31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2011

Hierbij reageer ik op uw verzoek van 7 maart jl. inzake het burgerinitiatief Nederland krijgt nieuwe energie.

Ik heb kennis genomen van uw oordeel dat dit burgerinitiatief niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 132a tweede lid onder c van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer namelijk dat het niet een onderwerp betreft waarover korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluit is genomen.

Ik kan niet anders dan met uw Kamer vaststellen dat het energiebeleid en stimulering van duurzame energie zeer veelvuldig in de Tweede Kamer aan de orde is geweest. U heeft zelf terecht verwezen naar het WGO van 6 december 2010 (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 157) waarin ik voortbouwend op het regeerakkoord de lijnen voor het duurzame energiebeleid van het huidige Kabinet uiteen heb gezet.

De kabinetsinzet op het energiebeleid op de langere termijn wordt momenteel vastgelegd in het Energierapport. Dit zal uw Kamer in het voorjaar worden aangeboden. De nadere uitwerking van de SDE+ wordt in april aan de Kamer aangeboden. Ook werken we aan de opzet van de Green Deal en de invulling van het Topgebied Energie. Ik wil uw Kamer hier rond de zomer over informeren.

In zowel het Energierapport, de SDE+, het Topgebied Energie als de Green Deal worden elementen aangesproken die in het burgerinitiatief naar voren komen. Ik hoop u hiermee dan ook langs de reguliere lijnen over te informeren.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven