Besluit van 1 april 2004, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en enkele andere besluiten in verband met decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden bij vier instellingen voor hoger onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 januari 2004, nr. AP/PSW/2003/63316 (B49), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4.5, tweede lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Raad van State gehoord (advies van 12 februari 2004, No. W05.04.00371/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 26 maart 2004, nr. AP/PSW/2004/12690 (B49), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, sub b, onder 10 wordt vervangen door:

10. personeelslid in dienst van de Stichting Internationaal Instituut voor Sociale Studiën te 's-Gravenhage, of van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee te Texel.

ARTIKEL II

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs2 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, sub b, onder 5 vervalt.

ARTIKEL III

Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel3 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, sub b, onder 11 vervalt.

ARTIKEL IV

Het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel4 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, eerste lid, sub b, onder 10 vervalt.

ARTIKEL V

  • 1. De regelingen voor uitkeringen wegens werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid die bij of krachtens dit besluit komen te vervallen voor het personeel van een instelling, blijven op uitkeringen die zijn ingegaan of hadden moeten ingaan voordat het bevoegd gezag van de instelling op het desbetreffende gebied regels heeft vastgesteld en deze regels in werking treden, van toepassing voor de duur van de uitkering.

  • 2. De niet in het eerste lid genoemde regelingen die bij of krachtens dit besluit komen te vervallen voor het personeel van een instelling, blijven van toepassing totdat het bevoegd gezag van de instelling op het desbetreffende gebied regels heeft vastgesteld en deze regels in werking treden.

  • 3. De aanspraken op grond van de in het eerste en tweede lid gehandhaafde regelingen gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, of zoveel later als een aanspraak ontstaat jegens het bevoegd gezag van de instelling.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 april 2004

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twintigste april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

In dit besluit is (in artikel I) geregeld dat een aantal rechtspositionele regelingen voor het onderwijspersoneel niet langer van toepassing is op het personeel van een viertal instellingen uit het hoger onderwijs. Het gaat om de volgende instellingen:

– Theologische Faculteit Tilburg

– Katholieke Theologische Universiteit Utrecht

– Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen

– Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.

De volgende regelingen zijn op het personeel van deze instellingen niet langer van toepassing:

– Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BBWO).

– Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO).

– Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BZA).

– Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs en onderzoekpersoneel (ZKOO).

Ook de Regeling Ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel (ZVOO) zal niet langer van toepassing zijn op het personeel van bovengenoemde instellingen. Die toepasselijkheid is echter geregeld in een ministeriëel uitvoeringsbesluit, het Aanwijzingsbesluit Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel (gepubliceerd in Uitleg Gele katern 11 oktober 2000, nummer 24). Deze regeling zal worden aangepast, in die zin dat de vermelding van de boven genoemde instellingen in de bijlage bij die regeling zal vervallen.

Het beëindigen van de toepasselijkheid van genoemde regelingen past in het beleid dat er op is gericht om de arbeidsvoorwaardenvorming voor hoger onderwijsinstellingen zoveel als mogelijk te decentraliseren naar het overleg tussen organisaties van werkgevers en werknemers. Deze decentralisatie is gerealiseerd met het Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen (Besluit van 6 december 1999, Staatsblad 1999, 528). Daarmee verviel ondermeer de toepasselijkheid van genoemde regelingen voor het personeel van de bekostigde instellingen.

Het is van belang dat vanwege de bestuurlijke samenwerking, samenwerking op de terreinen van onderwijs en onderzoek en in een aantal gevallen samenwerking binnen beherende en ondersteunende diensten met bekostigde universiteiten, zoveel mogelijk kan worden aangesloten bij de rechtspositionele regelingen die gelden voor het personeel van de bekostigde universiteiten.

De betrokken bevoegde gezagsorganen hebben ingestemd met deze maatregel.

In artikel V is een overgangsbepaling opgenomen. Dit artikel regelt dat de regelingen die op grond van het besluit vervallen, gehandhaafd blijven tot het tijdstip waarop de nieuwe regels zijn vastgesteld en in werking getreden. Er mag van worden uitgegaan dat, gelet op het belang dat de instellingen zelf hechten aan decentralisatie, binnen niet te lange termijn wordt voorzien in deze nieuwe regels.

Voor uitkeringen op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziekte die voor dat tijdstip zijn ontstaan, worden de oude regelingen ook na dat tijdstip gehandhaafd en wel totdat de desbetreffende uitkering eindigt. Het gaat bij de handhaving niet alleen om de regelingen die zijn opgenomen in de algemene maatregelen van bestuur die voor het personeel van de genoemde instellingen op grond van het onderhavige besluit vervallen, maar ook om regelingen die krachtens deze algemene maatregelen van bestuur zijn vastgesteld.

De aanspraken op grond van de gehandhaafde regelingen gelden vanaf de inwerkingtreding van het besluit of, wanneer deze aanspraken na inwerkingtreding ontstaan, vanaf de datum waarop de aanspraak ontstaat, jegens het bevoegd gezag van de instelling en derhalve niet meer jegens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Stb. 2001, 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2004, Stb. 145.

XNoot
2

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2004, Stb. 146.

XNoot
3

Stb. 1994, 100, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 mei 2003, Stb. 262.

XNoot
4

Stb. 1995, 251, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 november 2003, Stb. 2004, 5.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven