Besluit van 2 februari 2001, houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 4 december 2000, nr. AB/PSW/2000/48965, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2000, nr. W05.00.0566/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 25 januari 2001, nr. AB/PSW/2001/1046, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y, vier nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

z. ZW: de Ziektewet;

aa. ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet;

bb. WW: de Werkloosheidswet;

cc. BBWO: Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs;

dd. de OOW: de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

ee. fase 2 en fase 3 van de OOW: fase 2 respectievelijk fase 3, bedoeld in artikel 94, tweede lid, OOW.

B

In artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, wordt «WAO uitkering» of «WAO-uitkering» telkens vervangen door: ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering dan wel een WAO-uitkering.

C

In artikel 39 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het derde tot en met het negende lid tot het vierde tot en met tiende lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De gewezen betrokkene met recht op een uitkering krachtens de Ziektewet heeft aanspraak op een uitkering ter hoogte van de laatstgenoten of laatstelijk genoten bezoldiging, als bedoeld in artikel 39, eerste en tweede lid, verminderd met de uitkering krachtens de Ziektewet

2. In het nieuwe achtste lid wordt de eerste volzin vervangen door: In geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof van de gewezen vrouwelijke betrokkene wordt haar uitkering krachtens de Ziektewet aangevuld tot 100% van de laatstgenoten of laatstelijk genoten bezoldiging, artikel 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. In het nieuwe negende lid, onder a, wordt «WAO uitkering» vervangen door: ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering danwel WAO-uitkering.

4. Toegevoegd wordt een elfde lid, luidend:

  • 11. In de gevallen, bedoeld in dit artikel, wordt de uitkering krachtens de Ziektewet geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald.

D

Artikel 50 wordt vervangen door: «Artikel 50 Citeertitel»

Dit besluit wordt aangehaald als «Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs».

Artikel II Overgangsbepaling

De voorschriften zoals die in het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel luidden op de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven van toepassing op de tijdvakken waarover zij gelding hadden.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 februari 2001

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de twintigste februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

In het kader van de operatie overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW-operatie) worden de overheidswerknemers, waaronder onderwijspersoneel, gefaseerd onder de werknemersverzekeringen gebracht. Sinds 1 januari 1998 is het overheidspersoneel verplicht verzekerd op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Vanaf 1 januari 2001 is het overheidspersoneel eveneens verplicht verzekerd op grond van de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW).

Als gevolg van het van toepassing worden van de ZW dient het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel te worden aangepast. Van belang zijn daarbij vooral de hoofdstukken betreffende het verlof en aanspraken bij ziekte en arbeidsongeschiktheid tijdens de dienstbetrekking en de aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de dienstbetrekking.

De invoering van de Ziektewet voor het overheidspersoneel per 1 januari 2001 leidt ertoe, dat bepaalde categorieën van het onderwijspersoneel en gewezen onderwijspersoneel recht krijgen op een uitkering krachtens de Ziektewet.

De werkgever van de betrokkene die recht heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet is voor het met de uitkering op grond van de Ziektewet overeenkomende deel van het loon niet verplicht tot loondoorbetaling.

In het systeem van de Ziektewet is het recht op ziekengeld op grond van die wet voorbehouden aan de in artikel 29, tweede lid, van die wet genoemde verzekerden. De niet in die bepaling genoemde verzekerden hebben bij ziekte geen recht op ziekengeld maar op loondoorbetaling door de werkgever.

De volgende categorieën verkrijgen in de nieuwe situatie recht op grond van de Ziektewet:

1. Werknemers die geen dienstbetrekking (meer) hebben en daardoor ook geen recht op loon.

2. Bepaalde groep werknemers die wel een dienstbetrekking hebben en ook recht op loon.

Ad 1. Degenen die hier onder vallen zijn:

– Artikel 4 ZW; hieronder vallen stagiaires (mits hier een vergoeding tegenover staat).

– Artikel 5 ZW; betreft thuiswerkers, artiesten, musici en topsporters. Voor onderwijs is deze categorie niet relevant.

– Artikel 46 ZW; betreft (ex)verzekerden die geen arbeidsovereenkomst meer hebben, maar nog wel onder de nawerking van de ZW vallen.

– Artikel 7 ZW; betreft werklozen met een werkloosheidsuitkering die wegens ziekte ongeschikt tot werken zijn.

– Artikel 8a; het betreft hier WAO-uitkeringsgerechtigden die een reïntegratie-uitkering wegens proefplaatsing ontvangen.

– Artikel 64 en verder; het betreft hier de zogenaamde vrijwillig verzekerden.

Ad 2. Degenen die hier onder vallen zijn:

– Artikel 29a ZW; zwangere vrouwen met bevallings- of zwangerschapsverlof

– Artikel 29b ZW; (her)intredende arbeidsgehandicapten

– Artikel 29 lid 2 sub f ZW; orgaandonoren

Aangezien het merendeel van de ziektegevallen niet onder deze categorieën zullen vallen is het van belang om het huidige tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA) te laten bestaan naast de Ziektewet.

De bedoeling is dat bij een betrokkene die ziek is en recht heeft op een ZW-uitkering, deze ZW-uitkering in mindering wordt gebracht op zijn loon.

Voor een betrokkene die geen recht heeft op een ZW-uitkering geldt dat hij tijdens ziekte zijn loon doorbetaald krijgt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I onder A

Hierin worden de begrippen ZW, ZW-uitkering, OOW en fase 2 en 3 van de OOW nader gedefinieerd. De bepalingen spreken voor zich.

Artikel I onder B

In artikel 4, tweede lid wordt geregeld dat het bedrag van een aan betrokkene toegekende ZW-uitkering, net als bij de WAO-uitkering, in mindering wordt gebracht op zijn bezoldiging.

WAO-uitkeringsgerechtigden die wegens ziekte ongeschikt tot werken zijn hebben naast een recht op een WAO-uitkering tevens een aanspraak op grond van het BZA en anderzijds op grond van de WW. Deze samenloop vloeit voort uit de vereisten voor het ontstaan van een WW-uitkering. Ingevolge artikel 16 van de WW wordt een werknemer als werkloos aangemerkt, indien hij een aantal arbeidsuren heeft verloren alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer met een WAO-uitkering die niet herplaatst is in een andere functie voor zijn restcapaciteit, kan derhalve naast een WAO-uitkering en een bovenwettelijke WAO-uitkering eveneens aanspraak hebben op een WW-uitkering en een bovenwettelijke uitkering ingevolge het BBWO. Nu de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer gedurende een half jaar een aanvullende uitkering op zijn WAO-uitkering tot 100% en daarna tot 80% van zijn bezoldiging ontvangt, zou een ongekorte toekenning van een (bovenwettelijke) WW-uitkering een verbetering zijn ten opzichte van de situatie voor inwerkingtreding van de WW. Derhalve dient een dergelijke samenloop te worden voorkomen.

Het derde lid houdt in dat, voor zover een gehele of gedeeltelijke weigering, dan wel een tijdelijke of blijvende vermindering van de ZW-uitkering door toedoen of nalaten van de betrokkene niet tot uitbetaling komt, er toch vanuit wordt gegaan dat de uitkering onverminderd wordt genoten. Zonder deze bepaling zou namelijk de werkgever gehouden zijn voor dit niet genoten gedeelte het loon door te betalen. Het bedrag dat niet uitbetaald wordt, wordt op deze manier verdisconteerd in de aanspraken van de betrokkene op zijn bezoldiging.

Het vijfde lid is een vervolg op het tweede lid. Indien een betrokkene geen machtiging afgeeft om de ZW-uitkering te doen uitbetalen aan het bevoegd gezag, dient het bevoegd gezag hiervan zo snel mogelijk op de hoogte te worden gebracht. Dit om te voorkomen dat de betrokkene zowel zijn volledig loon als zijn ZW-uitkering krijgt. De werkgever kan de bezoldiging dan verminderen met een bedrag ter hoogte van ZW-uitkering.

Artikel I onder C

Het betreft hier aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na ontslag of beëindiging dienstverband. Een betrokkene die een beroep doet op dit artikel heeft in de meeste gevallen ook recht op een uitkering op grond van de Ziektewet.

Geregeld is derhalve dat de uitkering op grond van de Ziektewet in mindering wordt gebracht op de uitkering ter hoogte van de laatstgenoten of laatstelijk genoten bezoldiging.

Een werkloze ex-betrokkene die ziek is, kan naast een recht op bovenwettelijke BWOO-uitkering tevens aanspraak hebben op een aanvulling ingevolge het artikel 39 BZA. Deze laatste samenloop is ongewenst en dient te worden uitgesloten.

Ook voor deze situatie wordt in het BZA een anti-cumulatiebepaling opgenomen.

Artikel I onder D

Door middel van dit artikel verandert de naam van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, in Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs. Het besluit is van toepassing op onderwijspersoneel in het primair onderwijs, in het voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Artikel II

Door middel van dit artikel wordt gewaarborgd dat op lopende geschillen de regeling zoals die luidde voor inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 2000, Stb. 2001, 63.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven