Besluit van 25 januari 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 december 2004, nr. AP/PSW/2004/58616 (B50), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 38a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2005, nr. W05.04.0603/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 20 januari 2005, nr. AP/PSW/2005/2968 (B50), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel a wordt «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» vervangen door «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» en wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit»;

B

Artikel 4, opschrift en eerste en tweede lid, worden gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift wordt vervangen door:

Artikel 4. Verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid

2. Het eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. De betrokkene die geheel of gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd is zijn dienstbetrekking te vervullen, behoudt gedurende een termijn van 12 maanden zijn volle bezoldiging. Vervolgens geniet de betrokkene over de verlofuren wegens ziekte 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid van de WAO een tijdvak vast stelt, gedurende hetwelk de betrokkene jegens het bevoegd gezag aanspraak op bezoldiging heeft, geniet de betrokkene over dat tijdvak 80% van zijn bezoldiging over de verlofuren wegens ziekte.

3. In het tweede lid wordt «18 maanden» telkens vervangen door: 12 maanden

4. Toegevoegd wordt een zevende lid, luidend:

  • 7. Ter bepaling van de periode van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid voor zijn betrekking samengeteld indien zij elkaar met een periode van minder dan 4 weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van 4 weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten buiten beschouwing.

C

Artikel 5 vervalt.

D

Artikel 6 komt te luiden als volgt:

Artikel 6. Ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

  • 1. Het bevoegd gezag en de betrokkene zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.

  • 2. Het bevoegd gezag is verplicht de lokalen, werktuigen, hulpmiddelen en gereedschappen waarin of waarmee het de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de betrokkene in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

  • 3. Het bevoegd gezag is jegens de betrokkene aansprakelijk voor de schade die de betrokkene in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij het aantoont dat het de in het tweede lid bedoelde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van betrokkene.

  • 4. Het bevoegd gezag kan uit hoofde van het eerste lid de werknemer schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen naar hetgeen met het oog op de omstandigheden redelijk te achten is.

  • 5. Het bevoegd gezag is bij aansprakelijkheid uit hoofde van het derde lid verplicht de betrokkene schadeloos te stellen, kosten te vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming te verlenen.

  • 6. De schadeloosstelling vergoedt ten minste de loonschade van de betrokkene tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid, voor zover deze niet wordt gedekt door het recht van de werknemer op loondoorbetaling bij ziekte, een eventuele vergoeding van kosten op grond van artikel 43 of op een wettelijke of bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • 7. Het derde tot en met zesde lid van dit artikel blijven buiten toepassing ten aanzien van de betrokkene die zonder aannemelijke redenen verzuimd heeft aan het bevoegd gezag binnen 30 dagen mededeling te doen van het bestaan van een omstandigheid als bedoeld in het derde of vierde lid.

E

In artikel 7 vervalt de zinsnede: , met inbegrip van de periode bedoeld in artikel 5, derde lid,

F

Artikel 13 komt te luiden als volgt:

Artikel 13. Inkomsten uit wenselijk geachte arbeid

  • 1. Indien de betrokkene in het belang van zijn reïntegratie op advies van de deskundige persoon, de Arbo-dienst of het reïntegratiebedrijf wenselijk geachte arbeid voor het bevoegd gezag of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid hierop geheel in mindering gebracht zolang hij aanspraak kan maken op zijn volle bezoldiging. Onder in het belang van zijn reïntegratie wenselijk geachte arbeid wordt niet verstaan arbeid op therapeutische basis. Er is sprake van arbeid op therapeutische basis, indien de arbeid van de betrokkene aan de volgende eisen voldoet:

    a. de activiteiten moeten binnen een van tevoren aangegeven periode uitgevoerd worden

    b. de periode mag niet langer dan 6 weken zijn

    c. de werkzaamheden moeten deel uitmaken van een opbouwend reïntegratietraject

    d. het mag géén bestaande functie zijn die in de CAO staat omschreven

    e. het moet een gecreëerde functie zijn

    f. er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn

    g. de persoon moet op elk moment weg kunnen gaan.

  • 2. Indien de betrokkene na 12 maanden ziekte in het belang van zijn reïntegratie op advies van de deskundige persoon, de ARBO-dienst of het reïntegratiebedrijf voor het bevoegd gezag of voor derden wenselijk geachte arbeid verricht, behoudt hij voor de uren dat bedoelde arbeid wordt verricht de bezoldiging per uur in de eigen functie en over de resterende verlofuren wegens ziekte 70% van de bezoldiging in de eigen functie. Artikel 4, derde tot en met zevende lid, is van toepassing.

  • 3. Scholing ten behoeve van reïntegratie geldt als ziekteverlof, tenzij het op advies van de deskundige persoon, de Arbo-dienst of het reïntegratiebedrijf met het bevoegd gezag overeengekomen voor reïntegratie noodzakelijke scholing betreft. Deze voor reïntegaratie noodzakelijke scholing dient gevolgd te worden binnen het kader van het verrichten van de in het eerste en tweede lid bedoelde wenselijk geachte arbeid.

G

In artikel 16, tweede lid, wordt «artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3» vervangen door: artikel 1, onderdelen b1 en b2 en onderdeel b3 voor zover betrekking hebbend op scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging.

H

In artikel 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid tot zesde tot en met elfde lid, wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5 De termijn van twee jaren, bedoeld in het tweede lid, wordt verlengd:

    a. met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet later doet dan in dat artikel is voorgeschreven;

    b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WAO, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; en

    c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft vastgesteld op grond van artikel 71a, negende lid, van de WAO.

2. In het negende lid wordt «zevende lid» vervangen door: achtste lid.

3. In het elfde lid wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid» en wordt «achtste lid» vervangen door: negende lid.

I

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «voorzover de termijn van 18 kalendermaanden, genoemd in artikel 4, eerste lid, nog niet is verstreken, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt» vervangen door: voorzover de termijn van 12 maanden, genoemd in artikel 4, eerste lid, nog niet is verstreken, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Na afloop van de termijn van 12 maanden ontvangt hij gedurende 6 maanden, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, 70% van de laatst genoten bezoldiging.

2. Het derde lid komt te luiden als volgt:

  • 3. De gewezen betrokkene met recht op een uitkering krachtens de ZW heeft aanspraak op een uitkering als bedoeld in artikel 39, eerste en tweede lid, verminderd met de uitkering krachtens de ZW.

3. In het zesde lid, wordt na «uitkering ter hoogte van zijn laatstelijk genoten bezoldiging» ingevoegd: dan wel 70% daarvan,

4. Het zevende lid vervalt; het achtste tot en met het elfde lid worden vernummerd tot zevende tot en met tiende lid.

J

In artikel 40, eerste lid, wordt «artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3» vervangen door: artikel 1, onderdelen b1 en b2 en onderdeel b3 voor zover betrekking hebbend op scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging.

K

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt: «, dan wel Onze Minister ingeval betrokkene in dienstbetrekking werkzaam is bij één of meer instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3,»

2. In het zevende lid vervalt: «, onderscheidenlijk Onze Minister,»

L

In artikel 42 vervalt: «, dan wel door Onze Minister ingeval betrokkene in dienstbetrekking werkzaam is bij een of meer instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3,»

M

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43. Kosten ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

In geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid die naar het oordeel van het bevoegd gezag in overwegende mate veroorzaakt is door de aard van de aan de betrokkene opgedragen werkzaamheden, dan wel door de omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, worden hem vergoed de naar het oordeel van het bevoegd gezag te zijnen laste blijvende noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling.

ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING

  • 1. Op de betrokkene wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor 1 januari 2004 blijven de artikelen 4, 5, 6, 7, 13, 20, 39, 40, 41, 42 en 43 van toepassing zoals deze luidden op de dag voor de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Met betrekking tot de betrokkene wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen in de periode van 1 januari 2004 tot 1 april 2004 wordt de wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs als gevolg van dit besluit geëffectueerd met ingang van 1 april 2005.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Indien deze datum is gelegen op of na 1 april 2005, werkt het besluit terug tot en met 1 april 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 25 januari 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de tiende februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit is in het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BZA) geregeld dat de aanvulling boven de 70% van het laatst verdiende loon in het tweede ziektejaar komt te vervallen. Dit is conform de Verklaring van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en werknemers van 5 november 2004. Deze organisaties zijn overeengekomen dat de loondoorbetaling gedurende het eerste en tweede ziektejaar aan de werknemers over die twee ziektejaren tezamen niet meer dan 170% van het laatst verdiende loon zal bedragen en dat de bestaande arbeidsvoorwaardelijke afspraken in die zin worden aangepast. Dit besluit tot aanpassing van het BZA voorziet daarin. Over de aanpassing van het BZA in verband met bovengenoemde verklaring van de Stichting van de Arbeid is overeenstemming bereikt in het Sectorcommissie Onderwijspersoneel van 16 november 2004.

Tevens is in navolging van een besluit van de Ministerraad van 6 februari 2004 de bepaling dat ingeval van een dienstongeval 100% van de bezoldiging wordt doorbetaald vervallen. Daarvoor in de plaats is een met de werkgeversaansprakelijkheid cf. het Burgerlijk Wetboek overeenkomende bepaling opgenomen die:

a. materieel de werkgeversaansprakelijkheid jegens de werknemer cf. het BW vastlegt, en

b. inhoudt dat de werkgever in individuele gevallen een vergoeding van de schade van de werknemer kan verlenen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 4

Artikel 4 BZA, waarin de loondoorbetaling aan de betrokkene was geregeld die geheel of voor meer dan 55% van zijn betrekking verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geniet, is zodanig aangepast dat de betrokkene die geheel of gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd is zijn dienstbetrekking te vervullen, de eerste twaalf maanden ziekte of arbeidsongeschiktheid zijn volle bezoldiging behoudt en vervolgens over de verlofuren wegens ziekte 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband krijgt uitbetaald. Over gewerkte uren ontvangt de betrokkene zijn volle bezoldiging. De eerste ziektedag is uiteraard de eerste dag waarop betrokkene ziekteverlof geniet.

Onder verlofuren wegens ziekte moet in dit verband worden verstaan het ziekteverlof dat wordt genoten over alle taken die een betrokkene uitvoert. Voor een leerkracht betreft dit de lesgebonden en niet-lesgebonden taken.

Indien in het derde ziektejaar door ingebreke blijven van de werkgever, de zieke werknemer nog niet in de WAO zit, geldt een loondoorbetalingsverplichting van 80%. Het uitgangspunt van de loondoorbetalingsverplichting gedurende het tweede ziektejaar is derhalve dat over de niet gewerkte uren in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid 70% van het loon wordt doorbetaald. Artikel 5, waarin de loondoorbetaling was geregeld aan de betrokkene die voor ten hoogste 55% van zijn betrekking verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geniet, is gelet op dit uitgangspunt komen te vervallen. Het onderscheid tussen de artikelen 4 en 5, dat tot uiting kwam in de hoogte van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar, is gelet op het gekozen uitgangspunt met betrekking tot de loondoorbetalingsverplichting in het tweede ziektejaar immers niet meer relevant.

Artikel 6

Artikel 6, eerste lid is in overeenstemming met artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek. Het tweede – en derde lid zijn een doorvertaling van respectievelijk de artikelen 7:658, eerste – en tweede lid, Burgerlijk Wetboek.

In het vierde lid is opgenomen dat het bevoegd gezag uit hoofde van het eerste lid naar hetgeen met het oog op de omstandigheden redelijk te achten is de betrokkene schadeloos kan stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.

In het vijfde lid is opgenomen dat het bevoegd gezag bij aansprakelijkheid uit hoofde van het derde lid verplicht is de betrokkene schadeloos te stellen, kosten te vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming te verlenen. Er zijn dus twee mogelijke titels tot schadevergoeding: enerzijds uit hoofde van het niet-nakomen van goed werkgeverschap en anderzijds uit hoofde van het niet-nakomen van de zorgplicht op grond van het tweede lid.

In het zesde lid van artikel 6 is bepaald dat voor vergoeding tenminste in aanmerking komen de loonschade van de betrokkene (of personeelslid) tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid tot het moment van ontslag op grond van artikel 20, tweede lid, voor zover deze niet wordt gedekt door het recht van de betrokkene op loondoorbetaling bij ziekte, een eventuele tegemoetkoming op grond van artikel 43 of een wettelijke of bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Zoals in de inleiding reeds is vermeld, vloeit deze aanpassing van artikel 6 voort uit het besluit van de Ministerraad van 6 februari 2004.

Artikel 7

Het artikel 7 is in overeenstemming gebracht met het vervallen van de aanvulling boven de 70% van het laatst verdiende loon in het tweede ziektejaar.

Artikel 13

In artikel 13 is opgenomen dat bij het verrichten van door de Arbo-dienst of het reïntegratiebedrijf met het oog op reïntegratie wenselijk geachte arbeid in het tweede ziektejaar, voor zover die arbeid reële loonwaarde heeft, over de uren waarin die arbeid wordt verricht, het loon wordt betaald van de betrekking waarin men ziek is. Onder arbeid met reële loonwaarde wordt niet verstaan het werken op arbeidstherapeutische basis. Ingeval van arbeid op therapeutische basis blijft sprake van ziekteverlof. Voor wat betreft het onderscheid met andere wenselijk geachte arbeid kan worden aangesloten bij de uitgangspunten die het UWV hanteert voor arbeid op therapeutische basis. Op basis van die uitgangspunten moeten de activiteiten die iemand uitvoert op arbeidstherapeutische basis moeten aan de volgende eisen voldoen:

1. De activiteiten moeten binnen een van tevoren aangegeven periode uitgevoerd worden

2. De periode mag niet langer dan 6 weken zijn

3. De werkzaamheden moeten deel uitmaken van een opbouwend reïntegratietraject

4. Het mag géén bestaande functie zijn die in de CAO staat omschreven

5. Het moet een gecreëerde functie zijn

6. Er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn

7. De persoon moet op elk moment weg kunnen gaan.

Het gaat derhalve – kort samengevat – om activiteiten zonder loonwaarde die over een beperkte periode plaatsvinden.

Bij scholing ten behoeve van reïntegratie blijft sprake van ziekteverlof, derhalve 70% loondoorbetaling in het tweede ziektejaar, tenzij die scholing plaats vindt binnen het kader van de hierboven genoemde arbeid met reële loonwaarde.

Artikel 20

Artikel 20 is aangepast in verband met de aanpassing van artikel 7:670 BW in het kader van de Wet verlenging van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Daarmee werkt deze aanpassing van het BW materieel ook ten opzichte van het personeel in het openbaar onderwijs.

De aanpassing van artikel 20 van het BZA aan het gewijzigde artikel 7: 670 BW houdt in dat de ontslagtermijn van twee jaar bij arbeidsongeschiktheid wordt verlengd in de situatie dat de wachttijd voor het recht op een uitkering op grond van de WAO, die op grond van de Wet verlenging van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 104 weken bedraagt, wordt verlengd door het UWV op gezamenlijk verzoek van werknemer en werkgever (artikel 19, zevende lid WAO), dan wel indien de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen onvoldoende nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht (artikel 71a, negende lid, WAO). De duur van de verlenging van de ontslagtermijn zoals opgenomen in artikel 20 BZA is gelijk aan de duur waarmee de wachttijd WAO is verlengd. Tevens vindt verlenging van de ontslagtermijn plaats met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte van de arbeidsongeschiktheid bij het UWV later doet dan is voorgeschreven in artikel 38, eerste lid van de Ziektewet (uiterlijk op de eerste dag nadat de ongeschiktheid van de werknemer 13 weken heeft geduurd).

In overeenstemming met de verlaging van de ziekte-uitkering in het tweede ziektejaar is de ziekte-uitkering na ontslag, zoals deze is neergelegd in artikel 39, na de eerste 12 maanden ziekte, waarin de volledige bezoldiging wordt betaald, verlaagd tot eveneens 70% van het laatst verdiende loon. Het artikel is in overeenstemming gebracht met deze beperking van de loondoorbetaling tot 70% in het tweede ziektejaar.

Artikelen 16 en 40

In deze artikelen is «artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3» vervangen door: artikel 1, onderdelen b1 en b2 en onderdeel b3 voor zover betrekking hebbend op scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging. De bevoegdheid van de Minister van OCW die in deze artikelen is neer gelegd is derhalve komen te vervallen met betrekking tot het voortgezet onderwijs, met uitzondering van de praktijkscholen. De achtergrond daarvan is dat het voortgezet onderwijs, met uitzondering van de praktijkscholen, op basis van lump sum worden bekostigd.

Artikel II

Dit artikel bevat het overgangsrecht in verband met de verlaging van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar. De vermindering van aanspraken wordt met betrekking tot degenen die op of na 1 januari 2004 ziek of arbeidsongeschikt zijn geworden pas geëffectueerd met ingang van 1 april 2005. Dit betekent dat de beperking van de doorbetaling van de bezoldiging formeel weliswaar is ingegaan voor degenen die ziek of arbeidsongeschikt zijn geworden op of na 1 januari 2004, maar niet ten uitvoer wordt gebracht voor 1 april 2005. Vanaf die datum ontvangen deze betrokkenen het percentage van de bezoldiging waarop zij gelet op de aanvangsdatum van de ziekte of arbeidsongeschiktheid op basis van de aangepaste regeling recht hebben.

Het onderhavige besluit brengt wat betreft het tweede jaar van loondoorbetaling een verandering in het geldende regime van loondoorbetaling wegens ziekte met zich mee voor personeelsleden die op of na 1 januari 2004 ziek en arbeidsongeschikt zijn geworden en nog niet hersteld zijn voor het begin van het tweede ziektejaar. In dat geval wordt de loondoorbetaling van het tweede jaar terug gebracht van 100% naar 70% van de laatst genoten bezoldiging. In het oude regime was sprake van een verlaging van de bezoldiging tijdens ziekte van 100% naar 80% na 18 maanden ziekte. Voorzover deze maatregel personeelsleden betreft die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden, wordt ingegrepen in het geldende regime van loondoorbetaling wegens ziekte. In dat verband zijn door sociale partners verenigd in de SCOP factoren als het vertrouwensbeginsel, de redelijkheid, de billijkheid en de rechtszekerheid nadrukkelijk meegewogen. Om die reden is voor degenen die ziek zijn geworden in het eerste kwartaal van 2004 en nog niet hersteld zijn bij de aanvang van het tweede ziektejaar, een gewenningsperiode ingebouwd: het nieuwe regime wordt op hen pas ingaande 1 april 2005 geëffectueerd, indien het begin van de loondoorbetalingsperiode ligt in het eerste kwartaal van 2004. Er is derhalve sprake van een uitgestelde werking van het nieuwe regime. In december 2004 is, vooruitlopend op de publicatie van de maatregel in het Staatsblad, in de Gele Katern (publicatieblad voor het onderwijs) uitvoerig aandacht besteed aan de nieuwe maatregel. Aan deze categorie personeel is derhalve ruim van tevoren bekend gemaakt dat voor hen, indien niet sprake is van een hersteldmelding voor de aanvang van het tweede ziektejaar, per 1 april 2005 van een verandering in de regelgeving sprake is.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 maart 2005, nr. 47.

Naar boven