Besluit van 27 november 2007, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs in verband met wijziging van de Werkloosheidswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 1 november 2007, nr. AP/PSW/2007/42769 (B42), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

De Raad van State gehoord (advies van 8 november 2007, nr. W05.07.0402/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 22 november 2007, nr. AP/PSW/2007/47149 (B42), directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, tweede lid, wordt «, 76 en 78» vervangen door: en hoofdstuk VI.

B

Artikel 9, derde lid komt te luiden als volgt:

  • 3. De duur van de aansluitende uitkering is voor de betrokkene die op de eerste werkloosheidsdag een diensttijd heeft van ten minste 12 jaar en

    a. 53 jaar of ouder is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt;

    b. 52 jaar is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 64 jaar wordt;

    c. 51 jaar is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 64 jaar wordt;

    d. 50 jaar is: tot de eerste dag van de maand waarin hij 63 jaar wordt.

ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING

Artikel 9 van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de betrokkene die op die datum een recht op uitkering heeft waaraan een recht op aansluitende uitkering is verbonden.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 november 2007

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Uitgegeven de zesde december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit voorziet in een aanpassing van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BBWO) in verband met de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel (Stb. 2006, 303). Op grond van deze aanpassing van de WW is de maximale uitkeringsduur van de WW met ingang van 1 oktober 2006 verlaagd van maximaal 5 jaar tot 3 jaar en 2 maanden (38 maanden). Na overleg met de centrales van overheids- en onderwijspersoneel verenigd in de Sectorcommissie Onderwijspersoneel, is besloten deze aanpassing van de WW zodanig door te vertalen in de bovenwettelijke werkloosheidsregeling dat een betrokkene, indien aan de referte-eis voldaan wordt, bij werkloosheid op de leeftijd van 53 jaar (was: 51 jaar), recht heeft op een aansluitende uitkering tot de leeftijd van 65 jaar. Tevens bevat het besluit een wijziging van technische aard.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In artikel 5, tweede lid van het BBWO is het volledige pakket aan re-integratiemaatregelen uit de WW (hoofdstuk VI) van overeenkomstige toepassing verklaard op de aanvullende uitkering. De overeenkomstige toepassing van hoofdstuk VI WW is echter ook bedoeld voor het nawettelijk traject. Met de vermelding van hoofdstuk VI WW in artikel 8 wordt bereikt dat de re-integratie in het wettelijk traject en in het nawettelijk traject hetzelfde zijn geregeld.

B

De bovengenoemde aanpassing van de WW is zodanig doorvertaald in de bovenwettelijke werkloosheidsregeling dat een betrokkene, indien aan de referte-eis voldaan wordt, bij werkloosheid vanaf de leeftijd van 53 jaar (was: 51 jaar), recht heeft op een aansluitende uitkering tot de leeftijd van 65 jaar.

Degenen die 51- en 52 jaar zijn op het moment waarop recht op BBWO-uitkering ontstaat en voldoen aan de referte-eis, hebben derhalve geen recht meer op een aansluitende uitkering tot 65 jaar. Deze leeftijdscategorieën hebben, als wordt voldaan aan de referte-eis, recht op een aansluitende uitkering tot 64 jaar. Op grond van de WW zoals die luidde voor 1 oktober 2006 hadden deze leeftijdscategorieën een recht op WW-uitkering van 3 jaar; naar aanleiding van bovengenoemde aanpassing van de WW is dit recht voor degenen die 51 jaar waren op het moment van ontslag met 3 maanden – en voor degenen die 52-jaar waren op het moment van ontslag met 2 maanden ingekort.

Degenen die 50 jaar zijn op het moment waarop recht op BBWO-uitkering ontstaat en voldoen aan de referte-eis hadden na afloop van de WW-uitkering een aansluitend recht van 10 jaar en krijgen op grond van dit besluit een aansluitende uitkering tot 63 jaar. Door ook deze leeftijdscategorie een aansluitende uitkering tot een bepaalde leeftijd te geven ontstaat een meer evenwichtige regeling.

Artikel II

Bij de doorvertaling van deze maatregel in het BBWO geldt als overgangsrecht dat artikel 9 van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing blijft op de betrokkene met een recht op uitkering op grond van het BBWO.

Artikel III

Op 26 januari 2007 heeft de Ministerraad ingestemd met de kabinetsbrief over Vaste Verander Momenten van wet- en regelgeving. Deze brief is op 1 februari naar de Tweede Kamer gezonden (Brief van de ministers van Financiën en van Justitie, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 29515, nr. 181). Op grond van het projekt «Vaste Verander Momenten» (VVM) kan een amvb-wijziging betreffende de sectoren primair – en voortgezet onderwijs op nog maar twee momenten in werking treden, te weten 1 januari en 1 augustus. In overeenstemming daarmee treedt de onderhavige aanpassing van het BBWO in werking op 1 januari 2008. Genoemd projekt gaat tevens uit van een minimum invoeringstermijn na het tijdstip van officiële publicatie van drie maanden. In dit geval is van die implementatietermijn afgeweken, omdat het sterk de voorkeur verdient de aanpassing van het BBWO per 1 januari 2008 en niet pas per 1 augustus 2008 te laten ingaan. Dit ter voorkoming van publieke kosten die ontstaan door de latere invoering van de versobering en de mogelijkheid dat meer gebruik wordt gemaakt van de uitkering voordat deze versoberd wordt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven