35 Participatiewet

Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 26/01). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik mag als eerste het woord geven aan mevrouw Karabulut namens de fractie van de SP. U kent de spelregels: twee minuten spreektijd, inclusief het indienen van eventuele moties, die bij voorkeur kort en bondig zijn en geen rare Engelse termen bevatten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Met zo veel informatie komt het goed. De eerste motie gaat over 50-plussers in de Wajong die categoriaal niet herkeurd zouden worden. Nu blijkt dat niet helemaal het geval te zijn, maar het punt is dat degenen met een klein beetje arbeidsvermogen wel worden herkeurd en gekort worden op hun uitkering en inkomen, waardoor ze in de problemen komen omdat ze niet meer kunnen werken. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om 50-plussers in de Wajong na de herindeling categoriaal uit te zonderen van de korting op de uitkering, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 51 (34352). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Eén van de problemen die wij hebben, is dat er tekorten zijn in de sociale werkvoorziening en dat gemeenten en SW-bedrijven daarmee stoeien en er problemen mee hebben. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, bij de Voorjaarsnota te regelen dat het beschikbaar budget per WSW-werknemer meerjarig op basis van een geactualiseerde raming en op een zodanig niveau wordt vastgezet dat de WSW-uitvoering verantwoord blijft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 52 (34352). 

Mevrouw Karabulut (SP):

De staatssecretaris wil ruimte geven aan gemeenten om zonder allerlei vervelende regels te experimenteren met sociale bijstand, maar heeft moeite met de gemeente Amsterdam. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om, binnen het voorgestelde ontwerpbesluit, de gemeente Amsterdam maximaal de ruimte te geven om haar eigen experiment vorm te geven en uit te voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 53 (34352). 

Mevrouw Karabulut (SP):

En dan heb ik nog 23 seconden over, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan mag ik het woord geven aan de heer Kerstens, namens de Partij van de Arbeid. 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen moties, wel een aantal vragen aan het adres van de staatssecretaris. In het algemeen overleg heb ik bij de staatssecretaris opnieuw aandacht gevraagd voor de gekke situatie dat er een groep Wajongers is die nadat ze vaak met pijn en moeite een baan hebben gevonden, daarvoor worden gestraft met een inkomen dat lager is dan als ze niet aan de slag zouden zijn gegaan. Dat is natuurlijk de omgekeerde wereld. Werken moet lonen, zegt iedereen. Laat dat dan ook voor deze groep zo zijn. 

De staatssecretaris heeft toegezegd een en ander snel te onderzoeken en nog voor 15 maart met het verslag daarvan te komen. Graag lees ik daarin ook welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet om aan deze oneerlijke situatie een einde te maken. Overigens zie ik ook graag op zo kort mogelijke termijn het door de staatssecretaris toegezegde nadere onderzoek naar Flextensie tegemoet. Hoe vaak en hoe snel stromen mensen door naar een betaalde baan? Welke tarieven worden gehanteerd? Is sprake van oneerlijke concurrentie en onderbetaling? Is het inderdaad zo dat gemeenten zelf en inlenende werkgevers flink verdienen aan Flextensie en de uitkeringsgerechtigde er maar bekaaid van afkomt? 

Dan ten slotte nog kort het volgende. Het heeft te maken met de momenteel plaatsvindende evaluatie van de zogenoemde ESB-regeling. ESB staat voor leerling met ernstige scholingsbelemmeringen. Bij de uitvoering van die regeling zijn de REA-colleges actief. Ik zou erop willen aandringen om bij die evaluatie aandacht te besteden aan het feit dat leerlingen soms gedurende het schooljaar in het reguliere onderwijs afhaken. Het is van het grootste belang dat zij vervolgens snel op zo'n REA-college aan de slag kunnen. De financiering van een en ander, nu te strak gekoppeld aan het reguliere schooljaar, zou daar wat mij betreft beter op toegesneden moeten worden, zodat leerlingen niet een aantal maanden thuis op de bank belanden. Graag zou ik zien dat de staatssecretaris kijkt of zij daar in het kader van die evaluatie gevolg aan kan geven. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris onmiddellijk kan antwoorden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we natuurlijk ook gesproken over de 50-plussers in de Wajong. We hebben toen ook met elkaar gedeeld dat categoriaal uitzonderen van de korting niet aan de orde is. Wel is helder geworden dat mensen zonder arbeidsvermogen vanaf 1 januari 2018 op 75% van het wettelijk minimumloon blijven zitten en dat we hebben onderkend dat heel veel 50-plussers geen arbeidsvermogen hebben. Dus categoriaal niet, maar in de praktijk zal het zo blijven dat heel veel 50-plussers die nu niet aan de slag zijn en ook niet in een re-integratietraject zitten wel hun 75% houden omdat zij te boek staan als geen arbeidsvermogen hebbend. 

Dan kom ik op de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 52 die de regering verzoekt om bij de Voorjaarsnota te regelen dat het beschikbare budget op een zodanig niveau wordt vastgezet, dat de WSW-uitvoering verantwoord blijft. In het AO heb ik al toegezegd dat ik bij Voorjaarsnota samen met de VNG en Cedris kijk naar de jaarcijfers over 2016. Ik vind het heel plezierig dat we door dit VAO'tje nog een keer kunnen onderstrepen dat SW-bedrijven snel die cijfers leveren zodat we echt ook het momentum van de Voorjaarsnota kunnen benutten. Dus dat ben ik vast van plan. Eigenlijk is deze motie dan ook overbodig en zou ik die dan ook formeel moeten ontraden. 

De voorzitter:

Nee, u moet een keuze maken. U kunt de motie ook overnemen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ontraad de motie omdat ik het al toegezegd heb. 

De voorzitter:

U kunt de motie dus ook overnemen. Dat is een louter technisch advies. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Oké, dank u wel, voorzitter. Ik ga in de context van de Voorjaarsnota inderdaad in conclaaf met Cedris en de VNG om te kijken naar de stand van zaken en om vervolgens te kijken of de financiering van een en ander echt onvoldoende is. Als ik de motie zo kan interpreteren, neem ik deze over. 

De voorzitter:

Dan verifieer ik eerst of dat laatste het geval is wat betreft de indienster. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is correct. 

De voorzitter:

De motie-Karabulut (34352, nr. 52) is overgenomen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik had nog een vraag over de vorige motie. 

De voorzitter:

Dat kan. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De staatssecretaris heeft het over jonggehandicapte 50-plussers zonder arbeidsvermogen. Die worden inderdaad niet gekort op hun uitkering, maar het wrange is dat die kleine groep met een beetje arbeidsvermogen en heel veel inkomensproblemen wel wordt gekort. De motie vraagt of de staatssecretaris bereid is om ook deze groep categoriaal uit te zonderen van de korting op hun inkomen omdat het voor hen praktisch, fysiek en op allerlei andere mogelijke manieren onmogelijk is om dat inkomen zelf aan te vullen, althans als we willen voorkomen dat mensen in armoede en schulden geraken. 

De voorzitter:

Misschien ben ik abuis, maar ik heb de staatssecretaris nog geen oordeel over de motie op stuk nr. 51 horen geven. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ontraad die motie. Het verzoek aan de regering is om alle 50-plussers in de oude Wajong categoriaal uit te zonderen van de korting op de uitkering. Daar hebben we het debat over gevoerd; dat doe ik niet. Ik heb gezegd bij mijn ontrading dat alle Wajongers die geen arbeidsvermogen hebben sowieso uitgezonderd worden en dat iedere keer opnieuw per Wajonger bekeken wordt hoe de situatie is. Dus categoriaal uitzonderen kan niet aan de orde zijn. Derhalve ontraad ik de motie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Zou ik de motie dan dusdanig kunnen aanpassen dat het gaat om de groep met een klein beetje arbeidsvermogen die echt een klap zal krijgen door de korting op de uitkering, aangezien die deze klap nooit door meer uren te werken zal kunnen opvangen, waardoor er een onrechtvaardig verschil ontstaat tussen degenen die echt helemaal niets meer kunnen en degenen die een klein beetje kunnen werken? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik blijf uiteraard bij de ontrading van de motie zoals deze nu voorligt, maar ik vind het wel de moeite waard om met mevrouw Karabulut te bekijken om welke groep het dan precies zou gaan, met dien verstande dat dit niet betekent dat ik dan ook onmiddellijk die uitzondering toeken, want dat moeten we samen eerst nauwgezet bekijken. Deze motie ontraad ik. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Als de staatssecretaris een brief kan toezeggen met informatie over de grootte van de groep en wat we eraan zouden kunnen doen, kan ik deze motie intrekken. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kan uiteraard een brief toezeggen, maar ik denk niet dat wij tot elkander zullen komen. Het gaat echt om de vraag of Wajongers wel of geen arbeidsvermogen hebben. Ik wil het nog wel een keer inzichtelijk maken, met alle plezier, maar ik zeg in alle openheid dat ik niet denk dat wij tot een overeenkomst zullen geraken op dit punt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is een iets ander verhaal dan ik dacht. Dan laat ik de motie zoals zij is en komt zij in stemming. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Prima. 

De laatste motie handelt heel specifiek over de gemeente Amsterdam en de experimenteerruimte. Op zichzelf hebben alle gemeenten ruimte om te experimenteren binnen de Participatiewet. Dat geldt natuurlijk ook voor de gemeente Amsterdam. Als een gemeente gebruik wil maken van de Algemene Maatregel van Bestuur die nu bijna in het Staatsblad staat, moet zij volledig aan de wet voldoen. Die Algemene Maatregel van Bestuur geeft de gemeente namelijk extra instrumenten om een experiment te kunnen uitvoeren. We weten dat de gemeente Amsterdam formeel in haar verordening de tegenprestatie niet volledig heeft opgenomen. Dat is dus een punt van aandacht. De gemeente Amsterdam kan dus wel binnen de Participatiewet experimenteren — dat doet zij ook, op onderdelen — maar als zij wil meedoen in het experiment in het kader van de Algemene Maatregel van Bestuur, wat ik heel erg zou toejuichen, dient de verordening op dat ene punt aangepast te worden. 

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over de motie? 

Staatssecretaris Klijnsma:

In de motie staat: verzoekt de regering om, binnen het voorgestelde ontwerpbesluit, de gemeente Amsterdam maximaal de ruimte te geven. Dat kan niet. Ik ontraad de motie, omdat het voorgenomen ontwerpbesluit waarschijnlijk slaat op de Algemene Maatregel van Bestuur. Ik ontraad dus deze motie. 

De voorzitter:

Had u de vragen van de heer Kerstens al beantwoord? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, daar kom ik nu op. 

De voorzitter:

Ik kijk even naar de klok, want we hebben nog een heel lange agenda voor vandaag. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Oké. 

Ik begin met de vraag over de Wajongers. Ik heb al toegezegd dat ik voor 15 maart inzicht zal bieden in de historie — en dat is een lange — waarbij ik eventuele oplossingsmogelijkheden zal beschrijven. Over Flextensie heb ik al een toezegging gedaan: voor de zomer. Ik doe het even staccato. Over de ESB-regelingen: ik vind het prima om bij de evaluatie te bekijken of de strakke koppeling aan de schooljaren met enige flexibiliteit bejegend kan worden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven