoolassistenten verdwijnen. Daar komt geen geld in die sectoren voor terug. Dat slaat derhalve een gat in die sectoren.
De heer Zalm (VVD):
Nee, het komt niet terug via deze route. Dit is een budget dat niet primair bedoeld is om de zorg of het onderwijs te bevorderen, want dan had het wel op die begrotingen gestaan; dit is arbeidsmarktbeleidbudget. Wat wij willen, is dat de gemeenten meer verantwoordelijkheid krijgen voor het arbeidsmarktbeleid. Zij krijgen daarvoor een vrijer maar kleiner besteedbaar budget.
Ik zal verder niet te lang allerlei onderwerpen doorlopen. U kunt begrijpen dat wij op het gebied van asiel, migratie en integratie zeer tevreden zijn over dit akkoord. De heer Kamp heeft jarenlang in deze Kamer pogingen gedaan – vaak samen met de heer Wijn – om dingen voor elkaar te krijgen die nooit mochten en nu is dat allemaal gelukt. Deze twee woordvoerders heb ik samen gezien bij de informateur. Zij wisten niet wat zijn meemaakten. Ik gun hun dat graag want zij hebben heel lang hard gevochten en zien nu eindelijk resultaat in dit akkoord. Voor veiligheid geldt eigenlijk hetzelfde.
De heer De Graaf (D66):
Ik richt mijn vraag aan de heer Zalm in zijn toekomstige rol als externe financiële coach van het nieuwe kabinet. Ik heb zojuist de heer Balkenende horen zeggen dat hij toch nog even moet kijken naar de envelop voor de politie vanwege de opleidingen en het vullen van de opleidingscapaciteit. Dat is dus een aanvulling op de financiële afspraken. Denkt de heer Zalm, in welke hoedanigheid dan ook, daarover hetzelfde?
De heer Zalm (VVD):
Het nieuwe kabinet heeft nog tot Prinsjesdag om dit kleine vuiltje op te lossen.
De heer De Graaf (D66):
Dat vuiltje gaat tientallen miljoenen zo niet meer beslaan. Waarom vindt u het niet nodig dat dit al tussen u drieën geregeld wordt, mijnheer Zalm? Als uzelf zo ver gaat dat u precies aangeeft welke instellingen geen subsidiekortingen mogen hebben, lijkt mij dit toch een relevant onderwerp.
De heer Zalm (VVD):
Ik kan u verzekeren dat ik wel grotere vuiltjes ben tegengekomen in die acht jaar dan enkele tientallen miljoenen. Ik neem aan dat ik een opvolger krijg die dat ook wel aankan.
De heer De Graaf (D66):
Hetgeen betekent dat de heer Zalm nu ook accepteert dat er voor dit maatschappelijke onderwerp dus méér uitgaven worden gedaan dan nu gereserveerd in het regeerakkoord? Als dat zo is, is er dus ook een mogelijkheid tot méér ruimte voor andere maatschappelijke uitgaven?
De heer Zalm (VVD):
Nee, dat zit allemaal binnen het uitgavenkader wat wij hebben afgesproken. Men zal het daarbinnen moeten zoeken. Dat is een te doen gebruikelijke activiteit van een minister van Financiën en zijn collega's. Ik ga ervan uit dat de nieuwe minister van Financiën dat ook kan, anders hebben wij de verkeerde genomen.
Ik ben blij dat asfalt weer mag. Ik herinner mij vorige onderhandelingen over infrastructuur, waarbij twee van de drie partijen van mening waren dat er nul gulden extra naar wegen mocht. Het is een verademing om het eens anders te zien.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het is de tweede keer dat de heer Zalm het op deze manier zegt. Daarnet ging het over de asielproblematiek. Daar mochten ook allerlei dingen niet. Toont hij zich hier niet een slecht verliezer? In het verleden waren er debatten over asiel en over mobiliteit waarin een meerderheid van de Kamer bijvoorbeeld niet zoveel zag in méér asfalt.
De heer Zalm (VVD):
De kiezer heeft aangegeven dat beleid niet zo goed te vinden. Nu is er een grote meerderheid voor een strenger asielbeleid, voor een strenger veiligheidsbeleid en er mag weer eens een weg worden verbreed. Daarmee zijn wij blij als VVD.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik twijfel er niet aan dat wij u de komende jaren nog vaak blij zullen zien als dit kabinet er zit. Maar er gaat zo'n soort moreel gelaten stemming van u uit.
De heer Zalm (VVD):
Ik sta hier te genieten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat is van uw gezicht af te lezen.
De heer Zalm (VVD):
Ik denk soms met ergernis terug aan hoe dat vroeger ging en constateer hoe prettig dat nu gaat bij deze onderwerpen. Bij deze onderwerpen zijn er veranderingen waar wij blij mee zijn. Dat geldt ook voor de ruimtelijke ordening: méér bevoegdheid voor gemeenten en provincies, minder bemoeienis van het Rijk, meer ruimte voor wonen en meer flexibiliteit. Dat zijn allemaal zaken die wij altijd hebben gewild en nu ook kunnen krijgen en dat is plezierig.
Het is ook prettig dat wij een plan krijgen van de nieuwe minister van Landbouw die ervoor gaat zorgen dat de boeren weer kunnen gaan boeren en niet alleen maar administratieve lasten over zich heen krijgen en formulieren zitten in te vullen. Daar hopen wij op en wij verwachten daar veel van.
Het begrotingsbeleid heb ik in spelregeltermen besproken. In termen van omvang van bezuinigingen vinden wij het een stevig programma. Het is wat meer geworden dan in ons VVD-verkiezingsprogramma, maar daar treuren wij niet over. Het is een fors pakket: 6,8 mld. Er is ook een forse grondslagverbreding in de belastingen. Wij doen heel wat belastingsubsidies weg. Wat dat betreft hebben wij een behoorlijk pakket kunnen maken. Nogmaals, de ozb-verlaging alsmede de verhoging van de arbeidskorting juichen wij toe. Dit is onderdeel van een operatie om geld weer terug te geven aan de burger dat eerst is weggehaald en dat hoort zo.
Ik ga verder niet meer al die punten langs lopen. Een medewerker van onze fractie is zo actief geweest om ons programma naast het regeerakkoord te leggen. Daaruit blijkt dat wij op dertien punten niet onze zin hebben gekregen. Op 67 punten staan wij helemaal niet vermeld. Dit zijn de dualistische punten. Zes punten uit ons programma zijn deels gerealiseerd en 142 punten volledig. Ik vind dit een aardige score.
De geachte afgevaardigde de heer De Graaf zegt dat dit grijs 1 is. Ik hoop dat dit op de haarkleur slaat, want ik ben de enige grijze in het hele gezelschap en dan kan ik het nog een beetje naar mij toetrekken. De uitlating van mevrouw Kant dat dit nog erger is dan Paars beschouw ik, vanuit het standpunt van de VVD-fractie bekeken, niet direct als een slecht teken.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
In het kader van de vernieuwing en het dualisme is het misschien wel leuk als dat lijstje aan de Handelingen wordt toegevoegd, dan kunnen wij daar later ook nog eens met elkaar over praten.
De heer Zalm (VVD):
Dat was ook mijn voornemen. Dan kunt u het bestuderen en eenzelfde vergelijking maken met het programma van uw partij, want wij hebben daaruit ook weleens wat geleend.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
U net gehoord hebbende, weet ik nu al wel ongeveer hoe dat uitvalt.
De heer Zalm (VVD):
Wij hebben weleens iets dankbaar benut, kan ik u verzekeren.
Mijn fractie gaat een avontuur aan. Wij hebben bij de verkiezingen een flinke klap gekregen. Het is een coalitie met een partij die geheel nieuw is in het parlement en met een partij waar de regeringservaring al weer een beetje is weggezakt. Het is een avontuur. Wij gaan dit avontuur met overtuiging aan. Wij willen dit kabinet ook vier jaar lang laten zitten. Wij hadden gezegd dat wij de onderhandelingen zouden ingaan. Wij werden aangemoedigd door GroenLinks, de SP en de PvdA om aan het kabinet deel te nemen. Het was hun vurige wens dat de VVD eraan zou deelnemen. Ik hoop dat zij tevreden zijn met het VVD-gehalte van het regeerakkoord.
De voorzitter:
Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met het debat over het Strategisch akkoord. Daarbij geef ik wederom het woord aan onze gast, de informateur, de heer Donner.
De heer Donner:
Dank u, mijnheer de voorzitter. De rol van de informateur is die van onderzoeker, betrokken waarnemer en rapporteur. Hij kan daarom ook niet mislukken. Hij kan slechts antwoord geven op de hem in de opdracht gestelde vraag, maar hij kan daarom ook slechts verantwoordelijkheid nemen voor het proces en niet voor de inhoud. Men kan de scheids- en grensrechters niet verantwoordelijk stellen voor het maken van de doelpunten of de kwaliteit van de combinaties, noch de voorzitter van de Kamer verantwoordelijk stellen voor de inhoud van het debat. Ik moet dan ook het antwoord op de verschillende vragen die de inhoud betreffen, schuldig blijven en doorverwijzen naar mijn gesprekspartners. Slechts op de vragen die het proces betreffen, kan ik antwoorden. Op dat punt is er slechts een beperkt aantal vragen gesteld.
De heer De Graaf heeft mij gevraagd of ten minste de beëdiging in het openbaar kan plaatsvinden. De regeling van dat punt behoort niet tot de taak of de opdracht van de informateur. Het is in ieder geval niet zo dat een van de betrokken fracties de totstandkoming van een kabinet daarvan afhankelijk heeft gesteld.
De heer De Graaf (D66):
Het laatste had ik ook niet verwacht. Het lijkt mij evenwel dat het de informateur vrijstaat om in zijn eindverslag ook aanbevelingen op te nemen. Nu u dit niet wilt toezeggen, wil ik u vragen of u dit onderwerp vanmiddag bij het inmiddels beroemde evaluatiegesprek met de onderhandelaars over dit debat toch nog wilt inbrengen.
De heer Donner:
Ik moet op dat punt corrigeren: de informateur is geen zelfstandige partij in de gesprekken. Ik heb mijn opdracht. De vragen die daarin zitten, moet ik beantwoorden. Het is niet aan mij om daarbuiten nog andere aanbevelingen op te nemen dan die welke mijn gesprekspartners nodig achten voor het totstandkomen van een kabinet.
De heer De Graaf (D66):
Dan heb ik de heer Balkenende verkeerd begrepen. Hij heeft in zijn bijdrage aangegeven dat in het eindverslag van de informateur ook dit debat wordt meegenomen. Aangezien dit in het debat is gewisseld, kan ik mij voorstellen dat u dat in uw eindverslag opneemt.
De heer Donner:
Ik wilde daar straks op ingaan. Op dat punt wil ik een iets andere mening vertegenwoordigen. Dit debat is primair een input voor de betrokken fractievoorzitters om te beoordelen of zij tot een ander oordeel komen dan zij voorlopig kwamen. Uiteraard zal het verslag van deze vergadering, het stenogram, behoren tot de stukken die de informateur bij zijn werkzaamheden heeft verzameld en die ook naar de formateur zullen gaan. Zo alle drie de fractievoorzitters van mening zijn dat dit een punt is dat zeker tot de aanbevelingen moet behoren aan Hare Majesteit om tot een kabinet te komen, zal ik dat zonder meer opnemen in mijn eindverslag. Anders beperk ik mij echter tot de vraag.
Mij is verder vaak gevraagd of onderwerpen aan de orde zijn gekomen of niet. Velen hebben gesteld dat het voorliggende stuk te lang is en dat er te veel in staat, om vervolgens te klagen over wat er allemaal nog niet in staat. Dat er onnodige details in zouden staan, is onjuist. Wat erin staat is nodig om tot een kabinet te komen en dat behoorde tot mijn taak. Wel kan ik de heer De Graaf geruststellen. Als hij niet op de krant maar op het aangeboden stuk zou zijn afgegaan, had hij geweten dat de kalknagels niet aan de orde komen in het aangeboden stuk noch de cholesterolverlagers, de maagzuurremmers of andere medicijnen. Ook wijs ik erop dat het stuk een motto heeft, als hij dat nog niet gezien had.
De heer De Graaf (D66):
Een ding weet ik zeker, er staat "werken aan vertrouwen" en niet "werken aan kalknagels". Dus dat klopt. Maar ik meen toch die passage te hebben gelezen, kan het zijn in een eerder concept.
De heer Donner:
Als u uitgelekte stukken gaat lezen, daar is de informateur niet voor.
De heer De Graaf (D66):
U doet net alsof dat het laatste is wat een parlementariër zou moeten doen, uitgelekte stukken lezen.
De heer Donner:
Ik weet het niet, maar als u hier iets citeert, moet dat juist zijn. Ik verwijs naar blz. 6 van de bijlage en daarin staat dat op de basis van de trechter van Dunning eraan gedacht kan worden een aantal geneesmiddelen uit het ziekenfondspakket te halen. Dat is alles.
Voorzitter. Door diverse sprekers is gevraagd naar onderwerpen die niet in het stuk aan de orde zijn gekomen. Ik kan hier uiteraard niet ingaan op de inhoud van de gesprekken bij de informateur. Hoewel het proces, als ik de kranten moet geloven, zeer open is geweest en het is voorgekomen dat er zaken uitlekten voordat zij aan de orde kwamen, is het niet aan de informateur om daarover mededelingen te doen. Ik kan hier echter iedereen verzekeren dat veel meer zaken aan de orde zijn gekomen dan in het stuk vermeld zijn. Bij zeer vele onderwerpen is daarbij vastgesteld dat deze niet concreet en precies in het stuk aan de orde hoefden te komen, dat een nieuw kabinet daar in eerste instantie over heeft te oordelen en dat dan in voorstellen hier aan de orde heeft te stellen. Het is zeker niet zo dat er onderwerpen ontbreken in het stuk. Er is immers niet een objectieve maatstaf voor wat er in een stuk als dit moet staan. Criterium is slechts dat er in staat wat de betrokken fracties nodig achten om zich te binden aan de totstandkoming van een kabinet. Ten aanzien van alle andere onderwerpen is geconstateerd dat deze aan het kabinet zijn en dat deze beoordeeld zullen worden op basis van de beginselen die in het stuk staan en dat de fracties daar gezamenlijk uit zullen moeten komen. Wat die punten betreft zal dus op het handelen van het kabinet gewacht moeten worden. Daaruit kan pas blijken wat het beleid is. Ik verwijs naar de brief van de apostel die ook mevrouw Van Nieuwenhoven citeerde. Even eerder in de brief zegt de apostel: dan zeg ik, toon mij uw geloof uit uwe werken en ik toon u uit mijn werken mijn geloof. Dat is, denk ik, het adagium voor het kabinet.
Dat is het dualistische karakter van het stuk en van de inzet. Dat is een keuze. Natuurlijk is dualisme logisch minder goed uit te leggen, omdat logica altijd tot monistische en hiërarchische verhoudingen zal leiden. Logica leidt uiteindelijk tot een pogen om steeds meer op één moment op één plaats in één stuk vast te leggen, maar de werkelijkheid is niet logisch. Voor alle duidelijkheid echter naar de heer Veling: het voorliggend stuk is niet het verslag van de informateur, maar slechts de bijlage daarbij waarin is aangegeven op welke basis de drie betrokken fracties bereid zijn een kabinet te steunen. Onderkend moet worden dat de fracties die daar niet bij betrokken zijn zichzelf buiten de discussie hebben geplaatst door in de algemene gespreksronde met mij aan te geven dat zij voor zichzelf geen rol in het kabinet zagen. Er is gevraagd naar de aanwezigheid van de heer Herben bij bepaalde discussies. Ik zou hier in de eerste plaats willen bevestigen dat de heer Herben zeer nadrukkelijk aanwezig was in de discussies. Ik meen ook dat velen de sporen daarvan hebben aangewezen in het voorliggende stuk. Zoals de heer Herben zelf aangaf, haalde hij niet alleen de specifieke punten van de LPF binnen maar ook die punten van het CDA en de VVD waar de LPF het mee eens is.
Het is juist dat de heer Herben vanwege discussies in zijn partij twee maal de vergadering voortijdig moest verlaten. In beide gevallen werd met zijn uitdrukkelijke toestemming doorgesproken over bepaalde onderwerpen, die echter steeds in zijn aanwezigheid werden afgerond, nog afgezien van het feit dat het eindresultaat door de fractievoorzitters en hun fracties werd bevestigd.
Er is ten slotte gevraagd of de stabiliteit en onervarenheid aan de orde zijn gekomen. Ik wil hier slechts vaststellen dat de eventuele onervarenheid, zo daar al sprake van zou zijn, een gegeven is met de uitkomst van de verkiezingen. Dat is de input. Daaraan kunnen geen extra eisen worden gesteld. Wat de stabiliteit betreft is uitdrukkelijk de vorming van een kabinet voor de volle kabinetsperiode aan de orde. Dat heeft steeds bij alle gesprekspartners voor ogen gestaan.
Ik hoop uw Kamer daarmee voldoende het resultaat te hebben toegelicht.
De voorzitter:
Voordat wij overgaan naar de tweede termijn, schors ik op verzoek van een aantal fracties de vergadering. Ik stel voor, in tweede termijn te werken met spreektijden die maximaal een derde zijn van de spreektijden in eerste termijn.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij hebben afgesproken dat de spreektijd in tweede termijn maximaal eenderde is van die in eerste termijn.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Mijnheer de voorzitter. Het moest allemaal anders en beter, met meer dualisme. De Partij van de Arbeid had goede hoop dat het wat uit zou maken wat er in de Kamer wordt gezegd.
Uit het debat begrijpen wij dat de onderhandelaars later vandaag bij elkaar komen om het debat te evalueren. Volgens de heer Balkenende staat de deur op een kier om zaken uit het debat te laten doorklinken in het definitieve regeerakkoord, maar de heer Zalm wekt de indruk dat het meer een kattenluikje is.
Om de drie onderhandelaars bij hun gesprek toch een handje te helpen wil de fractie van de Partij van de Arbeid in tweede termijn enkele moties indienen. Ik zeg erbij dat ik het regeerakkoord dan maar als een planologische kernbeslissing zie, waarvoor ik een aantal amenderende moties heb voorbereid. Ik hoop dat zij hun werk bij de uitwerking van deze kernbeslissing zullen doen.
In eerste termijn heeft de fractie van de Partij van de Arbeid geconstateerd dat in het regeerakkoord geen concrete maatregelen staan op het gebied van de urgente problemen in de samenleving, zoals de wachtlijsten, het lerarentekort en de veiligheid op straat. Het is vreemd dat hiervoor geen heldere maatregelen in het regeerakkoord staan, omdat veel kiezers juist op deze terreinen zichtbare resultaten verwachten. Ik heb hierover de volgende motie voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voorliggende Strategisch akkoord is bedoeld om bij te dragen aan de oplossing van knelpunten en problemen in de samenleving op het terrein van veiligheid, onderwijs en zorg;
overwegende dat het afleggen van verantwoording over het te voeren en gevoerde beleid door de regering concrete en toetsbare plannen vereist;
spreekt uit dat de regering, met name voor deze maatschappelijke knelpunten en problemen, concrete en toetsbare doelen moet vastleggen en die uiterlijk bij het verschijnen van de Miljoenennota dient te presenteren en verzoekt de informateur te bewerkstelligen dat dit wordt opgenomen in het Strategisch akkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven, Rosenmöller en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9(28375).
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
In het debat heeft de heer Balkenende vanmorgen uiteengezet dat de opleidingscapaciteit voor de politie volledig moet worden benut. Als dat gebeurt, kunnen er in dezeVan Nieuwenhoven kabinetsperiode 7000 politieagenten bij komen. Dat is overigens minder dan de 10.000 die het CDA in de verkiezingscampagne heeft beloofd.
Als de opleidingscapaciteit volledig wordt benut, is daar 159 mln euro voor nodig. Dat is oplopend van 2003 naar 2006 562 mln euro. Het voortzetten van de extra impuls van het huidige kabinet met duizend aspiranten kost in 2003 en volgende jaren circa 65 mln euro per jaar.
Hoewel de nieuwe coalitie dan helemaal niets extra's doet, is zelfs dat bedrag tot nu toe niet beschikbaar. Ik maak uit de woorden van de heer Balkenende op dat hij hierover wil nadenken. Wij steunen hem van harte. Die steun is op z'n plaats, als wij de woorden van de heer Zalm hierover in herinnering roepen.
Bij de zorg kiezen de coalitiepartners voor een premiestelsel met hoge nominale premies. Voor de ouderen gaat het om torenhoge premies, want ik heb de heer Zalm zojuist horen zeggen dat zij ook het zogenaamde werkgeversdeel moeten gaan betalen. Hoeveel wordt de nominale premie voor ouderen dan precies?
Met zo'n premiesysteem kies je voor koopkrachtproblemen. Om deze weer op te lossen is er erg veel geld nodig. Wij willen daarom een ander premiemodel, waarmee het geld naar de zorg kan, want daar liggen de problemen. Ik heb een motie over dat inkomen voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de onderhandelaars van CDA, LPF en VVD een strategisch kabinetsakkoord hebben opgesteld waarin tal van bezuinigingen en andere maatregelen worden aangekondigd met grote effecten voor talloze mensen met lage inkomens en middeninkomens;
overwegende dat een rechtvaardige inkomensontwikkeling van groot belang is voor het vertrouwen van de burgers in de overheid;
verzoekt de informateur, te bewerkstelligen dat in het Strategisch akkoord wordt vastgelegd dat niemand met een laag inkomen of middeninkomen er in koopkracht op achteruit mag gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10(28375).
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De CPB-berekeningen laten tabellen zien over de koopkracht die geruststellend lijken, maar het kan beter in de werkelijkheid worden afgelezen. Wij willen niet dat honderdduizenden mensen er straks jarenlang fors op achteruitgaan.
De Partij van de Arbeid denkt dat de problemen met de WAO alleen zijn aan te pakken in samenwerking met de sociale partners. Daarover heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de onderhandelaars van CDA, LPF en VVD een strategisch kabinetsakkoord hebben opgesteld waarin met betrekking tot de WAO wordt afgeweken van het SER-akkoord;
overwegende dat daarmee de aanpak van het belangrijke vraagstuk van de toenemende arbeidsongeschiktheid in de waagschaal wordt gesteld;
dringt er bij de informateur op aan, in het Strategisch akkoord op te nemen dat de nieuwe regering met de sociale partners tot overeenstemming komt over de uitvoering van het SER-akkoord ter zake van de WAO,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11(28375).
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De heer Herben heeft mij niet overtuigd met zijn redenering over de asielzoekers. Wij willen een humanitaire aanpak en vragen voor een afgebakende groep een specifiek pardon. De heer Rosenmöller zal later over dit onderwerp een motie indienen die ik mede heb ondertekend.
In de eerste termijn zei de heer Balkenende dat andere landen in Europa ook een staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking hebben. Ik moet hem daarin gelijk geven. Het zijn echter landen zonder budget voor ontwikkelingssamenwerking. De formule van een minister zonder portefeuille is in feite al zeer bescheiden. Alle grote donoren waarmee Nederland zich mag en wil vergelijken op het gebied van hulpprestaties, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Scandinavië, hebben een minister met een eigen uitvoeringsapparaat en daarbij ook nog een staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking.
Ondanks mijn waardering voor de handhaving van het budget, vraag ik mij af waarom Nederland zichzelf de mond snoert door de bewindspersoon te degraderen tot staatssecretaris. Hoe kan de belangenafweging uitvallen ten gunste van effectieve armoedebestrijding en markttoegang als in de ministerraad de stem van die armsten niet gehoord wordt? Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een goed ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, gericht op internationale samenwerking en armoedebestrijding, een eigen minister behoeft voor een effectieve besteding van het beschikbare ODA-budget en het nastreven van een coherent beleid op het hoogste niveau, zowel nationaal als internationaal;
verzoekt de informateur, te bewerkstelligen dat in het Strategisch akkoord handhaving wordt bepleit van een aparte ministerspost voor ontwikkelingssamenwerking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoendeVan Nieuwenhoven ondersteund.
Zij krijgt nr. 12(28375).
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik ga afronden, voorzitter. Bij zo'n planologische kernbeslissing is het echter moeilijk om niet alle punten die je eigenlijk wilt veranderen, met amenderende moties in te brengen in het debat. Ik heb nog een motie over het premiestelsel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het grootste probleem in de zorg het tekort is aan verpleegkundigen, verzorgenden en artsen;
overwegende dat de veranderingen in het premiestelsel daarvoor geen directe oplossingen bieden;
overwegende dat de compensatie van inkomensnadelen van een nieuw premiestelsel circa 2,3 mld euro kost;
verzoekt de informateur, te bewerkstelligen dat in het Strategisch akkoord wordt vastgelegd dat de gereserveerde 2,3 mld euro rechtstreeks wordt ingezet voor meer personeel en meer voorzieningen in de zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13(28375).
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De fractie van de Partij van de Arbeid hoopt dat er serieus wordt omgegaan met de inbreng van de Kamer, ook als dat niet de beoogde coalitiepartijen zijn. Ik blijf bij hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd: de fractie van de Partij van de Arbeid zal het nieuwe kabinet beoordelen op zijn daden. Ik heb de heer Donner in eerste termijn niet bedankt voor zijn bemoeienissen en zijn woorden. Vergeef mij dat verzuim. Ik dank hem bij dezen zeer hartelijk daarvoor. Ik wens degenen die vanavond nog gaan onderhandelen over wat zij de Koningin meedelen, heel veel sterkte toe.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. Ik bedank allereerst de heer Donner voor zijn bereidheid om ons niet alleen aan te horen, maar ook onze vragen te beantwoorden, zelfs als hij mij weet te wijzen op verschillen tussen eerdere versies en de definitieve versie van het belangwekkende onderwerp van bepaalde kwalen die mensen kunnen hebben. Ik bedank ook de onderhandelaars voor zover zij antwoord hebben gegeven op vragen die ook ik heb gesteld. Ik wil nog een paar opmerkingen maken.
Ik wil in aansluiting op de woorden van mevrouw Van Nieuwenhoven over Ontwikkelingssamenwerking, Buitenlandse Zaken en de ministersposten in het bijzonder iets zeggen tegen de heer Balkenende. Het is weliswaar geen onderwerp van het regeerakkoord, maar het komt wel uitdrukkelijk aan de orde in de fase die de heer Balkenende ingaat. Ik herinner hem aan een opvatting die hij vorig jaar in een Clingendael-lezing heeft geventileerd. Die mening heb ik zelf overigens ook tijdens die gelegenheid naar voren gebracht. Wij vonden elkaar dus op dat punt. Dat was de opvatting dat het verstandig zou zijn om een aparte minister voor Ontwikkelingssamenwerking en overige onderdelen van het buitenlands beleid te hebben in de vorm van een minister van internationaal beleid. Daarnaast zou er een minister van Buitenlandse Zaken moeten komen die als core business Europa heeft. Is de heer Balkenende die mening als fractievoorzitter van het CDA nog steeds toegedaan? Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat zijn opvatting daarover nu anders zou luiden. Dit zou overigens betekenen dat Ontwikkelingssamenwerking op ministersniveau wordt waargenomen.
Ik heb het de heer Zalm horen zeggen en ik heb het inmiddels vaak in de kranten gelezen: eerst het zuur, dan het zoet. Dat klinkt als een wijsheid uit de Hollandse keuken. Ik ben overigens niet verschrikkelijk onder de indruk van de Hollandse keuken, maar dat is de heer Zalm kennelijk wel. De vraag is nu natuurlijk: wat is de menging en wat zijn de ingrediënten? Ik kan de heer Zalm het volgende verzekeren. Als de Nederlandse bevolking eerst een zuur voorgerecht krijgt, dan een zuur tussengerecht, vervolgens een zuur hoofdgerecht en helemaal aan het einde wellicht nog iets zoetig als toetje, dan is dat misschien aardig voor het laatste verkiezingsjaar, maar het betekent wel dat wij maatschappelijk in de problemen zijn gekomen.
De heer Donner:
Voorzitter. Ik wijs de heer De Graaf erop dat wij in het Wilhelmus in het negende couplet in Nederland altijd zingen: na tsuer sal ick ontfangen van Godt, mijn Heer, dat soet. Dat is in modern Nederlands: na het zuur zal ik ontvangen van God de Heer dat zoet.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. Dat de Nederlandse keuken tevens is afgeleid van de bijbelse keuken, wil niet zeggen dat je daar geen opmerkingen over kunt maken. Bovendien heb ik de indruk dat in lange jaren van geschiedenis de smaak van de bevolking culinair gesproken kan veranderen.
Ik sprak over de maatschappelijke lasten. Ik hoor de onderhandelaars zeggen dat de financiële lasten van individuele burgers niet verzwaard worden. Zij worden weliswaar niet verlicht, maar zij worden niet verzwaard. Nee, maar de maatschappelijke lasten worden natuurlijk wel verzwaard, en daarmee toch vaak weer de last voor individuele burgers. Dat geldt voor onvoldoende middelen voor de kenniseconomie en dat geldt eventueel ook voor middelen in de gezondheidszorg. Ik geef een voorbeeld met betrekking tot de kleine scholen. In het regeerakkoord staat dat fusies verder moeten worden tegengegaan, of woorden van soortgelijke strekking. Dat is natuurlijk niet echt streven naar kleine scholen, maar dat is ervoor zorgen dat scholen niet nog groter worden. Wie dat echt had gewild, wie dat had genoemd als een maatschappelijke prioriteit, had daar dan ook ruimte voor uitgetrokken. Dat geldt voor het CDA, voor de LPF en in mindere mate ook voor de VVD. Dat is de centrale vraag die ook in de komende jaren zal spelen: geld voor uitgaven is geen automatisme. Het is een keuze die je maakt, zoals je ook een keuze maakt om de staatsschuld in 20, in 25 of misschien wel in 30 jaar af te lossen en dan de ruimte te gebruiken.
De heer Balkenende heeft gesproken over een morele agenda. Die hebben wij gezien in het regeerakkoord. Het was een CDA-agenda, een ideologische agenda. De heer Herben was wellicht soms afwezig, dat hebben wij gehoord. Maar de heer Zalm was meestal wel aanwezig. Hij was misschien de kas aan het natellen of andere dingen aan het doen, maar hij kwam niet op voor het liberale gedachtegoed, zoveel is zeker.
Ten slotte ga ik in op de bestuurlijke en democratische vernieuwing. Ik wist eerlijk gezegd niet wat ik hoorde toen ik de heer Herben hier achter het katheder hoorde verklaren waarom hij tegen het referendum is. Het kwam er kort en goed op neer dat hij zei: wij gaan goed besturen en problemen oplossen waarover bij mensen mogelijkerwijs onvrede bestaat, dus hoeven zij geen recht van spreken, geen recht van referendum meer te hebben, want het wordt voor hen opgelost. Dat is inderdaad regentendom ten top. Dat stelt me zeer teleur van de LPF, zeker gegeven het gedachtegoed van haar oprichter. Was het niet zo dat de slogan luidde "Het land terug aan de burgers"? Mijnheer Herben, laat het niet zo zijn dat de slogan wordt "Het land terug aan de regenten". Ik heb een motie op dit punt die ik graag aan de Kamer voorleg. Deze motie is medeondertekend door de leden Van Nieuwenhoven, Rosenmöller, Kant en Teeven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Strategisch akkoord van de beoogde coalitie de mogelijkheid tot het houden van een referendum wordt geschrapt;
van mening dat het vertrouwen van burgers in de politiek hersteld moet worden;
van mening dat het referendum een instrument is om burgers meer invloed te geven op het bestuur;
spreekt uit dat het correctief referendum tot de democratische verworvenheden behoort en dient behouden te blijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Th.C. de Graaf, Van Nieuwenhoven, Rosenmöller, Kant en Teeven.
Zij krijgt nr. 14(28375).
De heer De Graaf (D66):
Ik moet nog een antwoord geven op een vraag van de heer Zalm. Grijs, mijnheer Zalm, slaat niet op uw haren. Dat is te veel eer. Bovendien, zoveel zijn het er ook weer niet. Grijs slaat op het gebrek aan vernieuwing, de kleurloosheid en de hang naar het verleden. En voor zover het om haar gaat, inderdaad je zou hier grijze haren van krijgen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. Ook van mijn kant een woord van dank aan de collega-fractievoorzitters c.q. onderhandelaars en uiteraard een hernieuwd woord van dank aan de informateur. Ik sta hier een beetje zenuwachtig, omdat ik niet hoop dat hij mij onderbreekt met elementen uit het negende couplet van het Wilhelmus. Ik ken het slechts tot en met het achtste couplet uit mijn hoofd en zit dus op enige achterstand van hem, maar ik hoop toch door deze tweede termijn te komen.
Ingaande op de status van dit debat en met name op de status van het document dat wij hier bespreken, moet ik constateren dat de heer Balkenende vrij veel woorden nodig had om mij tot de conclusie te brengen – en als die conclusie onjuist is, hoor ik dat graag – dat dit document niet alleen de fracties bindt, maar ook het toekomstige kabinet en dat het alleen op verzoek van het kabinet of van fracties door die drie partijen kan worden gewijzigd. Zo heeft Zalm het ook gezegd. De heer Balkenende had het iets meer over een vertrekpunt en soortgelijke teksten. Mij wordt het wat onduidelijk in zo'n geval. Ik weet niet of het de oude heer Freud was die Zalm parten speelde, maar hij had het in ieder geval over regeerakkoord. Dat moet natuurlijk een pesterijtje zijn geweest, maar het zal toch wel enigermate de status van dit document zijn geweest. Het wordt in definitieve zin vastgesteld na dit debat. Er komt nog een debat over de regeringsverklaring, maar ik denk dat het betekent dat als het kabinet een aantal concrete punten nader uitwerkt, die uitwerking volstrekt onderhevig is aan het dualisme en geen onderdeel is van een akkoord dat dezelfde status heeft als dit regeerakkoord. Dat wil ik volstrekt helder hebben, want dan is duidelijk dat wij hier eigenlijk bezig zijn met een debat over een regeerakkoord zonder regering. Juist omdat de deur nog op een kier staat en er sprake is van een brievenbus, hebben wij de mogelijkheid om er nog iets aan te doen. Ik zal van die mogelijkheid gebruik maken.
Voorzitter. In de komende jaren moet het kabinet niet aankomen met het verhaal dat er geen geld is. In deze economisch wat mindere periode gaat het ook gewoon om de verdeling van geld. In dit document staat dat men geen begrotingstekort wil, maar zelfs een overschot van 1% aan het einde van deze kabinetsperiode en een lastenneutraal beeld. Daarmee legt men zich financieel vast en dat betekent dat men nog maar beperkte mogelijkheden heeft voor investeringen. Dat moet men duidelijk durven zeggen, want dat is de keuze die dit nieuwe kabinet maakt. De prioriteit ligt nu eenmaal bij de aflossing van de staatsschuld in combinatie met een lastenneutraal beeld. In plaats van "werken aan vertrouwen" of "een kwestie van aanpakken" had men ook voor de titel kunnen kiezen: "werken aan de staatsschuld, een kwestie van aflossen".
De heer Herben had gelijk toen hij zei dat de automobilist en de huizenbezitter ook mensen zijn. Natuurlijk zijn dat ook mensen. Ik zou mijn eigen bestaan ontkennen als ik het niet met hem eens zou zijn. Diezelfde automobilist kan echter ook een ongeluk krijgen. Het is de vraag waar hij zich dan het meeste zorgen over maakt. Maakt hij zich de meeste zorgen over die euro's die hij heeft moeten betalen voor die volle tank of over het letsel dat hij heeft opgelopen, de wachtlijsten en de kwaliteit van de zorg? Dat is in essentie de keuze die wij hier moeten maken.
Ik constateer dat de inspanningen voor de publieke sector, zorg, onderwijs en de ambities voor veiligheid en integratie onder de maat blijven. Dat stelt mij teleur. Wij wilden dat er na Paars zou worden gekozen voor een investeringskabinet. Maar wat krijgen wij? Een saneringskabinet.
De heer Zalm zou het met mij eens moeten zijn en het zou hem ook pijn moeten doen dat uit de doorrekening van het CPB blijkt dat de plannen die nu voorliggen, niet goed zijn voor de economische groei, de werkgelegenheid en de koopkracht van de mensen. Daar doet de beperking op de eerste bladzijde van deze doorrekening niets aan af. Dit zegt ons heel veel over datgene wat wij hier voorgeschoteld krijgen.
Voorzitter. Ik zal twee moties indienen. De eerste motie betreft de zorg en de wachtlijsten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat wachtlijsten bij levensbedreigende ziekten maatschappelijk niet aanvaardbaar zijn;
overwegende dat nagenoeg alle politieke partijen dit ook hebben afgekeurd in de verkiezingscampagne;
spreekt als haar mening uit dat het kabinet deze wachtlijsten binnen de kortst mogelijke termijn oplost en de Kamer hierover uiterlijk op Prinsjesdag informeert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rosenmöller, Van Nieuwenhoven, Kant, Van der Vlies, Teeven, Veling en Th.C. de Graaf.
Zij krijgt nr. 15(28375).
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik doe een dringend beroep op de drie onderhandelende collega's om dit als een punt mee te nemen. Niemand kan het hier immers mee oneens zijn. De "kier" moet maar gebruikt worden voor dit soort oproepen.
Mijn tweede motie is mede een uitvloeisel van mijn debat met de heer Herben over een beperkt pardon. Deze motie is in voorzichtige termen gegoten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de instroom van asielzoekers snel daalt en steeds meer mensen snel horen of zij wel of niet in Nederland mogen blijven;
overwegende dat veel mensen, ongeveer 5000, die onder de oude Vreemdelingenwet hun asielprocedure zijn gestart, nog in de opvang zitten of in gemeentewoningen wonen;
overwegende dat zij die vijf jaar of langer in Nederland verblijven, veelal zijn ingeburgerd;
spreekt uit dat de mogelijkheid moet worden onderzocht van een specifiek pardon in de vorm van een verblijfsvergunning voor die asielzoekers die ooit een, inmiddels ingetrokken, verblijfsvergunning hebben gekregen en vijf jaar of langer in Nederland verblijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rosenmöller, Van Nieuwenhoven, Th.C. de Graaf en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16(28375).
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb deze motie ingediend vanwege het feit dat, ondanks de discussies over dit ingewikkelde terrein, er echt verwachtingen zijn gewekt. Niet bij een grote groep, maar ieder mens telt voor elk van ons. Het minste dat wij als Kamer kunnen doen is tot de uitspraak komen dat wij gaan onderzoeken of dat inderdaad kan. Daarmee zou voorlopig een streep onder dit thema gezet kunnen worden. Dat zou ons een lief ding waard zijn.
Wij zijn zeer kritisch over het akkoord dat wij vandaag bespreken. Ondanks dat houden wij hoop. Wij houden hoop als het gaat om de fractie van de LPF op het terrein van vreemdelingen en op het terrein van bestuurlijke vernieuwing. Wij houden hoop dat het land weer van de burger kan worden en dat mensen zeggenschap krijgen in welke vorm dan ook. In die zin heb ik ook van harte de motie van collega De Graaf medeondertekend.
Wij houden ook hoop als het gaat om de positie van het CDA, om de christelijk-sociale traditie en ook het rentmeesterschap. Daar heeft de heer Balkenende het niet over gehad, maar hij heeft veel gezegd, dus wij zullen hem dat niet kwalijk nemen. Wij hopen dat het niet bij het woord alleen blijft, maar dat de daad volgt.
De VVD deed eigenlijk al wat wij verwachtten, namelijk het kabinet ingaan, zoals de heer Zalm ook zei. Als zij maar blijven doen wat wij vinden, komt het allemaal nog wel goed.
Er is weliswaar nog geen regering, maar wij zijn klaar voor de oppositie. Wij zullen zeggen wat wij vinden. Wij zullen de Kamer en de collega's confronteren met alternatieven. Wij zoeken samenwerking op terreinen waarop het naar onze mening beter moet gaan en wij staan open voor samenwerking als anderen vinden dat iets anders of beter moet. Wij zullen maximaal gebruik maken van het minimale dualisme dat op dit moment wordt gekenschetst. Wij zullen in ieder geval proberen om steeds zakelijk, inhoudelijk en, zoals de heer Balkenende terecht zei, met respect voor de wederzijdse opvattingen het politieke debat de komende jaren mede inhoud te geven.
De heer Veling (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik dank de informateur voor zijn reacties op mijn inbreng. Zijn staatsrechtelijke geweten zal weleens gekweld zijn door de verwarrende manier waarop wij over de majesteit en de rapportages spraken, maar hij zal dit wel te boven komen.
Op een aantal onderdelen is de strekking van het akkoord verduidelijkt. In de tekst zijn er aanknopingspunten voor een beleid dat wij graag willen steunen. Ook zijn wij benieuwd naar de ontwikkelingen daarvan. Hierbij kunnen echter ogenblikkelijk kanttekeningen worden gemaakt. Bij belangrijke kwesties heeft het akkoord een zeer procedureel karakter en dat vind ik mager. Verder zijn er onderdelen in het akkoord die ons slecht bevallen. Ik herhaal ze niet, maar ik spits het nu toe op de wijze waarop met ontwikkelingssamenwerking en wat daarmee annex is wordt omgegaan. Wij betreuren het zeer dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking vervuild dreigt te raken. Wij vinden het een slecht signaal als er sprake zou zijn van een staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking in plaats van een minister. Ook internationaal zou dit een signaal zijn. Wij vinden het ook een slechte zaak om, anders dan in Europees verband is afgesproken, te suggereren dat ontwikkelingshulp afhankelijk kan worden gemaakt van de bereidheid om mee te werken aan de terugkeer van vluchtelingen.
Op twee andere onderdelen wil ik mijn commentaar vergezeld laten gaan door een motie die ik de Kamer wil voorstellen. Het eerste onderdeel betreft de wijze waarop in het akkoord, en ook vanmiddag, gesproken is over kwesties rondom leven en dood. Wij waarderen het zeer dat in het akkoord met de instemming van de drie partijen de zaken die te maken hebben met leven en dood, in welke fase van het menselijk leven ook, een plek op de publieke agenda zullen hebben. Dat vervolgens de meningen uiteen zullen lopen, is een gegeven, maar die voorgaande constatering is er niettemin. Wij hebben ook dankbaar genoteerd dat daar waar het om dit soort zaken gaat, er zowel in de fractie van de LPF, alsook in de VVD-fractie ruimte is om dan naar geweten te oordelen.
Om duidelijk te maken dat de beoordeling van zaken vanuit het basisbeginsel van respect voor het menselijk leven moet worden ondernomen, zou ik de volgende motie aan de Kamer willen voorstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in door Nederland ondertekende internationale mensenrechtendocumenten als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens het recht op leven is vastgelegd;
constaterende dat dit fundamentele recht in de Nederlandse Grondwet ontbreekt;
spreekt als haar mening uit dat het wenselijk is, het recht op leven in de Grondwet te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Veling en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17(28375).
De heer Veling (ChristenUnie):
Mijnheer de voorzitter. Zoals ook eerder gezegd, is de wijze waarop het milieu wordt bejegend in het akkoord, naar het oordeel van de ChristenUnie niet goed. Het doet naar onze overtuiging geen recht aan de waarde van het rentmeesterschap zoals wij dat in onze traditie zijn gaan noemen: het besef dat wij verantwoordelijk zijn voor het milieu en voor de natuur, ook op de lange termijn. In dat verband zou ik graag de volgende motie aan de Kamer willen voorstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het Strategisch akkoord wordt aangekondigd dat "het kwartje van Kok" in februari 2004 via een verhoging van de benzineaccijnsverlaging aan de pomp wordt gecompenseerd;
overwegende dat in het Strategisch akkoord tevens een verbetering van het openbaar vervoer door extra impulsen wordt aangekondigd;
spreekt uit dat moet worden voorkomen dat de prijsverhouding tussen het openbaar vervoer en de auto in het nadeel van het openbaar vervoer wordt gewijzigd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Veling, Van der Vlies, Van Nieuwenhoven, Kant en Rosenmöller.
Zij krijgt nr. 18(28375).
De heer Teeven (LN):
Voorzitter. Ook onze fractie dankt de heer Donner voor zijn scherpzinnige toelichting. Dat was bijzonder aantrekkelijk en een genoegen om naar te luisteren. Wij zijn verheugd dat hij in ieder geval bij ons de vervelende indruk heeft kunnen wegnemen dat er met twee in plaats van met drie partijen is onderhandeld. Dat heeft hij toegelicht.
Wij danken ook de onderhandelaars voor hun toelichting. Wij zijn verheugd over de toezegging van de fractievoorzitters van het CDA en de VVD dat zij het weeffoutje van 159 mln, daar waar het gaat om het hoofdstuk veiligheid, gaan herstellen. Ik heb van de heer Balkenende iets explicieter gehoord dat het een weeffoutje was dan van de heer Zalm, maar ik ga ervan uit dat het ook bij de VVD-fractie, waar de veiligheid hoog in het vaandel staat, absoluut goed komt met betrekking tot het eerste woord in het regeerprogramma.
Onze fractie maakt zich wel zorgen over de concrete uitvoering, maar wij denken dat het kabinet in ieder geval tot de regeringsverklaring en ook daarna nog, bij de behandeling van de begroting, een aantal concrete plannen kan ontvouwen. Wij zullen het kabinet scherp volgen, als het gaat om de prioriteiten die ook onze fractie heeft op het punt van veiligheid, onderwijs, zorg en mobiliteit. Wat dat betreft zullen wij zeker niet iedere keer tegen zijn. Wij zullen derhalve niet iedere keer oppositie zijn, maar wij zijn wel voor het dualisme. Het gaat echter uiteindelijk om de uitkomsten van dit kabinet.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij namens de SGP-fractie graag aan bij uw woorden van dank in de richting van de heer informateur. Ook wij hebben zijn toelichting en inlichtingen op hoge prijs gesteld.
Er is vanmorgen uitvoerig gesproken over de aard van dit debat. Alles overziende komt het de SGP-fractie voor dat er een stap vooruit is gezet in de zin van openheid en transparantie. Als wij terugkijken naar eerdere momenten te vergelijken met deze, dan zijn daar wel allerlei dingen gewisseld maar ik heb geen herinnering aan een openheid waarmee de fractievoorzitters, tevens zijnde onderhandelaars, hun lijstjes met plusjes en minnetjes inzichtelijk hebben gemaakt. In het bijzonder de heer Zalm heeft dat vrij onomwonden gedaan. Dat is winst. Wij moeten natuurlijk nog afwachten wat er precies van gaat komen. Deze openheid was echter in het vooruitzicht gesteld en wij ervaren die als positief: een beloftevol begin.
De mate van binding aan het Strategisch akkoord is ter discussie geweest. Ik heb daaraan per interruptie ook een bijdrage proberen te leveren. Als ik het goed begrijp, is het Strategisch akkoord bindend voor de deelnemende fracties. Wat erin staat is bindend, over wat er niet in staat, bestaat vrijheid en ook in het eerste geval is er uiteindelijk geen fractiediscipline in gewetenskwesties. Zo vat ik het samen. Als die samenvatting onjuist is, hoop ik dat de fractievoorzitters, de heren Balkenende, Herben en Zalm, mij corrigeren.
Als er sprake is van een niet dichtgespijkerd regeerakkoord maar van een akkoord met enveloppen, blijft natuurlijk de vraag bestaan of halverwege de reis de inhoud van de enveloppe kan worden gewisseld; of daaraan iets kan afgaan c.q. toegevoegd kan worden en hoe bindend dat dan is. Als wij een herstel en intensivering van dualisme beogen – en dat is toch het geval – zou je daarover niet te veel bindende afspraken moeten maken.
Ik heb vanmorgen gevraagd, hoe wij dit debat moeten ervaren. Is er ruimte voor amenderende moties? De heer Balkenende heeft gezegd dat het niet erg waarschijnlijk is dat dit debat de onderhandelaars aanleiding zal geven de informateur voor te stellen om wijzigingen op zijn tekst aan te brengen, maar hij sluit het ook niet uit. Als er een gevoelen in deze Kamer blijkt dat relevant is, voldoende krachtig om meegenomen te worden, is dat dus niet uit te sluiten? Ik voeg daarbij dat de fracties zoals zij hier zitten, ten aanzien van moties die ingediend zijn en worden, volledig vrij zijn in de eigen afweging, dus niet bij elkaar of bij de toekomstige coalitie te rade moeten gaan over wat men zal doen: zullen wij die boot maar afhouden, of zullen wij daar toch op insteken? Als men dat doet, zijn wij terug bij af.
Ik ga nu twee moties indienen, die dat karakter hebben, die concrete verzoeken doen aan de onderhandelaars om tot tekstaanvullingen te komen. Dat is dan een beetje de lakmoesproef voor vandaag om te zien of die ruimte er wel of niet is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ruimte laten voor keuzes één van de rode draden is die door het Strategisch document loopt;
tevens overwegende dat het Strategisch document op verschillende plaatsen meer beleidsvrijheid wil geven aan gemeenten, onder meer op het terrein van ruimtelijke ordening;
nodigt de onderhandelaars ertoe uit om, vanuit dezelfde gedachtegang, in het definitieve regeerakkoord het voornemen vast te leggen, gemeenten de wettelijke ruimte te bieden voor een nuloptie ten aanzien van bordelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies en Veling. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19(28375).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder meer na de invoering van de Wet openstelling huwelijk is gebleken dat de positie van gewetensbezwaarde ambtenaren onduidelijk is en daar in de praktijk zeer uiteenlopend mee wordt omgegaan;
nodigt de onderhandelaars ertoe uit om in het definitieve regeerakkoord het voornemen vast te leggen om te komen tot een verheldering en versterking van de rechtspositie van ambtenaren die bij de uitvoering van hun werkzaamheden stuiten op gewetensconflicten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies en Veling. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20(28375).
De heer Van der Vlies (SGP):
Vanmorgen heb ik bewust gezegd dat de SGP-fractie een positief-afwachtende houding inneemt inzake hetgeen de nieuwe formatie gaat bieden. De SGP-fractie kiest geen oppositierol op voorhand. Wij onderscheiden ons daarin van de fractie van GroenLinks. Ook wij zijn klaar voor de oppositie, maar wij doen dat alleen als het nodig is. Laten wij nu eens hopen dat het niet nodig wordt. Hebben wij dat vertrouwen? Ik zeg het u heel eerlijk: niet in alle opzichten. Wij wachten de ontwikkelingen echter positief gestemd af.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. "Eerst het zuur en dan het zoet" schijnt het motto te zijn geworden voor de bezuinigingen en de lastenverlichtingen. Ik schrok daar wel even van, want als je dan ook nog bedenkt dat de maagzuurremmers misschien uit het pakket worden gehaald, lijkt mij dit niet zo'n goede combinatie. Het staat weliswaar niet letterlijk in de laatste versie van het concept, maar ik had ook gezegd dat ik uit de media had vernomen dat het specifiek over die geneesmiddelen zou kunnen gaan. Als er gesproken wordt over verwijdering van geneesmiddelen uit het pakket, worden de maagzuurremmers en de cholesterolverlagers over het algemeen als eerste genoemd. In mijn eerste termijn heb ik duidelijk uitgelegd waarom dat volstrekte onzin is.
Zuur is het akkoord vooral voor de zorg, voor het onderwijs en voor de veiligheid, alsmede voor degenen die werkzaam zijn in die sectoren, maar ook voor alle mensen die van die sectoren gebruik maken of die er baat bij hebben. Dat zijn eigenlijk gewoon alle burgers en dus ook vele, vele kiezers. Voor vele kiezers is het gewoon zuur. Ik heb in eerste termijn duidelijk aangegeven dat het in strijd is met de uitspraak van de kiezer dat er niet voldoende wordt geïnvesteerd in deze sectoren om de problemen daar op te lossen. De kiezer heeft afgerekend met Paars, niet vanwege de arrogantie van Paars, maar vooral vanwege de grote problemen die door het paarse beleid zijn ontstaan in de zorg, het onderwijs en de veiligheid.
Zuur is het ook voor specifieke groepen. Er zijn berekeningen gemaakt dat waarschijnlijk niemand erop achteruitgaat, maar het is volstrekt helder dat specifieke groepen er wel op achteruitgaan. Zij zullen het begrotingsgat moeten dichten, bijvoorbeeld de Melkertbanen. In plaats van een fatsoenlijk salaris te krijgen wordt een deel van hen gewoon op straat gezet. Het Centraal planbureau heeft uitgerekend dat naar verwachting maar liefst 30% in de bijstand terechtkomt. Ik begrijp niet – geen van de coalitiefracties heeft mij daarop een antwoord kunnen geven – waarom men er niet gewoon banen van maakt en de mensen fatsoenlijk betaalt, want zij doen nu nuttig werk. Je slaat weer een gat in het buurtwerk. Moeten de conducteur op de tram, de conciërge op de school en de goede hulpen in de zorg weg? Zij zijn blijkbaar ineens niet meer nodig. Nee, het geld was nodig. Zij moeten het begrotingsgat dichten.
Ook zuur is het voor de toekomstige WAO'er. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten gaan er in de toekomst gemiddeld 8 tot 15% op achteruit. Ook zij zullen dus moeten inleveren.
Ik had het in eerste termijn ook nog even over de mogelijke hogere collegegelden. Er is geen geld voor onderwijs, maar er moet wel meer geld uit de zak van studenten worden geklopt. Ik verbaas mij daar hogelijk over. Ik begrijp nu dat het CDA dat punt heeft moeten inleveren. Er is gezegd dat men maar een klein beetje wil toestaan. Nu wij het vandaag toch over kieren hebben: het gevaar bestaat dat dergelijke kieren verder opengaan in plaats van ooit weer dicht te gaan. Als je onderscheid in de hoogte van de collegegelden toestaat, is het gevolg op termijn niet anders dan een tweedeling in het hoger onderwijs. Ik vind het een groot risico. Ik vind het zeer teleurstellend dat het CDA op dat punt door de bocht is gegaan. Ik heb nog wat citaten gevonden van woordvoerder Eurlings, maar die zal ik de Kamer besparen, anders wordt het misschien te pijnlijk.
In het akkoord is al veel op papier gezet, maar vandaag hebben wij begrepen dat heel veel ook nog open is. Er komen nog plannen; zaken moeten nog verder worden uitgediscussieerd. Ik heb begrepen dat ook de Kamer daarover zal discussiëren en dat nog veel mogelijk is. Het is dus toch nog een beetje bedoeld als een soort dualistische opstelling. Er is nog veel open en er wordt nog veel ingevuld, maar, er zijn heel strakke financiële kaders. Het zijn wel mooie woorden, maar als de plannen niet kunnen worden uitgevoerd omdat er geen geld is, zijn zij uiteindelijk een wassen neus.
Al zijn mijn verwachtingen ook na het debat van vandaag niet hoog, ik ga toch proberen het CDA een eerste dualistische daad te ontlokken. Ik zal daarom een motie indienen. Het CDA heeft namelijk in zijn campagne en verkiezingsprogramma gesproken over meer geld voor het onderwijs en de zorg. Als het CDA een dualistische daad wil stellen, kan het bijvoorbeeld mijn motie vandaag steunen. Ik ben er zeker van dat, als de fractie van het CDA vandaag doet wat zij aan de kiezer heeft beloofd, er vandaag op dat punt een meerderheid in de Kamer kan zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat de financiële middelen die in het Strategisch akkoord voor kabinet CDA, LPF, VVD zijn uitgetrokken voor zorg, onderwijs en veiligheid onvoldoende zijn en dat voor het aanpakken van de knelpunten meer financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21(28375).
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Ik zei het al: mijn hoop is niet erg groot dat het gaat gebeuren. Er wordt gezegd dat het regeerakkoord niet is dichtgetimmerd. Het regeerakkoord is niet met afspraken dichtgetimmerd, maar wel met euro's.
De heer Balkenende (CDA):
Voorzitter. Wij zijn bijna aan het slot van dit debat gekomen. Het was een lange dag vergaderen. Ik denk dat het goed is geweest dat wij op deze manier hebben gewerkt aan een stukje politieke vernieuwing. In Nederland is het niet eerder voorgekomen dat wij spraken over een document voordat de regering was gevormd. Ik ben er in ieder geval zeer erkentelijk voor dat de fracties serieus op het stuk zijn ingegaan, voluit aan het debat hebben deelgenomen en veel kanttekeningen hebben geplaatst. Ik denk dat de onderhandelaars daarmee hun voordeel kunnen doen, maar vooral dat het kabinet dat straks aantreedt, kan terugblikken op hetgeen hier is gewisseld.
Ik vind het van belang om de uitlatingen die verschillenden hebben gedaan over de manier van omgaan met elkaar, te markeren. Mevrouw Van Nieuwenhoven sprak over de serieuze inbreng en over de wijze waarop de oppositie en de regering de komende tijd met elkaar omgaan. De heer Rosenmöller sprak over serieus ingaan op alternatieven, constructieve verhoudingen en respectvol omgaan met de verschillende opvattingen. Dat zegt iets over de stijl en ik denk dat die stijl nadrukkelijk in acht moet worden genomen. Dat neemt niet weg dat over de inhoud veel verschillen van opvatting zullen bestaan. Dat kwam vandaag ook aan de orde.
Dat scherp wordt gedebatteerd, hoort bij een politiek debat. Men zal het niet altijd eens zijn. Dat kan ook helemaal niet, maar de politieke heeft wel baat bij scherpe debatten over de inhoud. Dit bleek vandaag ook uit de verschillende moties die zijn ingediend en de verschillende suggesties die zijn gedaan. De CDA-fractie zal die bekijken. Sommige zaken die aan de orde worden gesteld, liggen in feite al op het bord van een komend kabinet. Sommige zaken liggen al min of meer in de tekst besloten. Over andere opmerkingen kun je niet zoveel zeggen omdat zij echt tot het domein van de formatie behoren. Dat hoort allemaal bij het spel van het indienen van moties. Het geeft wel aan hoe de verschillende fracties over zaken denken.
De winst van dit debat is ook dat aandacht is geschonken aan zaken zoals de morele agenda. De heer De Graaf heeft daarover een opmerking gemaakt. Ik denk ook aan het appel dat de heer Rosenmöller heeft gedaan over het cruciaal denken in de CDA-gelederen. Ik heb de afgelopen jaren veel debatten meegemaakt, maar ik heb niet vaak meegemaakt dat zoveel teksten werden geciteerd uit de bijbel en dat daarop in de verschillende inbrengen werd teruggekomen. Ik zie dat de heer Donner zijn duim opsteekt. Dat gebaar paste nu weer niet bij het serieuze karakter van mijn opmerking. De morele aspecten houden de mensen bezig. Het is daarom goed dat deze zaken in het debat terugkomen.
Wat het referendum betreft heb ik op lokaal niveau veel debatten gevoerd met mensen van D66. Dat was altijd ongelofelijk boeiend. De vraag is of een referendum een democratische verworvenheid is. Hoe verhoudt een referendum zich ten opzichte van de representatieve democratie? Die discussie zal nog wel een tijdje worden gevoerd.
De heer De Graaf (D66):
De heer Balkenende en ik zijn het over één punt eens. Als het in de wet staat, is het daarmee een verworvenheid. Men kan het afschaffen. Daarmee schaft men een verworvenheid af.
De heer Balkenende (CDA):
Wat voor de heer De Graaf een verworvenheid is, hoeft dat nog niet voor mij te zijn. Ook dat is een onderdeel van het politieke debat.
De heer De Graaf (D66):
Het referendum gaat niet over de heer Balkenende of over mij. Het gaat over het recht van mensen die niet in de Kamer zitten. Het gaat erom dat zij mee mogen beslissen.
De heer Balkenende (CDA):
Ik vind dat ook. Dat gebeurt echter net zo goed via een bij de tijd gebracht stelsel van representatieve democratie, waarin politieke partijen goed kunnen functioneren, waarin sprake is van een open, maatschappelijk debat, waarin politici alles doen om de band met de kiezer te versterken en waarin de politiek zich wat aantrekt van de leefwereld van burgers. Ook dat is politieke vernieuwing.
De heer De Graaf (D66):
Dat is altijd nodig. De boodschap van de heer Balkenende, dat wil zeggen de tekst van het regeerakkoord waarvoor hij de eerste verantwoordelijkheid gaat dragen, luidt: democratische vernieuwing is niet nodig want wij regelen het zelf goed. Wij luisteren naar de burgers, maar wij laten ze niet meespreken. Dat is het goed recht van de heer Balkenende. Laat de mensen dat dan ook goed beseffen!
De heer Balkenende (CDA):
De heer De Graaf maakt een karikatuur van de visie op vernieuwing bij de partijen die mogelijk een nieuwe regering gaan vormen.
Ik kom bij de status van het stuk. De heer Rosenmöller heeft hiernaar gevraagd. Het is goed dat wij hierover vandaag van gedachten hebben gewisseld. Dit stuk bindt de partijen en bindt ook de regering. Die regering zal echter oplopen tegen nieuwe omstandigheden en mogelijk ook tegen nieuwe inzichten. Dan gaat het debat gewoon verder. Vandaar dat de nieuwe regering een uitwerking moet geven van het document en dus een eigen verantwoordelijkheid heeft. Het is waar wat de heer Van der Vlies zegt: er zijn zaken die niet zijn neergelegd in het document. De fracties hebben daarin de vrijheid. Er zijn ook punten waarvan wij weten dat wij verschillen van opvatting. Dat hoort dan ook zo.
De heer Rosenmöller heeft terecht een opmerking over het CPB gemaakt. Die zaak is op het ogenblik nog in bewerking. Ook wij hebben gemerkt dat sommige zaken nog niet helemaal goed waren. Het is een voorlopige stand van zaken. De heer Rosenmöller heeft gelijk dat de zaken scherp in de gaten gehouden moeten worden: is het beleid succesvol, kan het succesvol zijn en wat moet worden aangepast?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De beleidsvoornemens zijn doorgerekend door het CPB. Ten opzichte van "het centrale pad", wat staat voor continuering van het beleid, doet het beleid volgens het CPB drie dingen: tandje minder qua economische groei, tandje minder qua koopkracht en een tandje meer qua werkloosheid.
De heer Balkenende (CDA):
Ik wijs erop dat de winstgevendheid van bedrijven er beter uitkomt. De berekening laat ook zien dat de visie die wij hebben op koopkrachtontwikkeling evenwichtig is. Ook die zaken spelen. Bij de werkgelegenheidsontwikkeling gaat het om plussen en minnen. Het is goed dat met name het bedrijfsleven weer vooruit gaat. De heer Rosenmöller moet zich niet blindstaren op de cijfers. Wij moeten de zaak serieus nemen. Waar zaken moeten worden aangepast, moeten wij de "guts" hebben om dat te doen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Juist omdat ik de zaak serieus neem, heb ik mij verdiept in de cijfers. Die kwamen gistermiddag laat beschikbaar. De heer Balkenende heeft gelijk dat werkgelegenheid altijd een zaak is van plussen en minnen. Mijn conclusie dat de min iets groter is dan de plus. De heer Balkenende heeft gelijk als het gaat over de winstgevendheid van bedrijven. Sterker nog, de lastenverlichting voor de vermogenden is als onderdeel opgenomen in dit akkoord. Ook dat is een keuze. Het gaat om het feit dat het akkoord, macro-economisch doorgerekend, op de drie hoofdpunten de volgende beleidseffecten heeft: een beetje minder economische groei, wat meer werkloosheid en wat minder koopkracht.
De heer Balkenende (CDA):
Wij weten beiden dat dit een berekening is met een algemeen karakter. De vraag is of deze doorrekening het voorgestelde beleid belemmert. Dat is niet zo. De maatregelen die wij treffen zijn verdedigbaar, ook op grond van de berekeningen. Een ander punt is dat gedurende een kabinetsperiode de zaken anders kunnen lopen. Je moet je niet blindstaren op de cijfers. Je moet erop letten. Je mag ook verder kijken. Die boodschap hebben zowel GroenLinks als CDA in het verleden naar voren gebracht.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het viel mij op dat geen van de onderhandelaars het had over het akkoord van het Centraal planbureau en dan is er altijd iets aan de hand. Als het allemaal plusjes waren geweest, dan was u waarschijnlijk een van de eersten geweest die het uitgebreid had geëtaleerd.
De heer Balkenende (CDA):
Het leven bestaat niet altijd uit plusjes. Zo is het ook nog een keer.
De heer Veling heeft gesproken over ontwikkelingssamenwerking. Ik hecht er belang aan te zeggen dat het gaat om het vasthouden aan het percentage van 0,8 en dat er niet wordt getornd aan de ODA-criteria. Daaraan is voldaan.
De heer Veling (ChristenUnie):
Formeel klopt het, maar het voornemen is toch om andere zaken uit het budget te bekostigen dan tot nu toe gebruikelijk was. Dat heb ik vervuiling genoemd.
De heer Balkenende (CDA):
Nee, het is geen vervuiling. Het gaat om het toerekenen van vluchtelingen uit bepaalde landen aan het budget. De vraag was of dat past bij de bekende ODA-criteria en dat mag. Vervolgens hebben wij gekeken naar de Scandinavische landen die veel meer dan andere landen aan ontwikkelingssamenwerking doen en zij hanteren exact dezelfde beleidslijn. In die zin kun je niet spreken van vervuiling van het OS-budget.
De heer Veling (ChristenUnie):
Formeel mag het wel, maar ik vind het niet goed en ik noem het vervuiling.
De heer Balkenende (CDA):
Ik vind het geen vervuiling.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
De heer Zalm had zo'n aardig lijstje. Is het niet verstandig als de CDA-fractie ook met zo'n lijstje komt dat aan de Handelingen wordt toegevoegd? Dan kunnen wij vergelijken of het nog klopt.
De heer Balkenende (CDA):
Elke politicus spreekt zoals hij zelf wil. Je kunt natuurlijk lijstjes maken. Ik heb al iets gezegd over ons vijfpuntenplan. Ik heb eens gekeken naar de tien prioriteiten die in ons verkiezingsprogramma staan. Die prioriteiten zitten er allemaal in en daar zijn wij buitengewoon tevreden over. Op dit soort momenten gaat het er niet om te kijken wat iedere afzonderlijke partij heeft binnengehaald. Het gaat vooral om de vraag of wij vertrouwen hebben in elkaar en of wij met een verdedigbaar beleidsplan komen. Ik vind het blijk geven van verbondenheid en betrokkenheid als wij niet te veel kijken naar wat wij individueel hebben binnengehaald. Wij moeten kijken naar wat wij gezamenlijk hebben binnengehaald. Om die reden ben ik niet gekomen met lijstjes. Als u een keer behoefte heeft aan een goed gesprek waarin ik het een en ander toelicht, dan ben ik daar graag toe bereid.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik vind uw antwoord heel duidelijk.
De heer Balkenende (CDA):
In de politiek heb je soms ondersteuning nodig. Ik denk dat de drie onderhandelaars veel dank verschuldigd zijn aan de heer Donner voor de manier waarop hij zijn taak als informateur heeft verricht. Vandaag heeft hij op de hem kenmerkende wijze deelgenomen aan dit debat. De herinnering aan prof. Diepenhorst is weer terug. Ik herinner mij dat er ooit een bijeenkomst was voor studenten aan de Vrije Universiteit en toen zei de heer Diepenhorst: het is volkomen terecht dat ik thans voor u sta. Ik weet dat de heer Donner dat nooit van zichzelf zou zeggen. Ik denk wel dat wij kunnen vaststellen dat het goed is dat hij vandaag hier was. Ik dank hem voor zijn activiteiten als informateur.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om de heer Donner en zijn staf van harte te bedanken voor de inspanningen die zijn verricht: "A job well done". Ik dank hem ook voor zijn uitspraak dat ik redelijk nadrukkelijk aanwezig ben geweest in de onderhandelingen. Ik hoop dat hij het mij het mij niet kwalijk neemt dat ik zo onbeleefd was om hem vele malen te interrumperen. Wat betreft het onderwerp boren in de Waddenzee mag ik misschien een tipje van de sluier oplichten. Het uiteindelijke resultaat is precies hetzelfde als het voorstel dat de LPF heeft gedaan. Er is dus niets gebeurd dat niet mijn instemming had, integendeel.
De fracties van GroenLinks en D66 hebben gezegd dat het zeer in de geest van de heer Fortuyn is om het correctief referendum te verwezenlijken. Ik kan de term "correctief referendum" overigens nergens vinden in het boek van de heer Fortuyn. Ik word er eerlijk gezegd een beetje moe van dat daar voortdurend mee wordt geschermd. Ons wordt verweten dat wij er te pas en te onpas mee komen, maar nu wordt het mij voortdurend voor de voeten geworpen. Ik heb aangegeven dat het in de lijn van ons denken ligt om de burger vooraf veel meer inspraak te geven, ook bij de totstandkoming van wetgeving en procedures. Daartoe is gepleit voor onder andere ICT-toepassingen en dat is ook in het akkoord opgenomen. Op die manier kan, in overleg vooraf met de burger, een goed besluit tot stand komen. Een correctief referendum achteraf, waarmee dus een verkeerde wet of een verkeerd besluit ongedaan kan worden gemaakt, is volgens ons niet het juiste traject. Wat voor de LPF wel altijd belangrijk was en blijft, zijn de gekozen burgemeester en het punt van de gemeentelijke herindeling. Daarom blijf ik van mening dat er hier voor ons een heel goed resultaat ligt. De motie zal ik dan ook niet steunen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Laten wij het zo zakelijk mogelijk houden: ik vind het zéér teleurstellend. Uw partij was in de campagne degene die zei: het land terug aan de burger. Besluitvorming gaat altijd in en na overleg met het veld; daar hebt u in de eerste termijn ook zelf over gesproken.
De heer Herben (LPF):
Ja, vooraf.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ondanks dat moet de bevolking in staat worden gesteld om op sommige momenten een oordeel te vellen over een besluit van de regenten, om het zo maar uit te drukken. Dat maakt u echter niet mogelijk. Dat is heel paternalistisch, dat is ouderwets, dat hoort naar mijn opvatting niet bij de 21ste eeuw.
De heer Herben (LPF):
Ik respecteer uw mening, maar als je aan de bron van het probleem iets doet, zorgt dat er geen regenten zitten en vooraf inspraak geeft, is uw middel achteraf niet nodig.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wat u zegt, is dus in feite: wij zijn het volk en het volk hoeft niet meer na ons te spreken, want wij spreken voor het volk.
De heer Herben (LPF):
De term "het volk" zal ik niet snel in de mond nemen. Wij willen de kiezers de gelegenheid geven om vooraf op alle mogelijke manieren inspraak te plegen, mee te denken, suggesties te doen en hun vertegenwoordigers te krijgen waar ze recht op hebben.
De heer De Graaf (D66):
Dat geldt altijd.
De heer Herben (LPF):
Nou, altijd, altijd ...
De heer De Graaf (D66):
Daarvoor kunnen de kiezers eens in de vier jaar naar de stembus. Dan kiezen ze en dat kan per keer verschillen. Ik ben niet degene die het gedachte goed van de heer Fortuyn moet interpreteren; dat is meer uw verantwoordelijkheid en ook uw recht. Wij hebben echter het afgelopen jaar begrepen dat radicale democratisering buitengewoon belangrijk was. Laat ik dan niet de heer Fortuyn, maar uw eigen fractiegenoot de heer Janssen van Raay aanhalen die diverse keren bij de behandeling van de uitbreiding van de Unie heeft gezegd, dat hij daar een referendum over wil en dat de LPF het goed vindt dat het instrument er is, omdat burgers daar dan gebruik van kunnen maken. Letterlijk zei hij: "boeren en tuinders en buitenlui kunnen daar gebruik van maken".
De heer Herben (LPF):
Die mogelijkheid blijft ook bestaan.
De heer De Graaf (D66):
Nee, die mogelijkheid blijft niet bestaan, want de intrekking van de tijdelijke referendumwet wordt door de nieuwe regering bevorderd.
De heer Herben (LPF):
Die wet heeft betrekking op het correctief referendum. Het blijft altijd mogelijk om een raadplegend referendum te houden, over welk heikel onderwerp dan ook.
De heer De Graaf (D66):
Wij kennen in Nederland geen raadplegend referendum. Als de regering dat zou uitschrijven, zou dat een noviteit zijn. Het zou betekenen dat de regering zegt dat zij het niet aan de kiezers overlaat om te bepalen of zij het belangrijk vinden, maar dat zij zelf beslist dat er een referendum moet komen. In andere landen geeft dat vaak het nadeel dat het als een soort plebisciet wordt uitgelegd, als een soort volksstemming over de vraag of de regering goed of slecht is. Verder zegt u dat u meer inspraak wilt. Was dat maar zo. In het regeerakkoord wordt immers gezegd dat er een stapeling van allerlei procedures is, die u terug wilt brengen. Ik zie op geen enkele manier in het regeerakkoord verwerkt dat er meer inspraak komt. Ik zie wel dat de uitspraak wordt teruggedraaid.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Janssen van Raay wil interrumperen, maar wellicht wilt u, mijnheer Herben, eerst nog reageren.
De heer Herben (LPF):
Ik zie geen aanleiding om hierop in te gaan. Het is meer een verklaring dan een vraag.
De voorzitter:
Dan sta ik bij uitzondering, in een debat als dit, de heer Janssen van Raay toe om te reageren, omdat hij is genoemd.
De heer Janssen van Raay (LPF):
Mijn naam is inderdaad genoemd, zij het niet in negatieve zin. Het referendum bestaat. Daar hebben wij de regering niet voor nodig en ook niet de Tweede Kamer. Boeren en tuinders kunnen uitbreiding van de Unie op dit moment aan een referendum onderwerpen. Ik ben persoonlijk voorstander van een referendum, maar ik laat het graag aan de nieuwe regering over om dat te bekijken. Wat dat betreft, vindt de heer Thom de Graaf mij aan zijn zijde, maar wij moeten dan wel heel goed bekijken voor welke dingen wij per referendum het volk inschakelen.
De heer De Graaf (D66):
Ik constateer in ieder geval dat de LPF-fractie op dit punt niet unaniem is.
De heer Herben (LPF):
Ik heb mij ervan vergewist dat met het intrekken van de tijdelijke referendumwet niet alle mogelijkheden tot het houden van een raadplegend referendum in dit land zijn afgesneden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij spraken maar één keer over zo'n regeerakkoord en daarin staat nu juist dat de tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken. U zei: mijn fractie heeft zich daaraan unaniem gebonden. Maar het eerste moment waarop een van uw fractieleden hierover het woord voert, blijkt het tegendeel. Hoe moeten wij het nu zien?
De heer Herben (LPF):
Wij spreken over het intrekken van het correctief referendum en niet over de mogelijkheid om een raadplegend referendum te houden. Dat bedoelde de heer Janssen van Raay ook. Bij de uitbreiding van de EU gaat het niet over een correctief wetgevingsreferendum, maar zou je – als de Kamer het wil – een raadplegend referendum kunnen houden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
het zal ook u duidelijk zijn dat het fenomeen van een raadplegend referendum niet bestaat en dat er gewerkt wordt aan een correctief wetgevingsreferendum. Daarbij krijgt de burger het laatste woord, maar daar bent u hij tegen. Het is onduidelijk wat uw fractie wil. Het wordt in ieder geval ingetrokken met instemming van uw fractie. Wij krijgen elkaar ongetwijfeld nog te spreken als er opnieuw voorstellen worden ingediend.
De heer Herben (LPF):
Prima.
De heer Zalm (VVD):
Voorzitter. Ik wil eerst iets zeggen over het karakter van de ingediende moties. Er is een akkoord bereikt tussen drie partijen en in de onderhandelingen daarover konden amendementen worden ingediend. Ik neem aan dat de indieners van de moties hopen dat ook de drie onderhandelende partijen ermee kunnen instemmen. De moties zijn eigenlijk aan ons adres gericht en ik steek niet zo in elkaar dat ik mijzelf ga toespreken. Ik vind het een rare staatsrechtelijke figuur om moties, die aan jezelf zijn gericht, te steunen. Alleen daarom al zal mijn fractie geen enkele motie steunen. Uiteraard wil ik ook wel enkele inhoudelijke argumenten noemen.
In motie nr. 9 staat met zoveel woorden dat de wet moet worden uitgevoerd. Het is dus een uitzonderlijke motie. Het gaat immers om de normale begrotingsprocedure en dan met name de WWW-vragen: wat willen wij bereiken? Wat gaan wij daarvoor doen? Wat mag het kosten? Het is volstrekt overbodig om dat aan de regering te vragen. Gelet op de achtergrond van mevrouw Van Nieuwenhoven verbaast het mij zeer dat zij daarmee komt.
De heer Veling (ChristenUnie):
Het dictum van sommige moties is een oproep aan de onderhandelaars, maar sommige moties vragen uitspraken van de Kamer. De adressering is open en er is geen enkel beletsel om als lid van de Kamer dergelijke moties te steunen.
De heer Zalm (VVD):
Die moties beogen dus niet het regeerakkoord te veranderen.
De heer Veling (ChristenUnie):
Er wordt steeds geroepen dat er goed wordt geluisterd.
De heer Zalm (VVD):
Dat kan ik u verzekeren.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik geef de heer Zalm in overweging om net zo op de moties te reageren als de heer Balkenende deed.
De heer Zalm (VVD):
Mijn vraag aan mevrouw Van Nieuwenhoven is of motie nr. 9 anders is dan de begrotingsvoorschriften.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik heb erop gewezen dat in de verkiezingscampagne heel vaak is gezegd dat er meetbare doelen zullen worden geformuleerd. Daar gaat de motie over. Over die meetbaarheid moeten in het regeerakkoord en in de Miljoenennota afspraken worden gemaakt. De VBTB-operatie gaat pas in het voorjaar van 2003 werken op een manier zoals de Kamer altijd heeft beoogd. Ik vind dat het al op Prinsjesdag moet gebeuren. In het regeerakkoord zijn allerlei afspraken gemaakt en daar wil ik ook graag meetbare doelstellingen bij hebben.
De heer Zalm (VVD):
Dat gaat natuurlijk gebeuren in de Miljoenennota.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Het is mooi dat u dat toezegt, maar u hoeft niet een toon te gebruiken waaruit kan worden opgemaakt dat wij allemaal gek zijn geworden en u de enige bent die het licht ziet. Daarom vroeg ik u te reageren op de moties zoals de heer Balkenende heeft gedaan.
De heer Zalm (VVD):
Ik bied u bij dezen mijn verontschuldigingen aan voor mijn toon.
De heer Van der Vlies (SGP):
De opstelling van de heer Zalm valt mij tegen. Hij heeft in zijn termijn een lijstje genoemd van plussen en minnen in het regeerakkoord; een beschrijving van de wijze waarop de VVD-fractie via hem gevaren is in het onderhandelingsproces. Daar is niets mis mee. Als de Kamer evenwel over de minpunten een uitspraak doet, is de VVD-fractie hopelijk niet gebonden aan dat lijstje. Het moet toch mogelijk zijn om te gaan waar je in eerste instantie voor ging?
De heer Zalm (VVD):
Dat zou mogelijk zijn als het ging om een soort PKB met amenderende moties, zoals mevrouw Van Nieuwenhoven een en ander voorstelde, en als alle partijen in het kabinet zitting namen. Het akkoord is echter een akkoord tussen drie fracties. Er kan geen sprake zijn van amenderende moties en vergelijkingen met een PKB.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik heb niet gezegd dat het om een PKB ging maar dat ik amenderende moties indiende en het daarom leek alsof het om een PKB-formule ging. Ik heb expres in alle moties, op een na, gesteld dat ik de informateur vraag om te bewerkstelligen of een bepaald punt in het akkoord kan worden opgenomen. Ik hoop dat hij het niet erg vindt dat ik het zeg, maar de informateur heeft mij geschreven dat het voor hem een moeilijke situatie zou zijn. Ik heb hem toen teruggeschreven dat een motie kan worden overgenomen als de drie beoogde coalitiegenoten het met het gestelde eens zijn.
De heer Zalm (VVD):
Dat is inderdaad mogelijk, maar dat is ook mogelijk als de motie verworpen is. Het staat de drie betrokken partijen immers vrij om een eigen akkoord te sluiten.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Als wij bij het dualisme ook nog meemaken dat een regering verworpen moties uitvoert, dan heeft u mijn zegen! In de oppositie ben ik daar erg bij gebaat.
De heer Zalm (VVD):
Wij behandelen vandaag geen begroting, Miljoenennota of beleidsvoornemen van de regering. Wij bespreken een akkoord dat tussen drie partijen gesloten is en waarop zij zelf amendementen kunnen indienen. Het is een wat vreemde figuur om bij afwezigheid van een regering, moties in te dienen aan onszelf die wij vervolgens zelf moeten steunen. De fracties van de VVD, de LPF en het CDA hebben amendementen ingediend geheel in lijn met de techniek van een akkoord.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Omdat ik dit debat serieus neem en mijn best doe om aan te geven waar mijn fractie het al dan niet mee eens is, wil ik niet aan het einde van de dag van een van de mogelijke regeringsfracties horen dat het gehele debat eigenlijk niet gevoerd hoefde te worden omdat de beoogde coalitiepartners toch hun mening van gisteren volgen. Die conclusie trek ik namelijk uit uw woorden. Het gaat nu niet om de toon maar om de inhoud van uw woorden. Naar mijn mening neemt u mij, de Kamer en dit debat niet serieus.
De heer Zalm (VVD):
Ik herhaal dat het gaat om een akkoord tussen drie partijen. Die partijen kunnen amenderen. U heeft niet aan de onderhandelingen over een nieuw kabinet willen deelnemen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Waarom heeft u dan geen bezwaar gemaakt tegen het houden van dit debat?
De heer Zalm (VVD):
Ik vond dat het hoog tijd was om te horen wat de Kamer ervan vond.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Waarom was u het dan eens met de stelling van de heer Balkenende dat de deur op een kier staat ten aanzien van de mogelijkheid om aanpassingen na het debat te realiseren of te honoreren? U kunt ons niet euvel duiden dat wij van die kier maximaal gebruik maken. Een van de instrumenten daarbij is het indienen van moties. U zegt echter dat het staatsrechtelijk onmogelijk is en dat u niets steunt, terwijl de heer Balkenende zegt dat een en ander rustig in fractieverband bekeken zal worden. Dat is een wezenlijk verschil in benadering.
De heer Zalm (VVD):
Als ik het regeerakkoord wil veranderen, doe ik daartoe een voorstel na deze vergadering. Ik doe dat voorstel niet door middel van een motie van de Kamer. Nogmaals, het gaat om een onderhandelingsproces tussen de drie partijen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In dat geval had u niet moeten zeggen dat dit debat de mogelijkheid openlaat om tot aanpassingen te komen. U heeft de stelling van de heer Balkenende, dat de deur op een kier staat, bevestigd. U zei het met een glimlach van hier tot het eind van de wereld. Maar ik heb wel geluisterd: die glimlach staat misschien niet in de Handelingen, die uitspraak wel. Die uitspraak nemen wij serieus en dat behoort u in het vervolg ook te doen.
De heer Zalm (VVD):
Dat wil toch niet zeggen dat de motie het aangewezen instrument is?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
U zei ook dat u, als u tot een aanpassing van dit akkoord wilt komen, niets aan dit debat gelegen is, maar dat u naar de heer Balkenende of Herben gaat en het in het Torentje of in de Eerste Kamer met of zonder de informateur gaat regelen. Dat is een miskenning van de waarde die de initiatiefnemer aan dit debat toekende.
De heer Zalm (VVD):
Ik zeg niet dat ik mij niets aantrek van dit debat, maar moties van de Kamer kunnen afspraken tussen de drie partijen niet veranderen. Als wij met zijn drieën afspraken willen veranderen, dan doen wij dat onderling. Vanavond zullen wij spreken over wat hier is gebeurd en over wat daartoe aanleiding zou hebben gegeven. Aanpassingen komen niet door middel van al dan niet aanvaarde moties.
De heer Balkenende (CDA):
Voor alle helderheid: wat de heer Zalm zegt, is natuurlijk volstrekt juist. Het opgestelde document is bepaald en wordt eventueel gewijzigd door de deelnemende partijen. De status van dit debat is een gedachtewisseling, een debat van de Kamer met zichzelf. En wat zijn de mogelijkheden van een motie daarin? Welnu, de Kamer kan altijd een motie indienen, want die is niets meer dan een uiting van het gevoelen van de Kamer. Als wij een motie zouden indienen waarin wij de informateur verzochten om een lied te zingen, dan kan dat gewoon.
De heer De Graaf (D66):
Een krokettenmotie!
De heer Balkenende (CDA):
De krokettenmotie is inderdaad een staatsrechtelijke traditie in Amstelveen geworden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het negende couplet van het Wilhelmus!
De heer Balkenende (CDA):
De motie is dus een uiting van het gevoelen van de Kamer. De Kamer heeft die vrijheid altijd. Het is de verantwoordelijkheid van fracties om er zich een oordeel over aan te meten. Het is aan de onderhandelaars om te bekijken wat ze ermee doen. Zo liggen de verhoudingen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat de heer Zalm op een tamelijk nonchalante zei dat hij nog niets had gehoord wat daartoe aanleiding geeft, stelt mij teleur.
De heer Zalm (VVD):
Ik zal de moties langsgaan. De motie op stuk nr. 10 van de leden Van Nieuwenhoven en Rosenmöller bepleit dat niemand met een laag of middeninkomen in koopkracht erop achteruit mag gaan. Ik denk dat dit "niemand" nog nooit door enig kabinet is gegarandeerd. Zoiets wordt ook des te moeilijker naarmate er geen enkele lastenverlichting zal plaatsvinden in het jaar dat het ziektekostenstelsel wordt doorgevoerd, zoals in een andere motie wordt bepleit. Om die reden heb ik inhoudelijke problemen met die motie.
Bij de motie op stuk nr. 11 heb ik een vraag over de timing. Het begint er namelijk al mee dat wordt afgeweken van het SER-akkoord. Dat was al eens eerder het geval bij het zittende kabinet: dat week ook af van het SER-akkoord. Mijn vraag is dus: waarom is deze motie niet veel eerder ingediend?
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Voorzitter. Omdat de heer Zalm als fractievoorzitter van de VVD kennelijk wat meer moeite heeft om de teller op nul te zetten dan ik heb als fractievoorzitter van de PvdA!
De heer Zalm (VVD):
Dat is een diepe. Dat betekent dus dat afwijkingen van Paars van de SER geen aanleidingen gaven tot een motie, maar afwijkingen van het nieuwe kabinet van de SER wel een motie rechtvaardigen. Dat is dus de teller op nul zetten...
De motie op stuk nr. 12 gaat over de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Wij zijn nog niet zover dat wij moties hierover willen steunen of afwijzen, wat betekent dat wij haar niet steunen.
In de motie op stuk nr. 13 staat een foutje. De kosten van de koopkrachtreparatie in het jaar 2005 voor het ziektekostenstelsel belopen 1 mld euro. Dit is een onderdeel van het saldo van inkomsten en uitgaven. Uit mijn hoofd zeg ik dat de kosten van wat wij terugsluizen 6,2 mld bedragen. 5,2 mld komt er binnen door de opheffing van het ziekenfonds en de daarmee gepaard gaande opbrengsten. Per saldo zijn de kosten dus 1 mld. Die heb je echt nodig om in de koopkracht een redelijk beeld te krijgen bij zo'n belangrijke wijziging. Dat geldt overigens niet alleen als je nominale premies als uitgangspunt neemt. Uit de stukken van het huidige kabinet blijkt dat je bij inkomensafhankelijke premies, dus bij een min of meer verplichting van het ziekenfondsmodel voor iedereen, ook koopkrachtproblemen krijgt, zij het bij andere groepen zoals laagbetaalde alleenstaande ambtenaren die nu particulier verzekerd zijn en dan een inkomensafhankelijke premie zouden moeten betalen. Ook deze motie willen wij dus ontraden.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik respecteer de serieusheid van de heer Zalm bij het ingaan op mijn moties, maar ik wijs hem toch op de tweede bladzijde van de CPB-doorrekening, waar wordt gesproken over 2,3 mld euro ten aanzien van de uitgavenverhoging in de sociale zekerheid. Daarbij worden een aantal dingen bij elkaar getrokken in verband met de inkomensreparatie bij invoering van het nieuwe zorgstelsel. Wellicht staat het fout in de motie, maar dat komt doordat het zo op de tweede pagina van de CPB-doorrekening staat.
De heer Zalm (VVD):
Dat hebt u inderdaad fout gelezen. De operatie is groter; dit is slechts een van de elementen. De opbrengsten van de operatie zijn 5,2 mld euro, zoals u op blz. 41 van ons document kunt lezen. Er zijn twee zaken die deze opbrengsten genereren: het lastendekkend maken van de ZFW en het terugtrekken van rijksbijdrage voor de ZFW; dat is samen dus 5,2 mld euro. De aanwending van middelen is te vinden op blz. 53; dit is bij elkaar 6,2 mld euro. Daar zit dus 1 mld euro tussen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Begrijpt de heer Zalm wel dat hij ons ontzettend helpt? Er mag van ons best meer geld worden ingezet voor investeringen in de zorg, zoals voor meer personeel en het terugbrengen van de wachtlijsten; dit laatste staat in een andere motie. Als de heer Zalm zegt: eigenlijk had u een hoger bedrag moeten noemen – dat beluister ik eigenlijk in zijn woorden – dan hadden wij dat best willen doen.
De heer Zalm (VVD):
In dat geval worden de lasten voor de burgers verzwaard. Ons uitgangspunt is altijd geweest dat lastenverzwaringen mogen als deze weer teruggaan. Wij voeren ze nu eerder door, maar op een gegeven moment moet het geld weer terug. In 2003 en 2004 komen er lastenverzwaringen, die in 2005 in belangrijke mate terugvloeien. Per saldo is er dan in dat jaar een lastenverlichting, die nodig is om de stelselherziening, die alle partijen in hun programma wensen, goed te laten verlopen. Het maakt daarbij niet uit of er wel of niet wordt gekozen voor nominale premies. De lastenverlichting is nodig om de koopkracht van de mensen, die in een andere motie van mevrouw Van Nieuwenhoven zo hartstochtelijk wordt verdedigd – niemand mag er op achteruitgaan – zoveel mogelijk voor iedereen te handhaven. Dat zou ook gelden voor een stelselherziening zoals de PvdA die wil.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Misschien ben ik te serieus als ik nu zeg dat ik de motie best wil aanpassen. Het gaat ons er natuurlijk om dat hetgeen als compensatie nodig is voor het zorgstelsel, beter rechtstreeks kan worden ingezet voor meer personeel en voorzieningen in de zorg. Als de heer Zalm dan de motie wil steunen, wil ik haar best aanpassen.
De heer Zalm (VVD):
Wij zullen die motie niet steunen. Ik probeer inhoudelijk te beargumenteren waarom het geld dat hiervoor wordt uitgetrokken – dat overigens eerst door de burgers is opgebracht – op dat moment wordt teruggegeven. Anders komen er te grote koopkrachtcomplicaties in het jaar van de stelselherziening. Dat is dus niet afhankelijk van de keuze tussen nominale en inkomensafhankelijk premies. In iedere stelselherziening zijn er groepen die, doordat zij overgaan naar een ander systeem – van nominaal naar inkomensafhankelijk of omgekeerd – complicaties ervaren. Om dat te compenseren, moet er een toegespitste operatie worden uitgevoerd, zoals wij dat nu ook gedaan hebben, zodat iedereen er een beetje redelijk uit komt. Per saldo kost dat nu 1 mld euro, maar het zou ook geld kosten als er zou worden gekozen voor volledig inkomensafhankelijke premies. Het geld is dus niet zomaar vrij besteedbaar. Bovendien is het geld, zoals ik al eerder zei, eerder opgebracht door middel van lastenverzwaringen.
Ik was gebleven bij de motie op stuk nr. 13; ik kom nu bij die op stuk nr. 14 over het correctief wetgevingsreferendum. Ik was heel blij dat dit in het akkoord is gecanceld. Het is een heel conservatief instrument; er kunnen alleen maar dingen mee worden tegengehouden. In dat licht is het per definitie conserverend. Het enige wat het kan doen, is een regeringsvoorstel dat is aanvaard door het parlement, terugdraaien. Dit is echt iets voor conservatieven, waartoe wij onszelf niet rekenen. Wij zijn dus blij dat het er niet meer is.
De heer De Graaf (D66):
Het grote voordeel van zo'n referendum is dat het ook conservatief beleid kan tegenhouden.
De heer Zalm (VVD):
Dat is ook waar, maar het is conserverend.
Ik hoop dat ik nu voldoende serieusheid aan de dag heb gelegd. De overige moties hebben grotendeels betrekking op financiële middelen. Wij hebben onze financiële kaders natuurlijk vastgesteld. Het nieuwe kabinet zal het beleid verder moeten uitzetten en zal dit op Prinsjesdag presenteren. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 15. De motie op stuk nr. 16 wijkt natuurlijk af van wat wij op goede gronden hebben afgesproken in ons akkoord. Dan is er nog de motie op stuk nr. 17. Die betreft de Grondwet. Die motie zou ik liever nog eens bespreken bij een algemene beschouwing. Motie nr. 18 is weer "kwartje Kok"; een onderdeel van het akkoord dat ik niet zou willen wijzigen. De nuloptie ten aanzien van bordelen lijkt mij ook iets voor een ander moment.
Voorzitter. Hier laat ik het maar even bij. Wij zullen ons als fractie even beraden, maar ik denk dat wij nog steeds grote tevredenheid behouden over het akkoord zoals het er nu ligt.
De heer Donner:
Voorzitter. Een aantal moties richt zich zuiver tot de informateur. Voor zover moties iets van de informateur vragen wat buiten zijn opdracht valt, moet ik erop wijzen dat hij niet eenzijdig zijn opdracht kan verruimen. Als de Kamer een motie aanvaardt, is dat een feit. Daarvan kan ik kennisnemen en daar kan ik op wijzen. Het iets anders als het moties betreft die lijnrecht staan tegenover het Strategisch akkoord. Mijn opdracht houdt namelijk in dat ik moet informeren over een kabinet dat kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Kamer. In die zin valt het er onder.
Er is nog een ander aspect. Een aantal moties richt zich tot de regering en tot het kabinet. Dat is op dit moment hier niet vertegenwoordigd. Derhalve zouden die moties moeten worden aangehouden totdat er een regering is met een regeringsverklaring. Dan pas kunnen ze aan de orde komen. Pas dan ook kan een kabinet zijn houding ten opzichte van die moties bepalen.
De heer De Graaf (D66):
Dat laatste lijkt mij niet juist. Er is altijd een regering, ook al komt er een nieuw kabinet. Moties die zich richten tot de regering, kunnen dan ook altijd hier in behandeling worden genomen. Er kan ook over worden gestemd.
De heer Donner:
Dat klopt, maar dan moet u hier ook een vertegenwoordiger hebben van het zittende kabinet, van de regering.
De heer De Graaf (D66):
En dat bepaalt de Kamer gelukkig zelf en niet Hare Majesteits informateur.
Voorzitter. Ik wil u een vraag over de orde voorleggen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat u zou willen besluiten om de stemmingen aan het eind van de vergadering te laten plaatsvinden.
De voorzitter:
Dat was mijn idee, ja.
De heer De Graaf (D66):
Gelet op het feit dat de heer Balkenende die beroemde kier heeft opengelaten en gelet op het feit dat de onderhandelaars zich voornemen nog heden – vanmiddag of vanavond – met elkaar te spreken, zou het mijns inziens getuigen van respect voor de bedoeling van dit debat als wij direct aansluitend over de moties stemden. Mocht er eentje worden aangenomen – je weet maar nooit – dan kan dat worden meegenomen in het gesprek tussen de onderhandelaars en de informateur.
De voorzitter:
Er lijken mij twee mogelijkheden te zijn. De ene is dat wij, zoals ik van plan was, aan het eind van de vergadering alle stemmingen houden, dus ook die over deze moties. Als Kamer gaan wij er dan uiteraard van uit dat de drie onderhandelaars met hun verdere werkzaamheden wachten totdat de stemming heeft plaatsgevonden en dat wij ze ook tijdens de volgende debatten hier in de zaal zouden zien. Een andere mogelijkheid is om, zoals u suggereert, de drie onderhandelaars in staat te stellen hun werkzaamheden eerder te hervatten. Wij zouden dan over een kwartier kunnen stemmen. In de tussentijd kan dan de stemmingslijst worden voorbereid. Ik begrijp dat de stemmingslijst er al is. Het zou dus ook binnen tien minuten kunnen. Als ik om mij heen kijk, zie ik dat men hiermee kan instemmen.
De heer Duivesteijn (PvdA):
En ik moet er niet aan denken, voorzitter, dat de fractievoorzitters straks niet bij de interpellatie zijn.
De voorzitter:
Dat is buiten de orde. Mijn voorstel is om over tien minuten te stemmen over de ingediende moties. Uiteraard zal er aan het eind van de vergadering nog een keer gestemd worden. Die latere stemming zal dan de overige onderwerpen betreffen.
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Ik heb al eerder gezegd, voorzitter, dat ik dit debat serieus wil nemen.
De voorzitter:
Uiteraard!
Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):
Maar fracties plegen weleens overleg over moties om te bepalen of zij die wel of niet willen steunen. Ik meen dat het vandaag geen nachtwerk hoeft te worden als we met de stemming even wachten.
De heer Van der Knaap (CDA):
Ik steun de woorden van mevrouw Van Nieuwenhoven graag. Wij hebben behoefte aan een schorsing van twintig minuten.
De voorzitter:
Dan ga ik terug naar mijn eerdere voorstel, het voorstel om te wachten met de stemmingen tot de andere onderwerpen zijn behandeld. Die twintig minuten kunnen wij nuttig gebruiken en daarin de andere onderwerpen behandelen. Daarna zouden wij zo snel mogelijk kunnen stemmen. Dat betekent dat de Kamer ervan uitgaat dat er met de overige werkzaamheden in het kader van de informatie wordt gewacht op de uitslag van de stemmingen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, later vanavond, op een moment zoals zojuist is aangegeven, te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik dank de informateur de heer Donner voor zijn aanwezigheid in de Kamer en voor zijn bereidheid om informatie te geven.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-5392-5429.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.