66 VSO Jaarverslag ministerie van VWS 2019

Aan de orde is het VSO Jaarverslag ministerie van VWS 2019 en het rapport van de Algemene Rekenkamer "Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019" (35470-XVI, nr. 6).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Jaarverslag ministerie van VWS, met als eerste spreker de heer Wörsdörfer van de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De belangrijkste taak van de Tweede Kamer is natuurlijk het controleren van onder andere de begrotingscyclus, maar dan moeten plannen, begrotingen en jaarverslagen natuurlijk wel inzichtelijk en transparant zijn. Daarover heb ik één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rapporteurs jaarverslag en de vaste commissie VWS sinds 2015 bij de minister pleiten voor meer transparantie in doelen en resultaten van beleid, juist ook in de begrotings- en verantwoordingscyclus;

constaterende dat dit een moeizaam proces blijkt, waarin (te) kleine stappen worden gezet;

overwegende dat de Kamer haar controlerende taak op het punt van zinnige, zuinige en zorgvuldige besteding van overheidsgeld zo onvoldoende kan invullen;

verzoekt de regering met concrete verbeteringen en aanpassingen in de toekomstige begroting, jaarverslag en VWS-monitor te komen, zoals geschetst in de rapportage over het jaarverslag 2019 VWS, en tevens aan de hand van een "spoorboekje" aan te geven welke verdere maatregelen verder worden doorgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wörsdörfer en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35470-XVI).

De heer Wörsdörfer (VVD):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het net gehad over het datalek bij het Donorregister. We hebben dit jaar al te maken gehad met een datalek bij de website Infectieradar van het RIVM. En we hebben te maken met een onvolkomenheid in het jaarverslag van VWS. Dat gebeurt ook niet voor de eerste keer. Wij maken ons dus als CDA nogal zorgen over de ICT-systemen bij de overheid in het algemeen, maar in dit geval specifiek bij VWS. Daarom heb ik de volgende oproep.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer in het verantwoordingsonderzoek over 2019 informatiebeveiliging en verouderde ICT-systemen wederom als onvolkomenheid heeft geduid;

constaterende dat de minister in zijn reactie aangeeft dat hij de aanbevelingen ter harte neemt en in januari 2020 een nieuw draaiboek voor incidenten en datalekken heeft vastgesteld;

verzoekt de Algemene Rekenkamer een nadere analyse te geven van de bevindingen ten aanzien van de ICT-organisatie, de ICT-systemen, de processen en procedures ten aanzien van incidenten en datalekken alsmede het niveau van informatiebeveiliging;

verzoekt de Algemene Rekenkamer tevens aan te geven of er voldoende opvolging is gegeven aan de eerdere aanbevelingen;

verzoekt de Algemene Rekenkamer tot slot deze analyse zo spoedig mogelijk te doen toekomen aan de Staten-Generaal, maar in ieder geval ruim voor Verantwoordingsdag 2021,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35470-XVI).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Renkema van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Er gaat ontzettend veel geld om in de zorg. Miljarden. Dat is niet alleen belastinggeld. Er gaan ook heel veel premies in om. Wij hebben hier vooral te maken met de rijksoverheid en het bedrag dat daar wordt uitgegeven. Dat is de afgelopen jaren sterk gestegen. Dat maakt het des te belangrijker dat de Kamer steeds opnieuw kijkt naar de transparantie van de uitgaven die zijn gedaan, maar ook om verantwoording vraagt van wat daar nou mee bereikt is. Nu heb ik twee keer rapporteur mogen zijn, dit jaar en vorig jaar, en dan valt ook wel op dat er nog wel iets te doen is aan het lerend vermogen van het bestuursdepartement. Dat is ook de reden dat de motie die zojuist is voorgelezen door de heer Wörsdörfer mede namens mij is ingediend.

Ik wil verder aandacht vragen voor nog één belangrijk punt. Dit kabinet heeft een groot aantal actieprogramma's gestart. Vorig jaar is daar vrij veel nadruk op gelegd, ook door de toenmalige rapporteurs. Ik zou heel graag zien dat we straks bij de begroting een overzicht krijgen van de stand van zaken van al die actieprogramma's en dan vooral van de aanpassingen op basis van wat we vorig jaar hebben geconstateerd. Welke lessen werden er nou getrokken? Ik heb op dit punt geen motie, maar ik wil wel heel graag een duidelijke toezegging van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Raemakers van D66. Gaat uw gang.

De heer Raemakers (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een schriftelijk overleg gevoerd over het jaarverslag en ik heb nog drie vragen namens D66. De eerste vraag gaat over de Wet verplichte ggz. Die heeft bij zijn invoering veel kritiek gekregen en de staatssecretaris komt daarom met een reparatiewet. Er is in een reviewrapport hard uitgehaald naar hoe de implementatie is gelopen, maar toch stelt de staatssecretaris dat zich geen grote uitvoeringsproblemen hebben voorgedaan. Hoe kan de staatssecretaris dit zo stellen, vraag ik dan maar aan de minister. Had het ministerie niet meer van het budget kunnen gebruiken?

Mijn tweede punt is de jeugdzorg. Deze wordt apart genoemd in het rapport van de Rekenkamer. Zij melden dat er bij ongeveer 50 miljoen euro fouten en onzekerheden zijn geconstateerd in de subsidies voor de jeugdzorg. En dit is bijna de helft van alle toegekende subsidies. Hoe kan het nou dat met name bij de kennisinstellingen zo weinig aan staatssteuntoets is gedaan en hoe gaat de minister dit in het vervolg voorkomen?

Voorzitter, tot slot over de externe inhuur. Wij twijfelen niet aan de goede bedoelingen van de minister, maar een gedegen bestuurder vertaalt die niet per se in extra personeel, want meer is niet altijd beter. Ondanks de decentralisatie en de overheveling naar zorgkantoren groeide VWS de afgelopen vijf jaar met 1.000 fte. Daarnaast was er het afgelopen jaar een toename van ingehuurde externen. Erkent de minister dat deze stijging te groot is en kan hij ook toezeggen dat hij actie gaat ondernemen om daar wat aan te doen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter. De coronacrisis heeft nog eens onderstreept dat in de gezondheidszorg veel meer moet worden ingezet op preventie van ziektes. De Partij voor de Dieren heeft vorig jaar al gewaarschuwd dat waar het kabinet nu mee bezig is, namelijk het Preventieakkoord, niet ver genoeg gaat. Een collega van deze minister, de staatssecretaris van VWS, laat weten aanvullende maatregelen te gaan verkennen en dat is wat ons betreft goed nieuws. We hopen van harte dat hij met name een van zijn coalitiepartners zover krijgt om hier ook echt in mee te bewegen, want het roer moet echt om wat ons betreft.

Wat je eet en drinkt, wordt in belangrijke mate bepaald en gestuurd door de industrie, door kiloknallers, goedkope fastfoodketens, bonusacties en reclame voor frisdranken en alcohol. Wetenschappers zeggen het al jaren: richt je nu niet alleen op individuele gedragsverandering, richt je op die ongezonde leefomgeving. De Sociaal-Economische Raad heeft het vorige week nog eens bevestigd en zegt: wat volgens wetenschappers veel beter werkt dan afspraken maken met het bedrijfsleven, is ingrijpen door de overheid, strenge regelgeving en accijnsverhoging. Daarom hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wetenschappelijke inzichten erop wijzen dat een ongezonde leefstijl de kans vergroot op ernstige symptomen bij een besmetting met COVID-19;

overwegende dat preventie van levensbelang is;

constaterende dat de staatssecretaris van VWS heeft toegegeven dat veel ambities van het Nationaal Preventieakkoord waarschijnlijk niet gehaald zullen worden en dat hij daarom bezig is met het verkennen van aanvullende maatregelen;

verzoekt de regering bij deze verkenning de impact van een ongezonde leefomgeving te betrekken en daarbij ingrijpende maatregelen niet te schuwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (35470-XVI).

Dank u wel. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Ik loop de moties en de vragen na.

De motie op stuk nr. 9 verzoekt de regering met concrete verbeteringen en aanpassingen in de toekomstige begroting, jaarverslag en VWS-monitor te komen en tevens aan de hand van een spoorboekje aan te geven welke maatregelen verder worden doorgevoerd. Ik zou daarover het oordeel aan de Kamer willen laten. Wij delen volgens mij hetzelfde doel om de begrotingsstukken zo transparant mogelijk te maken en zo veel mogelijk inzicht te laten geven in de doelen en de resultaten van het beleid, dus ik laat hier graag het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 10. Dat is eigenlijk geen verzoek aan het kabinet, zag ik in de motie staan. Dat is meer een verzoek aan de Algemene Rekenkamer, dus ik denk daarin geen appreciatie te hoeven geven.

Dan de motie op stuk nr. 11, die de regering verzoekt bij deze verkenning ... Dat zou dan een aanvullende verkenning boven op de maatregelen uit het Preventieakkoord zijn. Ik denk dat daar echt het debat past met de staatssecretaris. Er is onlangs een uitvoerige brief geschreven over het Preventieakkoord. Zonder dat debat hangt deze motie een beetje in de lucht, dus ik denk dat u hierover het debat met de staatssecretaris aan moet. Ik ga de motie voor dit moment ontraden. Er is ook even contact geweest; dat doe ik mede namens hem.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik kan de motie wel aanhouden tot nader order.

Minister De Jonge:

Aanhouden is een veel beter idee, natuurlijk.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat is misschien een beter idee. Die suggestie hoorde ik nog niet.

Minister De Jonge:

Nee, maar dat is eigenlijk een heel veel beter idee.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (35470-XVI, nr. 11) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister De Jonge:

Er zouden sowieso meer moties aangehouden moeten worden, denk ik weleens. Dan de motie ... Nee, dat is geen motie, maar een vraag van de heer Renkema. Hij vraagt of er bij de begrotingsbehandeling een overzicht kan komen van de stand van zaken van de actieprogramma's en de lessen die we daarover hebben geleerd. Dat is prima. Dat zeg ik graag toe.

Dan nog een aantal vragen van de heer Raemakers. Er was een vraag over de Wvggz. Wat mij betreft is daar bij de implementatie geen financiële kwestie aan de orde geweest, als zou er een gebrek aan geld zijn geweest waardoor dat moeilijker zou gaan. Ik vind deze vraag niet zo makkelijk te beantwoorden. Als er meer geld voor uitgetrokken zou zijn, zou de implementatie dan beter zijn geweest? U kent de achtergrond van de Wvggz. Dat is een wetgevingstraject van een jaar of tien geweest. De implementatie heeft een jaar of twee geduurd. Als je ziet waar men nu in de implementatie tegen aanloopt, hoe ingewikkeld de stappen soms zijn — dat speelt trouwens ook bij de Wet zorg en dwang — dan weet je ongeveer waarom het maken van die wet zo lang heeft geduurd. Ter geruststelling, of ter relativering: bij de BOPZ, de wet voor gedwongen maatregelen die er daarvoor was, duurde het een jaar of vijftien voordat hij een beetje lekker werkte in de uitvoeringspraktijk. Dat zeg ik even ter relativering. Er is overigens een hoop te doen bij de Wet verplichte ggz. De staatssecretaris is daarmee aan de slag.

De heer Renkema (GroenLinks):

Met enige vertraging: ik ben heel blij met de toezegging over het overzicht met de stand van zaken. Het ging mij er specifiek om dat we ook kijken naar wat de rapporteurs daar vorig jaar over hebben gezegd, om ook de techniek van die programma's te verbeteren. Het gaat niet alleen om de vraag wat het nu heeft opgeleverd, dus niet alleen om de stand van zaken, maar ook om: wat leren we nu van de manier van werken?

Minister De Jonge:

Zo had ik uw vraag ook gehoord. Ten aanzien van de stand van zaken krijgt u namelijk twee keer per jaar een uitvoerige rapportage. Er gaan hele kubieke meters papier richting de Kamer om u van alle resultaten op de hoogte te stellen. Die krijgt u dus al. Maar dit was volgens mij meer om lessen te leren, en die krijgt u ook.

Dan vraag nummer twee van de heer Raemakers. Die gaat over de rechtmatigheidsfouten, lees staatssteunfouten, bij het verstrekken van subsidie rondom de jeugd aan kennisinstellingen. Mijn collega van Financiën heeft een brief toegezegd in het Verantwoordingsdebat. Ik denk dat ik in de slipstream van die toegezegde brief uw Kamer schriftelijk zou willen informeren over wat we daaraan zouden kunnen doen om ook daar het rechtmatigheidsvraagstuk beter voor het voetlicht te brengen.

Dan tot slot de derde vraag. Het beleidsdepartement is inderdaad gegroeid in deze periode, ook omdat de taken van het beleidsdepartement aanzienlijk zijn toegenomen. Ik ga in dit jaar, waarin we heel erg veel extra mensen hebben aangenomen vanwege corona, niet beloven dat dit jaar misschien weleens een krimp zou kunnen laten zien ten opzichte van het vorige jaar. Ik vrees eerlijk gezegd dat het tegendeel het geval zal zijn. Ik moet ook zeggen dat het aantal fte's op het departement de afgelopen maanden niet mijn allergrootste vraagstuk was. Dat was meer: waar haal ik de mensen vandaan om al het werk dat op ons afkomt op een goede manier te kunnen klaren? Ik vrees dat u in het jaarverslag over 2020 zult lezen dat wij nog een stukje gegroeid zijn.

Voorzitter, dat was het antwoord op de vraag.

De heer Raemakers (D66):

Voor dit jaar begrijp ik dat, in verband met de coronacrisis, natuurlijk heel goed. Kan de minister dan wel een ambitie uitspreken om in ieder geval de komende jaren, hopende dat we niet een tweede of een derde golf krijgen, wel maatregelen te nemen op het punt van die externe inhuur, zodat die verminderd wordt?

Minister De Jonge:

Ja, dat snap ik wel. Dat vind ik ook wel fair. Laat ik daar bij de begrotingsbehandeling op terugkomen.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.

Minister De Jonge:

Zou dit het laatste debatje kunnen zijn geweest van dit parlementaire jaar?

De voorzitter:

Ik vrees dat dat voor u het geval is.

Minister De Jonge:

Of zegt u: de avond is nog jong?

De voorzitter:

Nee, dat zeg ik niet. Nee.

Minister De Jonge:

Ik vond het mooi, voorzitter. Was het maar vast het volgende parlementaire jaar, denk ik weleens.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven