29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 112 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2011

Hierbij bied ik uw Kamer de Voortgangsrapportage Gasrotonde 2011 aan.1 Met deze rapportage kom ik de toezegging na, gedaan in de zogenoemde Gasrotondebrief van 23 oktober 2009, dat om de twee jaar gerapporteerd wordt over de voortgang van de Gasrotonde1.

In deze rapportage wordt ingegaan op de ontwikkelingen en vorderingen sinds oktober 2009. Daarbij wordt:

  • een schets gegeven van de ontwikkeling van de vraag naar gas en de rol van gas in de energiemix, om vervolgens in te gaan op de tot nu toe geboekte resultaten, en

  • een agenda gepresenteerd voor de resterende kabinetsperiode.

Uit de in deze rapportage gepresenteerde cijfers blijkt dat in de periode 2009–2011 de Nederlandse gasmarkt wederom een aantal forse stappen vooruit heeft gezet. Zo zijn de handel in gas, de transportcapaciteit en de gasopslagcapaciteit toegenomen. Ook weet gas uit een groter aantal bronnen Nederland te bereiken, ondermeer door het in gebruik nemen van de eerste LNG-importterminal in Nederland, waarmee Nederland aansluiting vindt op de wereldmarkt voor gas. Dit alles is mede het gevolg van maatregelen en regelgeving die geïntroduceerd zijn om de Nederlandse gasmarkt verder te verbeteren, en van de toename van (private) investeringen in gasgerelateerde projecten.

Hierdoor is niet alleen de voorzieningszekerheid van Nederland verbeterd, ook zijn er veel nieuwe economische activiteiten gegenereerd. Bovendien wordt hiermee de concurrentiekracht van de gassector versterkt, ook in Noordwest-Europees verband.

1. Gasrotonde verankerd in energiebeleid

In mijn brief van 1 juni jl. heb ik, in antwoord op vragen van de Eerste Kamer aangegeven dat de Gasrotonde geen «eigenaar» kent en geen gedefinieerd einddoel en derhalve ook geen eindpunt heeft. De Gasrotonde is een integraal onderdeel van het bredere energiebeleid gericht op het verbeteren van de werking van de energiemarkt, en meer in het bijzonder de gasmarkt voor bedrijven en consumenten. Het is een proces dat is gericht op het positioneren van Nederland als knooppunt in de internationale gasstromen en als distributiecentrum van gas in Noordwest-Europa. Dit om zeker te stellen dat Nederland, nu en in de toekomst, haar huidige positie en natuurlijke concurrentievoordelen op het gebied van gas zo goed mogelijk kan benutten en verzilveren.

De gasrotondestrategie is de afgelopen jaren geleidelijk ontwikkeld in samenspel met alle betrokken partijen. De Tweede Kamer is daarover regelmatig geïnformeerd. In dit verband wil ik onder meer wijzen op:

  • de in 2006 aangeboden visie op de gasmarkt2,

  • het Energierapport 2008, waarin de Gasrotonde als één van de iconen van het energiebeleid is neergezet3,

  • de motie Ten Hoopen c.s. van oktober 20084, waarin o.a. werd aangehaakt bij de verwachting dat het Nederlandse gas opraakt en de mogelijkheid om uit te groeien tot Gasrotonde van Europa,

  • de voornoemde Gasrotondebrief van 2009 aan de Staten-Generaal, waarin vanuit een analyse van de comparatieve voordelen van ons land de gasrotondestrategie verder vorm is gegeven. Deze voordelen zijn vervolgens nader geanalyseerd en onderbouwd in het onderzoek van Brattle, dat ik mede op verzoek van de Tweede Kamer heb laten uitvoeren5.

Onlangs presenteerde het Internationale Energy Agency (IEA) een rapport met de titel «Are we entering a Golden Age of Gas?»6. In dit rapport legt het IEA de nadruk op een aantal internationale factoren en ontwikkelingen die het belang van gas binnen de wereldwijde energiemix verder kunnen doen toenemen. Ik onderschrijf de analyse van het IEA. Hierbij gaat het om:

  • de toenemende uitdagingen als gevolg van de klimaatverandering en de rol die gas zou kunnen spelen bij het verminderen van emissies en lokale luchtvervuiling,

  • de rol van gas in het ondersteunen van vernieuwbare brandstoffen met een wisselende beschikbaarheid,

  • het feit dat wereldwijd ruime voldoende winbare gasreserves aanwezig zijn voor consumptie van nog 120 jaar, en

  • de aanwezigheid van grote voorraden onconventioneel gas en de steeds groter wordende productie van onconventioneel gas wereldwijd.

2. Rolverdeling overheid en marktpartijen

Marktpartijen spelen een zeer belangrijke rol bij de gasrotondestrategie. Niet alleen wat betreft de vormgeving, maar vooral wat betreft de vertaling naar concrete projecten en activiteiten. De inzet van de overheid is gericht op de ontwikkeling en implementatie van het regelgevend kader en op het faciliteren van investeringen via bijvoorbeeld het ontheffingen- en vergunningenbeleid. Dit alles vanuit een gedeelde visie, en zonder dat er sprake is van een hiërarchische relatie waarbij één partij de regie verzorgt en verantwoordelijk is voor de aansturing en de besluitvorming.

Het zijn dus eigenstandige projecten van bedrijven die invulling geven aan de gasrotondestrategie. Deze projecten kennen een eigen commerciële onderbouwing en aansturing. Dit in een voortdurend veranderende omgeving. De gasrotondestrategie moet dan ook meebewegen met marktomstandigheden en -verwachtingen. Enkele voorbeelden: de veranderende Europese wetgeving en de sterk toenemende liquiditeit op handelsplaatsen.

In het kader van de rolverdeling dienen ook de staatsdeelnemingen genoemd te worden die betrokken zijn bij investeringen die passen bij de gasrotondestrategie. Meer in het bijzonder gaat het dan om EBN B.V. (voorheen Energie Beheer Nederland B.V.) en de NV Nederlandse Gasunie (Gasunie) en haar 100% dochter Gas Transport Services (GTS).

Gasunie en GTS

De wettelijke taken van GTS omvatten het onderhouden en uitbreiden van het landelijke gastransportnet, het verbeteren van de capaciteit op de grenspunten en het innemen van gas uit kleine velden. Deze wettelijke taken staan in principe los van de gasrotondestrategie, alhoewel zij daaraan natuurlijk wel bijdragen, en dienen conform de Gaswet te worden uitgevoerd. Daarbij worden nut en noodzaak van de investeringen door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie getoetst en de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) staat hierop een redelijk rendement toe.

Daarnaast voert het moederbedrijf van GTS, Gasunie, een aantal andere (niet wettelijk voorgeschreven) activiteiten uit ter versterking van de gasinfrastructuur. Hier geldt dat Gasunie een zelfstandige vennootschap is met een eigen Raad van Commissarissen die op commerciële gronden investeringsvoornemens afweegt.

EBN

De wettelijke taak van EBN is eerst en vooral het risicodragend deelnemen in opsporings- en winningsactiviteiten onshore en offshore middels het sluiten van overeenkomsten van samenwerking met houders van opsporings- en winningsvergunningen. De basis voor deze publieke taken is de Mijnbouwwet. Voor het verrichten van andere activiteiten heeft EBN beperkt ruimte. Zij moeten nauw verwant zijn aan de publieke taken, niet in de weg staan aan een goede uitvoering van die publieke taken en mede het algemene belang van het energiebeleid dienen. Ook EBN is een zelfstandige vennootschap met een eigen Raad van Commissarissen die pas goedkeuring geeft aan een investering indien deze in het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming is.

3. Resultaten voortgangsrapportage Gasrotonde

Uit de rapportage blijkt dat in de periode 2009–2011 de Nederlandse gasmarkt zich in positieve zin ontwikkeld heeft. De handel in gas, de transportcapaciteit en de gasopslagcapaciteit zijn toegenomen. Ook weet gas uit een groter aantal bronnen Nederland te bereiken, ondermeer door het in gebruik nemen van de eerste LNG-importterminal in Nederland. Hierdoor is de voorzieningszekerheid verbeterd, zijn er nieuwe economische activiteiten gegenereerd en is de concurrentiekracht van de gassector versterkt.

Dit alles is eerst en vooral de verdienste van het bedrijfsleven, dat ook in een economisch wisselvallige tijd is blijven investeren in de ontwikkeling van Nederland als gasland.

Agenda komende periode

De agenda van de komende tijd staat in het teken van de uitvoering van de beleidslijnen geformuleerd in het Energierapport 2011. Hierbij gaat het om het:

  • voortzetten van de inspanningen gericht op het handhaven van het niveau van de gasproductie uit de kleine velden;

  • faciliteren van gasopslagprojecten in Nederland;

  • beter benutten en vergroten van de transportcapaciteit;

  • toestaan van een minderheidsprivatisering van Gasunie;

  • mogelijk maken van private financieringen voor landelijk netbeheerders via een wetswijziging;

  • scheppen van ruimte voor voorzieningszekerheid en inpassen van hernieuwde energie in het reguleringskader voor netbeheerders;

  • regievoeren ten aanzien van de transitie als gevolg van de veranderende gassamenstelling;

  • implementeren van Europese wet- en regelgeving ter bevordering van het functioneren en transparanter maken van de interne markt; en

  • versterken van de innovatie- en concurrentiepositie van de gassector als onderdeel van het beleid op het terrein van de Topsector Energie.

In mijn volgende voortgangsrapportage zal ik de Tweede Kamer hierover verslag doen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009/10, 29 023, nr. 73.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005/6, 29 023, nr. 22.

X Noot
3

Energierapport 2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007/8, 31 510, nr. 1.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/9, 31 700 XIII, nr. 44.

X Noot
5

«Economic Impact of the Dutch Gas Hub Strategy on the Netherlands», The Brattle Group, September 2010; aangeboden aan Tweede Kamer met brief van 8 december 2010, kamerstukken II, vergaderjaar 2010/11, 29 023, nr. 79.

X Noot
6

«Are we entering a Golden Age of Gas» OECD/IEA, Parijs, 2011.

Naar boven