Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 19 februari 2009 over de Milieuraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Er is de laatste dagen veel te doen over de vrijheid van Europese lidstaten om zelf te bepalen of zij de teelt van gengewassen willen toestaan in hun land. Landen als Frankrijk, Oostenrijk, Griekenland en Hongarije weten al een poosje dat zij geen gengewassen op hun akkers willen. De kwestie die voorligt, is of Europa de wens van deze landen mag negeren en hen mag dwingen de teelt van een genetisch gemanipuleerde maissoort, MON810, toe te laten.

De PvdD-fractie vindt dat lidstaten zelf moeten kunne beslissen of zij de teelt van gengewassen in eigen land willen toestaan en dat Europa hen hierin vrij moet laten. Het goede nieuws is dat het kabinet dat ook vindt. Het slechte nieuws is dat als er binnen Europa wordt gestemd over die vrijheid, het Nederlandse kabinet consequent tegen de nationale verboden stemt. De minister heeft de Kamer vanmiddag het kabinetsstandpunt nog eens meegedeeld. Wij zijn voor de vrijheid van lidstaten om zelf te beslissen over genteelt, maar op dit moment bieden de regels daar volgens de minister daar geen ruimte voor. Dat van die regels is merkwaardig. Ik heb ze er nog even bij gezocht. Er is wel degelijk ruimte voor individuele lidstaten om te blijven beslissen over de teelt van gengewassen. Het lijkt eerder een interpretatieverschil dan een onmogelijkheid.

Het belangrijkste is dat de minister heeft gezegd dat zij de regels wil veranderen en dat zij ook wil dat het onderwerp van de agenda blijft. Dat is prachtig, maar het staat er toch op. De minister heeft ook aangegeven dat zij consistent wil zijn. Dat betekent dat Nederland andere landen wil blijven dwingen hun nationale verbod op de teelt van gengewassen op te heffen. Dat is niet consistent. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een aantal Europese lidstaten de teelt van gentech mais MON810 op grond van voorzorgsbeginselen niet wil toestaan in eigen land;

van mening dat lidstaten de keuzevrijheid moeten kunnen behouden om de teelt van gengewassen in eigen land al dan niet toe te staan;

constaterende dat ook de regering deze mening is toegedaan maar dat zij dit tot nu toe niet heeft vertaald in overeenkomstig stemgedrag in Europa;

verzoekt de regering om het moratorium van individuele lidstaten op de teelt van gentech mais MON810 in eigen land te respecteren en niet in te stemmen met de opheffing daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Vendrik en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300(21501-08).

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De Europese Unie baseert haar veiligheids- en milieueisen gewoonlijk op het principe van de "best beschikbare technieken". Bij de nieuwe richtlijn voor nucleaire veiligheid blijkt de lat echter niet zo hoog te worden gelegd. Ik vind dat merkwaardig en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de Europese Unie het voornemen heeft om het gemeenschappelijk kader voor nucleaire veiligheid te herzien;

  • - de richtlijn betrekking heeft op bestaande én nieuwe nucleaire inrichtingen;

  • - de Europese Commissie met deze richtlijn een gemeenschappelijke basiskwaliteit wil voorschrijven voor bestaande en nieuwe inrichtingen;

  • - andere Europese richtlijnen voor nieuwe inrichtingen en installaties de kwaliteitseisen baseren op de "best beschikbare technieken";

van mening dat de kwaliteitseisen te stellen aan nieuwe nucleaire installaties ook gebaseerd dienen te worden op de "best beschikbare technieken";

verzoekt de regering om bij de komende Milieuraad de Nederlandse inzet mede te baseren op dit uitgangspunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen, Vendrik en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301(21501-08).

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik ontraad aanvaarding van de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 300. Vanmiddag heb ik tijdens het AO een toelichting op deze kwestie gegeven en ik zou in herhaling vallen als ik er weer over zou beginnen.

Ik vind de motie-Jansen/Vendrik op stuk nr. 301 overbodig. In de ontwerprichtlijn is namelijk al opgenomen dat wordt gestreefd naar continue verbetering. Dat past helemaal in het Nederlandse beleid en het kabinet zal dat in Europa dus ook zeker steunen. Ik ontraad derhalve aanvaarding van de motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil nog iets aanvullen op de discussie over de regels van vanmiddag. Ik heb de regels er even bijgezocht. Deze zeggen dat er een langetermijnrapportage moet zijn. U weet dat daar discussie over is. De regels geven daarentegen niet aan dat als de EFSA zegt dat het goed is, wij het moeten toestaan. Andere landen denken er over op de wijze waarop ik het nu verwoord, maar Nederland blijft op de positie van de Europese Commissie staan, namelijk "wij kunnen de landen dwingen om deze gentech mais toe te laten".

Als het kabinet vindt dat landen die vrijheid zelf moeten hebben – er wordt nota bene over gestemd, dus je mag je mening nog verwoorden – dan ...

De voorzitter:

Wat is uw punt?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

... dan kan de minister het kabinetsbeleid nu toch vast vormgeven en niet stemmen voor opheffing van de moratoria?

Minister Cramer:

Voorzitter. Nu moet ik toch nog een keertje plenair uitleggen waarom wij de positie innemen die wij innemen. Ik heb dat vanmiddag ook al gedaan. In de Europese wet- en regelgeving is de wijze waarop ggo's worden toegelaten, vastgelegd. Dat is ook goed geregeld. Op grond van deze Europese wet- en regelgeving is de maislijn, waar mevrouw Ouwehand in haar motie op doelt, beoordeeld en toegelaten op de Europese markt.

Er is inderdaad een vrijwaringsclausule. Landen kunnen daarvoor een verzoek indienen. Als een lidstaat een beroep doet op die clausule, dan beoordeelt de Europese Commissie, op basis van wetenschappelijk advies van de EFSA, of de clausule terecht wordt ingeroepen. De Europese Commissie houdt zich strikt aan de criteria. Wat is er nu aan de hand? Volgens de Commissie wordt ten onrechte gebruik gemaakt van de vrijwaringsclausule. Drie landen willen die toepassen. Daarover zouden wij kunnen stemmen, maar als wij willen dat die landen voor de productie van de mais hun eigen, nationale beleid kunnen gebruiken, moeten wij eerst de wetgeving op Europees niveau aanpassen. Dat moeten wij doen alvorens te stemmen over de drie genoemde voorbeelden. Anders blijven wij altijd zitten met het probleem van het kip en het ei.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb een vraag over de motivatie van de minister om onze motie over de nucleaire inrichtingen af te wijzen. Vanmiddag zei zij dat zij de motie niet wilde uitvoeren, omdat de richtlijn al een grote stap vooruit impliceerde. Ik heb het nog even nagevraagd bij mevrouw Spies en zij bevestigde dat dit de motivatie was. Nu zegt de minister dat zij in wezen al doet wat met de motie wordt gevraagd. Zij ziet die als een ondersteuning van het beleid en vindt die daarom overbodig. Ik zou dan alleen zeggen: zij is een ondersteuning van het beleid. Mijn vraag is echter welke motivatie geldt, die van vanmiddag of die van vanavond? Als de motivatie geldt die de minister vanavond gaf, is de motie een ondersteuning van het beleid.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik wilde met een variant zeggen wat ik vanmiddag al heb gezegd. Ik heb de motie van de heer Jansen goed gelezen. Terugkomend op de discussie van vanmiddag heb ik inderdaad gezegd dat wat nu voor ons ligt, het besluit is om te komen tot een basisniveau voor alle nucleaire installaties en om dat niveau als richtlijn te hanteren. Op grond van de Europese richtlijn is het toegestaan dat Nederland scherpere regels hanteert. Het gaat mij erom dat andere landen gehouden worden om te voldoen aan een basisniveau. Dat is dan een enorm winstpunt. Dat basisniveau is het niveau dat wij in Europa als minimum acceptabel vinden. Dat bedoelde ik te zeggen.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoorden. De stemmingen over de moties worden over een uur gehouden, dus om kwart over tien. Ik zie enkele leden vragend kijken, maar om deze schorsing is door een aantal fracties verzocht.

De heer Van der Ham (D66):

Kunnen die fracties zich bekend maken? Wij hebben hier niet om gevraagd.

De voorzitter:

De fractie van de Partij van de Arbeid en nog een andere fractie hebben hierom gevraagd. Die andere fracties moet zichzelf maar bekend maken. Ik ga dat niet doen.

Mevrouw Agema (PVV):

Mijn fractie vindt het oké als we om half tien stemmen. Achter mij hoor ik geluiden waaruit blijkt dat men ook wel om half tien wil stemmen.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, ik ga hierover niet discussiëren. Kwart over tien gaan wij stemmen.

De vergadering wordt van 21.13 uur tot 22.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet de vertegenwoordiger van onze regering, minister Klink, die als vrijwilliger is aangewezen om de stemmingen bij te wonen, van harte welkom. Wij zien altijd graag dat de regering getuige is van onze beslissingen.

Mevrouw Verdonk is niet bij de stemmingen aanwezig.

Naar boven