31 510 Energierapport

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2011

Door middel van deze brief informeer ik u over de wetgeving die is aangekondigd in het Energierapport 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 31 510, nr. 45, p. 49). Deze wetgevingsagenda onder de naam STROOM is opgebouwd uit een viertal componenten.

In het Energierapport 2011 kiest het kabinet voor een internationale en economische insteek in de transitie naar een schone, slimme en gevarieerde energievoorziening, waarin nieuwe, andersoortige actoren participeren. Een groeiend aandeel hernieuwbare energie, meer grensoverschrijdend transport en een toename van decentraal opgewekte energie vragen om een toekomstvast wettelijk kader, waarin de taken en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn voor het realiseren van die transitie helder zijn vastgelegd. Deze visie vraagt om stroomlijning, optimalisering en modernisering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De in deze brief gepresenteerde wetgevingsagenda geeft hieraan invulling.

Hoofdbestanddeel van de wetgevingsagenda is een algehele herziening van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 teneinde te komen tot wetgeving die duidelijker en eenvoudiger is, met minder regeldruk voor bedrijven en minder lasten voor de overheid. Wetgeving die bovendien op inzichtelijke wijze is geënt op de Europese wetgeving en die de transitie naar een duurzame energiehuishouding ondersteunt. In dit traject worden de uitkomsten meegenomen van de evaluatie van de Gaswet en Elektriciteitswet 1998 die thans door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit (hierna: NMa) wordt uitgevoerd.

De drie andere bouwstenen van deze wetgevingsagenda zijn bedoeld om de wetgeving te moderniseren en strekken eveneens tot implementatie van het energierapport: een wetsvoorstel teneinde minderheidsprivatisering van TenneT en Gasunie mogelijk te maken; indien nodig wetgeving in vervolg op het voornemen in het Energierapport om in aanvulling op de SDE+ het bij- en meestoken van biomassa in kolencentrales te verplichten; en een wetsvoorstel dat bestaat uit een reeks samenhangende maatregelen die volgen uit het Energierapport teneinde concrete knelpunten weg te nemen op onder meer het gebied van gaskwaliteit en de saldering van duurzame energie.

Ik kies een benadering om de wetgevingsagenda te verdelen in vier verschillende wetsvoorstellen. Dit hangt samen met het verschil in tempo waarin de uitwerking van de beleidsvoornemens uit het Energierapport 2011 in wetsvoorstellen kan worden omgezet. Daarnaast biedt deze aanpak de mogelijkheid om de verschillende bouwstenen van de wetgevingsagenda eigenstandig te kunnen behandelen. De vier separate wijzigingen van de wetten vormen uiteindelijk een integrale Elektriciteits- en Gaswet.

Stroomlijnen en optimaliseren

De Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 dienden ter implementatie van de eerste Europese richtlijnen op het gebied van gas en elektriciteit en zijn primair geschreven als sturingsinstrumenten om marktwerking in de energievoorziening te introduceren en te faciliteren. Daarbij lag de nadruk op het reguleren van monopolistische netbeheerders die energie via eerst de landelijke en vervolgens de regionale netten naar afnemers transporteerden. Deze invalshoek heeft zijn weerslag gehad op de architectuur van de wetten. Deze vormgeving biedt onvoldoende ruimte om toekomstige beleidswijzigingen op efficiënte wijze in regelgeving om te zetten. Het is mijn voornemen om te komen tot een Elektriciteits- en Gaswet die deze ruimte wel biedt door het ketenproces volgend, een thematische hoofdstukindeling te hanteren, welke eenvoudig en overzichtelijk is aan te passen.

Gelet op het feit dat bovendien het energiebeleid steeds nadrukkelijker vorm krijgt in de Europese context, zal de nationale en Europese wetgeving meer moeten worden gestroomlijnd. Hierbij valt te denken aan een opzet die beter aansluit bij de indeling en thema’s uit de richtlijnen. Het begrippenkader dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij definities uit Europese regelgeving zonder afbreuk te doen aan nationale belangen en systematiek. Verder is het van belang om de wetgeving zo in te richten dat deze enerzijds recht doet aan de noodzakelijke nationale specificiteit, maar anderzijds probleemloos toekomstig direct werkend Europees recht kan accommoderen. In de wet zelf moet duidelijk aangegeven worden welke onderdelen implementatie van de Europese regels betreffen en welke niet. Hiermee wordt ook gevolg gegeven aan het advies van de Raad van State inzake de implementatie van het derde pakket energierichtlijnen.

De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn in de loop der jaren veelvuldig gewijzigd. Zo is een ingewikkeld complex aan wetgeving ontstaan, dat bovendien hoge lasten met zich mee brengt. De wijzigingen hebben afbreuk gedaan aan de inzichtelijkheid, structuur en onderlinge consistentie en daarmee is de wetgeving ook minder effectief geworden. Dat past niet bij het streven van deze regering naar een kleine, slagvaardige en efficiënte overheid. Een vereenvoudiging is hier op zijn plaats. Daartoe worden in de evaluatie van de wetten de mogelijkheden onderzocht om de wetgeving effectiever en efficiënter vorm te geven. Het gaat dan hoofdzakelijk om vermindering van de administratieve lasten, dejuridisering en vermindering van de uitvoerings- en toezichtslasten. In dit traject wordt specifiek gekeken naar onder meer optimalisering van de totstandkoming van de tariefstructuren en -voorwaarden voor het netbeheer, vereenvoudiging van het tariefreguleringssysteem voor de netten, de (vergunning) eisen die worden gesteld aan leveranciers en de verhouding tussen sectorspecifieke regels in relatie tot generieke regelgeving. Deze evaluatie wordt door de NMa begin 2012 afgerond. Ik zal uw Kamer in het voorjaar van 2012 informeren over de resultaten van de evaluatie en de voorgestane aanpassingen in de wetgeving.

Om te komen tot een eenvoudige, heldere en toekomstbestendige wetgeving, met minder lasten voor afnemers, de sector en de overheid, moet overeenstemming worden bereikt over de uitgangspunten, waarbij steeds voorop staat dat het energiebeleid tot doel heeft om te komen tot een betrouwbare, betaalbare en schone energievoorziening.

Doelgericht, transparant en met vertrouwen

De energievoorziening is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en sector. De transitie naar een schone, slimme en gevarieerde energiehuishouding vergt betrokkenheid, verantwoordelijkheid en samenwerking van alle relevante partijen in de energiesector. De basis hiervoor wordt gelegd in een wet die per hoofdstuk een heldere rol- en taakomschrijving geeft van de verschillende spelers op de energiemarkt.

De Gaswet en Elektriciteitswet 1998 zijn erop gericht om en vragers en aanbieders op de elektriciteitsmarkt keuzevrijheid te bieden binnen het raamwerk van de publieke doelen die met het energiebeleid worden nagestreefd. De formulering van de wetgeving zal hier waar mogelijk meer op worden gefocust in plaats van op de manier waarop deze doelen moeten worden bereikt. Op deze wijze worden de mogelijkheden verruimd voor partijen om te kiezen op welke manier de in de wetten vastgelegde publieke doelen worden bereikt.

Efficiënt

De nieuwe wetgeving moet leiden tot lastenvermindering voor afnemers, sector en overheid. Daarom zet ik in op vereenvoudiging en vermindering van regels. Bestaande wet- en regelgeving wordt tegen het licht gehouden en getoetst op efficiëntie. Voor nieuwe beleidsvoornemens wordt het integraal afwegingskader ingezet als instrument om de regeldruk voor burgers, bedrijven en instellingen te beperken.

Eénduidig

De vormgeving en definities van Europese en nationale wet- en regelgeving en tussen de gas- en elektriciteitswet onderling sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan; verschillen zijn niet uitgesloten maar moeten duidelijk zijn gemotiveerd.

Deze aanpak om te stroomlijnen en te optimaliseren levert een bijdrage aan de verbetering van de effectiviteit en de efficiency van de Gaswet en Elektriciteitswet 1998. Naar verwachting kan een wetsvoorstel eind 2012 worden ingediend.

Moderniseren

In het Energierapport 2011 spreekt het kabinet de ambitie uit om de energiehuishouding duurzamer te maken en minder afhankelijk van de steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen. Hierbij wil het kabinet profiteren van de sterke energiesector die Nederland heeft. De volgende drie wetsvoorstellen dragen hieraan bij, zijn in het Energierapport aangekondigd en zullen separaat bij de Staten-Generaal worden ingediend.

In de eerste plaats betreft dit een wetsvoorstel met het oog op de minderheidsprivatisering van TenneT en Gasunie, inclusief de noodzakelijke waarborgen. Het wetgevingstraject minderheidsprivatisering is een verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De uiteindelijke verkoop is aan de aandeelhouder; de minister van Financiën. Over de wijze waarop dit beleidsvoornemen wordt uitgewerkt, ontvangt u rond de Kerst een beleidsbrief, voorafgaand aan de indiening van het wetsvoorstel. Ik ben voornemens het wetsvoorstel medio 2012 bij de Tweede Kamer in te dienen.

Ten tweede is in het Energierapport uitgesproken om in aanvulling op de SDE+ het bij- en meestoken van biomassa in kolencentrales te verplichten. In het kader van de Green Deal is met energiebedrijven afgesproken dat energiebedrijven die grootschalig biomassa bij- en meestoken in hun kolencentrale dit de komende jaren blijven doen op het huidige niveau van ongeveer 10%. Op dit moment wordt in kaart gebracht of aanvullende wet- en regelgeving noodzakelijk is. Eventuele wetgeving zal via een separaat wetsvoorstel worden ingediend. Ik verwacht de Tweede Kamer hierover in het voorjaar van 2012 nader te kunnen informeren.

Het derde wetsvoorstel regelt enkele onderwerpen uit het energierapport, waaronder het onderwerp gassamenstelling en het onderwerp zelflevering naar aanleiding van de motie Jansen die in 2011 door de Tweede Kamer is aangenomen. Daarnaast worden in dit wetsvoorstel voorstellen gedaan teneinde investeringen in netten in het kader van voorzieningszekerheid en de inpassing van duurzame energie beter te faciliteren. Ik beoog dit wetsvoorstel medio 2012 bij uw Kamer in te dienen.

Tot slot

De in deze brief uitgewerkte wetgevingsagenda is beperkt tot wetgeving die volgt uit het Energierapport. Ik voorzie dat daarnaast ook andere wetsvoorstellen bij uw Kamer zullen worden ingediend, met name in relatie tot de recent afgesloten Green Deals en ter implementatie van Europese wet- en regelgeving.

Ik verwacht dat deze wetgevingsagenda positieve effecten genereert voor de afnemers, energiesector, en de overheid. Aanpassing en herziening van de wetgeving is hierin geen doel op zich, maar een middel voor een goede ordening van de energiemarkt in het licht van de actuele ontwikkelingen en een schone, slimme en gevarieerde energievoorziening, alsmede voor de bevordering van een sterke energiesector. De kwaliteit van de wet – zijn bruikbaarheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid – is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik zie daarom uit naar een intensieve samenwerking met uw Kamer. Deze verantwoordelijkheid, en dit belang, strekken zich uiteraard ook uit naar de afnemers, de energiesector, en andere belanghebbenden.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven