23 Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 mei 2013 over arbeidsmarktbeleid.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen.

Dames en heren, wij hebben een enorme lijst aan VAO's en daarom ga ik de spreektijden strak hanteren. U hebt twee minuten voor het indienen van uw moties, waarbij u de hele tekst van uw motie moet voorlezen, want alleen het gesproken woord geldt.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben we opnieuw met de minister gesproken over stages voor jongeren zonder een verblijfsstatus die een mbo-opleiding volgen. Het kabinet heeft hiervoor een oplossing gevonden die volgens een groot deel van de Kamer maar de helft van het probleem oplost. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door de regering onderscheid wordt gemaakt tussen mbo'ers zonder een verblijfsstatus die een beroepsopleidende leerweg (bol) of een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, als het gaat om de mogelijkheid om stage te lopen;

overwegende dat een beroepsopleidende leerweg (bol) en een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) op basis van de wet beide gelden als een volwaardige mbo-opleiding;

van mening dat het recht op onderwijs doorslaggevend moet zijn voor de mogelijkheid voor scholieren om stage te lopen;

overwegende dat het door de regering gemaakte onderscheid hier geen recht aan doet en het voor een deel van de scholieren onmogelijk maakt om hun opleiding af te ronden;

verzoekt de regering om het ook voor mbo'ers zonder verblijfsstatus die een bbl-opleiding volgen mogelijk te maken om stage te lopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma, Karabulut, Van Weyenberg, Voortman en Schouten.

Zij krijgt nr. 450 (29544).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Uit het inspectierapport SZW blijkt dat gemeenten er onvoldoende in slagen om mensen met een beperking en een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Dit heeft verschillende oorzaken, waaronder ontbrekende expertise. Gemeenten zeggen echter ook dat er steeds minder middelen zijn. Volgens mij moet deze leemte zo snel mogelijk worden opgelost, voor nu maar vooral ook met het oog op de toekomst. De minister en de staatssecretaris willen veel meer bevoegdheden bij de gemeenten neerleggen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volgens de Inspectie SZW gemeenten er slechts in beperkte mate in slagen om uitkeringsgerechtigden die begeleiding nodig hebben passend werk te bieden;

overwegende dat er volgens de inspectie bij gemeenten onvoldoende expertise en specifiek beleid is gericht op het begeleiden van mensen met een beperking naar passend werk;

verzoekt de regering, specifieke maatregelen te treffen opdat gemeenten gerichte begeleiding en ondersteuning kunnen bieden aan mensen met een beperking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 451 (29544).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voor de stages voor leerlingen zonder verblijfstitel hebben wij de motie van de heer Heerma ondersteund. Ik doe een klemmend beroep op deze minister. Aanvankelijk wekte hij de indruk dat hij het goed had geregeld, maar nu blijkt dat een bepaalde groep die de bbl-opleiding volgt, geen diploma kan halen en geen stage kan lopen. Daarmee wordt hun voor een deel een mooie toekomst ontnomen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ook mijn fractie heeft de motie van de heer Heerma meeondertekend, om er zo voor te zorgen dat iedereen het recht op onderwijs in de praktijk kan brengen. Ik heb één motie. Deze gaat over de jeugdwerkloosheid. Er zijn geen keiharde garanties dat de sectorale plannen die nu worden ontwikkeld door de sociale partners, voldoende aandacht besteden aan jeugdwerkloosheid. Daar is mijn fractie bezorgd over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het sociaal akkoord 300 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor het cofinancieren van sectorale plannen voor 2013 en 2014;

overwegende dat het van groot belang is dat de bestrijding van jeugdwerkloosheid in deze plannen voldoende aandacht krijgt;

verzoekt de regering, te waarborgen dat circa 100 miljoen euro wordt besteed aan cofinanciering van maatregelen in sectorale plannen die de jeugdwerkloosheid aanpakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 452 (29544).

Er hebben zich geen andere sprekers gemeld. De minister geeft aan dat hij nog niet beschikt over de teksten van alle moties. Hij heeft behoefte aan een schorsing van twee minuten om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.11 uur geschorst.

Minister Asscher:

Mevrouw de voorzitter. Excuses dat ik de schorsing nog iets oprekte.

De motie-Heerma c.s. op stuk nr. 450 gaat over de stages voor illegalen. Daar hebben we in verschillende algemene overleggen uitgebreid over van gedachten gewisseld. Het zal voor hem niet als een verrassing komen dat ik de motie ontraad. Dat doet niets af aan het feit dat ik best begrijp waarom hij de motie heeft ingediend.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 451. Wij hebben daarvoor de Participatiewet in voorbereiding, die gemeenten juist in staat moet stellen om samen met de werkgevers mensen aan het werk te helpen. Aangezien de motie ons verder niet verplicht tot een bepaalde invulling daarvan, zie ik deze als ondersteuning van het beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

De motie-Van Weyenberg op stuk nr. 452 betreft een onderwerp waarover de heer Van Weyenberg en ik regelmatig van gedachten hebben gewisseld. Hij weet dat ik de sectorplannen zeer nauwlettend zal toetsen op de aandacht die daarin wordt besteed aan het bestrijden van jeugdwerkloosheid, stages en werkervaringsplaatsen. Ik vind het niet verstandig om hiervoor nu een bedrag te earmarken of te bestemmen voor dat doel. Het gaat de heer Van Weyenberg en mij immers om het effect dat je ermee bereikt. Om die reden ontraad ik deze motie.

De heer Van Weyenberg (D66):

We hebben dit debat inderdaad eerder gehad. Mijn vraag aan de minister is of zijn enige zorg zit op die 100 miljoen. Dan wil ik er met liefde "een substantieel deel" van maken. Het belangrijkste vind ik dat wij als Kamer een signaal geven dat de jeugdwerkloosheid bij de uitwerking echt de aandacht krijgt die deze verdient.

Minister Asscher:

Op dat andere onderdeel heb ik dat al toegezegd, zoals u hebt kunnen lezen in de brief van het kabinet naar aanleiding van het sociaal akkoord. Dat is een van de dingen waar wij sectorplannen op beoordelen. U weet dat er met man en macht aan wordt gewerkt. Ik hoop de regeling hoe die financiering zal plaatsvinden nog deze zomer aan de Kamer te kunnen toezenden. Ik vind het niet verstandig om nu een bedrag te earmarken. Het is overigens ook niet nodig, want we hebben hierover al regelmatig van gedachten gewisseld, dus ik persisteer in het preadvies.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat vind ik jammer. In het sociaal akkoord worden de criteria genoemd waaraan die plannen moeten voldoen. Twee van die criteria raken het in dienst nemen of in dienst houden van jongeren, maar je kunt een plan indienen en cofinanciering krijgen zonder dat dit erin zit. Dat is wat ik wil voorkomen, dus ik persisteer in deze motie.

De voorzitter:

Dat kan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties.

Naar boven