Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 februari 2009 over verbetering dienstverlening en vermindering regeldruk.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De PVV wil niet tornen aan de gemeentelijke autonomie, maar vindt wel dat er enige voorzichtigheid is geboden bij rechterlijke uitspraken. Het is meermaals voorgekomen dat een rechter in eerste aanleg een uitspraak heeft gedaan en gemeenten die uitspraak vervolgens naast zich neerleggen en het staande beleid toch doorvoeren, dit in tegenspraak tot die rechterlijke uitspraak in eerste aanleg. De PVV vindt dat niet wijs, omdat dit tot gevolg kan hebben dat bij het bevestigen van de uitspraak in hoger beroep, er allerlei procedures komen met schadevergoedingen; dat is geld weggooien en is dus niet verstandig. Een voorbeeld hiervan is een circus dat met zijn wilde dieren in een gemeente komt en wordt tegengehouden door deze gemeente omdat deze vindt dat het niet mag vanwege het dierenwelzijn. Er zijn rechterlijke uitspraken waarin staat dat gemeenten dat soort eisen niet mogen stellen; edoch, deze circussen wordt het werken in bepaalde gemeenten toch onmogelijk gemaakt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rechter in eerste aanleg soms een uitspraak doet, waarbij gemeenten en provincies wordt verboden een bepaalde gedraging te verrichten;

constaterende dat sommige gemeenten en provincies in afwachting van een hoger beroep tegen deze uitspraak, de betreffende gedraging toch uitvoeren;

overwegende dat deze gang van zaken, na hernieuwde afwijzing van deze gedraging door de rechter in tweede aanleg, bijna altijd een toegewezen schadeclaim tot gevolg heeft;

spreekt de wens uit dat gemeenten en provincies geen gedraging uitvoeren die reeds door een rechter in eerste aanleg is afgewezen, totdat een rechter in hoger beroep mogelijk anders heeft geoordeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151(29362).

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik snap niets van de motie. Ik weet niet wat er staat en ik weet niet waar zij over gaat. Wij hebben hier een verlengd algemeen overleg. Nu wil ik niet al te formalistisch doen, maar dat betekent dat je moties indient en overleg afrondt over een algemeen overleg. Dat AO ging in dit geval over dienstverlening en regeldruk. En ik kan mij niets van circussen herinneren. Ik heb geen idee waar de heer Brinkman het over heeft. Waar spreken wij vanmorgen over en waar gaat zijn motie over?

De heer Brinkman (PVV):

Ik begrijp niets van deze uitspraken van de heer Van Raak. Ik heb in mijn inbreng tijdens het algemeen overleg heel erg helder hetzelfde voorbeeld aangehaald. Ik heb hetzelfde gezegd. De heer Van Raak mag met alle plezier mijn tekst nog even lezen die ik toen heb uitgesproken. Misschien had hij toen kaas in zijn oren, maar hij heeft in ieder geval niet goed geluisterd. Helaas.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik had mij gemeld als spreker maar ik denk dat ik daarvan kan afzien, gelet op datgene wat de heer Brinkman nu zegt. Ik heb nog wel een vraag aan hem. Sinds wanneer spreken wij hier bij motie wensen uit? Wij kunnen wel wensen dat het mooi weer wordt of dat wij morgen een boterham met hagelslag krijgen in plaats van pindakaas. Maar wat is dit voor een slappe hap? Wij behandelen wetten of wij veroordelen het kabinet in de uitvoering van het beleid, maar wij gaan niet een wens uitspreken dat rechtspersonen of burgers zich, voordat de rechter in finale zin iets heeft gezegd, anders gaan gedragen. Dat soort taal ben ik helemaal niet gewend van de PVV. Die is altijd lekker stevig. Wat hebt u, mijnheer Brinkman?

De heer Brinkman (PVV):

In een kabinet met de PvdA moet je natuurlijk uiteindelijk als oppositie wel iets te wensen hebben. Het hele land gaat namelijk naar de verdoemenis met de PvdA in de regering. Ik heb dan ook wel iets te wensen. Ik weet ook dat rechtspersonen, individuen altijd in hoger beroep mogen gaan. Ik ga hier ook niet beijveren dat dat zou moeten worden tegengehouden. Het enige wat ik kan doen, is vragen aan de staatssecretaris om te gaan praten met de VNG, de gemeenten, en het IPO, de provincies, en hen te verzoeken het oordeel van de rechter in eerste aanleg te honoreren en te bewerkstelligen dat men niet doorgaat met het staand beleid dat door de rechter in eerste aanleg is afgewezen. Dat is het enige dat mij te doen staat. Ik kan het niet verbieden en ik wil het ook niet verbieden, want ik vind dat iedereen recht heeft op een hoger beroep. Vandaar dus de ietwat milde bewoording. De heer Heijnen heeft gelijk dat dat niet des PVV's is, maar wij hebben ons te houden aan de wet, zoals iedere partij hier.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben blij dat ik deze toelichting heb gevraagd en dat de PVV nu ook normale taal gebruikt en verzoeken doet. Ik begrijp namelijk dat in deze motie een verzoek aan het kabinet wordt gedaan om tegen gemeenten te zeggen: als er in gemeente A een uitspraak ligt, moet je in afwachting van een hoger beroep, in gemeente B geen handelingen verrichten die daar haaks op staan. Daar zijn wij het niet mee eens, maar het is helder. Dank voor deze toelichting. Ik verzoek u om dat voortaan iets helderder in moties op te schrijven, want dan weten wij onmiddellijk waar wij aan toe zijn.

De heer Brinkman (PVV):

De motie is al behoorlijk helder. Ik ben echter blij dat ik u deze ochtend blij heb gemaakt.

Mevrouw Smilde (CDA):

Uw motie dwingt een partij er mogelijk toe om in hoger beroep te gaan, terwijl dat helemaal niet hoeft. Mensen kunnen zich ook gewoon neerleggen bij de uitspraak van de rechter in eerste aanleg. Verder wordt in de motie gesproken over een gedraging. Bedoelt u misschien een rechtshandeling? Dat heeft namelijk wel impact.

De heer Brinkman (PVV):

Een gedraging is de juridische term voor het invoeren van een regel of voor het uitvoeren van iets. U moet gedraging zien als een gemeente die iets doet dat een rechter in eerste aanleg heeft verboden. Het is een wettelijke term.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Brinkman zo nadrukkelijk erkent dat hij niet wil tornen aan gemeentelijke autonomie. Dat was in andere omstandigheden wel eens anders. Dat incasseer ik dan maar als winst. Dat geeft ook meteen een beetje mijn oordeel aan. Ik kan mij overigens wel herinneren dat hij dit punt heeft ingebracht in het debat. Het ging daarbij om onnodige procedures die volgens hem niet gevoerd moesten worden. De heer Brinkman haalde toen het voorbeeld van het circus in Alphen aan den Rijn aan.

Ik blijf bij wat ik in het AO ook heb gezegd. Natuurlijk zou het mooi zijn als wij onnodige juridische procedures zouden kunnen voorkomen doordat gemeenten relevante informatie uitwisselen. Dat is altijd van belang. Ik heb in het AO ook gezegd dat de ministeries waar het om gaat of de VNG de gemeenten nu al via een circulaire of een brief informeren over belangwekkende rechterlijke uitspraken. Het blijft dan echter aan de gemeenten om een afweging te maken. Het Rijk zal de gemeenten blijven informeren over belangrijke juridische uitspraken, opdat de gemeenten die afweging ook kunnen maken. Het blijft echter de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten om, als het gaat om vergunningverlening, die afweging te maken. Ik herhaal wat ik toen heb gezegd: ik heb geen enkele behoefte aan deze motie, want het beleid in zijn algemeenheid bij belangwekkende rechterlijke uitspraken is al dat wij gemeenten daarover informeren. Zij kunnen zich daar dan op bezinnen. Zij moeten een en ander zelf afwegen, dus ik ontraad deze motie. Ik wil het punt toevoegen dat mevrouw Smilde maakte. Het kan ook leiden tot uitlokking van verlenging van procedures. Ik kan mij voorstellen dat wij zelfs het omgekeerde effect zouden bereiken, omdat een burger, ondernemer of bedrijf er belang bij kan hebben dat gevolgen van besluiten worden uitgesteld. Er kan dus ook een ongewenst effect optreden. Wij moeten het dus niet doen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben een klein beetje verbaasd over de woordkeuze van de staatssecretaris. Zij zegt: ik heb daar geen enkele behoefte aan. Ik heb haar tijdens het algemeen overleg toch echt horen zeggen dat zij de gedachtegang achter de motie kon begrijpen. Zij heeft ook gezegd dat zij het in beraad zou nemen. Ik heb de staatssecretaris toen gezegd dat zij mij wel een beetje in een lastig parket bracht, omdat de minister naar aanleiding daarvan al antwoorden had gegeven waarin zij meteen verwees naar de gemeentelijk autonomie. Ik vind de opmerking van de staatssecretaris dat zij er geen enkele behoefte aan heeft een beetje vreemd, omdat zij er in eerste instantie toch wel een beetje voor openstond.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat komt omdat ik inderdaad nog eens bekeken heb wat wij doen bij rechterlijke uitspraken. Dat had ik de heer Brinkman beloofd. Nu blijkt dat belangwekkende rechterlijke uitspraken die een gemeente betreffen, in de praktijk gewoon worden gemeld aan de gemeente. Het blijft echter altijd aan de gemeenten zelf om de afweging te maken. Dat bestrijdt de heer Brinkman ook niet, gelet op zijn eerste zin. Ik doe op zich niets af aan de wens van de heer Brinkman, en ik had er ook begrip voor. Ik heb toen gezegd dat het inderdaad gek is als je niet van elkaar leert. Wij doen het echter al. De motie is dus volstrekt niet nodig, nog daargelaten dat sommige formuleringen niet goed zijn. Als er uitspraken zijn, informeren wij gemeenten daarover, maar de afweging blijft op gemeentelijk niveau en dat wil ik graag zo houden. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Brinkman (PVV):

Het gaat mij er alleen om dat de staatssecretaris in gesprek gaat met de VNG en het ipo om aan te geven dat zij in ieder geval de uitspraak van de rechter in eerste aanleg dienen te honoreren en ernaar dienen te handelen. Dat is het enige wat ik van de staatssecretaris vraag; niet meer en niet minder.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Zoals ik al gezegd heb, doen wij dat ook, om onnodige procedures te voorkomen. In belangwekkende gevallen zullen wij dat ook blijven doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemming over de motie vindt plaats aan het einde van de vergadering.

De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.15 uur geschorst.

Naar boven