Besluit van 15 juni 2005, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 mei 2005, nr. AP/PSW/2005/18291 (B15), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 38a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 26 mei 2005, nr. W05.05.0166/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 10 juni 2005, nr. AP/PSW/2005/25844 (B15), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11 worden een derde en vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 3. Het bevoegd gezag bevestigt een aanbod aan de betrokkene tot plaatsing in een voor hem passende functie bij een andere werkgever schriftelijk. In de schriftelijke bevestiging wordt gewezen op de mogelijkheid, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel f, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde plaatsing geschiedt door middel van detachering. De detachering duurt totdat de betrokkene is ontslagen op grond van artikel 20, tweede lid. Van de detachering wordt melding gemaakt in de schriftelijke bevestiging als bedoeld in het derde lid.

B

Artikel 25, vijfde lid, komt te luiden als volgt:

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt:

    a. gedurende de eerste 12 maanden 78%; en

    b. gedurende de daaropvolgende 54 maanden 70%.

ARTIKEL II

Het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid , onderdeel a, komt te luiden:

a. degenen die zelfstandig verplicht verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet, met uitzondering van degenen die als zelfstandige ingevolge artikel 3d van de Ziekenfondswet verplicht verzekerd zijn;

2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. tot een van de in het eerste lid genoemde categorieën behoort, behoudens degene die medeverzekerd is bij een betrokkene die als zelfstandige ingevolge artikel 3d van de Ziekenfondswet verplicht verzekerd is, dan wel uit anderen hoofde aanspraak heeft op gehele of gedeeltelijke verzorging, of van geheel of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan, of.

ARTIKEL III. Overgangsregeling

Ten aanzien van de betrokkene aan wie uiterlijk op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit een uitkering op grond van hoofdstuk 3 van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs is toegekend, blijft artikel 25, vijfde lid, zoals het luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. In afwijking van de eerste volzin treedt artikel II in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 juni 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twaalfde juli 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BZA) wordt de rechtspositie aangepast aan een aantal maatregelen die in de Sectorcommissie Onderwijspersoneel (SCOP) voor het primair en voortgezet onderwijs is overeengekomen.

Het betreft in de eerste plaats de neerwaartse aanpassing van de uitkeringspercentages van de suppletieregeling zoals die in het BZA is vastgelegd. Die percentages worden gewijzigd van 80 gedurende 33 maanden en 70 gedurende 33 maanden in 78 gedurende de eerste 12 maanden en 70 gedurende de volgende 54 maanden. Deze wijziging is een uitwerking van de afspraak tussen de Minister van OCW en de werknemersorganisaties in het kader van de CAO 2003 voor het primair en voortgezet onderwijs, dat de suppletieregeling zoals vastgelegd in het BZA zou vervallen en ondergebracht zou worden in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs (BBWO). Uit de uitvoeringstoets van het UWV kwam echter naar voren dat een omzetting van de lopende uitkeringen van het BZA naar het BBWO uitvoeringstechnisch niet mogelijk was. Verder bleken negatieve, substantiële inkomensgevolgen op te treden in de fase van de WAO-vervolguitkering. Om die reden is in de SCOP van 26 januari 2005 de nadere afspraak gemaakt dat de suppletieregeling in het BZA blijft staan, met een neerwaartse aanpassing van de uitkeringspercentages voor de nieuwe gevallen conform de percentages van het BBWO. Op deze manier is alsnog invulling gegeven aan de afspraak over de versobering van de regeling voor nieuwe gevallen. Aan het vooralsnog continueren van de suppletieregeling in het BZA is de afspraak gekoppeld dat bij de aanpassingen naar aanleiding van het nieuwe WAO-stelsel uiteraard open en reëel overleg aan de orde is, maar dat de centrales erkennen dat daarbij het speelveld open is.

Tevens is een bepaling opgenomen in het BZA inzake het aanbieden van passend werk aan een zieke werknemer bij een andere werkgever, een en ander naar aanleiding van een afspraak daarover in de CAO 2003 voor het primair en voortgezet onderwijs.

Tenslotte is een wijziging van artikel 3 van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel (ZKOO) opgenomen, op grond waarvan een zelfstandige die tevens in het (primair of voortgezet) onderwijs werkt en verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet, aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de zin van de ZKOO. Achtergrond van deze wijziging van de ZKOO is het arrest van 10 februari 2004 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 11 BZA bepaalt dat indien betrokkene niet meer in de eigen of andere passende betrekking bij de eigen werkgever kan worden geplaatst, het bevoegd gezag de inschakeling van betrokkene in een voor hem passende functie bij een andere werkgever bevordert. Bij een dergelijke plaatsing dient uiteraard de nodige zorgvuldigheid te worden betracht. In de CAO voor het primair en voortgezet onderwijs voor 2003 is de Minister van OCW met de werknemersorganisaties in dat verband overeengekomen dat de werkgever een aanbod tot plaatsing in passende arbeid aan betrokkene bij een andere werkgever schriftelijk doet. In artikel I, onderdeel A is deze afspraak neergelegd. Het aanbod tot passende arbeid bij een andere werkgever vermeldt tevens het recht op een second opinion door het UWV over de vraag of de arbeid inderdaad passend is. Tevens wordt vermeld dat een aanbod tot passende arbeid bij een andere werkgever een periode van detachering behelst die maximaal duurt totdat de betrokkene is ontslagen op grond van artikel 20, tweede lid, van het BZA. Van de detachering wordt melding gemaakt in de schriftelijke bevestiging, bedoeld in het derde lid. Dit betekent dat gedurende die periode van detachering de arbeidsvoorwaarden blijven gelden van de oorspronkelijke werkgever. Met de detacheringsconstructie kan worden voorkomen dat de werknemer die wordt overgeplaatst in een passende functie bij een andere werkgever wordt geconfronteerd met een achteruitgang in rechtspositie.

Artikel I, onderdeel B

In artikel I, onderdeel B is conform de afspraak in de SCOP van 26 januari 2005 opgenomen dat de uitkeringspercentages van de suppletieregeling met ingang van 1 juli 2005 neerwaarts worden aangepast, in die zin dat een betrokkene gedurende de eerste 12 maanden recht heeft op een uitkering van 78% van het laatst verdiende salaris en gedurende de volgende 54 maanden recht heeft op 70% van het laatst verdiende salaris.

Artikel II

Op 1 januari 2000 is in werking getreden de Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in de Ziekenfondswet, Stb. 1999, 461). Daarmee is de kring van verzekerden Ziekenfondswet uitgebreid met zelfstandigen met winst uit onderneming die een belastbaar inkomen genieten dat niet meer bedraagt dan het daarvoor in de Ziekenfondswet genoemde bedrag. Artikel 3 van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel (ZKOO) bepaalt dat de betrokkene voor zichzelf geen tegemoetkoming ontvangt over de kalendermaand, waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal kalenderdagen behoort tot de categorie van de zelfstandig verplicht verzekerden krachtens de Ziekenfondswet. De betrokkene in de zin van de ZKOO die als zelfstandige verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet ontving derhalve geen vergoeding op grond van de ZKOO, omdat hij of zij verplicht verzekerd was krachtens de Ziekenfondswet. De onderhavige wijziging van artikel 3 dient ertoe te bewerkstelligen dat de betrokkene in de zin van de ZKOO die tevens als zelfstandige verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, uiteraard naar rato van de omvang van de betrekking, wel een vergoeding op grond van de ZKOO krijgt. Achtergrond van deze wijziging van de ZKOO is het arrest van 10 februari 2004 van het gerechtshof te `s-Hertogenbosch. In dit arrest oordeelt het Hof dat het niet toekennen van een vergoeding op grond van de ZKOO aan een verplicht verzekerde zelfstandige die tevens werkzaam is in het onderwijs, leidt tot schending van het gelijkheidbeginsel ten opzichte van collega-leerkrachten zonder nevenwerkzaamheden als zelfstandige (niet verplicht verzekerd), alsmede ten opzichte van leerkrachten die neveninkomsten als zelfstandige boven de ziekenfondsgrens ontvangen (eveneens niet verplicht verzekerd). Immers, aldus het Hof, beide categorieën ontvangen wel een tegemoetkoming ziektekosten ingevolge het besluit ZKOO, en de zelfstandige onder de ziekenfondsgrens werkzaam in het onderwijs niet, terwijl laatst genoemde de totale premie ingevolge de Ziekenfondswet, werkgeversdeel en werknemersdeel, voor zijn rekening dient te nemen. Voor het maken van een onderscheid tussen onderwijspersoneel dat wel of niet als zelfstandige ingevolge de Ziekenfondswet is verzekerd, bestaat geen objectieve rechtvaardiging, aldus het Hof.

In het onderhavige besluit tot aanpassing van de ZKOO is artikel 3 in overeenstemming gebracht met dit arrest van het Hof. In de Sectorcommissie Onderwijs (het overleg tussen de Minister van OCW en de centrales) van 24 november 2004 is overeenstemming bereikt over deze aanpassing, ingaande 1 april 2004. Voor deze datum is gekozen omdat dit de ingangsdatum is van de eerste declaratieperiode op grond van de ZKOO na de uitspraak van het Hof.

Artikel III

In artikel III is een overgangsbepaling opgenomen die erin voorziet dat artikel 25, vijfde lid, van het BZA, zoals het luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing blijft op degene aan wie uiterlijk op die dag een suppletie-uitkering op grond het BZA is toegekend.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven