5 Vragenuur: Vragen Yücel

Vragen van het lid Yücel aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het toenemend aantal kinderen dat in armoede opgroeit. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ongeveer 400.000 kinderen in Nederland hebben extra aandacht nodig. Bij het overgrote deel van de kinderen is dit het geval, omdat ze in armoede opgroeien. Dat bleek opnieuw uit het gisteren gepubliceerde onderzoek Kinderen in Tel 2016 over de periode tussen 2013 en 2015. Daarom is het heel goed dat wij 100 miljoen structureel uitgetrokken hebben ter bestrijding van de armoede, juist onder kinderen. Want dit beeld doet pijn, iedere keer als het langskomt. Elk kind moet mee kunnen doen op school, met schoolreisjes, met sport of met muziekles. Het is zo belangrijk voor de kinderen dat hun talenten maximaal ontplooid kunnen worden, ook om te voorkomen dat armoede van generatie op generatie overgaat. Dat is de grote opdracht die wij met z'n allen hebben. Ieder kind of ieder gezin in armoede is er voor ons één te veel. Daarom blijf ik hier aandacht voor vragen, iedere keer weer. 

Ik heb op dit moment twee vragen aan de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de bestuursafspraken met de VNG er zo uitzien dat de structurele 100 miljoen extra voor de kinderen daadwerkelijk naar die kinderen toe gaan? Gemeenten moeten dat geld niet aan andere zaken kunnen besteden. Kan de staatssecretaris ook opnieuw een minimumpakket aan kindpakketten bij alle gemeenten onder de aandacht brengen? Want sommige gemeenten doen het heel goed, maar er zijn nog veel te veel gemeenten die geen goed kindpakket in hun beleid hebben. Ik wil de staatssecretaris vragen om alle goede voorbeelden en ook de richtlijnen voor een goed kindpakket heel actief uit te dragen en onder de aandacht te brengen van de gemeenten. 

Mijn tweede vraag gaat over de sociale teams en de wijkteams. Daar zitten bij uitstek mensen in die dicht bij de gezinnen en in de wijken komen. Zij zitten eigenlijk in de haarvaten van een wijk en kunnen heel goed in beeld brengen waar de problemen zitten. Kan de staatssecretaris vragen of voor die wijkteams en sociale teams als prioriteit gesteld kan worden dat zij kinderen in armoede goed bereiken? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Yücel voor deze vragen, want het blijft inderdaad een groot punt van aandacht dat kinderen in Nederland soms in gezinnen met heel weinig geld moeten opgroeien. Wij vinden natuurlijk allemaal dat elk kind mee moet kunnen doen. Nu het beter gaat met Nederland, heeft het kabinet gezegd dat het structureel 100 miljoen wil inzetten voor deze kinderen. Ik heb goede afspraken gemaakt met de gemeenten en met vijf fondsen die zeer betrokken zijn bij dit punt van aandacht, zodat de kinderen spullen in natura krijgen. Daar bedoel ik mee dat kinderen inderdaad mee kunnen doen op de sportclub, hun verjaardag kunnen vieren, mee kunnen op schoolreis of een laptop kunnen krijgen als dat noodzakelijk is. Kortom, kinderen mogen niet buitengesloten worden. 

Mevrouw Yücel vraagt mij of ik gemeenten nog eens wil melden dat ze echt in de haarvaten, zoals mevrouw Yücel dat noemt — dus heel dicht bij de gezinnen — moeten vertellen dat dit allemaal aan de orde is en dat kinderen al deze spullen kunnen krijgen. Dat blijf ik doen. Echt. Deze week heb ik wederom overleg met de VNG en de vijf fondsen, want ik vind dat de kindpakketten, waar mevrouw Yücel de aandacht voor vraagt, in iedere gemeente thuishoren. Er zijn nu al heel veel gemeenten die het kindpakket hanteren, maar er zijn ook gemeenten die dat nog steeds niet doen. De gemeenteraden moeten daar ook op tamboereren. Maar ook ik ga de VNG dus deze week melden dat daar extra inzet op moet worden gepleegd. 

Dan kom ik nog op het laatste. Het is niet alleen zo dat wij middelen voor de gemeenten beschikbaar stellen, maar ook voor de vijf fondsen: het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, het Nationaal Fonds Kinderhulp, Stichting Leergeld en de Stichting Jarige Job. Wij hebben bovendien jaarlijks 4 miljoen om landelijke en bovenregionale partijen en projecten te ondersteunen. Dus wij zetten ons stevig in voor de kinderen. Met Prinsjesdag hebben wij bovendien laten zien wat wij voor de gezinnen doen. Mensen met een heel laag inkomen en met een uitkering krijgen op basis van die 1,1 miljard ook extra koopkrachtondersteuning. Wij doen er alles aan om de armoede te tackelen, want, nogmaals, nu het beter gaat met ons land, moet dat voor alle Nederlanders gelden. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om nog eens bij alle gemeenten onder de aandacht te brengen hoe zo'n goed kindpakket vorm kan krijgen om ervoor te zorgen dat alle kinderen kunnen meedoen. Ik versta de staatssecretaris ook zo dat zij bij de gemeenten aandacht wil vragen voor de rol die wijkteams en sociale teams daarbij kunnen spelen. Ik ben ook blij te horen dat de staatssecretaris met de minister van Onderwijs in gesprek gaat over de 18-plussers in het gezin om te bevorderen dat zij hun school afmaken en niet een baantje gaan zoeken om aan het einde van de maand de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Is de staatssecretaris bereid de goede voorbeelden actief te verspreiden onder de gemeenten? Sommige gemeenten doen het heel goed en ik meen dat gemeenten van elkaar kunnen leren. Is de staatssecretaris bereid die goede voorbeelden actief bij de gemeenten onder de aandacht te brengen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Om met het laatste te beginnen: Divosa, de ondersteuner van alle sociale diensten in Nederland, heeft een model kindpakket. Dat zal ik nog eens onder de aandacht brengen. Ik heb op 6 maart, uit mijn hoofd gezegd, een bijeenkomst met de 35 centrumgemeenten uit de arbeidsmarktregio's. Ook daar zal ik deze kindpakketten nog eens stevig promoten, maar de gemeenten doen daar al veel aan. Nogmaals, de gemeenteraden zijn ook aan zet. Het is goed dat daarvoor vanmiddag weer aandacht wordt gevraagd in de Kamer zodat de leden van gemeenteraden weten dat zij hun colleges kunnen aanspreken op de armoedebestrijding onder kinderen. 

Als laatste de vraag over 18-plussers. Ik kan natuurlijk gemakkelijk zeggen dat 18-plussers niet bij het kindpakket horen. Aanstaande vrijdag spreek ik samen met de minister van Onderwijs met een aantal wethouders over dit probleem, want er zijn natuurlijk ook 18-plussers die extra ondersteuning nodig hebben. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij hiermee opnieuw aan de slag gaat. Ik ben natuurlijk ook in gesprek met organisaties die lokaal actief zijn of het nu Humanitas is of de voedselbanken of de Stichting Leergeld of gemeenten. Dan blijkt dat veel scholen en leerkrachten op die scholen niet altijd weten dat die voorzieningen er zijn. De Partij van de Arbeid heeft hierover eerder een motie ingediend die door de Kamer is aangenomen. Daarin wordt de regering gevraagd actief bij scholen maar ook bij sportverenigingen onder de aandacht te brengen dat deze spulletjes kunnen worden geleverd voor kinderen die daar anders niet over kunnen beschikken. Daar heeft men bij uitstek zicht op kinderen die in armoede opgroeien. Kan de staatssecretaris de Kamer binnenkort schriftelijk informeren over de stand van zaken bij de uitvoering hiervan? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Scholen zijn inderdaad bij uitstek een vindplaats en docenten hebben veel verstand van zaken. Afgelopen vrijdag was ik op een school in Balkbrug bij Ommen. Ik heb daar met eigen ogen gezien hoe leerkrachten de kinderen ondersteunen en van kindpakketten te laten voorzien. Kortom, mevrouw Yücel heeft een belangrijk punt te pakken als zij spreekt over de scholen. Overigens zijn de centra voor Jeugd en Gezin ook essentieel hierbij. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Terwijl ik naar mevrouw Yücel en de staatssecretaris luisterde, had ik een déjà vu. Wij horen dit iedere keer opnieuw; het lijkt wel een uitzending voor een politieke partij. Wij vinden het allemaal belangrijk dat kinderen in armoede worden geholpen en dat zij echt structureel en met een goede afloop worden geholpen om te voorkomen dat zij voortdurend in die armoede blijven hangen. Steeds wordt dan echter gezegd: gaat u nog een keer praten, en steeds is dan weer het antwoord: ja, ik ga nog een keer praten. Fijn! Dit keer wil ik echter dat de staatssecretaris niet alleen praat maar er ook werk van maakt, niet alleen van de goede voorbeelden, maar ook van het achterhalen van de diepere oorzaak waardoor veel kinderen nog steeds in armoede leven. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is natuurlijk zo — en dat wordt door D66 zeer onderschreven — dat we hebben afgesproken dat de uitvoering van het armoedebeleid bij gemeenten is ondergebracht. Dat betekent dat onze gemeenteraadsleden de colleges van B en W daarop niet alleen moeten bevragen, maar ook moeten controleren. We hebben reeds twee maal 100 miljoen structureel aan de gemeenten doen toekomen om ervoor te zorgen dat er middelen zijn om het armoedebeleid verder gestalte te geven. De eerste 100 miljoen was niet gelabeld; de tweede 100 miljoen wel. De tweede 100 miljoen moet dus echt bij de kinderen terechtkomen. Gemeenteraden dienen daar ook zeer op toe te zien. Ik merk in de praktijk dat heel veel gemeenteraden niet alleen maar met moties komen, maar ook anderszins echt opletten of dat gebeurt. 

Ik wil mijn waardering uitspreken aan het adres van de opstellers van het rapport, omdat we natuurlijk iedere keer opnieuw aan de kaak moeten stellen hoe het gaat met de kinderen in Nederland. Je ziet dat armoede onder kinderen in 2015 nog zeer aan de orde was. Omdat het nu beter gaat met het land en meer mensen werk vinden, zegt ook het SCP dat de vooruitzichten op dat punt wel beter zijn, maar ieder kind dat niet mee kan doen, is er gewoon een te veel. Dus ik blijf erop hameren dat wij — het Rijk, de Tweede Kamer en het kabinet — middelen beschikbaar stellen en dat wij ervoor zorgen dat de infrastructuur goed op peil is. Nu is er dus ook de handreiking aan de gemeenten, zodat zij samen met de fondsen goed uitvoering kunnen geven aan dit beleid. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wederom blijkt ook uit dit rapport dat armoede structureel groeit. Het aantal mensen met een bijstandsuitkering is gegroeid en ook het aantal kinderen dat in armoede leeft. Inmiddels is wel duidelijk dat de inkomens te laag zijn. Wat we zien is iets vreselijks, namelijk dat de segregatie en tweedeling groeit, zelfs binnen eenzelfde wijk. Het ene kind kan gewoon lekker sporten, met zijn vriendjes uitgaan en zijn verjaardag vieren, terwijl het andere kind in dezelfde wijk dat allemaal niet kan. Als de staatssecretaris het kleine beetje wat zij kan doen goed zou willen doen, is zij dan bereid om ten minste een kindpakket aan alle gemeenten op te leggen en die te faciliteren, zodat alle kinderen sociaal kunnen meedoen? Wat vindt de staatssecretaris van wat wij gisteren ook in Nieuwsuur zagen, namelijk dat er in Nederland steeds meer mensen werken maar toch arm zijn? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Karabulut vraagt mij of ik gemeenten wil opleggen dat zij een kindpakket ten uitvoer brengen. Er zijn nu al meer dan 200 gemeenten die kindpakketten hebben en dat doen zij geheel uit zichzelf. Andere gemeenten hebben natuurlijk ook beleid voor armoedebestrijding onder kinderen. Ik vind het een groot goed dat er kindpakketten zijn. Daarom blijf ik ook promoten dat die kindpakketten een uitstekend instrument zijn. Dat blijf ik dus doen, maar ik ga het niet bij wet opleggen — want dat bedoelt mevrouw Karabulut, neem ik aan — omdat de beleidsvrijheid van gemeenten aan de orde is, behoudens het feit dat men de middelen die men nu krijgt echt aan de kinderen moet besteden, in natura. 

Mevrouw Karabulut (SP):

En de tweede vraag? 

Staatssecretaris Klijnsma:

De tweede vraag gaat over werkende armen. Er zijn ook kinderen die opgroeien in een gezin van werkende armen. Deze kinderen kunnen net zo goed als kinderen in een gezin met een bijstandsuitkering een beroep doen op deze 100 miljoen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De afgelopen kabinetsperiode is het aantal kinderen dat in armoede leeft alleen maar toegenomen. Daar hoor ik de staatssecretaris niet over. Ze zegt: we geven 100 miljoen. De oorzaak van het probleem zit nu juist in de tweedeling die door dit kabinetsbeleid alleen maar sterker is geworden. Er is gekeken naar de positie van werkenden met een laag inkomen, maar mensen in een uitkeringssituatie zijn er niks op vooruitgegaan. En als het aan de VVD ligt, gaan die er juist nog verder op achteruit. Ik wil graag van deze staatssecretaris horen wat zij eraan doet om die tweedeling op te heffen. Daar helpt ze de ouders mee en ook de kinderen van ouders die afhankelijk zijn van een uitkering. Gaat ze de tegenprestatie schrappen? Gaat ze nu een keer af van al die idiote regels die mensen juist in een uitkering houden in plaats van hen eruit helpen? De gemeenten zitten pas écht te wachten op dat soort beleidsvrijheid. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Voortman heeft een punt. In de eerste jaren van dit kabinet is de armoede echt gestegen. Mevrouw Voortman weet ook dat dit de uitwas was en het gevolg was van de grote economische crisis. Het rapport waar vanmiddag over gesproken wordt, gaat over de jaren tot en met 2015. Het Sociaal en Cultureel Planbureau zegt dat voor 2016 en waarschijnlijk ook voor 2017 de situatie gelukkig aan het kantelen is. Ik zeg het voorzichtig, maar dat zijn de prognoses. Daar waar het met ons allen beter gaat, gaat het dus ook met deze gezinnen voorzichtig de goede kant op. De tweedeling is in de hele kabinetsperiode geenszins groter geworden. Ik zal er alles aan doen om die tweedeling tegemoet te treden op een manier waardoor die kleiner wordt. Daarom is er die 100 miljoen structureel en zijn er koopkrachtreparaties. 

De laatste vraag van mevrouw Voortman was of we ervoor kunnen zorgen dat mensen vanuit de bijstand makkelijker weer op eigen benen kunnen komen te staan. Kunnen we er dan voor zorgen dat er maatwerk vanuit de bijstand komt en niet alleen maar een stok achter de deur? Daarop zeg ik het volgende. Artikel 18 van de Participatiewet wordt door heel veel wethouders in ons land enorm gehanteerd. Dat is een groot goed. 

De heer Monasch (Monasch):

Vanzelfsprekend steunen we de aanpak van tweedeling in de samenleving. In de afgelopen jaren is er op tal van beleidsterreinen, bijvoorbeeld de verpleeghuiszorg of het onderwijs, geld vrijgemaakt voor bepaalde doelstellingen, maar dat geld is ergens anders terechtgekomen. Daarom praten we nog steeds over problemen in de verpleeghuiszorg en het onderwijs. Zou niet de les van deze vier jaar moeten zijn, voor de staatssecretaris in deze positie of voor haar opvolger, dat het aanpakken van kinderarmoede belangrijker is dan de beleidsvrijheid van gemeenten? We lopen te veel achter de feiten aan. Het duurt te lang voordat iedereen meedoet. Moet de beleidsvrijheid niet aan de kant om een doelstelling, in dit geval op het gebied van kinderarmoede, centraal te stellen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Monasch heeft hier natuurlijk een staatsrechtelijk fenomeen bij de kop, namelijk de vraag wat je precies wilt. Wil je dat gedecentraliseerde taken kunnen worden belegd bij de gemeenten, die heel dicht bij burgers staan en dus echt achter de voordeur kunnen kijken? De heer Monasch weet dat ik daar erg van ben. Edoch, bij zo'n ongelofelijk belangrijk probleem als kinderen en armoede moet je er vanuit dit huis en vanuit het kabinet voor zorgen dat de middelen die ieder jaar opnieuw beschikbaar worden gesteld, structureel 100 miljoen, goed verankerd worden in de gemeenten, in de wijken en in de gezinnen. Daarom knok ik er graag voor dat dit geld gelabeld geld is. Dit geld komt in een specifieke decentralisatie-uitkering en komt dus niet in de algemene uitkering richting gemeenten. Wat mij betreft gebeurt dit tot in lengte van jaren. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van het mondelinge vragenuur. 

De vergadering wordt van 14.57 uur tot 15.03 uur geschorst. 

Naar boven