Besluit van 6 november 2013, houdende intrekking van diverse besluiten in verband met volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het PO

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 6 september 2013, nr. WJZ/542789 (02648), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2013, nr. W05.13.0318/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 november 2013, nr. WJZ/560176(2648), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. INTREKKING DIVERSE BESLUITEN

De volgende besluiten worden ingetrokken:

  • a. Het Kaderbesluit rechtspositie PO.

  • b. Het Overlegbesluit Onderwijspersoneel

  • c. Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs.

  • d. Het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel.

  • e. Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs.

ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING

  • 1. De regelingen voor uitkeringen wegens werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid die bij of krachtens dit besluit komen te vervallen, blijven voor de duur van de uitkering van toepassing op uitkeringen die zijn ingegaan of hadden moeten ingaan voordat de door het bevoegd gezag van de school op het desbetreffende gebied gestelde regels in werking zijn treden.

  • 2. Het Kaderbesluit rechtspositie PO zoals dit luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft van toepassing totdat de door het bevoegd gezag van de school op het desbetreffende gebied gestelde regels in werking treden.

  • 3. De aanspraken uit de regelingen die op grond van het eerste en tweede lid zijn gehandhaafd, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit of zoveel later als de aanspraak ontstaat, jegens het bevoegd gezag van de school of diens rechtsopvolger.

  • 4. Aanspraken jegens Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die bestaan op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit, komen na inwerkingtreding van dit besluit ten laste van het bevoegd gezag of diens rechtsopvolger.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 november 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de twintigste november 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inhoud en doel van het besluit

Dit besluit vloeit voort uit de Wet van 10 november 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs in verband met de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs (Stb. 2011, 558). Daarbij is geregeld dat het georganiseerd overleg op centraal niveau – met de Minister – komt te vervallen. Dit betekent dat de algemene salarisontwikkeling, de uitgangspunten functiewaarderingssysteem, de algemene arbeidsduur en de bovenwettelijke sociale zekerheid (uitkeringen bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid) – de zogeheten protocolonderwerpen – voortaan door de bevoegde gezagsorganen van de scholen worden vastgesteld. De bevoegde gezagsorganen van de scholen worden hiermee verantwoordelijk voor het overleg over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de rechtstoestand van het personeel. Zij mandateren vervolgens de sectororganisatie voor het primair onderwijs (de PO-Raad) om namens hen met de personeelsorganisaties te onderhandelen over een cao.

2. Achtergronden van het besluit

De bovengenoemde wet en dit besluit maken de volledige decentralisatie van de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden juridisch mogelijk. Over de praktische uitwerking van de volledige decentralisatie worden afspraken vastgelegd in het Convenant decentralisatie Primair Onderwijs tussen alle betrokken partijen, te weten OCW, de PO-Raad en de centrales van onderwijspersoneel. In het decentralisatieconvenant worden onder meer afspraken vastgelegd over het overleg tussen OCW en de sectororganisatie in het primair onderwijs, de informatievoorziening, de gebondenheid van partijen en de evaluatie van het convenant.

3. Aard van het besluit

Dit besluit laat de rechtspositionele voorschriften van het Kaderbesluit rechtspositie PO vervallen. Voorts wordt met dit besluit bereikt dat het Overlegbesluit onderwijspersoneel, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs en het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs komen te vervallen.

4. Administratieve lasten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

5. Uitvoeringsgevolgen

De PO-Raad voert zelfstandig het overleg met de centrales van onderwijspersoneel over de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel. Alleen de pensioenregeling is hiervan uitgezonderd. Het overleg over de pensioenregeling blijft op centraal niveau bij de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. Voor de bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden direct betrokken partijen betekent de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming een vermindering van de uitvoeringslasten omdat het overleg over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden voortaan aan één CAO-tafel op decentraal niveau wordt gevoerd.

De centrales en de PO-Raad hebben de ambitie uitgesproken dat de toekomstige CAO voor het primair onderwijs, net als de huidige decentrale CAO voor het primair onderwijs, kaderstellend zal zijn. Hiermee blijft er voldoende ruimte om op schoolniveau afspraken te maken. Daardoor wijzigen de uitvoeringslasten voor de scholen naar verwachting niet of nauwelijks als gevolg van de volledige decentralisatie.

DUO heeft de uitvoerbaarheid van dit besluit getoetst en acht het uitvoerbaar.

6. Financiële gevolgen

De volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. De kabinetsbijdrage in de arbeidskosten wordt één op één doorgegeven aan de instellingen in het primair onderwijs.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Bij de wet van 10 november 2011 (Stb. 2011, 558) is de verplichting tot het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van de in artikel 33 WPO en artikel 33 WEC bedoelde voorschriften (de zogeheten protocolonderwerpen) vervallen. Met de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs geschiedt de vaststelling van de primaire arbeidsvoorwaarden immers niet meer bij algemene maatregel van bestuur, maar wordt deze overgelaten aan het bevoegd gezag. Het Kaderbesluit rechtspositie PO kan daarom vervallen.

Artikel 33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op het primair onderwijs, zoals dit luidde voor inwerkingtreding van de wet van 10 november 2011 (Stb. 2011, 558), bepaalde dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften worden vastgesteld betreffende rechten en plichten van het personeel en het bevoegd gezag bij ziekte en ontslag. Ter uitvoering hiervan zijn drie besluiten vastgesteld: het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel (BWOO), het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BBWO) en het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BZA). Overigens kan een betrokkene bij werkloosheid ontstaan na 1 januari 2001 (de datum waarop de werkloosheidswet van toepassing werd op het onderwijspersoneel en het BBWO in werking trad) al geen aanspraken meer ontlenen aan het BWOO.

Bij de wet van 10 november 2011 (Stb. 2011, 558) is de verplichting tot het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vaststellen van de hiervoor bedoelde voorschriften vervallen. Artikel I zorgt ervoor dat het Kaderbesluit rechtspositie PO en de drie genoemde besluiten niet langer van toepassing zijn op het personeel in het primair onderwijs.

Artikel 37 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 37 van de Wet op de expertisecentra zijn bij wet van 10 november 2011 (Stb. 2011, 558) vervallen. Deze artikelen vormden de grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels betreffende het overleg over de rechtspositie van het personeel in het primair onderwijs. Het Overlegbesluit Onderwijspersoneel gaf uitvoering aan artikel 37 van de Wet op het primair onderwijs. Na de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het voortgezet onderwijs heeft het Overlegbesluit alleen nog betrekking op het primair onderwijs. Met het vervallen van artikel 37 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 37 van de Wet op de expertisecentra kan het Overlegbesluit Onderwijspersoneel dan ook vervallen.

Artikel II

Voor uitkeringen op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziekte die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van nieuwe regels op het desbetreffende gebied zijn ontstaan, worden de oude regelingen op grond van het eerste lid ook na dat tijdstip gehandhaafd en wel totdat de uitkering (inclusief een eventuele herleving) eindigt. Het gaat bij handhaving niet alleen om de regelingen in de algemene maatregelen van bestuur die op grond van het voorliggende besluit vervallen, maar ook om regelingen die krachtens deze algemene maatregelen van bestuur zijn vastgesteld.

Het tweede lid regelt dat de bepalingen van het Kaderbesluit rechtspositie PO zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijven tot het tijdstip waarop de nieuwe regels zijn vastgesteld (door het bevoegd gezag van de school, na overleg door of namens het bevoegd gezag met de personeelsorganisaties) en in werking zijn getreden. Als voor een deel van de in het Kaderbesluit rechtspositie PO geregelde onderwerpen regels zijn vastgesteld en in werking zijn getreden, blijven voor de overige onderwerpen de bepalingen van bedoeld besluit op de desbetreffende school van toepassing.

Op grond van het derde lid gelden de aanspraken op grond van de gehandhaafde regelingen vanaf de inwerkingtreding van het besluit, of als dat later is, vanaf de datum waarop de aanspraak ontstaat, jegens het bevoegd gezag van de school. Het bevoegd gezag is gehouden deze aanspraken te honoreren. Materieel verandert er dus bij deze aanspraken niets.

In het vierde lid is geregeld dat aanspraken die voorheen jegens de Minister golden, nu ten laste komen van het bevoegd gezag of diens rechtsopvolger.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip. Naar verwachting zal dat op 1 januari 2014 zijn.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven