33 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012

Nr. 157 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 8 december 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw1 en Innovatie heeft op 5 december 2011 een voortgezet overleg2 (tweede termijn) gevoerd met minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over Energie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Maandag 5 december 2011

Aanvang 10.00 uur

Voorzitter: Houwers

Aanwezig zijn 10 leden van de Kamer, te weten:

Dijkgraaf, Houwers, Jansen, Leegte, Ouwehand, Samsom, Van Tongeren, Van Veldhoven, Van Vliet en Wiegman-van Meppelen Scheppink,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik zeg met nadruk dat dit de voortzetting is van het wetgevingsoverleg van 21 november 2011 over energie (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 141). Ik heet de minister en zijn ondersteunende ambtenaren welkom, net als de leden van de Tweede Kamer en het belangstellende publiek. Ik wijs op de spreektijden die zijn toegestuurd, maar deze spreektijden hoeven niet per se allemaal op. Als het sneller kan, zou iedereen dat op prijs stellen. Ik stel voor om in de termijn van de Kamer geen interrupties toe te staan en om bij die van de minister één interruptie toe te staan. Mevrouw Ouwehand heeft laten weten dat zij iets later zal zijn.

De heer Samsom (PvdA): Het moet mij van het hart dat ik de tweede termijn met een bezwaard gemoed begin. Voor wie het nog niet door had, de fractie van de Partij van de Arbeid zoekt sinds meer dan een jaar naar een consensus zodat wij de toekomst van onze energievoorziening met een breed draagvlak te lijf kunnen; breder dan alleen de coalitie zelf en uiteraard breder dan alleen de oppositie, want dan heb je sowieso een minderheid. Wij zoeken een grote meerderheid voor een gedragen, ambitieus, lange termijn, stabiel energiebeleid.

Daarvoor was mijn fractie bereid om een heel eind te gaan: 14% als doel in 2020. Dat vinden wij te laag, maar dat creëert een gemeenschappelijke basis waar 120 van de Kamerzetels zich ongeveer achter kunnen scharen. Daarnaast een leveranciersverplichting, die misschien minder zeker is en ook wat ingewikkelder dan het simpele Duitse feed-intarief. Omdat de sector er zelf mee kwam, accepteerde mijn fractie dat als basis om op verder te werken.

Op die manier probeerden wij gezamenlijk iets voor elkaar te krijgen, maar dat moet dan wel met enige spoed gebeuren. En daar zit mijn probleem op dit moment. De minister heeft in eerste termijn lang gesproken. Hij heeft in de schriftelijke beantwoording nog wat nader toegelicht, maar als puntje bij paaltje komt wil de regering pas in 2014 verder kijken naar hoe we een nieuw energiebeleid vormgeven. Natuurlijk kan er volgend jaar al een contourennota komen, maar als je hard kijkt naar de data, geven we pas in 2014 een klap op de vraag hoe we verdergaan na 2014. Dat kan niet voor energiebeleid en voor de grote investeringen die niet pas in 2016, maar nu al nodig zijn om die doelstellingen in 2020 te halen.

Misschien werd dat nog wel het beste gesuggereerd in de brief die wij kregen van RWE over de ambities voor biomassa, een belangrijk thema, waarover wij in eerste termijn uitgebreid hebben gesproken. RWE zegt: we starten dat in 2014 op, dan bekijken we of dat een beetje past met die biomassa en dan moeten we ook even afwachten welk beleid er op de mat ligt om te zien of wij onze ambitie kunnen opvoeren.

Wat we zouden moeten doen, is RWE klip-en-klaar, nu al, duidelijk maken dat het er niet komt in 2020 met een lousy bijstook van 15% in de Eemshavencentrale. Wij moeten RWE klip-en-klaar duidelijk maken dat het de ambitie moet opvoeren en anders geen businesscase meer heeft voor een kolencentrale. Dat betekent dat we snel, volgend jaar nog, wat mijn fractie betreft, en zorgvuldig, en dat kan als wij er nog een halfjaar of een jaar voor nemen, moeten doorschakelen naar een energiebeleid.

Ondertussen las ik ook nog een verslagje van het congres van de VVD, een van de schragende coalitiepartners, als het gaat om een breed gedragen energieakkoord. Zonder de VVD gaan we het niet redden als er 120 zetels voor nodig zijn. Dan lees ik dat Stef Blok zegt dat de gekte in het energiebeleid wel weer overwaait. Als de agenda van de VVD is om het zo lang mogelijk allemaal op te houden en te hopen dat het wel weer overwaait, waar zoeken we dan met zijn allen naar? Een gezamenlijke basis voor een energiebeleid of een excuus om snel weer terug te gaan naar business as usual?

De voorzitter: We hadden afgesproken om geen interrupties toe te staan, maar u daagt de heer Leegte zodanig uit dat ik er toch de gelegenheid voor geef.

De heer Leegte (VVD): Dat NRC-artikel heb ik ook gelezen, maar ik zat ook in de zaal, tijdens de ledenvergadering van de VVD, en dat is niet wat de heer Blok heeft gezegd. Hij heeft gezegd dat er niets uit Durban komt; dat weten we allemaal. Dat geeft ruimte om af te stappen van de angst en stilstand en dat geeft de mogelijkheid om toe te gaan naar groene groei. Dat is de ambitie die ik hier zelf heb verwoord en die de heer Blok bij de alv heeft verwoord, dus het is aardige retoriek, maar het raakt inhoudelijk kant noch wal.

De heer Samsom (PvdA): Het stond niet alleen in de NRC, het stond ook in een open brief van een groenliberale afdeling of werkgroep van uw partij, waarin letterlijk uit het congres werd geciteerd: de gekte waait wel weer over. De heer Blok bedoelde natuurlijk de windmolens die alleen maar op subsidie draaien en niet op wind, een ontzettend leuke oneliner, waarmee je je energiebeleid voor jaren kunt verzieken.

In alle ernst, het is een serieuze zaak. Ik zoek hier al een jaar en denk grond te vinden voor een gezamenlijk energiebeleid. Dan is het laatste wat ik nodig heb, een minister die met veel omhaal van woorden, proberend alles bij elkaar te houden, zegt dat er pas in 2014 verder wordt besloten, terwijl de grootste partij in de Kamer eigenlijk hoopt dat de gekte in het energiebeleid wel weer overwaait, zodat ze verder kan met kolen en kernenergie.

Ik dien een motie in, waarin ik probeer om het zo scherp mogelijk te krijgen, zodat we vanaf nu een conclusie kunnen trekken. Gaan we samen verder of wil deze minderheidsregering het zelf rooien met haar energiebeleid in de komende vier jaar? Dat mag, maar het is niet eens relevant of ik dat zeg, en ik geef er wel een consequentie bij. Als de coalitie dat besluit, is dat prima, maar dan ook zonder ons, en dan gaat het ook over de andere onderdelen van het energiebeleid, waarbij de coalitie wel degelijk steun van de Partij van de Arbeid nodig heeft en zoekt, omdat het anders niet lukt, omdat de PVV continu afhaakt als het even moeilijk wordt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlandse investeringsklimaat voor duurzame energie gebaat is bij langjarige zekerheid over de koers en ambities;

overwegende dat een spoedig wettelijk vastleggen van een leveranciersverplichting met doelen voor 2020 en verder, die zekerheid kan bieden en daarmee de nodige investeringen en innovatie kan aanjagen;

overwegende dat er in de energiesector brede consensus is over de wenselijkheid van deze verplichting;

verzoekt de regering om de Kamer in 2012 een wettelijke leveranciersverplichting voor te leggen, gebaseerd op een doelstelling van 30–40% duurzame elektriciteit in 2020 en een voortzetting van de producentenverplichting om windfall-profits en te veel stijgende consumentenprijzen tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (33 000-XIII).

De heer Samsom (PvdA): Ik neem nog een heel specifiek onderwerp bij de kop, want met dat energieakkoord heb ik de brede vraag wel op tafel gelegd en we zullen zien hoe de regering daarop antwoordt. Deze specifieke kwestie is het inmiddels befaamde voorstel voor zelflevering. Toen ik dit voorstel een jaar geleden deed, had ik eigenlijk niet kunnen vermoeden dat er zo ongelofelijk veel steun en enthousiasme voor is, niet in deze Kamer – wel van een deel ervan, maar net 74 zetels, dat zul je altijd zien – en bij de regering is er ook geen enthousiasme voor, maar het is niet normaal meer hoeveel mensen er in het land bezig zijn met de aanschaf van collectieve zonne-energie, een beetje geholpen door de Chinese overheid. Als de Nederlandse regering niets wil doen, dan doet de Chinese overheid dat maar, die met miljardeninvesteringen de prijs van duurzame zonne-energie laat dalen.

Er zijn ook eigen initiatieven die ik graag zou willen belonen. Daarom stel ik voor om de saldering in het amendement-Samsom/Hessels uit 2005 verder uit te breiden en ook collectieve systemen die niet op je eigen dak staan, belastingvrij te maken als het gaat om de eigen stroomlevering. Hiervoor is al een wetsvoorstel ingediend bij de Crisis- en herstelwet. Er is een motie-Jansen aangenomen om alleen bij vve’s iets te realiseren. In eerste termijn heb ik specifiek voorgesteld om dat vve-vraagstuk iets verder uit te breiden, maar ook weer in te perken, zodat we niet met oneindige subsidiegaten of belastinglekken blijven zitten. De minister antwoordt: allemaal mooi en aardig maar het gaat gewoon niet door. Daarvoor geeft hij drie redenen.

Ten eerste is het volgens de minister toch niet af te bakenen. Daar geeft hij absoluut geen inhoudelijke onderbouwing voor. Zou het kunnen dat een waterkrachtcentrale in Noorwegen op deze manier belastingvrij energie levert in Nederland? Dat is gewoon niet waar. De inhoudelijke onderbouwing ontbreekt. Tenzij de minister mij in tweede termijn die inhoudelijke onderbouwing wel kan geven, leg ik me er dus ook gewoon niet bij neer.

Ten tweede kost het geld. Ja, het kost geld, maar het levert ook geld op. Dat erkent de minister, maar dat mogen we van hem niet meetellen. Wat het ons kost, tellen we dus wel mee, maar wat het ons oplevert aan bijvoorbeeld btw-inkomsten omdat mensen zonnepanelen aanschaffen, mogen we niet meetellen. Dat is een boekhouderslogica waar ik met mijn pet niet bij kan.

Ten derde is het niet uitvoerbaar. Ik heb één willekeurig energiebedrijf in Nederland gebeld met de vraag of het uitvoerbaar is. Ja hoor, zei men, en stuurde een brief om het te bevestigen. Het is dus wel uitvoerbaar.

Ik persisteer dus in het voorstel om via wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag alsnog de zelflevering mogelijk te maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zelflevering – waarbij geen energiebelasting verschuldigd is over zelf geproduceerde elektriciteit – goed is voor draagvlak, innovatie en de ontwikkeling van decentrale opwekking;

overwegende dat zelflevering beperkt kan worden tot coöperatieve installaties die via kleinverbruikersaansluiting of in het regionale net uitsluitend voor eigen energiegebruik energie produceren, zodat ongecontroleerde belastingderving door de overheid wordt voorkomen;

verzoekt de regering, de mogelijkheid van zelflevering, met inachtneming van genoemde beperkingen, mogelijk te maken door artikelen 47, 50 en 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag te wijzigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (33 000-XIII).

De heer Samsom (PvdA): Tot slot. Het mogelijk duidelijk zijn dat mijn fractie ook in deze tweede termijn, met een wat groter aanbod en een wat kleiner voorstel, de zoektocht voortzet naar een gedragen, gemeenschappelijk energiebeleid, waarmee we eindelijk eens uit de impasse komen waarin Nederland nu al zolang zit. Als men nog niet de urgentie voelde om uit de impasse te komen en niet vindt dat het milieu daarvoor een reden is, laten we dan eens kijken naar wat er op dit moment gebeurt met onze economie. Banen en groei gaan verloren. We zijn op zoek naar nieuwe banen en naar nieuwe groei. Als er één sector is die deze kan leveren – maar dan wel snel duidelijkheid moet krijgen – dan is het de energiesector. Ik hoop van harte dat we na deze tweede termijn alsnog die zoektocht succesvol kunnen beëindigen en kunnen doorschakelen naar een energiebeleid met ambitie en groei.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden in eerste termijn en schriftelijk, hoewel uit de schriftelijke beantwoording bleek dat ik in eerste termijn al goed was bediend.

De VVD staat voor de ambitie om op effectieve en pragmatische wijze in 2020 14% hernieuwbare energie te hebben. Dat kan door het weghalen van overbodige regels die het alleen maar duur en ingewikkeld maken, en door te stoppen met goedbedoelde subsidies en CO2 een echte prijs te geven. Ook binnen het energiebeleid stellen wij orde op zaken en maken wij ruimte om te kunnen groeien. Het debat over energie moet voor de VVD bij uitstek facts based policy zijn. In die zin ben ik ook blij met de reactie van de minister op het Ecofysrapport. Het biedt duidelijkheid en ruimte om nu eens op te houden met de discussie over het ongelijke speelveld.

Het belangrijkste feit is dat energie niet alleen gaat over milieu en klimaat, maar vooral ook over economie, zeker nu. Een gemiddeld gezin in Nederland betaalt één maandsalaris aan de energierekening. We kunnen het ons in deze tijd niet veroorloven om Nederlandse gezinnen met extra kosten op te zadelen vanwege nobele vergezichten en goedbedoelde plannen. We moeten ook eerlijk zijn dat de uiteindelijke ambitie van iedereen aan deze tafel een nieuwe economie is. Het verschil tussen partijen is de snelheid waarop we die kunnen bereiken. Dat verschil komt terug in de prijs die we bereid zijn te betalen en in de vraag of een oplossing een echte oplossing is. Als we bijvoorbeeld eenzijdig teerzand zouden verbieden, vindt dat gewoon zijn weg naar andere landen. Zo lossen we het probleem niet op. We drukken het weg en verhogen de kosten voor Nederland en Europa. Dat is dus onverstandig.

We moeten ook eerlijk zijn en zeggen dat we niet kunnen overzien hoe dat groeipad naar die nieuwe economie eruit zal zien. We moeten ons realiseren dat we soms zullen moeten kiezen voor de minst slechte oplossing. Ondanks het groeiende aanbod hernieuwbare energie zal het absolute aandeel van fossiele energie de komende jaren toenemen. Daarmee zal de CO2-uitstoot blijven stijgen. Ik ben daar niet blij mee, maar we moeten niet weglopen voor de waarheid, ook niet als die soms ongemakkelijk is.

We zien de publieke acceptatie van veiligheidsrisico’s van fossiele bronnen afnemen. Denk aan de weerstand tegen winning van fossiele brandstoffen in het Noordpoolgebied. Dat is goed, want het legt een extra druk op de ontwikkeling van hernieuwbare en schone energie. Kernenergie kan ons helpen om de tijd te overbruggen op weg naar die duurzame of nieuwe economie.

We zien ook de acceptatie van hernieuwbare energie afnemen. Of het nu gaat om windmolens in je achtertuin, gasopslag of ontbossing als gevolg van bijstook in kolencentrales, overal is weerstand. Nimby (niet in mijn achtertuin) is geworden tot «nope»: not on planet earth. Dat is een zorgelijke zaak. Als we iets willen, dan moeten we het ook doen. Dat vraagt om politiek leiderschap.

We zien ook in Nederland lokale weerstand tegen bijna alle projecten. Dat vraagt van de minister dat hij niet alleen uitlegt waarom projecten belangrijk zijn, maar ook dat hij een beslissing neemt. Wij steunen hem daar ferm in. Dit is echter wel makkelijk gezegd. Als volksvertegenwoordiger roep ik de minister op tot meer politiek leiderschap. Indien lokale projecten niet doorgaan, kan ik zeggen: minister, er was niet genoeg politiek leiderschap, dat was niet zo mooi van u, waarom hebt u daar niet voor gezorgd?

We kunnen als Kamerleden ook anders handelen, door te kijken wat we zelf kunnen doen. Vorig jaar zijn we met een aantal partijen boven de smalle marges uit gestegen en hebben we met elkaar gezocht naar langetermijnzekerheid voor de sector. Dit is uitgemond in de leveranciersverplichting. Het ging om de motie-Verburg c.s. Zo moet het ook. Als we echt vinden dat we hernieuwbare energie van de grond moeten krijgen, dan moeten we ook de verantwoordelijkheid daarvoor nemen. Niet alleen door de minister voluit te steunen, maar ook door zelf leiderschap te tonen. Het past dan niet om elkaar in de Kamer de morele maat te nemen op de groene ambities en dan vervolgens lokaal verzet te steunen. We zullen dan ook lokaal moeten uitleggen waarom sommige projecten er zijn en dat ze het lokale belang overstijgen. Wanneer we als Kamer leiderschap tonen, hoeven we ook niet meer selectief te winkelen in het argument van het lokale draagvlak. Want wie goed luistert, hoort dat argument alleen als het lokale verzet past bij het politieke verzet tegen deze coalitie. Dat snap ik natuurlijk prima. Je moet je echter wel je eigen verantwoordelijkheid realiseren. Omdat alle burgers gelijkwaardig zijn, kan het ene lokale draagvlak niet zwaarder wegen dan het andere. De consequentie kan niet anders zijn dan dat alle projecten dan zullen stilvallen. Bovendien zijn wij gekozen om beslissingen te nemen, ook als beslissingen lokaal lastig liggen. Het is mijn ambitie om binnen het energiedossier zuiver naar de inhoud te kijken en te zoeken naar echte oplossingen. Geen verre visies of hoge ambities, maar gewoon doen wat keihard noodzakelijk is. Als dat soms vanwege een groter belang tegen het lokale draagvlak ingaat, dan zal ik uitleggen waarom het toch zo belangrijk is om het te doen. Ik ben de politiek in gegaan om echte oplossingen te helpen realiseren.

In mijn eerste termijn heb ik criteria genoemd voor de leveranciersverplichting. De minister heeft aangegeven dat hij die overneemt en gaat zoeken naar een pragmatische en kosteneffectieve oplossing om daarnaartoe te groeien. Ik dank hem daarvoor.

Eén punt uit mijn vragen uit de eerste termijn is onbeantwoord gebleven. Het ging om de green deal 5. Deze is atypisch. Het kabinet-Rutte/Verhagen heeft in zijn beleid gekozen voor het stellen van strenge normen boven het stimuleren van een specifieke techniek. We hebben uit het verleden geleerd dat de overheid geen marketingbureau moet zijn voor bijvoorbeeld het rijden op aardgas. Om dezelfde reden moeten we ook geen marketingbureau worden voor bijvoorbeeld elektrische auto’s, hoe verleidelijk dat ook kan zijn. Het gaat erom dat het wagenpark in Nederland schoon wordt. Daarop moeten alle inspanningen zijn gericht. Ik wil dan ook vragen om niet een congres over elektrisch vervoer te sponsoren; dat stelt de weg open om ook een congres te sponsoren over biogas, lpg, LNG, waterstof, bio-ethanol enzovoorts. We weten dan waar het begint, maar niet waar het eindigt. Dat is onverstandig. Vandaar dat de overheid alleen congressen zou moeten sponsoren die normen stimuleren boven specifieke technieken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de green deal zich primair richt op het weghalen van administratieve belemmeringen, het wegnemen van overbodige regels, en niet op financiële steun;

overwegende dat het kabinet-Rutte/Verhagen inzet op strenge milieuregels en klimaatnormering boven de keuze voor het stimuleren van specifieke technologieën;

constaterende dat in het Belastingplan langetermijnduidelijkheid wordt geboden aan alle bestaande en nog te ontdekken schone voertuigen en alternatieve brandstoffen;

verzoekt de regering, de zogenaamde deal 5 primair te richten op het weghalen van overbodige regels en administratieve lasten, voor schone auto’s in het algemeen;

verzoekt de regering om de tegenprestatie, in de zin van sponsoring van een congres, om te zetten naar een financiële bijdrage aan een congres over schoon vervoer en niet primair in te zetten op een specifiek congres ter stimulering van slechts één techniek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (33 000-XIII).

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Vorige week woensdag was ik met mijn collega’s Van der Werf en Samsom bij een congres in het Kurhaus waar de Nederlandse energiewereld verzameld was. Onder de deelnemers werd een ideeënwedstrijd gehouden over verduurzaming en energie-efficiency. Bij de winnaars had ik het gevoel dat ik mijn bijdrage tijdens het wetgevingsoverleg van 21 november terug hoorde. Op de derde plaats eindigde «beter samenwerken met de Duitsers», op de tweede plaats stond «het energiezuinig maken van de bestaande woningvoorraad» en de winnaar was «saldering voor de meter en alle duurzame energie voor eigen gebruik vrijstellen van energiebelasting».

Die voorstellen zijn niet gedaan door een aantal vertegenwoordigers van de geitenwollensokkenkaste, maar door de crème de la crème van de fossiele-energiewereld. Ik waardeer het dus bijzonder dat de minister van Economische Zaken een positieve grondhouding heeft aangenomen jegens mijn drie voorstellen, al was hij niet erg specifiek over de specifieke invulling ervan. Daarom dien ik zekerheidshalve vandaag enkele moties op dit punt in. Mocht de minister die overnemen, dan hoeven ze uiteraard niet in stemming te komen.

Ik heb allereerst een motie over de samenwerking met Duitsland, die overigens goed aansluit bij de recent aangenomen motie-Ten Broeke.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • de wisselwerking tussen de energiemarkten van Nederland en Duitsland toeneemt;

  • Duitsland een voortrekkersrol heeft op het gebied van technologiebeleid en de uitrol van duurzame energieproductie;

  • de Duitse Atomausstieg ook effecten zal hebben aan de Nederlandse zijde van de grens;

van mening dat samenwerking op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening en het daaraan gerelateerd technologiebeleid in beider belang is;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de Duitse regering over een intensivering van de bilaterale samenwerking op deze terreinen, in de vorm van afstemming van wetgeving, financiële regelingen, onderzoeksprogramma’s, netbeheer en dergelijke;

verzoekt de regering om bij de Miljoenennota 2013 te rapporteren over de stand van zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (33 000-XIII).

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb vervolgens een motie die een termijn stelt aan het uitwerken van een voorstel voor versnelling van energiebesparing in de bestaande gebouwenvoorraad. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energiebesparing in de bestaande gebouwen achter blijft bij de verwachting;

overwegende dat de green deals onvoldoende perspectief bieden dat dit op korte termijn gaat verbeteren;

verzoekt de regering om binnen zes maanden met nadere voorstellen te komen die de investeringen in de bestaande gebouwenvoorraad stimuleren, zoals:

  • differentiatie van de onroerendezaakbelasting op basis van het energielabel;

  • fiscale prikkels gericht op collectieve aanpak van het eigen woningbezit;

  • gefaseerde invoering van een minimumenergielabel voor bestaande gebouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (33 000-XIII).

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Wat betreft de levering van duurzame stroom voor de meter bij verenigingen van eigenaren heeft de minister in eerste termijn toegezegd om bij het wetsvoorstel dat begin volgend jaar naar de Kamer komt, de motie-Jansen onverkort uit te voeren. Dat waardeer ik. Daarom wacht ik het wetsvoorstel af. Ik heb overigens de motie van de heer Samsom, waarin wordt geprobeerd om nog een stapje verder te gaan, meeondertekend.

Ik heb de minister gevraagd om zich enthousiast in te zetten voor de revitalisering van de waterkrachtcentrale Hagestein via een green deal. De minister schrijft wat zuinig dat hij een initiatief serieus gaat bekijken. Er ligt echter al een initiatief waarbij wordt uitgegaan van renovatie voor risico en rekening van een particuliere initiatiefnemer. Het belangrijkste wat aan de kant van de overheid moet gebeuren, is dat de revitalisering niet als nieuwbouw wordt aangemerkt, want dan zijn we qua vergunning weer drie jaar verder, en dat Rijkswaterstaat van harte meewerkt. Ik ga ervan uit dat het project nu positief bejegend wordt, zowel door de minister als door zijn collega van waterzaken. Mocht blijken dat het anders loopt, dan spreken we elkaar nader.

Veel fracties, waaronder die van de SP, hebben in eerste termijn aangedrongen op meer prioriteit voor wind op zee. De SP-fractie denkt dat wind op zee voor de komende decennia een groot deel van de duurzame stroom van Nederland kan leveren. Dat staat haaks op de prioriteit die het kabinet hieraan geeft. Ik heb daarom een motie meeondertekend die mevrouw Wiegman vandaag zal indienen.

Ik maak over wind op land nog een opmerking naar aanleiding van een bezoek aan Noordoost-Drenthe afgelopen vrijdag. Tijdens dat overleg bleek opnieuw dat het ontbreken van een fatsoenlijke ruimtelijke regie voor grote anarchie zorgt bij de ontwikkeling van windprojecten. Drenthe zou 280 megawatt wind op land faciliteren, maar alleen al in de veenkoloniën ligt er nu voor 700 megawatt aan plannen. Zo jaag je omwonenden bovenop de kast, terwijl ook volgens het Platform Storm er in Drenthe best ruimte is om op een verantwoorde manier 280 megawatt in te passen. Een ontwerpstructuurvisie voor de zomer van 2012 is tegen of zelfs over de pijngrens. Is de minister bereid om snel in overleg te treden met de regio om te komen tot een fatsoenlijke inpassing en een kleiner volume, met respect voor andere functies zoals recreatie en voldoende afstand tot de dorpen?

Ik heb in eerste termijn als enige gesproken over de gassamenstelling. Dat is voor de SP-fractie een heel belangrijk thema uit het oogpunt van economie, veiligheid en milieu. De gasrotonde is op zich een prima idee, maar extra handel moet niet ten koste gaan van veiligheidsrisico’s en hoge kosten bij Nederlandse afnemers, groot en klein. De minister wil de beloofde smalle bandbreedte tot 2021 voor het G-gas slechts garanderen voor de afnemers op regionale netten. De SP-fractie snapt niet dat dezelfde bescherming niet ook kan gelden voor de afnemers van G-gas op het landelijk net. Is de minister van plan om straks naast het H-gas ook nog eens verschillende kwaliteiten G-gas toe te staan?

Over het H-gas ben ik na de schriftelijke antwoorden nog ongeruster geworden dan ik al was. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van EL&I stelt dat door het decentrale niveau van invoeding in Nederland en de lokaal wisselende afname de netbeheerders sprongen in de gaskwaliteit niet altijd kunnen voorkomen;

overwegende dat de minister het tankmanagement bij LNG-terminals wil gebruiken om fluctuaties in de gaskwaliteit te voorkomen;

overwegende dat fluctuaties een risico vormen voor de veiligheid en het milieu;

van mening dat de landelijke en regionale netbeheerders als publieke, onafhankelijke partijen verantwoordelijk dienen te zijn voor de levering van een homogeen, veilig product;

verzoekt de regering om in overleg met grootverbruikers, gasleveranciers en netbeheerders te onderzoeken in hoeverre de Gaswet een aanpassing behoeft om de netbeheerders voldoende instrumenten te geven om ook op langere termijn de gasspecificaties binnen voor het gasgebruik aanvaardbare en verantwoorde normen te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (33 000-XIII).

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik ben toe aan mijn laatste punt. Dat gaat over Borssele II. Heb ik uit de schriftelijke beantwoording goed begrepen dat alle vergunningkosten in rekening worden gebracht bij de aanvrager en bovendien voor een substantieel deel vooraf dienen te worden voldaan? In dat geval snapt de SP-fractie niet zo goed dat er nog 45 mln. aan vergunningkosten is opgenomen op de begroting van EL&I. Hoe zit dat?

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven. Zij heeft vier minuten spreektijd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat wordt opschieten!

Voorzitter. Zonder energie staat alles stil. Die energie zal steeds groener moeten worden. En met die energie zullen wij steeds zuiniger moeten omgaan, omwille van het milieu, omwille van onze geopolitieke onafhankelijkheid en – last but not least – omwille van onze portemonnee en die van onze bedrijven.

Ik ben in eerste termijn ingegaan op onze aandachtspunten bij de inrichting van de eventuele leveranciersverplichting om windfall profits te voorkomen. Ik heb gepleit voor een samenwerking op een Noordwest-Europese markt. Ik herhaal graag dat wij toekomst zien voor wind op zee in de context van leveranciersverplichtingen. Daar liggen ook grote kansen voor de Nederlandse economie. Ik dank de minister voor zijn toezegging om bij het onderzoeken en uitwerken van die leveranciersverplichting ook inderdaad te kijken naar de mogelijkheden om deze goedkoper in te richten door samenwerking met het buitenland.

Ik heb aangedrongen op gelijkwaardige duurzaamheidscriteria voor alle biomassa, en dat in het kader van een integrale biomassastrategie. Mijn fractie ziet daar mooie kansen voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van de biochemie in het Rotterdamse. Maar ook onverwachte combinaties tussen de productie van biobrandstoffen en vleesvervangers blijken mogelijk, zo heb ik laatst begrepen.

Ik heb een pleidooi gehouden voor meer consistentie in de energiebelasting, bijvoorbeeld door het concurrentievoordeel van de rode diesel los te koppelen van die ene specifieke fossiele brandstof. Ik heb aandacht gevraagd voor het blijven stimuleren van innovatie. De minister heeft ook aangegeven hoe belangrijk hij dat vindt. Ik bedank hem daarvoor.

Ik heb bij de minister en ook bij mijn collega’s gepleit voor een meer consistente en structurele manier van het bespreken van onze infrastructuurprojecten. De minister heeft aangegeven, bereid te zijn om de informatievoorziening over deze projecten inderdaad meer te structureren en te bundelen. Ik stel dan ook voor dat wij elkaar in het voorjaar op basis van deze eerste rapportage treffen.

Ik heb ten slotte gepleit voor een grotere rol voor decentrale energieopwekking. Het is jammer dat de minister nog geen stappen neemt om saldering echt te verruimen, maar het is wel belangrijk dat wij drempels wegnemen voor burgers om het zelf te doen. Daarom roep ik deze minister ertoe op om met marktpartijen te werken aan een voorfinancieringsfonds dat het voor burgers zo makkelijk mogelijk maakt om zelf in hun energie te voorzien. De onderhandelingen over een groene investeringsmaatschappij bieden op dit punt een prachtige kapstok.

Kortom: ik dank de minister voor zijn antwoorden. Op een aantal punten komt hij mijn fractie tegemoet en op een aantal punten niet. Daarom heb ik een aantal moties; ik laat even in het midden of die in de eerste of in de tweede categorie vallen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot een leveranciersverplichting voor duurzame energie;

overwegende dat ECN heeft berekend dat bij invoering met bijvoorbeeld Zweden miljarden bespaard kunnen worden;

overwegende dat de energiemarkt voor grootschalige opwekking steeds meer een Noordwest-Europese energiemarkt wordt;

verzoekt de regering, bij het onderzoeken en uitwerken van de leveranciersverplichting in te gaan op de mogelijkheden om deze goedkoper in te richten door samenwerking met het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat biomassa een steeds belangrijker rol zal gaan spelen op tal van terreinen ter vervanging van niet hernieuwbare grondstoffen en energie;

overwegende dat dit niet alleen in Nederland het geval is, maar dat de vraag naar biomassa naar verwachting wereldwijd sterk zal toenemen;

overwegende dat al het gebruik van biomassa in Nederland aan gelijkwaardige duurzaamheidscriteria dient te worden gebonden;

overwegende dat de cascadering van het gebruik van biomassa nog weinig handen en voeten heeft;

verzoekt de regering om een integrale biomassastrategie voor de lange termijn op te stellen, aansluitend bij de kansen die de overgang naar een biobased economy Nederland biedt, de intentie tot grootschalige inzet van biomassa voor hernieuwbare energie (zowel brandstof als elektriciteit) en het nog altijd grote belang van de import van biomassa voor de veehouderij, vanuit de uitgangspunten duurzaamheid en voorrang aan hoogwaardig gebruik van biomassa (cascadering);

verzoekt de regering, in die strategie eveneens in te gaan op de internationale context waarin de Nederlandse vraag naar biomassa moet worden geplaatst, en de consequenties die daaruit getrokken moeten worden om aan bovenstaande uitgangspunten te voldoen, en op de mogelijkheden om cascadering van gebruik van biomassa te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (33 000-XIII).

Uw spreektijd is nu voorbij.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb nog twee moties. Dan moet ik er één kiezen.

De voorzitter: Ik heb een tijdprobleem. Ik kan u daar geen ruimte voor geven. Dat spijt me geweldig.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Excuus, maar dan had u mij een minuut van tevoren even een signaaltje moeten geven. Dan had ik een keuze kunnen maken.

De voorzitter: Ik heb u van tevoren gewaarschuwd dat u vier minuten had. U bent ervaren genoeg om die tijd goed in te delen. Ik wil hier niet kinderachtig over doen, maar ik ga u hier geen ruimte voor bieden. Ik geef nu het woord aan mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dit is een punt van orde. Dit is een wetgevingsoverleg. Als ik het formeel speel, heb ik dus ook het recht om de tijd te nemen die ik daarvoor nodig heb. Ik vraag u vriendelijk om mij nog de keuze te geven om in ieder een van de twee resterende moties in te dienen.

De voorzitter: Voor alle helderheid: u maakt met elkaar afspraken over de spreektijd. Als u nu met elkaar zegt dat dit mag, vind ik dat best. Ik ben uitsluitend uw voorzitter. Dat is prima. Het is waar dat wij u niet kunnen stoppen, maar ik vind wel dat u ook een beetje respect ten opzichte van elkaar moet tonen en niet op deze manier de spreektijd zou moeten overschrijden. Ik zal mijn betoog niet langer maken. Ik stel voor dat u snel uw moties voorleest, maar doe dat dan alstublieft echt snel.

De heer Van Vliet (PVV): Even nog een punt van orde. Ik wil mevrouw Van Veldhoven wel verzoeken om, als zij een volgende keer hoort dat zij vier minuten spreektijd heeft, niet eerst weer een betoog te starten maar gewoon de moties voor te lezen. Dan ziet zij daarna zelf wel hoeveel ruimte zij nog over heeft.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De heer Van Vliet heeft volledig gelijk.

De heer Van Vliet (PVV): Dank u wel.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland de transitie moet maken naar een duurzame energiehuishouding en dat daarbij zowel groei van grote duurzame energiecentrales als decentrale energieopwekking noodzakelijk zal zijn, maar dat stimulering van decentrale energieopwekking nog geen volwaardige poot is van het nationale energiebeleid;

constaterende dat de voorfinanciering van het benodigde kapitaal voor kleinverbruikers vaak een drempel is om te investeren in efficiënter gebruik van energie of duurzame energieopwekking, ook bij een relatief laag risicoprofiel en een korte terugverdientijd;

van mening dat het van belang is om de financiering van dergelijke projecten waar mogelijk te ondersteunen zonder daarvoor directe subsidies in te zetten buiten de bestaande regelingen;

verzoekt de regering om met banken, institutionele beleggers, burgerinitiatieven, energiemaatschappijen en woningbouwcorporaties in 2012 te komen tot een landelijk dekkende, grootschalige green deal, waar mogelijk in de context van de Groene Investerings Maatschappij, die bijvoorbeeld via een revolving fund tegen aantrekkelijke kosten investeringen voorfinanciert

  • door kleinverbruikers;

  • voor zover deze leiden tot efficiënter gebruik van energie of duurzame energieopwekking die buiten de ETS-sectoren plaatsvindt;

  • voor zover deze gekenmerkt worden door een relatief laag risico of terugverdientijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (33 000-XIII).

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Omwille van de tijd zal ik mijn laatste motie laten vervallen.

De voorzitter: Dat vind ik een keurig gebaar.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Ook de CDA-fractie dankt de minister voor de beantwoording van de vragen in de eerste termijn. Dat geldt ook voor het schriftelijke antwoord met betrekking tot de vragen over de transitie van kolen naar gas. De CDA-fractie onderstreept het belang van gas voor Nederland. De gasrotondestrategie kan dan ook rekenen op steun van de CDA-fractie.

Het belangrijkste doel voor de CDA-fractie in dit WGO is om de transitie naar duurzame energie op een verantwoordelijke manier te bevorderen. Elk onderwerp van de agenda heeft daarmee te maken. Alle onderwerpen en activiteiten op energiegebied draaien ook in de toekomst om duurzame energie: vanwege het klimaat, vanwege energiezekerheid en vanwege het economische perspectief. Daar krijgt niet alleen de Kamer, maar iedereen in Nederland mee te maken. Dat stelt ons soms voor moeilijke keuzes. Mijn fractie pleit voor een grote zorgvuldigheid bij energieprojecten. Veiligheid voor mens en milieu staat bij de CDA-fractie bij al deze projecten op nummer 1. Er moeten echter ook meerdere opties worden betrokken bij de positiebepaling, bijvoorbeeld ten aanzien van opslag van CO2 of gas, een windmolenpark of een boring. Ter illustratie: is het niet jammer dat nu bijvoorbeeld in Veendam grote onrust is ontstaan naar aanleiding van een windmolenpark, terwijl er ook elders in de provincie ruimte is, ook in het proces, om daarnaar te kijken? Verken die mogelijkheden dan ook, zolang dat nog kan.

Omdat wij alle energieopties de komende jaren nodig hebben in het belang van duurzaamheid, energiezekerheid en onze economie, moeten wij in Nederland echter niet stilvallen. Daarom pleit ik ervoor om hier als Kamer eens apart over te spreken om met elkaar vast te stellen hoe wij «energie 2.0» duurzaam en betaalbaar realiseren en een energietoekomst bepalen die wij met de maatschappij kunnen delen en die bestendig is tegen toekomstige politieke verschuivingen of machtswisselingen. Graag hoor ik van de minister hoe hij hiertegen aankijkt.

Daarnaast hulde voor de minister en zijn green deals. We zien met belangstelling uit naar de volgende serie. Het is prachtig dat bedrijven en organisaties ook in de regio’s soortgelijke deals sluiten met gemeenten en provincies. Het blijft belangrijk dat die deals worden gemonitord en dat de successen leiden tot opschaling en aanpassing van wet- en regelgeving. Kan de minister ons op dit punt al het een en ander laten weten?

De green deals maken vooral duidelijk dat de kracht van duurzaamheid en innovatie voor een groot deel in de samenleving zelf zit: in bedrijven, organisaties en burgers. De drie moties van de CDA-fractie hebben daar dan ook mee te maken. Zij roepen de minister er op verschillende terreinen toe op om belemmeringen weg te nemen en kansen te vergroten, daar waar burgers en bedrijven aan de slag zijn met duurzame energie. De eerste motie betreft biovergisting.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelstelling 14% duurzame energie in 2020 een internationale verplichting is waar het kabinet hard aan werkt om die te halen;

constaterende dat agrarische initiatieven zoals mestvergisters bijdragen aan het percentage duurzame energie;

overwegende dat zo’n 75 bestaande MEP-vergisters moeilijkheden kennen om overeind te blijven met de voorgestelde warmtevergoeding van € 6,30/ GJ binnen de SDE+ in 2012;

constaterende dat het uit de SDE+ goedkoper is om bestaande vergisters voldoende te financieren voor de productie van warmte dan om nieuwe (co)vergisting biogasprojecten op te zetten;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met LTO en de bedrijven in kwestie om tot een oplossing te komen voor een rendabele en concurrerende voorzetting van (co)biovergisting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (33 000-XIII).

Mevrouw Van der Werf (CDA): De andere motie gaat over de prijsstelling van wind op land.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat windenergie zowel op land als op zee kansrijk is voor het behalen van de doelstellingen ten aanzien van duurzame energie;

constaterende dat deze vormen van energieopwekking vooralsnog overheidssteun nodig hebben in verband met de te hoge kosten per kWh energie;

constaterende dat de SDE+ een kosteneffectief instrument is waarbij verschillende technieken voor het opwekken van duurzame energieopwekking gebruik kunnen maken van de SDE+;

constaterende dat er diverse methoden zijn om de kWh-prijs te berekenen en dat voor wind op land momenteel een generieke berekening wordt gebruikt terwijl de kosten voor «wind op land»-projecten verschillen per specifiek project;

constaterende dat daarmee de «goedkopere» «wind op land»-projecten minder kans hebben om in aanmerking te komen voor SDE+ gelden, daar de SDE+ kosteneffectief is ingericht;

verzoekt de regering om de berekening van de kWh-prijs voor «wind op land»-projecten zo snel mogelijk te differentiëren naar de daadwerkelijke kosten van een specifiek project en niet te baseren op het algemene gemiddelde van de verschillende projecten, waardoor de goedkopere «wind op land»-projecten eerder in aanmerking komen voor de SDE+,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (33 000-XIII).

Mevrouw Van der Werf (CDA): In de eerste termijn heb ik een pleidooi gehouden voor decentrale lokale energieopwekking. Daarmee wil mijn fractie een stap verder gaan dan zelflevering via het eigen dak of via de vve. Collectieven van kleinverbruikers staan te trappelen om samen te investeren. Dat hebben wij hard nodig. Zoals ik al eerder zei, is de energiewetgeving op dit moment gebaseerd op centrale systemen en aparte posities voor producenten, leveranciers en consumenten. De opkomst van lokale opwekking door consumenten vraagt om een herziening van wet- en regelgeving. De uitdaging is om modellen te vinden waarbij lokale opwekking interessant is voor particulieren en bedrijven binnen verantwoorde financiële kaders. Daarin is de motie die ik straks zal voorlezen anders dan die van de heer Samsom. De motie van de heer Samsom klinkt heel sympathiek. Ook ik vind het goed dat naast de kosten wordt gekeken naar de opbrengsten van decentrale opwekking. Dat zullen wij echter toch beter moeten onderbouwen. Op het congres waarover de heer Jansen sprak zijn prijzen genoemd van 130 mln. en 180 mln. tot 1 mld. Dat lijkt mij op dit moment te onzeker om er een nieuw systeem op te baseren. Daarom leg ik de minister de volgende uitdaging voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het decentraal opwekken en leveren van energie, zowel voor als achter de meter, wettelijk niet verankerd is, terwijl een groeiend aantal (collectieven van) kleinverbruikers decentraal duurzame energie wil opwekken;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe (collectieven van) kleinverbruikers die decentraal duurzame energie willen produceren voor eigen gebruik, hiertoe in staat kunnen worden gesteld, door laagdrempelige modellen te ontwikkelen en waar nodig wet – en regelgeving aan te passen, binnen verantwoorde financiële kaders voor het Rijk;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover voor 1 april 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (33 000-XIII).

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. De heer Samsom hield een gloedvol betoog over consensus. Ik vraag mij wel af of hij de betekenis van dat woord ooit heeft opgezocht in het woordenboek. Zijn betoog draaide weer eens om de stelling dat de PVV altijd wegloopt als het moeilijk wordt. Nou ja, wat is consensus dan waard? Vorige week woensdag was ik zelf aanwezig bij een energiedebat van Energiepodium in Nieuwspoort, waar werd gesproken vanuit verschillende insteken. Dat hebben wij hier ook gedaan in de eerste termijn. De insteek van de PVV is leveringszekerheid en betaalbaarheid. Wij lopen niet de hele dag te roepen over vergroening en verduurzaming. Betekent dat dan dat je nooit ergens consensus over kunt bereiken? Wat mij betreft niet. In het debat van Energiepodium heb ik dan ook betoogd dat als je leveringszekerheid en betaalbaarheid als een soort wolk visualiseert, en vergroening en verduurzaming ook, er sprake is van een overlapping. Over die overlapping, over die gemeenschappelijke punten, kunnen wij spreken. Het gaat daarbij wat mij betreft over decentrale opwekking en energiebesparing en over het feit dat wij de green deal en de SDE-plusregeling van de minister ondersteunen. Zo zijn er meer voorbeelden. Ja, het gaat zelfs over de ideeën voor een leveranciersverplichting inzake de bijstook van biomassa. De vraag is alleen of wij het eens kunnen worden – daar komt het woord consensus weer – over wat biomassa dan is. Ik zal het allemaal niet herhalen want ik heb dit in eerste termijn al benadrukt. Daar is een verschil van inzicht maar ik ben best bereid om daarover een keer met een kop koffie door te praten, ook met de heer Samsom.

Ik heb een aantal resterende punten, waaronder Borssele 2. De vorige keer heb ik daarover een aantal vragen gesteld. De heer Jansen van de SP-fractie heeft terecht gevraagd naar een post op de begroting. Wij hebben altijd gezegd dat wij voorstander zijn van Borssele 2, als er voldoende lessen worden getrokken uit Japan, als de veiligheid in beeld is, als er stresstesten zijn van Borssele 1 en als er draagvlak is in Zeeland. Dat laatste is er; de PZC heeft daarnaar inmiddels onderzoek laten verrichten in Zeeland. Mijn partij is er niet van gecharmeerd dat de belastingbetaler moet opdraaien voor subsidies voor allerlei duurzame vormen van energieopwekking. Wel heb ik altijd gezegd – dat is de keerzijde van de medaille – dat zij er ook geen voorstander van is om de belastingbetaler te laten opdraaien voor investeringen in kernenergie. Ik sluit mij dus aan bij de vraag van de heer Jansen over de kosten op de begroting. Waar komen die kosten precies uit voort? Dat is mijn eerste punt.

Mijn tweede punt betreft het volgende. Stel dat er uiteindelijk een vergunning wordt verleend voor Borssele 2. De investeringspartij die dan met deze kerncentrale aan de slag gaat, moet natuurlijk uiterst solide zijn. Kernenergie is geen sinterklaascadeautje dat je mag uitpakken. Dat heb ik betoogd in de PZC en daar sta ik ook geheel achter. Mijn partij is voorstander van kernenergie als een prima methode om uiteindelijk aan betrouwbare en goedkope stroom te komen voor Henk en Ingrid, maar de Staat moet er niet aan meebetalen. Als er een investeerder is, moet dat een solide partij zijn die vooraf duidelijkheid kan geven over zijn solide financiële basis. Wat blijkt nu in alle discussies? De partij die tot nu toe iedere keer in beeld was, het Zeeuwse energiebedrijf Delta, komt steeds in de krant met berichten dat zij het geld niet heeft. Ik hoor dus graag expliciet van de minister wat hij vindt van alle vragen over de financiering, als wij bedenken dat Delta alleen al de kosten voor de vergunningaanvraag niet fatsoenlijk rond kan krijgen.

Ik kom kort terug op de beantwoording van de schriftelijke vragen. Op pagina 8 onder punt 13 staat een vraag van ene heer Van Vliet van de PVV-fractie: kan de minister garanderen dat er geen Nederlands belastinggeld in TenneT zal worden gestoken totdat TenneT zelf zijn Duitse problemen heeft opgelost? Ik moet zeggen dat dit een aardige samenvatting is van de vraag. Het antwoord is alleen wederom niet het antwoord op de vraag. Het antwoord was, ik citeer: «Het uitgangspunt is inderdaad dat TenneT voor het Duitse investeringsplan zelf privaat kapitaal aantrekt, en daar dus geen Nederlands belastinggeld voor hoeft te worden aangewend. De onderneming heeft hiervoor reeds stappen gezet». Dat antwoord vind ik onbevredigend. Er staat dat het uitgangspunt is dat TenneT voor het Duitse investeringsplan zelf privaat kapitaal aantrekt, maar dat is al gebeurd. Nu is aan de orde dat TenneT als staatsdeelneming problemen heeft met het handhaven van dat Duitse investeringsprogramma. Dat heeft onder andere te maken met de Atomausstieg, met windparken op zee, met aansluitkosten enzovoorts. Dit jaar hebben wij gezien dat er 600 mln. aan publiek geld in TenneT is gestoken. De minister zegt iedere keer dat dit niet zijn portefeuille is maar die van collega De Jager van Financiën. Ik meld de minister in ieder geval dat ik bij de eerstvolgende procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën een AO staatsdeelnemingen aanvraag. Dat kan ook het AO-Verhagen gaan heten, want iedere keer worden mijn vragen over TenneT afgewimpeld. Dat vind ik hier ook het geval. Er is dit jaar 600 mln. in gestoken. Mijn vraag moet nu heel helder zijn. Die gaat niet over uitgangspunten. Is het antwoord ja of nee als ik vraag of er nog een keer belastinggeld in TenneT zal worden gestoken?

In mijn inleiding heb ik al gesproken over de bijstook van biomassa. De vraag van mijn fractie blijft wat biomassa nu precies is. Naar haar mening gaat het vooral om de afvalproducten waarover ik het de vorige keer heb gehad, onder andere uitwerpselen van pluimvee – ik zal mij dit keer wat tactischer uitdrukken – en niet om speciaal daarvoor gekweekte bossen. Er is toen een antwoord gekomen van de minister dat het afval afkomstig was uit bossen van de Amerikaanse meubelindustrie. Dat zag er in ieder geval al wat positiever uit, moet ik zeggen. Zoals bekend heb ik ooit een motie ingediend dat oerbossen niet mogen worden gekapt voor biobrandstoffen. Dat geldt naar mijn mening ook absoluut en onverkort voor biomassa, waar wij spreken over het bij stoken in Nederlandse kolencentrales. Dat waren de linkse geluiden van de PVV.

Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. In eerste termijn zijn al mijn vragen, behalve die over TenneT, afdoende beantwoord. Ik houd het daarom bij één motie, die gaat over de green deal waar wij op zich sympathiek tegenover staan. Wij denken natuurlijk wel aan de portemonnee van Henk en Ingrid; vandaar als aansporing de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een green deal heeft gesloten met diverse partijen;

overwegende dat een dergelijk initiatief ook betrokkenheid van de overheid vergt;

overwegende dat een aanzienlijk deel van de kosten van een huishouden bestaat uit de energierekening;

constaterende dat Nederlandse huishoudens te maken hebben met nadelige financiële gevolgen van de huidige economische situatie en het daarom ongewenst is dat de kosten van de energierekening almaar verder stijgen;

verzoekt de regering, er maximaal naar te streven dat uitvoering van de green deal niet leidt tot verdere prijsstijgingen van energie voor huishoudens en de Kamer hierover jaarlijks te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (33 000-XIII).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Het beleid van de minister kenschetst zich toch door «too little, too late». Wij doen te weinig om ervoor te zorgen dat de temperatuurstijging onder 2 °C zal blijven. De regering redeneert niet terug vanuit 2050, dus wat je nu moet doen om echt een transitiepad die kant op in te slaan. Ik heb dit al vaker betoogd dus ik zal het hierbij laten.

Wat mijn volgende punt betreft, sluit ik mij aan bij de vorige spreker. Gewone, gemiddelde gezinnen in Nederland betalen € 750 per jaar nadat zij hun eigen energierekening hebben betaald. De vorige spreker zei al dat die stijgt. Het bedrag van € 750 per jaar is bedoeld om de belastingteruggave van de zware industrie, het grote bedrijfsleven, te dekken. Wij kampen dus nog steeds met het ongelijke speelveld waar de VVD geen discussie meer over wil hebben.

Ik kom nu op de kerncentrale. Ik heb soortgelijke vragen als de woordvoerder van de PVV over de financiering daarvan. De opmerking van Stef Blok in dit verband, namelijk dat de gekte wel weer overwaait, las ik ook. Een seconde lang dacht ik: dit gaat natuurlijk over de kerncentrale, want DELTA kan inderdaad het geld voor de vergunning niet bij elkaar sprokkelen. Wij hebben mijns inziens over die periode iets van 70 mln. uitgetrokken voor ambtenaren en bovendien staat er nog 45 mln. op de rekening voor de vergunning. Zou het niet handig zijn om eerst toch eens te bekijken hoe haalbaar het is? Dat is niet de verantwoordelijkheid van deze minister; ik weet al wat het antwoord op deze vraag zal worden. De VVD heeft echter eerder gezegd dat wij even moeten kijken naar wat gepland is en de partijen bij elkaar moeten halen, want er zijn toch overleggen. Bekijk nu eens of dit nu wel aan de orde is met gemeenschapsgeld en of dit financieel wel kan.

Mijn volgende onderwerp is het zelf opwekken van energie. Ik hoop voor de verenigingen van eigenaren dat de minister bij de uitvoering van de motie van de heer Jansen, van mij en van de heer Samsom op stuk nr. 93 (29 023) de geest van de motie als uitgangspunt zal nemen en niet de meest beperkte uitvoering naar de letter van die motie. Bovendien hoop ik dat de minister echt gaat kijken naar verdere mogelijkheden, want half Nederland vraagt erom. De minister zegt dat hij draagvlak belangrijk vindt. Geef mensen dan de mogelijkheid om hun eigen energie op te wekken.

Ik heb een concrete vraag over energiebesparing en schone energie. In de Raadsconclusies in de Europese Unie van 17 juni 2010 wordt het percentage van 20 energie-efficiëntie in 2020 weer bevestigd. Komt dit kabinet daarop terug of gaat het zijn uiterste best doen om dit percentage inderdaad te halen? Zo ja, hoe denkt minister Verhagen dit doel te bereiken met de huidige vrijblijvende aanpak? Volgens de Algemene Rekenkamer heeft die aanpak in het verleden in elk geval niet gewerkt.

Mijn volgende punt hoort waarschijnlijk bij het algemeen overleg over financiën thuis.

De voorzitter: U hebt nog twee minuten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat punt gaat over de financiële risico’s op de markt. Energiebedrijven zijn op dit moment vrijgesteld van financiële regelgeving, maar doen wel volop mee aan derivatenhandel. Wij kennen Enron allemaal nog wel; daar zitten grote belangen in. Dit lijkt mij dus een punt dat wij ook een keer aan de orde moeten stellen.

Ik lees nu mijn moties voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pas vanaf 2014 duidelijkheid ontstaat over de ontwikkeling van Wind op zee;

overwegende dat de bijdrage van Wind op zee nodig is om de EU-doelstellingen van 2020 voor hernieuwbare energie te halen;

overwegende dat Wind op zee grote voordelen voor Nederland biedt door het opwekken van hernieuwbare energie en door toename in bedrijvigheid en innovatieactiviteiten;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk duidelijkheid over Wind op zee te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de green deal beoogt overbodige regels weg te nemen;

verzoekt de regering om in overleg met de nog op te richten green deal board relevante wetgeving te onderzoeken op bureaucratische belemmeringen die ondernemerschap in het kader van de green deal in de weg zitten en met voorstellen te komen om onnodige bureaucratische belemmeringen weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Van Veldhoven en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering vergunning wil verlenen voor de bouw van nieuwe kerncentrales als marktpartijen daarvoor een vergunning aanvragen;

overwegende dat uit studies van onder meer CE Delft, Ecofys en Spring Associates blijkt dat kernstroom duur is en weinig werkgelegenheid oplevert;

verzoekt de regering om een onafhankelijke expert een review uit te laten voeren naar de kosten en werkgelegenheidseffecten van kernenergie in vergelijking met schone energie en energiebesparing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de energiemarkt zich van een nationale tot een Europese markt heeft ontwikkeld;

overwegende dat voor het verduurzamen van de Europese energiemarkt Europese afspraken nodig zijn;

verzoekt de regering, zich samen met koplopers zoals Denemarken in te zetten voor een ambitieuzer Europees beleid op het gebied van schone energie en energiebesparing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord stelt dat de EU-doelen voor een duurzame energievoorziening leidend zijn en dat het EU-doel voor duurzame energie in Nederland 14% in 2020 is;

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving het regeringsbeleid, inclusief de green deal, heeft beoordeeld en dat daaruit blijkt dat de regering het bindende EU-doel voor schone energie met het huidige beleid niet haalt;

verzoekt de regering, uiterlijk voor 1 maart 2012 met voorstellen te komen waarmee Nederland het bindende EU-doel voor schone energie wel gaat halen en deze voorstellen door te laten rekenen door het Planbureau voor de Leefomgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (33 000-XIII).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd naar de groene ziel van de green deal ofwel naar een bezielend verhaal achter het energiebeleid van het kabinet. Op mijn vraag naar de onderliggende waarden heb ik geen antwoord gekregen. Dat is jammer, want het zijn juist die waarden die people, planet en profit met elkaar verbinden. Weet echter dat de ChristenUnie alle positieve, concrete kabinetsacties op het gebied van duurzame energie steunt. Bovendien denkt de ChristenUnie graag mee. Bij meedenken hoort ook het uiten van zorgen. Een van grootste zorgen betreft de biomassa. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bij- en meestookverplichting voor biomassa een sterke toename van biomassastromen betekent;

overwegende dat voor vloeibare biomassa duurzaamheidcriteria binnen de EU zijn afgesproken, maar voor vaste biomassa nog aan afspraken wordt gewerkt;

van mening dat bij- en meestook alleen met duurzaam verantwoorde biomassa mag plaatsvinden, waarbij bijvoorbeeld voedsel en brandstof niet concurreren en er daadwerkelijke klimaatwinst plaatsvindt;

verzoekt de regering, verdere stimulering van biomassa afhankelijk te maken van duurzaamheidcriteria en zich in te zetten voor afspraken over certificering van duurzame vaste biomassa binnen de EU, rekening houdend met de broeikasgasbalans over de gehele keten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (33 000-XIII).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De schriftelijke antwoorden van de minister op de vragen in de eerste termijn over Helianthos zijn een beetje flauw. Destijds heeft de ChristenUnie de motie van de Partij voor de Dieren om Helianthos open te houden niet gesteund, omdat de ChristenUnie toen nog in afwachting was van antwoorden op onze schriftelijke vragen. Met de antwoorden van de minister zijn wij echter in een rare cirkelredenering terechtgekomen, want het hebben van een thuismarkt is cruciaal voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een thuismarkt nodig is om valorisatie, opschaling en export van een vooruitstrevende technologie mogelijk te maken, zoals zonne-energie en wind op zee;

overwegende dat de green deal tussen NWEA en het Rijk en in de topsector energie onder meer tot doel heeft om de kostprijs van duurzame technieken terug te dringen;

verzoekt de regering, in samenwerking met duurzame energiebedrijven en het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) om in het kader van de genoemde green deal te onderzoeken op welke wijze de thuismarkt voor duurzame energietechnologie kan worden gestimuleerd ten behoeve van opschaling en export en de resultaten voor de Voorjaarsnota aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zon-thermische systemen vanaf 100 m2 SDE-subsidie ontvangen;

overwegende dat Zon-PV vanaf ongeveer 100 m2 subsidiabel is, omdat het ongeveer 15 kWpiek oplevert, maar dat 100 m2 zonneboiler vijfmaal zoveel nuttig aanwendbare energie opwekt als 100 m2 Zon-PV;

overwegende dat de hoge grens voor subsidie veel bedrijvigheid blokkeert;

verzoekt de regering om zon-thermische systemen subsidie te verstrekken vanaf een grens van 20 m2,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (33 000-XIII).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Met betrekking tot Wind op zee die ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bijdrage van Wind op zee nodig is om de EU-doelstellingen van 2020 voor hernieuwbare energie te halen;

overwegende dat Wind op zee grote voordelen voor Nederland biedt door het opwekken van hernieuwbare energie en door toename in bedrijvigheid en innovatieactiviteiten;

verzoekt de regering om Wind op zee een plek te geven binnen de leveranciersverplichting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van Veldhoven, Van Tongeren en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft aangegeven TenneT verantwoordelijk te willen maken voor de elektriciteitsinfrastructuur op het Nederlandse deel van de Noordzee;

constaterende dat de rijksoverheid in de onlangs gesloten green deal met de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) heeft afgesproken dat nieuwe wetgeving voor een net op zee wordt ontwikkeld, die moet leiden tot gelijke marktomstandigheden voor offshore windenergie ten opzichte van andere energieopwekking;

verzoekt de regering, TenneT op te dragen samen met de industrie de businesscase voor splitconnectie (interconnectie gecombineerd met elektriciteitsopwekking) te ontwikkelen en in te brengen in het North Sea Countries Offshore Grid Initiative en de Kamer hierover uiterlijk voor het zomerreces te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zelflevering aan het elektriciteitsnet nog te veel belemmeringen kent, zoals grote verschillen in aansluiteisen tussen netbeheerders en onduidelijkheid over wet- en regelgeving bij particulieren;

van mening dat particulieren behoefte hebben aan eenduidige informatie en snelle procedures, zodat zij een betere inschatting kunnen maken over het maken van een keuze voor zelflevering en het te behalen rendement;

verzoekt de regering om steun te verlenen aan netbeheerders om te komen tot een uniforme aanpak en informatie over netaansluiting en bovendien de eigen communicatie over procedures en wetgeving te verbeteren voor burgers en bedrijven;

verzoekt de regering voorts om bij vergunningaanvragen de doorlooptijden en administratievelastendruk terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van Veldhoven en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (33 000-XIII).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ter voorkoming van mijn laatste motie, van harte steun voor de motie van mevrouw Van Veldhoven over de zogenaamde cascade. Namens de ChristenUnie verzoek ik de regering om hergebruik prioriteit te geven boven bij- en meestook van reststromen.

De voorzitter: Vervolgens is het woord aan de heer Dijkgraaf die spreekt namens de SGP. Ik waarschuw hem dat zijn laatste minuut spreektijd voor dit WGO is begonnen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik zal alleen mijn twee moties voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor een groot deel van de mestvergisters de MEP-subsidie afloopt en dat deze installaties nog niet rendabel kunnen draaien;

overwegende dat het maximale SDE+-basisbedrag voor warmtebenutting bij bestaande projecten wel toereikend is voor AVI’s, maar voor de genoemde installaties minimaal een verdubbeling nodig is;

overwegende dat een verdubbeling van het maximale basisbedrag voor warmtebenutting bij bestaande projecten onder het maximale basisbedrag voor warmtebenutting in fase 1 blijft;

verzoekt de regering, het maximale SDE+-basisbedrag voor warmtebenutting bij bestaande installaties voor mestvergisting, in overleg met de betrokken partijen, minimaal te verdubbelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de green deals een belangrijke pijler zijn onder de kabinetsinzet inzake verduurzaming van energievoorziening en energiegebruik;

constaterende dat bij de gesloten green deals weinig meetbare en afdwingbare afspraken en doelen opgenomen zijn;

overwegende dat onderzoek uitwijst dat convenanten vaak niet effectief zijn, omdat afspraken en doelen onvoldoende concreet en afdwingbaar zijn;

overwegende dat de Kamer via de motie-Dijkgraaf c.s. (32 500-XII nr. 48) heeft uitgesproken dat de effectiviteit van convenanten stelselmatig geëvalueerd moet worden;

verzoekt de regering, bij het sluiten van met name nieuwe green deals in te zetten op het opnemen van meetbare en afdwingbare afspraken en doelen;

verzoekt de regering tevens, de effectiviteit van de green deals stelselmatig te monitoren en te evalueren, waarbij de autonome ontwikkeling als uitgangspunt genomen wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (33 000-XIII).

Vervolgens is het woord aan mevrouw Ouwehand, die nog anderhalve minuut spreektijd heeft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik doe mijn best. Energiebeleid is keuzes maken, ook als die keuzes een aantal blinde vlekken betreffen. Ik dien hierover drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie van kunstmest en bestrijdingsmiddelen zeer veel energie kost, die je makkelijk kunt besparen door biologisch te boeren en gebruik te maken van organische mest;

verzoekt de regering, binnen vijf jaar te komen tot een uitfasering van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen in de gehele landbouwketen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de noodzaak van het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen;

constaterende dat in Nederland gebruikt krachtvoer in de vee-industrie jaarlijks 62 PJ aan energie opslokt;

overwegende dat ruim de helft van dit energiegebruik in het buitenland plaatsvindt in de vorm van transport en het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen;

verzoekt de regering, binnen vijf jaar de import van veevoer te beëindigen en de veestapel dienovereenkomstig in te krimpen;

verzoekt de regering tevens, in te zetten op vermindering van de vleesconsumptie in Nederland en Europa,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (33 000-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mestvergisting ons land afhankelijk maakt van de bio-industrie voor warmte en stroom;

constaterende dat onder de noemer «duurzame energie» zelfs producten uit de bontindustrie worden verbrand, dat wil zeggen de nertsenlijkjes die overblijven nadat de dieren zijn gevild;

constaterende dat de bio-industrie verantwoordelijk is voor een hoge uitstoot van broeikasgassen, zelf juist hoge input aan energie vereist en dat het opvangen van mest de deur dicht doet naar een vrije uitloop voor dieren in de veehouderij;

concludeert dat mestvergisting niet past binnen een duurzaam energiebeleid;

verzoekt de regering, energie die afkomstig is uit de bont- en bio-industrie niet langer duurzaam of groen te noemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (33 000-XIII).

Ik begrijp dat de minister graag vijf minuten schorsing wil voor overleg. Gezien de hoeveelheid moties denk ik dat er vooral ruimte is voor beoordeling van de moties. De Kamerleden hebben daarbij de mogelijkheid voor één interruptie.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: Ik zie dat nog niet iedereen terug is, maar ik stel voor om toch te beginnen, gezien de tijd. Ik vraag de minister om zich vooral te beperken tot het geven van een oordeel over de moties. De leden vraag ik om hun interruptie zo te gebruiken dat ze reageren op een eigen motie, voor zover ze de uitleg van de minister niet begrijpen. Dat lijkt me de meest praktische weg.

De heer Paulus Jansen (SP): Er zijn ook vragen gesteld. Ik neem aan dat daarop ook antwoord wordt gegeven.

De voorzitter: We moeten bezien of we daar nog tijd voor hebben. Wat vindt u belangrijker, het antwoord op vragen of een oordeel over de moties?

De heer Paulus Jansen (SP): Wat u voorstelt, is een uitnodiging om de volgende keer gewoon nog twee keer zoveel moties in te dienen. Dat zou ik als voorzitter nooit stimuleren.

De voorzitter: Ik kijk even naar de minister.

Minister Verhagen: Dan begin ik maar met de vragen en zien we wel. De reactie op de moties wordt dan wellicht wat korter. Ik ben in uw handen. Ik hoop niet dat als ik «ontraden» zeg, er dan wordt gevraagd om een toelichting.

De voorzitter: We eindigen sowieso om 12.00 uur.

Minister Verhagen: Voorzitter. Mevrouw Van der Werf vraagt een apart overleg over het draagvlak voor energieprojecten. Ik onderschrijf haar wens om de behandeling van grootschalige energieprojecten op een wat meer consistente manier aan te pakken. Dat ben ik van harte met haar eens. Ik heb voorgesteld om de Kamer jaarlijks te informeren over projecten die in het kader van de rijkscoördinatieregeling aan de orde zijn. We kunnen dan in samenhang over de zaak spreken. Mevrouw Van Veldhoven doelde daar ook op.

De toekomstbestendigheid van het beleid is van belang. Dit ben ik volledig met de Kamer eens. Overigens heeft dat ook repercussies voor de Kamer zelf. Indien zij eerst vraagt om biomassabijstook te verplichten en vervolgens zegt dat het niet mag en vooral «hergebruikt» moet zijn, dan wisselen we per dag van standpunt. Ik wil de Kamer wel een compliment maken. Tijdens de afgelopen debatten over de SDE-plusregeling heeft zij rust en voorspelbaarheid gebracht. In eerdere debatten ging het steeds weer om wijziging van basisbedragen of systematiek. Nu kunnen we degenen die daarvoor in aanmerking komen, voorspelbaarheid bieden. Dit laat onverlet dat we discussiëren over alternatieven, zoals die leveranciersverplichting. Ik kom daar dadelijk nog op in relatie tot de motie van de heer Samsom. In de debatten van de afgelopen maanden sinds het eerste energierapport hebben we in ieder geval een stap gezet richting consistentie en transparantie.

De heer Jansen wil snel overleg met de regio over de locatie in Drenthe. Volgens mij doen wij al wat hij vraagt. We voeren vrijwel continu overleg met alle betrokken partijen. Cruciaal hierin is de positie van de initiatiefnemers die het voorstel hebben ingediend. Ik bezie nu of en hoe dit kan worden ingepast. Daartoe wordt allereerst een milieueffectrapportage uitgevoerd. Cruciale elementen hierbij zijn eventuele geluidsoverlast en andere milieueffecten in de omgeving. De inzet van de rijkscoördinatieregeling vergt een zorgvuldige procedure. Ik zal de Kamer van het verdere verloop op de hoogte houden.

De heer Jansen vraagt hoe het staat met de waterkrachtcentrale. Hij vroeg specifiek naar het niet als nieuwbouw aanmerken, omdat dit vertraging zou veroorzaken. Ik heb in de schriftelijke antwoorden betoogd dat we een voorstel afwachten. De heer Jansen zegt dat er al een voorstel is. Ik wil een concreet voorstel hebben. Zo werkt de green deal: het is bottom-up. Als de belemmering ligt in het punt waar de heer Jansen op wijst, dan ben ik best bereid om daar heel goed naar te kijken. Uiteraard zal ik – als daar de belemmering ligt – het gesprek aangaan met mijn collega van Infrastructuur en Milieu, met kracht van argumenten die de heer Jansen mij heeft aangedragen.

De heer Van Vliet heeft vragen gesteld over de financiering van een nieuwe kerncentrale. Mevrouw Van Tongeren heeft zich daarbij aangesloten; bien étonnés de se trouver ensemble. De Kamer weet dat dit kabinet ruimte biedt voor een nieuwe kerncentrale. Ik heb alle voorbereidingen getroffen voor de vergunningverlening en zit in de startblokken voor het overleg over een kernenergievergunning. De bal ligt nu bij de initiatiefnemers. Ik investeer niet in kernenergie; dat is aan de initiatiefnemers en hun aandeelhouders. De discussie moet dus niet hier maar in Zeeland en de bestuurskamers van bijvoorbeeld RWE en EDF worden gevoerd. DELTA is een belangrijke partij vanwege de wortels in de Zeeuwse samenleving. Duidelijk is dat DELTA alleen zo’n grote investering niet kan doen. Daarom heb ik al eerder gezegd dat ik samenwerking met andere partijen, zoals RWE en EDF, een goede zaak vind. Ook hier geldt dat het aan partijen zelf is om een consortium te vormen. DELTA is overigens in overleg met RWE en EDF.

De heer Jansen heeft gevraagd hoe het zit met de vergunningkosten. In antwoord op schriftelijke vragen heb ik laten weten dat ik het Bijdragenbesluit Kernenergiewet zo snel mogelijk wil aanpassen. Op dit moment is het niet mogelijk om die kosten te verwerken. Ik vind het vreemd dat indien wij als overheid daarvoor zo’n grote investering doen, degene die de vergunning aanvraagt, daarvoor niet zou hoeven te betalen. Daarom wil ik het Bijdragenbesluit aanpassen. Zodra de aanpassing rond is – dit zal uiterlijk 1 januari 2013 zijn – kan ik alle kosten voor de vergunningverlening op de initiatiefnemers verhalen. Ook als dit nog informeel vooroverleg over de eventuele vergunningverlening betreft. Totdat het Bijdragenbesluit is aangepast, kan ik de kosten niet verhalen en moet ik ze dus gewoon, op basis van de huidige wetgeving, zelf betalen.

Overigens suggereerde de heer Jansen dat de in de begroting gereserveerde bedragen bedoeld zijn om de nieuwe aanvraag te financieren. Dat is niet het geval. Die bedragen heb ik sowieso nodig in verband met het besluit van vorige kabinetten om Borssele langer open te houden. Er is besloten om deze centrale niet na 30 jaar te sluiten maar open te houden. Daaraan zijn kosten verbonden. Dat geldt ook voor de versterking van het toezicht op die bestaande kerncentrale. Zolang het Bijdragenbesluit niet is aangepast, moet ik dus de kosten die nu worden gemaakt, voor mijn rekening nemen, op basis van de huidige wetgeving die door de Kamer is vastgesteld. De in de begroting opgenomen bedragen zijn dus niet alle bedoeld voor de vergunningverlening voor een nieuwe kerncentrale, maar met name gerelateerd aan het langer openhouden van Borssele 1.

De heer Jansen heeft een aantal vragen gesteld over de gassamenstelling. De ministeriële regeling inzake G-gaskwaliteit is van toepassing op alle G-gasgebruikers, met één uitzondering: de bovengrens van de Wobbe-index die direct is aangesloten op het GTS-net. GTS heeft met sommige van die partijen individuele, privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten. Hierin staat dat de Wobbe-index hoger kan zijn dan de norm op regionale netten. Ik wil de gemaakte vrijwillige individuele afspraken niet doorkruisen met een ministeriële regeling. Overigens zal de Wobbe-index bij een direct aangeslotene meestal niet afwijken.

De heer Van Vliet vraagt naar de bijstorting ten behoeve van Duitsland. Ik begrijp dat TenneT nog volop in discussie is in Duitsland over het investeringsprogramma daar. Beleidsmatig heb ik daar geen betrokkenheid bij. De Duitse activiteiten zitten in een aparte unit, gescheiden van het Nederlandse netwerkbedrijf. Bij de wijze van financiering van de buitenlandse activiteiten is de aandeelhouder van TenneT betrokken. Dat is Financiën. Ik kan nu dus niet concreet «ja» of «nee» zeggen, maar ik kan wel zeggen dat de overheid absoluut niet lichtzinnig geld uitgeeft.

Voorzitter. Ik ben toe aan de motie. De heer Samsom heeft een motie op stuk nr. 58 ingediend over de leveranciersverplichting. Wij hebben hier natuurlijk eerder over gesproken. De regering onderschrijft op zichzelf de wens om te komen tot een leveranciersverplichting, maar het is een ingewikkeld wetsvoorstel dat ik ook niet halsoverkop in elkaar wil sleutelen. Wij hebben daar ook slechte ervaringen mee. Zie de MEP, die halsoverkop ingevoerd werd en die daarna weer halsoverkop moest worden afgeschaft omdat het volstrekt uit de pas liep.

Ik ben het met de heer Samsom eens dat de sector enthousiast is. Daarom moeten we dus ook goed kijken naar de mogelijkheden. We moeten windfall profits voorkomen. Dat is ook een eis die eerder door de Kamer gesteld is en waar ik positief op geantwoord heb. Ook dat vraagt om een consistentie van de Kamer. We zitten hier niet om windfall profits te realiseren, maar we zetten hier stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening. Het gaat er niet om dat we de kas van iemand spekken, maar het gaat erom dat we in Nederland niet alleen van duurzame energie verzekerd zijn maar dat we in de toekomst ook een groot deel van die productie in Nederland zelf kunnen realiseren. Als er windfall profits komen, zullen die op de een of andere manier moeten worden afgeroomd. Nogmaals, daar is deze hele energieverplichting niet voor bedoeld. Dat vraagt gewoon om een doordacht voorstel. Voorts zal de Europese Commissie hier speciale aandacht voor hebben met het oog op mogelijke overstimulering en derhalve staatssteun.

Kortom, hoe graag ik ook zou willen, gelet op de voorwaarden die ik samen met de Kamer heb geformuleerd, vraag ik om een zorgvuldig traject. Het jaar 2012 is niet uitvoerbaar. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer in 2012 een brief zal sturen over de hoofdlijnen en de wijze waarop we dit op een verantwoorde wijze kunnen invoeren. Ik heb een schatting dat wij niet voor 2014 een besluit kunnen nemen over de vraag of we het echt kunnen invoeren. Ik wijs op het traject van wetsbehandeling in de Kamer. Er gaat gewoon een jaar overheen voordat een wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard is en ingevoerd wordt. Ik moet deze motie dus tot mijn spijt ontraden.

De voorzitter: Ik geloof dat de heer Samsom uw antwoord niet helemaal begrijpt.

Minister Verhagen: Volgens mij begrijpt hij het wel, maar is hij het er niet mee eens.

De heer Samsom (PvdA): Ik heb een verhelderende vraag. De argumentatie van de minister stoelt nu geheel op de ingewikkeldheid en de tijd die daarvoor nodig is. In het regeerakkoord staat dat er pas in 2014 een besluit wordt genomen over het vervolg van de SDE-plusregeling Daarover heeft de minister in zijn antwoord niets gezegd. Dat telt dus absoluut niet? Met andere woorden: als het eerder kan, stappen we af van het regeerakkoord en nemen we, zo mogelijk, eerder dan in het regeerakkoord is afgesproken een besluit over de toekomst? Of zegt de minister: nee, daar heb ik het toevallig in mijn reactie op deze motie niet over gehad, maar dat is ook nog een belangrijk punt?

Minister Verhagen: Ik meen dat wij zes voorwaarden met betrekking tot de invoering van de leveranciersverplichting hebben geformuleerd. Een van die voorwaarden houdt onder andere ook in dat er, juist om stapeling van kosten te voorkomen, in vergelijking met het huidige systeem sprake moet zijn van een toegevoegde waarde ten opzichte van de SDE-plusregeling. Zoals bekend lopen de kosten van de SDE-plusregeling op van € 8 naar € 25 aan het einde van de kabinetsperiode. Maar als je het helemaal doortrekt, kom je uiteindelijk uit op € 200 per aansluiting. Als wij een leveranciersverplichting invoeren die leidt tot een hogere energieprijs, omdat duurzame energie nu eenmaal duurder is dan fossiele energie, dan moet het tegelijkertijd natuurlijk leiden tot een afbouw van de SDE-plusregeling. Die voorwaarde zit erin. Ik wijk niet af van het regeerakkoord. Wij hebben in het regeerakkoord geformuleerd dat we ook de effectiviteit van de SDE-plusregeling evalueren. Als wij met een systeem van een leveranciersverplichting komen tot een veel beter systeem, dat uiteindelijk niet leidt tot windfall profits et cetera, maar wel tot het realiseren van duurzame energie in Nederland, op weg naar die duurzame energiehuishouding, dan ben ik niet degene die gaat zeggen: dat mag niet in 2013 ingevoerd worden. Ik ben best bereid om dat hier in de Kamer te zeggen. En als de Kamer het daar in zijn totaliteit mee eens is, dan is dat prima. Be my guest!

De voorzitter: Dat was een uitgebreide reactie op de eerste motie van de heer Samsom. Ik verzoek de minister om een beetje op de tijd te letten. We hebben nog 28 moties te gaan. Dat is dus één minuut per motie.

Minister Verhagen: Ik kom te spreken over de motie-Samsom/Jansen op stuk nr. 59. Deze motie gaat over de zelflevering voor de meter. Ik moet deze motie ontraden. Het grootste probleem dat ik met deze motie heb, is dat het voorstel niet wordt beperkt tot zelflevering achter de meter, maar dat het ook betrekking heeft op zelflevering voor de meter. Ik ben tegen verbreding van zelflevering voor de meter. Het is niet duidelijk welk probleem leveren voor de meter zal oplossen. In het beleid maken we namelijk onderscheid tussen grootschalige opwek en kleinschalige opwek. Leveren voor de meter richt zich vaak op grotere installaties. Die installaties komen in aanmerking voor de kosteneffectieve SDE-plusregeling. Voor kleinschalige opwek passen we saldering toe. De mogelijkheden voor levering achter de meter ga ik verruimen conform de motie van de heer Jansen c.s.

Desondanks zal een beperkte groep daar geen rendabel gebruik van kunnen maken, bijvoorbeeld omdat ze geen dak op het zuiden hebben. Die mensen kunnen dus wel participeren in grootschalige initiatieven die onder de SDE-plusregeling vallen. Een voorbeeld is een initiatief van de windcentrale om gezamenlijk een windmolen te komen. Dat vind ik prima. Die komen dus in aanmerking voor subsidie in het kader van de SDE-plusregeling.

Verder heeft zelflevering voor de meter enkele evidente nadelen. In de SDE-plusregeling hebben we in 2011 maar liefst 782 aanvragen gekregen voor grootschalige zonne-installaties. Het past ook in het beleid van dit kabinet om goedkope aanvragen te bevoordelen. Het uitbreiden naar zelflevering voor de meter zal ertoe leiden dat deze aanvragen in de toekomst zullen uitwijken naar de duurdere methode van saldering. Of nog erger, installaties gaan zich zowel richten op de SDE-plusregeling als op saldering. Dan geef je dus twee keer subsidie. De vraag is in hoeverre dat overeenkomt met het beleid dat we hebben vastgesteld om te komen tot de meest duurzame oplossing per euro.

Bij verbreding van zelflevering naar zelflevering voor de meter lopen we daarnaast risico’s met betrekking tot afbakening en fraude. Zonder intensieve controle weten we immers niet wie zich achter die meter bevindt. Dat kan ertoe leiden dat een kleinverbruiker zich op papier voordoet als een hele woonwijk. Dan wordt de hele opbrengst van een grote zonne-installatie of windmolen aan het net geleverd, terwijl het aandeel eigen gebruik zeer beperkt is. Dat heeft niets meer met zelflevering te maken.

Saldering kan leiden tot overstimulering. De heer Samsom heeft het voorbeeld van de windmolen genoemd. Wind op land heeft beperkte ondersteuning nodig. Dat valt dus gewoon onder de SDE-plusregeling. Als je die zelflevering daar ook op gaat betrekken, krijg je een situatie dat je uiteindelijk meer energiebelasting terugkrijgt dan de onrendabele top. Dan komt het gevaar om de hoek kijken dat de Europese Commissie zal stellen dat het ongeoorloofde staatssteun is. Dan zal zij de te veel betaalde steun terugeisen.

Het laatste bezwaar dat ik tegen deze regeling heb, is dat saldering een openeinderegeling is. Dat is altijd riskant. Het is zeker onverantwoord in een periode waarin de overheidsfinanciën onder druk staan, maar het biedt ook geen zekerheid aan de investeerders. Kijk maar naar de geschiedenis van de MEP, waar na drie jaar de stekker uit ging omdat de regeling financieel onhoudbaar bleek. In relatie tot de motie van mevrouw Van der Werf kom ik straks terug op wat ik eventueel wel wil doen.

De motie van de heer Leegte is wat voorzichtiger geformuleerd dan zijn eerste reactie ten aanzien van elektrisch rijden. Ik vind het op zich opmerkelijk dat er bij de heer Leegte namens de VVD-fractie een bepaalde aversie tegen elektrisch rijden bestaat, want de motie-Halsema/Rutte vroeg juist heel expliciet om het stimuleren van elektrisch vervoer. Ik voer eigenlijk niets anders uit dan de motie-Halsema/Rutte; het kabinet-Rutte/Verhagen voert de motie-Halsema/Rutte dus uit. Ik zou zeggen: wees blij en juich dit toe. Ik moet de motie ontraden. Het karakter van een green deal is dat maatschappelijke partijen zelf bedenken welke duurzame projecten zij willen realiseren en dat de overheid dit in wezen faciliteert. Er is inmiddels een flink aantal green deals gesloten en zij zijn divers van aard. Het zijn afspraken waaraan beide partijen zich verbonden hebben. Ik zet mijn handtekening niet voor niets. Als ik mijn handtekening zet, houd ik mij daaraan. Het past gewoon niet bij mij om daar halverwege, na een week of na een maand op terug te komen. Het past ook niet bij behoorlijk bestuur als je ineens eenzijdig je handtekening weghaalt onder iets wat je net met zijn tweeën overeen bent gekomen.

Ik kan de heer Leegte inhoudelijk wel enigszins tegemoetkomen. Ik ben het op zich met hem eens dat elektrisch rijden een van de duurzame oplossingen is die passen in een klimaatneutrale toekomst. De partijen die de deal over elektrisch vervoer hebben gesloten, zijn zich daar ook terdege van bewust. Ik zeg dus niet dat ik andere vormen uitsluit; integendeel. Ik zal de samenwerking en afstemming met andere vormen van duurzaam vervoer actief verwelkomen. Er zullen ook de komende tijd nog deals met focusgebieden volgen, die elektrisch rijden maar ook andere vormen van duurzaam vervoer op gang willen helpen. Als zo’n focusgebied die verschillende vormen van duurzaam vervoer in onderlinge samenhang wil beschouwen en aanpakken, zal ik daar uiteraard actief aan meewerken. Dit past immers heel goed in het gedachtegoed van de green deals. Ik heb overigens ook de nodige deals gesloten, onder andere met de provincie Friesland, Zeeuwse boeren en energiemaatschappijen, om te komen tot de stimulering van groen gas. Er zijn dus diverse green deals met provincies en de Stichting Groen Gas Nederland. Daarbij staat het bevorderen van groen gas voorop. Ik richt mij dus niet uitsluitend op elektrisch vervoer. Als de Kamer groen gas werkelijk wil stimuleren, belet niets haar om de accijnzen op groen gas te verlagen, maar dat heeft de Kamer bij de behandeling van het Belastingplan niet gedaan.

De voorzitter: Misschien mag ik in het kader van gas de minister vragen om een beetje gas te geven met de beantwoording.

De heer Van Vliet (PVV): Plankgas!

Minister Verhagen: Goed, ik ga gas geven.

Ik kom bij de motie van de heer Jansen over bilaterale samenwerking met de Duitse regering. Ik laat het oordeel over deze motie graag over aan de Kamer, aangezien ik de motie beschouw als ondersteuning van het beleid. Ik ben actief bezig met samenwerking met Duitsland, zowel bilateraal als multilateraal. Ik denk ook aan het pentalaterale overleg over marktintegratie. Bilateraal wordt op verschillende niveaus en over verschillende energieonderwerpen regelmatig overleg gevoerd. De samenwerking en de handelsrelaties met bedrijven uit Duitsland en Nederlandse bedrijven in Duitsland vragen hier juist om. Die motie is dus uitstekend.

Dan de motie van de heer Jansen en mevrouw Wiegman over energiebesparing in bestaande gebouwen. Ik had aangegeven dat ik het verzoek zou doorgeleiden naar de minister van BZK. Dat heb ik gedaan. Ik zal hem uiteraard deze motie nasturen om hem nader te prikkelen tot een reactie. Ik kan op dit moment geen oordeel over de motie vellen. Ik zou de indieners dus de volgende keuze willen voorleggen; dat zeg ik echt niet om flauw te doen. Ik kan twee dingen doen. Ik kan zeggen dat ik de motie ter kennis van de minister van BZK breng en hem verzoek om de Kamer daarover een oordeel te geven. De indieners kunnen de motie ook aanhouden en haar indienen in het debat met de minister van BZK.

De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Jansen en mevrouw Wiegman. Wat is hun reactie hierop?

De heer Paulus Jansen (SP): Ik wil de motie best aanhouden, maar ik denk dat daar dan ook een termijn aan gekoppeld moet worden. Ik denk dat de minister die termijn op dit moment niet zelf kan inschatten.

Minister Verhagen: Ik hoor net dat de begrotingsbehandeling van het ministerie van BZK al heeft plaatsgevonden. Waarom hebt u deze motie niet in dat debat ingediend?

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb in een eerder stadium volgens mij al drie keer met de minister van BZK en zijn voorgangers contact gehad over dit onderwerp. Tot nu toe ben ik daar niet veel mee opgeschoten.

Minister Verhagen: Ik stuur de motie gewoon naar hem door. Wanneer stemt u hierover? Dinsdag?

De voorzitter: Volgende week dinsdag.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik ben bereid om de motie aan te houden tot de laatste stemming voor het kerstreces.

Minister Verhagen: Prima. Dan zal ik vragen of hij u zo snel mogelijk zijn oordeel over deze motie toestuurt.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Paulus Jansen en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink stel ik voor, hun motie (33 000-XIII, nr. 62) aan te houden, uiterlijk tot de laatste stemming voor het kerstreces.

Daartoe wordt besloten.

Minister Verhagen: Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 63 van de heer Jansen over overleg met de grootverbruikers over de gasspecificaties. Ik heb al eerder gevraagd om de taken en verantwoordelijkheden van de netbeheerders, uitvoerders en gebruikers te bezien in het kader van het wetsvoorstel Stroom, dat ik onlangs bij de Kamer heb aangekondigd. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel zal ik uiteraard de door de heer Jansen genoemde partijen consulteren. Ik zie deze motie dus vooral als een aanmoediging. Intussen ga ik vanzelfsprekend door met mijn transitieaanpak voor zowel G- als H-gas. Ik laat het oordeel over deze motie dus graag over aan de Kamer, want ik zie haar als een ondersteuning en een aanmoediging van het beleid dat ik voer.

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 64 van mevrouw Van Veldhoven. Zij vraagt daarin om bij het onderzoek en uitwerken van de leveranciersverplichting in te gaan op de mogelijkheden om deze goedkoper in te richten door samenwerking met het buitenland. Dat heb ik min of meer toegezegd in het Energierapport. Ik zie deze motie dus als een ondersteuning van het beleid dat ik voorsta en ik laat ook het oordeel over deze motie daarom graag over aan de Kamer. Tegen de heer Samsom zou ik willen zeggen: als wij deze motie gaan uitvoeren, kost dat ook weer wat tijd. Ja, ik probeer het maar. Het is in ieder geval duidelijk dat er dan niet in december 2011 een wetsvoorstel bij de Kamer ligt.

De heer Samsom (PvdA): 2012!

Minister Verhagen: O, december 2012. Dan kan het pas in 2013 worden ingevoerd.

Ik ga naar de motie op stuk nr. 65 van mevrouw Van Veldhoven. Daarin wordt mij verzocht om in te gaan op de internationale context inzake de biomassa. Mevrouw Van Veldhoven vraagt met name een biomassastrategie voor de lange termijn. Ik zie de motie als een ondersteuning van het beleid en laat het oordeel over aan de Kamer. Zoals ik al heb gezegd, zal ik begin 2012 een strategische agenda voor de biobased economy naar de Kamer sturen. Daarin wil ik dit meenemen.

Dan de motie op stuk nr. 66 van mevrouw Van Veldhoven en de heer Samsom over een fonds voor decentrale energieopwekking. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer. De regering wordt er in de motie namelijk toe opgeroepen om mee te nemen dat voorfinanciering zich richt op projecten met een relatief laag risico of een korte terugverdientijd. Wij zijn als overheid geen financiële dienstverlener; dat moge duidelijk zijn. We zijn als regering – dat geldt zowel voor het ministerie van EL&I als voor de ministeries van I en M en BZK – echter wel in gesprek met het Holland Financial Centre, dat de grootbanken en de institutionele beleggers omvat en dat op dit moment bezig is met een businesscase om te komen tot een groene investeringsmaatschappij. Dat streven ondersteunen wij. Ik hoop dat er snel duidelijkheid komt. Dat zal overigens pas in 2012 gebeuren, maar ik hoop dat snel duidelijk wordt of ook de private partijen dit initiatief willen omarmen, want dat is natuurlijk van primair belang. Indien er een goed plan ligt en private partijen het omarmen, kan daarna worden bezien wat de rijksoverheid aanvullend moet doen. Met de kanttekening dat de overheid geen financiële dienstverlener is laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

Ik kom te spreken over de motie-Van der Werf/Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 67 om in overleg te treden met LTO over een rendabele voortzetting van de MEP-vergisters. De heer Dijkgraaf heeft een motie ingediend om het basisbedrag minimaal te verdubbelen. Ik kom daar dadelijk over te spreken. Het Energieonderzoek Centrum Nederland, het ECN, berekent de basisbedragen en consulteert daarover met marktpartijen. Die consultatie heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing op dit punt. Fraunhofer heeft de bedragen vervolgens geverifieerd. Dat is een zorgvuldige procedure die ook op instemming van de Europese Commissie kan rekenen. Ik heb niet de pretentie dat ik het beter weet dan al deze kennisinstituten. Dat is ook de reden dat ik in de SDE-plusregeling een-op-een de basisbedragen overneem die worden voorgesteld op basis van de consultatie en de onderzoeken van het ECN en van Fraunhofer.

Wel zie ik het probleem dat hier wordt aangedragen, namelijk hoe wij iets meer kunnen doen voor deze groep. Het zou zonde zijn als je die opeens kwijtraakt. In zijn algemeenheid kan ik natuurlijk alleen extra steun geven als daar meer duurzame energie tegenover staat. Ik kan niet meer geven dan nodig is voor die extra duurzame energie. Daarmee rekening houdend heb ik twee nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor MEP-vergisters. Ten eerste kunnen zij subsidie aanvragen voor een verlengde levensduur na afloop van de MEP, wat eerst niet het geval was. Ik heb dat op basis van het overleg met de Kamer afgesproken. Ten tweede kunnen zij ook subsidie aanvragen voor uitbreiding met warmteproductie. Met die maatregelen geef ik de MEP-vergisters als zodanig wel al een extra steun in de rug. Nogmaals, ik kan niet meer subsidie geven dan ECN en KEMA hebben uitgerekend. Tegelijkertijd mag je van producenten verwachten dat ze een investeringsbeslissing nemen op basis van de geldende subsidievoorwaarden. Als ik die achteraf aanpas, is dat eigenlijk een signaal dat ik de kat op het spek bind door te zeggen dat men geen goede afweging hoeft te maken en zelf geen businesscase hoeft te maken. Naar mijn mening heb ik dus al alles gedaan wat ik kan doen. Als de Kamer dat wenst, ben ik echter uiteraard bereid om nader overleg te voeren met LTO om te bezien of er binnen de randvoorwaarden nog iets kan worden gedaan, linksom of rechtsom, om de vergisters mogelijk ook voor de toekomst veilig te stellen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. Over de motie-Dijkgraaf kom ik zo dadelijk te spreken.

De heer Dijkgraaf (SGP): De minister haalt het rapport van KEMA en ECN aan. Het punt is nu juist dat in die analyse wordt uitgegaan van AVI’s en dat de mestvergisters er in een keer onder worden geschoven. Er is dus wel degelijk ook een inhoudelijke reden om er nog eens goed naar te kijken. Ik neem aan dat de minister dit punt meeneemt in het overleg met LTO.

Minister Verhagen: In dat overleg neem ik uiteraard alle elementen mee. Als u mij dat toestaat, voorzitter, zal ik nu maar meteen reageren op de motie van de heer Dijkgraaf op stuk nr. 82 reageren. Zoals zij nu is geformuleerd, is deze motie echt in strijd met de Europese staatssteunregels en is zij derhalve niet uitvoerbaar. Daarnaast heeft de motie echt een verkeerd uitgangspunt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter, even een punt van orde. Ik heb de indruk dat een aantal woordvoerders om 12.00 uur beginnen met een WGO over water.

De voorzitter: Dat weet ik zeker.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat begrijp ik, maar misschien kunnen wij kijken welke woordvoerders dat zijn zodat hun moties met voorrang kunnen worden besproken.

Minister Verhagen: Ik heb net toestemming gekregen om deze motie te behandelen, omdat wij het over vergisters hadden.

De voorzitter: Wij gaan gewoon tot 12.00 uur door en dan is het einde overleg.

Minister Verhagen: Voorzitter. De motie van de heer Dijkgraaf heeft het verkeerde uitgangspunt. Het basisbedrag voor warmte-uitbreiding voor mest(co)vergisters is namelijk niet gebaseerd op afvalverbrandingsinstallaties. ECN en KEMA hebben het basisbedrag berekend voor de categorieën verbranding en vergisting tezamen. Dat bedrag is gecontroleerd door Fraunhofer. Daarnaast heb ik te maken met Europese staatssteunregels. Ik kan niet boven de door ECN en KEMA berekende bedragen gaan zitten, want dat zou ertoe moeten leiden dat ik de afgegeven subsidie weer moet terugvorderen. Ik kan niet zomaar de subsidie verdubbelen; hooguit kan ik ECN en KEMA vragen om apart een categorie voor mest(co-)vergisting te berekenen. Dat zou ik nog kunnen doen. Overigens hebben ECN en KEMA in de gesprekken al wel aangegeven dat naar hun mening een apart bedrag voor vergisting waarschijnlijk niet hoger zal uitvallen. Desalniettemin ben ik bereid om dat nog een keer door te spreken. Producenten met een MEP-beschikking hebben feitelijk last van de lage elektriciteitsprijzen. Dat kun je niet meenemen in een subsidie voor warmte. De motie is dus niet uitvoerbaar, maar ik zeg de heer Dijkgraaf wel toe dat ik dit element meeneem in het overleg met LTO en dat ik ECN en KEMA vraag om een apart bedrag voor vergisting uit te rekenen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Met die toezeggingen trek ik de motie in.

De voorzitter: Aangezien de motie-Dijkgraaf (33 000-XIII, nr. 82) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Wij waren eigenlijk bij de motie op stuk nr. 67. Ik heb de minister horen zeggen dat hij bereid is, nog eens in gesprek te gaan. Dat was ook het dictum van de motie. Ik neem aan dat dit een toezegging is en daarom trek ook ik de motie in.

De voorzitter: Aangezien de motie-Van der Werf/Wiegman-van Meppelen Scheppink (33 000-XIII, nr. 67) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie-Van der Werf op stuk nr. 68 over de goedkopere wind-op-landprojecten. Gevraagd wordt om binnen de SDE-plussystematiek op basis van de werkelijke kosten te differentiëren. Ik sta daar welwillend tegenover. Ik zal in de SDE-ronde van 2012 een extra categorie openstellen voor windturbines kleiner dan 6 MW. Die extra categorie zal een lager basisbedrag kennen met meer subsidiabele vollasturen.

De heer Samsom (PvdA): Dat zijn alle windturbines! Nou ja, op eentje na.

Minister Verhagen: Nee ...

De voorzitter: De minister gaat verder met de beantwoording.

Minister Verhagen: Projecten die per kWh relatief weinig subsidie nodig hebben, zal ik dus al in 2012 de kans geven om eerder in aanmerking te komen voor de subsidie. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik zal in de SDE-plusregeling voor 2012 kijken hoe wij hieraan invulling kunnen geven.

Voorzitter. Ik kom bij de motie-Van der Werf/Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 69. Ik vraag de indieners om deze motie aan te houden.

Ik werk de motie van de leden Jansen, Van Tongeren en Samsom uit inzake het verbreden van de bestaande salderingsmogelijkheden naar verenigingen van eigenaren. Als de Kamer consistentie verwacht op het energiebeleid, maakt zij het mij niet gemakkelijk door vijf maanden na het indienen van de motie-Jansen c.s. een aangepast verzoek bij mij neer te leggen. Ik heb er moeite mee om de salderingsregels die eerder door de Kamer naar voren zijn gebracht, nu weer te moeten wijzigen.

De voorzitter: Is deze opmerking van de minister aanleiding voor mevrouw Van der Werf en mevrouw Wiegman om over te gaan tot het aanhouden van hun motie? Mij is gebleken dat dit niet het geval is.

Minister Verhagen: Ik schrap de grens van 5 000 kWh voor de verenigingen van eigenaren conform de motie-Jansen c.s. Ik zal daarbij bekijken of er ook andere verbeteringen mogelijk zijn voor saldering achter de meter. Ik zal de Kamer daarover in 2012 rapporteren.

De voorzitter: De dames wensen hun motie niet aan te houden. Kunt u er dan een oordeel over geven, minister?

Minister Verhagen: Dan ontraad ik haar, omdat ik het verzoek wispelturig vind.

De voorzitter: Akkoord. Dan gaan wij verder met de motie op stuk nr. 70.

Minister Verhagen: De heer Van Vliet vraagt in zijn motie op stuk nr. 70 om bij de uitvoering van de green deal ervoor te zorgen dat die niet leidt tot verdere prijsstijgingen van energie voor huishoudens. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid, aangezien de green deal niet leidt tot extra kosten, maar juist bedoeld is om op zichzelf rendabele businesscases een duwtje te geven, zodat die gerealiseerd kunnen worden. Dit draagt bij aan innovatie en uiteindelijk juist aan verlaging van de kosten. Ik zie dit element duidelijk terug in de motie. Ik vind het wel lastig om de Kamer jaarlijks te informeren over specifieke projecten, omdat het effect op de energierekening niet meteen duidelijk is. De geest van de motie omarm ik wel.

De voorzitter: Regelmatig informeren?

De heer Van Vliet (PVV): Jaarlijks evalueren zit bij de evaluatie waar de heer Dijkgraaf om heeft verzocht. Dit komt dus best goed.

Minister Verhagen: Ik ga verder met de motie op stuk nr. 71 van mevrouw Van Tongeren, mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en mevrouw Van Veldhoven. De naam van mevrouw Van Tongeren is bij de ondertekening van de motie van beneden naar boven gegaan. De bescheidenheid van mevrouw Van Tongeren leidde ertoe dat zij in eerste instantie zelf onderaan tekende.

Ik wil niet flauw doen, maar in deze motie verzoeken de leden der Kamer de regering om duidelijkheid over Wind op zee en wel zo snel mogelijk. Die duidelijkheid is er. Wij zijn buitengewoon duidelijk. Mevrouw Van Tongeren is het er niet mee eens, maar er is wel duidelijkheid. Als het sec gaat om duidelijkheid, dan deel ik mee dat ik die al geef. Dan is deze motie overbodig. Als de ondertekenaars van deze motie een ander standpunt willen – eigenlijk vragen zij daarom – ontraad ik de aanneming van deze motie.

Over de motie op stuk nr. 72 van mevrouw Van Tongeren, mevrouw Van Veldhoven en de heer Dijkgraaf laat ik het oordeel over aan de Kamer. Ik vind deze motie namelijk ondersteuning van het beleid. Wat in de motie staat, vind ik heel goed. De green deal is er juist op gericht om belemmeringen weg te nemen. Het in de motie gevraagde sluit daar heel goed op aan. Als de green deal board allerlei voorstellen doet om bureaucratische belemmeringen weg te halen, vind ik dat uitstekend.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 73 van mevrouw Van Tongeren en mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink over Borssele 2. De marktpartijen zijn zelf van mening dat de kosten niet bovenmatig zijn. Ik bemoei mij daar niet mee. Ik ga niet zeggen: u moet dat doen. Als zij zelf die afweging maken en er qua kosten en werkgelegenheidseffecten een voorstander van zijn, ben ik niet degene die dat blokkeert. Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie. Bovendien heeft de Kamer van ons al een studie ontvangen van de Nuclear Energy Agency. Datgene wat men in deze motie wil, is dus allang bekend.

In de motie op stuk nr. 74 verzoeken mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Veldhoven om een ambitieuzer Europees beleid op het punt van de schone energie en energiebesparing. De belangen lopen niet altijd parallel en veranderen bovendien in tijd. Ik geef de Kamer een voorbeeld in dit kader. Zweden is tegen criteria voor vaste biomassa. De veronderstelling dat wij een eensluidende visie op dat punt zouden kunnen krijgen, klopt niet. Je moet steeds je eigen afweging maken. Wij houden ons aan de doelstellingen uit het regeerakkoord en daarom ontraad ik deze motie.

Ik ontraad eveneens de motie op stuk nr. 75 van mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Veldhoven. In die motie wordt gesuggereerd dat het kabinet de doelstelling niet gaat halen. Dat is absoluut onjuist, aangezien wij al met de huidige voorstellen volgens het PBL tot 12% komen. Het aanscherpen van de SDE-plusregeling en het kijken naar import zou al zonder al te veel problemen kunnen leiden tot 14%. Daarnaast kijken wij naar de leveranciersverplichting, waardoor wij het naar mijn mening kunnen halen; hoe dan ook. Ik ga bovendien niet iedere twee maanden het PBL verzoeken om een doorrekening. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft namelijk net een doorrekening gegeven op basis van de motie-Halsema.

De motie van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 76 gaat over de biomassa. Dit wordt wel een speciaal punt van aandacht bij de ontwerpleveranciersverplichting. Ik zal die motie in ieder geval daarin meenemen. Als ik dit nu al – behalve de algemene afspraken die wij al eerder gemaakt hebben over biomassa – daarop vooruitlopend zou moeten doen, vind ik de motie overbodig. Derhalve ontraad ik de aanneming van de motie. Als mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink echter genoegen neemt met het meenemen van dit element van de motie in de leveranciersverplichting, laat ik het oordeel over de motie over aan de Kamer.

De voorzitter: Ik doe even ongezellig en kijk naar de klok. Ik stel voor dat de minister nu alleen nog even zijn oordeel over de moties geeft en geen verdere toelichting. Als dit niet mogelijk is, kan hij dan schriftelijk de beoordeling geven?

Minister Verhagen: Ik zal het heel kort houden. De motie op stuk nr. 77 van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en de heer Jansen vind ik overbodig en derhalve ontraad ik die motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De heer Verhagen antwoordde zojuist op mijn motie op stuk nr. 76. Hij keek daarbij verwachtingsvol naar mij. Ik probeerde non-verbale signalen te geven, maar die werden niet opgemerkt door de voorzitter. De uitleg van de minister van mijn motie vind ik prima. Het oordeel over deze motie is dus aan de Kamer. Ik hoop natuurlijk van harte dat de motie wordt aangenomen.

Minister Verhagen: Als die motie meegenomen kan worden in de discussie over leveranciersverplichtingen, laten wij het oordeel over die motie over aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 77 van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en de heer Jansen vind ik overbodig en derhalve ontraad ik die motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik pleeg op dit punt even een interruptie. Bij deze motie heb ik zelfs nog even een kleine toelichting gegeven in mijn tweede termijn. Ik zei dat de schriftelijke beantwoording een nogal onbevredigende cirkelredenering was. Daarin stond dat uit het feit dat de motie met het verzoek om Helianthos open te houden, is verworpen, blijkt dat daar kennelijk geen behoefte aan is. Ik heb daarover gezegd dat wij die motie destijds niet hebben gesteund, omdat wij toen de schriftelijke beantwoording afwachtten. Nu vraag ik om een inhoudelijke reactie op het belang van het hebben van een thuismarkt. 75% van het midden- en kleinbedrijf dat actief is binnen de sector van de duurzame energie zegt dat dit belangrijk is. Daarom krijg ik graag een uitleg, een toelichting. Ik weet nu namelijk niet waar ik aan toe ben.

De voorzitter: Dan ga ik het anders doen. Ik stel voor om de vergadering op dit moment te beëindigen. Het is nu 12.00 uur.

Minister Verhagen: Er liggen nog maar een paar moties. Die kan ik toch nog wel even bespreken?

De voorzitter: Kunt u dan kort zijn? Er wordt geen toelichting meer gegeven.

Minister Verhagen: Ja, dat ben ik aan het doen.

De motie van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 78 moet ik ontraden. In de motie is er sprake van een soort micromanagement dat wij kennen van de oude SDE-regeling. Bij de SDE-plusregeling hebben wij daar juist expliciet afscheid van genomen.

De motie op stuk nr. 79 van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. ontraad ik, aangezien ik nu niet wil vooruitlopen op de keuze die je maakt. Als je volgens deze motie te werk gaat, vul je niet alleen de leveranciersverplichting voor duurzame energie in, maar zeg je ook nog dat het op een bepaalde manier moet. Dat zal ik niet doen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Het gaat mij nu echt iets te snel.

De voorzitter: Nee, dit gaan wij niet meer doen. Ik laat de minister nu alleen nog even kort zijn oordeel over de moties geven. Minister, alleen oordelen; that’s it.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb een punt van orde. In dat geval zou graag een wat uitgebreidere schriftelijke reactie krijgen. Nu worden de moties ook niet goed gelezen. Ik zeg niet dat Wind op zee dé plek binnen de leveranciersverplichtingen is, maar één plek naast vele andere. Nu wordt een uitleg gegeven die gewoon niet ...

De voorzitter: Mevrouw Wiegman, de minister geeft zijn oordeel. Of hij die motie goed leest of niet, kan ik niet beoordelen. Het is ook niet aan mij om dat te beoordelen. Ik stel voor dat de minister nu zijn beoordeling van de moties geeft en wij het daarbij laten. Ik kan er ook niets aan doen dat wij zo veel tijd nodig hebben. De minister gaat nu verder met zijn beoordeling.

Minister Verhagen: Over de motie op stuk nr. 80 van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en mevrouw Van Veldhoven kan ik zeggen dat de Kamer periodiek geïnformeerd wordt over de voortgang van de green deals. Derhalve vind ik deze motie overbodig. Ik ontraad daarom de aanneming daarvan.

In de motie op stuk nr. 81 wordt de regering verzocht om bij vergunningaanvragen de doorlooptijden en de administratievelastendruk terug te dringen en om steun te verlenen aan netbeheerders enzovoorts. Het oordeel over deze motie laat ik graag over aan de Kamer. Ik vind dit een sympathieke motie. Ik onderschrijf namelijk de behoefte aan uniformiteit van informatie.

De motie op stuk nr. 83 van de heer Dijkgraaf zie ik als een ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel over deze motie dus over aan de Kamer.

Het zal de Kamer niet verbazen dat ik de aanneming van de motie op stuk nr. 84 van mevrouw Ouwehand ontraad, aangezien dit debat over het energiebeleid gaat en niet over het mestbeleid. Ik weet dat de Partij voor de Dieren van mening is dat, als wij geen vlees eten, laat staan kunstmest gebruiken, wij geen energie nodig hebben. Feitelijk is dat zo, maar daar zijn wij het niet mee eens.

De motie op stuk nr. 86 van mevrouw Ouwehand ontraad ik, met dezelfde argumentatie als net. Ik ben wel blij dat zij nu een vermindering van de vleesconsumptie nastreeft en niet meer een verbod. Er is een fasering in de opstelling.

De voorzitter: Minister, u daagt mevrouw Ouwehand nu uit. Ik kan er weinig aan doen; ik moet haar daar kort op laten reageren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan de minister binnen een week een brief sturen waarin hij aanwijst waar de Partij voor de Dieren voor een verbod op de vleesconsumptie heeft gepleit?

De voorzitter: Ik stel voor dat we deze discussie op een ander moment bij een ander onderwerp voeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De minister begint; laten we eerlijk zijn.

De voorzitter: Dat heb ik ook geconstateerd, en u hebt erop gereageerd. De minister geeft nu een oordeel over de laatste motie, op stuk nr. 86.

Minister Verhagen: Ook deze motie ontraad ik. Ik hanteer de Europese duurzaamheidscriteria voor biomassa. Ik ga daaraan geen specifieke kenmerken toevoegen, aangezien dat niet in lijn is met de Europese afspraken.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik kom nog even terug op mijn motie op stuk nr. 69, nadat ik mij op de hoogte heb gesteld van de inhoud van de aangehaalde motie-Van Tongeren c.s. De minister zegt dat hij zich niet voor de voeten wil laten lopen. Ik heb echter het idee dat wat in de motie wordt gevraagd, aanvullend kan zijn. In de motie wordt expliciet niet gevraagd naar saldering, maar naar onderzoek van alle mogelijkheden om zowel voor als achter de meter de regelgeving aan te passen en modellen te ontwikkelen. Daarover krijg ik graag een advies.

Minister Verhagen: Gelet op deze toevoeging en dat er niet vooruitgelopen wordt op de saldering, laat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 69 van mevrouw Van der Werf en mevrouw Wiegman over aan de Kamer.

De voorzitter: Ik nodig de indieners uit om dan nog even scherp naar de tekst te kijken, zodat de motie niet voor meerdere uitleg vatbaar is.

Minister Verhagen: Het gaat blijkbaar om een onderzoek. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De minister is niet ingegaan op het verzoek in de motie op stuk nr. 80. Het gaat daarin helemaal niet over de green deal maar om een verzoek de industrie de businesscase voor splitconnectie te laten ontwikkelen.

Ik wil anders mijn moties op de stukken nrs. 77, 79 en 80 nog even aanhouden, maar dan verwacht ik dat de minister nog inhoudelijk, met argumenten, op deze drie moties ingaat. Ik zou het fijn vinden als er nog wel voor het kerstreces over gestemd kan worden.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink stel ik voor, haar moties (33 000-XIII, nr. 77, nr. 79 en nr. 80) aan te houden.

Op deze moties komt nog een reactie van de minister, zodat we er voor het kerstreces over kunnen stemmen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een aantal keren gepleit voor meer Europese samenwerking op het terrein van energiebeleid. Er is een mooi congres over geweest, naar aanleiding waarvan een aantal stukken is geschreven. Deze wil ik via de voorzitter aan de minister en de overige leden aanbieden.

De voorzitter: Dank hiervoor. Ik constateer dat een aantal toezeggingen is gedaan. In de eerste termijn hebben we er al tien genoteerd. Die ga ik spoedheidshalve niet allemaal voorlezen. U kunt ze terugvinden in het woordelijke verslag van deze bijeenkomst.

Ik dank u voor de medewerking om het toch nog tot een redelijk einde te brengen. Succes bij de volgende vergadering.

Sluiting 12.08 uur.

Volledige agenda

1. Beantwoording vragen na 1e termijn Wetgevingsoverleg Energie van 21 november 2011 (min EL&I) 33 000 XIII, nr. 142 – Brief regering d.d. 29-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Inclusief reactie rapport van CE Delft over milieugevolgen en kosten van het ombouwen van de RWE/Essent kolencentrale naar een gascentrale of biomassacentrale.

2. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012 (onderdeel Energie)

33 000-XIII – Begroting d.d. 20-09-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012

3. Bijsluiter bij begroting 2012 Intensivering van duurzame energie Klik hier voor de bijsluiter.

33 000-60 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 13-10-2011

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling – Bijsluiters bij de begrotingen 2012 en informatie inzake de ontwikkeling rond de inrichting van de begrotingen

4. Resultaten SDE+ 2011 en de openstelling van de SDE+ in 2012

31 239-125

Brief regering d.d. 03-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

5. Derde subsidiebeschikking windenergie op zee

31 710-21 – Brief regering d.d. 07-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

6. Informatie RWE kolencentrale zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg gehouden op 13 oktober 2011

31 920-15 – Brief regering d.d. 23-11-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

7. Stand van zaken inzake notitie «knelpunten biogas Nederland» van Biogas Branche Organisatie, d.d. 17 mei 2011

31 239-126 – Brief regering d.d. 22-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

8. Resultatenbrochure convenanten meerjarenafspraken met de sectoren diensten, industrie en voeding (min EL&I)

30 196-146 – Brief regering d.d. 26-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

9. Energierapport: wetgevingsagenda STROOM (min EL&I)

31 510-47 – Brief regering d.d. 10-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

10. Afschrift onderzoek rol speculanten en hedge funds op de TTF

2011D36349 – Brief regering d.d. 30-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

11. Subsidie duurzame warmte voor bestaande woningen

31 239-122 – Brief regering d.d. 04-07-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

12. Taskforce Intelligente Netten

31 510-46 – Brief regering d.d. 04-07-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

13. Voortgang van het traject ter aanpassing van de code Meetvoorwaarden Gas – RNB (regionaal netbeheer)

31 374-39 – Brief regering d.d. 14-09-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

14. Perspectief voor Offshore Wind in Noord-Nederland

2011D40050 – Brief regering d.d. 22-08-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

15. Inzet strategische olievoorraden

29 023-103 – Brief regering d.d. 23-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

16. Voortgangsrapportage Gasrotonde 2011

29 023-112 – Brief regering d.d. 07-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

17. Lijst van vragen en antwoorden over de recente stroomstoring in de Bommelerwaard (min EL&I)

29 023-114 – Brief regering d.d. 18-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

18. Lijst van vragen en antwoorden inzake ministeriële regeling gassamenstelling

29 023-111 – Brief regering d.d. 03-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

19. Energiebesparing: ambities en resultaten

33 016 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 27-09-2011

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

33 016-4 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 02-11-2011

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling – Beantwoording vragen commissies voor de Rijksuitgaven en voor EL&I over het rapport Energiebesparing: ambities en resultaten

33 016-5 – Brief regering d.d. 07-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

20. Jaarverslag 2010, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland en Jaarverslag 2010, Energie Beheer Nederland B.V.

33 000-XIII-53 – Brief regering d.d. 14-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

21. Kabinetsreactie op het rapport van CE Delft en Ecofys: Overheidsingrepen in de energiemarkt (min EL&I)

33 043-9 – Brief regering d.d. 18-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

22. Reactie op het rapport van Greenpeace over biomassa uit Canadese oerbossen

2011D40050 – Brief regering d.d. 02-12-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

23. Zo duurzaam mogelijke winning uranium

32 645-26 – Brief regering d.d. 30-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

24. Toezegging n.a.v. het VAO energie over de beveiliging van nucleaire transporten van de kerncentrale Borssele naar Frankrijk

21501-33-333 – Brief regering d.d. 16-08-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

25. Voortgangsrapportage stresstest Kerncentrale Borssele

32 645-27 – Brief regering d.d. 17-08-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

26. Verslagen van de 5e toetsingsconferentie van het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (Wenen, 4-14 april 2011) en van de ingelaste ministeriële conferentie over nucleaire veiligheid (Wenen, 20-24 juni 2011)

25 422-88 – Brief regering d.d. 14-09-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

27. Landelijke voortgangsrapportage stresstest

32 645-28 – Brief regering d.d. 26-09-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

28. Voortgangsrapportage stresstest onderzoeksreactoren Delft en Petten (min EL&I)

32 645-31 – Brief regering d.d. 16-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

29. Transactie van aandelen tussen DELTA en RWE in EPZ, exploitant van onder meer de kerncentrale Borssele

28 982-125 – Brief regering d.d. 03-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

30. Rapport Gezamenlijk Verdrag over de veiligheid van beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval

25 422-89 – Brief regering d.d. 10-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

31. Planning vergunningverlening nieuwe kerncentrale

32 645-29 – Brief regering d.d. 07-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

32. Aanbieding EPZ-eindrapport stresstest Kerncentrale Borssele

32 645-30 – Brief regering d.d. 02-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

33. Rapportage van ongewone gebeurtenissen in Nederlandse nucleaire inrichtingen in 2010 (Storingsrapportage 2010)

25 422-90 – Brief regering d.d. 14-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

34. Fiche: Verordening registratiesysteem voor vervoerder van radioactief materiaal

22 112-1241 – Brief regering d.d. 10-10-2011

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

35. green deal

33 043-1 – Brief regering d.d. 03-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

36. Lijst van vragen en antwoorden inzake Groene economische groei in Nederland (green deal) (min EL&I)

33 043-4 – Brief regering d.d. 15-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

37. Onderliggende overeenkomsten van de green deal (min EL&I)

33 043-7 – Brief regering d.d. 17-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

38. Lijst van vragen en antwoorden inzake de bijlage Overzicht op hoofdlijnen bij de Groene economische groei in Nederland (green deal)

33 043-5 – Brief regering d.d. 15-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

39. Lijst van vragen en antwoorden inzake de bijlage Plan van Aanpak elektrisch vervoer bij de Groene economische groei in Nederland (green deal)

33 043-6 – Brief regering d.d. 17-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

40. Aanbieding analyse van PBL van eerste initiatieven in verband met de green deal «Het effect van 59 green deals op het aandeel hernieuwbare energie en de uitstoot van niet-ETS-broeikasgassen: een quick scan» (min EL&I)

33 043-8 – Brief regering d.d. 18-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

41. Termijn waarop de Nederlandse reguliere rapportage inzake de Richtlijn Hernieuwbare Energie wordt verstuurd.

31 239-124 – Brief regering d.d. 17-10-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

42. Aanbieding van de reactie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om een doorrekening te maken van de green deal

33 043-3 – Brief regering d.d. 02-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

43. Reactie op verzoeken over dat «Bedrijven lobbyen voor duurzaam financieringsfonds van euro 5 mrd» en over een plan van aanpak voor de green deal

29 575-25 – Brief regering d.d. 22-03-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

44. Kabinetsreactie op burgerinitiatief Nederland krijgt nieuwe energie

31 239-105 – Brief regering d.d. 25-03-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD), Verhoeven (D66) en Van der Werf (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Blanksma-van den Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Dekken (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Holtackers (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Schouten (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), El Fassed (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD), Van Veldhoven (D66) en Ormel (CDA).

X Noot
2

De eerste termijn van dit wetgevingsoverleg heeft plaatsgevonden op 21 november 2011 (zie Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 141).

Naar boven