31 920 Vergunningverlening natuur- en milieuwetgeving

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2011

Op 13 oktober 2011 heeft een algemeen overleg met uw vaste Commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie plaatsgevonden over de RWE kolencentrale. In dit overleg heb ik toegezegd u nader te informeren op de volgende drie punten:

  • de ADC toets

  • de bijstook van biomassa en

  • onderzoek naar het effect van lozing van koelwater op vissen.

De ADC toets

Bij enkele leden van de Vaste Kamercommissie rees de vraag op of het doorbouwen aan een project het oordeel van de Raad van State over een uitgevoerde zogenaamde ADC-toets in voorkomend geval kan beïnvloeden.

Ik ben van mening dat dit niet zo is.

Op grond van artikelen 19g en 19h van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) moet voor een project dat mogelijk de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied aantast een zogenaamde ADC-toets worden uitgevoerd.

De ADC toets houdt in dat het bevoegd gezag alleen een Nb-wet vergunning mag verlenen als er geen alternatieven (A) voor dit project zijn, en slechts om dwingende redenen van groot openbaar belang (D). In dat geval moet aan de vergunning het voorschrift inhoudende de verplichting om compenserende maatregelen (C) te treffen worden verbonden.

Voor de RWE centrale in de Eemshaven is voorafgaand aan het verlenen van de Nb-wet vergunning een dergelijke ADC toets uitgevoerd. Deze maakte onderdeel uit van de verleende maar vernietigde vergunning.

Het gebruik maken van een vergunning die niet in rechte vast staat komt volgens vaste jurisprudentie voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Dat RWE doorbouwt aan de centrale en daardoor het private bedrijfsbelang vergroot, voordat de Raad van State uitspraak heeft gedaan op ingestelde beroepen tegen de verleende Nb-wet vergunning, is niet van invloed op het eventuele oordeel van de Raad van State over de dwingende reden van groot openbaar belang in de ADC-toets.

Volgens zowel de Richtsnoeren voor het toepassen artikel 6 lid 4 van de Europese Commissie als jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat het er om dat het belang van de verwezenlijking van het project op lange termijn zwaarder weegt dan het belang van het behoud of realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied. Door de Europese Commissie wordt in de leidraad voor de toepassing van artikel 6 van de habitatrichtlijn aangegeven dat het slechts kan gaan om «op lange termijn persistente openbare belangen».

Economische belangen en andere belangen die voor de samenleving slechts voordelen voor de korte termijn opleveren behoren daartoe niet. Het kan slechts gaan om plannen of projecten die aantoonbaar onontbeerlijk zijn in het kader van bescherming van voor het leven van burgers fundamentele waarden zoals gezondheid, veiligheid of milieu, dan wel in het kader van voor staat en samenleving fundamentele beleidsoriëntaties of van de uitvoering van economische of maatschappelijke activiteiten waardoor specifieke openbare dienstverplichtingen worden nagekomen.

Bijstook van biomassa

Tijdens voornoemd debat heb ik u ook toegezegd, namens de minister, in deze brief aan te geven hoe het kabinet om gaat met duurzaamheidscriteria voor vaste en gasvormige biomassa. Ook vroeg uw Kamer naar de mogelijkheden om biomassa bij te stoken in de centrale.

Op 14 november jl.is met RWE/Essent gesproken over de mogelijkheden van bijstook van biomassa op de korte en lange termijn. Daarbij heeft RWE/Essent toegezegd de positie in een brief uitvoerig uiteen te zetten. Zodra deze brief van RWE/Essent ontvangen is, zal de minister deze aan u doorzenden.

Daarbij zal hij ook zijn reactie geven op het rapporten van CE-Delft in opdracht van Greenpeace over het bijstoken van biomassa in de Eemshaven, conform het verzoek van de Vaste Commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Op deze wijze zullen in één brief aan uw Kamer de verschillende aspecten van het bijstoken van biomassa (waaronder ook de duurzaamheidscriteria) in samenhang belicht worden.

Lozing van koelwater en vispopulaties

In mijn brief van 30 mei jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 90) aan uw Kamer heb ik toegezegd om in overleg met andere departementen te onderzoeken of er nog informatie nodig is omtrent het effect van lozing van koelwater op vispopulaties.

Reeds eerder onderzocht het voormalig ministerie van V&W dit onderwerp. De inhoud daarvan beschouwend, is mij duidelijk dat er, alleen al in algemene zin, geen negatief causaal verband gelegd kàn worden tussen de staat van instandhouding van relevante beschermde vissoorten en de opwarming van het zeewater als gevolg van koelwaterlozing. Enerzijds is het watervolume waarop geloosd wordt zo groot dat van enige substantiële toename van temperatuur geen sprake is. Anderzijds is het leefgebied van beschermde vissoorten zo groot dat een mogelijke gering zeer lokaal effect geen enkel gevolg heeft voor de instandhoudingsdoelen.

Ik ben, samengevat, van mening dat extra onderzoek op dit punt niet nodig is.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven