Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 91, item 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 91, item 75 |
Aan de orde is het VAO MIRT (AO d.d. 25/06).
De voorzitter:
Ik word aangemoedigd om weer te beginnen. Aan de orde is het VAO MIRT. De heer Van Aalst krijgt als eerste het woord.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga zo beginnen met vier moties, maar dat ga ik redden.
Voorzitter. Laat ik beginnen met de N35.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer heeft aangegeven prioriteit te geven aan de aanpak van de N35;
van mening dat de minister hier gehoor aan moet gaan geven;
verzoekt de regering nog voor het najaarsoverleg-MIRT een positief besluit te nemen over de aanpak van de N35 inclusief een sluitende begroting, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan de volgende motie, over de verbreding van de A67.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aanpak van de volledige A67 blijft steken;
van mening dat de aanpak van de A67 wel hard nodig is;
verzoekt de regering om de benodigde verbreding van de A67 naar twee keer drie rijstroken tussen Eindhoven en Venlo zo spoedig mogelijk te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan de laatste motie over infrastructuur, tenminste als het gaat over asfalt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de markt tal van goede ideeën zijn om bij te dragen aan innovatieve, betaalbare en degelijke infrastructurele projecten;
van mening dat de overheid dit soort initiatieven vanuit de markt moet faciliteren in plaats van afstoten;
verzoekt de regering waar mogelijk belemmerende regelgeving weg te nemen voor innovatieve ideeën uit de markt voor de aanleg van infrastructuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. De laatste motie gaat over de concessie IJssel-Vecht.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er grote problemen zijn ontdekt bij de aanbesteding IJssel-Vecht;
van mening dat hier drie provincies en honderden miljoenen euro's mee gemoeid zijn en dus groter is dan een provinciale kwestie;
verzoekt de regering een regierol te nemen in de aanbesteding IJssel-Vecht en de betrokken provincies duidelijk te maken dat, zolang het onderzoek naar de onregelmatigheden loopt, de concessie niet in kan gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan heb ik in de laatste twintig seconden nog net tijd voor mijn laatste opmerking. Ik wil het de minister toch even meegeven: wil zij aan de marxistische republiek Amsterdam voor eens en altijd duidelijk maken dat de Coentunnel rijksinfrastructuur is en dat ik het niet gewenst vind dat zij zich daarmee bemoeien?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Aalst.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Twee moties. Als ik eraan toekom, stel ik aan het eind nog een vraag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister een 70 meter diepe en 3,7 kilometer lange damwand wil aanleggen voor de verbreding van de A27 bij Amelisweerd;
constaterende dat de Commissie voor de m.e.r. aangeeft dat de gevolgen hiervan voor het klimaat en het verbruik van grondstoffen in de geactualiseerde MER ten onrechte niet beschreven zijn;
constaterende dat bij het gebruik van 630.000 m3 beton, het onttrekken van grote hoeveelheden water en de aanleg van deze damwand een grote ecologische voetafdruk te verwachten zal zijn;
constaterende dat het ministerie op 15 juni kwam met haar strategie Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten, waarin zij aangeeft dat binnen tien jaar circulair gewerkt wordt en infraprojecten klimaatneutraal zijn;
verzoekt de regering de klimaat- en milieugevolgen van deze damwand te onderzoeken, bijvoorbeeld middels een life cycle assessment, voordat een besluit genomen wordt over het tracébesluit,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dan motie twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Hordijk het afkappen van de verkeersemissies op 5 kilometer van de weg "niet verdedigbaar" vindt "omdat het grootste gedeelte van de ammoniak- en stikstofdepositie op grotere afstanden plaatsvindt";
verzoekt de regering geen wegenprojecten te (laten) vergunnen zolang niet de volledige emissies worden meegenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
In 36 seconden kan ik inderdaad nog mijn vragen stellen. De minister zei toe: misschien kijken we hoe duurzaamheid beter meegenomen kan worden in de MIRT-spelregels. We zien ook de heel ambitieuze strategie naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfraprojecten en een circulaire rijksinfrastructuur. De toezegging die de minister in het AO deed, vond ik nog wel een beetje vaag. Zij werd ook niet meegenomen in de lijst van toezeggingen, dus ik zou toch nog graag van de minister horen hoe zij het thema duurzaamheid verder gaat brengen in die hele MIRT, want wij vinden dat het tenslotte niet bij mooie woorden kan blijven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Postma, CDA.
Mevrouw Postma (CDA):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ongeveer een vijfde van de files veroorzaakt wordt door ongevallen, waardoor verkeersveiligheid van grote invloed is op de bereikbaarheid;
overwegende dat in de NMCA de mobiliteitsopgaven op objectieve wijze in kaart worden gebracht;
verzoekt de regering verkeersveiligheid als belangrijke pijler mee te wegen in de nieuwe NMCA,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Postma (CDA):
Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bijna de gehele Kamer vorig jaar een positieve grondhouding en de wil heeft uitgesproken om in de periode na de huidige concessie een directe intercity Randstad-Eindhoven-Heerlen-Aken te laten rijden;
constaterende dat de NS een alternatief hiervoor heeft uitgewerkt;
overwegende dat er kansen liggen om vanaf 2025 een directe intercity te laten rijden als wordt voldaan aan randvoorwaarden zoals materieel, exploitatie en infrastructuur;
overwegende dat het grootste deel van de lijn binnenlands treinvervoer is, waarbij maar een klein deel over de grens ligt;
verzoekt de regering haast te maken met het uitwerken van de mogelijkheden van een directe intercityverbinding Randstad-Eindhoven-Heerlen-Aken vanaf 2025 en hierbij ook de mogelijkheid in kaart te brengen om dit binnen de nieuwe concessie van het hoofdrailnet te brengen;
verzoekt de regering tevens de uitwerking voor het debat over spoorordening in het najaar naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Deze motie wordt dus door praktisch alle partijen mede ingediend. Heeft u nog vragen?
Mevrouw Postma (CDA):
Ja, ik heb nog drie vragen. Over de N35 heeft de minister vandaag gebeld, begreep ik. Er is een afspraak op 26 augustus. Ik ben heel benieuwd of het gezamenlijke einddoel van de N35 en de condities tijd, geld en de oplossingsrichting op de agenda van dat overleg staan. Kan de minister dat toezeggen?
Ik heb een vraag over de Lelylaan voor de staatssecretaris. Welke onderzoeken lopen er nog meer? Kan de staatssecretaris toezeggen dat deze onderzoeken zijn afgerond voor het volgende NO MIRT en dat de resultaten ervan voor het NO MIRT met de Kamer gedeeld worden?
Mijn laatste punt gaat over de A4. De A4 wordt verbreed. Inwoners van Rijswijk, Den Haag en Leidschendam-Voorburg maken zich terecht zorgen over de leefbaarheid van hun woonomgeving. Graag overhandig ik de petitie die ik van hen heb gekregen. Ik wil de minister vragen om hierop een schriftelijke reactie te geven en die voor het einde van de zomer naar de Kamer te sturen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dijkstra heeft nog een vraag aan u.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja, ik heb nog een vraag over die tweede motie, met al die namen eronder, over die treinverbinding. Ik wil de staatssecretaris wel meegeven dat de VVD het van belang vindt dat het een open wedstrijd is. Het moet niet zo zijn dat de NS automatisch die concessie krijgt en dat het automatisch bij het hoofdrailnet hoort. Ik hoop dat de staatssecretaris daar in haar beantwoording op kan ingaan. Ik geef haar dit mee namens de heer Ziengs.
De voorzitter:
Dat is een hele indirecte. Dank, mevrouw Postma. Het woord is aan de heer Laçin van de SP. Gaat uw gang.
De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Al vanaf dag één trekken wij met het CDA samen op om de intercityverbinding Randstad-Heerlen-Aken mogelijk te maken. Ik ben blij om te zien dat heel veel partijen zich er inmiddels bij hebben aangesloten. Ik vind het eigenlijk wel een beetje een rare opmerking van de heer Dijkstra, omdat de naam van zijn collega Ziengs onder de motie staat en die dus ook gewoon zegt: doe het binnen die concessie. Maar goed, dat moet de heer Dijkstra zelf weten. Ik ben blij met de brede ondersteuning en ik hoop dat de staatssecretaris de motie zal omarmen.
Ik heb zelf een motie over een andere lijn, die ik zelf ontzettend belangrijk vind, de Lelylijn. Ik hoorde daar ook al vragen over. Ik vind het gek dat we vorige week donderdag tijdens het AO MIRT een heel debat gevoerd hebben terwijl er al een onderzoeksrapport klaarlag. Dat hebben we gisteren pas gekregen, terwijl we dat net zo goed tijdens het AO hadden kunnen behandelen. Jammer dat de staatssecretaris dat niet op tijd met ons heeft gedeeld. Ik wil een kleine volgende stap zetten, een motie in lijn met de vragen die mevrouw Postma stelde.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het potentieonderzoek verbeterde ov-verbinding Noord-Nederland-Randstad laat zien dat de Lelylijn meer potentie heeft dan een busverbinding en een efficiëntere besteding van belastinggeld is dan verbetering van bestaand spoor;
overwegende dat verbetering en versterking van de arbeidsmarkt, de woningmarkt en het vestigingsklimaat in steden langs de Lelylijn bijdragen aan een gunstigere MKBA, en het rapport er dan ook toe oproept om dit verder in kaart te brengen;
verzoekt de regering om bij de bestuurlijke overleggen nadrukkelijk uitvraag te doen naar de kansen die Flevoland, Drenthe, Friesland en Groningen voor de versterking en verbetering zien, en de Kamer hierover voor het notaoverleg MIRT van dit najaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Laçin (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Dijkstra, VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het project Zuidasdok met tegenslagen kampt;
constaterende dat de bijdrage van de stad Amsterdam met circa 13,8% aan het totale project zeer beperkt is;
constaterende dat realisatie van project Zuidasdok van grote maatschappelijke en economische meerwaarde is voor de regio en de stad Amsterdam;
verzoekt de regering bij de dekking van het tekort voor het project Zuidasdok de grote maatschappelijke en economische meerwaarde en de lokale baten beter tot uitdrukking te laten komen in de verhouding tussen de financiële bijdragen van stad, regio en Rijk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het bestuursoverleg Noordwest-Nederland het Rijk is overeengekomen in het najaar van 2020 een startbeslissing te nemen over de verbreding van de A12 Gouda-Utrecht en de ambitie uitgesproken heeft om alle plannen voor 2030 te realiseren;
constaterende dat de vraag naar woningen groot is en mobiliteitsgevolgen heeft, waarbij de gemeente Utrecht nog wat huiverig is voor woningbouw op de locatie Rijnenburg;
verzoekt de regering om te zorgen dat in de besluitvorming over de MIRT-projecten A12 Gouda-Oudenrijn, U Ned en de woningbouw rond Utrecht met grootschalige woningbouw van project Rijnenburg rekening wordt gehouden, dit goed op elkaar af te stemmen, voor zowel fiets, ov als de auto,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Postma heeft een vraag aan u.
Mevrouw Postma (CDA):
Ik wil toch even terugkomen op de motie van daarnet en de tekst die de heer Dijkstra uitsprak. De tekst van de motie blijft wat ons betreft de motie, dus de vraag is: wil de VVD dan onder motie uit, of moet die anders worden geïnterpreteerd? Want wat ons betreft blijft de tekst van de motie gewoon de motie.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Waar gaat het over? Over een vorige motie?
Mevrouw Postma (CDA):
Het gaat over de motie over de trein van de Randstad naar Eindhoven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De motie waar de heer Ziengs onder stond. De heer Ziengs staat gewoon onder die motie en hij heeft mij vanavond nog meegegeven: stel duidelijk aan de orde dat het niet een automatisme is dat de NS altijd zomaar alles krijgt. Als wij goede kwaliteit willen, moeten we ook openstaan voor meerdere aanbieders, en de staatssecretaris gaat daar zo op reageren.
Mevrouw Postma (CDA):
Dus de tekst van de motie blijft gewoon de motie en de VVD blijft daar onder staan.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Plus de vraag die er ligt, ja.
De voorzitter:
Dit is een interessante figuur aan het worden. Laat de heer Dijkstra zijn derde motie indienen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik zie er geen tegenstelling in. Ik heb een vraag gesteld aan de staatsecretaris. Zij zal daarop antwoorden.
Ik dien mijn derde motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Commissie al enige tijd belanghebbenden consulteert over de herziening van de TEN-T-verordening;
overwegende dat de verbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland een van de vele speerpunten is in het Toekomstbeeld OV 2040 en dat de onderzoeken naar de snellere treinverbindingen richting Noord-Nederland inmiddels zijn afgerond;
verzoekt het kabinet in de consultatie van de TEN-T-verordening de kansen voor de internationale verbinding Amsterdam/Groningen-Scandinavië te steunen, en waar mogelijk snel personenvervoer richting Hamburg hieraan toe te voegen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De heer Schonis, D66.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Ik doe het dit jaar eens even helemaal anders. Ik heb geen moties, dus ik kan eens even lekker twee punten wat breder toelichten en daarover vragen stellen aan de bewindspersonen.
Ik zal beginnen met het traject waar de heer Laçin en anderen ook al over gesproken hebben, namelijk de Lelylijn. Als één project kan laten zien dat je letterlijk heel Nederland met elkaar verbindt en dat het een goede investering is voor zowel de infrastructuur als de economie van Nederland, dan is dat de Lelylijn toch wel. Uit het onderzoek dat gisteren is gepubliceerd, blijkt toch dat er kansen zijn voor deze lijn en dat het een kansrijk project is. Daarom heb ik een aantal vragen aan de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris mij aangeven hoe zij het proces voor zich ziet om te komen tot realisatie van de Lelylijn? Welke concrete stappen gaat de staatssecretaris deze zomer ondernemen om dit project in ieder geval een stap verder te brengen? En op welke wijze betrekt zij daar de noordelijke provincies bij? Uiteindelijk moet het doel toch zijn — en ik hoop dat de staatssecretaris dat met mij eens is — dat dit project nou bij uitstek het project is dat boven op het stapeltje zou moeten komen te liggen als we zo meteen dat investeringsfonds hebben, dat Wopke/Wiebes-fonds? Het heeft al allerlei namen gehad. Dit is nou bij uitstek een project waar je met een goede investering in duurzame mobiliteit Nederland echt een stapje verder mee helpt.
Dan mijn tweede punt, ook een beetje de actualiteit van deze week. De planbureaus hebben dinsdag opnieuw bevestigd dat we, om het autoverkeer in Nederland ook na 2030 door te kunnen laten rijden, echt anders moeten gaan betalen voor ons autogebruik, liefst rekeningrijden met een spitsheffing. Daar pleit D66 natuurlijk al langer voor. Met een slimme heffing ben je immers op tijd op de zaak zonder in de file te staan. Wij willen dat de minister zo snel mogelijk de drie voorstellen uitwerkt voor rekeningrijden, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Mijn vraag aan de minister is: neemt het kabinet in die voorstellen dan ook mee hoe rekeningrijden kan bijdragen aan de ambitie — die staat trouwens ook in het Klimaatakkoord — om in 2030 enkel nog uitstootvrije auto's te verkopen in Nederland?
Ik heb nog zeven seconden. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Kröger, GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb een drietal moties, dus ik ga snel van start.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de fiets de schoonste en gezondste vorm van vervoer is en daardoor een bijdrage kan leveren aan ons klimaatbeleid en de leefbaarheid;
overwegende dat door de coronacrisis het gebruik van de fiets nog meer zal groeien;
overwegende dat om de fiets ruim baan te geven investeringen in infrastructuur en de inrichting van de openbare ruimte noodzakelijk zijn;
verzoekt de regering om coulant om te gaan met een verhoging van het plafond van de regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2020-2021, als de aangevraagde rijksbijdrage voor fietsmaatregelen het plafond overschrijdt en de aanvragen in voldoende mate bijdragen aan het verbeteren van de verkeersveiligheid;
verzoekt de regering om de decentrale overheden te vragen te komen met plannen voor snelfietsroutes en deze te betrekken bij de BO's MIRT en daarover terug te koppelen aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de commissie-Hordijk heeft geadviseerd over de rekenmodellen die gebruikt worden voor stikstofberekeningen van het wegverkeer;
overwegende dat de commissie constateert dat het niet verdedigbaar is dat de stikstofneerslag bij wegen anders wordt berekend dan die bij een veestal;
overwegende dat het kabinet nog met een appreciatie van dit rapport moet komen, wat mogelijk gevolgen heeft voor hoeveel stikstofdepositie er voor diverse projecten wordt berekend en/of wat stikstofmaatregelen opleveren voor de natuur;
overwegende dat voorkomen moet worden dat het Rijk in de planning en uitvoer van de zeven MIRT-projecten door juridische problemen overvallen wordt;
verzoekt de regering duidelijkheid te verschaffen over hoe het advies van de commissie-Hordijk wordt uitgevoerd, alvorens nieuwe processtappen worden gezet bij projecten waar extern salderen en verkeersemissies een rol spelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het versterken van het internationaal spoor een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bereikbaarheid van Nederland en het klimaat- en stikstofbeleid van dit kabinet;
overwegende dat er op dit moment verschillende initiatieven zijn — waaronder het Air Rail Plan en de Green Deal — om het internationaal spoor te stimuleren;
overwegende dat Nederland ook in samenwerking met andere landen een TEN-T-traject voor personenvervoer kan aandragen bij de Europese Commissie;
overwegende dat er met diverse landen, waaronder Oostenrijk en Zweden, gesprekken zijn over een verbinding per nachttrein;
verzoekt de regering haar plannen, inclusief de prioriteiten voor het stimuleren en versterken van internationale spoorverbindingen, voor het notaoverleg MIRT met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Tot slot mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb een motie over het internationale spoor en het Europese geld dat daarvoor ter beschikking is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat goede en snelle internationale treinverbindingen essentieel zijn voor een goede verbondenheid met de rest van Europa;
overwegende dat de Kamer bovendien heeft uitgesproken dat korteafstandsvluchten zo veel mogelijk omgezet zouden moeten worden in snelle internationale treinverbindingen;
overwegende dat de Kamer in een aantal recente moties aan de regering heeft gevraagd om ambitieus en breed in te zetten op verbetering van grensoverschrijdende snelle spoorverbindingen;
overwegende dat uit EU-informatie blijkt dat Nederland niet of nauwelijks gebruikmaakt van Europese TEN-T-middelen voor personenvervoer;
overwegende dat de beleidsontwikkeling rond het nieuwe TEN-T-kader op EU-niveau bijna is afgerond;
verzoekt de regering om maximale cofinanciering voor Nederlandse budgettaire middelen te krijgen uit EU-middelen, door een plan op te stellen om effectief op het TEN-T-programma van de EU in te spelen en in te zetten op maximale benutting door Nederland van TEN-T-middelen voor internationale spoorverbindingen, en de Kamer hierover uiterlijk in de tweede helft van september 2020 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Dank u wel.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. De minister had wat meer moties, dus die is nog met de laatste details bezig. Ik dacht: dan begin ik vast met de motie over het spoor. Veel dank. Ik zal de motie op stukken nrs. 100, 104, 105, 108, 111 en 112 doen. De minister doet de overige moties.
De eerste motie, op stuk nr. 100, is van de heer Van Aalst. Hij vraagt om de regierol te nemen in de aanbesteding IJssel-Vecht. Het CDA heeft ook schriftelijke vragen gesteld over dit onderwerp aan de staatssecretaris van EZK. Die zijn vandaag beantwoord. Het gaat echt om aanbestedingen in zijn algemeenheid. Specifiek over deze concessie zie ik geen rol voor mij weggelegd, want de aanbesteding is een verantwoordelijkheid van de provincies Overijssel, Flevoland en Gelderland. Het is nadrukkelijk iets wat in de Staten besproken moet worden. Natuurlijk ben ik het met de heer Van Aalst eens dat van fraude geen sprake mag zijn, dus ik neem aan dat dit alle aandacht in de Staten krijgt. Ik ontraad de motie.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat is nou juist de reden dat die motie vandaag is ingediend. Het zou inderdaad bij de Staten moeten liggen. Maar als er een gedeputeerde is die alleen maar een beetje popiejopie aan het doen is met zijn naam op de trein, het niet voorlegt, geheime stukken achterhoudt voor de Staten en vervolgens zegt dat hij in het zomerreces gewoon lekker een besluit neemt en dat iedereen het verder maar uitzoekt, zijn dan de Staten aan zet? Dan is het aan de Kamer om te zeggen: staatssecretaris, pak de regierol en zeg dat we zo niet met elkaar omgaan; zo gaan we niet met volksvertegenwoordigers om, dit is onze rol. Volgens mij is het heel duidelijk. Dat vraagt de motie. Ik vraag niet om besluiten te nemen over die aanbesteding, maar gewoon de provincie te wijzen op hoe het werkt in Nederland, hoe de democratie werkt en dat het niet zo kan zijn dat de Staten op achterstand worden gezet.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik snap heel goed de frustratie en de wens van de PVV om te zeggen dat fraude aan de kaak gesteld moet worden en geen rol kan spelen. Het is alleen niet mijn rol om te interveniëren in de Staten.
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 104. Die verzoekt de regering haast te maken met het uitwerken van mogelijkheden. De VVD had er nog een nadere vraag bij. Ik zal de voor- en nadelen van het opnemen in de concessie, praktische zaken zoals de motie vraagt, beschrijven. Dan kan de Kamer er daarna een besluit over nemen. Alle informatie op tafel is, denk ik, iets wat ons allemaal bindt. Daarna kan er een zorgvuldig besluit over genomen worden. Ik geef de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 104 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan de motie op stuk nr. 105. De heer Laçin vraagt om nadrukkelijk uitvraag te doen naar de kansen die de provincies zien bij de aanleg van de Lelylijn en de Kamer voor het notaoverleg MIRT van het najaar te informeren. Het lijkt mij uitstekend om dat te doen. Dat beantwoordt misschien meteen de vraag van de heer Schonis. Hij vroeg welke stappen er in de tussentijds worden genomen. Ook daarvoor geldt: laten we alle informatie goed op tafel krijgen, dan weten we precies waarover we het met elkaar hebben. Ik geef deze motie ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 105 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan vroeg de CDA-fractie welke onderzoeken er nog lopen. Er lopen nog een aantal andere onderzoeken naar alternatieve mogelijkheden voor reistijdwinst. Dat zijn niet allemaal dezelfde opties voor reistijdwinst als in het onderzoek van de Lelylijn aan de orde kwamen. Daarin zijn twee specifieke versnellingen onderzocht. Dit gaat om andere vormen, waarmee ook reistijdwinst te boeken is. Het gaat ook over andere bedragen. Ook die onderzoeken lopen nog. Dat zijn allemaal onderzoeken die tegen die tijd klaar zijn, waardoor het hele palet aan informatie er ligt. Dat zijn dus de onderzoeken die nog lopen en die ook voor het NO MIRT met de Kamer kunnen worden gedeeld.
Dan zijn er twee moties over TEN-T. Tot nu toe zaten er alleen goederenprojecten in TEN-T, vandaar dat er geen Nederlandse personenvervoerprojecten in TEN-T zaten. Dat kan sinds kort wel. Ik vind het ook heel goed om dat te gaan inventariseren. De motie van mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 112 vraagt om te inventariseren, als ik de motie zo mag lezen, en de Kamer daarover te informeren. Dat gaat me niet lukken voor de half september, maar wel voor het NO MIRT. Ik zou mevrouw Van der Graaf willen voorstellen dat ik het een en ander inventariseer. Ik zie dat zij haar duim opsteekt.
Tegen de heer Dijkstra zou ik willen zeggen dat ik de optie die hij schetst, graag wil meenemen in die inventarisatie. Ik zou hem willen vragen om de motie tot dat moment aan te houden, dan kunnen we ook daarover op basis van alle informatie een besluit nemen en een volgende stap zetten bij het NO MIRT in het najaar.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 112 krijgt dus oordeel Kamer?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, de motie op stuk nr. 112 oordeel Kamer en de motie van de heer Dijkstra, op stuk nr. 108, vraag ik om aan te houden. Daar kan ik op dit moment nog geen financieel besluit op nemen. Het vraagt namelijk altijd cofinanciering als je zoiets op zo'n lijst zet.
De voorzitter:
Meneer Dijkstra, bent u bereid om de motie op stuk nr. 108 aan te houden?
Op verzoek van de heer Remco Dijkstra stel ik voor zijn motie (35300-A, nr. 108) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 111, waarin de regering wordt verzocht de plannen voor internationaal spoor voor het notaoverleg MIRT met de Kamer te delen. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ook motie 111 oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan ben ik daarmee aan het eind van de beantwoording.
De voorzitter:
Dank voor de snelle beantwoording. Dan gaan wij nu naar de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u, voorzitter. Nog een paar vragen, onder andere van mevrouw Postma, over de N35. Inderdaad heb ik vandaag overleg gehad met gedeputeerde Boerman. De vraag is eigenlijk of al het N35-onderzoek voor het NO MIRT in het najaar gereed is en of de eindoplossing het onderwerp van bespreking op 26 augustus is. Mevrouw Postma, u was goed geïnformeerd. Wij streven er inderdaad naar om dan ook alle beslisinformatie met elkaar te bespreken.
Ik heb nog een petitie gekregen over geluidsoverlast en luchtvervuiling langs de A4. Wat gaan wij daarmee doen? Er zijn behalve deze petitie ook heel veel andere inspraakreacties gekomen op het OTB, ook van verschillende gemeenten. Wij gaan goed naar al die reacties kijken en op al die reacties komt ook netjes een antwoord.
De heer Schonis heeft nog een vraag gesteld over de planbureaus en het onderzoek naar de pilots. U weet heel goed dat dit gebeurt onder leiding van staatssecretaris Vijlbrief. Wij hebben daar in het Klimaatakkoord ook heldere afspraken over gemaakt. Ik neem aan dat collega Vijlbrief dat ook keurig als uitgangspunt precies meeneemt. Dat hebben wij zo afgesproken.
Dan mevrouw Van Esch. Duurzaamheid meenemen in de MIRT-spelregels. Daar hebben we het al over gehad. U weet ook dat bij het Mobiliteitsfonds de MIRT-spelregels worden herzien. Ik hoop dat wij in dat proces uw zorgen goed kunnen meenemen in de nieuwe MIRT-spelregels die wij gaan vormgeven. Daar wordt uw Kamer uiteraard ook bij betrokken.
Dan de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 97, van de heer Van Aalst, over de N35. Ik heb net mevrouw Postma uitgebreid beantwoord hierover. Ik zou u willen vragen om deze motie aan te houden totdat wij dat goede overleg met de provincie Overijssel hebben gehad.
De voorzitter:
Houdt u de motie op stuk nr. 97 aan, meneer Van Aalst?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zo niet, dan moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ja.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 98, ook van de heer Van Aalst. Die gaat over het zo spoedig mogelijk realiseren van de A67. Daarover hebben wij afspraken binnen SmartwayZ. Wij hebben onlangs de structuurvisie A67 Leenderheide-Zaarderheiken vastgesteld. Dit past daar niet in. Ik ontraad de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 98 wordt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 99, eveneens van de heer Van Aalst, waarin wordt gevraagd om waar mogelijk belemmerende regelgeving weg te nemen voor innovatieve ideeën uit de markt inzake aanleg van infrastructuur. Deze motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 99 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 100 van mevrouw Van Esch.
De voorzitter:
U bedoelt waarschijnlijk de motie op stuk nr. 101.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Inderdaad. Excuus! In het onderzoek naar het tracébesluit wordt uitgebreid onderzocht waar mevrouw Van Esch om vraagt. Er komt nog een tweede advies van de commissie. Dus ook deze motie wil ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 101 wordt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 102. Ook die wil ik ontraden, want wij houden ons gewoon aan de huidige wet- en regelgeving. Natuurlijk gaan wij niet aankoersen op juridisch niet houdbare tracébesluiten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 102 wordt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
In de motie op stuk nr. 103, ingediend door mevrouw Postma, wordt de regering verzocht de verkeersveiligheid als belangrijke pijler mee te nemen in de nieuwe NMCA. Dat vind ik zelf ook ontzettend belangrijk. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 103 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 106, van de heer Dijkstra, gaat over het project ZuidAsDok. Ik wil de heer Dijkstra vragen deze motie aan te houden, omdat wij daar nog volop bezig zijn om de kosten verder te specificeren. Op de uitkomsten daarvan wil ik niet vooruitlopen, dus ik verzoek de heer Dijkstra zijn motie aan te houden.
De voorzitter:
De heer Dijkstra wil dat de motie in stemming wordt gebracht. Dit betekent dus dat de motie op stuk nr. 106 ontraden wordt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 107 is ook van de heer Dijkstra. In deze motie wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat de besluitvorming over de MIRT-projecten U-Ned, de verkenning A12 Gouda-Oudenrijn en de grootschalige woningbouw in de polder Rijnenburg goed op elkaar afgestemd worden. In deze motie gaat hij er eigenlijk al van uit dat die woningbouw er komt, maar dat wordt juist nog onderzocht. Dit is ontijdig. Ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 107 wordt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
In de motie op stuk nr. 109 wordt de regering verzocht coulant om te gaan met een verhoging van het plafond van de regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen als de aangevraagde bijdrage voor de fietsmaatregelen het plafond overschrijdt. Ik kan tussendoor wel een heugelijk tipje van een sluier oplichten. U weet dat de regeling sinds 1 juli is opengesteld. We hebben nu al 73 projectaanvragen van gemeenten. Daar word je als minister wel heel erg blij van, zeker als je ziet hoe zwaar gemeenten het soms ook hebben. Hoeveel "fiets" daarbij zit, weet ik niet, maar ik hoop dat we daar echt goede zaken gaan doen.
Mevrouw Kröger heeft als tweede verzoek om de decentrale overheden te vragen te komen met plannen voor snelfietsroutes. Als we goed beseffen dat het initiatief daartoe uiteindelijk bij de regio ligt, kan ik deze motie het oordeel Kamer geven. Helder moet zijn dat we die plannen niet zelf gaan maken voor gemeenten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 109 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 110 is in lijn met de motie van mevrouw Van Esch. Die motie ontraad ik.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb daar dan toch een vraag over, want op dit moment staan boeren buiten te protesteren. Dit gaat eigenlijk over rekenregels die veel gunstiger uitpakken voor asfalt, waarvoor de boeren en de natuur opdraaien. Is de minister niet bang dat als zij doorgaat met bepaalde tracébesluiten, deze juridisch onhoudbaar zijn en uiteindelijk sneuvelen bij de Raad van State en dat we een nog veel langer traject hebben voor de snelwegen die zij graag wil aanleggen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Alles wat we nu doen, voldoet aan de huidige wet- en regelgeving. Het is ook meerdere malen goedgekeurd door de Raad van State. Zolang er geen andere wetten zijn waar je je aan moet houden, baseer je je op de huidige wet- en regelgeving. Dat is precies wat we doen. Het kabinet komt na het reces met een reactie op zowel het eindrapport van Remkes als dat van Hordijk.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw snelle beantwoording.
De beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20192020-91-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.