Besluit van 15 december 2000, houdende wijziging van het tijdelijke Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 1 september 2000, nr. AB/PSW/2000/32683 directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a, tweede lid, en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2000, nr. W05.00 0408/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 6 december 2000, nr. AB/PSW/2000/40729, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

y. buitengewoon verlof: een met instandhouding van de arbeidsovereenkomst of aanstelling, tussen een instelling en de bij die instelling in dienst zijnde betrokkene, overeengekomen periode van verlof, zonder behoud van bezoldiging.

B

In artikel 39 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «zijn laatstgenoten bezoldiging» vervangen door: een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging.

2. In het tweede lid wordt «zijn laatstelijk genoten bezoldiging» vervangen door: «een uitkering ter hoogte van zijn laatstelijk genoten bezoldiging» en in de tweede volzin wordt «De laatstelijk genoten» vervangen door: De uitkering ter hoogte van de laatstelijk genoten bezoldiging.

3. Onder vernummering van het derde tot en met het achtste lid tot het vierde tot en met het negende lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor de gewezen betrokkene bedoeld in het eerste en tweede lid die voor het tijdstip waarop hem ontslag is verleend, dan wel waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, gedeeltelijk onbezoldigd buitengewoon verlof geniet, wordt onder laatstgenoten bezoldiging verstaan de laatstgenoten bezoldiging die hij genoot voor aanvang van de periode van buitengewoon verlof.

4. In het nieuwe vierde lid wordt «Het eerste en tweede lid» vervangen door:

Het eerste tot en met het derde lid.

5. In het nieuwe vijfde lid en het nieuwe zesde lid wordt «het eerste en tweede lid» telkens vervangen door: het eerste tot en met het derde lid.

6. In het nieuwe vijfde lid wordt «zijn laatstelijk genoten bezoldiging» vervangen door: een uitkering ter hoogte van zijn laatstelijk genoten bezoldiging.

7. In het nieuwe zesde lid wordt «zijn laatstgenoten, onderscheidenlijk zijn laatstelijk genoten bezoldiging» vervangen door: zijn uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging.

8. In het nieuwe zevende lid wordt «is het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid van overeenkomstige toepassing.» vervangen door: is het tweede tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

9. In het nieuwe zevende lid en het nieuwe achtste lid wordt «laatstelijk genoten bezoldiging» vervangen door: een uitkering ter hoogte van de laatstelijk genoten bezoldiging.

C

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 39, eerste, tweede en vierde lid» vervangen door: artikel 39, eerste, tweede, derde en vijfde lid.

2. In het derde tot en met negende lid wordt «eerste, tweede, vierde en zesde lid» vervangen door: eerste, tweede, derde, vijfde en zevende lid.

3. In het zevende lid wordt «het derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: het vierde, vijfde en zesde lid.

ARTIKEL II OVERGANGSBEPALING

Dit besluit geldt uitsluitend voor degenen die gewezen betrokkene worden op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III DATUM INWERKINGTREDING

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Het Oude Loo, 15 december 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de dertiende februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen deel

In de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen (SCOW) is overeengekomen dat het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt aangepast in verband met de Wet van 11 juni 1998 tot wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten bij het opnemen van onbetaald verlof, Stb. 412, 1998. Het Besluit tot wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel in verband met het wegnemen van belemmeringen bij het opnemen van buitengewoon verlof vormt de concrete uitwerking van deze afspraak in de SCOW.

De bedoeling van dit besluit is te voorkomen dat werknemers, door het verliezen van hun rechten op sociale verzekering, afzien van buitengewoon verlof. Het gaat om het wegnemen van belemmeringen; een wettelijk recht op buitengewoon verlof wordt hiermee niet geïntroduceerd. Bij buitengewoon verlof kan het gaan om volledig buitengewoon verlof en om deeltijdverlof waarbij ten tijde van het verlof geen bezoldiging plaatsvindt.

Het buitengewoon verlof komt tussen werkgevers en betrokkenen tot stand en de rol van de overheid beperkt zich tot het wegnemen van belemmeringen op het terrein van de sociale zekerheid.

Opgemerkt wordt dat de wijzigingen gelden voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en voor het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Indien een betrokkene voorafgaand aan het einde van zijn dienstbetrekking bijzonder deelverlof zonder bezoldiging genoot zou dit kunnen betekenen dat betrokkene niet gecompenseerd wordt voor het deel van de aanspraak die hij als niet verlofganger zou hebben ontvangen. Daarom is er voor gekozen om door middel van invoeging van een nieuw derde lid, de gewezen betrokkene recht te doen hebben op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging voor aanvang van de periode van buitengewoon verlof.

Ingeval van volledig buitengewoon verlof is de laatstgenoten bezoldiging de laatstgenoten bezoldiging zoals bedoeld in artikel 39, eerste en tweede lid.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A

In het nieuwe derde lid van artikel 39 wordt geregeld dat de gewezen betrokkene recht heeft op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging van voor de buitengewoon verlofperiode. De term buitengewoon verlof is echter in het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel niet gedefinieerd. De begripsomschrijving van buitengewoon verlof in artikel 1 Begripsbepalingen voorziet daarin.

Artikel I, onder B

In artikel 39 is bepaald dat de betrokkene die tijdens zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid is ontslagen anders dan als gevolg van zijn ziekte of ongeschiktheid, gedurende een bepaalde periode aanspraak op zijn laatstgenoten bezoldiging behoudt. De betrokkene heeft echter recht op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een en ander te verwerken in de tekst van artikel 39.

Tevens is in het eerste lid van artikel 39 geregeld dat de betrokkene die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid ontstaan voor het tijdstip waarop ontslag is verleend nadien nog ongeschikt is om arbeid te verrichten gedurende zijn ongeschiktheid een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging behoudt voor een periode van 18 maanden, gerekend vanaf de eerste dag volgend op de maand waarin de verhindering is ontstaan.

Indien een betrokkene echter voorafgaand aan het einde van zijn dienstbetrekking buitengewoon deelverlof heeft genoten zou dit kunnen betekenen dat zijn laatstgenoten bezoldiging slechts een gedeeltelijke bezoldiging zou kunnen zijn.

Indien er niets geregeld wordt, heeft iemand die èn ziek is geworden èn ontslagen wordt of waarvan de dienstbetrekking eindigt tijdens zijn buitengewoon deelverlofperiode, recht op zijn laatstgenoten bezoldiging welke een gedeeltelijke bezoldiging is vanwege de buitengewoon verlof periode.

Daarom is er voor gekozen om, door middel van invoeging van een nieuw derde lid, de gewezen betrokkene recht te doen hebben op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging voor aanvang van de periode van buitengewoon verlof.

Voor het tweede lid van artikel 39 geldt hetzelfde, zij het dat het hier gaat om recht op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging voor een periode van maximaal 52 weken. Het nieuwe derde lid zorgt er voor dat de gewezen betrokkene recht heeft op een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging van voor de buitengewoon verlofperiode.

Artikel I, onder C

Deze wijzigingen betreffen een vernummering ten gevolge van het nieuw ingevoerde derde lid in artikel 39.

Artikel II

De nieuwe bepaling van artikel 39 kent geen terugwerkende kracht. Dit houdt in dat lopende uitkeringen ongewijzigd zullen blijven. Alleen nieuw ontstane uitkeringen na inwerkingtreding van dit besluit vallen onder de gewijzigde regeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 december 2000, Stb. 2001, 49.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 maart 2001, nr. 51.

Naar boven