Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2019, 396 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2019, 396 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaan mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs van 9 juli 2019, nr. WJZ/12845910(10056), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, 38a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, 4.5, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, 125 en 134 van de Ambtenarenwet, en 2.3.6, tweede lid, 2.5.5, tweede lid, en 4.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 september 2019, nr. W05.19.0212/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 oktober 2019, nr. WJZ/16679994(10056), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985
b. Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985
c. Besluit overgangsmaatregelen v.j. en v.j.v. 1985
d. Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel
e. Rechtspositiereglement Wetenschappelijk Onderwijs
f. Besluit van 8 oktober 1991, houdende vaststelling van regeling betaling IZK bij onderwijsinstellingen (gewijzigde betaalmaanden Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982) (Stb. 1991, 514)
g. Besluit van 10 mei 1995, houdende wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 (afschaffing voor onderwijs- en onderzoekpersoneel) (Stb. 1995, 289)
h. Besluit van 17 juni 1998, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC en het Formatiebesluit W.V.O. (arbeidsduurverkorting 1998) (Stb. 1998, 395)
i. Besluit van 7 juli 1999 houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel inzake onder meer het verbruik van rekeneenheden ten behoeve van ex-directeuren en inzake het geregistreerd partnerschap (Stb. 1999, 344)
j. Besluit van 12 april 2000, houdende wijziging van het Formatiebesluit WPO en enkele andere besluiten in verband met onder meer de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen (Stb. 2000, 179)
k. Besluit van 28 juli 2000 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel onder meer in verband met het schrappen van het geneeskundig onderzoek voor benoeming en de bezoldiging van herintreders (Stb. 2000, 328)
l. Besluit van 15 december 2000, houdende wijziging van het tijdelijke Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof (Stb. 2001, 63)
m. Besluit van 2 februari 2001, houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA) (Stb. 2001, 84)
n. Besluit van 9 mei 2001, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE onder meer in verband met verkorting van carrièrepatronen (Stb. 2001, 246)
o. Besluit van 1 april 2004, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en enkele andere besluiten in verband met decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden bij vier instellingen voor hoger onderwijs (Stb. 2004, 156)
p. Besluit van 23 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 438)
q. Besluit van 25 januari 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2005, 57)
r. Besluit van 15 juni 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel (Stb. 2005, 350)
s. Besluit van 28 november 2005, houdende intrekking van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekpersoneel (Stb. 2005, 629)
t. Besluit van 19 januari 2006, houdende wijziging van onder meer het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in verband met beëindiging declaratiebekostiging praktijkonderwijs en overgang naar lumpsumbekostiging (Stb. 2006, 49)
u. Besluit van 16 augustus 2006 houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, onder meer in verband met de uitwerking van de CAO 2000–2002 en het verbruik van formatierekeneenheden vanwege bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen (Stb. 2006, 403)
v. Besluit van 18 september 2006, houdende vaststelling van het Kaderbesluit rechtspositie PO en wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijspersoneel (Stb. 2006, 439)
w. Besluit van 29 januari 2007, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs in verband met de introductie van een nieuwe procesgang functie ongeschiktheidsadvies en het vervallen van de suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten (Stb. 2007, 47)
x. Besluit van 23 februari 2007, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs in verband met wijziging van de Werkloosheidswet (Stb. 2007, 101)
In het Besluit van 13 december 2006 tot intrekking van het Kaderbesluit rechtspositie VO en tot wijziging van enkele besluiten in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden (Stb. 2007, 48) wordt na artikel VII een artikel ingevoegd, luidende:
In het Besluit van 3 september 2007, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs (Stb. 2007, 333) wordt na artikel II een artikel ingevoegd, luidende:
In het Besluit van 27 november 2007, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs in verband met wijziging van de Werkloosheidswet (Stb. 2007, 478) wordt na artikel II een artikel ingevoegd, luidende:
In het Besluit van 6 november 2013, houdende intrekking van diverse besluiten in verband met volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het PO (Stb. 2013, 460) wordt na artikel II een artikel ingevoerd, luidende:
In het Besluit van 2 juli 2015 tot intrekking van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (Stb. 2015, 287) wordt na artikel II een artikel ingevoegd, luidende:
Bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WEB wordt als volgt gewijzigd:
1. De tabel in onderdeel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In regel 16, derde kolom, vervalt «aanstelling of».
b. In regel 21, derde kolom, wordt «aanstellingsperiode» vervangen door «benoemingsperiode».
2. In onderdeel 2.5 komen «Arbeidsrelatie versus aanstelling/benoeming» en de eerstvolgende alinea als volgt te luiden:
• Arbeidsrelatie versus benoeming
Ten behoeve van de gegevensleveringen moet onderscheid worden gemaakt tussen benoemingen enerzijds en arbeidsrelaties anderzijds. Een arbeidsrelatie is in deze bijlage een unieke combinatie van school, persoon, functie en aard dienstverband.
3. In onderdeel 3 wordt «aangesteld» telkens vervangen door «benoemd».
In artikel 7.1b van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt «het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 24 oktober 2019
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Uitgegeven de zevende november 2019
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Deze toelichting wordt gegeven mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Stb. 2017, 123) wordt het private arbeidsrecht van toepassing op ambtenaren. Deze wet, de Wnra, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Voor de inwerkingtreding is eerst nog aanpassings- en invoeringswetgeving nodig, waarmee alle wet- en regelgeving die de rechtspositie van ambtenaren raakt, wordt aangepast aan het private arbeidsrecht.
De Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs1 bevat die aanpassingswetgeving voor de onderwijssectoren en maakt het daarmee mogelijk dat de Wnra voor de onderwijssectoren in werking kan treden. De beoogde datum van inwerkingtreding van die aanpassingswetgeving is 1 januari 2020. Naast de aanpassing van wetten in formele zin, dienen ook algemene maatregelen van bestuur te worden aangepast.
Het onderhavige besluit voorziet in de intrekking of wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur. Deze wijzigingen vloeien voort uit de Wnra en de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Ten eerste wordt een aantal besluiten ingetrokken. Met de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs en de Wnra zijn de grondslagen voor een algemene maatregel van bestuur in de artikelen 33 van de Wet op het primair onderwijs (WPO), 33 van de Wet op de expertisecentra (WEC), 38a van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), 4.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en 125 of 134 van de Ambtenarenwet vervallen. Voor een aantal (wijzigings)besluiten vervallen met de genoemde wetswijzigingen alle grondslagen. Voor zover die besluiten uitgewerkt overgangsrecht bevatten, zijn ze expliciet ingetrokken. Dit is gedaan uit het oogpunt van kenbaarheid en in overeenstemming met aanwijzing 6.24 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Er waren daarnaast andere besluiten die grondslagen hadden in één of meer van de genoemde artikelen, maar ook in andere artikelen, die niet vervallen. Ook die (wijzigings)besluiten bevatten overgangsrecht dat inmiddels is uitgewerkt en zijn daarom eveneens ingetrokken. Voor een toelichting per ingetrokken besluit wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Ten tweede wordt in een aantal besluiten een zogeheten omhangbepaling opgenomen. Die besluiten hebben na de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs geen grondslag meer in de formele wet. Deze besluiten bevatten echter overgangsrecht dat nog actueel is. Die besluiten kunnen daarom niet worden ingetrokken en krijgen met dit besluit een nieuwe grondslag in artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Als derde zijn in een aantal besluiten technische aanpassingen gedaan vanwege het normaliseren van de ambtelijke aanstelling naar een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
De beoogde inwerkingtreding van dit besluit is 1 januari 2020.
Dit besluit heeft geen financiële gevolgen.
DUO heeft dit besluit beoordeeld op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. DUO heeft geconstateerd dat er geen gevolgen zijn voor de bekostiging.
Vanwege het technische karakter van het besluit is het besluit niet in internetconsultatie gebracht. Wel zijn de betrokken sociale partners – werkgeversverenigingen en vakbonden – geconsulteerd. Zij hebben aangegeven dat zij geen opmerkingen hebben.
De invoering van de Wnra heeft gevolgen voor de regeldruk. Deze zijn echter al in beeld gebracht in de Wnra zelf (Stb. 2017, 123).
Aan dit besluit zijn geen extra administratieve lasten of regeldruk verbonden. Het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk en is niet geselecteerd voor een formeel advies.
Met dit artikel worden verschillende besluiten ingetrokken. Per besluit wordt kort beschreven wat het besluit regelde en waarom het besluit is ingetrokken.
Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985
Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985
Besluit overgangsmaatregelen v.j. en v.j.v. 1985
In het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 (Stb. 1985, 316), het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 (Stb. 1985, 317) en het Besluit overgangsmaatregelen v.j. en v.j.v. 1985 (Stb. 1985, 163) werden overgangsbepalingen opgenomen voor de invoering van salarishoofdstukken per 1 augustus 1985 voor scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. De arbeidsvoorwaarden in deze sectoren zijn inmiddels gedecentraliseerd. Gezien het tijdsverloop zijn de besluiten ingetrokken.
Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel
De grondslag van de Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel uit 1984 was te vinden in artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet. Met de Wnra treedt de Ambtenarenwet 2017 in werking. De bepalingen uit deze overgangsregeling zijn achterhaald vanwege de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in het onderwijs. De Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel is daarom ingetrokken.
Rechtspositiereglement Wetenschappelijk Onderwijs
Het Rechtspositiereglement Wetenschappelijk Onderwijs uit 1987 was onder andere gebaseerd op de artikelen 125, eerste lid, en 134 van de Ambtenarenwet. Het Rechtspositiereglement fungeerde als interimmaatregel in afwachting van verdergaande decentralisatie, zoals vastgelegd in artikel 4.5 van de WHW. De rechtspositie van personeel in het wetenschappelijk onderwijs wordt inmiddels geregeld in sectorcao’s. Het Rechtspositiereglement Wetenschappelijk Onderwijs is daarom ingetrokken.
Besluit van 8 oktober 1991, houdende vaststelling van regeling betaling IZK bij onderwijsinstellingen (gewijzigde betaalmaanden Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982) (Stb. 1991, 514)
Het Besluit van 8 oktober 1991 regelde dat voor betrokkenen in het onderwijs het betaalmoment van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 in een andere maand werd vastgesteld. De Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 is per 1 januari 1997 ingetrokken bij Besluit van 17 december 1996 (Stb. 1996, 640).
Besluit van 10 mei 1995, houdende wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 (afschaffing voor onderwijs- en onderzoekpersoneel) (Stb. 1995, 289)
Het Besluit van 10 mei 1995 had grondslagen in onder andere artikel 4.5 WHW en artikel 125 Ambtenarenwet. Het was een uitwerking van de afspraken ten aanzien van de wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 waarbij het (gewezen) onderwijs- en onderzoekpersoneel vanaf 1 januari 1995 is uitgesloten van deelname aan die regeling. Het besluit is inmiddels materieel uitgewerkt en is daarom ingetrokken.
Besluit van 17 juni 1998, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC en het Formatiebesluit W.V.O. (arbeidsduurverkorting 1998) (Stb. 1998, 395)
Het besluit van 17 juni 1998 voorzag in de omzetting van de betrekkingsomvang in uren naar een betrekkingsomvang uitgedrukt in een werktijdfactor, respectievelijk de mogelijkheid de werktijdfactor onder voorwaarden te verhogen. Het betrof hier een eenmalige omzetting of verhogingsmogelijkheid die op 1 augustus 1998 diende plaats te vinden, respectievelijk benut diende te worden. Het overgangsrecht ziet op geschillen die zijn gerezen rond de uitvoering van de bepalingen van dit besluit. Inmiddels is ruim twintig jaar verstreken. Het overgangsrecht is uitgewerkt en daarom is het Besluit van 17 juni 1998 ingetrokken.
Besluit van 7 juli 1999 houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel inzake onder meer het verbruik van rekeneenheden ten behoeve van ex-directeuren en inzake het geregistreerd partnerschap (Stb. 1999, 344)
Het Besluit van 7 juli 1999 regelde de wijziging van verschillende besluiten, onder andere vanwege het verbruik van rekeneenheden door ex-directeuren. De grondslagen van het besluit waren onder andere de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO, 4.1.2 WEB, 4.5 WHW en 125 Ambtenarenwet Die grondslagen zijn vervallen met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs en de Wnra. In artikel VII van het besluit werd geregeld dat het verbruik van formatierekeneenheden door ex-directeuren die in de functie van locatieleider of een soortgelijke functie waren benoemd of aangesteld vóór de inwerkingtreding van het besluit van 7 juli 1999, blijvend kon worden gebaseerd op de regelgeving zoals die luidde ten tijde van die benoeming of aanstelling. Deze overgangsregeling is uitgewerkt en het Besluit van 7 juli 1999 is daarom ingetrokken.
Besluit van 12 april 2000, houdende wijziging van het Formatiebesluit WPO en enkele andere besluiten in verband met onder meer de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen (Stb. 2000, 179)
Met het Besluit van 12 april 2000 werd uitwerking gegeven aan het voornemen van het kabinet om de omvang van de groepen in de eerste vier leerjaren van het basisonderwijs terug te brengen tot gemiddeld 20 leerlingen. De grondslag was onder andere artikel 33, tweede lid, WPO. Het overgangsrecht in artikel VI regelde dat de artikelen 19a tot en met 19c van het Formatiebesluit WPO, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het besluit (1 mei 2000), van toepassing bleven voor de berekening van of geschillen betreffende de formatie voor de schooljaren waarop die artikelen betrekking hadden. Gezien het tijdsverloop is dit besluit ingetrokken.
Besluit van 28 juli 2000 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel onder meer in verband met het schrappen van het geneeskundig onderzoek voor benoeming en de bezoldiging van herintreders (Stb. 2000, 328)
Het Besluit van 28 juli 2000 bevatte wijzigingen van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO). De grondslagen waren onder andere de artikelen 33 WPO en 33 WEC. Het ging om twee wijzigingen: 1) het schrappen van het bezit van een geneeskundige verklaring als benoemingsvereiste voor onderwijspersoneel waarop het RPBO van toepassing is, en 2) het uitwerken van gevolgen van de salarismaatregelen in de cao O&W 1996–1998, waarin met de personeelsorganisaties is overeengekomen de positie van de herintredende leraar in het primair onderwijs te bezien. Het overgangsrecht gaat over geschillen die voortvloeien uit de wijzigingen van het Besluit van 28 juli 2000. Op beslissingen of herzieningen van beslissingen in de periode voorafgaand aan 1 augustus 1998 bleef de oude regelgeving van toepassing. Dit overgangsrecht is gezien het tijdsverloop niet meer actueel. Bovendien is het RPBO in 2003 ingetrokken.2 Het Besluit van 28 juli 2000 is daarom ingetrokken.
Besluit van 15 december 2000, houdende wijziging van het tijdelijke Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof (Stb. 2001, 63)
In de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen (SCOW) was overeengekomen dat het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA)3 werd aangepast in verband met de Wet van 11 juni 1998 tot wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten bij het opnemen van onbetaald verlof (Stb. 412, 1998). Het Besluit van 15 december 2000 vormde de concrete uitwerking van deze afspraak in de SCOW en had grondslagen in de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO en 4.1.2 WEB. Artikel II bevatte overgangsrecht dat regelde dat lopende uitkeringen ongewijzigd bleven. Alleen nieuw ontstane uitkeringen na inwerkingtreding van genoemd besluit vielen onder de gewijzigde regeling. Het Besluit van 15 december 2000 is materieel uitgewerkt en is daarom ingetrokken.
Besluit van 2 februari 2001, houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA) (Stb. 2001, 84)
Als gevolg van het van toepassing worden van de Ziektewet op het onderwijspersoneel moest het BZA worden aangepast. Artikel II regelde dat de voorschriften zoals die in het BZA luidden op de datum van inwerkingtreding van het besluit van toepassing bleven op de tijdvakken waarover zij gelding hadden. Gezien het tijdsverloop kan het Besluit van 2 februari 2001 worden ingetrokken. De grondslagen van het besluit in de artikelen 33 WPO, 33 WEC 38a WVO en 4.1.2 WEB vervallen bovendien.
Besluit van 9 mei 2001, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE onder meer in verband met verkorting van carrièrepatronen (Stb. 2001, 246)
In het Besluit van 9 mei 2001 werd geregeld dat, conform de cao voor de sector onderwijs van 1999–2000, de carrièrepatronen van leraren die waren benoemd in een functie met een bepaalde maximumschaal, werden verkort met ingang van 1 januari 2000. Het besluit was gebaseerd op de grondslagen in de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO en 4.1.2 WEB. Het overgangsrecht in artikel III regelde dat het RPBO en de daarop gebaseerde ministeriële regelingen, het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE zoals luidend voor 1 januari 2000 van toepassing bleven op beslissingen en geschillen die betrekking hadden op de periode voorafgaand aan 1 januari 2000. Gezien het tijdsverloop is dit besluit ingetrokken.
Besluit van 1 april 2004, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en enkele andere besluiten in verband met decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden bij vier instellingen voor hoger onderwijs (Stb. 2004, 156)
In het Besluit van 1 april 2004, met grondslag in artikel 4.5 WHW, werd geregeld dat een aantal rechtspositionele regelingen voor het onderwijspersoneel niet langer van toepassing was op het personeel van een viertal instellingen in het hoger onderwijs. Het ging om de Theologische Faculteit Tilburg, de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht, de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen en de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Het beëindigen van de toepasselijkheid van de regelingen paste in het beleid dat er op was gericht om de arbeidsvoorwaardenvorming voor hoger onderwijsinstellingen zoveel als mogelijk te decentraliseren naar het overleg tussen organisaties van werkgevers en werknemers. De betrokken bevoegde gezagsorganen hadden ingestemd met deze maatregel. In artikel V was een overgangsbepaling opgenomen. Dit artikel regelde dat de regelingen die op grond van het besluit vervallen, gehandhaafd blijven tot het tijdstip waarop de nieuwe regels zijn vastgesteld en in werking getreden. Het personeel van deze instellingen valt inmiddels onder de regeling van de cao universiteiten. Het Besluit van 1 april 2004 is daarom ingetrokken.
Besluit van 23 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 438)
Dit besluit had de grondslag in de artikelen 33 WPO, 33 WEC en 38a WVO en regelde de aanpassing van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BBWO) in verband met het vervallen van de vervolguitkering WW (Stb. 2003, 546). De duur van de vervolguitkering WW was twee jaar. Artikel II van het Besluit van 23 augustus 2004 voorzag in overgangsrecht. Het overgangsrecht regelde dat aan betrokkenen die na 11 augustus 2003, maar voor 1 maart 2004, werkloos waren en geen recht meer hadden op de vervolguitkering WW, de vervolguitkering WW inclusief het bovenwettelijk deel, als bovenwettelijke uitkering werd toegekend. Dit overgangsrecht is inmiddels uitgewerkt en het besluit is ingetrokken.
Besluit van 25 januari 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2005, 57)
Met het besluit van 25 januari 2005 werd geregeld dat voor onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs de aanvulling boven de 70% van het laatst verdiende loon in het tweede ziektejaar kwam te vervallen. Alle grondslagen voor dit besluit – artikelen 33 WPO, 33 WEC en 38a WVO – vervallen met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs. Het overgangsrecht regelde een gewenningsperiode voor degenen die in het eerste kwartaal van 2004 ziek waren geworden en nog niet hersteld waren bij de aanvang van het tweede ziektejaar. Voor hen werd het nieuwe regime pas per 1 april 2005 geëffectueerd. Het overgangsrecht is inmiddels uitgewerkt, want de loondoorbetalingsplicht bij ziekte duurt maximaal twee jaar. Het Besluit van 25 januari 2005 is daarom ingetrokken.
Besluit van 15 juni 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel (Stb. 2005, 350)
Met het Besluit van 15 juni 2005 werd de rechtspositie aangepast aan een aantal maatregelen die in de SCOP voor het primair en voortgezet onderwijs was overeengekomen. Artikel 25, vijfde lid, van het BZA werd, conform de afspraak in de SCOP van 26 januari 2005, zo gewijzigd dat de uitkeringspercentages van de suppletieregeling met ingang van 1 juli 2005 neerwaarts werden aangepast. De grondslagen voor dit besluit stonden in de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO en 4.1.2 WEB. Het overgangsrecht in het Besluit van 15 juni 2005 regelde dat artikel 25, vijfde lid, BZA van toepassing bleef op degene aan wie uiterlijk op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 15 juni 2005 een suppletie-uitkering op grond van het BZA was toegekend. De suppletie-uitkering duurde maximaal 66 maanden. Dit overgangsrecht is uitgewerkt en daarom is het Besluit van 15 juni 2005 ingetrokken.
Besluit van 28 november 2005, houdende intrekking van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekpersoneel (Stb. 2005, 629)
Het Besluit van 28 november 2005 had grondslagen in de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO en 4.1.2 WEB. Dit besluit regelde de intrekking van twee besluiten in verband met het invoeren van de Zorgverzekeringswet. Het besluit kende twee overgangsbepalingen. Artikel I, tweede lid, bleef bestaan tot 2007 om de administratieve afhandeling en eventuele verrekeningen van tegemoetkomingen op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel mogelijk te maken. Het tweede lid van artikel II regelde dat een aanvraag op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekpersoneel plaats diende te vinden binnen zes maanden na intrekking van die regeling, derhalve uiterlijk op 30 juni 2006. Dit overgangsrecht is inmiddels uitgewerkt en het Besluit van 28 november 2005 is ingetrokken.
Besluit van 19 januari 2006, houdende wijziging van onder meer het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in verband met beëindiging declaratiebekostiging praktijkonderwijs en overgang naar lumpsumbekostiging (Stb. 2006, 49)
Het Besluit van 19 januari 2006 had tot doel om scholen voor praktijkonderwijs die nog op declaratiebasis werden bekostigd, te brengen onder de reguliere bekostigingsregels van de WVO (lumpsumbekostiging). De grondslag was mede gelegen in artikel 38a WVO. Het overgangsrecht uit het besluit gold voor maximaal vier jaar. Het overgangsrecht is daarom uitgewerkt en het Besluit van 19 januari 2006 is ingetrokken.
Besluit van 16 augustus 2006 houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, onder meer in verband met de uitwerking van de CAO 2000–2002 en het verbruik van formatierekeneenheden vanwege bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen (Stb. 2006, 403)
Het Besluit van 16 augustus 2006 bevatte de formalisering van drie akkoorden die waren gesloten met de centrales van overheids- en onderwijspersoneel. De grondslagen waren onder andere de artikelen 33 WPO, 33 WEC, 38a WVO en 4.1.2 WEB. Het overgangsrecht uit artikel XIX ging over twee artikelen uit het Formatiebesluit WVO en is per 1 augustus 2003 uitgewerkt. Artikel XII bevatte een overgangsbepaling in verband met de uitwerking van de cao van 2000–2002. Het ging om de salarisaanspraken van leraren, onderwijsondersteunend personeel en directieleden. Gezien het tijdsverloop is het Besluit van 16 augustus 2006 ingetrokken.
Besluit van 18 september 2006, houdende vaststelling van het Kaderbesluit rechtspositie PO en wijziging van onder meer het Overlegbesluit onderwijspersoneel (Stb. 2006, 439)
Met het Besluit van 18 september 2006 werd onder andere de decentralisatie van de secundaire arbeidsvoorwaarden in het onderwijs geregeld, tegelijk met de invoering van de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs. De grondslagen van dit besluit zijn dan ook de artikelen 33 WPO en 33 WEC. Het Kaderbesluit rechtspositie PO is op 1 januari 2014 ingetrokken. Het geregelde in Besluit van 18 september 2006 is inmiddels uitgewerkt en daarom is het hele besluit ingetrokken.
Besluit van 29 januari 2007, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs in verband met de introductie van een nieuwe procesgang functie ongeschiktheidsadvies en het vervallen van de suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten (Stb. 2007, 47)
Per 1 juli 2005 voerde het UVW het functie-ongeschiktheidsadvies (FOA) niet meer uit, in het kader van de beperking tot de uitvoering van de wettelijke taken. Om die reden zijn met het Besluit van 29 januari 2007 de bepalingen in het BZA omtrent de FOA aangepast aan de met de centrales in de (SCOP afgesproken nieuwe procesgang voor de beoordeling of er al dan niet tot ontslag wegens arbeidsongeschiktheid kon worden overgegaan. Naar aanleiding van een akkoord over bovenwettelijke aanvullingen op de Wet WIA verviel hoofdstuk III van het BZA waarin de suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor personeel uit het primair en voortgezet onderwijs werd geregeld. Artikel III van het Besluit van 29 januari 2007 bevatte een overgangsbepaling, die er in voorzag dat hoofdstuk III van het BZA, zoals dat luidde op 31 december 2006, van toepassing bleef op degene aan wie uiterlijk op die dag een suppletie-uitkering op grond van het BZA was toegekend. De suppletie-uitkering duurde maximaal 66 maanden. Het overgangsrecht uit het Besluit van 29 januari 2007 is uitgewerkt; het besluit is daarom ingetrokken. Bovendien zijn de grondslagen van het besluit in de artikelen 33 WPO, 33 WEC en 38a WVO vervallen.
Besluit van 23 februari 2007, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs in verband met wijziging van de Werkloosheidswet (Stb. 2007, 101)
Met dit besluit werden enkele wijzigingen aangebracht in het BBWO in verband met de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel (Stb. 2006, 303). De Wet wijziging WW-stelsel regelde de afschaffing van de kortdurende WW-uitkering en de wijziging van de duur van de WW-uitkering. De grondslagen van het Besluit van 23 februari 2007 waren de artikelen 33 WPO, 33 WEC en 38a WVO. Artikel II van het besluit bevatte overgangsrecht. Het overgangsartikel had betrekking op betrokkenen die werkloos werden in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 31 maart 2007. Zij behielden hun aanvulling op de loongerelateerde dan wel kortdurende WW-uitkering volgens het BBWO. De maximale duur van de bovenwettelijke WW-uitkering was twaalf jaar. Deze aanspraken zijn inmiddels niet meer geldig en dus is het Besluit van 23 februari 2007 vervallen.
Het Besluit van 13 december 2006 tot intrekking van het Kaderbesluit rechtspositie VO en tot wijziging van enkele besluiten in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden (Stb. 2007, 48) vloeit voort uit de Wet van 14 december 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden (Stb. 2006, 19). Met die wet werden de primaire arbeidsvoorwaarden, waaronder salarisontwikkeling, functiewaardering, arbeidsduur en sociale zekerheid voortaan door de bevoegde gezagsorganen van scholen vastgesteld. Het overgangsrecht regelt onder andere dat uitkeringen op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziekte die vóór inwerkingtreding van de nieuwe regels zijn ontstaan ook na dat tijdstip gehandhaafd blijven totdat de uitkering eindigt. Omdat deze uitkeringen nog kunnen voortduren, ook als de grondslag van dit besluit – artikel 38a WVO – vervalt met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs, is de grondslag van het Besluit van 13 december 2006 voortaan artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Het Besluit van 3 september 2007 (Stb. 2007, 333) regelt dat het BZA voor het primair onderwijs in overeenstemming werd gebracht met de artikelen 7:670, eerste lid, en 7:629, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Ook verviel artikel 41 BZA, waarin de aanspraken na ontslag in verband met arbeidsongeschiktheid na een dienstongeval waren opgenomen. Het overgangsrecht heeft betrekking op artikel 41 BZA: wanneer de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid van de betrokkene is gelegen voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 7 september 2007, blijft artikel 41 BZA van toepassing. Het betreft betrokkenen die op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) recht hebben op een WAO-uitkering en een invaliditeitspensioen en/of herplaatsingstoelage van de Stichting Pensioenfonds ABP. Als een betrokkene eenmaal een WAO-uitkering heeft ontvangen en aan de voorwaarden blijft voldoen, blijft die uitkering bestaan tot het moment dat de betrokkene een AOW-uitkering ontvangt. De aanspraken op grond van het Besluit van 3 september 2007 kunnen daarom nog bestaan. De grondslagen van het besluit, de artikelen 33 WPO, 33 WEC en 38a WVO, vervallen. Om die reden is het besluit voortaan gebaseerd op artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Het Besluit van 27 november 2007 (Stb. 2007, 478) voorziet in een aanpassing van het BBWO in verband met de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel (Stb. 2006, 303). De maximale uitkeringsduur van de WW werd met ingang van 1 oktober 2006 verlaagd van maximaal 5 jaar tot 3 jaar en 2 maanden (38 maanden). Voor het onderwijspersoneel werd deze aanpassing van de WW doorvertaald in de bovenwettelijke werkloosheidsregeling. Het personeel had voortaan, als aan de referte-eis werd voldaan, bij werkloosheid op de leeftijd van 53 jaar (was: 51 jaar) recht op een aansluitende uitkering tot de leeftijd van 65 jaar. Het overgangsrecht regelt dat artikel 9 BBWO, zoals dat luidde op de datum voor inwerkingtreding van het Besluit van 27 november 2007, van toepassing blijft op betrokkenen met een uitkering op grond van het BBWO. Dit betekent dat personeel dat vóór 1 januari 2008 op 51-jarige leeftijd een uitkering kreeg op grond van artikel 9 BBWO maximaal 14 jaar recht heeft op die uitkering. Er is nog niet voldoende tijd verstreken om dit besluit in te trekken. De grondslag is voortaan echter niet meer te vinden in de artikelen 33 WPO en 33 WEC, maar in artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Het Besluit van 6 november 2013, houdende intrekking van diverse besluiten in verband met volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het PO (Stb. 2013, 460) vloeit voort uit de Wet van 10 november 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs in verband met de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs (Stb. 2011, 558). De primaire arbeidsvoorwaarden werden voortaan door het bevoegd gezag van de scholen vastgesteld. De bevoegde gezagsorganen werden hiermee ook verantwoordelijk voor het georganiseerd overleg. Het overgangsrecht regelt dat uitkeringen op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziekte die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van nieuwe regels op het desbetreffende gebied zijn ontstaan, de oude regelingen op grond van het eerste lid ook na dat tijdstip worden gehandhaafd en wel totdat de uitkering (inclusief een eventuele herleving) eindigt. Omdat deze uitkeringen nog kunnen voortduren, ook als de grondslagen van dit besluit – de artikelen 33 WPO en 33 WEC – vervallen, is de grondslag van het Besluit van 13 december 2006 voortaan artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
Met het Besluit van 2 juli 2015 (Stb. 2015, 287) werd het Rechtspositiebesluit WPO/WEC ingetrokken. Per 1 juli 2015 verdwenen de commissies van beroep uit de sectorwetten. De artikelen uit het Rechtspositiebesluit WPO/WEC die daar betrekking op hadden konden komen te vervallen en daarom werd het hele besluit ingetrokken. In het overgangsrecht werd aansluiting gezocht bij artikel XXIf van de Wet werk en zekerheid. Dit betekent voor beslissingen van het bevoegd gezag die vallen onder het beroepsrecht personeel het volgende. Tot het moment van inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid worden deze beslissingen overeenkomstig de toen geldende bepalingen afgehandeld (dus bij ontslag is beroep tegen deze beslissing mogelijk bij een commissie van beroep). Vanaf het moment van inwerkingtreding geldt dat op deze beslissingen de nieuwe bepalingen van toepassing zijn (bijvoorbeeld de beslissing tot voorgenomen ontslag laten toetsen door de kantonrechter). Omdat er mogelijk voor 1 augustus 2015 beslissingen zijn genomen die nog gevolgen (moeten) hebben voor de huidige rechtspositie van personeelsleden, blijft het overgangsrecht uit het Besluit van 2 juli 2015 nog van toepassing. De grondslag is voortaan artikel X van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs.
In de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit WEB staan in onderdeel 2.2 regels over de arbeidsrelatie. Nu het personeel in het onderwijs niet meer onder de Ambtenarenwet 2017 valt, kan «aanstelling» vervallen. Alle leraren zijn werkzaam op basis van een benoeming, hetgeen in de praktijk betekent dat zij een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht hebben. Voor zover er in onderdeel 2.2 sprake was van een aanstelling, is die term vervallen. In onderdeel 2.5 staan regels over de interne uitwerking van personeelsgegevens. In de alinea met het kopje «aanstelling/benoeming versus arbeidsrelatie» werd aangegeven dat voor «benoemen» ook «aanstellen» moest worden gelezen als betrokkene werkzaam was op een openbare school. Na de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs valt al het onderwijspersoneel onder het private arbeidsrecht. Het onderscheid tussen aanstellen en benoemen hoeft dus niet meer te worden gemaakt. Voor alle betrokkenen geldt dat zij werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
In artikel 7.1b van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 werd verwezen naar het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). Met de inwerkingtreding van de Wnra vervalt het BBRA en worden de salarissen van rijksambtenaren vastgesteld bij cao. De verwijzing naar het BBRA is dan ook vervangen door een verwijzing naar de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Er wordt naar gestreefd dit besluit tegelijk in werking te laten treden met de Wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs, op 1 januari 2020.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Het BZA heeft verschillende citeertitels gehad, namelijk tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel. (Stb. 1995, 703), Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (Stb. 2001, 84), Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2003, 233) en Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs (Stb. 2007, 48).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-396.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.