Besluit van 2 juli 2015 tot intrekking van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 5 maart 2015, nr. WJZ/737689 (10473), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de WPO, artikel 33, tweede lid, van de WEC en de artikelen XXIb en XXId van de Wet werk en zekerheid;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 april 2015, nr. W05.15.0060/l);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 juni 2015, nr. 782838, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijft van toepassing op een voor dat tijdstip genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 63, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 2 juli 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de veertiende juli 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met het onderhavige besluit wordt het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (Besluit van 27 mei 2003, Stb. 2003, 231) ingetrokken. Na de decentralisatie van arbeidsvoorwaarden zijn sinds 1 augustus 2006 alleen de artikelen 1 en 236 tot en met 252a en artikel 297 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC nog in werking. Nu per 1 juli 2015 de commissies van beroep uit de sectorwetten verdwijnen, kunnen ook deze artikelen komen te vervallen en kan het rechtspositiebesluit worden ingetrokken.

2. Achtergrond

Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC bevatte oorspronkelijk bepalingen over primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs en het speciaal onderwijs. De primaire arbeidsvoorwaarden (zoals algemene arbeidsduur en algemene salarisontwikkeling) zijn per 1 augustus 2006 opgenomen in het Kaderbesluit rechtspositie PO, dat inmiddels in verband met de decentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaardenvorming per 1 januari 2014 is vervallen. De secundaire arbeidsvoorwaarden (zoals akte van benoeming, verklaring omtrent het gedrag en verlof) vallen sinds 1 augustus 2006 onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. De vaststelling ervan is zaak van de (verenigingen van) werkgevers en werknemers, resulterend in de totstandkoming van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Deze cao heeft per 1 augustus 2006 de plaats ingenomen van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC dat per die datum is vervallen, met uitzondering van Hoofdstuk 3 inzake de commissies van beroep in het bijzonder onderwijs. De regeling van die commissie werd niet ingetrokken omdat ook na de decentralisatie van de secundaire arbeidsvoorwaarden de commissies van beroep werkzaam bleven in het primair onderwijs. In de artikelen 236 tot en met 252a (hoofdstuk 3) zijn de wettelijke bepalingen over de commissies van beroep in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de experticecentra uitgewerkt. Het gaat bijvoorbeeld om het huishoudelijk reglement, de verkiezing van de commissie en de vereisten voor lidmaatschap van de commissie. Op grond van artikel 252a zijn de bepalingen in hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing op de commissies van beroep, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Artikel 297 bevat de citeertitel van het rechtspositiebesluit. Artikel 1 bevat een aantal begripsbepalingen.

3. Aanleiding tot intrekking van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC

Op grond van de Wet werk en zekerheid (Wet van 14 juni 2014, Stb. 2014, 216) worden de wettelijke bepalingen over de commissies van beroep per 1 juli 2015 geschrapt uit de onderwijswetten. Dit is het gevolg van het nieuwe artikel 7:671a BW, op grond van welk artikel in de toekomst voor ontslag van personeel werkzaam in het bijzonder onderwijs om bedrijfseconomische redenen toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV), of aan een vervangende cao-commissie, moet worden gevraagd. Een voorgenomen ontslag om andere redenen – behoudens een ontslag wegens arbeidsongeschiktheid dat ook door UWV wordt getoetst – wordt vooraf beoordeeld door de rechter die de arbeidsovereenkomst vervolgens (al dan niet) kan ontbinden. Daarmee is er geen wettelijke basis meer voor de bekostigingsvoorwaarde dat de instellingen van bijzonder onderwijs zich aansluiten bij een commissie van beroep, die thans achteraf het ontslag kan toetsen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar onderdeel 23 van de nota van wijziging (TK 2014-2015, 33 818, nr. 8) en de daarbij behorende toelichting.

Met het vervallen van genoemde bekostigingsvoorwaarde in de onderwijswetten per 1 juli 2015 kunnen de bepalingen omtrent de commissies van beroep in het rechtspositiebesluit – en daarmee het rechtspositiebesluit als zodanig – eveneens vervallen.

4. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen invloed op de administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel II

In dit artikel is het overgangsrecht geregeld, waarbij aansluiting is gezocht bij artikel XXIf van de Wet werk en zekerheid. Dit betekent voor beslissingen van het bevoegd gezag die vallen onder het beroepsrecht personeel het volgende. Tot het moment van inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid worden deze beslissingen overeenkomstig de toen geldende bepalingen afgehandeld (dus bij ontslag is beroep tegen deze beslissing mogelijk bij een commissie van beroep). Vanaf het moment van inwerkingtreding geldt dat op deze beslissingen de nieuwe bepalingen van toepassing zijn (bijvoorbeeld bij beslissing tot voorgenomen ontslag laten toetsen door de kantonrechter).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven