Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 januari 2009 over de Nota Agenda Landschap.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik zal, om tijd te besparen, de motie meteen voorlezen. Overigens is het zelfs een SGP-waardige motie die ik indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om agrarisch ondernemerschap en vakmanschap centraal te stellen ten behoud en beheer van Oud-Hollandse landschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31253).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. De motie is overduidelijk en behoeft geen toelichting.

De JacobKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet de ambitie heeft om met de Agenda Landschap de waardering van het landschap te verhogen van een rapportcijfer 7,3 naar 8,0 door een mooi en gevarieerd landschap te behouden en te ontwikkelen;

overwegende dat het Rijk verantwoordelijk is voor de Nationale Landschappen;

overwegende dat er een tekort is aan financiële middelen voor het beheer van de Nationale Landschappen;

constaterende dat in het coalitieakkoord is voorzien in een intensivering van jaarlijks circa 3 mln. voor landschap voor de pijler duurzame leefomgeving;

van mening dat het niet wenselijk is om deze middelen versnipperd in te zetten voor procesgelden en landschapscampagnes, maar in te zetten voor de uitvoering;

constaterende dat de procesondersteuning van de vier pilotgebieden al is gefinancierd op de begroting van VROM met het amendement-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van Heugten;

verzoekt de regering om voor de Nationale Landschappen een fonds op te richten per Nationaal Landschap en dit te voeden met de intensiveringsgelden uit het coalitieakkoord (3 mln./jaar), ter besteding in de uitvoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31253).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben een buitengewoon boeiende discussie gehad over het rapport van Rinnooy Kan. Het is goed om een aantal zaken daarin nader te duiden. Daarom zal ik drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naar aanleiding van de motie-Cramer/Atsma (31200-XIV, nr. 121) het kabinet zich recent heeft laten adviseren over financiering van landschap en de Taskforce Rinnooy Kan expliciet heeft gevraagd aandacht te besteden aan "bovenplanse verevening" als mogelijke financieringsbron voor aanleg en onderhoud van landschap;

overwegende dat de Taskforce in zijn advies pleit voor de ontwikkeling van verplichtende mechanismen om rode ontwikkelingen binnen agrarische cultuurlandschappen te laten meebetalen aan landschapsmaatregelen uit een provinciaal landschapsfonds;

verzoekt de regering, voor de zomer van 2009 met een voorstel te komen om bovenplanse verevening verplicht toe te passen, bijvoorbeeld via een wijziging van het Besluit Ruimtelijke Ordening, en ten goede te laten komen aan het landschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31253).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het advies van de Taskforce Rinnooy Kan een pakket aan maatregelen voorstelt voor bekostiging van behoud en herstel van het Nederlandse landschap;

overwegende dat de Taskforce pleit voor een nationaal landschapsfonds en provinciale landschapsfondsen die gevuld worden middels de voorgestelde maatregelen, waaronder bovenplanse verevening;

van mening dat het onwenselijk is om slechts een aantal van de voorgestelde maatregelen in overweging te nemen omdat dit de samenhang en mogelijke opbrengsten van maatregelen sterk vermindert;

verzoekt de regering, de Kamer voor de zomer te informeren over de uitwerking van het pakket aan maatregelen die zijn voorgesteld door de Taskforce Rinnooy Kan en de instelling van een nationaal landschapsfonds en provinciale landschapsfondsen, al dan niet onder beheer van het Nationaal Groenfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31253).

De Kamer,

gehoord de Cramerberaadslaging,

constaterende dat uit de MKBA "Investeren in landschap. Opbrengst: geluk en euro's" blijkt dat een mooi landschap een waardeverhogend effect heeft op onroerend goed en dit tot uitdrukking komt in een verhoogde ozb-waarde;

van mening dat het wenselijk is dat een deel van de meerwaarde opnieuw wordt geïnvesteerd in landschap en in onderhoud en beheer hiervan;

overwegende dat het de kunst is om kosten en baten op een slimme manier aan elkaar te koppelen;

overwegende dat de precieze omvang van de meerwaarde echter nog onduidelijk is en het wenselijk is dat hiervoor indicatoren worden ontwikkeld;

verzoekt de regering, een van de pilotgebieden voor uitwerking van het Deltaplan "Nederland weer mooi" expliciet te gebruiken voor het genereren van deze gegevens en te onderzoeken hoe de baten van investeringen in het landschap ten goede kunnen komen aan het in stand houden van ons cultuurlandschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31253).

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter. Het algemeen overleg was een goed overleg over de belangwekkende Nota Agenda Landschap. De CDA-fractie dient daarover twee moties in, om te bereiken dat meer boeren actief gaan meedoen in het beheer van ons landschap. Daarvoor is met name de eerste motie bedoeld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat indien door boeren agrarische grond wordt ingebracht voor landschapselementen of natuurontwikkeling er sprake is van geïnvesteerd vermogen waar redelijkerwijs een vergoeding tegenover zou moeten staan;

overwegende dat in de huidige regelingen voor agrarisch natuurbeheer er slechts sprake is van vergoeding voor kosten van inrichting en beheer en bij natuurbeheer een eenmalige vergoeding in geval van functiewijziging van de grond;

constaterende dat boeren terughoudend zijn voor een functiewijziging van landbouw naar natuur vanwege externe werking (belemmeringen van de agrarische bedrijfsvoering);

verzoekt de regering om binnen de kaders van het (nieuwe) Programma Beheer de mogelijkheden te onderzoeken om in de vergoedingsregelingen voor agrarisch natuurbeheer voortaan ook een kapitaallastenvergoeding op te nemen en de Kamer hiervoor medio 2009 nadere voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heugten, Jacobi en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31253).

De heer Van Heugten (CDA):

De tweede motie heeft de bedoeling, de effectiviteit van ons landschapsbeheer te vergroten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij aanleg van infrastructuur en bebouwing vaak sprake is van compensatie van aangetast of verloren gegaan groen;

overwegende dat dit beginsel wettelijk in strikte regels is vastgelegd en er onder andere per project moet worden gecompenseerd;

overwegende dat deze aanpak tot veel versnipperde initiatieven leidt voor de incidentele aanleg van nieuw groen;

overwegende dat dit in een aantal gevallen duurzamer en efficiënter zou kunnen middels een afdracht aan een (regionaal) fonds waaruit duurzaam in de versterking van landschap en natuur wordt geïnvesteerd en ook beheerd;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om de regels voor groencompensatie bij de aanleg van infrastructuur en bebouwing zodanig aan te passen, dat ook via een (regionaal) fonds voor landschaps- en natuurbeheer kan worden gecompenseerd en de Kamer hierover medio 2009 nadere voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heugten en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31253).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De materie van de motie die ik zal indienen is in het algemeen overleg, dat een goed overleg was, ruimschoots aan de orde geweest. Ik denk dat de inhoud van de motie zichzelf verklaart en geen verdere toelichting behoeft.

De Kamer,

gehoord de Van der Vliesberaadslaging,

overwegende dat in overleg met de provincies waardevolle agrarische cultuurlandschappen aangewezen zullen worden;

van mening dat de samenhang met het beleid ten aanzien van de nationale landschappen onduidelijk is en de vorming van een nieuwe gebiedscategorie niet de voorkeur heeft;

overwegende dat middels de omvorming van het Programma Beheer werk gemaakt wordt van hogere, marktgeoriënteerde vergoedingen voor natuur- en landschapsbeheer;

verzoekt de regering, alleen waardevolle agrarische cultuurlandschappen aan te (doen) wijzen binnen de fysieke en beleidsmatige kaders van de nationale landschappen;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat in deze landschappen alleen op vrijwillige basis afspraken gemaakt worden met agrarische ondernemers en zij geen beperkingen opgelegd krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Snijder-Hazelhoff en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31253).

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik geef een reactie op de motie-Cramer/Jacobi op stuk nr. 11, waarin de regering wordt verzocht voor de zomer van 2009 met een voorstel te komen om bovenplanse verevening verplicht te gaan toepassen. Deze motie ontraad ik. Wij hebben een onderzoek lopen naar bovenplanse verevening; de uitkomst komt in het najaar van 2009. De aanpassing van de nieuwe WRO zal zoals afgesproken pas plaatsvinden in 2010. Wanneer wij de nieuwe WRO evalueren, is dat ook het moment om nieuwe mogelijkheden te overwegen.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik wil graag eerst de motie van de heer Graus op stuk nr. 9 behandelen, waarin de regering wordt verzocht om agrarisch ondernemerschap en vakmanschap centraal te stellen ten behoud en beheer van oud-Hollandse landschappen. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid. Dit verwijst naar het advies van de Taskforce Rinnooy Kan. Dit punt wordt ook bekrachtigd in de Agenda Landschap.

De motie van mevrouw Jacobi op stuk nr. 10 verzoekt de regering om voor de Nationale Landschappen een fonds op te richten per Nationaal Landschap en dit te voeden met de intensiveringsgelden uit het coalitieakkoord, 3 mln. per jaar. Deze motie moet ik ontraden. In de eerste plaats komt het leeuwendeel van deze 3 mln. al ten goede aan de Nationale Landschappen. In de tweede plaats vind ik het onverstandig om per Nationaal Landschap een apart fonds op te richten. Wij krijgen dan weer geweldig veel schotjes en bureaucratie en daardoor verlies aan effectiviteit en ook verwarring: bij wie moeten wij nu aankloppen? In de derde plaats is die 3 mln. niet meer vrij te besteden. Dit bedrag is gelabeld voor de landschapscampagne, de burgerparticipatie en de procesondersteuning in de voorbeeldgebieden en het landschapsherstelplan. Dat is de reden waarom ik deze motie moet ontraden.

De motie van de heer Cramer op stuk nr. 13 verzoekt de regering een van de pilotgebieden voor uitwerking van het Deltaplan "Nederland weer mooi" expliciet te gebruiken voor het genereren van de gegevens – dat heeft te maken met ozb-waarde – en te onderzoeken hoe de baten en investeringen in het landschap ten goede kunnen komen aan het in stand houden van ons cultuurlandschap. De voorbeeldgebieden zijn al ingesteld. Die pilots zijn nu gaande en lopen dus. Wij gaan niet over de ozb en op dit moment ook niet meer over de ozb in de voorbeeldgebieden. Dit zou een top downsturing halverwege betekenen in de voorbeeldgebieden. In twee van de vier voorbeeldgebieden wordt al wel gewerkt aan de relatie woningbouw en landschap. Ik vraag de indieners van deze motie om eerst het resultaat daarvan af te wachten.

De motie op stuk nr. 14 van de heer Van Heugten verzoekt de regering om binnen de kaders van het nieuwe programma Beheer de mogelijkheden te onderzoeken om in de vergoedingsregelingen voor agrarisch natuurbeheer voortaan ook een kapitaallastenvergoeding op te nemen en de Kamer hiervoor medio 2009 nadere voorstellen te doen. In het nieuwe programma Beheer, dat als het goed is in 2010 van start gaat en dan van kracht wordt, is alles zorgvuldig meegewogen. Ik laat bij deze motie het oordeel aan de Kamer over, maar ik merk er nog wel het volgende bij op.

Het is niet zo dat boeren agrarische grond inbrengen op het moment dat zij agrarisch natuurbeheer gaan doen. Er is dus geen sprake van geïnvesteerd vermogen. Bij agrarisch natuurbeheer – dat is nu juist het verschil met particulier beheer – blijft de grond gewoon in het bezit van de boer en houdt die grond ook een agrarische bestemming. Als er sprake is van inkomstenderving wordt die nu al vergoed en dat zal ook in het nieuwe systeem gebeuren. Dat betekent dat ik geen hoge, nieuwe verwachtingen heb van dat onderzoek, maar ik zal het zorgvuldig meewegen in het nieuwe programma Beheer. Daarom laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer over.

De heer Van Heugten (CDA):

De minister zegt dat zij het zorgvuldig gaat meewegen in het nieuwe programma Beheer, maar ik proef in haar uitleg dat zij onder kapitaallasten iets anders verstaat dan in de motie wordt bedoeld. In de motie wordt met kapitaallasten het volgende bedoeld: de boer heeft grond waar nu mais op staat en vervolgens wordt het natuurgrond. Die grond maakt onderdeel uit van zijn geïnvesteerde vermogen. De boer rekent nu in de kostprijs van de mais een rentelast mee en in de kostprijs van het agrarisch natuurbeheer wordt die rentelast structureel buiten beschouwing gelaten. Proef ik nu goed dat de minister in het nieuwe programma Beheer die rentelast wel zorgvuldig mee gaat wegen en onderzoeken? Dat is namelijk de vraag van de motie.

Minister Verburg:

Ik zal het zorgvuldig nagaan, maar volgens mij krijgt de boer daarvoor op dit moment via de huidige voorzieningen al een vergoeding. De boer blijft eigenaar van de grond: op het moment dat de overeenkomst voor agrarisch natuurbeheer afloopt en de boer besluit weer mais op het land te zetten, is er geen sprake van verlies. Dit betekent ook dat er per saldo geen sprake is van kapitaalverlies. Dat is het punt, maar misschien is er enige spraakverwarring en dan hoor ik het graag. Ik ben heel zorgvuldig – de provincies zijn dat overigens ook – in het meenemen van alle kosten die worden gemaakt, maar het moet wel om reële zaken gaan. Wij gaan hier niet aan luchtfietserij doen.

De motie op stuk nr. 15 is ook van de heer Van Heugten. Als het gaat om het bundelen, om het tegengaan van het versnipperen van natuurcompensatie, kan ik mij ten zeerste vinden in deze motie. Ik waarschuw weer voor het creëren van nieuwe fondsen. Als de motie doelt op het bundelen van de krachten van verschillende compensatiemogelijkheden zodat je een stevig natuurcompensatiegebied kunt aanwijzen en inrichten, zie ik haar als ondersteuning van beleid.

Ook de motie op stuk nr. 16 van de heer Van der Vlies zie ik als ondersteuning van beleid. In het algemeen overleg heb ik op een vraag van de heer Van der Vlies ik al gezegd dat wij niet van plan zijn om een aparte categorie in te stellen voor agrarische cultuurlandschappen. Dat betekent ook dat wij er geen apart regime en dus ook geen wetgeving en verplichtingen aan willen verbinden.

De motie op stuk nr. 12 van de heer Cramer zie ik eveneens als ondersteuning van beleid. Ik heb op 28 januari al tegen de Kamer gezegd dat ik bezig ben met een inventarisatie bij provincies en dat ik in de loop van dit jaar met concrete voorstellen naar de Kamer zal komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal hedenavond worden gestemd.

Naar boven