71 Ggz, maatschappelijke opvang, suïcidepreventie

Aan de orde is het VAO Ggz, maatschappelijke opvang, suïcidepreventie (AO d.d. 08/06).

De voorzitter:

Aan de orde is een VAO Ggz, maatschappelijke opvang en suïcidepreventie, en ik zou graag het woord willen geven aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties, die ik snel ga voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ingeval er gespecialiseerde ggz nodig is, er blijvend sprake is van wachttijden, langer dan de treeknormen recentelijk nog zeer zichtbaar gemaakt door het rapport van de Algemene Rekenkamer;

constaterende dat er Kamermoties zijn ingediend en aangenomen om regionale doorzettingsmacht te organiseren, zoals de motie-Van den Berg uit april 2018 (25424, nr. 448), de motie-Van den Berg c.s. uit december 2018 (25424, nr. 448) en de motie-Diertens/Van den Berg uit januari 2020 (25424, nr. 509), maar dat dit nog niet is gerealiseerd;

overwegende dat de staatsecretaris naar aanleiding van de teleurstellende tussenevaluatie opnieuw met het veld overleg voert;

verzoekt de regering bij de vervolgstappen aangaande:

  • -een sluitende keten van verwijzing/zorgbemiddeling;

  • -transparantie over aantallen (unieke) wachtenden;

  • -extra inzet op de acht regio's met de meest forse wachttijdproblematiek;

  • -focus op specifieke doelgroepen;

  • -vormgeving van regionale doorzettingsmacht;

concrete meetbare doelen te stellen wat er tot maart 2021 bereikt moet worden, en tevens te verkennen, als deze concreet meetbare doelstellingen niet gehaald worden, wat binnen de Wet marktordening gezondheidszorg mogelijk is om de zorgverzekeraars en/of ggz-zorgaanbieders een aanwijzing te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Kuiken, Agema, Regterschot, Diertens, Sazias en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 535 (25424).

Haalt u even adem. Motie 2.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een lerende cultuur de kwaliteit van de zorg aan de patiënten kan verbeteren en dat een positief voorbeeld hiervan een ggz-instelling is waarbij patiënten opnieuw zijn gediagnostiseerd;

overwegende dat er vooralsnog voor wordt gekozen om ggz-instellingen op vrijwillige basis een lerende cultuur te kunnen ontwikkelen;

overwegende dat van veel ggz-behandelingen het effect onbekend is;

verzoekt de regering om lineair aan het project Zorgevaluatie en Gepast Gebruik dat bij het Zorginstituut loopt voor de medisch-specialistische zorg, voor de somatische zorg een project zorgevaluatie en gepast gebruik te ontwikkelen voor de ggz-sector, en de Kamer voor 1 januari 2021 te informeren over het plan van aanpak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Kuiken, Regterschot, Sazias en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 536 (25424).

Dank u wel. Mevrouw Kuiken, PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties over de ggz mee-ingediend. Ik heb zelf de volgende motie over suïcidepreventie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het tegengaan van zelfdoding onder jongeren een groot goed is;

constaterende dat middelbare scholen in Noord-Brabant goede ervaringen hebben gehad met de zogenaamde Strong Minds and Resilient Minds-aanpak (STORM), waarvan de eerste uitkomsten erg positief zijn en de wetenschappelijke resultaten binnenkort gepubliceerd worden;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze STORM-aanpak landelijk kan worden uitgerold, en de Kamer een duidelijk tijdpad te verschaffen van de implementatie voor het eind van 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537 (25424).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een laatste opmerking nog. Gisterenavond kwam er nog een hele brief. Ik denk dat het heel verstandig is dat we heel snel na het reces opnieuw met elkaar om tafel gaan, ook om te horen hoe er zal worden omgegaan met de verschillende moties.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan mevrouw Sazias, 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een heel goed debat gehad, een pittig debat ook. Een van de kernen van het debat was het gebrek aan doorzettingsmacht. Commissiebreed bleken wij regie van de staatssecretaris te verlangen. Ook een belangrijk onderdeel was het onderzoek van GGNet naar patiënten. Deze patiënten zijn gescreend en daaruit bleek dat de diagnose en de medicatie niet klopten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Renkema, GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Als ik terugblik op het AO, moet me nog wel even van het hart dat dit VAO een wat bijzondere dynamiek heeft gekregen doordat we inmiddels een rapportage van de Algemene Rekenkamer hebben die er niet om liegt en een rapportage van de landelijke stuurgroep.

Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat het werken met lage omzetplatfonds aantoonbaar een rem zet op het behandelen van mensen met een complexe zorgvraag;

constaterende dat op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) de marktmeester NZa geen geschillen oplost tussen zorgverzekeraars en ggz-aanbieders over mogelijke bijcontractering;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer stelt dat het parlement en de staatssecretaris aan zet zijn;

overwegende dat er sprake is van 300 miljoen euro per jaar aan onderbesteding in de ggz;

verzoekt de regering wettelijke maatregelen voor te bereiden die de overheid doorzettingsmacht verlenen in het geval van een geschil tussen een zorgverzekeraar en een ggz-aanbieder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 538 (25424).

De heer Renkema (GroenLinks):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens de Algemene Rekenkamer nog maar weinig effecten te zien zijn van het werk van de regionale taskforces;

constaterende dat in de landelijke stuurgroep wel vertegenwoordigers van ggz-aanbieders en zorgverzekeraars deelnemen, maar dat een formele vertegenwoordiger van het ministerie van VWS ontbreekt;

overwegende dat de staatssecretaris zijn teleurstelling heeft gedeeld met de landelijke stuurgroep, omdat de ingezette aanpak onvoldoende effect heeft;

van mening dat de overheid een zorgplicht heeft en de regie moet nemen;

verzoekt de regering deel te nemen aan de landelijke stuurgroep en in alle regio's waar treeknormen niet worden gehaald versnellers aan te stellen, én deze een duidelijk mandaat mee te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 539 (25424).

De heer Renkema (GroenLinks):

Mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de begroting over 2020 incidenteel geld is vrijgemaakt voor het opleiden van extra gz-psychologen;

constaterende dat voor volgend jaar de bekostiging weer daalt voor gz-psychologen, terwijl de arbeidstekorten in ggz-instellingen onverminderd groot zijn;

overwegende dat het Capaciteitsorgaan in het najaar een tussentijds advies uitbrengt waardoor de gewenste capaciteit weer toeneemt;

verzoekt de regering het advies van het Capaciteitsorgaan zo spoedig mogelijk met de Kamer te delen en deze te voorzien van een eigen analyse;

verzoekt de regering over de gewenste capaciteit rechtstreeks met het veld te overleggen en voor de eerstvolgende begroting rekening te houden met een alsnog toenemende vraag naar opleidingsplekken voor gz-psychologen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 540 (25424).

Mevrouw Regterschot, VVD.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ruim drie jaar zijn we al gevorderd in deze regeerperiode. Welke successen hebben we geboekt en met name welke patiënten hebben we in deze periode geholpen? Eerder dit jaar heb ik de ggz ook wel de "kar met de vierkante wielen" genoemd. Nog steeds moet ik helaas constateren dat dat niet veranderd is.

Een brief van het Trimbos-instituut, een onderzoek van de Algemene Rekenkamer, een visie van GGZ-Nederland, brieven waarin voortgang wordt verwacht en waarin op voortgang wordt gehoopt; hoeveel papier moeten we nog verstouwen? Hoelang blijven we nog praten en overleggen? Hoeveel moties en toezeggingen over de ggz hebben we nog nodig om de verantwoordelijke partijen tot daden aan te zetten? Ik heb het dan over daden om de patiënten in de ggz te helpen, uit de wachtrij te halen en een behandeling te geven die past bij de gestelde juiste diagnose, binnen de mogelijkheden die er zijn in instituten, ambulant of via beeldbellen. Wanneer worden dossiers en nummers weer mensen die we willen helpen en die we de beste behandeling kunnen geven?

Voorzitter. Wie neemt de verantwoordelijkheid voor de oplossing en voor het overgaan tot daden in de ggz? Zouden zorgaanbieders, verzekeraars en de staatssecretaris niet beter gezamenlijk tot één visie kunnen komen, om die direct in uitvoering om te zetten? Stel de patiënt centraal en niet steeds weer de partijen en het proces, zo zeg ik als hartenkreet voor de ggz.

Dan toch nog één motie over de maatschappelijke opvang, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dak- en thuisloosheid een groeiend probleem is in Nederland en dat de regering daarom 200 miljoen heeft vrijgemaakt om dit te bestrijden;

overwegende dat het verdwijnen in de illegaliteit door uitgeprocedeerde asielzoekers gepaard kan gaan met dak- en thuisloosheid en verblijf in de maatschappelijke opvang;

constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat individuele noodopvang voor enkele dagen mogelijk is voor illegalen op basis van openbare orde, maar opvang uiteindelijk moet plaatsvinden in een landelijke vreemdelingenvoorziening waarbij de Dienst Terugkeer en Vertrek altijd betrokken is en niet in eigen gemeentelijke voorzieningen;

verzoekt de regering bij besteding van de middelen ter bestrijding van dak- en thuisloosheid van ketenpartners te vragen deze afspraken na te leven;

verzoekt de regering daarnaast bij partijen onder de aandacht te brengen en tevens ervoor zorg te dragen dat plannen en uitgaven ter bestrijding van dak- en thuisloosheid gericht moeten zijn op in Nederland verblijvende inwoners die op grond van de Wmo 2015 in aanmerking komen voor opvang en/of begeleiding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Regterschot en Becker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 541 (25424).

Mevrouw Diertens, D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. De nood is hoog in de specialistische ggz. Hoewel het een goed debat was met de staatssecretaris hierover, volgde twee weken later het rapport van de Rekenkamer en dat is niet mals. Het geeft aan dat het hoognodig is en dat de staatssecretaris dat ook aangeeft. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat preventie, vroegsignalering en het betrekken van de omgeving middels een open dialoog meerdere mensen kan helpen. Goede ondersteuning vooraf kan druk op de zorg achteraf voorkomen.

Voorzitter, ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachttijden in de specialistische geestelijke gezondheidszorg bij meerdere patiëntengroepen te lang zijn;

constaterende dat herdiagnostiek resulteert in betere zorg en kan bijdragen aan een uitstroom van patiënten uit de ggz;

overwegende dat van de 210.000 patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen maar een klein deel uitstroomt;

verzoekt de regering onderzoek te laten doen naar hoeveel patiënten in de specialistische ggz geholpen kunnen worden met de werkwijze van herdiagnostiek zoals door ggz-instelling GGNet is toegepast;

verzoekt de regering tevens om op basis van deze onderzoeken ggz-veldpartijen aan te sporen om de opgedane inzichten toe te passen en zorgverzekeraars en toezichthouders aan te sporen hier op toe te zien;

verzoekt de regering voorts deze stappen met spoed en in ieder geval voor het eind van het jaar te ondernemen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Van den Berg, Regterschot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 542 (25424).

Mevrouw Dik-Faber, ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad met elkaar, maar ik heb toch de behoefte om nog twee moties in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kostendelersnorm bijstandsgerechtigden ervan weerhoudt om tijdelijk onderdak te bieden aan dak- of thuisloze mensen;

van mening dat eventuele belemmeringen bij het tijdelijk opvangen van mensen door bijstandsgerechtigden weggenomen moeten worden;

overwegende dat de Participatiewet gemeenten de ruimte biedt om maatwerk te leveren en de kostendelersnorm in incidentele gevallen niet toe te passen, maar dat gemeenten deze ruimte nauwelijks benutten;

verzoekt de regering samen met gemeenten een handreiking kostendelersnorm op te stellen die gemeenten concrete handvatten biedt voor het toepassen van maatwerk in de Participatiewet;

verzoekt de regering tevens te zorgen voor een snelle opvolging van de uitkomsten van het onderzoek "Bijstandsgerechtigden en belemmeringen voor mensen om woonruimten te delen",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 543 (25424).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat beschermd wonen een taak wordt van alle gemeenten, niet alleen van de centrumgemeenten (doordecentralisatie beschermd wonen);

overwegende dat gemeenten en Rijk hebben afgesproken een woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen in te voeren, waarbij de gemeente van herkomst voor een bepaalde periode de kosten betaalt van de voorziening in andere gemeenten;

van mening dat cliënten geen nadeel mogen ondervinden van de doorcentralisatie beschermd wonen en de invoering van het woonplaatsbeginsel;

verzoekt de regering door middel van een praktijktoets in kaart te brengen welke gevolgen cliënten ondervinden bij de toegang tot en de continuïteit en beschikbaarheid van passende zorg als gevolg van de doordecentralisatie en het invoeren van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen, en de Kamer hierover voor 1 oktober 2020 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 544 (25424).

Dank u wel. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn tien moties ingediend. Die loop ik successievelijk langs op volgorde van indiening.

Ik kom eerst bij de motie van mevrouw Van den Berg c.s. op stuk nr. 535, die ingaat op de regionale doorzettingsmacht. Overigens is deze motie heel breed ondersteund. Ik geef haar graag de kwalificatie "oordeel Kamer".

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 535 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de motie op stuk nr. 536 over de lerende cultuur. Daar wil ik wel iets meer woorden aan wijden. Wat mevrouw Van den Berg en de andere indieners hier vragen, is: ga eens kijken naar de medisch-specialistische zorg en neem dat voorbeeld over. Ik denk dat dat een goed advies is. Dat wil ik graag doen. Het is wel goed om ons te realiseren dat in de medisch-specialistische zorg alle partners die betrokken zijn bij het hoofdlijnenakkoord dat in die sector is gesloten, daarbij volledig hebben aangehaakt. Ik wil daaraan toevoegen — dat heb ik al eerder aan de Kamer meegedeeld — dat het niet zo is dat er op dit moment in de ggz echt niks gebeurt. Dat weet mevrouw Van den Berg volgens mij als geen ander. We hebben Akwa GGZ, dat bezig is met kwaliteitsnormen. Op andere onderdelen zijn er ook volop lerende momenten en is er een lerende cultuur in wording. Als ik deze motie van haar en de mede-indieners zo mag duiden dat we gaan kijken naar het voorbeeld van de medisch-specialistische zorg, dat we hetgeen in de ggz al gaande is daarbij betrekken, die bij elkaar voegen en met de HLA-partners daarover het gesprek voeren, dan wil ik de motie graag de kwalificatie "oordeel Kamer" geven.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik wilde de staatssecretaris aangeven hoe hij het zal moeten bereiken. Hij zegt dat hij de partners erbij wil betrekken. Dat begrijp ik heel goed. Dat misschien ook onderdelen geïntegreerd kunnen worden waarmee men al bezig is, is ook aan de staatssecretaris. Ik ben blij dat het doel in ieder geval is dat het gelijk zoals bij de somatische zorg wordt opgepakt.

De voorzitter:

U bent dus akkoord. Langs deze lijn krijgt de motie op stuk nr. 536 oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, voorzitter. Voor de volledigheid: er gebeurt natuurlijk al het een en ander in de ggz. Als mevrouw Van den Berg zegt dat we helemaal opnieuw moeten beginnen of dat we dat via een heel andere route zouden moeten doen, dan zouden we alles waar we mee bezig zijn, weggooien. Dat kan volgens mij nooit de intentie zijn van de indieners van deze motie.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 537 van mevrouw Kuiken, over zelfdoding onder jongeren. Een afschuwelijk drama. Per situatie natuurlijk. Het is goed dat zij via deze motie de STORM-aanpak onder de aandacht brengt. Het dictum is wel vrij directief: hóe de STORM-aanpak landelijk kan worden uitgerold. Dat gaat er al van uit dat we die aanpak hoe dan ook gaan implementeren. Ik kan mevrouw Kuiken denk ik wel geruststellen met de mededeling dat wij juist over deze aanpak contact hebben met 113 Zelfmoordpreventie en dat wij in de aanloopfase zitten naar een nieuwe landelijke agenda 2021-25. Dat weet mevrouw Kuiken. Het vervolg van deze STORM-aanpak maakt ook deel uit van die landelijke agenda. Ik ben hierover dus in gesprek. Ik vind het een beetje prematuur om het hoe en wat exact in te vullen, maar als ik deze duiding aan de motie mag geven — we kijken er heel serieus naar en het verder uitrollen van STORM heeft nadrukkelijk de aandacht — dan geef ik haar graag de kwalificatie "oordeel Kamer".

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kuiken instemmend knikken. Langs deze lijn krijgt de motie op stuk nr. 537 dus oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 538.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 538 van de heer Renkema heeft als een van de overwegingen dat er sprake is van 300 miljoen euro onderbesteding in de ggz. Dat is op dit moment, zo zeg ik even voor de duidelijkheid, niet meer aan de orde. Dat is wel een paar jaar zo geweest; daar geef ik de heer Renkema gelijk in. Het afgelopen jaar was daar geen sprake van; toen was er maar een heel minimale onderschrijding. De onderbesteding in de laatste overweging moet dus even met een korreltje zout worden genomen. In het dictum vraagt de heer Renkema aan de regering om wettelijke maatregelen voor te bereiden die de overheid doorzettingsmacht verlenen in het geval van een geschil tussen zorgverzekeraar en ggz-aanbieder. Eerlijk gezegd heb ik er zelf niet zoveel behoefte aan om het hele debat over te doen, maar deze aanpak past niet binnen het stelsel. Dat is een ingewikkelde conclusie, maar op dit moment past dat niet bij de systematiek die wij hebben. In dat licht bezien zou ik de motie willen ontraden.

Ik wil er wel één ding bij zeggen in de richting van de heer Renkema. Ik heb ook in het debat gezegd dat ik bezig ben met een soort zorglandschap ggz. Daarbij heb ik aangegeven dat ik out of the box wil denken. Ik wil dit type gedachte wel meenemen, maar als hij mij vraagt om daar nu wetgeving op voor te bereiden, dan zeg ik: ik ga niet het debat overdoen, het past niet binnen het stelsel, dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 538 is ontraden. De heer Renkema.

De heer Renkema (GroenLinks):

We gaan het debat zeker niet overdoen. Dat kan ook niet, want wat ik hier heb opgeschreven, komt uit het rapport van de Algemene Rekenkamer, dat we toen nog niet hadden. Twee dingen. Ik wil die overweging best laten vallen. Als daar een fout in staat, laat ik die overweging vallen. Ik ben ook bereid om het dictum aan te passen naar: om wettelijke maatregelen te onderzoeken.

De voorzitter:

Er wordt onderhandeld.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat suggereert dat we dat in deze kabinetsperiode ook al in gang kunnen zetten. Dan ga ik dingen beloven die ik niet waar kan maken en ook niet waar ga maken. Mijn maximale handreiking is dat ik dit type notie graag wil betrekken bij de visie op het zorglandschap ggz, die dit najaar komt. Ik wil echt out of the box denken, maar de motie blijft dan ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 538 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 539.

Staatssecretaris Blokhuis:

Daarin worden in het dictum eigenlijk twee verschillende dingen gevraagd. Ten eerste wordt de regering gevraagd om deel te nemen aan de landelijke stuurgroep ten aanzien van de wachttijden. Ten tweede wordt de regering gevraagd om in alle regio's waar de treeknormen niet worden gehaald, versnellers aan te stellen. Op dat tweede punt: wij zetten die versnellers in in acht regio's die eigenlijk steeds als probleemregio's opploppen, waar dat ook aan ligt. Dat is wat ons betreft maatwerk. Uitgangspunt is inderdaad dat we in probleemregio's versnellers inzetten. Misschien mag ik dat onderdeel van het dictum zo duiden. Als er probleemregio's zijn, gaan we daar een versneller op zetten. Dat zijn er op dit moment acht en ik mag hopen dat het er niet meer worden. Bij die andere wordt echt goed werk geleverd. Daar wordt goeddeels binnen de treeknormen gewerkt. Ik wil hier dus niet de verwachting wekken dat we een hele batterij aan versnellers klaar hebben staan, want dat kost ook een flinke bak geld. Daar wil ik dus heel terughoudend in zijn. We leveren daar maatwerk. Dat ten eerste.

Dan de landelijke stuurgroep. We hebben er juist bewust voor gekozen om daar niet als regering aan deel te nemen, niet omdat we onze verantwoordelijkheid niet willen pakken, maar juist omdat we die wél willen pakken. Dat doe ik door regie te voeren op die stuurgroep. Dat heb ik de afgelopen maanden ook gedaan, want de stuurgroep heeft een product opgeleverd waar ik echt mijn forse teleurstelling over heb uitgesproken. Ik heb hen om de tafel geroepen. Dat heeft ertoe geleid dat er een brief naar de Kamer is gegaan, als bijlage bij de brief die ik gisteren naar de Kamer heb gestuurd, een soort veegbrief. Je kan zeggen: je bent optimistisch. Maar ik zie daarin hele goede ingrediënten om die wachtlijsten aan te pakken. Ik wil dat bij de stuurgroep laten en ik wil zelf de escalatiemogelijkheid inbouwen dat ik kan interveniëren.

Over allebei de elementen van de motie ben ik dus niet enthousiast. Ik ontraad haar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 539 wordt ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de motie op stuk nr. 540, over de opleidingsplekken. Ik kan de heer Renkema niet betichten van inconsistentie, want dit is een punt dat hij steeds bij de kop pakt, en terecht, want we moeten voldoende mensen opleiden. De komende tijd stromen er veel mensen uit een opleiding de ggz in. Dat is heel mooi, want daar hebben we die handen heel hard nodig. Overigens werken er al bijna 100.000 mensen in de ggz, maar er zijn daar nog steeds handen tekort. In deze motie vraagt de heer Renkema om met het veld te overleggen over de gewenste capaciteit. Dat doen we via de koninklijke route, namelijk via het Capaciteitsorgaan. Het Capaciteitsorgaan heeft zorgvuldig overleg met de sector over een plafond, over hoeveel opleidingsplekken er nodig zijn. De afgelopen jaren heb ik steeds dat plafond gehanteerd bij de toekenning.

Hoe wordt dat dan gefinancierd? Dat wordt gefinancierd uit premiegelden. Het amendement van de heer Renkema was wat mij betreft een eenmalige aanbieding om dat rechtstreeks via de begroting te regelen, maar die opleidingsplekken worden gefinancierd uit premiegelden. Hoe kijk ik hiertegen aan? Natuurlijk wil ik de Kamer gelijk melden wat het advies van het Capaciteitsorgaan is en hoe het kabinet daarmee omgaat. De heer Renkema zal niet verbaasd zijn dat ik, gelet op hoe ik daar de afgelopen jaren mee ben omgegaan, in de stand zit dat ik, als zij een maximum aangeven, wel hele goede argumenten moet hebben om daaronder te gaan zitten, gelet op de nood in de ggz. Dat is één. Dus ik zal de Kamer daar gelijk over informeren. Als hij zegt dat ik daar nu alvast middelen voor moet reserveren, is dat een oneigenlijke route, want het gaat om premiegelden. Met het oog daarop wil ik de motie ontraden.

Ik wil er nog wel iets aan toevoegen. Als er opleidingsplekken nodig zijn — ik meld de Kamer dat — zal het echt niet gebeuren in dit land dat die niet gefinancierd gaan worden. De heer Renkema mag er gewoon van uitgaan dat die linksom of rechtsom gefinancierd gaan worden. Ik wil ook goed in beeld hebben — ik denk dat dat de vraag achter zijn vraag is — hoe het Capaciteitsorgaan adviseert en in hoeverre dat afwijkt van adviezen vanuit de sector zelf. Deze motie ontraad ik.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 540 wordt ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

In de motie op stuk nr. 541, van de leden Regterschot en Becker, wordt de regering in het dictum gevraagd om ervoor zorg te dragen dat plannen en uitgaven ter bestrijding van dak- en thuisloosheid gericht zijn op in Nederland verblijvende inwoners die op grond van de Wmo 2015 in aanmerking komen voor opvang en/of begeleiding. Ik ga ervan uit dat gemeenten daarvan op de hoogte zijn, maar het kan geen kwaad om met een Kamermotie daar nog eens een dikke streep onder te zetten, dus "oordeel Kamer" wat mij betreft voor deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 541 krijgt "oordeel Kamer".

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de motie-Diertens c.s. op stuk nr. 542, met vier ondertekenaars. Die gaat over de herdiagnostiek en die wil ik ook graag "oordeel Kamer" geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 542 "oordeel Kamer". Dan de motie op stuk nr. 543.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie Dik-Faber/Peters op stuk nr. 543 gaat over de kostendelersnorm. Daar hebben we verschillende gesprekken over gehad. Feit is wel dat verschillende bewindspersonen verantwoordelijk zijn voor de aanpak van dak- en thuisloosheid. Dit is echt de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Ik wil deze motie onder haar aandacht brengen met het dringende verzoek om de Kamer voor de stemmingen schriftelijk te adviseren. Het is echt haar verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Maar de stemmingen zijn vandaag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat kan vandaag toch nog? De dag is nog niet afgelopen.

De voorzitter:

Oké, dat gaan we dan zien. Er komt dus nog een appreciatie op de motie op stuk nr. 543.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de motie-Dik-Faber/Renkema op stuk nr. 544, over de doordecentralisatie van de taak beschermd wonen. Waar zitten risico's? Waar zijn kwetsbare punten? De praktijktoets moet dat uitwijzen. Mevrouw Dik-Faber en de heer Renkema vragen mij in de motie om vóór 1 oktober de Kamer erover te informeren waar die risico's zitten. Dat wil ik graag in beeld brengen. Ik heb daar iets meer tijd voor nodig. Als de indieners ermee akkoord gaan om de motie zo te lezen dat het 1 november wordt, dan kan ik ermee akkoord gaan en geef ik deze motie "oordeel Kamer".

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Dik-Faber. Kunt u daarmee akkoord gaan?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ga ermee akkoord. De heer Renkema knikte ook "ja".

Wat de vorige motie betreft: prima dat er vanuit het ministerie van Sociale Zaken nog een appreciatie van de motie komt, maar ik heb wel gemeend de motie hier vandaag te moeten indienen, omdat wij hierover een debat hebben gehad en dit ook wel een debat is met de coördinerende bewindspersoon. Daarom voelde ik de vrijheid om de motie nu in te dienen, maar ik vind het uitstekend als er nog een appreciatie komt vanuit Sociale Zaken komt. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan straks stemmen over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven